Alle berichten (2935)

Sorteer op

Oorlogsgraven in de Javazee verdwenen

10897340697?profile=original

Oorlogsgraven in de Javazee verdwenen

Bron: NICC Magazine editie december 19.12.2016

 

3D foto van de nu lege rustplaats van de Exeter (Foto The Guardian) 

Twee Nederlandse scheepswrak-ken, die voor de kust van Java tijdens de Tweede Wereldoorlog bij de Slag in de Javazee in 1942 tot zinken zijn gebracht, zijn geheel verdwenen. Een derde scheepswrak is voor een groot deel verdwenen. Het gaat om de

10897341482?profile=originalArchieffoto van Hr.Mr. Kortenaer (foto ANP)

Marineschepen Hr.Ms. De Ruyter, de Hr.Ms. Java en de Hr.Ms. Kortenaer. Dit is door het Ministerie van Defensie gemeld. Een en ander kwam aan het licht toen het Karel Doormanfonds de wrakken wilde laten filmen in verband met de 75e herdenking van de Slag in de Javazee.

Een internationaal team van duikers ontdekte de vermissing van de schepen. Alledrie de Marineschepen vergingen tijdens de Slag in de Javazee op 27 februari 1942, waarbij 915 Nederlandse en 219 Indonesische marinemannen om het leven kwamen, waaronder de Schout-Bij-Nacht Karel Doorman. De toedracht naar het verdwijnen lijkt duidelijk, maar onderzoek zal het bewijs ervoor moeten leveren.

10897343664?profile=originalSlag in de Javazee, 27 februari ‘42

Waarschijnlijk hebben schroot-handelaren de wrakken in stukken geknipt en naar Madura gebracht. Al sinds enkele jaren zouden op deze manier scheepswrakken die

voor de kust van Java lagen zijn “opgeruimd”. Dit is in strijd met het internationale zeerecht, dat stelt dat gezonken oorlogsschepen worden beschouwd als oorlogsgraf en daarmee als onderzees cultureel erfgoed.

75e herdenking

Omdat dergelijke oorlogsgraven in vrijwel alle gevallen tevens nog stoffelijke resten bevatten van de omgekomen Marinemensen moet dit voor de nabestaanden zeer schokkend zijn. Wij brengen hierbij in herinnering dat wij jaarlijks een bericht publiceren betreffende de herdenkingsreis naar de Javazee door de V.O.N. (Vereniging van Overlevenden en Nabestaanden van de Slag in de Javazee). Met de 75e herdenking van de Slag in de Javazee aanstaande zullen zij – zeker in deze omstandigheden – alle sterkte nodig hebben die maar denkbaar is.

10897343892?profile=originalArchieffoto van HMS Exeter (foto The Guardian)

Het ministerie van Defensie deelt ten overvloede nogmaals mede, dat oorlogsschepen oorlogsgraven zijn en de laatste rustplaatsen van omgekomen militairen zijn. Het ernstige vergrijp grafschennis is hier dus zeker van toepassing. De nog in leven zijnde Marinemensen van de Slag in de Javazee zijn persoonlijk door het Karel Doormanfonds op de hoogte gebracht. Ook de nabestaanden zijn er middels een brief van in kennis gesteld.


Teller staat nu op zeven

Niet alleen drie Nederlandse oorlogswrakken zijn weg. Naar nu blijkt zijn ook drie Britse scheeps-wrakken en een Amerikaanse onderzeeër verdwenen. Onbekend is of het hierbij zal blijven. Waarschijnlijk zullen ook andere landen die in dit zeegebied hun oorlogswrakken hebben liggen gaan controleren of ze er nog liggen. We hebben het vermoeden dat het aantal nog wel zal stijgen. Op de plek waar ze lagen zijn nu grote kuilen en gaten gevonden, aldus de Britse krant The Guardian (https://www.theguardian.com/world/2016/nov/16/british-second-world-war-ships-illegal-scavenging-java-sea).

De Britse oorlogsgraven die verdwenen zijn betreffen de HMS Exeter, HMS Encounter en HMS Electra. Op het moment dat de verdwijning van de Nederlandse scheepswrakken ontdekt was, wist het Ministerie van Defensie ook van de Britse schepen, maar men hield dit stil om de Britse autoriteiten in de gelegenheid te stellen de nabestaanden van hun

10897344074?profile=originalEen van de scheepssloperijen op het eiland Madura, waar de opgeknipte wrakken waarschijnlijk zijn beland.

omgekomenen in kennis te stellen. Toen dit was gebeurd, verscheen het artikel in The Guardian. Het wrak van de Amerikaanse  onder-zeeër die verdwenen is, is vrijwel zeker de USS Perch.

Tijdens zijn bezoek aan Indonesië heeft Premier Rutte van gedachten gewisseld met President Joko Widodo, die heeft toegezegd alle medewerking te geven aan een intensief onderzoek naar de verdwenen schepen. Rutte noemt de verdwijning van de oorlogs-graven “Buitengewoon ernstig    en diep ingrijpend voor de nabestaanden. Indonesië ziet het belang van dit dossier zeer en wil graag met Nederland samen-werken”.

In een extra perscommuniqué verklaren de Ministers Hennis-Plasschaert (Defensie) en Bussemaker (OCW) dat de uitdaging voor de bescherming van oorlogsgraven ter zee bijzonder groot is. Helaas echter  is het onmogelijk om alle locaties fysiek te beschermen tegen roof en schennis. Met het oog op het bewustzijn is samenwerking met de betrokken staten onder wiens vlag de schepen voeren, maar ook van de locaties waar de wrakken zich bevinden, noodzakelijk. Gepoogd moet worden om zoveel mogelijk te handhaven en op te treden tegen overtreders.

editie december 19.12.2016

 __________________________              

Lees verder…

10897340684?profile=originalAtjeh door een transkoloniale bril (2)             

Reactie op het artikel in het novembernummer      Door:  Nico Vink

Bron: NICC - Magazine editie december 19.12.2016

Elke maand kijk ik met interesse uit naar het Nieuwe NICC Magazine. Ook in het recente novembernummer stonden mijns inziens weer verschillende aardige, interessante en belangwekkende artikelen. Onder andere de uitgebreide boekbespreking van Esther Wils “Atjeh door een transkoloniale bril” van Anton Stolwijks boek  “Atjeh”.

Hoe mooi ik Anton Stolwijks journalistieke en vooral anek-dotische verhaal ook vind, echte geschiedschrijving met lichtende diepgang zoals buitengewoon hoogleraar Remco Raben het bedoelt, vind ik het echter niet. Daarom mijn kritische reactie op de boekbespreking van Esther Wils, die ik wil samenvatten onder de titel: “Het boek Atjeh, waarom het niet een trans-koloniaal boek is”. Hierna mijn reactie.

In NICC Magazine van november 2016 besprak Esther Wils het mooie journalistieke boek van Anton Stolwijk “Atjeh”. Op wel acht verschillende plaatsen in haar recensie trekt ze hele positieve tussenconclusies. Alles tesamen werken deze conclusies als één grote juichkreet. Verheugd noemt zij Stolwijks boek een “zeer gunstig voorbeeld”van de door professor Remco Raben bepleite ‘transkoloniale geschiedschrijving’. Boek en recensie gaven mij aanleiding om beide robuust van repliek te dienen.

De eerste kritische kanttekening. De opiniërende diepgang, de onderbouwing van conclusies en beweringen en de betekenissen achter en onder de feiten en feitjes verdienen beduidend meer aandacht. Een enkel voorbeeld. De ondertitel van het boek luidt:   

Het verhaal van de bloedigste strijd uit de Nederlandse koloniale geschiedenis. Hoe weet de schrijver zo boud dat die strijd de bloedigste was, hoe heeft hij dat gemeten. Of is het reclametaal: “Wasmiddel XYZ wast het witst”. Stolwijk memoreert een bijeen-komst in de geschiedenisclub in Banda Aceh. Als hij daar vertelt dat de Atjeh-oorlog in Nederland grotendeels vergeten lijkt te zijn, reageert een meisje uit de zaal met “Vergeten? Dat noem ik nou eens imperialistische arrogantie. Eerst een land zonder reden binnenvallen en het verbolgens vergeten”. Hoe reageerde Stolwijk daar op, toen en in zijn boek? Stolwijk zwijgt. Nergens gaat hij de centrale vraag rondom het “vergeten” te lijf. Moet je wat tegen dat ‘vergeten’ doen en zo ja, hoe dan; en kan dat, werkt dat? In september 2009 zei Blokker iets dergelijks in een artikel in NRC.

“De herinnering aan de Atjeh oorlog lijkt te zijn vergeten en dat is maar goed ook, want van die oorlog kun je toch niets meer leren”. Schreef Blokker toen. Ook Blokker vergat toen zijn boude bewering(en) te onderbouwen. Ook liet hij het probleem het probleem en droeg geen oplossing aan. Ik heb toen, in 2009-2010, op Blokkers relaas gereageerd met het grote tegenartikel “Wie één klein Atjeh’s jongetje redt, redt heel Atjeh”. Mijn artikel verscheen toen ook in Indonesië, in Warta Kota/Jakarta, Kompas/Medan en Serambi/Banda Aceh, onder de Indonesische titel: “Siapa Yang Menyelamatkan Anak Kecil Aceh Berarti Menyelamatkan Seluru Aceh”.

In Stolwijks boek komen enkele klokkenluidende ex-insiders van de Atjeh-oorlog aan het woord, zoals “Wekker” in de Haagse krant “De Avondpost”. Dat leidde wel tot grote opwinding in de Tweede Kamer, maar na eindeloze beschuldigingen en weerwoorden werd het uiteindelijk “weggemas-seerd”. De “slagers keurden hun eigen vlees”. Het systeem bleef onaangetast en de schuldigen bleven onschuldig. Ook het boek Atjeh blijft zichzelf afstandelijk verdekt opstellen.

In de bibliografie van drie hoofd-stukken in het boek komt, weliswaar magertjes, een andere ex-insider, Zentgraaff (en zijn boek “Atjeh” uit 1936). In Stolwijks passages over het in 1904 uitgemoorde Atjehse berg-dorp Koeto Reh, staat geschreven “...in het plaatsje Kuta Reh, waar niet minder dan 313 mannen, 189 vrouwen en 59 kinderen werden vermoord, staat een erezuil”. Wel een erg magere statistische samenvatting. Een bijbehorende foto van dat uitgemoorde dorp krijgt van Stolwijk het onderschrift “Het dorp Kuta Reh na de verovering door overste Van Daalen, 1904”.  Hoe eufemistisch kan het woord “verovering” zijn. Helaas wordt niet vermeld dat er ook één overlevende in dat dorp was. Op die foto zie je aan de voeten van een gebruinde KNIL-soldaat één klein Atjeh’s jongetje zitten, terwijl commandant Van Daalen “zegevierend” op de om-heining zijn “overwinningsroes” beleeft. Als je ‘Wekker’ en ‘Zentgraaff’ echter leest, voel je een ongelooflijk, onbeschrijfelijk, gruwelijk, onmenselijk beeld langs je heen gaan. Eén grote aanklacht. Maar een Minister-President met een Atjehse militaire vooropleiding in de rimboe, ministers van Koloniën en

van Financiën op Haags pluche, landvoogden in comfortabel Batavia en Buitenzorg, bevel-voerende staven in het zo veilige Koetaradja, commandanten (en  de gevechtstroepen) in de gek-makende echte rimboe, die oneervol uit KNIL-dienst werden ontslagen maar prompt daarop gouverneur van Atjeh werden of zelfs Gouverneur-generaal in Batavia/Buitenzorg. En nog veel meer. Al diegenen die aan een gerechte straf ontkwamen en “helden van ons Koninkrijk en van onze Indische kolonie” werden, wat zou ik daar “transkoloniaal” graag over gelezen hebben.

Bij Stolwijk komen, zo schrijft    de recensent, zowel de Atjeh-kolonialen van toen (op papier) als eigentijdse Atjehers aan het woord. En dat de enige grote groep die geen gezicht krijgt de tienduizenden dwangarbeiders en inheemse KNIL-militairen zijn, waarvoor geldt – zoals Raben het aanduidt – dat het “overtuigend tegenarchief” ontbreekt. Maar Stolwijk en recensent zien dan wel de grote groep van de zwijgende koloniale meerderheid over het hoofd.

Interessant is ook de vraag of en hoe de heterogene samenstelling van het “vreemdelingenlegioen” van het KNIL de vechtcultuur van de gevechtseenheden van het KNIL in Atjeh (mee)bepaalde. En dan heb ik het niet alleen over   de grote meerderheid aan Ambonezen, Menadonezen en Javanen in de lagere rangen, maar ook over de talrijke niet-Hollandse Europese officieren, de Belgische, Duitse en Zwitserse naast de Nederlandse officieren.

Eén voorbeeld geeft wellicht een goed beeld. Op een bepaald moment in het begin van de 1900’s liep het bereikte pacificatie resultaat in Atjeh groot gevaar.  En Zentgraaff schrijft: “....de commandant moest iemand zijn die ongenadig hard was. Die com-mandant eiste en kreeg vrijwel onbeperkte volmacht. De orde in de bergstreek moest gestreng en ten koste van wat ook hersteld worden. Dus werd de Zwitser Christoffel aangewezen als de commandant. Christoffel mocht zijn eigen gevechtseenheid samenstellen. Daarop ging hij naar de belangrijke garnizoens-stad Tjimahi bij Bandoeng, waar veel marechaussees waren die ervaring hadden. En die zo lang-zamerhand schoon genoeg hadden van al die malle en onbenullige appèls en theorielessen en die terugverlangden naar de rimboe. In Tjimahi werden de beste brigadecommandanten uitgezocht die zo blij waren als God in Frankrijk dat ze weer “naar buiten konden”. Christoffel gaf ze “bloedvingers” op de kraag en een rode zakdoek voor om de hals, want zij waren bloediger dan de gewone marechaussees.

Christoffels troep van een paar honderd man kreeg de troetel-naam: “colonne matjan” (tijger colonne). Grotendeels samenge-steld uit “boedjangs” (vrijgezellen) die niet om de haverklap naar huis verlangden. Met als taak: om de situaties tot elke prijs en met uiterste hardheid meester worden”

Het lijkt mij duidelijk. Waren veel van die niet-Hollandse officieren in het KNIL zo “plus royaliste que le roi”? Ook daarover bij Stolwijk en de recensent geen woord.

Ook anderen zoals klokkenluiders krijgen in “Atjeh” niet de aandacht die ze wel verdienen. Kritische militaire ex-insiders zoals bijv. “Wekker” en Zentgraaff staan wel in de bibliografie, maar komen in het verhaal feitelijk niet aan bod (Zentgraaff) of krijgen van de schrijver niet de vereiste en betekenisvolle doorvragen (zoals “Wekker”).

In de bibliografie mis ik enkele relevante publicaties die in een ‘transkoloniale geschiedschrijving’ over de Atjeh-oorlog niet mogen ontbreken. Dat zijn Menke de Groot met Borel’s “Onze vestiging in Atjeh, Drogredenen zijn geen waarheid” uit 2009, want daar straat een verantwoording in van de samensteller Menke de Groot die in de uitgave van 1878 ontbreekt. En Gret Surbeks boek (de Zwitserse vrouw van de Zwitserse arts die de jaren 1920 tot 1945 in Indië doorbracht) “Im Herzen waren wir Indonesier, Eine Bernerin in den kolonien Sumatra und Java” uit 2007. En het zeer belangrijke Atjehse boek “Perang  Kolonial Belanda di Aceh” (The Dutch colonial war in Atjeh) uit 1990, uitgegeven door Pusat Dokumentasi dan Informasi Aceh.

Tenslotte noem ik het door mij geschreven boek “SIEDJAH, wie één klein meisje of jongetje in Indië redt....” dat 2 september jl. uitkwam en dat kort in NICC Magazine van september jl. werd besproken. Dit laatste boek was weliswaar niet tijdig beschikbaar voor Stolwijk, maar wel voor de recensent. “SIEDJAH’ gaat over het leven van een jonge Hollandse onderwijzeres in de jaren 1924 tot 1946. Zij leerde in die jaren het Indië van Ambon, Java en Atjeh goed kennen. Het één na laatste lange hoofdstuk in “SIEDJAH” GAAT OVER Atjeh zoals ‘SIEDJAH’ het beleefde. Zij had Indisch en Atjehs wijs naar het leven om haar heen leren kijken. Ook haar bevindingen zijn van belang voor een beter transkoloniaal begrijpen van Atjeh en de Atjeh-oorlog. Al deze boeken gingen ongemerkt langs Stolwijk en de recensent heen. Mede daardoor is het “Atjeh” van Stolwijk beduidend minder “transkoloniaal” dan de recensent stelt.

Overall heeft de recensie van Esther Wils van het boek “Atjeh” van Anton Stolwijk mij bedroefd en bezorgd gemaakt. Bedroefd omdat de recensent Sutomo, de Javaanse leider van de “Bersiap” in Surabaya na 1945 “oorlogs-misdadiger” noemt en alle Hollandse commandanten van KL en KNIL die kwalificatie bij haar onderzoek ontlopen. En daarbij zet Wils de Nederlandse onderzoeks-journalist over Indonesië’s onaf-hankelijkheidsoorlog en fotograag Marjolein van Pagee, poserend met Sutomo, onverdiend hard    en veroordelend weg. En bezorgd ben ik over de kennelijk nog steeds voortdurende  traumatische vooroordelen die zelfs nu nog, 71 jaar na dato, aan de recensent zijn blijven hangen. Ik ben blij dat Rémy Limpach zijn Zwitserse dissartie van 2015 en aansluitende Hollandse handelseditie van eind september jl. beduidend chiquer “De brandende dorpen van Generaal Spoor”  heeft genoemd.

Met de beste wensen voor deze feestmaand en het komende nieuwe jaar en met de hartelijke groeten.   Nico Vink.   

ICM 13.12.16

Lees verder…

10897340290?profile=originalIk hoor weer ergens bij         Door:  Jessica Anthonio  Een jaar na het interview voor Armando Ello’s “TwijfelIndo”

Bron: NICC-Magazine editie december 19.12.2016

 

 

 

Ik ben nu ruim een jaar verder, een jaar na het interview met Armando. Het boek ‘Twijfelindo’ is gelanceerd en alle verhalen zijn gedocumenteerd.

Ieder kon zijn visie geven op de term ‘TwijfelIndo’.


Een persoonlijk verhaal met een soms confronterende foto. De uiterlijke kenmerken van het Indisch zijn vervagen door steeds verdere vermenging van bloed.

Voor mij persoonlijk was het een begin van een zoektocht. Een zoektocht waarin het Indische deel van mijn bloed centraal stond.  Een blik naar binnen en een confrontatie met taboes.

Ik mocht jullie door middel van blogs openlijk meenemen in bepaalde persoonlijke bevindingen en vragen. Daarnaast vond ik   ook herkenning bij de andere ‘Twijfelindo’s’.

Een stukje herkenning wat ik hoopte door te geven door het schrijven van die blogs. In reactie daarop heb ik veel mooie contacten opgedaan, zelfs een familie erbij gekregen waarvan ik niet wist dat  ik  die  had.  Nieuwe

ambities werden aangewakkerd om de Indische culturele erfenis door te geven en te delen. Door het initiatief van Armando en zijn boek, en ook de kans van Leroy van IBL om mij mee te nemen in zijn missie om onze erfenis door te geven, is een heel nieuw deel van mij tot leven gekomen. Een deel dat ik voorzichtig tot uiting durfde te brengen.

Waarom ik mij een ‘Twijfelindo’ voelde

Mijn Indische afkomst, die lag bij opa en oma thuis. Twee zorgzame lieve mensen die het beste voorhadden met iedereen. Alles kon en alles mocht, en met mijn neven en nichten was het elk weekend een samenzijn vol lekker Indisch eten heel veel plezier.     Ik kan daar nog steeds met nostalgisch verlangen aan terug denken.
Ook waren er veel ooms en tantes aanwezig, maar sommige van hen lieten mij twijfelen aan mijn eigen Indische identiteit.

Ik was een kind van een Hollandse moeder en een Indische vader    en tja, nogal licht uitgevallen.
Ik herinner me kwetsende opmerkingen naar mijn moeder  en mij ‘Ach je bent maar een ‘Belanda’ bedoeld als belediging, althans zo kwam dat over.

Door die opmerkingen en een gevoel ‘niet helemaal geaccep-teerd te worden’ begon ik te twijfelen aan mijn eigen identiteit.
Waar hoorde ik nu bij? Was ik Indisch, ook al werd ik vaak bestempeld als Belanda, of was ik Hollands?
Ik besloot voor mijzelf om maar vooral mens te zijn.

Trots op mijn roots dat ben ik altijd wel gebleven, maar ergens door  de  opmerkingen  uit  mijn

jeugd, durfde ik mijzelf niet als zodanig te profileren. Bang om niet Indisch genoeg te zijn.

Wat het boek ‘Twijfelindo’ mij heeft gebracht

Door dit nieuwe begrip dat Armando heeft gecreëerd, paste ik ergens bij. Noem het een hokje dat ik jarenlang miste, een stempel dat een stukje van mij definieert. Ik ben veel meer op zoek gegaan en te weten gekomen over mijn Indisch verleden.

10897346664?profile=originalBoek ‘TwijfelIndo’, bestellen via de LINK aan het eind van dit artikel.

Helaas was het ‘Indisch zwijgen’ op mijn grootouders zeker van toepassing en zijn ze niet meer hier om een kijkje in hun verleden te bieden. Toch ben ik heel veel  te weten gekomen over hún Nederlands-Indië doormiddel van verhalen van vele familieleden.
Met verbazing en ontzettend veel respect heb ik geluisterd naar wat zij te vertellen hadden en kan ik mijn familiegeschiedenis nu beter plaatsen.
Ik heb in mijn zoektocht familie-leden ontdekt en in mijn hart gesloten, maar helaas ook familie-leden verloren.

Taboes openbaren is jezelf op glad ijs begeven

Door bepaalde heel persoonlijke ervaringen te openbaren, een eigen mening te uiten, hebben sommige familieleden besloten mij buiten te sluiten. Maar dat is niet erg. Het is zoals het is. Sudah

Het belang van dit boek

Naar mijn inziens is het boek belangrijk omdat vele Indische jongeren zich wél Indisch voelen en belang hechten aan onze cultuur maar doordat zij de uiterlijke kenmerken missen, zich-zelf continue moeten verant-woorden.

We hoeven niet in procenten uit te drukken hoe Indisch wij zijn. Waarom we blond, rood of bruin haar hebben. Waarom onze huid verbrandt in de zon en waarom we in de winter zoveel licht geven.
Indisch zijn is een gevoel en een ieder die zich daarmee verbonden voelt omdat zij de cultuur hebben meegekregen door overdracht, is een Indo. Punt.

De achternaam Anthonio stamt nog uit de tijd dat de Portugezen in Indonesië zaten. Mijn vader is 63 en Indo van de tweede generatie en mijn moeder was Nederlandse. Ze is niet ouder dan 49 geworden. Dat maakt mij een Indo van de derde generatie.

Mijn Indische Opa is geboren in Soerakarta en mijn Oma in Semarang. Beide hebben zij de oorlogstijd en de Bersiap tijd meegemaakt. Mijn Oma in een vrouwenkamp en mijn Opa in een jappenkamp. Na de oorlog zijn zij vertrokken naar Nieuw Guinea, maar voelden zich in 1954 genoodzaakt om de overtocht naar Nederland te maken op het schip de Sibayak. Veel over het verleden in Nederlands Indië heb ik niet meegekregen van mijn groot-ouders. Het Indisch zwijgen is  van kracht gebleven tot beider heengaan.

 

Blog: http://hoezoindo.nl/

Lees verder…

10897340260?profile=originalTiffany van Soest: Bali is mijn geheime wapen  Door:  Sabina de Rozario

Bron: NICC-Magazine editie december 19.12.2016

 

In het blog “Door blauwe ogen” lazen we over deze vechtlustige dame, een Amerikaanse met Nederlands Indische roots wonend in Bali. Onlangs stond zij weer in de ring. Dit keer in Duitsland, waar zij opnieuw haar titel met succes verdedigde. Lees hier over het geheime wapen van Tiffany van Soest.

Als een professioneel martial arts beoefenaar naar het Indonesische eiland Bali verhuisd om daar te trainen, lijkt dat op het eerste gezicht niet logisch. Maar kansen voor haar carrière, de perfecte golven en de eilandmentaliteit maken de keuze voor de Amerikaanse Tiffany van Soest

(27) makkelijk: “Bali is voor mij het paradijs.”

Een paar maanden geleden kiest Tiffany voor Bali als haar thuisbasis en voelt zich als een vis in het water. Ze is, als regerend wereldkampioen, elke dag zeer intensief met Muay Thai bezig (trainen  en  training  geven).  In

haar vrije tijd pakt ze graag een paar golven op haar surfboard.
Ik ontmoet haar bij haar favoriete restaurantje waar vooral niet-Indonesisch eten op de kaart staat. Of ze niet van Indonesisch eten houdt? “Zeker wel, ik ben zelfs opgegroeid met sambal! Mijn opa is geboren in Semarang, in het voormalige Nederlands-Indië.”

Indische opa

Haar Indische opa migreert begin jaren ’50 naar Nederland. In Den Haag ontmoet hij zijn aanstaande bruid en vertrekt samen met haar naar Amerika, waar in 1957 de eerste zoon wordt geboren, de vader van Tiffany.

Tiffany (1989) heeft tijdens haar jeugd een sterke band met haar opa. Helaas overlijdt hij als Tiffany 10 jaar oud is. Hij leert haar alles over Nederlands voetbal (en indirect over Nederland), samen kijken zij naar wedstrijden op tv van zijn geliefde Ajax. Betrokken als hij is, sponsort opa haar voetbalelftal. Oma maakt nasi goreng voor alle speelsters voor na de wedstrijd. “Mijn oma is beroemd om haar nasi goreng. Ondanks dat ze Nederlandse is, heeft ze zich de Indonesische keuken eigengemaakt. Haar babi ketjap is mijn favoriete gerecht.”

Bewust van gemengde afkomst

“Op 6-jarige leeftijd vertelden mijn ouders waar onze roots liggen. Opgewonden over het    feit dat ik gemengd Pools en Oostenrijks van moederskant en Nederlands en Indonesisch van vaderskant ben, ging ik ermee aan de slag voor een schoolproject. Helaas wist ik niets over Indonesië destijds. Enkele jaren geleden ben ik gaan lezen over Nederlands-Indië, de Tweede Wereldoorlog en mijn afkomst.

“Ik ben één keer in Nederland geweest voor een gevecht. Mijn oma had ongeveer 20 familieleden gevraagd om naar mij te komen kijken. Door het ontmoeten van mijn Nederlandse familie ervaarde ik een soort terug-naar-m’n-roots-gevoel. Mijn oma leest nog elke dag de Nederlandse kranten en ook met haar heb ik een speciale band.

10897345076?profile=originalTiffany van Soest (rechts)

Door haar liefdevol bereide eten en omdat ik op haar lijk. In haar heldere blauwe ogen zie ik haar enorme kracht, haar mentaliteit van nooit opgeven, altijd blijven doorgaan. Dat heb ik van haar gekregen. Maar ik zie ook haar liefdevolle karakter, haar vrije geest, ze is zonder twijfel mijn grootste inspiratie”.

De Bali connectie


“Door het hebben van Indisch bloed voel ik me erg verbonden met de plek waar ik nu woon. Tijdens het voorbijrijden van een voetbalveld tussen de rijstvelden onlangs moest ik sterk denken aan mijn opa, die mij de liefde voor voetbal heeft bijgebracht. En nu ben ik hier voor mijn Muay Thai carrière. Het voetbalveld dat voor me lag, voelde als de schakel met waar ik nu sta in mijn leven.”

“Op Bali  heerst rust, het is er makkelijker dan op andere plekken. Alles klopt hier voor   mij, er staan grote dingen te gebeuren. Bali is mijn geheime wapen.”

ICM 21,12.16

 

http://doorblauweogen.wordpress.com

Lees verder…

Meer extremisme in Indonesië

10897339683?profile=originalMeer extremisme in Indonesië

Bron: NICC-Magazine editie december 19.12.2016

Indonesië stond lang bekend als een van de meest gematigde islamitische landen, maar dat lijkt voorbij te zijn. Morgen begint een rechtszaak tegen de gouverneur van de hoofdstad Jakarta, omdat hij de Koran zou hebben beledigd. De christelijke gouverneur Basuki Tjahaja Purnama zou dat hebben gedaan in een online-video, daarin citeert hij uit de Koran en dat is bij extremisten in het verkeerde keelgat geschoten.

Als de gouverneur schuldig wordt bevonden, kan hij voor vijf jaar de gevangenis in. Voor heel veel mensen is deze rechtszaak een teken dat het extremisme in Indonesië sterk in opkomst is. Zij wijzen op de toenemende macht van het militante Front van de Verdedigers van de Islam (de FPI).De rechtszaak tegen de christelijke gouverneur van de Indonesische hoofdstad Jakarta is volgens sommigen een teken van het oprukkende extremisme in Indonesië. Deze beweging begon ooit als een bende afpersers die opereerde op straat. Tijdens de studentenprotesten eind jaren 90 tegen het bewind van Soeharto werd de FPI door het leger bewapend om studenten in elkaar te slaan.

Stokken en fakkels 

Inmiddels is dit kleine legertje uitgegroeid tot een beweging met 5 miljoen leden. Met geweld voeren zij de agenda uit van de pleitbezorgers van de politieke islam. Hun acties richten zich tegen minderheden als de sjiieten, christenen, homo's en trans-genders. Met stokken en fakkels vallen ze bars en nachtclubs aan, waar mensen zich schuldig zouden maken aan onzedig gedrag.

FPI-leden met afgepakte kratjes bier (Foto AFP)

 

Volgens critici heeft de vorige president meegewerkt aan de opkomst van de conservatieve islam. Yudhoyono, die van 2004 tot 2014 regeerde, is een aan-hanger van een conservatieve stroming binnen de islam. "In tien jaar tijd heeft hij een infra-structuur gecreëerd die minder-heden discrimineert en de islamitische fundamentalisten tevreden stelt", zegt Andreas Harsono van Human Rights Watch.

De strikte wetten op godslastering bestaan al tientallen jaren, maar tot Yudhuyono's aantreden kwam het maar acht keer tot een rechtszaak waarbij godslastering de aanklacht was. Onder zijn bestuur werden meer dan honderd mensen veroordeeld voor gods-lastering. In diezelfde tijd werden duizend kerken gesloten. En nu   is dus, onder druk van massale demonstraties van de FPI, tot een rechtszaak tegen de gouverneur van Jakarta besloten.

 

Het zijn donkere tijden

 

In dit klimaat is het lastig laveren voor president Joko Widodo, die in 2014 aantrad. Hij is gematigder dan zijn voorganger. Misschien wil hij de FPI het liefste verbieden, maar de risico's zijn groot, zegt Harsono. "Als hij de FPI ont-mantelt zet hij zijn presidentschap op het spel. Het is de vraag of hij bereid is dat te doen of niet."

De vraag is ook wat de  meerder-heid van de Indonesiërs die er nu het zwijgen toe doet, ervan vindt. Bij de laatste verkiezingen in 2014 stemde bijna 70 procent voor seculiere partijen. Maar Andreas Harsono van Human Rights  Watch put uit die cijfers weinig hoop. "Het zijn donkere tijden.  We weten niet hoelang dit zal duren. 10 jaar? 15 jaar? 20 jaar? We weten het niet."

(Bron: NOS)

ICM 21.12.16

Lees verder…

NINES Spijkenisse

10897256887?profile=original

NINES Spijkenisse

In onze editie van 10 september jl. stond abusievelijk vermeld dat NINES was opgeheven. NINES (Nazaten Indische Nederlanders en Sympathisanten) bestaat echter nog steeds en is nog volop actief voor de belangen van de Indische Gemeenschap.

Bron :  Hoofdredacteur Groot Nissewaard 27/9-2019

NINES Spijkenisse is op 13 februari 1980 ontstaan als onderafdeling van NINES Den Haag. Deze laatste vereniging werd in 2004 opgeheven, nadat het opgegaan was in het Indisch Huis. NINES Spijkenisse nam de taken van NINES Den Haag over.

NINES Spijkenisse is betrokken bij het organiseren van diverse evenementen, waaronder de Indische avonden met optredens van beroemde artiesten en bands zoals Jack Jersey, het Indische Dorp, een onderdeel van het Dunya Festival en Pencak. Daarnaast participeert NINES in ICM projecten en onderhoudt het samen met KBRI diplomatieke betrekkingen. Zo was het voor ICM Editor Ferry Schwab Sr. mogelijk persoonlijk zijn verhaal te doen bij de president van de republiek Indonesië.

Door de opheffing van NINES Den Haag ging het webportaal NINES Online over in een Indische Internetkrant, ICM - Online. Deze is een project van ICM Project & Events en heeft als missie 'het in beeld brengen van de huidige Indisch gemeenschap, het beheren en overdragen van de pallet het Indische cultuur erfgoed aan de volgende generatie en de Nederlander, met een knipoog naar Tempo Doeloe. Wat belangrijk is voor de Indische gemeenschap is het signaal geven naar politiek Den Haag voor "de niet opgeloste Indische Zaken.'

NINES voorzitter Rob Andreas nam o.a. deel aan de projecten Backpay/KNIL en ACTW-66 (Verdrag Traktaat van Wassenaar). Backpay/KNIL was een project van NICC samen met ICM/Nines , waarbij ruim 10.000 handtekeningen werden opgehaald die werden overgedragen aan het Indisch Platform met het mandaat Erkenning, excuses en compensatie. Eerst compensatie voor de Oorlogsslachtoffers, dan pas Backpay / Knil. De Rijksoverheid betaalde tenslotte € 25.000 aan 1100 Knillers.

Project ACTW - 66 (traktaat Wassenaar) werd op aangeven van ICM abonnees opgestart in 2015. NINES heeft een belangrijke rol gespeeld in de vormgeving van dit project. In 2017 is aan de hand van diverse onderzoeken en WOB verzoeken het "Rapport uitbetalen Traktaat van Wassenaar" verschenen. Het verdrag houdt in alle burgers (Nederlanders, Indische, Joodse, en Molukse mensen) die in de periode 1947-1966 verbleven in het voormalige Indie resp. in de republiek Indonesië recht hebben op een schade vergoeding. De campagne die van 2015 van start is gegaan, heeft als doel alle 60.000 gedupeerden te informeren over het bestaan van het traktaat, zodat ze alsnog hun claim kunnen indienen. Uitgesloten zijn de ambtenaren/ KNIL in dienst van de Indische Nederlandse regering. In 1966 werd het bedrag van 689 miljoen genoemd; nu gaat het om ruim negen miljard dat toekomt aan 0.000 /60.000 gedupeerden. De petitie die is opgesteld om op basis van het Traktaat van Wassenaar tot uitbetaling te komen, is inmiddels al door 15.548 mensen ondertekend.

Het verdrag Traktaat van Wassenaar is in 1966 ondertekend door de regeringen van Nederland en Indonesië. Het doel van de overeenkomst was dat de Indonesische regering aan Nederland het bedrag van 689 miljoen gulden zou betalen ter genoegdoening aan de Nederlandse staatsburgers, die huis, have en goed in Indonesië moesten achterlaten ten tijde van de repatriëring tussen 1947 en 1962. De Nederlandse regering heeft dit echter nooit aan de rechthebbenden uitbetaald. Het Traktaat is ondergebracht in de claim stichting ACTW66. Als u meent recht te hebben, schrijf u dan in als deelnemer via www.Icm-online.nl zodat ook namens u het proces wordt gevoerd. U kunt de stichting ook financieel steunen door een bedrag te storten op NL41 RABO 03977255 07 ten name van F. Schwab / ICM Online onder vermelding van donatieACTW 66. Vragen over de inhoud van deze petitie kunt u richten aan Ferry Schwab, Wouterskampen 68, 3849 BC Hierden, Of mail naar Schwab@kabelfoon.nl. Updates over het project vindt u op www.icm-online.nl.

Lees verder…

Documenten over 'Indische kwestie' niet openbaar

Documenten over 'Indische kwestie' niet openbaar

10897344889?profile=originalDe regering heeft terecht gehandeld door de openbaarmaking van documenten over de zogenoemde 'Indische kwestie' te weigeren. Die uitspraak heeft de Raad van State  gedaan tijdens het hoger beroep.

Bron : Redactie 28-12-16, 16:32  van AD.

Het verzoek om de documenten openbaar te maken kwam van de Stichting Indisch Platform. Die vroeg om de informatie omdat de Nederlandse Staat nog achterstallige loonbetalingen en schadevergoedingen zou moeten voldoen. Die gelden zou de Nederlandse overheid in de ogen van de stichting moeten betalen aan ambtenaren, militairen en inwoners van Nederlands-Indië die slachtoffer waren van de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog van het toenmalige Nederlands-Indië.

De stichting is door de Raad van State voor een klein deel wel in het gelijk gesteld. Enkele documenten moeten door de ministers van Algemene Zaken (Mark Rutte) en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Martin van Rijn) wel ter beschikking worden gesteld, blijkt uit de uitspraak.

Datum van uitspraak: woensdag 28 december 2016
Tegen: de minister van Algemene Zaken
Proceduresoort: Hoger beroep
Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep - Wet openbaarheid van bestuur
ECLI:

ECLI:NL:RVS:2016:3478

201507930/1/A3.
Datum uitspraak: 28 december 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Stichting Indisch Platform, gevestigd te Den Haag,
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 september 2015 in zaken nrs. 13/9040 en 13/10437 in het geding tussen:

de stichting

en

1. de minister van Algemene Zaken,
2. de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Procesverloop

Bij besluit van 13 maart 2013 heeft de minister van Algemene Zaken (hierna: minister van AZ) het verzoek van de stichting tot openbaarmaking van een aantal documenten met betrekking tot de zogenoemde "Indische kwestie" afgewezen en in twee documenten persoonsgegevens onleesbaar gemaakt.

Bij besluit van 26 maart 2013 heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: minister van VWS) het verzoek van de stichting tot openbaarmaking van een aantal documenten met betrekking tot de zogenoemde "Indische kwestie" afgewezen en van een aantal documenten de gegevens onleesbaar gemaakt.

Bij besluit van 3 oktober 2013 heeft de minister van AZ het door de stichting tegen het besluit van 13 maart 2013 gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de motivering aangepast. De overige bezwaren heeft hij ongegrond verklaard.

Bij besluit van 13 december 2013 heeft de minister van VWS het tegen het besluit van 26 maart 2013 gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard, één document alsnog openbaar gemaakt, in één document de onleesbare stukken aangepast en de motivering aangepast. De overige bezwaren heeft hij ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 9 september 2015 heeft de rechtbank het door de stichting tegen het besluit van 3 oktober 2013 ingestelde beroep ongegrond verklaard. In dezelfde uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het besluit van 13 december 2013 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten onder bepaling dat de uitspraak voor het besluit in de plaats treedt. De uitspraak van 9 september 2015 is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.

De minister van AZ en de minister van VWS hebben een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De stichting heeft de toestemming verleend, als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 november 2016, waar de stichting, vertegenwoordigd door P. van Vliet en bijgestaan door mr. A.H.J. van den Biesen, advocaat te Amsterdam, de minister van AZ, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, en de minister van VWS, vertegenwoordigd door mr. J.W.T. Berg, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. De stichting stelt hoger beroep in vanwege de weigering van de minister van AZ en de minister van VWS tot openbaarmaking van documenten of delen daarvan die zien op de zogenoemde Indische kwestie. Deze kwestie betreft aanspraak jegens Staat der Nederlanden op achterstallig loon en schadevergoeding voor ambtenaren, militairen en inwoners van Nederlands-Indië die slachtoffer waren van de Japanse bezetting in de Tweede Wereldoorlog van het toenmalig Nederlands-Indië en de wijze waarop de Staat der Nederlanden met aanspraken is omgegaan.

De stichting heeft met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur (hierna: Wob) bij de minister van AZ en de minister van VWS verzocht om documenten die betrekking hebben op de Indische kwestie openbaar te maken.

De stichting komt in hoger beroep omdat de rechtbank de weigering van de minister van AZ om 23 documenten openbaar te maken in stand heeft gelaten en omdat de rechtbank de rechtsgevolgen van de weigering van de minister van VWS om documenten, danwel delen van documenten, openbaar te maken in stand heeft gelaten.

Geheimhouding

2. De Afdeling heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb, kennis genomen van de niet openbaar gemaakte documenten of delen van documenten.

Weging maatschappelijk belang onderwerp bij openbaarmaking

3. De stichting betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op grond van een "te goeder trouw"-toepassing van de Wob gewicht had moeten worden toegekend aan het belang dat met de openbaarmaking van de gevraagde stukken gediend wordt. De stichting meent dat de zwaarte van het belang bij openbaarmaking van invloed dient te zijn op de afweging tussen het belang van de overheid of overheidsdienaren bij geheimhouding enerzijds en het belang van de transparantiedoelstelling van de Wob anderzijds. De belangen van de overheid en overheidsdienaren zullen eerder moeten wijken als het belang van de openbaarmaking groter is, aldus de stichting. De stichting betoogt dat het belang bij het openbaar maken van de documenten over de Indische kwestie in dit geval dusdanig zwaar weegt, dat het belang dat gediend wordt met het niet openbaar maken van deze stukken daarvoor moet wijken.

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 februari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL4132) vooronderstelt de Wob het belang van openbaarmaking voor een goede en democratische besluitvorming als een op zichzelf staand belang en is het gewicht van dit belang niet afhankelijk van het onderwerp waarop de documenten betrekking hebben.

Het betoog van de stichting dat de documenten betrekking hebben op een zodanig belangrijk onderwerp dat de ministers bij het toepassen van de afwijzingsgronden aan het belang van openbaarheid een groter gewicht hadden moeten toekennen, faalt.

Weigeringsgrond artikel 11, eerste lid, van de Wob

4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte de weigering tot openbaarmaking van de ministers op grond van artikel 11, eerste lid, van de Wob heeft gehonoreerd, althans onvoldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd waarom deze weigering in stand kan blijven. De stichting betoogt dat uitzonderingen op de hoofdregel dat stukken openbaar worden gemaakt restrictief moeten worden toegepast.

De stichting betoogt dat het haar enkel te doen is om de feiten die ten grondslag liggen aan de beslissingen. Door de openbaarmaking te weigeren op de grondslag dat feiten en persoonlijke beleidsopvattingen zodanig verweven zijn dat de feiten niet afzonderlijk verstrekt kunnen worden, is het voor haar onmogelijk om na te gaan of onjuiste feiten aan de besluitvorming ten grondslag liggen. De stichting betoogt dat als feiten en persoonlijke beleidsopvattingen zodanig verweven zijn als de ministers stellen, het bevoegd gezag die verwevenheid er uit moet halen en de feiten openbaar moet maken.

4.1. Artikel 11, eerste lid, van de Wob luidt:

"In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen."

4.2. Dat de stukken, waarvan openbaarmaking wordt verzocht, opgesteld zijn ten behoeve van intern beraad, wordt niet betwist.

De onder verwijzing naar artikel 11, eerste lid, van de Wob weggelakte passages en de niet verstrekte documenten betreffen adviezen, voorstellen, interpretaties van procedures en conclusies. Deze zijn aan te merken als persoonlijke beleidsopvattingen van de opsteller.

De Afdeling kan, na kennisneming van de niet openbaar gemaakte documenten of passages in documenten, tot geen ander oordeel komen dan dat de rechtbank bij haar beslissing recht heeft gedaan aan de aard van de documenten en zo inzichtelijk mogelijk heeft gemotiveerd waarom sprake is van een zodanige verwevenheid van relevante feiten en persoonlijke beleidsopvattingen, dat een zinnige scheiding niet mogelijk is.

De Wob verplicht het bestuursorgaan niet tot het opstellen van nieuwe stukken waarin van de persoonlijke beleidsopvattingen ontvlochten feiten worden gepresenteerd. De rechtbank heeft dan ook met juistheid overwogen dat de ministers niet gehouden waren daartoe over te gaan.

Verstrekken persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm

5. De stichting betoogt dat nu artikel 11, tweede lid, van de Wob de mogelijkheid biedt om informatie over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm te verstrekken, dat dan ook zonder meer dient te gebeuren.

Of al dan niet wordt overgegaan tot het verstrekken van informatie in een niet tot personen herleidbare vorm kan niet afhankelijk worden gemaakt van het aantal betrokken personen, aldus de stichting. Door dit wel te doen wordt volgens haar deze mogelijkheid van verstrekking ondermijnd.

Het is volgens de stichting daarnaast in strijd met het transparantiebeginsel en de democratische besluitvorming om het aan het bevoegd gezag over te laten of gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid om informatie te verstrekken in een niet tot personen herleidbare vorm en deze keuze slechts aan een onredelijkheidstoets te onderwerpen. Dat geldt temeer ingeval de betrokken personen aangeven geen bezwaar te hebben, aldus de stichting.

5.1. Artikel 11, tweede lid, van de Wob luidt:

"Over persoonlijke beleidsopvattingen kan met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt."

5.2. De minister van VWS en de minister van AZ hebben toegelicht dat ambtenaren en bewindspersonen de vrijheid dienen te hebben ongehinderd hun bijdrage te leveren aan de beleidsvoorbereiding of -uitvoering, en daarover te studeren, te brainstormen, anderszins te overleggen, en nota's te schrijven zonder rekening te hoeven houden met de mogelijkheid dat deze openbaar gemaakt worden.

De ministers betogen dat het bij de afweging of de informatie wordt verstrekt niet van doorslaggevend belang is of de informatie tot een specifieke persoon herleidbaar is en of deze persoon bezwaar heeft tegen het openbaar maken. De afweging is of sprake is van een persoonlijke beleidsopvatting die in alle vrijheid binnen intern beraad is gemaakt en of openbaarmaking kan leiden tot aantasting van de benodigde vrijheid om persoonlijke beleidsopvattingen te uiten in dergelijke nota’s en overleggen, aldus de minister van AZ en de minister van VWS. De minister van VWS heeft er ter zitting op gewezen dat hij grote delen van de stukken wel openbaar heeft gemaakt en dat de delen die weggelakt zijn slechts beperkte delen van de verstrekte stukken betreffen.

5.3. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 november 2003, ECLI:NL:RVS:2003:AN8855) is, anders dan appellante kennelijk betoogt, artikel 11, eerste lid, van de Wob imperatief gesteld en dient derhalve, voorzover er sprake is van een verzoek om informatie uit documenten opgesteld ten behoeve van intern beraad, in beginsel geen informatie te worden verstrekt over de daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Daaraan doet niet af dat ingevolge het tweede lid van dit artikel aan de minister, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering, een discretionaire bevoegdheid is toegekend om informatie te verstrekken over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot de persoon herleidbare vorm of, in het geval degene die deze opvattingen heeft geuit zich erachter heeft gesteld, in tot de persoon herleidbare vorm.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 14 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK0116), is de beslissing om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken aan het bestuursorgaan. Indien het op basis van zijn discretionaire bevoegdheid, met het oog op een goede en democratische bestuursvoering, besluit om over persoonlijke beleidsopvattingen informatie te verstrekken, mag het dit slechts in tot personen herleidbare vorm doen indien de betrokkene daarmee heeft ingestemd. Dat neemt evenwel niet weg dat het bestuursorgaan, dat verantwoordelijk is voor de betrokken bestuursvoering, bevoegd is om, los van de bereidheid van betrokkenen om in te stemmen met openbaarmaking, de informatie niet te verschaffen (Kamerstukken II 1986/87, 19 859, nr. 3, p. 38).

5.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 3 juni 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BI6049), kan de kring van de betrokkenen een rol spelen bij de beantwoording van de vraag of een geanonimiseerde versie van de persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt.

Dat het in dit geval om een beperkte en aanwijsbare groep ambtenaren en bestuurders gaat, is niet bestreden. De stichting heeft zelf aangegeven dat haar bekend is welke personen betrokken zijn.

In dit geval kan, gezien de aard en de inhoud van de documenten, niet worden geoordeeld dat de ministers teneinde de vrijheid van bewindspersonen en ambtenaren te behouden om ongehinderd hun bijdrage te leveren aan intern beraad, niet in redelijkheid hebben mogen afzien van gebruikmaking van de in artikel 11, tweede lid, van de Wob neergelegde bevoegdheid. Niet is gebleken dat een goede en democratische bestuursvoering met openbaarmaking is gediend. Voor de minister van AZ geldt daarnaast dat de in de tweede volzin van artikel 11, tweede lid, van de Wob bedoelde instemming door één van de opstellers van de notities niet is gegeven. Nu geanonimiseerde verstrekking niet mogelijk was, heeft de rechtbank ook daarom met juistheid overwogen dat de ministers hun bevoegdheid ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Wob buiten toepassing mochten laten.

Weigeringsgronden artikel 10 van de Wob

6. De stichting herhaalt voorts de gronden die bij de rechtbank zijn gericht tegen de weigeringsgronden uit artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob, nu de rechtbank daar niet aan toe is gekomen omdat de weigering ook steeds op artikel 11, eerste lid, van de Wob is gebaseerd en deze grondslag de weigering volgens de rechtbank zelfstandig kan dragen.

6.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat de weigering zelfstandig kan worden gedragen door artikel 11, eerste lid, van de Wob. De Afdeling komt derhalve evenmin toe aan beoordeling van de weigering op grond van artikel 10, tweede lid, onder g, van de Wob.

Conclusie

7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. E. Steendijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. Rietberg, griffier.

w.g. Slump w.g. Rietberg
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 28 december 2016

725.

ICM 29.12.16

Lees verder…

10897337693?profile=originalElke Indo draagt geschiedenis mee

Geen beter voorbeeld van inburgering dan die van de Indische Nederlanders. Toch verwachten zorgprofessionals Peter Bouman en Wouter Muller dat de behoefte aan welzijns- of maatschappelijk werk voor deze groep de komende jaren zal toenemen.
Elke Indo draagt geschiedenis mee

De Indische Nederlanders zijn de grootste immigrantengroep die zich ooit in Nederland heeft gevestigd. Zij pasten zich na hun massale komst tussen 1945 en 1965 goed aan en lijken te zijn opgegaan in de Nederlandse samenleving. Het onlangs verschenen boek  ‘Indisch is een gevoel’  van socioloog Marlene de Vries van de Universiteit van Amsterdam bevestigt dat beeld. In het boek vertellen kinderen en kleinkinderen van Indische immigranten, de tweede en derde generatie, over wat ze van huis uit aan Indische bagage hebben meegekregen en wat Indisch-zijn voor hen betekent. Uit het onderzoek blijkt dat de tweede generatie weliswaar haar draai moest vinden in Nederland, maar uiteindelijk haar plaats vond. Voor de derde generatie is het Indisch-zijn veelal niets meer dan een gevoel, dat op een dag ophoudt te bestaan.

Bijl onder bed
All’s well that ends well? Het blijft de vraag hoe geruisloos het proces voor de Indische gemeenschap verliep dat tegenwoordig wordt aangeduid als inburgering. En waarom er nog steeds behoefte is aan specifieke zorg en hulpverlening onder deze schijnbaar geassimileerde groep. Twee zorgprofessionals, Indisch, van de tweede generatie, geven hun visie. 

Peter Bouman (1953) is rapporteur bij Pelita, de stichting die zich van oudsher bezighoudt met maatschappelijk werk binnen de Indische gemeenschap. ‘Mijn werk houdt in dat ik levensverhalen opstel in verband met bepaalde voorzieningen in het kader van wetten als de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv) en de Wet uitkering burger-oorlogsslachtoffers (Wubo). Tot 1995 kon ook de tweede generatie toekenning krijgen. Dat was vijftig jaar na de oorlog. De overheid ging ervan uit dat iedereen wel een aanvraag had ingediend. Ondertussen was men wel even vergeten dat de oorlog in Indië, inclusief de Bersiap (het machtsvacuüm waarin bendes rovend en moordend door vooral Java trokken, HK) en daarna de politionele acties tot 1950 heeft geduurd.’

‘Maatschappelijk hebben Indische mensen zich heel goed aangepast. Maar thuis werd de stress ontladen. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting in driftbuien. In ieder gezin hadden de kinderen wel door dat vader of moeder ergens mee zat, maar niet precies waarmee. Ik werk zo’n negentien jaar bij Pelita. En nog steeds ben ik degene die op bezoek bij een oudere voor de allereerste keer het oorlogsverhaal hoor. De partner en kinderen weten daar totaal niets van. Ze snappen niet waarom vader of moeder zo overspannen raakt, in paniek of zo verdrietig is. Het hangt samen met de oorlog. Het gevaar kwam van alle kanten, er werden mensen, bekenden, afgeslacht. De angst van die tijd is nog steeds merkbaar bij mijn cliënten. Ik vraag altijd aan het eind van een gesprek, “wat heeft u onder uw bed liggen?” Mijn nu 83-jarige vader had altijd een bijl onder zijn bed liggen. Dat is inmiddels een grote dolk geworden.’

Aardappelen schillen
Wouter Muller (1947) was in 1974 de eerste opbouwwerker in Twente. Tegenwoordig werkt hij bij Scala, een algemene welzijnsorganisatie in Hengelo. Muller is ook een populair musicus in Indische kringen. Hij dichtte de regels:

Ze hadden zoveel te vertellen
maar werden nauwelijks gehoord
de mensen van de eerste generatie 
En ze hebben toen hun verhalen
maar in stilte gesmoord
Dus wie weet daarom nog iets
van hun frustratie
van hun woede, van hun pijn
om hier een vreemdeling te zijn
zonder aanzien, zonder recht
Er is nog zoveel
nog zoveel niet gezegd

Muller licht toe: ‘Verreweg de meeste Indische Nederlanders van de eerste generatie zijn erg teleurgesteld over hoe zij werden ontvangen en bejegend. Ze voelden zo goed dat zij hier niet welkom waren. En zij vonden het een enorme belediging dat de Nederlanders vrijwel niets wisten van hen of wat er in Indië was gebeurd. Het beetje maatschappelijk werk dat er was, ging volgens het regime van aanpassen, aanpassen, aanpassen. Het bekendste voorbeeld is dat ze hier door maatschappelijk werkers werd geleerd om aardappelen te schillen. Alsof er in Indië geen aardappelen werden gegeten.’

‘Neem mijn vader en ooms. Door heel hard werken hadden zij in Indië redelijke posities bereikt in de burgermaatschappij, bij de overheid of in het leger. Zij waren alles al kwijtgeraakt, en nu werd ook nog eens hun staat van dienst van tafel geveegd. Een oom van mij was bedrijfsleider bij de Shell op Sumatra, met 120 man onder zich. Hij werd dankzij een goed woordje assistent-portier bij Shell in Den Haag, in zo’n hokje bij de poort. Dat is exemplarisch voor wat de eerste generatie is overkomen. Drijfveer was: we houden elkaar vast en zorgen voor een goede toekomst voor onze kinderen, zonder ze te belasten met ons verdriet om Indië en de oorlog.’

‘De invloed van de erfenis van de oorlog en de naoorlogse periode lijkt bij de meeste ondervraagden niet heel groot te zijn geweest, althans niet in de zin dat er trauma’s op hen zijn overgedragen of dat zij in hun jeugd ernstig onder deze erfenis hebben geleden.’ (uit: ‘Indisch is een gevoel’)

Peter Bouman: ‘Dat bestrijd ik, er is enorm veel aan de hand. Wanneer de kinderen gaan studeren of het huis uitgaan en de ouders in hun allerlaatste levensfase zitten, zullen de leden van de tweede generatie opeens wél met hun Indische achtergrond worden geconfronteerd. Ze zullen zich realiseren dat de emotionele band met hun ouders niet ideaal was. Je hebt de INOG (Indische NaOorlogse Generatie) als bekendste organisatie die mensen met tweedegeneratieproblematiek behandelt. Sinai Ambulant en anderen bieden gespreksgroepen voor Indische Nederlanders. Die instanties zijn er niet voor niets. Ik organiseer voor Pelita maandelijkse ontmoetingsmiddagen in het land onder de naam “Masoek sadja” (kom gewoon binnen). De belangstelling blijft enorm groot. Onder eerste, en nu ook tweede en derde generatie indo’s.’

Een drama
Wouter Muller wilde ooit een boek schrijven met de titel In elke Indo schuilt een drama. ‘Heel veel mensen van de tweede generatie zijn in een spagaat terechtgekomen. Hoe kun je trots zijn op wat je ouders voor je hebben gedaan en ze tegelijkertijd verwijten dat ze hun leed voor jou hebben verzwegen en niet met jou gedeeld? De reactie op dat stilzwijgen was er een van compassie. Je respecteerde hun houding. Niet omdat je wist wat er aan de hand was, maar omdat het je ouders waren. Een groot deel van mijn liederenrepertoire is gebaseerd op hoe je omgaat met dat zwijgen. Ik krijg daar enorm veel reacties op, heb ordners vol brieven. De mensen vertellen dat ze in therapie zijn, bij Centrum ’45 bijvoorbeeld. Men zoekt de weg via yoga, religie, lotgenotenverenigingen, enzovoorts.’
‘Ik verwacht dat bij de tweede generatie die ouder wordt, psychische en ook relatieproblemen zullen toenemen. Er broeit, borrelt wat. Dat is nog niet in kaart gebracht. Een organisatie als Pelita zou daarin kunnen helpen met bijeenkomsten, zoals die van INOG. Er zou een informatieve website kunnen worden opgezet, en eens per jaar een belangwekkende conferentie.’

‘Bij de derde generatie zal het Indische in hen over het algemeen niet tot problemen leiden. Met plezier zie ik dat veel derdegeneratiekinderen zich voelen aangetrokken tot de multiculturele setting. In Enschede is Nasi Idjo (ongepelde rijst) opgericht, door derde generatie Indo’s. Op hun feesten en bijeenkomsten zie je alle kleuren door elkaar. Zij putten uit meer dan één culturele bron.’
‘Maar schrijf de eerste generatie, de 70-plussers nog niet af. Ik zie een immense behoefte onder hen aan eigen voorzieningen, een Indische omgeving. Extramuraal zijn er al een aantal Indische dagopvangvoorzieningen tot stand gebracht met AWBZ-geld. Ik hoop dat dit zich verder ontwikkelt, maar ik vrees dat de aangekondigde bezuinigingen funest zullen zijn. Lokaal en landelijk zouden zorg- en welzijnsinstellingen moeten nadenken over de zorgbehoeften van Indische mensen, ook die nu in het buitenland wonen. Qua beleid zou er een extra inspanning moeten worden gedaan door kenniscentra, bijvoorbeeld Movisie, om zich extra op de eerste generatie te richten.’

Marlene de Vries. ‘Indisch is een gevoel’. De tweede en derde generatie Indische Nederlanders. Amsterdam University Press, 39,50 euro.

Lees verder in het dubbele Zorg + Welzijn zomermagazine nummer 7/8, juli/augustus 2009

Bron: Foto: Herman Keppy

Herman Keppy

ICM 7,11,16

Lees verder…

Unieke rede Rutte in Indonesië

BETREKKINGEN LAATSTE TIJD STERK VERBETERD

Unieke rede Rutte in Indonesië

10897342868?profile=original

ICM Editor Ferry Schwab sr.

Mijn inbreng als ICM editor van de afgelopen jaren heeft toch vruchten afgeworpen, uiteraard dankzij mijn netwerken in Indonesie die mij elke minuut van de dag continue op de hoogte hielden.  Mijn taak was om de Kabinet en Kamerleden blijvend te informeren dat in de republiek Indonesia vele economische ontwikkelingen speelden. Alsmede omdat vele Ingenieursbureau in Nederland o.a. Rotterdam reeds vanaf 2009 betrokken zijn bij de ontwikkelingen van de vele masterplannen die o.a. onder de huidige president Joko Widodo (Jokowi) in ontwikkelingen waren destijds te scharen onder het Jakarta Baru Masterplan toen Jokowi nog de burgemeester van Jakarta was.

Op 22 april 2016, met dank aan Hans de Boer, een moment persoonlijk de president mocht spreken. Waar ik betoog dat een nieuw handelsverdrag met  Nederland voor alle partijen een Win Win situatie is om die mega master plannen in de republiek Indonesie nu te kunnen realiseren die voor beide landen oplossingen geven o.a. werk biedt in Nederland voor wel ruim 150.000 FTE's, en ruim 640.000 FTE's in de republiek zelf. Werk tot 2030.  Tegelijkertijd bracht ik het Traktaat van Wassenaar onder de aandacht dat de 689 miljoen nog steeds niet door de NL Overheid aan de Indische Gemeenschap werd betaald.

Lees mijn persverklaring dat aan de president Jokowi persoonlijk heb overhandigd.

http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/icm-press-release-for-mr-joko-widodo-president-of-the-republic-in

Onderstaande artikelen zijn allen ter kennis gesteld aan de Kamerleden inclusief Mark Rutte, met de bijlagen van de Mega Master plannen.  Er wordt nu geluisterd naar de enige krant in Nederland ICM Online, de grootste Indische Internetkrant, dankzij de bronnen, relaties en netwerk in Indonesie,

Indonesië economische Masterplan 2011-2014 fase I

Zie YouTube http://youtu.be/hGtol65OeUg 

Premier Rutte houdt later deze maand als eerste Nederlandse minister-president een toespraak in het parlement van Indonesië. De premier is dan in de voormalige kolonie voor een handelsmissie.

Volgens de Rijksvoorlichtingsdienst is het niet gebruikelijk dat buitenlandse bewindslieden toespraken houden in het parlement in Jakarta. Naast de rede van Rutte op 23 november is er ook een ontmoeting met Indonesische volksvertegenwoordigers gepland.

De betrekkingen tussen Nederland en Indonesië zijn de afgelopen jaren sterk verbeterd. Handel domineert de relatie. Verscheidene bewindslieden zijn deze kabinetsperiode naar Indonesië gereisd. Voor de premier is het zijn tweede trip naar het land. Hij was er ook eind 2013 op handelsmissie.

In april was de Indonesische president Joko Widodo nog een dag in ons land. Dat was het eerste bezoek van een Indonesisch staatshoofd in zestien jaar aan Nederland. Rutte spreekt tijdens de handelsmissie over twee weken ook weer met Widodo.

Naast Rutte nemen ook minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) en minister Schultz en haar staatssecretaris Dijksma (Infrastructuur en Milieu) deel aan de economische missie. In hun kielzog reist een delegatie van 110 bedrijven mee.

De handelsmissie is van 21 tot en met 24 november en richt zich onder meer op de maritieme sector.

_______________________________________________________________________________________

ICM Editor Ferry Schwab sr.

Mijn inbreng als ICM editor van de afgelopen jaren heeft toch vruchten afgeworpen, uiteraard dankzij mijn netwerken in Indonesie die mij elke minuut van de dag continue op de hoogte hielden.  Mijn taak was om de Kabinet en Kamerleden blijvend te informeren dat in de republiek Indonesia vele economische ontwikkelingen speelden. Alsmede omdat vele Ingenieursbureau in Nederland o.a. Rotterdam reeds vanaf 2009 betrokken zijn bij de ontwikkelingen van de vele masterplannen die o.a. onder de huidige president Joko Widodo (Jokowi) in ontwikkelingen waren destijds te scharen onder het Jakarta Baru Masterplan toen Jokowi nog de burgemeester van Jakarta was.

Op 22 april 2016, met dank aan Hans de Boer, een moment persoonlijk de president mocht spreken. Waar ik betoog dat een nieuw handelsverdrag met  Nederland voor alle partijen een Win Win situatie is om die mega master plannen in de republiek Indonesie nu te kunnen realiseren die voor beide landen oplossingen geven o.a. werk biedt in Nederland voor wel ruim 150.000 FTE's, en ruim 640.000 FTE's in de republiek zelf. Werk tot 2030.  Tegelijkertijd bracht ik het Traktaat van Wassenaar onder de aandacht dat de 689 miljoen nog steeds niet door de NL Overheid aan de Indische Gemeenschap werd betaald.

Lees mijn persverklaring dat aan de president Jokowi persoonlijk heb overhandigd.

http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/icm-press-release-for-mr-joko-widodo-president-of-the-republic-in

Onderstaande artikelen zijn allen ter kennis gesteld aan de Kamerleden inclusief Mark Rutte, met de bijlagen van de Mega Master plannen.  Er wordt nu geluisterd naar de enige krant in Nederland ICM Online, de grootste Indische Internetkrant, dankzij de bronnen, relaties en netwerk in Indonesie,

Indonesië economische Masterplan 2011-2014 fase I

Zie YouTube http://youtu.be/hGtol65OeUg 

10897255861?profile=original

De gouden tijden dienen zich aan in Indonesie - Het  Indonesië economische Masterplan wordt in fases uitgevoerd met de meest geavanceerde methode en technieken die worden ingezet. Om maar te noemen er wordt een metro aangelegd, nieuwe vlieghaven, haven, dijken, nieuw land wordt voor de kust aangelegd, zoutwater wordt gezuiverd naar drinkwaren, een lange brug, nieuwe electrische centrales die gestookt worden met vuil om de bergen vuil weg te werken, er wordt nieuwe boulevard met hotels gebouwd en wateroverlast wordt als eerste aangepakt. 
 
Vanuit de hele wereld wordt er ingeschreven op deze Internationale mega master aanbesteding die een looptijd kent van 20 jaren dit volgens bronnen uit de documenten.
Dat Nederlandse  projectontwikkelaars, architecten- en ingenieursbureaus niet stil hebben gezeten op deze Internationale aanbesteding besteding dat blijkt wel dat de diverse partijen zich drie/vier jaren geleden al hebben inschreven en intensief bezig zijn om de projecten naar Nederland te halen. Uit onderstaande promotieclip van YouTube 
 http://youtu.be/hGtol65OeUg , die door 1 van de aanbieders uit Nederland klaarblijkelijk is ontworpen dat blinkt van het Nederlands landschap, en kennelijk geselecteerd naast de getekende Letter of Intens namens de republiek Indonesia, dat ruim 18.000 keren is bekeken op YouTube. 
 
Voor de Nederlandse ondernemingen toch diep in stof bijten al die vier jaren die voor alle voorbereidingen zoals oa. de presentatie, ontwerp en uitwerking diep in de buidel moesten tasten om deze tot op detail uit te werken (ontwerpen/oplossingen) zoals betaamt, naast het vinden van buitenlandse investeerders. Is zuur voor die Nederlandse ondernemers die mee willen dingen met Mega Master Plan niet worden gesteund door Nederlandse Overheid.
Er wordt 100 miljarden in de banken, Euro en Griekenland gestoken, en zonder enig toekomstperspectief, en  naar mate de tijd verstrijkt wordt het alleen slechter met (EZE) Euro Zone Economie.  De drie letters met een voorspellende werking waar de (L) van ontbreekt geven waar het naar toeleidt met EZE.
Het gaat hier  om Internationale megaaanbesteding (ruim 1000 Miljard)  waar Nederland haar  producten zoals o.a. Kennismanagement, watermanagement, innovatiemanagement , werkgelegenheid voor 20 jaren kan afzetten in de Republiek Indonesie; Tegen die zelfde achtergrond andere landen zich voor 200 % inzetten zoals  een China bijvoorbeeld die geen buitenlandse investeerders hoeven aan te trekken voor hun ingediende plannen.  Dit in tegenstelling tot de Nederlandse collega's die zelf tientallen miljoenen moeten uittrekken voor hun ingediende plannen. Nederland legt overal staatsbezoeken af voor de handel en industrie,  en slaat Indonesie over. Het masterplan is ruim 4 jaren geleden gelanceerd meldden bronnen. 
 
 
Binnen ICM zijn diverse partijen al geruime tijd mee bezig, die het niet van elkaar weten, die redactie 3 jaren onder pet wist te houden!  Net als de Nederlandse Media die alle ontwikkelingen vanuit de republiek Indonesia niet belangrijk vinden terwijl daar de mogelijkeden liggen voor de Nederlandse economie, en juist waar Nederland sterk in is met haar Kennismanagement, watermanagemt en innovatiemanagement.
 
Indonesië economische Masterplan 2011-2025
 
Het Masterplan of MP3EI is een eerste stap voor Indonesië te versnellen en de economische ontwikkeling uit te breiden teneinde haar transformatie naar een ontwikkeld land tegen 2025. Dit zal gedaan worden door "inclusive, rechtvaardige en gelijktijdige economische prominente groei". Om te bereiken dat moet de economische groei worden 7-8% per jaar. De particuliere sector zal een belangrijke rol vervullen bij de uitvoering van het Masterplan, bij investeringen, productie en distributie, samen met de regering die als de regelgever en ook als een facilitator en met versterkte coördinatie tussen de betrokken ministeries fungeren zal en de regionale regering.  
Het Masterplan bestaat uit drie belangrijke elementen: 
(a) de ontwikkeling van zes Indonesië economische gangen, door de oprichting van centra van ontwikkeling binnen elke corridor en ontwikkelende industriële clusters en speciale economische zone op basis van geavanceerde grondstoffen middelen; 
(b) versterking van nationale connectiviteit, dat bestaat uit intra en inter connectiviteit van centra ontwikkeling, intra-eilanden (corridors) en internationale handel; 
(c) de nationale wetenschap en technologie versnelling ter ondersteuning van de ontwikkeling van het hoofdprogramma. 
 
Bij de uitvoering van de economische Corridors, economische ontwikkeling zal zich richten op de synergie van sectorale en regionale ontwikkeling te verhogen voordelen op nationaal niveau. De economische Corridors ook richten op de ontwikkeling van de infrastructuur die de samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector zal benadrukken. De tenuitvoerlegging van de economische Corridors verwachting leiden tot een versnelling en uitbreiding van economische groei, met de behoeften in de ontwikkeling van de infrastructuur voor fase één (2011-2014) wordt geschat op 150 miljard dollar. Als bemiddelaar zal de regering fiscale en financiële prikkels te geven, project garantie, bereiden verwante agentschappen, versterking van de toepasselijke wet- en regelgeving kader, en openbare dienstverlening als voorbereiding Project ontwikkeling faciliteit (PDF). 
 
Wat is de relevantie?
Met het Masterplan stelt de overheid duidelijk dat het duurt een sterke positie niet alleen als de regelgever, maar ook als facilitator en functie als "katalysator voor groei". Met deze nieuwe aanpak van de regering is de tijd rijp voor de particuliere sector tot een diepere dialoog dan eerder gezien, om gezamenlijk werken aan de doelstellingen uiteengezet. Een van de belangrijkste mogelijkheden met het Masterplan is dat de regering zal wijzigen of verwijderen van regelgeving die een remmende werking van de uitvoering van de investeringen, en mogelijk ook degenen die meer handel belemmeren en soepeler goederenstroom. Dit "debottlenecking" proces is een belangrijke factor, omdat de regering zullen vereisen en verzoeken de input van de particuliere sector voornamelijk identificeren maar ook oplossingen te vinden voor de problemen bij de hand. Het team van de werken van het Masterplan bestaat uit Echelon 1 ambtenaren, in sleutel ministeries zoals coördinatie van Ministerie van economische zaken (FLIPPO Perekonomian), EuroCham zal verdiepen de samenwerking/dialoog met FLIPPO Perekonomian voor de uitvoering van het masterplan, met name met betrekking tot de "debottlenecking" van verordeningen om meer investeringen en soepeler stroom van goederen te vergemakkelijken. 
Meer uitgebreide informatie over het masterplan, haar economische Corridors en aanverwante onderwerpen zijn beschikbaar via het EuroCham Bureau op verzoek.
Het masterplan-document kan worden gedownload van de website van de coördinatie van het ministerie van economische zaken: 
of

ICM 9.11.16

Lees verder…

10897345455?profile=originalDienstweigeraars  koloniale oorlog            Gevat in twee interessante video’s

 

De Indonesische Onafhankelijk-heidsoorlog (Revolusi Nasional Indonesia) begon direct na de capitulatie van Japan, met het uitroepen van de Republiek Indonesië op 17 augustus 1945), en eindigde met de overdracht van de soevereiniteit over de voormalige kolonie Nederlands-Indie. Nederlands Nieuw-Guinea vormde daarbij een uitzondering.

Kort na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 braken vijandelijkheden uit tussen de Indonesische nationalisten en de troepen uit het Britse Gemenebest die strategische posities in de archipel hadden ingenomen. In oktober 1945 ontbrandde de  strijd om Soerabaja, een stad die de nationalisten na bloedige gevechten moesten prijsgeven.  Nederlandse strijdkrachten waren hierbij nog niet betrokken. Pas in maart 1946 werden Nederlandse troepen in Indonesië toegelaten om de Britse posities over te nemen.

De Nederlandse regering erkende de Republiek Indonesië niet als een onafhankelijke staat, maar beschouwde de strijders als een opstandige beweging binnen de kolonie Nederlands-Indie. In de traditionele Nederlandse geschied-schrijving wordt naar deze episode doorgaans verwezen met de term politionele acties (Aksi Polisionil). ‘Politionele acties’ was de benaming die de Nederlandse regering destijds hanteerde voor twee kortdurende offensieve operaties van de ruim 100.000 man sterke Nederlandse leger tijdens de Indonesische Onaf-hankelijkheidsoorlog. Deze vonden plaats op de eilanden Java en Sumatra in de periode 21 juli tot 5 augustus 1947 (Operatie Product) en 19 december 1948 tot 5 januari 1949 (Operatie Kraai).

In juli 1946 vond een onderzoek plaats van de publieke opinie over de vraag: ‘Bent U het ermee eens dat onze soldaten naar Indië worden gezonden?’. Van de mannen antwoordde 50% met ‘ja’ en 41% met ‘neen’. Bij de vrouwen was dit respectievelijk 36% en 44%. De overige ondervraagden gaven aan ‘geen oordeel’ te hebben. Voor- en tegenstanders hielden elkaar dus ongeveer in evenwicht. Op 22 september 1946, twee dagen voor het vertrek van de Boissevain, waren er in Amsterdam grote protestdemonstraties. De politie trad hiertegen met zwaar geweld op. Op de vertrekdag brak          in Amsterdam een massale proteststaking uit. Op de wagons van de troepentransporttreinen waren de opschriften te lezen    als: “Vleestransport Amsterdam-Batavia”.

Duizenden dienstplichtigen hadden ernstige bezwaren om naar Indonesië te worden uitgezonden. De meesten van hen hadden geen enkel bezwaar gehad hun dienstplicht in Nederland te vervullen maar wel om zich te laten inzetten in een strijd tegen het Indonesische volk dat tegen de vroegere koloniale heerser voor zijn bevrijding vocht.

De dienstweigeraars werden door de militaire instanties, en ook door de krijgsraden die hen later berechtten, als deserteurs aan-gemerkt. Zij werden ook als zodanig behandeld, veroordeeld tot zware straffen en behandeld als paria’s na beëindiging van hun straftijd. 6000 Jongens weigerden dienst. Zoals Nederland excuus moet aanbieden aan Indonesië, vertelde één hunner in januari 1995, zouden ook zij moeten worden gerehabiliteerd. Wat was hierin de rol van de kerken? In de eerste video wordt de rol van de kerken behandeld.

In de tweede video komt de Indonesië-weigeraar Jan van Luyn (1926) aan het woord, die van 1946 tot 1950 ondergedoken zat in Amsterdam, omdat de Marechaussee jacht op hem maakte. Van Luyn bezoekt zijn voormalige onderduikadressen in de Spaarndammerbuurt en de NDSM-werf en haalt herinneringen op aan deze plekken. We komen te weten wat zijn motieven waren om niet naar Indonesië te gaan en hoe het was om bijna vier jaar lang opgejaagd, in onderduik te moeten leven.

Voor de twee video’s gaat u naar:       http://www.sawahbelanda.nl/dienstweigeraars-indonesie-oorlog/

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

10897234678?profile=original

 

Wij staan  de maand december / januari  met ICM stands op de Pasar Malam  BurgerZoo in Arnhem. Hier kunt  U deze  ook via tekenlijst ondertekenen en tevens doneren. 

Wij hebben hard uw donatie nodig !!!!!

Uw donatie/bijdrage kunt U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07  ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie ACTW 66 - Traktaat van Wassenaar . Wij hebben uw donatie hard nodig voor de uitvoeringskosten van de regeling tot compensatie, welke de Nederlandse Staat bewust 51 jaar heeft nagelaten, teneinde ons werk  verder af te kunnen maken.

ONZE LAATSTE UPDATES!

Geachte dames/heren,

 

Dank voor uw ondersteuning voor uw handtekening voor Actie Traktaat van Wassenaar. Inmiddels hebben ruim 12.000 mensen ook hun handtekening gezet.

Zoals de petitie meldde zal het Jakarta advocaten Team (Yara & Yara) de zaak voor ons trachten om deze tot enkele oplossingen te brengen. Hiervoor wordt een proefproces gestart waarbij kleinschalig voor 10 gedupeerden. Hiervoor is nodig dat hun documenten formeel worden geautoriseerd  en gelegaliseerd door de Indonesische Overheid.

Bij dit proefproces wordt evenals namens de 12.000 ondertekenaars gevoerd, waar tevens hetrapport “uitbetalen traktaat van Wassenaar” als uitgangspunt wordt ingebracht, en later breder getrokken, dit middels een aanklacht tegen de Nederlandse Staat.

 

Betekent dat wij nu hard Uw steun/donatie nodig hebben. Voor goed geïnformeerden; het voeren van proces kost handen vol geld o.a. alleen al de griffiekosten over een bedrag van 689 miljoen is men 17 miljoen euro verschuldigd. Om het toch toegankelijk te maken tot de procesgang heeft ACTW66 tesamen met de advocaten een oplossing hiervoor bedacht, zodat wij toch de Staat kunnen dagvaardigen.

 

De kosten die nu per direct voldaan moeten worden zijn de startkosten dat op ruim

€ 70.000 neerkomt.

Voorts voor fase I € 450.000, en later in het proces ruim 1,6 miljoen.

Echter door de inzet van de bedragen tot fase 3, kunnen wij via de voorzieningen uitvoeringskosten die 17 miljoen als voorschot declareren, waardoor wij toch toegang verkrijgen tot de Rechtelijke macht.

Dit alles staat beschreven in ons rapport “Uitbetalen Traktaat van Wassen” die later wordt vrijgegeven (Onder embargo).

 

Inmiddels hebben wij ruim € 340.000 - uit private middelen, sponsors en geleverde werkzaamheden op basis van “no cure no pay” - voorgefinancierd voor de uitvoeringskosten voor de voorbereidingen en de gemaakte facilitaire kosten, en zijn door ons middelen heen.

 

Resultaat tot heden: Van de 70.000 mensen hebben wij 15.000 mensen bereikt.

12.000 hebben getekend. Donaties € 1500, hieraan gaan wij nu hard aan werken!

 

Namens ACTW66.

 

========================================================================================

 

 

ICM stands succesvol bij grote donatie actie voor Traktaat van Wassenaar, tijdens de pasar malam Rijswijk.

 

Door F.Schwab (ICM Editor) geplaatst op 7 November 2016 om 12.00

 

Het was een geslaagde actie van Traktaat van Wassenaar op zeer druk bezochte gezellige pasar malam. Ruim 3000 flyers gingen van de ICM toonbank voor het werven van de fondsen die werden persoonlijk in de handen van pasar bezoekers gedrukt, en gretig werden deze opgepakt en gelijk gelezen, wegstopt om thuis weer verder te lezen. 

Het Team had best zwaar te verduren op deze pasar. De massale aanloop die via ICM en Facebook werden opgeroepen snelden naar de ICM stands waar 12 stoelen speciaal voor deze gelegenheid werden opgesteld.

Bij velen waren de frustratie’s bizar groot, dat na 50 jaren tot op heden niets werd bereikt door alle Indische Stichtingen zoals een JES die tot heden nog steeds contributies vraagt, en niet te vergeten het Indisch Platform (IP) waar velen zich afvragen wat ze aan doen zijn. Het team heeft deze reactie’s genegeerd. 

Het team had al de grootste moeite om de emoties van de mensen te bedwingen om uit te leggen dat ACTW66/ICM niets van doen hadden met deze Indische zaken.

Deze berusten bij het Indisch Platform met al de gelieerde Indische stichtingen, en er op moeten wijzen dat ACTW66 ( in de schaduw van het ICM) pas anderhalf jaar bezig is met het Verdrag van Traktaat van Wassenaar, waar de Nederlandse Overheid en de regering in hebben gefaald.

Bovendien ACTW66 bewust heeft gekozen  dit moelijk complex traject te bewandelen om te procederen om de Nederlandse Staat aan te klagen, en niet zoals de overige Indische Stichtingen passief blijven toekijken, en passief afwachtende houding achter geranium in nemen! Wetende dat een dialoog tot niets leidt. Bovendien waren zij (IP) in geen enkel velden in het land te bekennen om onder de ogen komen van dit geemotioneerd publiek!

 

Ferry Schwab: "U krijgt nimmer het recht als iedere burger bij een iedere Overheid”.

De Overheid komt nimmer het recht brengen, en dat zult U zelf moeten halen via een advocaat, en ACTW66 heeft juist hiervoor alles al geregeld voor U.

Wij hebben nu voor de advocaten en startproces ruim € 70.000 voor nodig. Voor de volgende fase 1 ruim € 450.000, en later in het proces ruim € 1,6 miljoen.

Wij komen nu met cijfers naar buiten na onderzoek in samenwerking met Jakarta team advocaten. Wel zijn inmiddels voor alle voorbereidingen en werkzaamheden om deze zaak (project) naar deze fase te brengen dankzij private middelen, sponsors en op basis van  "No cure No pay" werkzaamheden,  waar ruim € 340.000 aan is uitgegeven. Wij zijn nu door onze middelen heen, gelukkig hebben wij  de toezeggingen nog die wij binnenkort gaan aanschrijven.

De bereikte resultaten na ander half jaar liegen er niet om! Van de 70.000 mensen werden er 15.000 bereikt.

12.000 mensen hebben hun handtekeningen gezet.

4800 hadden toegezegd te willen doneren.

Ontvangen donaties tot heden € 1500 zeer zorgwekkend, waar wij nu de komende periode hard aan gaan werken.

 

Zo zullen de 4800 mensen die hebben getekend en toegezegd persoonlijk door het team en via de post worden benaderd. Ook wordt nu gewerkt aan het opbouwen van database voor de uiteindelijk uitvoering , gezien mijn achtergrond als bedrijfskundige (eigenaar van organisatie- en automatiseringsbedrijf) wat wederom in de papieren gaat lopen.

Om al vast klaar te zijn voor de werkelijke uitbetaling. U weet wel, wij willen geen mislukt PGB projecten zoals die bij Martin van Rijn."

 

1 ding is zeker meer bekendheid en erkenning ondervinden wij, wij zitten op koers, kunnen best nog meer sponsors gebruiken en donaties.

 

Tot slot :

Chapeau voor het ICM team die wist te handelen met de geëmotioneerde mensen, en dit te doorstaan deze twee lange dagen en heel zwaar hebben gehad, op naar de pasar malam BurgerZoo voor de volgende actie.!

 

ICM 22.11.16

Lees verder…

AMSTERDAM Terwijl de aandacht van de wereld de afgelopen maand vooral uitging naar de branden in het Braziliaanse Amazonewoud, woeden aan de andere kant van de wereld duizenden bosbranden in Indonesië. Scholen moeten gesloten worden en vluchten geschrapt vanwege de zware rookwolken van duizenden natuurbranden op Sumatra en Borneo. Het lukt de slecht uitgeruste lokale brandbestrijders niet om het vuur onder controle te krijgen.

Volgens de Indonesische autoriteiten wordt zo’n 80 procent van de branden opzettelijk aangestoken om bosland vrij te maken voor palmplantages. Sinds het begin van het droge seizoen in juni is al zo’n 285.000 hectare aan natuur verloren gegaan. Afgelopen week werden er op Sumatra en Borneo 3.653 brandhaarden ontdekt, bijna vier keer zoveel als in augustus. De branden hebben tot dusver aan ten minste negen mensen het leven gekost.

De smog bedekt niet alleen grote delen van Indonesië, ook Maleisië en Singapore hebben eronder te lijden. De luchtkwaliteit in de Maleisische hoofdstad Kuala Lumpur bereikte volgens de Air Quality Index (AQI), een index die zes schadelijke stoffen in de lucht meet, een waarde van 286, wat gelijkstaat aan ’zeer ongezond’.

De situatie in Indonesië is echter nog veel ernstiger. In Pekanbaru, de hoofdstad van de Sumatraanse provincie Riau, wordt een AQI-waarde van 580 gemeten, een niveau dat als ronduit gevaarlijk geldt en tot ernstige hart- en longaandoeningen kan leiden. Scholen in de provincie werden gesloten en de bevolking kreeg het dringende advies binnenshuis te blijven. In de aangrenzende provincie Jambi werden soortgelijke maatregelen genomen. „We zitten door de smog in een noodsituatie. Zelfs dieren lopen het risico op longontstekingen, laat staan mensen”, stelt de lokale milieu-activist Rawa el-Amady.

De bosbranden zijn de hevigste sinds de smogcrisis van 2015. Toen bereikte de smog zelfs het 2500 kilometer noordelijker gelegen Hanoi in Vietnam, kregen een half miljoen mensen met long- en luchtweginfecties te maken, en werd er meer CO2 uitgestoten dan India en Japan dat samen in een jaar doen.

De Indonesische regering hoopt een dergelijk rampscenario dit jaar te voorkomen. Er zijn 23.000 man en 34 blushelikopters ingezet om de branden te bestrijden. Dat het vuur de afgelopen jaren steeds heviger wordt, is voor een groot deel het gevolg van de ’slash and burn’-methode (kappen en verbranden) om natuurgrond te ontginnen voor palmplantages. En dat de vraag naar palmolie zo gestegen is, is voor een groot deel het gevolg van westelijk beleid om het gebruik van biobrandstoffen te stimuleren. Ook de cosmetische en voedingsindustrie zijn grote afnemers.

Lees verder…

Op zoek naar het verloren pension Door: Ferdinand Geuther

10897345481?profile=originalOp zoek naar het verloren pension           Door:  Ferdinand Geuther

foto Bennebroek, december 1954

Na aankomst van de Johan van Oldenbarnevelt in de haven van Amsterdam en de ontscheping van passagiers en lading werden mijn ouders en ik overgebracht naar een contractpension in de plaats Bennebroek. Een door de overheid gecontrac­teerd pension voor tijdelijke opvang.

Van die korte reis herinner ik mij niets en ik heb verzuimd te vragen aan mijn ouders hoe dat ging. 29 november 1954, het zal vochtig koud zijn geweest. Bruine mensjes in trainingspakken met winter-jassen, wollen sjaals om het hoofd, klappertandend in de bus door het kale landschap op weg naar hun eerste onderkomen in het moederland. Grote bruine ogen die met verbazing keken naar het lege land, zonder bergen, zonder groen, zonder bloemen, zonder dieren, hooguit een paar schapen.

Repatrianten werden we genoemd – letterlijk terugkerende land-genoten – een mooie positieve maar niet helemaal correcte benaming, want we kwamen voor het eerst! Maar we spraken de taal, weliswaar met een accentje, en we hadden een Nederlands paspoort.

Het pension in Bennebroek was een grote oude villa met de   naam HUIZE “Marjo”. Er werden meerdere repatriantenfamilies in ondergebracht. Wij kregen één kamer, met wastafel. Dat was geen bezwaar, in Jakarta woonden we ook in één kamer. Het was tijdelijk, want snel werk zoeken en dan een eigen woning zoeken, dat was waar iedereen zich mee bezig hield.

Beneden was een grote kamer ingericht als woonkamer met lage stoelen en salontafel maar voorzien van een bar als in een café.

Een enkele keer mocht ik mee naar de woonkamer en dan kreeg ik van mijn vader een flesje Nutricia chocomel, een ware traktatie en vaak mocht ik een schoteltje pinda's halen uit de pinda-automaat. Zo'n glazen bol met onderin een grote draaiknop die na het inwerpen van een munt via een klepopening een handvol pinda's stortte op een schoteltje. Voor een vijfjarige was dat een wonderlijk gebeuren met een smakelijke uitkomst. De vraag om een tweede munt kwam altijd snel.

10897345869?profile=originalLinnaeushof in Bennebroek, 1956

De winter was een machtige belevenis. De kou, het witte landschap, de mensen in dikke jassen. Voor het eerst zagen we sneeuw en bevroren water. Sneeuwballen gooien. Schaatsers!

Mijn vader had me een liedje geleerd dat toen populair was maar hij had de tekst wat ludieker gemaakt. Ik zong het vol verve in de woonkamer en kreeg dan ook veel bijval van de aanwezigen. Gelukkig wist ik niet wat “troelala” betekende bij het zingen van “Oh mijn papa, jij houdt zoveel van troelala...”. Onschuldig vermaak.

Werk zoeken had prioriteit maar er was ook ontspanning. De Linnaeushof werd geopend in april 1956, een fraaie tuin waarin de eerste “vakantie” foto’s werden geschoten. Het was een prachtig jaar in de Bollenstreek, het eerste jaar van ons nieuwe leven.

10897345895?profile=originalHotel Huize Marjo, Bennebroek, 1956

De bescheiden zwart-wit foto's in het familie­album herinneren aan dat eerste jaar in Nederland. De foto waarop het pension met naam te zien is bracht me op het idee om op zoek te gaan naar Huize Marjo. Waar was het in Bennebroek en zou het nog bestaan?

Op de foto van de Linnaeushof is in de achter­grond een wit gebouw te zien dat lijkt op “HUIZE Marjo”. Na inscannen op hoge resolutie kon ik het kleine beeld sterk uitvergroten en zag tot mijn verrassing het woord “HOTEL” op de zijkant van het gebouw. De voorkant met een dakkapel recht boven de hoofdingang maakte duidelijk dat dit “Huize Marjo” moest zijn. Het pension lag tegenover de Linnaeushof!

In het document “Heerlijkheden nr 118, 2003” van de Vereniging Oud Heemstede-Bennebroek vond ik een passage over Huize Duinlaan:

In de tijd dat er (jarenlang) gediscussieerd werd over de noodzakelijke bouw van een nieuw

 

raadhuis had Huize Duinlaan een nogal variërende bewoning.

Na de tweede wereld­oorlog was het een tijdlang een opvanghuis voor uit Indonesië gerepatrieerde gezinnen. Daarna was er in het steeds meer in verval rakende huis een klein knopenfabriekje gevestigd en vonden er andere min of meer industriële activiteiten plaats. Het gebouw werd toen wel Huize Marjo genoemd. Alle glorie uit vroeger eeuwen was toen wel verdwenen. Tenslotte is het in 1960 afgebroken. Het terrein was toen beschikbaar voor de bouw van het nieuwe gemeentehuis.”

10897346467?profile=original www.boekenbent.com

In een militair document van mijn vader vond ik het adres. Huize Marjo lag aan de Bennebroeker­laan nummer 5 op de hoek met de Duinlaan. Het bestaat niet meer. Op die hoek staat een modern pand, in 1972 gebouwd als gemeente­huis en sinds januari 2015 bestemd om plaats te maken voor woningbouw.

Het resultaat van mijn recherche. Het verloren pension is terug-gevonden maar blijkt reeds lang voorgoed verloren.

Uit: ‘Eigenzinnig Indisch’ , 1916.

Ferdinand G. Geuther

Lees verder…

Nieuwsuur -  Levert de handelsmissie naar Indonesië iets op?

10897346677?profile=original

Premier Rutte begon  aan de grootste handelsmissie ooit naar Indonesië. Maar de vraag is of zo’n missie ook daadwerkelijk iets gaat opleveren voor het Nederlandse bedrijfsleven. Want ondanks beloftes van president Joko Widodo dat westerse ondernemingen makkelijk toegang tot de Indonesische markt krijgen, is de praktijk anders.   Bedrijven uit Indonesië, China of Zuid-Korea krijgen de meeste orders. Nieuwe investeerders laten het land liever links liggen. 

Vroeger verhuurden we drie huizen per maand. De afgelopen drie maanden hebben we er niet één verhuurd.

Makelaar Dodi

Gmang is dé wijk van Jakarta waar de expats wonen. Tot een dramatische leegloop begon en het aantal expats in een paar jaar tijd werd gehalveerd. De makelaars van de grote villa's hebben het moeilijk. 

"Vroeger verhuurden we twee, drie huizen per maand. De afgelopen drie maanden hebben we er nog niet één verhuurd", zegt makelaar Dodi.

Makelaar Dodi heeft de afgelopen drie maanden geen huis meer verhuurd aan expats.NIEUWSUUR
De kleine, Nederlandse school in Jakarta bestaat volgend jaar vijftig jaar. De vraag is of de school volgend jaar nog kan openblijven. In groep 7 en 8 zitten slechts vier kinderen. Vorig jaar waren dat er nog twaalf.NIEUWSUUR

Niet alleen de makelaars hebben het moeilijk. Ook de kleine Nederlandse school in Jakarta, die volgend jaar vijftig jaar bestaat, kampt met een terugloop van het leerlingenaantal. Groep 7 en 8 tellen samen nog slechts vier kinderen. De vraag is of de school haar vijftigjarige jubileum haalt.

Immigratiedienst

De leegloop is pijnlijk. Weinig mensen willen er openlijk over praten. Ook in het bedrijfsleven houden mensen liever hun mond. 

Want als je het over expats hebt, dan heb je het over de immigratiedienst. En die gaat over de verblijfsvergunningen. Ook veranderen de regels voortdurend, soms zelfs met terugwerkende kracht. 

Als je niet alles tot in de puntjes geregeld hebt, wordt het een enkeltje Amsterdam.

Ingenieur Victor Coene

De Indonesische immigratiedienst maakt het leven voor veel expats en ondernemers bijzonder moeilijk. Het ingenieursbedrijf van de Nederlander Victor Coene beaamt dit.

"Het is heel gebruikelijk om op kantoor bezoek te krijgen van de immigratiedienst. Zij kijken dan of de papieren in orde zijn. Je moet dus ook altijd zorgen dat je alles tot in de puntjes geregeld hebt. Want heb je dat niet, dan is het een enkeltje Amsterdam."

'Als niet alles in orde is, is het een enkeltje Amsterdam'

Het ingenieursbedrijf heeft onlangs de helft van zijn expats naar huis moeten sturen. 

"Vorig jaar was er ineens een regel dat je tien Indonesiërs per expat in dienst moest hebben. Dat konden we niet in zo'n korte tijd regelen, dus hebben we mensen naar huis toegestuurd. Vervolgens is die regel net zo snel weer ingetrokken", zegt Coene.

Veel zaken bij de immigratiedienst hebben niets met nationalisme te maken. Het is louter corrupte bureaucratie.

Oud-minister van Maritieme Zaken, Rizal Ramli

Volgens oud-minister van Maritieme Zaken, Rizal Ramli, schept Indonesië een onvriendelijk klimaat en is het puur een kwestie van geld. "Veel zaken bij de immigratiedienst hebben niets met nationalisme te maken. Het is louter corrupte bureaucratie."

Volgens Ramli zijn het de machtige zakenlui die ook nog eens in het centrum van de macht zitten. "Zij kunnen alles regelen, en gebruiken nationalistische argumenten voor hun eigen ambitieuze belangen."

Ingenieur Victor Coene: "Het is heel gebruikelijk om op kantoor bezoek te krijgen van de Indonesische immigratiedienst om te kijken of je papieren in orde zijn. Je moet dus ook altijd zorgen dat je alles tot in de puntjes geregeld hebt, want anders is het enkeltje Amsterdam."NIEUWSUUR
Indonesië schept een onvriendelijk klimaat. Volgens voormalige minister Ramli is dat puur een kwestie van geld. "Veel zaken bij de immigratiedienst hebben niets met nationalisme te maken. Het is louter corrupte bureaucratie."NIEUWSUUR

Maar de economie in Indonesië groeit. Er wordt volop gebouwd en gigantische projecten staan op stapel. En dat maakt dat bedrijven het ondanks alles toch blijven proberen. Toch gaan veel projecten aan Nederland voorbij.

Vooral de Chinezen, Japanners en Koreanen gaan met de grote projecten aan de haal. Want die zijn goedkoper en brengen geld en zachte leningen mee. Ook de allergrootste handelsmissie zal hier weinig aan veranderen.

http://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2144175-levert-de-handelsmissie-naar-indonesie-iets-op.html

ZONDAG, 17:41

Commentaar ICM Editor.

Zonde dat Nieuwsuur met dit slecht onderzoekwerk partijen op het verkeerde been zet. Sinds 2009 zijn diverse partijen o.a. ingenieursbureau bezig om te zorgen voor de gunning van de opdrachten. In 2013 heeft redactie ICM o.a. een afgeleide het Jakarta Baru Masterplan ludiek onder de aandacht gebracht; Dit masterplan is een sub onderdeel van het gehele Masterplan, dat op ruim 2300 miljard komt. 

 

De benadering van deze plannen behelzen dat de projectontwikkelaar met een ontwerpplan met een zak geld komen; dus projectontwikkelaar met de investeerders. Wel een eis dat de regie in handen blijft van de projectontwikkelaar & Investeerders.

Vele partijen uit de landen China, Japan, Korea, India, en Emiraten hebben zich aangemeld, evenals Angela Merkel, dat voor 180 miljard meegaat integraal.  Veelal gesteund door hun Overheid, en Nederlandse Overheid in geen velden is te bekennen.

 

In 2009 tot 2013 werd onder supervisie van toenmalig burgemeester het Jakarta Baru Masterplan (JBM) verder ontwikkeld in samenwerking met ing.bureau & investeerder uit Rotterdam. Deze hadden moeite om voet aan de grond te krijgen omdat Mark Rutte en consortium geen oor hiervoor hadden, en hun tijd op werd gesoupeerd aan de problemen in Brussel.  JBM geeft werk voor 100.000 Ftes in Nederland en 640.000 fte in de republiek tot 2027.

 

Nu anno 2016 komt Nieuwsuur met de kop "Levert de handelsmissie naar Indonesië iets op?" als een kip zonder kop. Dus ruim 7 jaren te laat waar al de andere landen zich goed konden nestelen, komt Nederland nu, mosterd na de maaltijd. Is Nederland ook bereid zoals Angela Merkel te investeren ?

ICM Editor is doordrongen van het feit dat alleen nog het sluiten van een nieuw verdrag Nederland misschien die positie kan verwerven voor die landen die bewezen er te zijn voor de republiek Indonesie.  Maar ook dan is er nog een vlekje werk te werken. Want Nederland is het verdrag Traktaat van Wassenaar niet nagekomen. Ruim 70.000 mensen wachten nog op de uitbetaling. De republiek Indonesië heeft 689 miljoen (waarde nu 2,7 miljard) aan het ministerie van Bert Koenders betaald ter compensatie van het verlies van alle bezittingen.

ICM 22,11,16

Lees verder…

10897343093?profile=original

Helden met bloed aan hun handen   De andere kant van het verhaal    Door:  Dirk Vlasblom

Indonesië eert de helden van de onafhankelijkheid. Maar deze vrijheidsstrijders martelden en moordden – onder de koloniale soldaten én evenzo onder de eigen bevolking.

Op 10 november viert Indonesië Hari Pahlawan, Dag van de Helden. Dan wordt herdacht dat  in november 1945 tientallen duizenden Indonesische jongeren, uitgerust met Japanse wapens, de strijd aanbonden met Britse troepen die waren geland in de marinehaven van Surabaya. Soekarno en Hatta hadden op 17 augustus de onafhankelijke Republiek Indonesië uitgeroepen en de jeugd van Surabaya verdacht de Britten ervan dat zij het Nederlandse koloniale gezag kwamen herstellen. Het duurde weken voor Britse troepen de stad in handen kregen. Rond deze strijdlustige jongeren is in Indonesië een ware cultus geweven. In de Indonesische geschiedschrijving belichamen zij een generatie van helden die schouder aan schouder vocht voor de vrijheid.

Toch vallen er af en toe scheurtjes in deze heldencultus. Een gewezen scholier-soldaat, de schrijver Yusuf Bilyarta Mangunwijaya, beschreef in 1985 een gebeurtenis van begin 1950. In het Oost-Javaanse stadje Malang stonden scholier-soldaten van de Republiek Indonesië (TRIP) aangetreden, een jongerenstrijdgroep die had meegevochten tegen de Nederlanders. Het grote doel, onafhankelijkheid, was bereikt en het was tijd om te demobiliseren. De samengestroomde burgers van Malang werden toegesproken door de TRIP-commandant, majoor Isman. Hij trok, verrassend genoeg, het boetekleed aan: „Jullie hoeven ons niet zo warm te begroeten. We zijn niet langer jong en zuiver. We zijn ook niet de bloem der natie. We hebben gemoord en huizen platgebrand. Onze handen zijn besmeurd met bloed. Help ons terug te keren in de maatschappij als normale mensen. Niet wij zijn de helden, maar jullie, het gewone volk, dat zo zwaar heeft geleden.”

In Nederland staan nu de Indonesische onafhankelijkheids-oorlog en de pogingen van het koloniale moederland om het revolutionaire tij te keren weer volop in de belangstelling. In de rechtszaal, waar overlevende burgerslachtoffers van Nederlands militair geweld genoegdoening eisen. In de media, die gewelds-incidenten reconstrueren. En in academia, waar historici na      vele decennia van relatieve onverschilligheid in de bronnen zijn gedoken.

Dat historische onderzoek heeft het afgelopen jaar twee kloeke boeken opgeleverd: Soldaat in Indonesië 1945-1950 van Gert Oostindie en De brandende kampongs van generaal Spoor van Rémy Limpach. Daarin wordt overtuigend aangetoond dat het geweld van Nederlandse militairen tegen burgers en tegen krijgs-gevangenen geen incidentele ontsporingen waren, zoals de Nederlandse regering in 1969 na een haastig uitgevoerd onderzoek concludeerde, maar dat het structurele vormen aannam. Helemaal nieuw is deze conclusie niet, maar niet eerder is die zo zorgvuldig onderbouwd met brieven, dagboeken en memoires van oud-strijders, met veld-rapporten en met interviews.

Het is een begin. Voor een goed begrip van het massale geweld in het Indonesië van de jaren 1945-1950 zou deze reconstructie van Nederlandse oorlogsmisdaden moeten worden aangevuld met een even zorgvuldige studie van het geweld aan Indonesische kant. Want ook dat was niet mis; majoor Isman gaf het in 1950 volmondig toe. Oostindie zegt in zijn jongste boek dat „de dekolonisatieoorlog onderdeel was van de Indonesische Revolutie”. En, schrijft hij, „in die zin is de aandacht voor het Nederlandse militaire optreden, en in het bijzonder de Nederlandse oorlogs-misdaden, een eenzijdige ingang om een veel groter historisch proces te begrijpen” (p. 33). Limpach schrijft dat het geweld aan Indonesische kant „eveneens structureel” was. „De TNI [het nationalistische leger] en de milities eisten voor hun strijd steun van de bevolking, waarbij  zij extreme middelen inzetten om hun eisen kracht bij te zetten.”  (p. 770) Op dat onderlinge Indonesische geweld gaat hij in zijn boek niet in.

Nationalisten stonden tegenover communisten en radicale moslims; gewezen KNIL-ers tegenover door Japan getrainde officieren

Nederlandse soldaten die het oorlogsrecht schonden door kampongs plat te branden, krijgsgevangenen te martelen    en ‘verdachte’ dorpsbewoners standrechtelijk te executeren opereerden niet in een vacuüm. Het land waarin zij verzeild waren, stond in vuur en vlam. Tijdens drieënhalf jaar Japanse bezetting waren honderdduizenden jongeren getraind voor de gewapende strijd. Zij geloofden heilig dat na vertrek van de Japanners oude profetieën zouden uitkomen en de vrijheid (merdeka) zou aanbreken. Toen Japan capituleerde, waren zij stuurloos, want oude gezags-structuren waren bezweken. De proclamatie van de Republiek was de lont in een gigantisch kruitvat dat nationalistische leiders niet onder controle hadden.

In de Indonesische historiografie rust nog steeds een taboe op    het (onderlinge) geweld van Indonesiërs tijdens de Revolutie. Die wordt steevast beschreven als een eensgezinde en heroïsche verzetsbeweging tegen Nederland, dat het onafhankelijke Indonesië weer in het koloniale gareel wilde dwingen. Toch weten we het een en ander over de duistere kanten van die Revolutie. Dankzij het werk van een beperkt aantal Westerse historici en van Indonesische schrijvers en journalisten die de vrijheid namen nuances aan te brengen in de officiële heldenverering.

We bekijken hieronder drie geweldsexplosies die door hen zijn beschreven.

Bersiap! (15.000 à 20.000 doden)

De opmaat tot de gewapende strijd, in de laatste maanden van 1945, was even bloedig als chaotisch. Japan had gecapitu-leerd, maar Java en Sumatra waren nog niet bezet door de geallieerden. In dat gezags-vacuüm moesten de Japanse militairen voorlopig de orde handhaven en dat lukte maar nauwelijks. Er volgden golven van tomeloze agressie van vaak alleen met gepunte bamboestokken en kapmessen uitgeruste groepen Indonesische jongeren tegen Nederlandse burgers in Japanse interneringskampen, gewezen Nederlandse krijgsgevangenen, Indo-Europeanen (Indo’s golden als pro-Nederlands), Molukkers en etnische Chinezen.

Dezelfde jongeren die in november 1945 vochten tegen de Britten hadden zich een paar weken eerder op gruwelijke wijze misdragen. Toen de Japanse marinecommandant zijn wapen-arsenalen had opengesteld voor de Indonesische strijdgroepen, begonnen zij op 15 oktober gewezen Nederlandse krijgs-gevangen en geïnterneerden op  te pakken. Die waren net bevrijd uit de kampen en werden nu      de Kalisosok gevangenis van Surabaya in geslagen. Van de 3.000 mannen die werden samengedreven raakten er 2.000 gewond en lieten 400 het leven. Op 28 oktober werd een konvooi van Britse legertrucks met 400 Europese vrouwen en kinderen met mitrailleurs en handgranaten bestookt door strijdgroepen. Er viel een onbekend aantal doden onder de Britten en hun beschermelingen.

Deze extreem bloedige episode, bekend geworden als Bersiap! (Indonesisch voor ‘wees paraat’), ging door toen de eerste Britse troepen waren geland. In Indonesische geschiedenisboeken staat er niets over en geen Indonesiër heeft van de Bersiap gehoord. ‘Paraat waarvoor?’ is steevast de reactie. In Nederland verscheen in 2005 een eerste inventarisatie van de gewelds-incidenten op Java en Sumatra tot maart 1946, onder de titel Bersiap – Opstand in het paradijs. Auteur was de in 2015 overleden Indische Nederlander Herman Bussemaker. Hij houdt het aantal Nederlandse, Indo-Europese en Ambonese slachtoffers op 20.000. Limpach kiest voor de schatting van het Nederlands Instituut voor Oorlogs- Holocaust- en Genocidestudies (NIOD): 5.500. Hij zegt er wel bij dat hier nog eens 10.000 etnische Chinezen bij moeten worden opgeteld.

Opstand in Madiun (8.000 à 10.000 doden)

Het zou vier jaar en twee ‘Politionele Acties’ duren voordat Nederland zich neerlegde bij de feiten. In die revolutionaire jaren was het nationalistische kamp diep verdeeld. Soekarno en Hatta, die hadden samengewerkt met de Japanners, stonden tegenover principiële antifascisten. Voor-standers van diplomatie stonden tegenover “mannen-van-actie”. Gewezen KNIL-mannen stonden tegenover door Japan getrainde officieren; nationalistische milities tegenover strijdgroepen van communisten en radicale moslims; Moskougezinden tegenover de ‘nationale communisten’. Zij bonden even vaak de strijd aan met elkaar als met de Nederlanders en het aantal slachtoffers was navenant.

Na de val, onder druk van islamitische en nationalistische partijen, van het linkse kabinet-Sjarifoeddin en de vorming van het kabinet-Hatta in januari 1948 laaide de partijstrijd in het republikeinse kamp op. In september 1948 escaleerde die  tot een regelrechte burgeroorlog. Die is beschreven door de Indonesische activist Soe Hok Gie (1942-1969) in zijn doctoraal-scriptie Orang-orang di persim-pangan kiri jalan (Mensen die op de tweesprong links afslaan,1969) en in de monumentale biografie van de ‘nationale communist’ Tan Malaka door Harry Poeze (2007).

In de Indonesische historiografie rust nog steeds taboe op het geweld van Indonesiërs

De Republiek had zijn hoofdstad gevestigd in Yogyakarta, Midden-Java. Na de Eerste Politionele Actie in 1947 was een bestandslijn getrokken tussen door Nederland bezet gebied en de Republiek. Overeenkomstig de Renville-overeenkomst van 17 januari 1948 werd het West-Javaanse onderdeel van het nationalistische leger (TNI), de Siliwangi Divisie, teruggetrokken achter de bestandslijn en gelegerd in Solo, een stad in Midden-Java. Siliwangi, onder bevel van de gewezen KNIL-vaandrig Abdul Haris Nasution, was gebeten op alles wat links was. Begin september zochten zijn officieren ruzie met de Midden-Javaanse Senopati Divisie, die veel aanhangers telde van het door   de communistische partij (PKI) gedomineerde Volksfront (FDR). Senopati-officieren werden ont-voerd en vermoord, het kwam tot schietpartijen en het zou zijn uitgedraaid op een veldslag als Soekarno de oud-marechaussee Gatot Subroto niet had benoemd tot militair gouverneur. Hij gaf de schuld van de schermutselingen aan de Senopati Divisie, die zich daarop terugtrok uit Solo.

In dit gespannen klimaat keerde in augustus 1948, na ruim twintig jaar ballingschap in Moskou, de communistische hardliner Muso terug naar Indonesië. Hij had instructies van de Kominform die behelsden dat de PKI partij moest kiezen in de zojuist uitgebroken Koude Oorlog. Onderhandelingen met ‘het imperialistische kamp’     - lees hier: Nederland en de Amerikaanse bemiddelaars - waren voortaan uit den boze. Muso nam de leiding van de PKI en maakte begin september een tournee langs steden in Midden- en Oost-Java waar hij opzwepende redevoeringen hield. Arbeiders en boeren moesten zich opmaken voor een guerrilla en een ‘politiek van verschroeide aarde’. Gezien de gebeurtenissen in Solo vond Muso gehoor bij linkse milities, die rekening hielden met een offensief van Siliwangi.

Op 18 september nam het Volksfront gewapenderhand het bestuur over in de Oost-Javaanse stad Madiun. FDR-milities ontwapenden de militaire politie en plaatselijke eenheden van Siliwangi. De Socialistische Jeugd, onderdeel van het Volksfront, deed hetzelfde in omliggende stadjes en dorpen. De vlag van de Republiek werd verscheurd en vervangen door de banier met hamer en sikkel; portretten van Soekarno door die van Muso. Onderzoekers zijn het er niet over eens of ‘Madiun’ de opmaat was voor een opstand tegen de Republiek of slechts een lokale, preventieve maatregel om een actie van Siliwangi voor te zijn. Muso’s ambities waren duidelijk; hij wilde een Sovjet-republiek, maar deelnemers aan de actie waren in veel gevallen niet bereid de Republikeinse regering af te vallen.

Ooggetuigen vertelden gruwel-verhalen over de moordpartijen onder de aanhangers van de islamitische partij Masyumi en de nationalistische PNI in Madiun en omgeving. Soemarsono, FDR-leider in Madiun en initiatiefnemer van de coup, vertelde later dat het nieuwe bestuur buiten Madiun geen controle had en dat ‘de massa woest was en erop los sloeg’. Slachtoffers waren lokale bestuurders, maar ook  politie-mensen, religieuze voormannen, Masyumi- en PNI-leiders.

Niet minder bloedig was het antwoord van Siliwangi, die opdracht kreeg de opstand in Madiun neer te slaan. Daarbij werd een meedogenloze zuivering uitgevoerd onder alles wat links was in Madiun en omgeving. De dichter Kuslan Budiman (geboren in 1935) beschreef in zijn autobiografische roman Bendera itu masih berkibar (Die vlag wappert nog, 2005) hoe de TNI huishield in zijn geboortestadje Maospati, tien kilometer van Madiun. Wie verdacht werd van sympathieën met het verdreven FDR-bewind werd opgepakt. In de plaatselijke gevangenis werd systematisch gemarteld. Kuslan kon dat zien en horen vanuit een boom naast de gevangenis. Hij zag hoe zeven mannen hun eigen graf moesten graven en werden doodgeschoten. Linkse legereen-heden en milities ontvluchtten Madiun, achtervolgd door de Siliwangi. Muso werd op de vlucht opgepakt en doodgeschoten. Tientallen andere PKI-leiders werden ingerekend en direct geëxecuteerd. Oud-premier Amir Sjarifoeddin werd aangehouden  en vastgezet in Yogyakarta. Op  19 december 1948 landden parachutisten van het Nederlandse Korps Speciale Troepen (KST) op het vliegveld van Yogya en begon de ‘Tweede Politionele Actie’. Sjarifoeddin en veel andere gevangenen werden nog diezelfde dag doodgeschoten door TNI-troepen.

Hoeveel slachtoffers ‘Madiun’ heeft geëist is onbekend. De meest betrouwbare schattingen variëren van acht- tot tienduizend, zowel onder TNI, opstandelingen als de gewone bevolking.

Revolutie in Atjeh (3.000 doden)

In Atjeh, op de noordpunt van Sumatra, had de Indonesische Revolutie een bijzonder, maar niet minder gewelddadig verloop. Britse en Nederlandse troepen kwamen na de Japanse capitulatie niet verder dan Medan, de hoofdplaats van de vooroorlogse residentie Sumatra’s Oostkust. Atjeh was het eerste deel van de archipel dat zich bevrijdde van koloniaal bestuur.

De openbare executie van een Indonesische communist in 1948 in Magetan. Hij werd van een verhoging geworpen, waarna de bevolking hem met messen doodde.  (Foto DLC)

Daarbij kwam het tot een gewelddadige confrontatie tussen nationalistische jongeren, aan-gevoerd door islamitische schrift-geleerden (ulama), en een deel van de oude adel (ulèëbalang), die voor de oorlog had samengewerkt met de Nederlanders. Deze episode is beschreven door de historicus Anthony Reid in het boek The Blood of the People (1979) en door zijn Atjehse collega Nazaruddin Sjamsuddin in Revolusi di Serambi Mekah (Revolutie op de Veranda van Mekka, 1999).

Na de capitulatie trokken de Japanse troepen in Atjeh zich terug op het eilandje Sabang en op de olievelden aan Sumatra’s oostkust. In Kotaradja (nu Banda Aceh) vormden nationalisten, linkse partijen en ulama een voorlopig residentiebestuur. In de steden en dorpen van Atjeh werd in de loop van oktober 1945 de rood-witte vlag van de Republiek gehesen. Alleen in het noord-oostelijke regentschap Pidie leidde dit tot problemen. In de steden Sigli en Lammeulo verboden adellijke bestuurders de nieuwe vlag te hijsen. Zij maakten zich zorgen over hun positie onder de Republiek en wachtten op een landing van Nederlandse troepen (die er nooit zou komen) om de vooroorlogse orde in Atjeh, en daarmee de machtspositie van de bestuursadel, te herstellen. Een aantal ulèëbalang in Pidie besloot een militie te vormen ‘ter beveiliging van de openbare orde’ en die begon nationalistische jongeren op te pakken.

Toen het bestuur in Kotaradja aarzelde om in te grijpen, stuurde de PUSA, een machtig verbond van ulama, eigen troepen, aan-gevoerd door Husin Al-Mudjahid, naar Pidie. Zij bonden in januari 1946 de strijd aan met de militie van de lokale adel. Die laatste legde het al snel af tegen de mujahidin die deze ‘vijanden van de staat en het geloof’ opjoegen tot in de bergen. De PUSA-militie en door hen aangevuurde boeren vermoordden 23 van de 25 adellijke bestuurders in Pidie.

Elders in Atjeh hadden Ulèëbalang zich uitgesproken vóór de Republiek, maar  gebeurtenissen in Pidie wekten twijfel aan hun loyaliteit. In de weken en maanden die volgden kwam het in heel Atjeh tot uitbarstingen van volkswoede tegen ambtsedelen, hun familieleden en volgelingen. Daarbij werden nogal eens persoonlijke rekeningen vereffend. Sjamsuddin citeert een oog-getuige: „Tallozen vonden de dood, zonder gebed, zonder te worden gewassen, zelfs zonder te worden begraven’. Deze ‘sociale revolutie’, zoals hij is gaan heten, eiste naar schatting 3.000 levens.

Onderzoek?

Ook na de val van generaal-president Soeharto in 1998 hield de hoofdstroom van Indonesische historici vast aan het beeld van de Revolutie als eensgezind optreden van heldhaftige Indonesische pejuang (vrijheidstrijders). In schoolboeken wordt niet gerept van aantallen dodelijke slacht-offers, of die nu vielen door Nederlandse of door Indonesische hand. Van officiële zijde wordt ook niet gehamerd op Nederlandse gewelddaden in de jaren 1945-1950, want wie kaatst moet de bal verwachten. Waarom lijken uit de kast halen? De Indonesiërs hebben immers aan het langste eind getrokken.

Toch ontstaat de laatste jaren onder jonge Indonesiërs steeds meer behoefte om deze gelijkgeschakelde versie van hun geschiedenis kritisch tegen het licht te houden. Vooral als het gaat over heftige episodes, zoals de communistenmoord van 1965-’66 en – jawel – de Revolutie.

Serieus onderzoek naar het gedrag van de eigen veteranen, zoals Oostindie en Limpach deden met Nederlandse oud-strijders, vereist dat de archieven van het Indonesische leger (TNI) in Bandung opengaan voor kritische onderzoekers. Dat is niet zo eenvoudig. De TNI is geboren     in de Revolutie en zijn heldenstatus maakt deel uit van de oorsprongsmythe van de Republiek Indonesië.

(Bron: NRC)

______________________

ICM 23.11.16

Lees verder…

Rutte strooide bloemblaadjes op Nederlands ereveld in Semarang

GISTEREN, 14:14 22 
Ereveld Kalibanteng in Semarang, bij het graf van een eenjarig jongetje ANP


Op de tweede dag van zijn bezoek aan Indonesië heeft premier Rutte de Nederlandse erebegraafplaats Kalibanteng bezocht in Semarang. Daar liggen 3100 oorlogsslachtoffers en militairen begraven. De meeste van deze slachtoffers zijn burgers die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Japanse interneringskampen zaten. 

Rutte strooide bloemblaadjes bij het graf van de onbekende vrouw, het monument voor iedereen die geen laatste rustplaats op het ereveld heeft gekregen, en het beeld van een uitgehongerd kampjongetje. Ook stond Rutte stil bij een aantal individuele graven. 

Wrang

Rutte werd vergezeld door minister Melanie Schultz, de Nederlandse ambassadeur Rob Swartbol, Robbert van de Rijdt van de Oorlogsgravenstichting en een deel van de handelsdelegatie die meereist.  

"Het is wrang hoe schitterend het erbij ligt, terwijl aan de andere kant van het eiland oorlogsgraven in zee zonder enig respect zijn vernietigd", zegt correspondent Michel Maas.  

Daarna bezocht Rutte de oude binnenstad van Semarang. Het deel dat uit het koloniale verleden stamt, wordt opgeknapt. "Het lijkt op Nederland, met een nostalgisch tintje. De oude panden worden gerestaureerd en beschermd. Dat gebeurt lang niet op alle plaatsen in Indonesië", zegt Maas

Koepelkerkje

"Het wordt een sfeervolle stad. Dat heeft lang geduurd, want het cultureel besef is nog niet zo sterk ontwikkeld als in Nederland." Rutte bezocht onder meer de oudste Nederlandse kerk op Java, een koepelkerkje. 

Op straat was veel belangstelling voor het bezoek. Mensen liepen naar de premier toe en waren blij. "Er komt hier bijna nooit internationaal bezoek", zeggen bewoners tegen Maas. "Het bezoek geeft een beeld van de goede betrekkingen. Er zijn in het verleden niet alleen maar slechte dingen gebeurd."

Eerder op de dag bezocht Rutte met Schultz het project Polder Water en plantte hij een boom bij het Jakarta Centre for Law Enforcement Cooperation. Morgen is de laatste dag van het bezoek aan Indonesië.

ICM 23,11,16

Lees verder…

Pasar Malam Den Bosch terug van weggeweest

Locatie
Brabanthallen

Adres
Diezekade 2, 5222 AK ’s-Hertogenbosch

Datum
20 t/m 22 september 2019

Openingstijden
Vrijdag: 13:00 – 23:00 uur
Zaterdag: 12:00 – 22:00 uur
Zondag: 12:00 – 20:00 uur

Toegangsprijzen
Online voorverkoop
Vrijdag ticket: €5,00
Volwassenen (zaterdag / zondag): €7,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €5,00
3 dagen kaart volwassenen: €15,00
3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €10,00

Tickets aan de kassa
Vrijdag ticket: €7,00
Volwassenen (zaterdag / zondag): €9,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €7,00
3 dagen kaart volwassenen: €19,00
3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €14,00

 

Tickets
Klik hier om tickets te kopen!
De online gekochte tickets kunt u uitgeprint meenemen of vanaf uw smartphone laten scannen

 

Facebook Evenement
https://www.facebook.com/events/455510131917490/

 

Huisdieren
Honden en overige huisdieren zijn niet toegestaan op de Pasar Malam in Den Bosch.
We maken alleen een uitzondering voor speciaal getrainde honden die ter begeleiding worden gebruikt van mindervaliden, zoals blindengeleidehonden en Stichting Hulphond-honden.

 

Bereikbaarheid
Meer informatie over de bereikbaarheid van de Brabanthallen vind je hier.

 

Parkeren
Er is voldoende parkeergelegenheid bij de hal. Volg de borden naar P1. Dan parkeer je vlakbij de entree van de Pasar Malam.
De Brabanthallen hanteert standaard een parkeertarief van €8,00 voor het parkeren.
Maar als je je parkeerkaart bij de kassa van de Pasar Malam koopt betaal je slechts €5,00 voor de hele dag.

 

Toegankelijkheid mindervalide
Het gehele evenement is rolstoelvriendelijk, ook is er een mindervaliden toilet.
Met een gehandicaptenparkeerkaart kunt u voor de ingang parkeren. Hiervoor geldt hetzelfde parkeertarief als het reguliere parkeerterrein.
De locatie en organisatie hebben geen rolstoelen of andere hulpmiddelen in beheer.

 

Betalen
Bij de kassa van de Pasar Malam kunt u contant en met pin betalen.
Bij de bar kunt u contant en met pin betalen.
Bij de stands kunt u contant betalen, bij sommige stands kunt u pinnen, bij andere niet.
Er is geen geldautomaat op locatie aanwezig. Bij de kassa kunt u geld opnemen.

10897410686?profile=original

ICM  Team aanwezig.

Bij ICM stand te verkrijgen  kaarten voor life registratie IndoRock Party voor documentaire - Infomatie over de laatste ontwikkelingen Traktaat van Wassenaar - Dvd's die op  ICM Video-kanaal afgelopen periode zijn getoond - 140 titels CD' s IndoRock -  Abonnementen ICM.

Lees verder…

10897417897?profile=original

Leo Blokhuis schrijft roman over Haagse indorockers

In café de Zwarte Ruiter is er op 21 september een boekpresentatie van Leo Blokhuis. Hij schreef een Haagse roman over twee indorockers.

Blauwe zomer heet het romandebuut van popkenner, theater- en programmamaker Leo Blokhuis. In het boek beschrijft hij het coming of age-verhaal van twee Haagse jongens in een indorockband, een relaas dat parallel loopt met de beginjaren van de rock-'n-roll in Nederland.

Terwijl popmuziek in Nederland alleen nog maar moeizaam is te ontvangen via de schaarse uitzendingen van Radio Luxemburg, organiseren Indische jongeren in Den Haag al feesten waar op elektrische gitaren een mengeling van rock-'n-roll en traditionele Indische krontjong wordt gespeeld. Den Haag is ook de plek waar twee achttienjarige jongens met totaal verschillende achtergronden voor een keuze staan: een burgermansbestaan leiden of het avontuur zoeken in de muziek. De Nederlandse Johan wil het gelovige milieu van zijn ouders ontvluchten en vindt in zijn Indische vrienden en hun muziek een welkome vrijheid. De in Indonesië geboren en naar Nederland gevluchte Chris wil het verleden achter zich laten, maar heeft moeite om te gaan met de harde verzuilde Nederlandse mentaliteit. De twee komen samen te spelen in de band De Rocking Blue Boys. Vanaf dan staan ze er niet meer alleen voor.

Leo Blokhuis is bekend als muziekkenner in De Wereld Draait Door en Top 2000 a Gogo. Eerder schreef hij een boekje Haags speelkwartier over de vermaarde Haagse muziekhandelaar Nico Servaas.

Lees verder…

10897330880?profile=originalTitel: Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische Massage
Auteur: Cis Everhard
Uitgever: Aerial Media Company
ISBN: 978 94 026 0136 7

Pitjit is Indonesisch voor massage. Cis Everhard is een masseuse, dochter van een Javaanse moeder en een Indische vader die een boek over deze Indonesische massage heeft geschreven. Door haar rijke achtergrond heeft zij de diverse invalshoeken van deze massage kunnen ervaren, bestuderen en overbrengen. Met haar boek “Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische massage” wil ze de kennis die ze opgedaan heeft delen. Pitjit “is ontstaan uit de oerbehoefte van de mens om wegen te vinden naar verlichting en mogelijke genezing van klachten” (p.15). Echter, pitjit is daardoor meer dan alleen massage, er zit een filosofie achter over helende krachten van jezelf.

“Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische massage” is een uniek boek omdat de kunst van pitjit normaal gesproken mondeling wordt overgebracht en nu voor het eerst op schrift is gesteld. Nu kan iedereen over pitjit lezen en deze bestuderen.  Cis Everhard heeft naast haar opvoeding en ervaring studiereizen gemaakt waardoor ze de pitjit vanuit vele kanten heeft kunnen bestuderen en leren en er daardoor een compleet beeld van heeft kunnen beschrijven.

Het boek is prachtig. De inhoud is geïllustreerd met prachtige foto’s van Indonesië, bijvoorbeeld een sereen tafereel van een tempel omringd door groene natuur met een berg op de achtergrond of afbeeldingen van Indonesiërs die eten maken. In de inleiding wordt aandacht besteed aan de geschiedenis van pitjit waarbij logischerwijze ook de geschiedenis van Indonesië ook de revue passeert. Het is interessant om te lezen dat de grootste invloeden op pitjit de religieuze, spirituele denkbeelden in Indonesië zijn; sjamanisme, hindoeïsme en islam. Verder wordt ingegaan op de ‘Wali Sanga’. Dit waren negen priesters die volgens de overlevering de Islam naar Java brachten. Echter, zij worden beschouwd als de ‘ware grondleggers van de Javaanse mystiek, de ‘stille kracht’. Zij brachten de verschillende religieuze, animistische en sjamanistische inzichten bij elkaar.“ Het zijn juist deze inzichten die essentieel zijn bij de helende werking van het masseren, dit is een kernprincipe van het pitjit.

De beschrijving van het pitjit wordt inleidend en op een heldere manier uitgelegd waardoor het zelfs voor een leek, voor degenen die nooit eerder een massage hebben gegeven begrijpelijk wordt. De vele bijbehorende foto’s leiden je stap voor stap door de massagevorm heen. Het hoofd, nek en hals spelen een belangrijke rol en worden als eerste behandeld in het boek omdat we in onze hedendaagse maatschappij hier ook het meeste gebruik van maken. Ieder onderdeel van het lichaam krijgt aandacht en door de combinatie van duidelijke tekst en overzichtelijke foto’s zijn de aanwijzingen van de massages goed te volgen. Verschillende vormen van massages worden beschreven, waaronder ook babymassages. Ook staat er een recept voor soto ayam, als soep als medicijn, in. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan de helende werking van kruiden en jamu’s (aftreksel van een kruid) zodat je je lichaam ook inwendig goed kunt verzorgen en beschermen.

Wat bijdraagt aan de uniciteit van dit boek is dat pitjit niet slechts gericht is op het lichamelijke of de buitenkant maar juist ook op de binnenkant en het geestelijke, het onstoffelijke waardoor het helingsproces iets van magie krijgt. Het lezen van dit boek is een waar genot.

 

ICM 4.10/16

Lees verder…

10897338277?profile=originalReactie van het Veteraneninstituut op het boek van Rémy Limpach

De historicus Rémy Limpach haalt momenteel het nieuws met zijn enkele weken geleden verschenen boek “De brandende kampongs van generaal “Spoor”, waarin hij het toepassen van extreem geweld door Nederlandse troepen in voormalig Nederlands-Indië structureel noemt. Als hoofd van het Kennis- en Onderzoeks-centrum van het Veteranen-instituut, vind ik dat dit enige toelichting behoeft. Vooral omdat een groot deel van de Nederlandse militairen zich hieraan niet schuldig heeft gemaakt.

De Nederlandse overheid duidde buitensporig geweld in de jaren 1945 tot 1949 jarenlang aan met de term “excessen”, oftewel iets dat incidenteel voorkwam. De criticasters beweerden juist dat het gebruik van extreem geweld van bovenaf werd opgelegd en onlosmakelijk deel uitmaakte van het optreden van de Nederlandse troepenmacht in zijn geheel en dus systematisch was.

Volgens Limpach ligt de waarheid ergens in het midden. Hij toont met zijn onderzoek aan dat het gebruik van extreem geweld niet systematisch was, maar wel veel vaker voorkwam dan overheid en historici tot nu toe aannamen en toegaven.

Een kritische terugblik   op het eigen militair optreden is belangrijk

Kenners van herinneringsliteratuur van Indië-veteranen en eerder verschenen studies zullen niet helemaal verrast zijn door de conclusies van Rémy Limpach. Vermoedelijk zullen ook veel Indië-veteranen – ongeacht of ze nu zelf wel of niet bij extreem geweld betrokken waren – het beeld dat Limpach schetst van de inzet en strijd in het voormalige Nederlands-Indië herkennen. Het is inmiddels algemeen bekend dat de dekolonisatie van Indië  een keiharde guerrillastrijd was,

waarin tal van Indonesische milities behalve de Nederlanders ook nog eens elkaar en de eigen bevolkingsgroep te lijf gingen.

Alle partijen hebben zich in die jaren schuldig gemaakt  aan extreem geweld. En wij vermoeden al veel langer – juist door de boeken, herinneringen en verhalen van de Indië-veteranen zelf – dat het gebruik van extreem geweld ook aan Nederlandse zijde veel vaker is voorgekomen dat tot nu toe officieel werd onderkend. Bij sommige eenheden was dit zelfs schering en inslag. Echter, aan de andere kant bleef dit bij een aantal eenheden te velde bleef  het wel degelijk beperkt tot incidenten.

Limpach benadrukt niet voor niets in zijn boek dat de conclusie dat het extreme geweld structureel van aars was, beslist níet impliceert dat de meerderheid van de militairen erbij betrokken waren.

Volgens hem heeft de meerderheid van de veteranen zich niet schuldig gemaakt aan het toepassen van extreem geweld.

In Limpachs boek komen verder ook de oorzaken van de gewelddadigheden genuanceerd aan bod. En die lagen vaak buiten de eigen invloedssfeer van de individuele militair. En denk verder ook eens aan de gebrekkige opleidingen en uitrustingen, het gebrek aan inlichtingen en het soms desastreuze effect van jarenlange uitputtende inzet op moreel en discipline. Denk ook aan een overambitieuze leger-leiding, die de “vijand” zwaar onderschatte, in combinatie met troepentekorten.

Dergelijke factoren zijn natuurlijk nooit een excuus voor het plegen van regelrechte oorlogsmisdaden maar hebben het gebruik van extreem geweld onmiskenbaar in de hand gewerkt. Ik denk ook dat Limpachs boek zodoende ook tot meer begrip kan leiden voor de onmogelijke situatie, waarin veel Indië-gangers destijds terecht kwamen.

Een kritische terugblik op de gebeurtenissen is altijd belangrijk. We mogen nooit de ogen sluiten voor zaken die verkeerd zijn gegaan. Juist door te benoemen waar militairen ver over de schreef zijn gegaan, krijg je oog voor het feit dat zoveel militairen zich in ongelooflijk moeilijke omstandig-heden en ondanks grote risico’s zich wél militair correct hebben gedragen. Een kritische terugblik hoeft de waardering voor de Indië veteranen als groep dus beslist niet in de weg te staan. En dat doet het ook niet.

Jaarlijks blijkt dat weer tijdens de Nationale Veteranendag en uit    de publieke opiniecijfers. Hopelijk blijven een eerlijke en kritische terugblik, oog voor de omstandig-heden waaronder de Indië-gangers moesten dienen en de waardering voor hun inzet en offers hand in hand gaan.

Martin Elands, hoofd Kennis- en Onderzoekscentrum Veteranen-instituut.

10897264495?profile=original

ICM. 26.10.16

Lees verder…

Maurice de Hondt, boter op zijn hoofd!

10897339862?profile=original

10897339294?profile=originalNa 40 jaren komt deze nu pas er achter dat het kiezen op Politieke Partijen afbreuk doet van democratie van Nederland. Ik heb altijd al geroepen dat je democratie gegarandeerd is tot het stemhokje. Zijn de stemmen binnen dan staan de dictators op, en de kiezer leeft in keer onder een Russisch bewind. Maar de Nederlander blijft de Nederlander al maar mopperend moeten toezien dat ze steeds verneukt worden, sorry voor dit taalgebruik. 
Terug naar Maurice de Hond, ja als opiniepeiler, gaan de jaren ook tellen, en praten dan niet over zijn verouderde methodieken die de laatste tijden flink van slag is. Dan moet je met iets vernieuwend komen.
Hoe zo innoverend vernieuwend?
Ergens in april jl. zat ik bij VNL bij Joram van Klaveren die kwam met dit idee. Ja, dan gaan de kopierechten gelden. Volgens mij liggen die bij Joram van Klaveren van VNL, die was maanden eerder dan Maurice de Hond, toch, die kwam vorige week pas met deze uitvinding bij de Wereld Draait Door. Althans dat dacht onze Maurice, en een beetje dom en slordig van Mathijs van Nieuwkerk als oud redacteur/journalist, die altijd bij de pinken is.
Hoe ziet het nieuw kiessysteem dan er uit?
Er wordt een prioriteitenlijst gemaakt met de nijpende problemen in onze huidige samenleving. Achter het onderwerp de partijen die het probleem daadwerkelijk gaan oplossen als volgt;
1. Bestrijding terrorisme door: VVD, PVA, CDA etc.

2. Aanpak van de voedselbanken door : …………………..
3. Aanpak nivellering van inkomens door: 
4. Aanpak fraude zorgbureautjes door: 
5. Aanpak declaraties ziekenhuizen door: 
6. Invoering Vlaktaks door:
7. Invoering van de dienstplicht door:
8. Werken aan een kleine Overheid door
9. Minder ontwikkelingshulp door: 
10. Multinationals meer belasten
11. …………………………………………..
12. ………………………………………….
100.
Dan komen wij in het straatje van de VVD onze Mark. 
Coalities worden per onderdeel automatisch gevormd, en gelijk afgerekend als deze niet worden opgelost.
En …………. Laten wij eerlijk zijn het werkt nu al zo, alleen onze dictatoren willen hun ego hiermee graag oppoetsen, en doen gelden en dan maar naar Vladimir Poetin wijzen.

Tot slot de vraag voor de Indische lezers, waarom ik bij VNL zat?

 Om te kijken welke Indische thema's binnen het verkiezingsprogramma van VNL passen, overigens niet alleen de VNL !...

ICM 10.10.16

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives