Alle berichten (2834)

Sorteer op

Moeder Britse vice-premier Nick Clegg in Jappenkamp

10897268453?profile=original

Moeder Britse vice-premier Nick Clegg in Jappenkamp

Ook de moeder van de Britse vice-premier Nick Clegg heeft in Indië in een Jappenkamp gezeten en is daar ternauwernood aan de hongerdood ontsnapt. De nu 74 jarige Hermance Clegg was slechts zes jaar oud toen ze in het kamp terechtkwam. Ze was de dochter van de Nederlander  Herman van den Wall Bake, werknemer bij een Nederlands oliebedrijf en diens vrouw Louise. 

10897268290?profile=originalHet sterk overbevolkte Kamp Tjideng

Toen in 1942 het gezin werd opgepakt, verdween de vader achter het prikkeldraad van het Glodok krijgsgevangenenkamp en moeder Louise en haar drie dochters gingen naar een ander interneringskamp. Hermance herinnert zich nog goed dat ze als zesjarige moest buigen voor iedere Japanner en de afranselingen en martelingen meemaakte als iemand te diep of niet diep genoeg boog. Een vergrijp waarvoor geregeld de gehele groep gevangenen werd gestraft. In augustus 1943 werden moeder en     de drie dochters overgeplaatst naar het beruchte kamp Tjideng, de zogenaamde “Hel op Aarde”. Er waren toen in Tjideng ongeveer 2500 gevangenen, maar dat aantal zwol      in twee jaar aan tot 14.350 geïnterneerden. Ze herinnert zich     dat de kampcommandant, Kapitein Kenichi Sonei, een gevaarlijke gek, de gevangenen dwing om bij nacht en ontij op appel te komen en dan vrouwen en kinderen urenlang liet staan. Sonei werd na de oorlog veroordeeld door een krijgsraad en geëxecuteerd.

10897268301?profile=originalMoeder Hermance met Nick Clegg eind 1967 (foto: Daily Mail)

Honger was een dagelijks onderdeel van het leven en Hermance weet nog dat haar moeder een gegeven moment niet meer dan een 35 kg woog. Zelfs zo, dat ze op een dag geen vast voedsel meer kon verdragen. Iedere hap die ze doorslikte, wam er met vrijwel dezelfde snelheid weer uit.

De Britse premier David Cameron met rechts vice-premier Nick Clegg (foto: Daily Mail)

Alleen wat vloeibaar voedsel, een soort soep, bleef erin. Ze was zo vermagerd, dat toen ze na de bevrijding oog in oog kwam te staan met haar man Herman, deze haar niet herkende en per ongeluk een vrouw omhelsde die op haar leek.

In 1946 keerde het gezin terug naar Nederland, waar Hermance te lijden had onder anemie en Onverklaarbare koortsaanvallen. Toen ze in 1957 in de leeftijd van 19 jaar, het Engelse Cambridge bezocht, ontmoette ze de student Nicholas Clegg, waar ze later mee trouwde. Uit dat huwelijk is op 7 januari 1967 de huidige vice-premier Nick Clegg geboren. Hermance Clegg werd lerares aan een school voor dyslectische kinderen. Ze vertelde dat ze 12 jaar geleden op de website van Kamp Tjideng is gaan speuren, samen met haar man en daarbij werd ze overweldigd door emoties. Ze verklaarde: “Ik stond als aan de grond 

genageld en mijn ervaringen kwamen in alle hevigheid weer boven. Ik werd doodsbang en heb uren gehuild     ”.

Leuk om te vermelden is, dat Nick Clegg naast het Engels, vrijwel vloeiend Nederlands spreekt. 

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 2     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Helaas was ik toevalligerwijze aanwezig tijdens dat verraad, en raakte ik zelfs aan mijn hoofd gewond, door een steen, die door hun oudste zoon Rijnco geworpen werd. Dit gebeurde allemaal in de “Villa Isola” in Bandoeng. Na verbonden te zijn, mocht ik met Eppo, hun jongste zoon, in de Japanse stafauto, met vlaggetjes en de Japanse chauffeur, als een troost, een lunch pakketje “Oom” Ab Brons brengen in zijn gevangenis, waar ik hem door de poort tussen een  groepje andere Hollandse gevangenen zag staan. Ab Brons was een grote man met een rood gezicht en witte haren; men kon hem niet missen.

Als Duitse, maar ook om mijn vaders reputatie te dwarsbomen, werd mijn moeder door toedoen van deze mensen bij Greetje Brons ontboden. Deze vroeg haar verzoek de functie van tolk op zich te nemen (mijn moeder sprak vijf talen). Mijn moeder vroeg bedenktijd en ze kreeg hier  slechts drie uur voor. Overhaast vluchtten wij naar Surabaya per trein. De trein werd door de Japanners uitgekamd, op zoek naar ons, maar RK. Zusters hielpen ons verborgen te blijven. Het onderzoek van drie jonge Japanse officieren op die trein duurde drie dagen.    

In Surabaya werden wij toch gevangen genomen en kwamen wij, in volgorde,  in het klooster Gedangan, Ambarawa; daarna ik denk kamp 5, en tenslotte  Banyu-Biru kamp 10. Waar wij tot begin december 1945 verbleven. Ons vertrek van Banyu-Biru kamp, ik geloof op 6 December 1945, was zeer dramatisch. Onder de bescherming van de Ghurca’s, die ons ook van de revolutionairen tijdens de Bersiap bevrijdden. Ons kamp was reeds in handen van de guerrilla’s en werd, volgens de dreigementen, op een totale eliminatie voorbereid. Luidsprekers verkondigden allerlei dreigementen, slangen, krokodillen en tijgers en panters zouden op ons losgelaten worden, barricades van zandzakken werden opgeworpen tegen aanvallen met handgranaten. Wij werden op het laatste moment ontzet door een kolonne Ghurca’s, die ons kamp voor mogelijk een maand   of meer verdedigden met mortieren, machinegeweren en persoonlijke nachtelijke koppensneller-activiteiten.

Met het uiteindelijke vertrek in een grote groep, gingen wij door geweervuur aan beide zijden van de weg en vliegtuigen overal in de lucht schietende en bombarderende tot aan Semarang toe. Het was soms een angstwekkende vuurzee, waar wij doorheen reden. Tenslotte bereikten wij Semarang, waar wij na enige dagen aan boord gingen via pontons op het Amerikaanse schip de “Victoria Amhorst” op weg naar Batavia. Ik denk dat het in het eerste Kamp 11 van Banyu-Biru, onze buren waren, die met hun groep praktisch helemaal uitgemoord zijn. Daarom werd met onze groep geen risico genomen en waren wij ook uitzonderlijk zwaar bewapend, met tanks en gepantserde wagens. Wij zaten dan ook met alle bagage om ons heen in die trucks. 

Terug in Nederland

Binnen het jaar, wist Jannes den Besten, van de weduwen en wezen  

afdeling van de B.P.M, met geweldige leugens, mijn moeder in te palmen en hoe ongelooflijk het ook klinkt, in gemeenschap van goederen met haar te trouwen in December 1947. De man bezat zelf niets, hij was een homosexueel, hetgeen mijn Moeder ook pas te laat te weten kwam. Mijn moeder werd eventueel door hem onder druk gezet, om haar onder controle te kunnen houden. Eenmaal, tijdens een open gesprek, vertelde mijn moeder mij een en ander. Op haar eerste huwelijksnacht posteerde mijn Moeder zich kennelijk voor die man, (ik moet er niet aan denken, mijn moeder). Maar het liep mis, hij gebood haar woedend zich aan te kleden en zei: “Ik heb jou daar niet voor nodig en ik heb nu al jullie geld en die kleine flikker (dat was ik), raak ik op de een of ander manier wel kwijt”. Dit was dus mijn toekomst, waar mijn eigen moeder in meespeelde, “gedwongen of niet”, hoe is dat mogelijk.


10897266476?profile=originalAdrian Lemmens, 15 jaar oud

Alle twee de kisten, met Amerikaanse voedingsmiddelen die wij ons uit de mond hadden gespaard en meenamen naar Nederland, werd door die man alleen opgevreten, terwijl ik, nog mager van de kampen, nog steeds honger leed. Drie grote kisten met sigaretten, verkregen met hulp van de vroegere directeur ir. A. Scholtens van de B.P.M.-Shell, de vroegere directe baas van mijn vader, daar werd direct de eerste Volkswagen Kever van  gekocht. De rest verhandelde en  rookte hij zelf op,  kronkelend over de vloer van het hoesten. Bij de eerste kennismaking  met die man, weigerde ik hem de hand te schudden en kreeg ik een geweldige draai om de oren, van mijn moeder, waardoor ik verschillende meters de gang in vloog. Dat was de eerste introductie, men weet over het instinkt van kinderen.

Zwaar gedisciplineerd als ik was, durfde ik nooit ver van huis te gaan   en werd ik op die manier veelal    alleen gelaten, terwijl andere kinderen op school waren, dat was in de     Jacob Marisstraat 18, te Slooterdijk Amsterdam; dezelfde naam inderdaad, als het schip van de HAL. De ms. Slooterdijk, waarmee wij uit Indië kwamen. Gebruik makende van mijn analfabetisme, wist Jannes den Besten, nu mijn tweede vader, mijn moeder te overtuigen, dat ik niet normaal was en liet mij in een zwakzinnigengesticht in Amsterdam Slooterdijk opnemen. Dat gesticht was een complete nachtmerrie. Kinderen die zich niet normaal gedroegen, zich bevuilden   en de rotzooi op de muren smeerden, of eindeloos hun hoofden tegen een deur of muur aan sloegen, vreemde dierlijke geluiden maakten, staan mij nog altijd bij. Ik realiseerde mij, dat ik daar weleens voorgoed in had kunnen blijven. Eens in een gesticht, nooit meer er uit, gold in die tijd.

Mijn grootvader was geschrokken, toen hij dat hoorde, maar Jannes den Besten wilde van geen advies weten. En waar was mijn zogenaamde moeder? Dankzij mijn grootvader en via de politie, werd het bestuur van die stichting (later bleek, dat zij een stevige betaling van J. den Besten ontvingen om mij daar binnen de muren te houden), gedwongen om mij te laten testen. Ik werd volkomen normaal beschouwd en werd er toen weer uit gelaten, God zij gedankt.  

Ik ben nog steeds woedend over het feit, dat men met mij kennelijk te gemakkelijk kon manoeuvreren in die tijd. Ik bleek ondanks alles, nog zo onschuldig te zijn, dat men schijnbaar van alles met mij uit kon halen. Maar ik was ook in een vreemd koud land  en kende er niemand die ik kon vertrouwen. Ik was immers nog steeds het totaal genegeerde en daardoor eenzame moffenjongetje uit de Jappenkampen en pas tien jaren oud Ik was immers niets anders gewend, dan alleen te zijnen niets om handen te hebben. Wat een verschil met een eigenwijze TV- en computerwijze tienjarige van vandaag.

In de Japanse kampen, was ik het moffenjongetje, waar de andere kinderen niet mede mochten spelen, ongelooflijk als dat klinkt, ondanks,  dat wij het kampleven met iedereen deelden. Mijn Moeder werkte nachts in de keuken en sliep overdag en ik was dus altijd alleen en moest mijzelf bezig zien te houden. Daardoor ben ik een “loner” geworden tot de dag van vandaag.

De enige cadeaus, die ik ooit in mijn leven heb gekregen, waren een aantal boeken van mijn grootvader. Dat werden mijn vrienden en die hield ik  voor mijzelf, toen ik via mijn eerste internaat St. Louise, het lezen en schrijven begon te leren. Gelukkig was ik intelligent en leerde vrij snel. Ik ben er zeker van dat mijn grootvader  daarmede mijn toekomst heeft verzekerd en gered, maar hij deed meer. Via een R.K. Bisschop in onze familie, Mgr. Lemmens, toenmaals Bisschop van Roermond, werd ik ondanks een grote tegenwerking van J. den Besten op de kostschool St. Louise in Amersfoort toegelaten. Daar man een broeder Deciderius mij persoonlijk onder zijn hoede. Hij sleepte mij in mijn eerste en enige schooljaar daar, van de eerste tot de vierde klas door 

mijn studies heen gesleept. Ik was toen 11 jaar en werd 12 in 1948. Het was een elite school, maar ik was de enige die beboterd brood at en niet de voorraden toegestuurd kreeg zoals de andere kinderen. Die aten jam, kaas, muisjes of pindakaas, ik at droog brood met een schrap boter. Maar ik was deel van een gemeenschap, ook al werd ik uitgemaakt voor pinda, als de enige Indische jongen aldaar. Geweldige cadeaus voor al die kinderen en medeleerlingen, met Kerst en Sint Nicolaas, of met verjaardagen;  ik liep daartussen, met niets.

10897266660?profile=original

Vader en moeder Lemmens

Maar voor het zo ver kwam, dat ik naar mijn allereerste school St Louise ging, werd ik eerst nog meegenomen naar de U.S.A. door een vriendin      van mijn moeder, Ria Oosterbaan, die met een Amerikaanse officier was getrouwd en mij mee naar Amerika wilden nemen, waar ik mij hevig tegen verzette. Daarna werd mij direct een naamsverandering opgedrongen, ook tot een “den Besten”, ook al verzette ik mij er tegen. Ik begreep niets meer van wat mijn moeder motiveerde, met al deze handelingen en voorstellen, die natuurlijk van J. den Besten kwamen. Ik wist van mijn grootvader, dat ik een hoop geld bezat op mijn naam, maar liefst 98.000 gulden en dat er ook een kwart van de waarde van het huis van mij was. En later bleek dan  J. den Besten niet van plan was, dat ooit aan mij te laten; wetten of geen wetten, rechten of geen  rechten. Om mijn eigendom te verdonkeremanen, werd het huis met groot verlies van de hand gedaan en mijn grootvader op  straat gesmeten, die daarmee tot een armoedige en eenzame dood was veroordeeld. Hieraan hebben de Nederlandse Autoriteiten mede schuld. Wat heeft Nederland met de nalatenschap van een oorlogsheld gedaan?

Terug naar het internaat St Louise te Amersfoort, na het enige jaar aldaar, gingen mijn zogenaamde ouders op vakantie naar Frankrijk, met hun eerste baby, een jongen, die later, dankzij haar trots en op haar kosten, dokter zou worden. Hij bleek ook  homosexueel te zijn en zou later zijn moeder van alles zou beroven (en daarmee dus ook mijn rechten) en haar de dood in zou jagen.

De tuinman van het internaat St. Louise werd gevraagd of hij op mij wilde passen en werkte ik dus met hem in de tuin in mijn zogenaamde vakantie. Na die vakantie en dat tuinwerk, werd ik van die school afgehaald en op de Technische hogeschool  Don Bosco, bij de Salesianen geplaatst, ook in een internaat in Amersfoort. Ook daar werd weer een tuinman gevraagd om op mij te passen terwijl de familie naar Frankrijk ging. Daarna werd ik ook daar vanaf gehaald. Dat was voor de rest van mijn leven, mijn laatste school, maar ten laatste leerde ik daar inderdaad ook het omgaan met gereedschappen.

Nu volgde echter de vreselijkste periode van mijn leven. De lezer begint nu mogelijk een idee te krijgen wat ik heb moeten doorstaan.  Dat ik mijn vaardigheden ondanks deze situaties heb weten te behouden, is bijna ongelooflijk. Ik heb toen zeker  de voorzienigheid achter mij gehad en kennelijk voor de rest van mijn leven. Misschien is dat de prijs, waar mijn vader zijn leven voor heeft geofferd.  Dat is de vraag waar ik mee aan het worstelen ben. Maar desondanks heb ik nu een vrouw en kinderen.

Een aanslag tegen mijn leven, waaraan ik vijfmaal de dans ben ontsprongen en verder een verschrikkelijk onrecht heb moeten ondervinden, hebben mij uiteindelijk berooid het land uitgestuurd. Ten gevolge waarvan ik nu dus als een emigrant in New Zealand zit, en daar berooid met letterlijk niets tot mijn naam, een nieuw leven moest beginnen, in mei 1962, dus 26 jaar oud. Wat heeft Nederland ooit voor mij gedaan? Wat, of hoe, met de geweldige en potentieel grote rijkdom, en geweldige studie kansen, die ooit mijn rechten waren en die mij ontnomen zijn, ook die door mijn vader aan mij zijn nagelaten.

In het nog vooroorlogse Indië; in 1939

De B.P.M.-Shell, eens mijn vaders bedrijf, gebood hem in zijn functie twee mensen te disciplineren, die de bloemetjes buiten zetten en de B.P.M. als maatschappij te schande maakten, in een tijd, waar een goede naam nog steeds zeer op prijs werd gesteld. Een de zoon van een zittende directeur ir. Jan Brouwer en een prof. dr. ir., professor in de Geologie H.H. Brons een hoge academicus, die zich aan de Japanners hadden verbonden. Voor welke reden dan ook, het was verraad, maar ir. Jan Brouwer door zijn vader gewaarschuwd, vluchtte toen naar Australië. Een mogelijkheid, die ook aan mijn vader geboden werd. Maar mijn vader, destijds de grote organisator van de B.P.M.-Shell in Nederlands Oost-Indië, beval de vernietigingen van de B.P.M.-depots in 

Tarakan en Balikpapan en vluchtte daardoor te laat. Hij was een patriot en verloor zijn leven, in dienst van zijn zogenaamde Vaderland.  

Die twee individuen (heren kan ik ze niet noemen), overleefden en waren ons vijandig gezind. Ze weigerden mijn moeder te helpen en ik wist natuurlijk te veel over en van Brons; ik was een gevaar voor hen en moest worden geëlimineerd en J. den Besten, chanteerde de Brons familie, met wat hij daarover van mijn Moeder had vernomen. Ab Brons nam hem in  dienst om mij te elimineren, wat goed in het plan van J. den Besten, maar ook in dat van de Brons paste. J. den Besten wilde mij immers ook kwijt, omdat hij niet van plan was, om mij ooit mijn rechtmatige bezittingen uit te betalen.

10897266071?profile=originalDe oorkonde die Adrians vader van de Nederlandse regering ontving

Nederland liet dit allemaal toe, door de inbeslagneming van ons huis en eigendom, onze thuis en onze haven, waardoor ik ook mijn grootvader, mijn voogd, en mijn enige bescherming verloor. Met daarbij ook de mensonterende Wet  Onbevoegdheid van de vrouw in die tijd. Dat onze situatie in Nederland, met hun acties 

tegen ons, nog verergerde, is ook de schuld van de Nederlandse Staat en haar overheden. Wat kan ik (persoonlijk) verwachten, als straks de “Indische Kwestie”, door Nederland wordt erkend?

U hebt nu de eerste 12 jaren van mijn leven gezien. Er volgden nog 14 jaren van ongeluk, levensgevaar en armoede voor mij in Nederland, voor mijn uiteindelijke vlucht door emigratie naar Nieuw Zeeland.

Beste Hans, je hebt mijn permissie hier mijn levensloop openbaar te maken. De Nederlandse Staat moet ook kennis nemen  van wat er met mij is gebeurd, evenals de B.P.M.-Shell, die  medeschuldig is aan de behandeling van de  zoon van een van hun toenmaals belangrijkste employés. De B.P.M.-Shell, heeft aan mij ook nooit de studiefondsen toegekend, die door mijn Vader met hen waren vastgezet in 1939, tijdens zijn laatste verlof in Nederland. Studiefondsen die aan mij uitbetaald zouden worden tot aan mijn dertigste jaar en het mede gebruik van alle sociale voorzieningen van de B.P.M. die ik nooit heb gezien of gekregen.

Dit is eveneens een deel van de reden waarom wij Indische Nederlanders nu al 70 jaar lang door Nederland behandeld worden; een periode die we de “Indische Kwestie” noemen. Maar ik weet het, ik ben lang niet de enige, ook al bedenk ik, dat mijn situatie en het verloop van mijn leven uniek is.  Als een consequentie van wat mij allemaal is overkomen, door mijn eigen moeders kennelijke onverschilligheid jegens mij en mijn lot, heb ik haar in 1998 persoonlijk gezegd, dat zij niet het recht had de oorlog te overleven. Deze harde, maar in mijn ogen reële uitspraak deed ik tijdens mijn laatste bezoek aan haar,  

een half jaar voor haar dood. Ik noemde haar als reden het verraad aan haar tweede zoon, ook een J. den Besten. Mijn moeder vroeg mij of ik het meende, hetgeen ik nogmaals bevestigde Zo namen wij afscheid voor de laatste maal; ik heb er geen spijt van, maar ik heb er wel moeite mee. Kunt U zich dit indenken?  Echter los van haar behandeling van en verantwoording jegens mij, haar enige kind van haar eens zo zeer geliefde man, was ook mijn moeder, eens een geweldige persoonlijkheid in die moeilijke jaren. Met geweldige prestaties en trouw aan haar geadopteerde land en nationaliteit en mogelijk honderden hebben hun levensbehoud in de kampen aan haar kookkunsten te danken. Moeder kreeg na de oorlog in Nederland, vele brieven van kampgenoten die haar bedankten voor wat zij had gedaan,  brieven die in nijd en jaloezie door haar tweede man J. den Besten werden verbrand. Maar waarom liet mijn Moeder mij toen in de steek?Nu op 12 jarige leeftijd, werd ik na de vakantietijd en na de vakantie van mijn “familie”, ook weer in Frankrijk,  ook weer van mijn tweede school verwijderd. Ook op deze tweede school liet de tuinman van die school Don Bosco, te Amersfoort, die op mij paste, mij “helpen” bij het werk in de tuin.

J. den Besten had zijn macht nu gevestigd, met onze bezittingen totaal onder zijn beheer en mijn Moeder scheen haar eigen gewoonlijke zelfbeheersing en persoonlijkheid volkomen te zijn verloren. Wij woonden nu na hun huwelijk, in ons eerste huis in de hoerenbuurt van Den Haag, in de Scheldestraat, recht tegenover de ramen met spiegeltjes en die dames in hun voor mij zo vreemde kledij, nooit eerder zoiets geweten of te hebben gezien, was dat voor mij een volkomen raadsel. Dit werd toen ook schijnbaar de tijd voor  

den Besten, om de door hem   met ons aangenomen positie te bevestigen, door mijn moeder volkomen te onderwerpen, zoals hij dat gedurende zijn eigen Vaders tijd had geleerd, in het vooroorlogse Roemeense Bucharest, met de vrouwen aldaar. De “Balkanisatie” van mijn moeder, de totale onderwerping van zijn vrouw, mijn moeder, waarvan ik later ook hoorde, dat het zijn bedoeling was, om ook mijn moeder als zodanig te werk te stellen. Hoe was dat mogelijk.

10897266871?profile=original

Nog een foto van Adrian, 15 jaar oud

Mijn moeder werd zo vaak getrapt en geslagen, dat zij zich veelal niet buiten de deur dorst te vertonen. Ongelooflijk genoeg, bleken die woningen ook tot de B.P.M. te behoren, zo tegenover onze trappen hal woonden ook B.P.M.-ers, de familie de Koning. Door het gegil en het geschreeuw van mijn Moeder, riepen die de politie.  Ondanks dat de politie de staat van mijn moeder kon zien, wist den Besten de rollen zo te verdraaien, dat de politie sympathie met “hem” hadden. Ondanks de vele gaten in mijn kennis, wist ik genoeg, om hem Mossadeg, te noemen, de huilende Minister-president van Iran in die tijd. De buren durfden niet meer te reageren, na bedreigingen van den Besten. Ze hadden nu gezien, van wat hij met de  politie wist te bereiken, ondanks mijn moeders uiterlijke kentekenen, van zijn beestachtige behandeling van haar.                                                         Nu begon ook de tijd voor hem, om zich tegenover mij een houding aan te meten. Met mijn Moeder onderdrukt en onder controle en daardoor niet in staat om tussen hem en mij te kunnen komen, om mij te verdedigen, nu was ik aan de beurt. Het was de winter van 1948, dikke sneeuw en ijsbloemen op de ramen, werd mij geboden, mij uit te kleden, veel van mijn kleding, (nu lompen) was nog steeds van onze repatriatie, de schoenen met touwtjes bij elkaar gebonden, werd ik naakt aan mij haren de douche in getrapt. Ik schreeuwde niet, het had geen zin.

Nog steeds broodmager, stond ik onder dat ijskoude water te jammeren, hij stond met een Spaanse riet voor de open deur, twintig minuten tot een half uur, als ik eruit probeerde te komen, sloeg hij mij op mijn natte huid, ten gevolge waarvan de wonden weken namen om te helen. Ik kon mij na die behandeling nauwelijks meer bewegen. Aan mijn haren werd ik naar het koude gedeelte van het huis, mijn kleine kamertje,  gesleept, de kamer in gegooid, op de vloer gesmeten, waar alleen een kaal matras en een paardendeken lag, terwijl ik niet eens was afgedroogd. Dit heb ik 11 of 12 keer moeten doorstaan. De kennelijke bedoeling was, om mij een longontsteking te bezorgen. Mijn moeder zat in de enige warme kamer, met hun eerste baby een jongen en ook een Jannes en kwam er nooit uit, zij was te bang.      Is dit van een moeder te bevatten? In die omstandigheden? Misschien wel.

Over mijn Moeder

Mijn moeder, kwam uit een niet zo welgestelde familie, een Kleermakerij en was een van de ouderen, van 11 kinderen.  Grootvader een geweldige verteller, met slechts een been, was door geheel Sauerland en Westfalen in Duitsland bekend. Moeder was geboren op een vrijdag de 13e mei in 1913, dus aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Haar door ambitie gedreven leven behelsde Piano spelen, kleding ontwerpen en maken en had ook de Kookschool doorlopen, bij een van de in die streek bekendste Hotels in Winterberg. Als Gouvernante bij een rijke Maastrichtse familie, leerde mijn moeder uiteindelijk mijn vader kennen. Mijn moeder sprak vijf talen, vloeiend Maleis was haar laatste taal.

Beginnende met de huwelijks-voltrekking in Kasteel Oud Wassenaar, bracht haar huwelijksreis haar in 1934, langs vele van de Franse kastelen en Chenonceau aan de Loire en tenslotte het Casino te Monaco, waar zij een maal mocht spelen met 1000 gulden. Moeder was gelukkig, het werden er 4000. Enthousiast wilde zij het nog een maal herhalen, maar mijn vader zei neen; eenmaal was de afspraak en zo bleef het.

In Nederlands-Indië

Moeder was een beetje koket, elke zaterdagavond, in de Soos, in een andere avond japon, nooit een tweede maal gedragen, het waren haar eigen gemaakte designs en de avond japon veranderde in een cocktailjurk en daarna in een middag japon, met veel hand gemaakte opsmuk, waar zij inderdaad bewonderenswaardig mee was, zo was haar leven, in ons oude vooroorlogse  Indië. Maar mijn vader keek naar de toekomst en dit was een duur spelletje. Zo kwam de afspraak, dat mijn Moeder alle stoffen kon kopen, die zij maar wenste, vermits zij haar eigen kleding ontwierp en zelf maakte. De stoffen kwamen van over de hele wereld, zelfs Iers linnen. Mijn moeder was de dame. Maar waar was er de moederlijke tijd voor mij? Die was er niet, voor mij was daar alleen maar de baboe en mogelijk de borstmelk afgekolfd en met de fles  aan mij gevoed.

Mijn vader was trots op zijn eerste zoontje, dat weet ik, er waren foto’s die daarvan getuigden, maar hij had ook een hoge baan bij de B.P.M.-Shell en verantwoordelijk voor de algehele financiën van die Maatschappij. Hij vloog met de Shell vliegtuigen veel en over geheel Indië voor inspectie van de boeken op de vele Shell stations. Eenmaal zelfs eens met Douglas Bader, de beroemde Engelse piloot  zonder benen, die ook voor de Shell vloog. Mijn Vader was helaas dus veel weg  voor inspecties. Corruptie tierde ook in die tijd welig en zo werd het bekend dat telegrammen mijn Vader vooruit gingen, als waarschuwing, zodat de boeken om in een correcte situatie zouden zijn. Er werden hem zelfs afkoopgeschenken aangeboden in vaak geweldige bedragen. Mijn vader reageerde daarop met ontslag en een schoonveegactie schoonveeg actie en zo werd de naam van mijn vader gevreesd op de verschillende stations, waarvan de boeken niet correct waren.

Het B.P.M.-Shell soosgebouw in Pladju

Desondanks was mijn Moeder toch nog te trots, maar ook ten zeerste beschaamd (hoe vaak was de eens zo zeer bekende naam van A.C. Lemmens, door de omstandigheden bezoedeld), om door ook maar enige 

vroegere bekende te worden gezien, vanwege haar huidige uiterlijk en onze vroegere reputatie. Was dat de bedoeling van die Jannes den Besten?

Waarom had ik een moeder, die geen belang of verantwoording voor haar  enig kind nam. Niet als een hartelijke warme en veilige Moeder, maar ook niet door haar onbesuisde tweede huwelijk, nog wel in gemeenschap van goederen ook nog, zonder acht te slaan op de belangen van haar kind. Zelfs al was dat met en onder al de geweldige beloften van die man.

Natuurlijk, haar tweede huwelijk was een volslagen nachtmerrie en in haar situatie was er geen uitweg. Door in alles toe te geven, hoopte mijn moeder een succes van dat huwelijk te kunnen maken. Dat was  dus ook debet aan haar houding  tegenover mij. Ze had toen niet door dat het  haar tweede man in het zo onverantwoorde huwelijk in gemeenschap van goederen, alleen te doen was om haar kapitaal.

Maar er was ook weinig mogelijkheid tot enige hulp, voor mijn Moeder, ze was immers geïsoleerd door de omstandigheden. Er werd een school voor mij gevonden, een RK. School aan het Westeinde. Onder de Wet moest dat tot 15 jarige leeftijd op school blijven, maar kennelijk had niemand enige belangstelling voor mij. Geen interesse en geen leidende hand, of een extra aanspraak, want ik was immers het jongetje dat niet sprak, en zich alleen wist te vermaken; in de geest nog steeds helemaal terug in de tijd van de Japanse kampen. Het Moffen-jongetje, waar de andere kinderen niet mee mochten spelen.    Ik wist niet beter en in Nederland was ik alleen maar een van de pinda’s, waar weinig interesse voor was. Het liep totaal op niets uit en duurde slechts enige maanden, ik leerde daar totaal niets. Tenslotte hing ik gewoon ergens rond en liep ik de geweldige afstanden, op mijn totaal versleten schoenen, in sneeuw en ijs, nog steeds vanuit de repatriërings-periode. Er was immers geen controle op mij Menigmaal, vroeg ik mij af, waarom ik eigenlijk geen moeder had, ik kan mij de borstvoeding niet herinneren, was het afgekolfd, zoals het mij door de baboe werd gegeven. In tegenstelling tot mijn vader, heb ik nooit in de armen van mijn moeder gelegen, maar 

ik had wel de mooiste kinderwagen van Pladju, zo werd verteld.

Tot zover het tweede deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

Lees verder…
21-07-2013 | EEN FANTASTISCH EVENEMENT

De Langste Indische Rijsttafel ter wereld is een feit

10897265661?profile=original

De Langste Indische Rijsttafel ter wereld is een feit. Vorige week slaagden de organisatoren erin de Langste Indische Rijsttafel ter wereld te presenteren. Indonesiënu sprak met Annemarie Rulos-V.d Berg van Child Support Indonesia, 1 van de organisatoren van dit evenement. Wij vroegen haar hoe zij terugkijkt op die bijzondere avond op 12 juli 2013. 


'De Langste Indische Rijsttafel ter Wereld was een fantastisch evenement. We kijken er met veel plezier en trots op terug. Het was heel speciaal om met zoveel vrijwilligers zo'n groot evenement op te zetten voor het goede doel.' 

ZATEN ER LEUKE OF UNIEKE GEBEURTENISSEN BIJ TIJDENS DIT EVENEMENT? 

'Het hele evenement (zowel de voorbereidingen als de uitvoering daarvan) was voor ons uniek. Nooit eerder hadden wij iets dergelijks georganiseerd en dat maakte het natuurlijk extra spannend. Als ik nu terugdenk, denk ik met name meteen aan de hoeveelheid ingrediënten die klaargemaakt en verwerkt moesten worden.'

'Honderden kilo's vlees, tientallen kilo's groenten en dan natuurlijk de 1800 eieren die eerste gekookt en toen stuk voor stuk met de hand gepeld moesten worden.'

'Maar het meest bijzondere en emotionele moment was toen we "klaar" waren. Dat wil zeggen, het moment dat alle 1200 deelnemers hun eten op tafel hadden staan en duidelijk was dat we het gehaald hadden: het record was binnen.' 

DE OPBRENGST VAN DE AVOND KOMT TEN GOEDE AAN STICHTING CHILD SUPPORT INDONESIA. HOEVEEL GELD IS ER INGEZAMELD? 

'Het evenement is georganiseerd door Lonny Gerungan, Gerritsen Events en natuurlijk Child Support Indonesia met als doel geld op te halen voor de educatie van kansarme kinderen in Indonesië. Het evenement heeft zo'n 14.000 euro opgebracht dat door Child Support Indonesia gebruikt zal worden voor de schoolopleidingen van die kinderen die zonder hulp niet naar school zouden kunnen.' 

KUNNEN WE IN DE TOEKOMST NOG MEER VAN DIT SOORT ACTIES VERWACHTEN?

'Deze vraag heb ik in de afgelopen dagen al vaak gehad? Het is in principe een eenmalig evenement geweest. Desalniettemin betrap ik mezelf er regelmatig op dat ik al nadenk over een eventuele volgende keer. Maar er zijn nog zeker geen plannen in die richting. Wel organiseren we natuurlijk elk jaar de Pasar Toko Neba met hetzelfde doel: fondsen werven voor kinderen in Indonesië.'

Lees verder…

Rudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’ - deel II

10897249257?profile=originalRudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’

 

Deel 2

Besproken door Pjotr.X.Siccama

.

 

Er bestonden en bestaan onderling nog vele meningsverschillen en even zo vele misverstan­den onder de talloze auteurs die Kousbroek in zijn boek noemt, die over het voormalige Nederlands Indië hadden en hebben geschreven (en nu nog steeds doen); daar geboren en getogen zijn of juist niet,  Europeaan, half Europeaan, (Indo-Europeaan: de zogeheten Indo ‘s.) De auteurs ervan worden door Kousbroek uitvoerig tot in alle bijzonderheden besproken, met of zonder verbazing en verwondering. De discussies nemen  in zijn boek wendingen die men soms wel naar kan raden, en soms weer niet kan verwachten..Terecht of onterecht; dat doet er hier even niet toe. Eén geruststelling bij het lezen van het boek is  daarbij de fortuinlijke afwezigheid van academische discussies; gelukkig maar, want dan wordt het echt oorverdovend saai.

 

Het lijkt een soort competitie (of niet) (jij hoort er bij hoor, en jij niet?) wie er hier aanspraak maakt op het predicaat Indische schrijver of liever gezegd wie( be)hoort (of (be)horen) tot de schrijver(s) van de Indische Letteren.

Om een voorbeeld te noemen:  de schrijver Springer wil zich hier (of daar) niet achter scharen of schrijver wor­den genoemd van de Indische Letteren. Wat voor redenen hij daarvoor heeft gehad zal een ieder worst zijn. Het is zijn keus. Sudah.  

R.Nieuwenhuijs ter variatie, croquetteert daarentegen met zijn ambivalentie, wanneer hij zich verontschuldigt dat hij niet Indischer uitziet. Wilde hij soms er echt bij horen? Hij zag de kolo­niale maatschappij met de grootste Indo/Europese gemeenschap heel goed om zich op die manier te verontschuldigen, om de eenvoudige reden dat die Indo/Europese gemeenschap gevoelig, mis­schien té gevoelig was voor verhoudingen en sociale ordening. Maar dat zou hier toch geen pro­bleem hoeven te zijn; het gaat in de literatuur toch om wát men schrijft en niet om wie het schrijft, zoals Kousbroek opmerkte.? Blijkbaar dus niet. 

Mensen zijn sterfelijk, literatuur is dat niet.

Wij komen tot de kern en wellicht tot ‘’den Scheidewegen’’, wat mensen,schrijvers,scheppende kunstenaars bewegen, buiten en naast hun taak als schrijver en het uitoefenen van het schrijversschap, is het scheppen van kunstwerken om het leven aangenamer te maken. Zo simpel is dat .

En telkens komt de afkomst, (heb jij Indisch bloed ? En dat wordt dan ook zo letterlijk bedoeld) op de proppen, zo ook hier weer.

Hella Haasse heeft bijvoorbeeld geen werk of roman geschreven in de Indo-taal. Was zij daar té Hollands voor zoals Tjalie Robinson haar heeft verweten.?(het is overigens veel te moeilijk) Of kunnen alleen Indo-schrijvers  dat?

Tjalie Robinson noemde Hella Haasse een Hollands meisje uit de tropen, geen Indisch kind. Het heeft haar naar zij zelf bekende veel pijn gedaan. 

Maar dat is geen reden om haar niet tot de Indische schrijvers te laten behoren. Het lag naar mijn insziens niet in de veel grotere Nederlandse taalgebied dan het in omvang veel kleinere Indo taal; dat zou onzinnig zijn, want de Indo s lazen en lezen eveneens het ‘’gewone’’ gangbare Nederlands.

10897267269?profile=original

 Robinson had, vertelde Kousbroek uitvoerig, ook hevige kritiek op haar roman ‘’Oeroeg’’ omdat zij de Indische gemeenschap en de verhoudingen niet vanuit haar eigen beleving kende, en dus slechts vanuit haar eigen milieu en van grote een afstand. Ik ben deze keer niet helemaal met hem eens. Robinson verbond het (kunst)werk met de persoon als onlosmakelijke eenheid. Op zich­zelf lovend een ‘klein lauwerkransje’ aan een collega op te dragen, maar hij bedoelde daarmee be­slist niet lovend, eerder teleurstellend. Hella Haasse was een groot schrijfster, onmiskenbaar. Het gaat hier om de authenticiteit van het werk van de kunstenaar en niet om de persoon in kwes­tie. Zo ziet men hier alweer een van de  kernen van een misverstand die zo eenvoudig kan worden ver­klaard.

Wij weten maar al te goed waarover het nu gaat.

Ik denk dat ik weet te voelen wat Tjalie Robinson met het verwijt aan Hella Haasse in essentie be­doelde en dat is dat je  ‘’HET in je vlees en bloed moet hebben’’ wanneer men iets doet, denkt, onderneemt, (en niet alleen in het schrijversvak): niet met een ziel maar dé ziel ontbrak naar zijn gevoel en idee, maar Haasse had voor zijn gevoel ‘alleen maar ’(Ind. en niet ‘’slechts’’)  de zichtbare en onzichtbare tegen­stellingen in die tijd van macht en machteloosheid van de hoofdrolspelers in het werk Oeroeg willen tonen. En die hoofdrolspelers zijn in ‘’Oeroeg’’, een totok (een blanke jonge Hollander) en een Indo­nesische jongen, GEEN INDO.jongen. Daar wringt de schoen in Robinsons belevenis blijkbaar on­der ander. óók. Hella Haasse moest een keuze maken in haar werk wie de hoofdrolspelers zou­den moeten zijn. Kennelijk was het voor haar een voor de hand liggende keuze: het moest in het werk  helderheid worden verschaft, (zwart/wit) zeker als het gaat om de onder­drukker en de onder­drukte met al hun beperkingen en gevolgen waarin natuurlijke vriend­schappen onmogelijk worden ge­maakt.

 

Het racisme komt dan zo af en toe om de hoek kijken, zowel in de beschrijving van Kousbroek als ook uiteraard in het werk van Hella Haasse.

De (ironische) opmerking van A.H. den Boef:’’De stoere Hollandse knapen van Robinson maakten nooit racistische opmerkingen over hun Indonesische leeftijdgenootjes’’.(..) .

Ja zeer ironisch en ook ontstellend hypocriet. Openlijke en verborgen racisme was er gewoon en dat zijn feitelijkheden waar we nu maar eens een einde aan moesten maken, omdat er al veel te veel tijd is verspild.

10897267291?profile=originalOpvallend toch het telkens terugkerend thema van ras, denk en cultuurverschillen. Het zijn weer de Indo s die kennelijk voor vuurwerk zorgen en niet alleen bij auteurs.Een kleine oriéntatie: Er be­stonden toen in Indië (alijd al) stoere Indo-jongens, die door Hollandse jongens in heel hun ge­drag werden geïmiteerd en alom bewonderd om hun kennis van de autochtone bevolking (Inlan­ders)  hun adat (gewoontes) en gecompliceerde cultuur; verder hun lichtgetinde kleur (die onge­woon was voor een Hollander), hun dikwijls atletische voorkomen met ravenzwarte haren, zwom­­men als Johnny Weismuller en soms ook nog gitaar konden speelden. Het heden ten dage modieuze ma­cho­cultuur zoals we dat dagelijks zien, was toen niet aan de orde. Het zijn in verhouding evenwel stereo­typen, maar toch. Ik kan het weten omdat ik 6 broers heb, die onder andere heel hard op Harley Davidsons reden.(.), maar zich wel als ware gentlemen gedroegen en het nu nog zijn.  

Halverwege het boek lijkt het of ik in de dertiger jaren ben aanbeland; niet vanwege de prachtige kunst en architectuuruitingen van die tijd, maar eerder door de verwerpelijke geschriften en denk­beelden van diverse  auteurs (met ongetwijfeld racistische en facistoïde affilliaties: anders zouden ze het onderwerp op die manier nimmer hebben aangevat) die zich ongegeneerd aanmatigden om als uitgehongerde tijgers op hun prooi te storten en zowat hun nek breken om zonodig hun mening neer te pennen en te verkondigen als ware een slechte boodschap: waarover?: (surprise, surprise…) de Indo’s. Alsof er geen enkele positieve noot aan hen te verbinden valt. Schaamteloos en socio/phsychologisch gezwetst onder de verschillende schrijvers, wat volstrekt onverantwoord scha­delijk en schandelijk is voor een harmonische gemeenschap waarvan hun bestaan toch al, min of meer wordt ontkend. Alles wat niet goed was (en is) aan en met hen werd met hun geassocieerd. De discussies zijn niet nuttig, irrelevant en dragen niet bij aan de helderheid. In deze door Kousbroek opgetrommelde geschiften, van de in het boek geciteerde auctores intellectualis, hadden de tegenstellingen van twee gemeenschappen op de spits gedreven op een schadelijke en schandelijke wijze dat het gif nu nog door blijft sijpelen en een eigen leven is gaan leiden. Historisch gesproken waren zij de  feitelijke miscreants die verantwoordelijk waren ‘en nog zijn voor de aangerichte culturele schade.  Er was immers geen probleem. Men zocht enmen schiep een probleem wat er nooit was geweest. Gemeenschappen werden getart. Er waren en er zijn hier onzindelijkheden aan het werk en al­weer in het verborgene. Er waren en zijn nooit gegronde redenen voor een negatieve stellingname zoals sommigen die dachten zich te permitteren deze in te nemen. Maar ook al waren ze er, dan nog was er geen enkele rechtvaardiging op welke wijze dan ook om in het geheel een gemeenschap buitengewoon negatief te afficheren.

Als een van de voorbeelden noemt Kousbroek o.a.een zekere Opheffer (pseudoniem.voor Gon­grijp-NRC.1988) die in zijn geschriften laatdunkend uitliet over de Indo gemeenschap waarbij (het wordt nog absur­der) deze man onderscheid maakt tussen een beschaafde Indo en een Kampong Indo!

Verbazingwekkend dat gemaakte onderscheid. Kousbroek vond het evenmin onduidelijk. Het is net zo n imbiciele vergelijk als een boer uit een gehucht ergens in Holland en een provincie boer in de stad . Onzinnige vergelijking, die kant noch wal raken..

. De redenen en/of overwegingen zijn in dit geval wel relevant en zit in het hersenloze hoofd van de auteur. Zover de Indo  s weten bestond er toen geen Kampong Indo  en/of een be­schaafde Indo. Het is iedereen zowaar onduidelijk waar  deze man de wetenschap vandaan haalt.Ter oriëntatie: er bestond en bestaat slechts één soort Indo en het is de ware Indo. Het gebruik van die termen heeft deze heer Gongrijp zelf bedacht of waarschijnlijk ergens in een stoffige lade gevonden en zo uit de losse tangan gedistilleerd. Ook al een reden om via een omweg (wat er niet is) aanleiding te vin­den deze gemeenschap te vernederen.

Het wordt nog fraaier wanneer een zekere Cleintuar (ook uit de losse pols) beweert dat de:`` keuze zelf onnatuurlijk blijft aanvoelen.. en laat zelden na zijn stempel te drukken op de persoonlijkheid van de kiezer.´´)einde citaat. ( Haal me daar de koekoek.). De Indo was bewust sociaal politiek in die onmogelijke (als men dat zo wilt zien) positie gemanouvreert en krijgt hier voor de kiezen. Onzindelijke dus, nog afgezien van de hier impliciet verwerpelijke taxaties.

De schrijver mijmert verder over zijn jeugd en met weemoed lees ik de prachtige beschrijvingen in het boek van de natuur, de jungle op Sumatra waar de Kousbroek heeft gewoond: lijkt alsof de schrijver je wer­kelijk mee aan de hand neemt en je de geur van het tropisch woud laat ruiken, vertelt en zijn erva­ringen in je oor fluistert, worden voelbaar, ja tastbaar bijna. Hij wordt overweldigd van de schoon­heid van de Natuur en de lezer eveneens.  Het doet me denken aan  een moment van absolute schoonheid, maar dan een van een andere orde, die ik ervoer in Florence. Bij het zien van de toen net gerestaureerd schilderij van Botticelli ‘’La Primavera’’ werd ik na ongeveer een uur plots on­wel; “’ziek’’ van de schoonheid. Men dacht in eerste instantie niet dat het met  het “’syndroom van Stend­hal’’ te maken zou kunnen hebben, maar leek er wel op.

Toegegeven ben ik enigszins gepreoccupeerd, maar iemand die zijn omgeving op zo n  manier beschrijft blijf ik nu nog dromen van het Paradijs dat ik als kind toen in Indië had. Het is mij namelijk zo lang onthouden door omstandigheden weliswaar – voor de lezer interessant noch relevant – maar hoop dat gevoel ooit nogmaals te beleven.  

Hollanders zijn ware kooplieden, marktkooplui, zaken doen zit hen in het bloed, het moet onge­twijfeld  als genetisch worden beschouwd. Geen vreemde eigenschap het zaken doen, goed geld verdienen ten koste van de omgeving en meestal ten koste van anderen.

Die eigenschap of eigenschapen is en zijn zo in de loop der tijd ontwikkeld tot een Hollandse karaktertrek die heden ten dage zelfs wordt gecultiveerd en gekoesterd, zelfs bewonderd door mensen die geen Hollanders zijn. Ieder zijn vak. Maar in de Hollandse kunst (en cultuur) wereld zijn wonderlijk geen of nauwelijks dramatis personae te vinden (met uitzondering van een handjevol meester schilders uit (voornamelijk) de 17e eeuw zelfs niet bij het toneel en al helemaal niet in de Nederlandse filmwereld, ook al denkt men dat. Het blijft een leegte die nu beter zou zijn op te vullen door mensen die juist géén filmacademie of aanverwante opleiding hebben gevolgd, is mijn oordeel. Kort gezegd: je bent een dramatis persona of je bent het niet, omdat zoiets nu eenmaal nooit te leren valt, ook al heeft men en kunst en/of filmacademie gevolgd.. Dat heeft Kousbroek maar al te goed gezien bij de verfilming van Oeroeg. Een algehele deceptie.

Kousbroeks constatering is pijnlijk, maar waar; men kan toch zeker niet verbergen wat men niet heeft. Sommigen menen zowaar te weten dat men dat wel heeft. Een kleine verklarend rondje:

Ieder mens wordt gevormd door zíjn omgeving, naast de opvoeding en afkomst, sociaal milieu e.d.; dé omgeving is bepalend voor het vermogen tot (natuurlijke) verbeelding en fundamenteel inzicht.

De schrijver luistert/hoort en observeert als een Indo, zeg ik dan maar. Hij is weliswaar  geen Indische jongen maar heel zijn wezen (hij is zo te oordelen een dramatis persona): verteltrant, houding, groot en krachtig vermogen tot verbeelding zeggen mij genoeg en wijzen in de richting van ‘’het hebben van een Indo (of moet ik zeggen Indische?) ziel’’ om het maar zo te noemen.  

 De schermutselingen over en weer tussen verschillende auteurs nemen in het boek geen einde Het Indisch zijn, het Indisch gevoel,  die Indo/Europeesheid en Europees zijn, en iedereen wil zowaar iets aan bijdragen zonder ook daadwerkelijk er een wezenlijke bijdrage te leveren: eindeloos gemier over schuld en slachtoffer(schap). Het is duidelijk dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd. Kousbroek slaat de spijker op zn kop, wanneer hij in de oeverloze discussies over dé Indische afkomst, achtergrond en wat dies meer zij, probeert er een eind aan te maken, niet helemaal met succes overigens. Niet alleen omdat er van Indische zijde kritiek wordt geleverd en op hem (nota bene persoonlijke)  aanvallen worden gedaan. Kousbroeks toont in dat opzicht zeer barmhartig in zijn lauwe repliek op alles wat men niet zint. Dat siert de schrijver.

Wanneer een van de Indische critici Kousbroek voor de voeten werpt dat dé Indische maatschappij toch slachtoffer is (hetgeen volstrekt waar is) of( moet worden beschouwd?) van het koloniaal regime, worden weer oude wonden opengereten en met zout ingestrooid..  Het is waar dat de Indische gemeenschap in het vroegere Indië discriminatoir was behandeld en altijd als een soort sociale buffer had gefunctioneerd tussen de Koloniale machthebbers en de autochtone (Indonesische) bevolking., bovendien weet Kousbroek ook dat er niet altijd kansen waren voor de Indo/Europse gemeenschap. In feite speelde de Hollandse (.) elite (ze was simpelweg getransplanteerd naar de tropen als langdurige vakantieverblijf) er mooi weer en had zij werkelijk lak aan wat direct en indirect in andere sociale lagen gebeurde. Het interesseerde hen eenvoudig niet.

 

10897267855?profile=originalKousbroek woonde en leefde zeer beschermd op een van de grootste eilanden van de Archipel, terwijl mensen die op Java (waar het koloniaal bestuur resideerde) woonden, dikwijls in de grootste armoede (a.h.w. op de stoep van de GG met het grootste echelon ambtenaren!) hun hoofd boven water moesten houden.  Dat was onder andere ook een van de vele verwijten tegen de bestuurlijke macht dat deze gemeenschap geheel aan hun lot werd overgelaten en dus een groot onrecht hen aangedaan. Zij moesten maar kijken hoe ze zich redden in die ‘’verdeel en heers’’ regime van die tijd, waaarin, zo hij ook zag, dat er toen zo n wrede maatschappij bestond. ( Kousbroek: het was een gekkenhuis (.) en een fabriek van minderwaardigheidcomplexen’.- krachtiger kan het niet worden geformuleerd.  Die wreedheid overigens onder de sociale lagen van de bevolkingsgroepen hadden de Indo’s zelf niet  veroorzaakt en kon hen niet zonder meer in de schoenen worden geschoven, want dat zou dan het toppunt zijn. Sociale vangnetten waren er niet. Maar het leven in een politiestaat wat Indië toen ook was, is dat een normaalste zaak, blijkbaar. (Abdulgani en Nasution)

Het is dan ook geen wonder dat Tjalie Robinson, onderwijzer op diverse scholen zag dat het met het toen gegeven onderwijs al maar slechter ging en er dientengevolge de zogeheten ‘’wilde scholen’’ ontstonden, bij gebrek aan juiste lesmateriaal die uit het moederland moest komen die nooit kwam.  Niets is onwijzer dan  de vinger op te steken en de schudige)n te noemen, maar in het onderwijs (lees Robinson) was niets geregeld met (kon niet anders)  rampzalige gevolgen van dien.

En zo ontstond het ‘’wild Nederlands’’

Ten tijde van de rijkste Indo/Europese man die Indië toen rijk was:de krantenmagnaat Dominic Beretty, de beroemde ‘’dandy’’, was het met het onderwijs  ook al belabberd en werd in de dertiger jaren locaal ingegrepen door particuliere initiatieven (burgers en ook bedrijfjes) om nog ernstiger afbraak in het onderwijs te voorkomen.

En de zo geloofde en door ;sommigen  verheven ’’Tempo Dulu’’ waar slechts de happy few ervan kon genieten, hebben heden ten dage nog nostalgische herinneringen aan. Bizar. Valser en gemener kan het niet.

 

Pjotr.X.Siccama 2013 

 

 

Lees verder…

10897239901?profile=originalRutte wil samen met de Antillen geld verdienen, kopt de Financiële Telegraaf.

In het verlengde van zijn eerdere marketingacties in Nederland dat iedereen geld moet uitgeven en zijn geld moet spenderen aan nieuwe artikelen door o.a. het kopen van nieuwe auto’s om de Nederlandse economie vooruit te duwen, is Mark met zijn missie geëindigd in de Antillen.


Om deze missie te steunen zijn vijf bedrijven meegegaan op deze handelsmissie. De journalist die hiervan een verslag maakte was kennelijk ook al het spoor bijster. Hoezo handelsmissie? Als de ministers naar Groningen gaan wordt dit toch ook niet geschaard onder de handelsmissie.

Een Handelsmissie is die van Angela Merkel die enkele bruggen bouwt met Jakarta om daar te mogen participeren in het gelanceerde Indonesisch Economisch master plan dat loopt van 2014 tot 2023 dat werk gaat bieden totaal voor ruim 1700 miljard voor bouw, infrastructuur, milieu, watermanagement, waste management, en Industrie. Juist die terreinen waar Nederland sterk in is.

Desondanks dat ICM de leden van de Tweede Kamer bestookt met deze informatie zijn ze allen Oost – Indisch doof, en uiteindelijk sturen zij Timmermans in plaats van Beatrix. Even later kopt weer de Telegraaf dat Kok en Pronk beiden PvdA de verzoeningspoging van Oud Koningin Beatrix bewust hebben geblokkeerd, Oud – koning Beatrix wilde in 1995 excusjes aanbieden aan de rep. Indonesië namens Nederland en het Koninklijk huis voor wat Nederland Indonesie heeft aangedaan.

Toch toont onze Rutte met het parlement een soort van ontwijkmanagement ofwel de bekende struisvogel die het gevaar ziet aankomen en zijn kop snel maar in het zand steekt. Dit verschijnsel komt ook veel voor bij banken, overheden, en multinationals. Op het moment dat de managers weten dat ze niet goed presteren, zijn ze opeens druk met andere zaken, of is zijn snel uithuizig ( Boonstra van Philips stond op Schiphol om daar te vragen waarom ze weg gingen, de meesten werden weer naar huis gestuurd) juist de zaken waar ze voor aangesproken kunnen worden laten ze liggen.

Terug naar de Antillen,

 het werkgebied van de maffia, want inmiddels is Gerrit Scholte veroordeeld tot de oppositie bankjes, en doet de voorzitter van MKB – Nederland een duitje in de zak  door zijn optimisme. Ook deze man heeft boter op zijn hoofd. Kennelijk nimmer buiten Nederlandse grenzen geweest.

Desondanks de verkeerde woordspeling van Jan Peter Balkenende die VOC – Dynamiek, - mentaliteit moet weer terug komen om Nederlandse economie boven water te krijgen.  Had Peter het door dat daar die mogelijkheden liggen. Want anders steven “wij” Nederland af op die afgrond, toename naar 700.000 werklozen, verder sanering van de pensioenen, en de rode cijfers op het scoringsbord van het CPB.

De huidige politiek is gestoeid op de korte termijn visie waar het eigen belang van de politicus voorop staat. De Tweede Kamer als een podium gebruikt om te solliciteren  naar top functies. Dit resulteert in "Quick en Dirty "oplossingen. Oplossingen die op andere terreinen weer problemen veroorzaken, dit in tegenstelling tot de oude politiek die brachten een plan met visie mee.

Hierdoor had de oude politiek alles eerder onder controle.

10897266262?profile=originalVoorbeeld is Indonesië.

De nieuwe president komt met Indonesische Economische Masterplan. De hele wereld weet te interesseren dat deze participeren in dit plan. Delen zijn nu al gerealiseerd met betrekking tot afspraken. Tegelijkertijd voor die 1800 miljard investeerders participeren. De nieuwe president brengt werk mee voor 600.000 arbeidsplaatsen en zet een “Nieuwe “ Jakarta op de kaart als de hoofdstad van Indonesië.

Alle landen hebben zich ingeschreven en participeren met voorop  Angela Merkel die integraal tot 2023 participeert.

In geen velden is Nederland te bekennen. Hopen maar dat moeder Angela Merkel zich om haar zoontje Rutte-mans ontfermd, gaat wel om onze 700.000 werklozen

Lees verder…

10897265069?profile=originalNooit meer buigen  verhaal van een verloren verleden   door: Marielle Saegaert

Dit is het waargebeurde levensverhaal van 'Ruby' H. “Misschien komt het wel heel anders uit dan we denken, maar hoe dan ook, waarderen zullen we het leven dan!” schreef ze hoopvol in 1945 in haar oorlogsdagboek in het Jappenkamp, waarin ze toen geïnterneerd was en waaruit geciteerd wordt. Ze had toen niet kunnen vermoeden hoe haar leven uiteindelijk zou lopen en ze zal de tragedies in haar leven ook niet gewaardeerd hebben. Uiteindelijk verliest ze al   haar herinneringen aan de enige tegenstander in haar lange, bewogen leven waar ze wel bang voor was.

Ze zat op de bank naar buiten te kijken. Het leek of ze de omlaag dwarrelende sneeuw bewonderde, zoals we vroeger altijd deden. “Mooi hè”, zou ze dan zeggen en samen keken we dan nog seconden lang verder, voordat we aan tafel geroepen werden. Nu zat ze op de bank alleen, opgesloten in haar bijna geheel afwezige gedachten. Ze keek wel naar de sneeuw, maar zag het niet meer.

Jaren geleden mocht ik voor het eerst haar kampdagboek inkijken. Bijzonder, want ”mam” heeft het niet graag over haar kampverleden. Over Indië vertelde ze graag, zolang het maar niet over Tjihapit en Ambarawa en over de Jappen gaat. In mijn debuutroman dat het levensverhaal van de dappere ‘Ruby’ beschrijft, citeer ik uit de originele en zeer indrukwekkende kampdagboeken.

10897265475?profile=originalMijn vader was een klein jongetje dat zorgeloos opgroeide in Bandoeng toen ‘Ruby’ daar geïnterneerd was. Zij opgesloten in het kamp en mijn vader vrij spelend in de lanen van Bandoeng. Jaren later, midden zeventiger jaren op vakantie in Ierland, leerden mijn ouders Ruby kennen. Een gedeeld verleden; een gedeeld gemis. Uit respect voor haar wilde ik haar verhaal zo waarheidsgetrouw weergeven, maar daarvoor had ik de hulp van andere mensen nodig. Wie kon mij bijvoorbeeld vertellen over haar jeugd in Indië? En over de ervaringen in de Jappenkampen?

Het was haar vriendin Helen, geboren en getogen in Indië en samen met Ruby geïnterneerd geweest in de kampen, die mij het meest kon vertellen. Helen kende haar als geen ander. “In 1937 kwam ze aan in Indië vanuit Nederland, waar ik – blond en blauwe ogen – nog nooit was geweest. Ze was een stug kind. Ik dacht: dat komt vast dor de kou daar”. Later begreep Helen pas waar die houding vandaan kwam. Ruby had in Nederland in kindertehuizen gewoond, omdat haar familie niet meer voor haar kon zorgen. “Ik was gewend aan een warm gezinsleven; Ruby allerminst”. In Indië fleurde Ruby helemaal op en genoot ze van een gelukkige jeugd. Totdat de oorlog uitbrak. 

Helen kan wel goed over haar kampverleden praten. “Iedereen gaat er weer anders mee om. Van grote invloed was ook de leeftijd waarop je in het kamp zat. Mijn kleine broertje was acht jaar toen hij het kamp in ging en het heeft hem voor de rest van zijn leven erg getekend”.

Helen  vertelt graag hoe stoer Ruby was en hoe ze ‘voor de duvel nog niet bang was’. “Ik was zelf altijd veel doordachter dan Ruby. Ze kon behoorlijk roekeloos zijn. Maar ik vond het wel stoer dat ze voor niemand bang was. Je ziet het aan haar gezicht op de foto op de omslag van het boek. 

10897265279?profile=originalZo is ze haar hele leven gebleven; tenminste, tot aan haar ziekte dan”. Tijdens een van de lange telefoongesprekken waarin Helen mij zo geduldig te woord stond, vertelde ze over de bevrijding en hoer de meisjes weer met zo zorgeloos als voorheen van het leven genoten. “We hadden ons verstand gewoon op nul gezet. Waar onze ouders nog bang waren, voorzichtig ook vanwege de Bersiap, was onze levenslust en ons geluk om weer vrij te zijn, met geen mogelijkheid in te tomen”.  Zo vaak als ze konden gingen de meisjes naar de dansavonden die georganiseerd werden. “Een van onze lievelingsliedjes was: ‘Don’t fence me in’, van Bing Crosby. Met zo’n titel was een beter lijflied ondenkbaar”.

Terwijl Ruby nog steeds naar de sneeuw keek, zette ik tegen beter weten in maar verblind door hoop,  een CD op van Bing Crosby. Dat ene liedje….. zou ze het nog herkennen? Ik had wel eens gelezen dat juist muziek bepaalde herinneringen bij deze patiënten naar boven kon brengen, waar gesproken woorden dat niet meer kunnen. Ruby leek voor zover ze

Oh, give me land, lots of land under starry skies above…” Crosby’s warme stem galmde door de kamer. Mijn moeder zat tegenover Ruby en pakte haar hand vast. Ruby glimlachte en keek haar – als altijd dankbaar voor een liefkozend gebaar – aan. Toen begon ze plotseling zachtjes te zingen: “…Don’t fence me in. Let me ride through the wide open country that I love. Don’t fence me in…”

Dit indrukwekkende boek over het levens-verhaal van Ruby is overal verkrijgbaar. Prijs: € 18,95.

10897265293?profile=original

auteur Mireille Saegaerts

dat kon zijn, opgewekt. Minder verloren dan andere dagen. Ik zette de muziek  aan  en  wachtte  hoopvol  af. 

Lees verder…

Boekencollectie KIT verdwijnt wegens bezuinigingen

10897262297?profile=originalBoekencollectie KIT verdwijnt wegens bezuinigingen

Het Tropeninstituut moet zijn boekencollectie ontmantelen vanwege de bezuinigingen. Wat niet door derden wordt overgenomen, verdwijnt zonder pardon in een papiercontainer. De bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen heeft 900.000 boeken, kaarten, tijdschriften en andere documenten in de aanbieding. Als gevolg van de bezuinigingen wordt een groot deel van de vermaarde collectie ontmanteld. Het KIT vraagt andere bibliotheken of er interesse is om de stukken over te nemen. Lukt dat niet vóór 1 januari 2014, dan gaat wat overblijft van de collectie zonder meer de papiercontainer in.

Directeur Hans van Harteveld noemt de teloorgang van de Bibliotheek een regelrechte ramp. Hij doet zijn uiterste best om dat deel dat moet verdwijnen over te hevelen naar andere bibliotheken en instituten, maar ondanks dat die het graag willen hebben, struikelt het op één ding: zij willen er een sluitende begroting bij hebben, en die kan het KIT niet verstrekken.

Door de subsidiestop van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moet het KIT nu een keuze maken. De afdelingen die voldoende bezoekers (en dus inkomsten) genereren kunnen open blijven. De onrendabele moeten dicht, waarbij de collectie geruimd wordt. Hiermee verband houdend, verdwijnen er 32 van de 33 banen. “De collectie omvat ruim tien kilometer aan documenten. Een van de oudste stukken dateert uit 1469. Collega’s en instituten van over de gehele wereld staan verbijsterd en sturen ons boze  e-mails. Iedereen vraagt zich af wat er in Nederland gebeurt”.

Een van de leeszalen van de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Het deel van de collectie dat dateert van voor 1950 moet koste wat koste behouden blijven. Daarvoor heeft de Nederlandse overheid de publieke zorgplicht vanwege de erfgoedstelling. Maar de rest, bijna 9 kilometer, moet worden afgestoten; op welke manier dan ook. Deelcollecties die in bruikleen zijn, zullen worden teruggeven aan de eigenaren; deel-collecties die in de loop der jaren geschonken zijn, gaan voor zover mogelijk retour aan de schenkers. Bijzondere boeken met een grote erfgoedwaarde, zoals de “Boeken met autografen van historische personen” worden uit de verzameling gehaald en apart gehouden. Tenslotte zal de rest “om niet” worden aangeboden aan collega-instellingen of universiteiten, of aan de landen waar ze over gaan. Maar het is kort dag. Nog een half jaar te gaan voor 1 januari 2014. Als het niet lukt om de collectie veilig te stellen, dan volgt onverbiddelijk de vernietiging. Hans van Harteveld zegt hierover: “We overleggen nu veel met instituten en universiteiten over de gehele wereld en iedereen is het er over eens dat de collectie niet verloren mag gaan. Maar alleen al het uitzoeken en verhuizen kost smakken geld. Kijk, we begrijpen echt wel dat zonder subsidie alleen rendabele delen gehandhaafd kunnen blijven en dat er geen mogelijkheid is voor het KIT om de bibliotheek te laten voortbestaan. Er is nu eenmaal geen geld. Maar we moeten ons wel realiseren dat het hier om een unieke collectie gaat van vaak onvervangbare boeken en documenten. Dit is wrang, heel erg wrang”. 

Lees verder…

Indische mensen en eten

10897264700?profile=originalIndische mensen en eten

Indische mensen kunnen vaak urenlang kletsen over alles wat te maken heeft met eten. Iedereen weet de beste manier om Petjil of Gado-Gado saus te maken, of om Guléh Kambing te maken of weet het beste geheime recept voor Pepesan. De buitenstaander luistert er naar en vraagt zich af: “waarom maken zij zich zo druk over eten, zo belangrijk is het nou toch ook weer niet”. Maar, voor Indische mensen is het enorm belangrijk en altijd onderwerp van gesprek geweest. Waarom is dat zo gegroeid? 

Bij ons thuis altijd ngobrollen en keuvelen. Je begint met: “Hoe is het toch met Fien en hoe gaat het met tante Toet…..?” Maar al heel gauw gaat dat vervelen en stapt men resoluut over op het onderwerp: Eten. 

En niet alleen de vrouwen, maar ook de mannen blazen dan hun partijtje mee. “Wha, so enak dese, hoe heb je dit gemaakt? Oh, doe je dat zo. Ik gebruik altijd….. en dan…..”

De belangstelling voor eten is van jongs af aan bijgebracht. Nu de laatsten van de eerste generatie aan het uitsterven zijn, zal ook dit gebruik wel spoedig tot de nostalgie gaan behoren. Eten en het bereiden van eten is een van de mogelijkheden om de Indische cultuur wezenlijk te beleven.  Voor Indische mensen is eten een soort van levenskunst en staat voor gezelligheid, gastvrijheid, het altijd rekenen op eventuele gasten die dan blijven eten en meegenieten van eigengemaakte gerechten en lekkernijen.

Kwee lapis en Tjendol. Een keur aan geuren en smaken thuis, maar ook op straat. Daarvan was Nederlands-Indië doordrongen. En ongeacht de sociale status hadden kinderen van de rijke “Totoks” en de “kleine bung” met elkaar gemeen als vanzelfsprekend te delen wat je hebt. Er was altijd wel wat voor iedereen. En bovendien kon je zo je lekkere trek stillen. En zelfs als je van thuis niet op straat mocht eten, deed je het toch. Want is het niet altijd zo, dat wat verboden is, juist zo jammie is….. Daarbij gaat het ook om de herinneringen van allerlei figuren op straat, die jarenlang deel uit hebben gemaakt van je jeugd. En die herinneringen zijn ingeworteld in de Indische cultuur, vooral sinds de repatriëring.

Al die jaren daarna in Nederland heeft deze generatie met zorg het eten bereid en op tafel gezet en er vooral met anderen over gepraat. Want zo houd je die mooie herinnering aan het oude Indië levend. Dan ben je weer even zoals toen en komen de beelden van toen weer boven. Daarom praten Indische mensen zo graag over eten.

Lees verder…

10897249257?profile=original

Bij het verschijnen van Rudy Kousbroek’s ‘’KAMPSYNDROOM’

 

Door: Pjotr.X.Siccama

Besproken - deel 1.

 

“..En ruisend in de duisternis/juichend mijn eiland prijzen” – Sneeuw over Sumatra. Verwijzend en herin­ne­ringen oproepend in al haar intensiteit worden hier meer dan symbolisch bedoeld. Over­eenkomsten met het verhaal (en de verfilming) van het werk van James Joyce met dat wat de schrij­ver in zijn voorwoord had aange­ge­ven zijn er niet.

Alleen “de deur” in het Ierse verhaal bij het begin in zijn voorwoord trof me zeer: die “deur” in dat Ierse verhaal die dicht bleef; ook toen al bij de Japanse inval in Nederlands Indië. Het is opvallend dat “de deur”  hier dan het enig vergelijk is met de duistere en pijnlijke werkelijkheid van de Japanse inval in het voormalig Nederlands Indië.

 Helder dat het hier ook om de angst gaat van iemand met een traumatisch stress syndroom. Het zijn woorden, beel­den, gelui­den, geuren en herinne­ringen in alle kleuren die voor een ieder maar moeilijk te omvatten en te beschrij­ven zijn. En zeker wanneer je in een (voormalig) paradijs bent geboren en hebt geleefd. Wat ik me nog goed kan herinneren in een van Kousbroeks vele werken is, dat hij, net aange­komen in Holland, vanuit zijn kamer naar buiten keek waar het op dat moment vreselijk vroor en de ruiten van de ramen vol ijsbloe­men zaten, daarbuiten een troosteloos aanzien gaf en hij bij zichzelf dacht: “… ze hebben mij uit het Pa­ra­dijs verjaagd.” Zo’n zin vergeet je nooit. Beroofd van menselijk geluk en geluk­kig zijn door lieden (politici) die alles alleen maar stuk kunnen maken en waar men niet in staat is in te grijpen of invloed uit te oefenen is ergelijk en frustrerend.

 

Een samenvatting van dit prachtige werk is bepaald geen sinecure. Vandaar dat de bespreking van dit werk in delen  zal verschijnen en vraag de lezer hiervoor begrip.

 

Het werk is, zoals gezegd, zo omvangrijk en omvat zowat het hele spectrum van wat Indisch/Ne­derlandse (en vice versa) literatuur (tot nog toe) in al haar aspecten heeft voortgebracht. Onderworpen aan het kri­tisch oog van de auteur is in historisch perspectief gezien buitengewoon interessant. Een fenomenaal do­cu­ment dat ze­ker op de lijst van verplichte literatuur op alle middelbare scholen dient te worden gezet.

De Nederlandse geschiedenis in, met en over het voormalig Nederlands Indië wordt met dit werk hier geheel voltooid.

 

Kousbroek is groots en heeft evenzo het grote talent om de beschrijvingen tot in de diepten van het men­selijke gevoel volle­dig, in detail en exact weer te geven. – Het werk is rijk aan kostbare persoonlijke erva­ringen, ook voor lezers die het (voormalig) Nederlands Indië (nog) niet kennen. De ge­kozen titel is welis­waar triest, maar laat niet alleen de duisternis zien in de spiegel van de auteur. Inte­gen­deel. Het boek las ik als een film die zelfs nu nog actueel zou kunnen zijn. Het is niet allemaal treurigheid in het boek.

Hilarisch is (om  een passage te noemen), de beschrijving van de portretten van de Gouverneurs-Gene­raal van Nederlands Indië (de zo­ge­noemde GG’s). Met humor beschrijft hij enkelen van hen, met een the­atraliteit en voorstellingsvermogen als van een professionele mimograaf. Prachtig. Zo kennen we de schrijver.

 

Velen herkennen de beschrijvingen van de repatriatie  uit het voormalige Nederlands Indië, waar de eva­cuees  naar het moederland moesten worden overgebracht.  Maar in de tijd van Kousbroek was de eva­cuatie direct na de oorlog (1946) vrij formeel geordend geregeld; d.w.z  onder andere volgens de con­ventie­richt­lijnen van Genéve. En dat ging wel heel omslachtig aan toe en ook curieus.

 

De evacuatie in 1946 die Kousbroek had meegemaakt leek wel op een MGM-film in de Arabische woes­tijn uit de 50-er jaren met het vreemdenlegioen, wanneer de evacuees naar een afgelegen plaats in de woestijn hun winterkleding (voor Europa) in ontvangst moesten nemen. Absurde en even bizarre scènes moesten zich daar hebben afgespeeld. Heel anders ging het met hen die in het begin van de 50er jaren werden gerepatrieerd: de winterkleding (al­thans überhaupt de eerste kleren voor het verblijf in het moe­derland) werd op de boot ter hoogte van de Rode Zee uitgedeeld en bestond uit een soort zwart/donker­grijs jogging outfit met baret (Kousbroek: ijs­muts), sokken en een paar wollen wanten. Meer niet kregen we niet.

 

Worstelend met de lacunes in zijn herinneringen, flarden van plotseling opkomende historische persona­ges spelen zich af  in het hoofd. Een van de vele verschijnselen van een (kamp)syndroom. Zelf schreef hij dat je niet per se in een kamp moest hebben gezeten om het te krijgen. (..) Mensen die zowel een (kamp)syndroom hebben als (en/of) een Post Traumatische Stress Syndroom hebben exact dezelfde ver­schijnselen. Velen zullen deze direct herkennen. De herinneringen die fragmentarisch, soms kort en soms lang(durig) zullen heviger en intensiever worden naarmate de tijd verstrijkt en je zelf ouder wordt.

Zoals mijn zielknijper me jaren geleden bij mijn behandeling mij ervoor had gewaarschuwd. De angst, ja die angst die maar niet en nooit helemaal weg zal kunnen gaan, achtervolgt je constant als eeuwige onzicht­bare spook die je voortdurend bang maakt maar niet kan verjagen.

 

De enige en wellicht wel de laatste unieke (overigens grappige) figuur van de Westerse Cultuur in de jungle van Nederlands Indië vormde een bijzonder geroemde excentriekeling, een zekere “Iwan de Verschrikke­lijke” (vanwege zijn (Slavisch/Russisch) voorkomen, genoemd door Swanenburg in zijn boek Leven en werk van Stein Callenfels.

Deze man, (hij was 1.92 m. groot en woog 140 kg.) een zekere Dr. Stein Callenfels was archeoloog/pa­le­ontoloog; beroemd, bekend en berucht. Beroemd  (vooral in Azië) om zijn kennis en archeologi­sche vondsten (ontving vele buitenlandse onderscheidingen voornamelijk in Azië) en berucht om zijn on­noemelijk grote appetijt. Lachwekkende anekdotes die je bij blijven.

 

Ook rekent Kousbroek hier af met de Hollandse benepenheid wanneer hij het over de (Hollandse) ge­schiedenis heeft: het “Holland op z’n smalst’’ zullen we maar zeggen. Waar is het inzicht van de Hollan­ders? En waar de gran­deur van een Nederlands Imperium? Wat is het? Nooit van gehoord ?

 

Een aaneenschakeling van historische feitelijkheden passeert de revue, maar niet zonder dat hij deze historische hoofdrolspelers er flink van langs geeft. Zo ook in de (Indische) literatuur waar de vraag nog steeds in de lucht hangt, (polemieken houden niet op over dit onderwerp) naar wat en vooral wie (in de literatuur) in hemelsnaam het predicaat Indisch mag/kan dragen.

 

Dan de opvatting van Walraven over de Indo ‘s (Indo/Europeanen) die werkelijk hypocriet is wanneer de man deze gemeenschap kwalijk neemt dat zij zich boven de Indonesiër(s) verheven voelt. Absurd is het

wanneer men bedenkt dat deze man zich immers boven een ieder superieur voelt, niet zozeer als machthebber/ ambtsdrager, maar simpel als burger.

Deze kaaskoppen veroorloofden zich schijnbaar een a-sociaal en immoreel gedrag tentoon te spreiden onder een legitimiteit van een illegale bezetting.) Sudah. De Indo/Europeanen staan toch ver boven dit soort stupiditeit. Alhoewel er  ook Indo/Europeanen  zijn die zich zelfs verheven voelden/voelen boven de Totok, hetgeen een andere oorzaak en/of implicatie heeft.

 

Ach, vreemde denkbeelden hield deze mijnheer Walraven op na, waarbij hij en passant toch nog  vergeten was, dat de Indo gemeenschap niet alleen bestond uit Indische/Nederlanders, maar ook uit andere Indische/Euro­pe­anen (met inbegrip van mensen uit Noord Amerika en Australië en de rest van Zuid/Oost Azië).

Maar voor de Hollander was het Nederlands Indië van toen een soort verlengstuk van het moe-derland, de kaaskop waande zich kennelijk rijkelijk alleen op de Wereld (in de zin van het enig Hollands Im-perium) waar deze man (eindelijk in het Paradijs terechtgekomen zonder ook maar

 

één vinger te verroeren) naar believen de vruch­ten van plukt. Ja wel; men plukte, at de vruchten, maar de rond die ze voortbracht, daar had men geen enkele liefde voor (gegeven). Men had blijkbaar geen idee, laat staan een visie van de ei­gen omgeving en dat van de Wereld.

 

De kennis van Kousbroek over Tjalie Robinson is indrukwekkend. Het werk van Robinson wordt  hier kritisch en zowaar  forensisch, maar respectvol geanalyseerd. De door Tjalie gebezigde Indo/vocabu­laire en niet te ver­geten het idioom (wat bij de Indo’s uitermate gewichtig wordt gevonden- ook interessant –maar de vraag naar het ‘’waarom’’, moet ik het antwoord schuldig blijven) zitten Kousbroek tot in zijn haarvaten schijnbaar.. Het is voor mij onthullend dat zo n rijke en complexe taalbron bestaat die nu, fosiel geworden (lijkt het Latijn wel) zo goed als een dode taal is. Ik kan het wonderwel nog wel heel summier wat van lezen en als ik het doe, dan ruik ik ongetwijfeld de pisangbladeren.

Deze Tjalie Robinson, die in de tweede helft van de vijftiger jaren plots als een duveltje in allerlei media verscheen met het organiseren van de Tong Tong fairs en Pasar Malams, zoals hij (en ik) dat in Indo­ne­sië gewend waren te vieren, had het gote lef om daarbij ‘’DE’’ Identiteit van de Indo/Europeaan (De Indi­sche/Nederlander), dus ook ZIJN identiteit wilde hij ermee zeggen op de kaart te zetten. Deze Indoge­meen­schap werd door Tjalie met trots uit die armetierige annonimiteit gehaald, ( nadat zij bij hun aan­komst op een schofterige manier zijn behandeld maar ook gediscrimineerd niet te vergeten).  Niet alleen de Indo/Europeaan als individu maar ook wat hun bezig hield met onder andere de (Indo) taal. Dat deed

hij bewust, niet provocerend, eerlijk en met heel zijn hart en ziel. Een monument waard. Tjalie was trots om wie hij was en waar hij vandaan kwam met alles erop en eraan. Zo hoort het ook in tegenstelling tot die Indo(‘s) die de Indo taal maar niets (‘’minderwaardig’’?) vond(en) (en wellicht nog vindt(en)) en zich tegen de opkomst van Tjalie Robinsons ideeen begonnen te keren. Met andere woorden (kon ik nog heel goed herinneren) dat vele Indo ’s geschokt waren over het lef van Tjalie Robinsons initiatieven en ideeen; geschokt omdat deze bewuste Indo ’s juist meen­den dat zij immers toch (‘’alreeds’’) volledig geintegreerd waren  (eigenlijk veelal zijn opgegaan) in de Nederlandse samenleving en nu opeens weer wor­den teruggeworpen naar: “terug naar af”. De tegen­standers (de reactionairen onder de Indo gemeenschap- men wilde meer dan Hollander zijn) keerden vandaar zich tegen de opleving en herleving (lees: een zekere verheffing) van de Indo/cultuur gemeenschap. En juist die Indo s houden zichzelf voor de gek: ze zijn  weliswaar half Europeaan, maar de Hollander ziet dat helemaal niet. Wel de leuke kanten van de gekoesterde (eigen)cultuur genieten (onder andere pasar malams e.d.) maar werkelijk deelnemen in aktiviteiten op het niveau van kunst en cultuur: ho maar! Heel merkwaardig en triest voor zo n rijke, maar toen gespleten gemeenschap. Ik werd in die tijd voor gek versleten om mijn symphatieën en bewondering voor deze bijzondere en moedige man.

 

Kousbroek vindt Tjalie Robinson een groot schrijver die in dit land danig is onderschat en daar heeft hij groot ge­lijk in. Er bestaat in de Indo gemeenschap, vooralsnog geen grotere persoonlijkheid en equivalent op lite­rair gebied. Tjalie Robinson was veel té vroeg gestorven.

De vraag overigens die velen (en niet alleen gesteld door Ind/Nederlanders) zich nu bezighouden: Waar is de aan­dacht die hij verdient? En de publiciteit over zijn werk? Die is er ook al niet over deze bijzondere schrijver. Wat is er toch aan de hand in dit land? Louis Couperus, een van de grootste schrijvers van de Lage Landen en du Perron schijnen mensen totaal vergeten te zijn.

Heeft deze generatie schrijvers/journalisten en lezers soms geen weet van de man die in de 50 er jaren literair gezien in dit land zowat revoltes had uitgelokt? De aandacht lijkt te worden verschoven naar com­merciële actuele en veelal modieuze aktiviteiten. Ik ben er zeker van overtuigd dat er in dit land elementen aan het werk zijn die zich meer bewust dan onbewust schuldig maken aan ongewone selectieve onhebbelijkheid: wel een buitenlandse (waarvan ik de naam hier niet wil noemen) schrijver de hemel in prijzen (mag Joost weten waarom) die het Nederlands al helemaal niet beheerst, maar alle andere  aanwezige talenten in dit land gewoonweg negeren. Xenofilie. Even eng als Xenofobie. Waar hebben we dit eerder gezien in Europa?  

Ik heb altijd al het gevoel gehad dat politici (en de politiek) zich vaak stiekem en soms openlijk de schep­pende kunstenaars en dan voornamelijk schrijvers (‘’want zij zijn het gevaarlijkst – maar ook bruikbaar’’) goed in de gaten houden. Ongegeneerd naar believen aanschurken en liefst breeduit in beeld (media) exhibioneren samen met gevierde kunstenaars daar het in hun voordeel werkt.

Vandaar dat dit land verdacht veel op Oostenrijk lijkt, wat betreft de  (vrije) Kunsten: alle getalenteerde eigen burgers negeren ze, jagen ze of over de klink of schopen ze zo over de grens. Voorbeelden hiervan zijn nu meer dan ooit actueel en zijn talloos.

 

 

Pjotr.X. Siccama,  juni 2013.

10897263864?profile=original

Omslag van een van zijn boeken

De onderste foto laat Tjalie Robinson zien bij een Pasar Malam in Den Haag  (toen gehouden in de Dierentuin) begin van de 60 er jaren, h (let goed op het katapult in zijn hand).

10897264254?profile=original

 

 10897263873?profile=original

 10897264495?profile=original

Lees verder…

10897262887?profile=originalKoloniaal verlangen   door:  Arnold van Bruggen.  foto’s:  Anouk Steketee

Prakoso staat elke zondag vroeg op. Aan de muur in zijn slaapkamer hangt dan al het pak dat hij die dag wil dragen. Soms is dat hert pak van een plantagemanager, een andere keer gaat hij als Nederlandse student. Prakoso is zestien jaar en wil later president van Indonesië worden. Maar zijn huidige interesse ligt niet bij de moderne politiek, maar bij het Nederlandse verleden van zijn land.

In zijn kamer staat een scheepskist met daarin een oud Nederlands geweer, een collectie tropenhelmen en een willekeurige verzameling Nederlandstalige boekjes. Hij is echter de taal niet machtig.

Om half zes springt hij op zijn Nederlandse Fongers-fiets en sjeest hij naar Plaza Indonesia, het enorme plein waaromheen het moderne Jakarta is gebouwd. Rondom dat plein verzamelen zich elke zondagochtend Indonesiërs in tropenpakken, KNIL-uniformen en damesjurken.

10897262478?profile=originalDe antieke Fongers-fiets is de gemeen-schappelijke deler. Maar de belangstelling gaat verder. “Het is een herinnering aan een tijd die ons beschaving heeft gebracht”, zo zegt Prakoso. “Niet alleen fietsen, maar ook wetten en bureaucratie. Ik denk dat veel mensen door de bloedige en fanatieke onafhankelijkheidsstrijd niet doorhebben hoe positief de koloniale tijd is geweest”. Wie je ook vraagt, iedereen heeft een gelijkluidende uitleg over de verkleedpartij. Yanto (58) zegt: “Alles uit de koloniale tijd is sterk en onbreekbaar; ik zweer erbij. Maar we willen ook ons erfgoed veiligstellen. Deze geschiedenis is    ook van ons”. Op zijn borst prijken    de medailles van de vele geschiedenisclubs met duizenden leden die ditzelfde elke zondagochtend in andere steden van Indonesië doen.

Maar was Nederland hier niet heel erg fout bezig in die koloniale tijd? “Tot de val van Soeharto in 1998 kregen we alleen geschiedenisles over de oude koninkrijken in Indonesië”, verklaart Adi Setiawan (30) in Soerabaja. “De koloniale tijd werd zoveel mogelijk weggelaten, alsof die niet 350 jaar had geduurd. Pas na de machtswisseling mochten wij ons weert organiseren en zelf onze geschiedenis vertellen”. Adi is een van de voortrekkers van de Roode Brug Community, vernoemd naar de plaats waar de Nederlanders en Britten stukliepen op de Indonesische vrijheidsstrijders. En als zij zich zondagochtend verzamelen, herleven de dagen van weleer. Een 

groep mannen en vrouwen staat in Nederlandse soldatenpakken in de schaduw van de bomen in het stadspark. Een grote en breed geschouderde jongen, verkleed als soldaat, stelt zich voor als Raymond Westerling en drukt dan een kleine Indonesische vrijheidsstrijder tegen de grond. In zijn hand heeft hij een mes en met zijn knieën dwingt hij het lichaam onder zich.

“Sommigen vinden het raar dat mijn vrienden en ik ons verkleden als Nederlanders”, vertelt Adi, “maar als we ons niet verkleden, herkennen de mensen ons niet. Juist door onze uniformen komen ze naar ons toe, Dan ontstaat er vanzelf een gesprek over onze geschiedenis. Niet over de nationale geschiedenis, zoals de regering die dicteert, maar hoe die echt is geweest”.

Het koloniale verleden in Indonesië is onontkoombaar. De stadscentra staan nog altijd vol met villa’s, paleizen, theaters en overheids-gebouwen uit de tijd van de Nederlanders. Maar deze erfenis staat onder druk sinds, tegelijk met de herwonnen vrijheid in 1998, de economie aantrekt. Grote hotels en bedrijven, investeerders en ook particulieren ontdekken de oude binnensteden. In elke grote stad verenigen liefhebbers van de koloniale architectuur zich daarom in erfgoed-verenigingen, zoals de Medan Heritage Trust op het westelijke deel van het eiland Sumatra. Debby, een van de vrijwilligers van deze stichting stuitert voor haar bezoek uit, van Plantage-ziekenhuis tot voormalig Hotel De Boer en de koloniale villawijken. Ze wijst op de materialen die toen gebruikt werden: het beste hout en de sterkste Deli-klei. “De koloniale architectuur kan ons veel leren over hoe je in dit klimaat bouwt”, zegt Debby. “Veel moderne gebouwen hebben airconditioning, maar dan waait in de natte tijd wel de regen naar binnen”. 

10897263061?profile=originalEven later staat ze tierend voor een bouwput langs de weg. “Nog geen jaar geleden stonden hier twee prachtige villa’s”, vertelt ze, “en binnenkort staat hier een modern hotel”. De economische voorspoed in Indonesië treft als eerste de koloniale binnensteden. “Corruptie”, zegt Debby. “Wettelijk lijkt alles goed geregeld, maar in de praktijk is alles mogelijk”. Ze gaat het Thong Thong Ho gebouw in met een prachtig plafond in glas-in-lood. “Ik wil hier een zakencentrum van maken voor jonge creatieven”, vertelt Debby. “Met koffiebars en restaurants en een boekenwinkel in Nederlandse retro-uitvoering. Het zou zo maar een gouden idee kunnen zijn”. In steeds meer steden verschijnen koffiehuisjes en restaurants in Nederlandse stijl, met antieke Nederlandse meubels    en Nederlandse menukaarten. De H.E.M.A. is een succesformule die bitterballen en stamppotten verkoopt. Elke zaterdag kun je er op de foto in Volendams kostuum. Debby kijkt volbewondering omhoog naar het veelkleurige plafond. “Ons verleden geeft ons iets speciaals. Als wij ons ergens mee kunnen onderscheiden, dan is het wel onze koloniale architectuur”.  

10897263657?profile=originalDe koloniale geschiedenis levert zo de bouwstenen voor de nieuwe identiteit van het moderne Indonesië. In dat verhaal lijkt voor de schaduwzijde van het koloniale verleden bijna geen plaats meer. Zelfs op Zuid-Sulawesi, waar de echte Raymond Westerling rondtrok en bloedbaden aanrichtte, lijkt men deze kant te relativeren.”Niet alle Nederlanders zijn slecht”, zegt Andi Monji uit Suppa, waar in 1947 door de Nederlanders een ‘zuiveringsactie’ gehouwen werd. “Zelfs tijdens de oorlog, als je met ze in contact kwam, bleken het best aardige jongens te zijn. Nu is het voorbij, het is geschiedenis. Als mensen zich willen verkleden in koloniale pakken, dan laat je eenvoudigweg zien dat we ooit gekoloniseerd zijn geweest. Het is de vraag of de nieuwe generatie Indonesiërs, opgegroeid in de benauwde dictatuur van Soeharto, niet met valse romantiek naar het koloniale verleden kijkt. Dat vraagt ook kunstenares Titarubi zich af. In een ruime loods in Yogyakarta legt ze de laatste hand aan de Indonesische inzending voor de Biënnale van Venetië, een project waarin ze de omgang met het verleden opvraagt. “De Nederlandse tijd staat voor mij symbool voor moderniteit”, zegt ze. “Kunst, feminisme, technologie, het is hier allemaal door de Hollanders binnengebracht. En dat moeten we koesteren. Maar ook alles wat er fout is aan Indonesië is begonnen in de koloniale tijd. Hoe de plantages werkten: met goedkope arbeid en onder bescherming van het leger. 

Corruptie is door de Nederlanders geïnstitutionaliseerd. Helaas kijken veel mensen alleen met nostalgische blik terug naar de oude tijd. Zij beschouwen het koloniale verleden als iets moois, iets exotisch. Maar de zwarte kant ervan moeten we ook niet vergeten.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Vrij Nederland van 20 april 2013.

Voetnoten: De tentoonstelling “Vroeger is een ver land” van Anouk Steketee en Arnold van Bruggen is te zien tot 1 september in het Tropenmuseum in Amsterdam.  

Literatuur: “KNIL-fietsen razend populair in Indonesië”. Artikel in Nieuwsbrief nr. 3, maart 2012 (zie: www.indisch-centrum-denhaag.nl >> Nieuwsbrieven). 

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 1     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Zonder er iets dramatisch van te maken, heb ik een probleem, met  veel, zo niet alles, dat mij in het harnas van mijn levensloop heeft gewrongen. Wringen vind ik een zeer goede omschrijving, omdat ik nooit aan wanhoop heb toegegeven, ondanks mijn geweldige eenzaamheid en de totale afwezigheid van een familie verband en nooit een tehuis heb gehad dat daartoe behoorde.      

Na het vele, vele vallen ben ik altijd weer opgestaan. De levenskracht                                                                  daartoe, dank ik aan mijn vader, aangaande de parabels die een beste vriend van mijn Vader,  gedurende  een te korte tijd, aan mij heeft doorgegeven en bovendien van wat   ik te weten ben gekomen over zijn reputatie, samen ook met het geweldige niveau dat hij daarmede    in de  maatschappij en ook  zijn eigen Maatschappij, de B.P.M.-Shell, heeft weten te bereiken. Nu op de leeftijd van 77 jaar, voel ik mij genoodzaakt de balans van mijn leven op te maken. Niet alleen voor mijzelf, maar ook eventueel voor mijn kinderen. Het is mijn gevoel dat, als ooit een van mijn kinderen een probleem heeft, dat de geschiedenis van het leven van hun vader, hen de kracht kan geven om door te zetten

Ik had en heb een uitzonderlijk leven, interessant zelfs, maar toch in mijn persoonlijk gevoel onmenselijk, gemeen, te zwaar en bovenal  zeer eenzaam. Men kan zeggen dat ik redelijk succesvol met het overleven ben geweest, maar letterlijk met elke actie tot een verbetering van mijn leven, heb ik keer op keer ook altijd tegenstand moeten overwinnen. Het was met de handicaps van mijn verleden, altijd weer een strijd. Het is voor mij nooit vloeiend geweest, altijd en eeuwig waren er problemen, die ik heb moeten overwinnen, tot op dit moment toe.

Al verscheidene jaren ben ik van plan, om een boek over mijn leven te schrijven en daarin de ontdekkingen van de menselijke levensfactoren te beschrijven. Graag had ik de hulp ingeroepen van iemand als Adriaan van Dis of van andere schrijvers wiens namen ik tegen ben gekomen. Door het leven van mijn vader en dus met mijn eigen afkomst daardoor, had ik potentieel schatrijk moeten en kunnen zijn, maar door de oorlog is het totaal het tegenovergestelde geworden Armoede werd lange tijd mijn deel en ik voelde mij altijd opgejaagd en uitgebuit.

Maar vanwege en dankzij mijn beide ouders, heb ik kennelijk een geweldige veerkracht meegekregen, waarmede ik niet alleen al mijn tegenslagen heb weten te overwinnen, maar nu zelfs een staat van leven heb weten te bereiken, waar velen zeggen, nou waar heb jij nu nog zorgen voor nodig, Voor mij is het genoeg om nu te kunnen leven. Ik kan nu hopelijk van het aantal jaren die ik mogelijk nog heb, nog een beetje genieten. Maar wat is genieten, als je mogelijkerwijze niet meer weet hoe je dat kunt doen, als je moet oppassen om financieel rond te komen. Maar helaas, genieten, dat ken, of kan ik nu ook al niet meer, de strijd is voor mij te zwaar geweest, naast een vluchtige glimlach en terugkijkend het met een zekere 

voldoening, is het meestal slechts een bittere voldoening die niet echt is. Het is toch ook niet echt, het kan gewoon niet echt zijn. En zo ben je aan het wachten op de volgende klap die moet komen, je hebt toch immers nooit anders meegemaakt.  Zo gaat het met mij.

Adrian Lemmens, twee jaar oud.

Uit mijn historie zal toch zeker blijken dat mijn gedachtegang en mijn levensbeslissingen niet dom of ondoordacht zijn geweest. Waarom is het mij dan ook niet mogelijk om eens achterover te kunnen leunen en van enig succes, met enige voldoening kunnen te genieten? Ik geloof inderdaad dat er zo iets is dat de maat nu vol is; het is allemaal teveel geweest. Maar waarom heb ik in dat geval dan ook niet de moed verloren en ben ik in elkaar gezakt en tot niets meer in staat, dat is toch wel het wonder van het leven. Ik noem het   de veerkracht in de mens en stel vast dat die enorm krachtig is.

Ja, ik ben getrouwd en ik heb drie kinderen, die allen uitstekend terecht zijn gekomen en mijn vrouw is ook mijn zeil kameraad op zee.! Ik stelde zeer hoge eisen aan mijzelf en zonder die eeuwige discipline, had ik het ook nooit overleefd. Het is immers je verstand en je wil tot leven, die een mens in leven houden. In mijn leven heb ik mijzelf altijd van alles  ontzegd om uit mijn armoede omhoog te kunnen klimmen en iets te bereiken. Ik ben nooit  gewend geweest op vakantie te gaan, een ijsje, een bioscoop, met vrienden een drankje drinken of sporten. Als je dat allemaal niet gewend bent, dan is het ook tamelijk gemakkelijk om frugaal en gedisciplineerd te zijn. Uiteindelijk    heb ik redelijk wat bereikt. Maar het geeft geen geluk of genoegen, om er op terug te kunnen kijken, het was immers allemaal te hard en te onmenselijk.

Wat het voor mij nog erger maakte, is dat alles zo anders had gekund. Dat dankzij mijn vaders vooruitziende blik mijn mogelijkheden anders hadden gelopen. Dat mijn vader zijn grootste offer, zijn eigen leven, bracht in het vervullen van zijn vaderlijke plicht  voor zijn nageslacht en na het  voldoen van wat mijn vader als zijn plicht zag, hij slechts een trap na kreeg; van zijn eigen land.

Voor de mensen die de oorzaak van ons ongeluk werden, was er aanvankelijk veel succes en was dat ook voor een langere periode voor hen weg gelegd, maar tenslotte verdronk de een met zijn dikke pensioen in zijn eigen zwembad en was de ander ongelukkig met zijn kinderen en zijn ambitieuze vrouw.  En het feit van het eeuwige mislukte pogingen om mijn persoon te elimineren, alsmede de vele schandalen met secretaresses op zijn kantoor. Met zijn geweldige macht en zijn onaantastbare positie, kon die man doen en laten wat hij wilde. Die man had geen geweten. Inderdaad zijn er in onze wereld mensen die op een gegeven moment zo hoog staan, dat ze zich door gegeven omstandigheden onaantastbaar wanen en zelfs met de duivel zelf heulen. Ik heb nu een pensioen van de WUV, met alle restricties dat voor het Nederland, dat wij nu kennen, gewoon is. Uiteindelijk was ik een kundige advertentiefotograaf, met ook mijn eigen uitstekend geoutilleerde studio. Het maken van ontwerpen voor advertentiewerk, was voor mijn aangeboren handigheid niet zo’n probleem en verdienden wij daarmede extra geld met minder uitgaven En   dat had ook extra voordelen.

Door het in die tijd anti Nederlands heersende sentiment, in Nieuw Zeeland, (de Nederlanders hadden een reputatie voor hard werk en succes waardoor de gemiddelde en kalme steady-as-she-goes Nieuw Zeelander zich bedreigd voelde) en zo kreeg ik meestal alleen maar het werk, waar ik bekend om werd. Werk dat nu alleen met computers gedaan wordt, deed ik in die tijd reeds met het gebruik van meerdere camera’s voor de productie van één foto. Het brood-en-water werk ging weer naar mijn Nieuw Zeelandse collega’s die ook vrienden maakte met “wine and dine”, wijn en etentjes, ter bevordering voor hun werk en hun contacten, iets dat mij en mijn historisch nu zo ingewortelde mentaliteit niet lag, en waardoor wij nooit een geweldig inkomen konden bereiken. Echter op en met mijn vrije tijden en momenten, bouwde ik ons eigen huis en ook een nieuwe studio voor mijzelf, met mijn eigen handen en contractuele hulp.

Mijn studio werd ook bekend, voor het feit dat wij fotografisch bijna het onmogelijke konden doen, met behulp van lasers en met fluorescerende verven, dat zorgvuldig geheim werd gehouden door ons. Zo gebruikte ik mijn tijd om te verdienen wat ik kon, of mijn huis te bouwen, zoals ik dat voor ogen had. Op het einde kwam dat allemaal op zijn pootjes terecht, maar het was wel dubbel hard werk, terwijl mijn vrouw Paula mijn secretaresse was en de moeder van onze kinderen, die op oudere leeftijden vaak in alles meehielpen.

Nu met nieuwe wetten en regulaties kan zoiets ook niet meer, of alleen nog maar ten dele. Gemeten naar mijn inkomen dat in die tijd ook naar ons nieuwe huis ging, werd ik op het gemiddelde inkomen geschat door    de WUV en mijn kwalificaties zonder de Nederlandse papieren, werden volgens Nederlandse maatstaven niet erkend. Een rechtszaak in Utrecht, bepaalde via een vinnige WUV advocaat, dat mijn kwalificaties gelijk stonden met een gewone verkoper in een fotowinkel en daarop werd mijn WUV pensioen berekend. We kunnen er van leven, maar dat is alles.

Adrian Lemmens met zijn ouders, 1939.

Dat is ook geen bevredigende situatie, na alles dat ik heb meegemaakt en verloren heb. Mede door de Nederlandse behandeling voor wat betreft de “Indische Kwestie”, met name door ons met hun acties uiteindelijk zwaar te bestelen, werd ons gezin behoorlijk getroffen. Ergo voor mijn Vader, die werkelijk het hoogste offer bracht voor de goede zaak en het met zijn leven betaalde. Ik ben en voel mij echter nog steeds een Indische jongen van “Tempo Doeloe”, met een Hollandse (Amsterdamse) vader en een Duitse moeder. Beiden krachtige, nee kolossale mensen. Helaas de omstandigheden hebben mij mijn vader ontnomen met de torpedering van de “JUNIO-MARU”, met de zo velen andere kostbare Nederlanders en de arme meedogenloos bedrogen ROMUSHA’S. Alle 5860 van onze mensen, van ons nu vroegere Nederlands-Indië kwamen daarbij om het leven.

Via het internet heb ik merkwaardige belevenissen en kennismakingen meegekregen, zowaar net ook weer van een naamgenoot, familie zelfs, een kampgenoot uit het Banyu-Biru kamp 10.

Toen wij op het laatste moment door de B.P.M.-Shell uit Borneo werden afgevoerd naar Java, op vrachtwagens door de jungle naar Banjermasin en  op een boot van de K.P.M.  werden geladen als deklading met onze bedienden en bagage. Ik heb dat schip als een toenmalig zesjarige altijd in mijn herinnering meegedragen, een drie eilanden schip van het type dat toen bekend stond, zwarte romp en wit bovendek.

Ik heb dat schip, waarvan mijn Moeder in die verwarring zelfs de naam niet meer wist,  meer dan twintig jaar gezocht; ik weet, of wist, dat het klein was. Na de boeken van Bezemer (zowat 1500 pagina’s) te hebben doorgeworsteld, viel mijn oog op het K.P.M. schip de Janssens, onder gezag van een merkwaardige man en gezagvoerder G.N. Pras. Toevallig begon in dezelfde tijd ook de Australische schrijver “Doug Hurst” met een boek onder de titel            “The Fourth Ally” staat daar merkwaardigerwijze de ms. of ss. Janssens op blz. 44 en de afbeelding van het schip (er zijn merkwaardig veel toevalligheden die in mijn leven voorkomen) is nagenoeg het evenbeeld van wat nog in mijn herinneringen staat. En dat is nog niet alles: op dat moment komt opeens ene Gerardus Lemmens uit Engeland via e-mail zich aandienen. Zijn vader blijkt op het moment van de inscheping in Banjermasin, de tweede boordwerktuigkundige te zijn geweest op dat schip. Terwijl zijn moeders naam Lemmens Guetjens G.C., als onze kampgenote van camp tien “Banyu-Biru” onder die van mijn Moeder Lemmens-Finger T.G. staat, in die kamplijst van “Camp 10 Banyu-Biru”. Allemaal ongelooflijk.

Gerard Lemmens, een van drie kinderen is pas na die oorlog geboren. Zijn vader overleefde de oorlog, zijn broer en zus zijn van voor de oorlog. Gerard Lemmens  gehuwd met een Schotse vrouw woont nu in Sussex in Engeland.

Wat zo bijzonder is over dit schip, is dat wij buitengaats van Banjermasin en op weg naar Java, door twee Japanse Zero’s werden aangevallen, met onder elke vleugel een bom, dus vier bommen, ik zie ze nu nog hangen, als op mijn netvlies gegrift. Daar gaat de eerste bom, het schip vaart nu op volle kracht, de officieren volgen de baan van de bommen en maken uitwijkingsmanoeuvres. De dekken zitten vol met vrouwen en kinderen waaronder veel baby’s, vele bedienden, waaronder mijn baboe “Sumina” en de barang (bagage) Een beginnende bijna geluidloos  geschreeuw gaat op. Het is angstwekkend, schreeuwden ze toch maar echt. De bom komt rakelings langs de bakboordzijde, vlak langs ons heen aan het achterdek. Een geweldige fontein schiet omhoog en stort zich op het dek. Wij spartelen allen schreeuwend op dek tussen de ronddrijvende bagage. Naar mijn herinneringen kwam het water tot mijn heupen. Dit gebeurd in totaal vier keren. Het schip gaat geheel schuin in de bochten, waardoor allen aan dek overal tegen aan en tegen elkaar botsten, een baby spoelt bijna overboord. Het was een verschrikkelijke nachtmerrie, waarvan de beelden mij mijn gehele leven achtervolgd hebben, vooral als ik in mijn tegenwoordige leven de een of ander haai tegen kom (wij zijn namelijk zeezeilers).  

Mijn vader in het uniform van reserve sergeant bij het KNIL.

Vier bommen overleven wij op die manier, daarna kwamen die Zero’s weer op ons af en wij wisten het instinctmatig: wij zouden nu mitrailleervuur moeten ondergaan. Maar plotseling braken zij hun aanval af en verdwenen. Oorzaak is een eenzame “Glenn-Martin” van een basis op Noord Java, die om welke reden dan ook, de Japanners op de vlucht deed slaan en wij hadden dit drama overleefd. De Glenn-Martin vloog drie rondjes om het schip, met haar vleugels wiegend als een groet en een gejuich van het schip ontlokte en wij bereikten tenslotte Java.

Na het lezen van veel beschrijvingen, over de verschillende acties, van de dappere “Janssens” uit het boek van de Australische auteur en die de gehele oorlog overleefde, ben ik er 99% zeker van, dat zij de “ms. Janssens” was, die ons naar Java bracht, maar die ene procent zou ik toch nog graag verzekerd zien. 

Na mijn korte beschrijving, voor onze mensen, in het ICM-online van Ferry Schwab, met de “Indische Kwestie”, aangaande het incident met Marlies van Zanten Hyllner in 2012, ging ik op vakantie naar Europa Twee van mijn drie kinderen wonen overzees. Ik had mijn artikel aan ICM-online laten lezen, die het prompt publiceerde, eigenlijk zonder daar eerst mijn toestemming voor te vragen, maar “no matter”. Mijn artikel heb ik met de grootste moeite gedurende mijn reizen proberen te volgen.

Doordat ik constant onderweg was, kon ik zonder de medewerking van Ferry Schwab ook geen lid worden, ik ben niet zo’n computerheld en heb ik nooit ooit iets van het kennelijk regelmatige commentaar op mijn artikel kunnen volgen. Dit vond ik zeer spijtig en werd ik daar door ICM en Ferry zelf ook niet verder geholpen. Ik heb nu het contact met ICM en Ferry  verloren; ook al omdat zij met hun activiteiten meer op de Nederlandse dan op de buitenlandse Indische bevolking zijn gericht. Pasar Malam dit en Pasar Malam dat, waar wij (van overzee), helaas niet naar toe kunnen gaan. Bovendien wil ik hem verder ook niet met mijn besognes lastigvallen. Mijn reden daarvoor is gewoon, omdat ik samen met mijn familie niet alles alleen maar heb verloren in en van het oude Nederlands-Indië, maar dat wij dankzij mijn vaders hoge functie (de nr. drie in de top bij de B.P.M.-Shell, op Balikpapan Borneo en daarbij Tarakan), ondanks de oorlog nog geweldige investeringen hadden in Engeland en de U.S.A. Tegoeden van de B.P.M. die onder grote woede van de toenmalige Nederlandse Regering, wel al haar mensen het achterstallige salaris en pensioen uitbetaalde. Maar onze investeringen, bezittingen en gelden, zijn ons in Nederland allemaal door toedoen van de Nederlandse Staat ontnomen. De Nederlandse autoriteiten zijn er ook de schuld van geweest, dat ook ons eigen huis of eigenlijk dat van mijn (voogd) grootvader, waar wij notabene in opgegroeid waren, ons ontnomen is. Ons huis is gewoon geconfisceerd      en dat 24 uur voor we in Amsterdam als repatrianten aan wal kwamen.  

Komt daarbij ook nog eens de Wet tot de HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW (die pas in 1956 gewijzigd werd)  EN DAAR OOK NOG EENS BOVEN OP, MIJN MOEDER EN HAAR DUITSE ACHTERGROND, kregen we de zoveelste schop onder ons achterwerk. Daar kwam nog bij dat wij bij de, door Nederland en haar bevolking, ongewilde Indische Nederlanders behoorden. Hoe is dat mogelijk, wat kon er nog meer tegen ons worden ondernomen. Hoe meer konden wij nog vernederd worden. Helaas, alsof dit allemaal nog niet genoeg was, dit was in feiten nog maar het begin van onze ellende, zoals men in deze artikelenserie die ik speciaal voor de NICC Nieuwsbrief heb beschreven, zal ontdekken.

Buitengaats van IJmuiden, kregen wij op de “ms. Slooterdijk van de HAL”, waarmede wij uit Indië arriveerden een telegram van de Amsterdamse Autoriteiten. Ons huis in Amsterdam Centrum werd nu opgeëist voor Nederlanders en wij moesten nu zelf maar voor onze accommodatie zorgen. Er werd ons door deze autoriteiten geen verdere hulp verleend voor het vinden van een andere behuizing.

Ons huis, het ouderlijk huis van mijn Vader, was gedurende de depressie, door mijn Vader, van mijn grootvader gekocht, om hem met zijn kunst schilders zaak, beneden in zijn souterrain te redden van bankroet. Dat was dus vanaf dan ook ons huis, Cornelis Anthoniszstraat nr. 8 in Amsterdam Centrum.  

Mijn grootvader, tevens mijn voogd, en de wet  handelingsonbekwame vrouwen, toen ook nog benodigd als haar mannelijke familie lid, woonde nog steeds in het souterrain. Het bovenhuis had hij helemaal opgeknapt met parketvloeren en nieuw behang, zodat het voor ons prettig wonen zou zijn. Ook had hij in de buurt naar scholen voor mij  geïnformeerd, ik was nog niet naar school geweest en kon nog steeds niet lezen of schrijven, of zelfs tellen. Dat was in oktober 1946 en ik was dus tien jaar oud.

Nogmaals mijn ouders in ons huis in Pladjoe aan de Moesi rivier.

NU KOMT  VOOR ONS,  ONS DUBBELE ONGELUK.!!! 

A.)  Van Indië komende waren wij in Nederland niet welkom.

B.)  Vanwege de confiscatie van ons huis, verloor ik mijn voogd (groot-vader ) die al in zijn tachtiger jaren was en hij was nog steeds herstellende van de laatste en vreselijke hongerwinter in Amsterdam.

C.)  Mijn Moeder was een Duitse en sprak dus met een Duits accent en in Nederland heerste een grote anti Duitse gezindheid en haat. Haar Nederlandse paspoort, was van geen consequentie.

D.)  Mijn Moeder was door de wet van de “HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW,” onbevoegd en onmachtig, om voor haar eigen belangen te zorgen, zonder een mannelijke bijstand of familielid. Mijn grootvader niet alleen mij als voogd, was maar ook mijn Moeder  ontnomen als inwonend mannelijk familielid, door die actie tegen ons.

E.)  Mijn Grootvader was vanwege zijn gezondheid ook behoeftig aan mijn moeders hulp en bijstand; een wederzijds drama.

F.)  Mijn moeders familie zag een kans in Duitsland, in de Britse bezettings-zone, mar de mogelijkheid voor ons, om daarheen te vluchten was nihil en er werd niet bemiddeld.

G.) Mijn alarmerende tekort aan educatie werd door deze situatie verzwaard. Er was voor mij geen oplossing en was ik vaak opgesloten en alleen, terwijl mijn Moeder noodgedwongen op stap was.

H.)  Mijn moeders, of liever mijn vaders reputatie, was mijn Moeder voorgegaan. Bij de B.P.M.-Shell, was mijn moeder bekend als de “Gouden weduwe Lemmens” Later ook de weduwe van de “JUNIO-MARU”.

I.)  Mijn Moeder ging voor hulp naar de B.P.M.-Shell, gesteund voor het voor-oorlogse advies van  haar man en mijn Vader, om nooit iemand te vertrouwen en zich alleen bij de B.P.M.-Shell te vervoegen. Ik was daar bij en hoorde die waarschuwing van mijn vader ook In Bandoeng, na de capitulatie.

J.)  Mijn Moeder werd naar de B.P.M.-Shell weduwen en wezen afdeling verwezen, waar een  een zekere J. den Besten zich onmiddellijk over haar ontfermde en haar omringde, met alle zo welkome attentie, die zij van de Nederlandse autoriteiten moest ontberen. Deze man had in zijn functie natuurlijk inzage in onze papieren, hij liet mijn moeder na die tijd niet meer los en ging de begeleidde haar, totdat hij mijn Moeder binnen het jaar te pakken had, met hemelse beloften, ook jegens mij en met grote vooruitzichten en alle mogelijke attenties. Het was de Heer of liever de “bandiet”, Jannes den Besten gelukt om ons in te palmen. Zijn broer NICOLAAS den Besten, zou in de latere vijftiger en zestiger jaren de Amsterdamsche Bank oplichten voor 60 miljoen gulden met de zogenaamde “SOCRATES AFFAIRE”.

Waar was de verantwoording van de B.P.M.-Shell, in deze situatie  voor een gewezen en eens “zeer” belangrijke top-employé’, zijn weduwe en zijn weeskind (hierop geef ik ook een antwoord, verderop in mijn relaas). Helaas, voor mijn Vader, in zijn hoge positie, waren er ook vijanden en die waren nu zelfs machtiger na die oorlog, die door die ons beiden individuen was overleefd. Een was de zoon van een zittend directie lid van de B.P.M.-Shell in het hoofdkantoor, nu zat hij zelf in die directie, ir. Jan Brouwer en de andere, een verrader en collaborateur met de Japanners, die daarmee zijn familie had gered, een dr.ir. in de Archeologie, H.H. Brons, Ab in de omgang. Hij was later in Nederland, de oprichter en directeur van de R.R.P., de Rotterdam Rijn Pijpleiding Maatschappij,  een dochteronderneming van de Shell, voor het transport van olieproducten naar Duitsland, die dat werd dankzij zijn vriendje de eerder genoemde directeurszoon, ir. Jan Brouwer. Beide “heren” werden door mijn Vader gecorrigeerd, uit naam en in opdracht  van de B.P.M.-Shell, vanwege hun slechte openbare gedragingen en hun onbetaalde rekeningen van voor de oorlog. Voor welke redenen ook hun  

aanvraag tot een salarisverhoging was geweigerd.

Het was niet mijn vaders keuze maar het was wel in zijn functie, deze mensen daarvoor te berispen. Wat een ongelukkige omstandigheid, dat ook in dit geval, het wederom de B.P.M.-Shell was, die ons daarmede dupeerde, vooral met de toekomst- mogelijkheden, die deze twee individuen later zouden of konden hebben.

Wij, mijn moeder en ook ik, moesten daar na die oorlog een dubbele prijs voor betalen, was dat nodig, was dat fair. Onze familie was door deze ongelooflijke samenloop van omstandigheden ernstig gedupeerd.

(tot zover het eerste deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef).


Reactie Jan De Keten Webmaster ICM.

In het artikel werd Ferry Schwab (ICM)  in het negatief daglicht gesteld. Ferry kennende staat voor iedereen klaar van "hoog" tot "laag"; Ik ken hem al lang van uit zijn projecten van zijn bedrijf. Een manager waar velen een voorbeeld aan kunnen nemen - desondanks de grote druk en spanningen, stond hij altijd klaar, en al bel je hem om  2 uur s'nachts uit zijn bed. Ik kan mij niet vinden in het verhaal van Adrian Lemmens, wie publiceert kosteloos een verhaal, en waarom hebben de andere leden uit New Zeeland zoals een Ivo geen problemen gehad! Adrian had drukker met zijn rijzen en moet zich afvragen of hij ook dat over heeft voor andere Indo's, behalve dat zijn eigen verhaal centraal wil plaatsen.

Deze vraag zal Adrian zich zelf moeten stellen het feit dat dit ook bij NICC is gepubiceerd zegt genoeg, lijkt mij een excuusjes wel op zijn plaats. Welke Indo runt 14 jaren een toko als ICM, met ondankbare mensen, sorry het moet er even uit!. Zonder ICM was dit verhaal niet wereldwijd verspreid. Waarom heeft Ivo geen problemen met ICM, is nu al 2 jaren abonnee van ICM, woont ook in New Zeeland.

Jan De Keten Webmaster ICM

8 juli 2013.

Lees verder…

Tante Toetie en Tante Pop door: Yvonne Keuls

10897261101?profile=originalTante  Toetie en Tante Pop door:  Yvonne Keuls

Op mijn tachtigste verjaardag mocht  ik de prestigieuze Cultuurprijs van de stad Den Haag ontvangen. Deze prijs bestaat uit een bedrag van  € 25.000 die te besteden is aan een werkgerelateerd project. Met dit geld wil ik Den Haag een mooi bronzen beeld schenken van de twee “Indische tantes”, die uit Den Haag niet weg te denken zijn. Ik heb ze Tante Toetie en Tante Pop genoemd. Voor mij is er maar één kunstenaar die dit beeld tot leven kan wekken: Loek Bos, die ook al prachtige beelden maakte van Toon Hermans  en  Paul van Vliet.  

Hij heeft inmiddels al een schitterende maquette van de tantes gemaakt. De tantes zullen een permanente plek krijgen op het oer-Haagse Frederik Hendrikplein, hart van het rustieke Statenkwartier, waar al meer dan een eeuw vele Indische mensen wonen   en gewoond hebben. Helaas echter is het bedrag van de Cultuurprijs niet voldoende om het beeld in brons te kunnen vereeuwigen.

Inmiddels hebben het Prins Bernhardfonds, de M.A.O.C. Gravin van Bylandtstichting en restaurant Didong royaal gedoneerd. Ook Fonds 1818 heeft toegezegd het bedrag van € 6000 dat door crowdfunding op “Voor De Kunst” diende te worden opgehaald, te verdubbelen. Maar we zijn er nog niet. Daarom vraag ik aan iedereen die Tante Toetie en Tante Pop een bronzen plekje gunt, te helpen door een donatie over te maken. Dit kunt u doen op de rekening van Stichting “Voor De Kunst”, de initiatiefnemer van het standbeeld van De Indische Tantes. Het Comité van Aanbeveling bestaat uit: Jan Banning, Ruud Lapré, Wendy de la Rambelje, Liselore Rugebregt, Winnie Sorgdrager en Erry Stoové.

10897261478?profile=original

Lees verder…

10897253880?profile=originalOproep - registratie Indische tijdlijn 1999 tot 2013 op Indisch Internet.

Beste ICM vrienden,   

Graag willen wij een oproep plaatsen voor het volgende:

 

Onze nieuwe abonnee Henk Harcksen 62 jaar is op dit moment bezig met het schrijven van zijn boek. Henk heeft een Nederlandse vader, en Indische moeder. Beiden verbonden zich in Batavia (Jakarta). Zijn oorspronkelijk plan was ter ere van zijn ouders dit boek uit te brengen. Bovendien op deze leeftijd, wat voor een ieder herkenbaar is, komen de "roots" boven, dus ook bij onze Henk. Henk zit nog midden in het werkzame 24 uur economisch met  turbulente dynamisch leven als consultant in Software land ( Dit was ook mijn wereld).

 

Henk werd door oud - voorzitter Herman Bussemaker naar Het ICM verwezen, gezien het ICM Netwerk met veel kennis en ervaringen. Zoals U weet heeft ICM ook het boek “Saja mengaku / ik bekend” van Elise ondersteund. En het trof doel alle leden van de Eerste – en Tweede Kamer hebben het boek gelezen. Daarom zijn deze parlementariërs nu oom meer Indisch gekleurd.

 

Inmiddels is er ICM lezers - groep van 7 man in het leven groepen om te proberen een hoog gekwalificeerd boek te realiseren. Doel om via Belanda Henk "onze geschiedenis" te ventileren. Niet, met respect, op de traditionale manier zoals 100 Indische boeken maar een boek dat door een Indisch-forum wordt ondersteund mbt technieken, kennis en historie. 10 weten meer dan 1.

 

Velen weten niet naast dat ik een automatisering onderneming heb gehad, dat ik ook verantwoordelijk ben om naast systemen en mensen, ook documentatie moet opleveren.   Ik wilde dus ook deze methodiek inzetten, waar ik voor alles werd uitgeleverd diverse “lezers groepen” inrichten. Zoals Adriaan van Dis zei citeer” nu heb je nog alles te zeggen over je boek, is bij de uitgever dan heb je er niets meer over te vertellen”, dit alles even terzijde.

 

Zoals U bekend is heeft de 'Indische geschiedenis" van 1999 tot het heden alleen op het Indische Internet afgespeeld omdat debetrokken organisaties geen geld hadden voor een eigen Informatie & Communicatie wat ICM is of laat ik maar recht voor zijn raap zeggen die 35 miljoen in andere in rook opgaande hobby’s hebben gestoken. Deze zijn met betrekking tot:

  1. Ontwikkelingen voor het Gebaar.
  2. Ontwikkelingen Tijdens Het Gebaar voor het deel Individueel, collectief 124 projecten, helaas die in rook zijn opgegaan, en na enquete /onderzoek zijn mislukt. Geen 1 bestaat nog. De visie ontbrak hier; geen eigen Indische omroep met blad is niet grealiseerd en laten wij maar over de "levensvatbaarheid" van die projecten achterwege laten.
  3. Ontwikkelingen na het Gebaar.
  4. De Graanschuur
  5. Het Indisch Huis (dat door Interim managers van VWS letterlijk is leeg geroofd, en desondanks 1,2 miljoen Het Gebaar toch failliet ging.
  6. Voorts de ontwikkelingen rond het functioneren van het oude IP, waarvan beide voorzitters met als hun broodheer de Overheid bewust de Indo's in het bos hebben gestuurd.
  7. Ontwikkelingen Nieuwe - IP met vz Herman Bussemaker, en IP delegatie eindelijk tot actie kwam en nu de zaken onder van Rijn zitten! Chapeu voor dit Team dat begon in 2008.

Door gebrek aan geldmiddelen (ook een misser bij Het Gebaar),  had dit Indisch Netwerk geen adequate Informatie & communicatie naar de achterban zoals Het ICM.

Voornamelijk werd in eerste instantie NINES Online (Nu ICM) gebruikt.

NINES Online was een webportaal met MSN – Community die werd geïmplementeerd bij de vereniging NINES, lid van het oude Indisch Platform. Deze  werd gesponsord door Fastware & Advisering. NINES/ICM waren als eerste op het Internet omdat Fastware een afspraak had met MSN - Nederland, Later ontstonden op MSN Communities (Groepen) ; IIP - Mail List van Rick v/d Broecke, deze werd geassisteerd bij de startup door NINES Online (ICM), en vele andere Indo groepen; vergelijkbaar met het Facebook - Indo Groepen nu.

Niet onbelangrijk om nadrukkelijk te vemelden Blimbing van overleden Huib Deetman, Jambatan ...... die het Oude - IP het vuur constant aan de schenen legde.

 

Onze intentie is om in dit boek ook deze Indische tijdlijn 1999 tot 2013  erin te zetten. 

Kunt U zich nog herinneren welke heftige discussies op dit Indische Internet Netwerk heeft plaatsgevonden, zeker velen niet eens waren met de koers en handelen van het Oude Indisch Platform waar toen 8 Indische organisaties in zitten. Men had toen veel over de verdeling van die "spekkoek", omdat het Oude IP andere plannen had, en dit uitlekte via Het Indisch Internet naar .....

 

U kunt Uw herinneringen delen en opsturen naar schwab@icm-online.nl. U levert een belangrijke bijdrage aan deze geschiedenis. Graag met de bronnen en feiten in de bijlagen en of naam genoemd mag worden.

 

U wilt toch ook niet dat deze periode van veel missers ook onder het tapijt wordt geveegd als die voorgaande jaren?

Naast dat dit mede een hoogtepunt vornt in de Indowereld.

 

Ik ben ook te bereiken op mob. 06 1295 52 154 

Bijvoorbaat dank voor te nemen moeite.

Editor/ redaktie ICM

& Henk Harcksen Lid ICM

 

Ferry Schwab sr.

3 juli 2013

Lees verder…

dubbel goud Indo

Dubbel Indo Gloed

 

De avond tevoren gaat de telefoon. Hallo ? Weet je wie ik ben?

Een warme gouddraad van gevoelens smeuïg in die mooie stem.

Ja natuurlijk. Edu. Siebers. Hij verzucht verlicht.

Oh jong.. je leeft lang.. ik had het al met Ben over je hoe ik je veronachtzaamd had na ons laatst zien.

-Dat is een lang verhaal. Ik was bij een vriend op naslag zoekwerk in zijn bibliotheek. Ik teken voor het leven dat hij lijdt ( of is het leidt?)

Hij woont heel sober afgelegen zonder enige luxe en van de natuur. Carbid lampen en kaarsjes zijn het licht en hout gesprokkeld keurig gestapeld is voor de warmte en kook.

Ergens anders een grote teil op vuur voor de dagelijks bad partij en als centrale verwarming punt. Ik zal je vertellen.. ik liep tussen twee hoge stapels hout en tijdens een gesprek steunde ik wat tegen de stut. Plots rolde alles omlaag over me heen . Het duurde heel lang voor hij me onderuit had. Met schrik constateerde ik dat ik elk gevoel in arm en been kwijt was. Afgekneld gezeten geweest. Mijn vriend hielp me onderuit en heeft me gerust gesteld dat alles goed zou komen. Gedurende twee maanden heb ik er aan optrek en opkrik touwen gehangen en gezeten om de spieren te trainen. Geen dokter aan te pas gekomen. Nooit overigens.

Ik ben nu pas thuis en zou je graag spreken. Mijn boekwerk  is klaar en ik wil het je tonen.

Nou je zou als je wilt morgen kunnen komen . Maar ik heb dienst van 1900 –2100 uur en dan houdt jij je maar bezig met de notebook ok?

De volgende dag, gisteren dus was het niet mooi weer genoeg om buiten te zitten. Geen nood. Hij kwam zowaar op zijn fiets beladen met.. ja wat?

Het voelde zo genadig goed elkaar in de armen te nemen.Hij siert in mijn poëzie album als uitgeknipt fotootje in hartje omtekend als mijn stiekeme tiener vlinder liefde uit de jaren Surabaya.. Tussenhaakjes , wat heb ik me in mijn jeugd toch stiekem afgevlinderd. Ik dacht nog wel : niemand ziet me als lelijk eendje.

Uit zijn mond hoor ik dan: Jij was onbereikbaar  Alle jongens zeiden altijd: die krijg je nooit!

En dan ziet hij mijn foto-tje ingelijst van Ben gekregen. Ben jij dat Ell?  Ja

Hoe oud was je hier? Zeven of acht!

Jezus Ell dat bedoel ik dus. Die stralende blik van kracht en weten. Zuivere eenheid met jezelf. Ik knuffel hem ongevraagd.Waarom zag je me vroeger niet staan. ?  Oh had ik dat geweten. Je was zo onbereikbaar verheven boven alles.

Ik met verstikte stem: oh wat triest , al had je maar een keer naar me gekeken.

We lachen zuur.. Nu weten we het beiden van elkaar.

Afijn ik maak een Indisch maal , we smullen en babbelen  en maken de afspraak dat ik een tegen bezoekje afleg. We ook samen vaker zullen fietstoertjes maken. We wisten van ons zelf dat we niet meer toe waren aan een relatie van verbintenis en dat is wederzijds goed vinden geaccepteerd. Geen extra plus tussen ons. Tenzij natuur en lot anders bepaalt.

Heerlijk zo vrijelijk te kunnen praten erover. In wederzijds respect.

Tijdens de telefoondienst bekijkt hij mijn huis, de foto’s en mijn boeken rekken. Immers toon  me je boekenrek en ik lees je ziel eruit.  Mijn uitdrukking verkromd.

Hij glimlacht geaccentueerd door zachte geluidjes. De Indo eigen .. toch?

Na de telefoontjes en dienst krijgt hij mijn onverdeelde aandacht.

De grote zware tas met inhoud wordt geopend . Een indrukwekkend aantal, drie in stuks, boeken in rood kunst leer gebonden  boekwerken verschijnen. De titel in goud opgedrukt:

De Leeuw in goud getooid. Afkomstig, tekst afgeleid ,  van een Indonesische dichter.

In A4 formaat die je echter over de breedte moet lezen.

Ik sla pagina na pagina open en ik wordt stil van bewondering. Stil over het feit dat hier meer dan vijfhonderd jaar geschiedenis  gedetailleerd is weer gegeven en eventueel van een persoonlijke noot voorzien. Geen onderwerp is hem onder die loep ontgaan.  Het is een compleet naslagwerk en zo deskundig en vakkundig chronologisch ineen gezet.

Geen roman schrijver maar wel een complex weergegeven naslag werk van geschiedenis . En mag ik het duidelijker stellen? Een liefde verklaring aan zijn geboorte land Indonesia.

Het derde deel is een complete openbaring. Hoe kunst zinnig en precies hij op alfabetische en chronologische volgorde de INDEX  ineen heeft gezet. Verwijzingen naar schrijvers en hun boeken. Illustraties met naam en beschrijving.

Noem een naam , een onderwerp, een kruid, schilder, poëet, minister en bestuurderen. Noem een rijkdom van adel in en op Java. Je vindt het er allemaal in. Het is een besloten google in boekwerk.

Heel bescheiden had hij me toen gezegd:

Ik ben een boek aan het schrijven en ik heb erdoor een geïsoleerd leven geleid. Maar ik heb me erin kunnen uitleven.

Dit boekwerk is daar het resultaat van . Het is mijns inziens  een plaats waard in elk kunst en historisch museum . Of in het bibliotheek van de Multatuli  Genootschap . Onbekende werken terug gevonden details zullen hoge ogen en omes trekken .

Oh Indisch Platform en Indisch Nederlanders  en Indo’s . Hier is uit ons midden een groot geschied samensteller/ schrijver  getorend. U zoekt iets , hij heeft het reeds voor u gevonden. Toby.Brouwer.. je zal er enorm veel aan hebben. Bespaart je jaren zoekwerk.

Het eerste exemplaar gaat naar de Indonesische Ambassade. Hoe kan het anders. Het tweede mag ik uit zijn handen ontvangen. Hoe is het mogelijk? Zijn liefde betuiging.

Het is het jaar van openbaringen waarbij de waarheid boven water komt drijven als een gouden gloed over stille meren 

Lees verder…

10897260673?profile=originalDe hoop van Bouwend Nederland is gevestigd op Maxim Verhagen.

Vlak voor zijn vakantie naar Azië had oud – minister Maxim Verhagen gesolliciteerd naar de baan van de CDA- coryfee Elco Brinkman, die vanaf 1994 aan het roer zit van Bouwend Nederland. Maandag gaat Maxim Verhagen aan de slag als nieuwe voorzitter van Bouwend Nederland.

Hoewel de stemmen op gaan om voor een voorzitter te gaan afkomstig uit het ondernemersland. Is dit ook een logische conclusie die door de 4500 verschillende meningen van leden mag worden geventileerd. Desalniettemin hebben de grote bedrijven zo  als Heijmans bijvoorbeeld het profiel van Maxim Verhagen geschetst. Maxim: "Ik kan mij niet veranderen in vrouw of in een echte ondernemer".

Bouwend Nederland voelt zich in de steek gelaten door Politiek Den Haag. De oud-minister treft een branche aan die door het diepste dal gaat sinds de Tweede oorlog. Minstens gaan er op dit moment tussen de 100 tot 150 bedrijven failliet. In de laatste jaar verlieten twaalfduizend medewerkers de bouw – cao.  Politiek Den Haag verzuimt desondanks de economische ontwikkelingen in Azië hierop te anticiperen als het om Bouwend Nederland gaat voor de werkgelegenheid.

 In 2009 werd ludiek het Indonesisch Economische Master Plan  als Internationaal aanbesteding gepresenteerd. Zie Indonesia Economic Masterplan 2011-2025
http://www.eurocham.or.id/index.php?option=com_content&view=article&id=210&Itemid=154

 

Deze publicatie is wereldwijd aan niemand ontgaan.  Dit behelst alle gebieden met betrekking tot: Infrastructuur, Bouw, Industrie, watermanagement en milieu. Onderdelen waar Nederland juist sterk in is.  Landen o.a. als Duitsland, China, Japan en VS anticiperen direct  hierop,  door met het indienen van plannen (oplossingen) met de bijhorende benodigde investeringen.  Duitsland in de persoon van Angela Merkel participeert (naast de Leopard Tanks) in het Integrale plan tot 2023.

Nergens is Politiek Den Haag in velden te bekennen, behoudens de handelsbetrekkingen tussen republiek Indonesië te slechten. Onlangs deed Telegraaf een bizarre  onthulling de boycot van de verzoen poging van voormalige koningen Beatrix met Indonesië (1995). Hierna de verschillende blokkades die uit de hoek van de PvdA afkomstig zijn en zich al 60 jaren als een virus in de Tweede Kamer verspreid. Tot grote over ramp wordt dit jaar weer door een “klerk “ Timmermans een verzoening gedaan dat Rep. Indonesië als een belediging heeft opgevat. Hier hoort een  andere protocol bij  zoals die van 1995 en alleen door hoogste van het land.

 

10897257286?profile=original

Onder tussen vindt Bouwend Nederland allemaal hinder van het gevoerd beleid uit Den Haag.

Een Groep Bedrijven plus investeerders zijn sinds  2009 bezig. Hebben het Jakarta Baru Masterplan ontwikkeld als sub-onderdeel uit het " Internationaal  Indonesië Economisch Master plan 2014-2023".  Zijn geselecteerd uit de vele aanbieders van plannen. 

Zie het ontwikkelde plan Jakarta Baru door Ingenieurs geroep & inversteerders van Nederland http://youtu.be/hGtol65OeUg

 

 Het traject loopt en alle benodigde handtekeningen liggen er inclusief alle grote -, kleine – en private investeerders dat nu al maanden wacht op het startschot. Uiteindelijk als met het Jakarta Baru Master plan wordt begonnen zal door de huidige president een persconferentie worden gegeven, en waar dan bekend wordt aan wie / welk land deze mega order is gegund, zal toch worden gewacht op een her- verzoening door Koning Willem Alexander en Maxima. Inmiddels staat dit Mega project met een waarde van 600 miljard in de “hold” – stand, die heel Bouwend Nederland uit het slop kan halen. Politiek Den Haag mag een voorbeeld nemen aan Angela Merkel, die er geen gras overheen liet groeien.

Kortom er is werk aan de winkel voor Maxim Verhagen!

 

 

 

 

Lees verder…

Eerste editie van Kumpulan giga succes

Eerste editie van Kumpulan giga succes

HARDERWIJKER COURANT   –   Woensdag 19 juni 2013

Door Lex Schuijl

http://www.deweekkrant.nl/files/pdfarchief/HWC/20130619/RMC_HWC-1-23_130619_1.pdf

10897259465?profile=original Afgelopen zaterdag is de eerste ‘Indische Kumpulan’ in het Sociaal Centrum ‘De Kiekmure’ metgroot succes gevierd. De vriendenclub ‘Bersama’ van de Stichting Indische Harderwijkers keek haar ogen uit tijdens de eerste 

10897260053?profile=original

 bijeenkomst van Indische Harderwijkers en overige belangstellenden. De officiële opening werd door wethouders de Kleine en Pieter den Besten verricht.  Zij feliciteerden het bestuur met het prachtige initiatief dat een positieve bijdrage levert aan de integratie van de verschillende Harderwijkse entiteiten. De beide wethouders onthulden vervolgens een prachtig getekend drieluik van kunstenaar Henk Bakker.

In dit drieluik werden Indonesië, voormalig troepentransportschip de Johan van Oldenbarnevelt en Harderwijk met elkaar verbonden. Later op de avond is deze geveild en bracht 175 euro op. De massaal toegestroomde gasten genoten van een gezellig (familie) samenzijn, een soort reünie, met vooral lekker eten en live gespeelde muziek van SoulSelexion, The Blue Tones, gitarist Alex Gurita en zanger Lion Lee uit Harderwijk. Tenslotte werden er fraaie prijzen gewonnen tijdens de middag- en avondloterij. Het bestuur en de vrijwilligers mogen terugkijken op dit zeer geslaagde evenement en kijken al uit naar de volgende Kumpulan op zaterdag 9 november. Nog even terugkijken? Zie www.indischeharderwijkers. nl of 

Lees verder…

10897249264?profile=originalOplage  NICC  Nieuwsbrief  nu  naar  6000       door: Hans Vogelsang

In een betrekkelijk korte tijd hebben zich een record aantal nieuwe abonnees aangemeld. In een maand tijd is het aantal met zo’n 200 toegenomen. Daarom hebben wij de oplage van de Nieuwsbrief verhoogd naar 6000. Sinds we in september 2009 de eerste Nieuwsbrief het daglicht lieten zien, heeft het enige gratis Indische magazine ter wereld dus een enorme vlucht genomen.    

 De initiatiefnemer, het Nederlands Indisch Cultureel Centrum is blij verrast met dit geweldige resultaat en ziet hierin het bewijs  dat het Indische gebeuren wel degelijk leeft en dit wordt gestaafd door het feit dat wij in nauwelijks vier jaar tijd een enorme achterban hebben verworven. Wij zijn iedereen erg dankbaar voor deze bevestiging en hopen dat zich in        de toekomst nog veel mensen zich bij ons zullen aansluiten. Alle nieuwe abonnees willen wij vanaf deze plaats een warm welkom heten en hopen dat zij de kwaliteit van ons magazine weten te waarderen en doorgeven  aan familie, vrienden en kennissen wereldwijd. Als iedereen een beetje meehelpt, zullen we hopelijk voor de jaarwisseling 2014-2015 het aantal van 10.000 abonnees bereikt hebben.

Ondersteunt u ons in dit streven en stuurt u onze Nieuwsbrief door aan mensen in uw eigen e-mailbestand met het verzoek om zich eveneens     te abonneren. Tegenwoordig noemen we zo’n initiatief CROWDSOURCINGMaar doordat wij continu onze Nieuwsbrief aan het verbeteren en uitbreiden zijn, is het belangrijk dat wij ook financieel een gezonde structuur krijgen. Bijna twee jaar geleden hebben wij hiertoe onze “Tientjes Actie” opgestart en regelmatig wordt hieraan gevolg gegeven. Echter, naast dat wij hiervoor natuurlijk enorm dankbaar zijn, is het voor ons belangrijk ook ruimere bronnen aan te boren, willen wij ons streven – een zelfstandig Indisch Centrum in Den Haag met eigen activiteiten, een mooie theaterzaal met een podium voor diverse grotere activiteiten, een aantal oefenstudio’s voor (Indo) bandjes, enz. – kunnen omzetten naar realiteit. Meer informatie over dit streven vindt u op onze website: www.indisch-centrum-denhaag.nl.

Dat voor het verkrijgen van een gebouw en het opstarten van een Indisch Centrum grote bedragen gemoeid gaan, moge duidelijk zijn en dat we daarmee niet uitkomen met een tientjes actie is ook zonneklaar. Wij willen dan oom graag rekenen op uw support in het vinden van financiers en sponsoren, die het ons mogelijk kunnen maken ons streven waarheid te laten worden. Wilt u na onze website gelezen te hebben nog meer informatie, dan willen wij daar graag aan voldoen. Misschien kent u mensen die over de middelen beschikken ons hierin te ondersteunen, of bedrijven die ons daarbij behulpzaam willen zijn. Kijkt u eens om u heen en legt u uw oor eens te luisteren. Misschien dat u ook iemand kent die zich wil inzetten om voor ons een effectieve financiële campagne op te zetten.

Wij zijn u hiervoor erg dankbaar. 


Lees verder…

wetens waardigheden

WETENSWAARDIGHEDEN

 

 

Vandaag ontving ik de Nieuwsbrief van Seniorweb. Een artikel verwijst met drang naar Windows XP III.  Microsoft Windows heeft besloten per 8 april 2014  het niet meer te ondersteunen. Uit de markt gehaald dus in mijn woorden. Daar staan we met ons allen met lede ogen. En oren te klepperen.

HP gaat er op inspelen waren de troostende woorden.

Dus ik ga aan de slag voor die tien maanden voorbij zijn. Want de tijd lijkt veel sneller te gaan de laatste tijd.

Ik check welk MS progje ik heb. Jawel hoor de MS Windows XP III.

Tegelijkertijd slaat verkeerd eten gewelddadig toe en moet ik even zwaar gedrogeerd onder de wol.

De oorlog in mijn lichaam wordt overstemd door de zoektocht naar oplossingen in mijn brein.

Wanneer ik minder lodderig uit de ogen kijk en alerter lijk ga ik voor de mini laptop aan de slag.

De site van Microsoft biedt de mogelijkheid na te gaan of je apparaatje upgrade waardig is naar Windows 8.

Ik was er niet twijfelachtig over.. ahum.. toch effe checken.

Een programmaatje  op de site van MS  gaat als een vlinder door je apparaatje en concludeert: na verwijderen:  upgrade mogelijk. Doch helaas alles weer opnieuw downloaden.

Niets nieuws onder de zon .. toch?

Dus ga ik eerst de lange weg van alles safen in een usb stick aangezien ik geen zin had naar de externe modem te gaan en er in het hoekje van de pc kast me in te sluiten.

Meteen de pc/ notebook geschoond. Zo meteen defragmenteren , even aandenken.

En dan waag ik de sprong. Het pijltje VOLGENDE.

Waarop de vraag wat bewaren en wat deleten. WOW dat is heavy .. alles bewaren uiteraard.

Dus weer pijltje volgende en Le voila…

Microsoft ten top.

Of je effe wilt neertellen en overmaken  118 euro.

Heeee… het was een proef en test programma  Er was geen sprake van betalen.

Ik weiger uiteraard en verneem: Betalen of nieuwe pc kopen met juiste Windows 8 instellingen .

En ik weet genoeg!!! Er moet weer verdiend worden.  Alles vernieuwen het oude de laan uit.. Money money money…It aint funny at all!

Maar we zullen allen eraan moeten geloven.. willens wetens.. verslaafd en gewoontemens dat we zijn.

Nou… ik wacht effe af wat HP in de aanbieding heeft. Wat jullie. Die tien maanden ben ik nog happy met wat ik heb. Al tig jaren zo.

Begonnen we niet met Windows 4 of was het 3, toen 7 en toen XP en dan I en II en toen III.

En braafjes de discs kopen.

Honderd gulden toen is honderd en meer euro geworden nu . Kassa!!

Ik wacht even HP af en wie weet komt Samsung met iets wonderbaarlijks verrassend als altijd.

Tien maanden tijd tot 8 april 2014. TSSSS!

Lees verder…

10897258685?profile=original10897259083?profile=originalBurgemeester Osaka:  “Troostmeisjes waren noodzaak….”

Wereldwijd is er grote ophef ontstaan over recente uitspraken van de Burgemeester van hwet Japanse Osaka. Hij noemde de gedwongen prostitutie door zogenoemde Troostmeisjes  tijdens de Tweede Wereldoorlog “een noodzakelijkheid”.

Tijdens de oorlog gebruikten Japanse militairen naar schatting 200.000 jonge vrouwen en meisjes uit de bezette landen als sexslavinnen. Ook Nederlandse vrouwen waren hiervan het slachtoffer. De Burgemeester van Osaka, de jonge en populaire nationalistische Hashimoto, bracht het als volgt onder woorden: “Voor militairen die hun leven waagden en onder een strakke discipline leefden, was een troostmeisjessysteem noodzakelijk om hen tot rust te laten komen. Dat zal voor iedereen duidelijk zijn”.  Verder zei hij dat er ook geen overtuigend bewijs zou zijn dat de Japanners de troostmeisjes dwongen tot prostitutie.

De regeringen van China en Zuid-Korea reageerden onmiddellijk en spraken hun diepe teleurstelling uit. Een regering-woordvoerder uit Zuid-Korea noemde de opmerkingen van de Japanse Burgemeester getuigen van een serieus gebrek aan historisch besef   en gebrek aan respect voor vrouwen. De Chinese woordvoerder zei: “De manier waarop Japan met het verleden omgaat, bepaalt de manier waarop Japan de toekiomst tegemoet treedt. Een woordvoerder van de Japanse oppositie zei, dat het medeleven van de regering uitgaat naar “de mensen die onbeschrijfelijke pijn hebben geleden en nu opnieuw getroffen worden”.

De Burgemeester van Osaka heeft inmiddels erkend dat hij de gevolgen 

van zijn opmerkingen heeft onderschat en constateert dat de internationale gevoeligheid op dit gebied nog steeds erg hoog is. Hij zegt begrip te hebben voor de verontwaardiging die na zijn persconferentie is losgebarsten. “Mijn woorden waren niet bedoeld om het gebruik van prostituees door het Japanse leger tijdens de Tweede Wereldoorlog te rechtvaardigen”, aldus Hashimoto. Toch wilde hij zijn opmerkingen niet intrekken en zegt dat zijn woorden niet geschikt waren voor oren buiten Japan.

Burgemeester Hashimoto van Osaka

Hashimoto is een harde lijn nationalist. Zijn partijgenoten staan achter de Burgemeester, maar vinden wel dat zijn woorden de partij niet bepaald goed hebben gedaan. Hashimoto is echter niet van plan om af te treden. “Dat is aan de kiezers”, zo zegt hij. De oppositie laat weinig van hem heel en vindt dat Hashimoto de rechten van de vrouwen ernstig heeft geschonden. “Het is betreurens-waardig”, aldus Kiyomi Tsujimoto. “Hij heeft zijn gebrek aan respect voor de rechten van de mens nu duidelijk aan de wereld getoond. Hij is een schande voor Osaka. De recente opmerkingen kunnen het aanzien van Japan in de wereld ernstig schaden”. Makiko Kikuta zei dat de opmerkingen een smet hebben geworpen op de goodwill die Japan de laatste decennia met veel moeite gekweekt heeft. “Het nationale en internationale imago van Japan is ernstig geschaad”.

Amerikaanse congresleden hebben Japan dringend verzocht zich te 

distantiëren van Hashimoto’s uitspraken en te erkennen dat de Troostmeisjes in de Tweede Wereldoorlog door het Japanse leger tot prostitutie gedwongen werden. Afgevaardigde Mike Honda, die zelf  als kind tijdens de oorlogsjaren            in Amerika gevangengezet werd vanwege zijn Japanse afkomst, noemde de houding van Hashimoto weerzinwekkend en zei dat de vrouwen en meisjes lichamelijk en geestelijk op gruwelijke wijze geleden hebben. Volgens Honda is excuses door de Japanse regering de enige mogelijkheid om een langdurige verslechtering van de politieke situatie tussen Japan en de rest van de wereld te voorkomen.

Inmiddels heeft een groep van elf vrouwelijke parlementariërs in Japan van Hashimoto geëist dat hij zijn woorden intrekt en excuses aanbiedt. Keiko Itokazu een onafhankelijk lid van het Japanse Hogerhuis namens Okinawa verklaarde dat “Hashimoto’s uitspraken de waardigheid van zowel vrouwen als mannen heeft geschaad en dat het tijd wordt dat Japan erkent dat het misbruik van vrouwen van bezette landen tijdens oorlogen gedurende zeker de laatste 140 jaar gedwongen is geweest”. Zij zegt dat Japan hiervoor nederige excuses moet aanbieden. Tevens vindt de groep vrouwen dat Hashimoto’s uitlatingen alleen hem aangeschreven dienen te worden en niet het standpunt van     de regering verwoorden en dat dientengevolge de regering zich ervan moet distantiëren. Parlementariër Yuko Mori zei, dat dit verstandig      zou zijn, omdat de internationale gemeenschap wel eens de indruk  zou kunnen krijgen dat Japan de mensenrechten in zijn geheel aan z’n laars lapt.

Ook op websites van Nederlandse kranten die de berichtgeving rond de gewraakte opmerkingen geplaatst 

hebben, ontbrandt een heftige discussie.                                                 En dan blijkt dat niet alleen in Japan het geschiedenisonderwijs dringend hervormd zou moeten worden. In dat land wordt namelijk met vrijwel geen woord gerept over de Japanse misdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het Japanse volk wordt dus in feite bewust onkundig gehouden van de gebeurtenissen in het recente verleden. Op Japanse scholen ligt het wat dit betreft aan de geschiedenisleraar of en in hoeverre de Tweede Wereldoorlog behandeld wordt tijdens de lessen.

Echter in Nederland schijnt het al    niet veel beter te zijn, want een opmerking van een lezer van een Nederlandse krant spande de kroon door op de website als reactie op     het artikel en de daarop volgende reacties van anderen te vragen: “Hoe in hemelsnaam de Japanners in          de Tweede Wereldoorlog aan Nederlandse vrouwen kwamen…..(!)

Tenslotte is op 17 mei 2013 bekend gemaakt dat Burgemeester Hashimoto zijn excuses heeft aangeboden:           “I will tell the comfort women that I’m sorry for Japan having had such   a system no matter whether it        was forcible or not,” verklaarde Hashimoto. “It was a disgraceful  act and should never be repeated.”   

Lees verder…

10897265501?profile=originalkomst      Reactie op het artikel in de editie van april 2013

Vanwege een aantal geruchten over de toekomst van Stichting Pelita, naar aanleiding waarvan er in de vorige editie van deze Nieuwsbrief een artikel  werd geplaatst,  hier een reactie  van Pelita zelf.

Allereerst: Stichting Pelita stopt er in geen geval mee! Sterker nog, directie en bestuur hebben het vaste voornemen om de hulpverlening en  de dienstverlening van Pelita van een nog steviger fundament te voorzien dan die we nu hebben. We gaan het wel heel anders doen. En dat is in deze tijden van krapte een enorme uitdaging, maar zeker niet onmogelijk. Wel staat vast dat een dergelijk voornemen alleen tot een goed einde kan worden gebracht met een vasthoudende vindingrijkheid. We zullen met verwante organisaties allerlei levensvatbare vormen van samenwerking moeten aangaan, immers: samen staan we sterker.

Inmiddels hebben we de partners gevonden waarmee wij onze voornemens kunnen realiseren. Die partners zijn: Stichting De Basis in Doorn en Stichting Arq in Diemen. De Basis verzorgt maatschappelijk werk voor mensen uit de wereld van brandweer, ambulance, defensie, openbaar vervoer en politie, die vaak zeer aangrijpende ervaringen moeten meemaken. Deze organisatie heeft dus veel ervaring met mensen die problemen ondervinden als gevolg van hun ingrijpende oorlogservaringen, geweldervaringen, alsmede  rampen- en ongevallenervaringen. Dit vertoont  

belangrijke raakvlakken met het maatschappelijk werk van Pelita. Het bestuur en de directie hebben daarom besloten voor hun werk aansluiting te zoeken bij De Basis.

Deze overheveling van tal van  werkzaamheden en medewerkers, want dat houdt het nu eenmaal in, kan alleen onder strikte voorwaarden plaats vinden. Om te beginnen behouden al onze maatschappelijk werkers hun eigen cliëntenkring, die op dezelfde wijze als altijd zullen worden behandeld. Voor de cliënten verandert  er dus niets. Tegelijkertijd zullen onze mensen hun kennis en ervaringen delen met de medewerkers van De Basis en vice versa. Een veel bredere groep zal zo uiteindelijk kunnen worden ingezet op de hulpvragen uit onze doelgroep, waarmee onze hulpverlening tot in lengte van jaren zal worden uitgevoerd.

Zo doen wij de politieke belofte gestand dat ook de hulpverlening aan de laatste nog in leven zijnde oorlogsgetroffenen uit Indië op een goede manier kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd zal het in omvang afgenomen maar nog altijd zelfstandige Pelita met zijn overige taken en werkzaamheden worden ondergebracht bij Stichting Arq in Diemen, waardoor de exploitatie door het delen van allerlei facilitaire diensten in evenwicht blijft. Van hieruit zal ook de kwaliteit van de dienstverlening door De Basis voor onze achterban worden bewaakt.

Natuurlijk kost deze nieuwe inrichting van ons werk de nodige financiële middelen. Hierin zal worden voorzien door het Ministerie van VWS, dat     zelf – met de steun van de politiek – altijd heeft benadrukt dat de twee principes waarop de wetten voor oorlogs-getroffenen zijn gebaseerd, ereschuld en bijzondere solidariteit, onverminderd op deze groep van toepassing zijn en zullen blijven.

Hoewel het Ministerie van VWS de door ons ingeslagen weg volledig ondersteunt, hebben we op dit moment nog geen overeenstemming bereikt over de benodigde financiële middelen. Deze onzekere factor zorgt ervoor dat wij deze mededeling nu nog onder voorbehoud moeten doen. We gaan er echter vanuit dat het uiteindelijk zal lukken. Mocht het onverhoopt anders uitpakken, dan zullen wij iedereen daarvan onverwijld berichten. Wij zullen in dat geval gezamenlijk bekijken of we over voldoende creativiteit beschikken om dan alsnog alternatieve oplossingen aan te dragen.

Het Bestuur van Stichting Pelita

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives