In 1974 ondernamen mijn vrouw Maja (Tanah-Merah, 1940) en ik (Magelang, 1939) met onze zoontjes Marco (3 jaar) en Eric (1 jaar) een tocht van 3 maanden door Java. Ik schreef er het reisverslag 'Vanonder de Koperen Ploert' over (Thomas Rap, 1975). We verbleven eerst een maand in Bandung. En gingen daarna naar Jogja (Jogyakarta, Midden-Java). Vervolgens een weekje Semarang en dan naar Surabaya, mijn stad.
Surabaya, de bekende weg (2)
De brug over (hoe heette die ook weer, Japanse brug? Rode brug?), een eind linksaf en dan kom ik weer bij een brug, die ik vroeger dagelijks overstak op weg naar school.
Het voetgangerspad van de brug heeft nog dezelfde afgesleten houten plankjes van twintig jaar geleden.
Ik kijk naar de Gentengkali die er onderdoor stroomt en weet niet wat ik zie. Vroeger was dit toch een tamelijk brede stroom, nu is het zelfs in de regentijd niet meer dan een klein slootje, waar je je gat nauwelijks kunt keren (toch een belangrijke functie van kali's in Indonesië).
De drooggevallen bedding is begroeid met bloemen en struiken, er is zelfs een soort parkje aangelegd. Ik voel me een beetje genept, maar moet toegeven dat het er zo leuker uitziet dan vroeger.
Ik loop de straat af en sta even later voor de Gentengkali HBS/Mulo, vroeger een meisjesschool, na de oorlog een gemengde school van de SSV (Soerabajasche School Vereniging) Dit ziet er allemaal nog net zo uit als ik me herinner: links het schoolgebouw van twee verdiepingen, rechts het gymlokaal, er tussenin het grote sportveld waar altijd baseball gespeeld moest worden, met een keiharde bal die ik nogal vaak tegen me aan kreeg als ik weer eens in gedachten verzonken stond.
Ik neem de verplichte foto's en loop peinzend de route terug, achteloos alle betja's wegwuivend die me willen hebben.
Ik kijk naar het wegdek, waarvan het asfalt smelt onder mijn voeten. Hier ben ik dagelijks langsgereden met vriendjes Wim ten Wolde, Hans Gerrits en Paul Snoep.(Waar zijn ze gebleven?)
We waren dertien, veertien jaar.
Hard voorbij de meisjes rijden, afstappen en bestudeerd nonchalant naar ze kijken als ze voorbijkwamen.
Ze keken natuurlijk nooit terug, hooguit raakte hun koele blik de onze even als ze hun hoofd wegdraaiden.
Zo ging dat toen.
Paul Snoep viel later weg uit ons groepje, hij ging met Lily Buis en reed met haar naar school en terug en weer later had Els Melis zijn voorkeur. Verblindend blonde schoonheden met blauwe ogen en lange ledematen.
Hier linksaf woonde hij. Ik ga het straatje in waar ik in mei 1953 voor het laatst ben geweest. Ik was veertien toen ik voor het afscheid bij hem op bezoek ging, ik zou de volgende dag met mijn ouders naar Nederland gaan. 'Hier kom ik nooit meer terug', dacht ik heel bewust toen ik wegfietste.
Kajun, een rij grote herenhuizen met forse tuinen (Pauls vader was iets belangrijks, bij Braat? BPM?) en er tegenover een traag riviertje. Tussen het riviertje en de weg lag een grasveldje waarop vroeger hoertjes zaten te wachten op klanten.
Over hun activiteiten en nut konden we middagen lang filosoferen, slecht geïnformeerd als we waren.
Nu wonen er mensen in geïmproviseerde hutjes, het huis van
Paul kan ik niet meer vinden, ik ben het nummer vergeten en herken het ook niet.
Dodelijk vermoeid kom ik terug in het hotel. Ik heb een paar uur gelopen in het heetst van de dag en liters vocht verloren. Verblijf op Java komt vaak neer op sport bedrijven in een sauna.
Foto: Gentengkali SSV HBS/Mulo
Statistieken weergeven
93 Berichtbereik
Alle reacties:
33