Vanonder de koperen ploert (26)

13519952870?profile=RESIZE_710x

13519953468?profile=RESIZE_710x

Vanonder de koperen ploert (26)

 
In 1974 ondernamen mijn vrouw Maja (Tanah-Merah, 1940) en ik (Magelang, 1939) met onze zoontjes Marco (3 jaar) en Eric (1 jaar) een tocht van 3 maanden door Java. Ik schreef er het reisverslag 'Vanonder de Koperen Ploert' over (Thomas Rap, 1975). We verbleven eerst een maand in Bandung. En woonden daarna korter of langer in Jogyakarta en Semarang. Dan Soerabaja, mijn stad. En nu:
Pasirputih, klein Hawaii
Van Surabaja uit volgen we de weg langs de oostkust die als je maar lang genoeg doorrijdt naar Bali voert (met een kleine oversteek). Aan Bali zijn we echter nog niet toe, hoe méér de mensen ons vragen of we er al geweest zijn, hoe minder zin we hebben om er ooit heen te gaan.
Nee, Pasirputih is precies wat we nodig hebben na al dat gereis: een paar dagen aan een rustig strand.
Na ruim vier uur rijden bereiken we Pasirputih. Twintig jaar geleden ben ik er een keer geweest en ik heb nog een vage herinnering aan een glad, schoon strand waar vissers bezig waren hun netten te boeten.
Het is nauwelijks veranderd. Pasirputih bestaat uit een paar logementen en een klein eet- en drinkcentrumpje dat bestaat uit zo'n twintig à dertig warungs die (typisch Indonesisch) niet aan het strand liggen, maar tussen de bomen aan een weggetje dat van het strand vandaan loopt.
Ook typisch Indonesisch is dat de eethuisjes allemaal hetzelfde verkopen: frisdranken, bier en vier gerechten, namelijk nasi goreng, bami goreng, nasi tjampur, soto.
Deze maaltijden kosten zo'n vijftig à vijfenzeventig Hollandse centen en zijn speciaal gericht op de dagjesmensen die hier het voornaamste publiek vormen.
Indonesiërs kennen de vijfdaagse werkweek niet, en uitjes moeten dus op zondag gemaakt worden.
Pasirputih is voor de mensen uit Malang en Surabaja net in één dag te halen: acht uur rijden, één uurtje strand en een klein hapje aan de warung.
Doordeweeks is het stil, een enkele toerist, een toevallige Indonesiër of Chinees op doorreis of vakantie, soms een groepje mensen uit de omgeving, die hun spaarcentjes bij elkaar gelegd hebben en gezamenlijk een vrachtwagen hebben gehuurd.
Op elkaar gepakt staan ze vrolijk koutend in de laadbak en als ze gearriveerd zijn storten ze zich uitgelaten op het strand.
Zonnebaden is geen Indonesische gewoonte, zwemmen is meer iets voor de kinderen, men vergenoegt zich met een strandwandeling en vergaapt zich aan de zee: nog nooit zoveel water bij elkaar gezien.
Na een paar uur vertrekt de vrachtwagen weer, blijmoedig stijgt men in, de vakantie is voorbij.
Het strand is zo groot dat dergelijke kleine invasies vrijwel onopgemerkt voorbijgaan.
De superlatieven van reisbureaus zouden zonder meer van toepassing zijn op Pasirputih: palmbomen, rust, zachte golfslag, een helderblauwe zee, een strand waar een dikke streep schelpjes het enige afval is dat de vloed achterlaat.
Op het strand liggen smalle vissersscheepjes, in fraaie kleuren geschilderd en met twee sierlijke vlerken voor het evenwicht. 's Nachts wordt ermee gevist, overdag kun je ze per uur huren om ermee de zee op te zeilen.
We logeren in een regeringscomplex met de ingewikkelde naam Bhayangkara, dat voor de schappelijke prijs van circa vijftien gulden per nacht dubbelrooms verhuurt.
Ze zijn eenvoudig ingericht, een tikje vervallen, maar er staan bedden en er is een mandikamer, meer heb je niet nodig.
Als we de buitendeur opendoen staan we op ons platje, met direct uitzicht op de zee, die dertig meter voor ons het strand op drentelt.
Enkele neringdoenden, die rustig hebben zitten wachten in de schaduw van een boom, komen onmiddellijk op ons af.
Willen we fruit hebben, of gekookte eieren, of wellicht een boot huren, of een opgeblazen binnenband van een auto om op rond te dobberen? Nou nee, eerst maar even mandiën.
Het is altijd moeilijk om mensen af te wimpelen, we doen ons best om het zo aangenaam mogelijk te doen, maar weglopen en de deur achter je sluiten is uiteindelijk toch de remedie waar je je toevlucht toe moet nemen, zeker op zo'n eerste dag.
Later, als men je wat vaker gezien heeft, vermindert de druk een beetje. Een eenvoudig sorry, nu niet, is dan vaak wel voldoende, al kunnen sommige koopvrouwen het toch niet laten om de kinderen fruit en snoep in de gretige handen te stoppen, zodat we voor het blok staan.
Maar niets is volmaakt en de zee vergoedt alles. Al een uur na aankomst scharrelen de kinderen op het strand rond en loop ik langzaam en genietend de zee in.
Schone zandribbels onder de voeten, geen scherven, geen enge beestjes met een giftige beet, en pas na honderd meter sta ik tot mijn schouders in het glasheldere water.
De golfslag is zacht, het water lauw, maar toch verkoelend.
Voor het eerst sinds ons vertrek uit Indonesië in 1953 vind ik zwemmen weer leuk, zachtjes drijven op de golven en kijken naar het strand en de palmen en de eigenaardige bomen die aan het eind van het strand midden in de zee staan te floreren.
(wordt vervolgd)
Foto 1: De avond valt. Toerist Vervoort gaat te water.
Foto 2; Zoonjes Marco (3) en Eris (1) op het strand van Pasirputih.
E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives