Alle berichten (2834)

Sorteer op

10897266653?profile=originalKousbroeks “Oostindisch Kampsyndroom”

Besproken door: Pjotr.X. Siccama – deel 8

  

70 jaar geleden kwam het moment van absolute stilte en duisternis en had iedereen het gevoel dat de Wereld in een flits ten onder zou gaan bij de gebeurtenissen in Hiroshima en Nagasaki.

 De vraag die Kousbroek zich stelt met betrekking tot deze schokkende gebeurtenissen op Hiroshima en Nagasaki is pijnlijk, maar voor de toekomst voor de mensheid interessant: Ten eerste schrijft hij dat hij zeer waarschijnlijk de oorlog niet had overleefd als de atoombom er niet was geweest. – Dat geldt ook overigens voor velen. Dan komt de vraag in hem op, dit naar aanleiding van het werk “The night of the new moon” van Laurens van der Post, of er misschien in die WO II een wapenstilstand (zonder dat die atoombommen zijn gegooid op Hiroshima en Nagasaki)) mogelijk was geweest.

Het is begrijpelijk van Kousbroek om daar over te filosoferen en hij dacht dat het niet onmogelijk was geweest. Ik wenste dat het waar was.

Ik denk dat het onmogelijk was geweest (even afgezien van de onzekere rol van de Sowjet Unie waar Kousbroek, overigens terecht, naar verwijst). Toegegeven, het was al gecompliceerd genoeg in die tijd en omstandigheid, nog complexer nu na 70 jaar dat afschuwelijke drama sec in alle bijzonderheid te onderzoeken. Nogmaals denk ik, zoals gezegd dat het volstrekt (én helaas) onmogelijk was geweest en wel om verschillende redenen.

Het was in zeer beperkte kring bekend dat Duitsland, alle historische gegevens die ons bekend zijn ten spijt, in het diepste geheim nagenoeg klaar was om die atoom- bom te ontwikkelen en ook te gebruiken. (ook in Europa) Wat dat betreft kennen wij de Oosterburen maar al te goed: “Die allerbeste zu benutzen und nicht nur im Krieg..” en lijken zij op Japan, waarvan Kousbroek ook terzijde opmerkte dat Japanners, “.. algemeen wordt aangenomen dat zij klaar zouden staan om zich tot de dood toe te vechten…”  Ziedaar de onwrikbare houding van de agressors (weliswaar bijkomstigheden, maar van groot belang). Et voilà een van de vele dilemma’s. De tweede parallelle vraag was of die bommen ook gebruikt zouden worden in de rest van de Wereld, Europa bijvoorbeeld. Die vraag kan gerust bevestigend worden beantwoord.

De hele wereld herinnert zich nog wel die genante en naïeve vertoning van de Britse minister (van Buitenlandse Zaken) Chamberlain, zwaaiend met een stuk papier voor de wereldpers waarin de tekst van het verdrag van München was vervat en Chamberlain dacht Europa (en de Wereld) te hebben gered door o.a.de uitspraak te doen: “Peace for our time”. Een naïviteit van een Engelse gentleman die dacht dat Hitler een normaal mens en vredestichter was. – Met het Verdrag hoopten de wereldmogendheden immers dat Hitler geen veroveringen meer zou  doen, en zijn verdere plannen tot expansies liet varen. (men zou toen ook al kunnen zeggen dat het Münchener Verdrag een soort poging tot een echte vrede c.q.wapenstilstand was). Wij wisten wel beter.

Ik moet bij deze passage van Kousbroek eerlijk toegeven dat men over juist dit punt niet uitgepraat raakt, alleen al vanwege de ernst ervan.

Stellen we ons eens voor dat (om nog in Kousbroeks gedachte te blijven), aan de andere kant, (hypothetisch wel te verstaan) het wel mogelijk was geweest om te komen tot een soort wapenstilstand: wanneer zou die wapenstilstand dan tot stand moeten komen? Direct na het Müncher “depêche” misschien? dat geen succes werd en een Britse (lees Europese) afgang  en voor heel de Wereld fataal werd? Toen was er misschien, ja misschien, een kans van 0,001% om dat er nog uit te kunnen persen, maar gezien de agressor en miscreant Hitler nu eenmaal de duivel in eigen persoon was en dus bij voorbaat onbetrouwbaar was gebleken, was het absoluut geen optie. Was het ons niet bekend dat deze duivel der duivels Hitler de Duitse natie, indien hij de oorlog (nog voor hij zelfmoord plannen had) in zijn graf mee wilde sleuren?  

Maar nu we toch aan het theoretiseren en hypothetiseren zijn, wil ik hier toch op ingaan en is de tijd waarin dit moest gebeuren, van belang. Moest het misschien direct na de aanval op Pearl Harbour gebeuren of direct bij de inval van bijvoorbeeld Polen of inlijving van Voor deze laatste optie is het al helemaal te laat om één belangrijke reden: de tijd; men kon de tijd letterlijk (en figuurlijk) niet meer terugdraaien. Het zou onacceptabel zijn voor de geallieerde mogendheden zijn om daaraan te denken, aangezien nagenoeg de helft van Azië en de Pacific al onder de voet waren gelopen door Japan, hele volkstammen al waren afgeslacht, miljoenen burgers tot slaaf gemaakt en de helft van de Wereld (inclusief bezetting van grote delen van Europa) en bovendien voor heel het leven getraumatiseerd. Vermoedelijk was er geen mogendheid ervoor te vinden die onder die omstandigheid nog over een wapenstilstand wilde spreken, laat staan onderhandelen. Er was zelfs, had ik altijd begrepen, achter de schermen in het diepste geheim nog gepoogd om de uiteindelijke beslissing om die atoombom niet af te werpen en dus niet uit te voeren, door de agressors als bluf werd gezien. Het was zo onfortuinlijk allemaal. De gevolgen op alle terreinen in de menselijke geschiedenis zijn tot op heden desastreus en nauwelijks meer te herstellen.

Geen weldenkend mens kan atoombommen goed vinden. Als kind had ik al de grootste moeite mee, zo niet onmogelijk om een foto van de gebeurtenissen in Hiroshima en Nagasaki onder ogen te krijgen. Ik hoef het niet te zien, ik weet het, maar stel het me niet voor: ik heb niets met wapens, ondanks mijn grote technische kennis op dat gebied, (mijn vader was expert par exellence en een groot jager: van hem heb ik de kennis) maar uit hoofde van mijn professie uit mijn geheugen verbannen. Reflecties van die kanten wil ik te allen tijde voorkomen. .

Dan een andere mogelijkheid voor een wapenstilstand: Na de inval in Bohemen (en Oostenrijk)? Of misschien wel vlak vóór de atoombom op Hiroshima en Nagasaki? (Want dát bedoelt Kousbroek natuurlijk, gezien het verwerpelijke karakter en de allesverwoestende uitwerking van het atoomtuig) Uit de geschiedenis weten we maar al te goed dat Hitler Duitsland volstrekt onberekenbaar en onbetrouwbaar was gebleken in onderhandelingen terwijl in het oosten van Azië de legioenen (nog voor de aanval op Pearl Harbour)  uiterst scherp en zowaar stonden te trappelen (en in de startblokken), om de helft van de Wereld met alle geweld in te nemen.

Het grote Kwaad is immers al geschied en het ongeschreven pact tussen de twee duivels liet geen enkel rustpauze toe.

Nemen we bijvoorbeeld  nog een periode: tussen 1941 en 1943 (nog in de gedachte van Kousbroek): Zowel de Japanners en de Duitsers beleefden hun hoogtepunten met hun veroveringen: het is voor hen bij een wapenstilstand ondenkbaar dat zij al hun successen zouden moeten inleveren.

Stel dat alle partijen tot een zekere wapenstilstand waren gekomen in deze periode (1941/43);  we kunnen dan op onze klompen aanvoelen dat de agressors van de gelegenheid gebruik zullen maken de eventuele zwakheden van de mogendheden eens goed te analyseren (en niet te vergeten te testen!); en die tijd zouden Duitsland en Japan benutten om nog meer gruwelijke strategische plannen te ontwikkelen en deze ten uitvoer te brengen.

 

Dat respijt mocht hen immers niet worden gegund was de gedachte. Tegen duivelstaten viel niet te praten, onderhandelen voor een wapenstilstand was geen optie en rest van de


Wereldmogendheden zaten met een levensgroot dilemma om tussen leven en dood te beslissen. Dat bij hen toch hoe dan ook een afgrijselijke afweging moest zijn geweest

was evident om uiteindelijk naar het ultieme middel te grijpen als laatste redmiddel om de Wereld op het nippertje nog te kunnen redden.

 

Het jaarlijks terugkerend herdenkingsritueel in Hiroshima (Japan), is me al een tijdje opgevallen, een eigen leven gaan leiden; dat wil zeggen dat het niet alleen gaat om de vreselijke gebeurtenis die ontelbare slachtoffers heeft gemaakt, maar ook om in de ogen van de Wereld stil te staan bij het feit dat het Kwaad overal op de loer ligt, zonder direct of specifiek naar iets te verwijzen. Maar wij weten dat het niet minder is naar de ‘schuldige’ van de gebeurtenis: de V.S.

Het is een algemeen groot verwijt aan de Japanse overheid dat op de Japanse scholen nog steeds niet de waarheid wordt verteld (en geschreven!) over de historie van met name deze periode, juist waar Japan een cruciale rol heeft vervuld. Als de Nederlandse hisorici kunnen liegen over hun geschiedenis, dan spant Japan hierin wel de kroon. Het feit dat de Japanner niet eens de moeite neemt om zich in zijn eigen geschiedenis te verdiepen is heel

 10897274273?profile=original

 Minister van Buitenlandse Zaken van Groot Brittannië  bij aankomst in Londen nadat het Verdrag van München 1939 met het Müncher document in zijn hand.

10897274294?profile=original10897275266?profile=original

Het Tokyo Tribunaal.1945/46. Zaal  waar de Internationale rechters zitting hielden.

 10897275667?profile=original

Tokyo Tribunaal: Hedeki Tojo – politicus en generaal die de aanval

op Pearl harbour op zijn geweten had. –  opgehangen in 1948.


merkwaardig en bizar; het zal alleen maar kunnen leiden tot nog meer misverstanden als men het land beter wil leren kennen. De Japanner vraagt zich ook niet af wat en waarom zo’n Vredesmuseum nou in Hiroshima voor werd opgezricht.

Ja,in  Hiroshima staat een Vredesmuseum (geen oorlogsmuseum zoals gebruikelijk in landen waar WO II had gewoed- men vraagt zich af waarom niet), waar, in het gastenboek een Duitse bezoeker aan God vraagt of hij de Amerikanen alsjeblieft intelligenter wilde maken in de toekomst? De vraagt rijst met die zin (het staat werkelijk in het gastenboek) meteen bij me op hoe opvallend dit toch weer is. Het zou voor de Japanse maatschappij nu eens tijd worden openheid van zaken te geven en de Wereld niet nog eens te bedriegen om bijvoorbeeld een premier toe te staan om een eerbetoon te laten brengen aan een shintotempel waar de overblijfselen van de bekende (en onbekende) oorlogsmisdadigers liggen, tot grote ontsteltenis van  vele landen in de Wereld.

 

Kousbroek maakte gewag van die schattige meisjes in matrozenpakjes die met enqueteformulieren in de hand de (voornamelijk westerse neem ik aan) toeristen vragen hoe zij denken over vrede etc. en of ze het enquêteformulier wilde invullen. Wanneer je propaganda wilt maken voor de Vrede, kun je moeilijk aan ze vragen hoe ze over oorlog denken. Maar die naïeve “poor Japanese young girls”, hadden, schijft hij, er geen idee van waarmee ze de touristen om de oren slaan. Volgens mij begrijpen ze hun eigen Vredesmuseum niet (wat moet ik me daar precies bij voorstellen?) en maken hoegenaamd geen enkel verband met WO II incusief de atoombom.

Kousbroek, een beetje speels “Je zou op het enquêteformulier willen schrijven: ‘I like peace, very good, Japan makes war. Many people die. Atom bomb make peace.’”

Maar dan ben je verder uitgepraat. Ze horen wat ze willen horen, meer niet, vandaar ook denk ik het bestaan begrijp van hun opgerichte ‘Vredesmuseum’ waar niettemin allerlei (oorlogs) memorabilia en andere oorlogsdocumentaten worden tentoongesteld. Het is nog hypocrieter dan ik dacht.

 

10897275862?profile=original

Monument in de stad Hiroshima.

 


Volgens de Japanse mythologie komen de Japanners voort uit een God en het land Japan is een land dat diezelfde God speciaal voor hen gecreeerd had, een Japanse God natuurlijk.

Dit krijgers volk (oorspronkelijk waren ze vissers en later landbouwers) vertoont een merkwaardig soort superioriteitscomplex dat direct te maken moet hebben met zijn Shinto-achtergrond en gecultiveerde shintoleer.

De shintoleer, van oorsprong animistisch van aard (natuurgoden) is algemeen verspreid onder het Japanse volk en vormt een basis voor een specifiek sociale ordening (en mentaliteit) en zorgt voor een zekere eenheid van dat Oosters volk tot nu toe. De shintoleer beschouwt de Japanner als een (hun tweede) religie, wat eigenlijk geen religie is, zoals het Christendom.  (Het Budhisme is hun 1e religie.)

Als het volk goddelijk is, dan moet de leider, in de persoon van de keizer, wel de reïncarnatie zijn van een god op aarde. En zo geschiedde, dat dit volk in het begin van de dertiger jaren meende zijn goddelijke afkomst te moeten testen door allereerst het Noord/Oosten van het Aziatisch vasteland binnen te vallen en te annexeren; wat daarna kwam is geschiedenis.

 

Over de rol en positie van Hirohito in WO II is heel wat gezegd en geschreven. Kortom hij zou van al die oorlogsplannen van de militaire elite niets geweten hebben (waar hebben we dit eerder gehoord?). Ik weiger dat nog steeds te geloven. Niemand trouwens. Wij weten immers dat in de Japanse generale staf – de admiraliteit o.a. – leden van Hirohito’s familie diverse functies bekleedden?

Alhoewel hem zijn  “goddelijke status” in 1945 na de 2e WO door de wereldmogendheden werd ontnomen voordat het proces tegen de overige oorlogsmisdadigers begon, kwam er nou net geen monarchiale agendapunt voor op de lange lijst van Mac Arthur, (was nog even in de ijskast gezet) omdat deze dacht Hirohito nog voor wat anders nodig te hebben. En dat “anders” bleek een gevaar dat op de loer scheen te liggen in de mogelijke claims van China en de Sowjet Unie met betrekking tot Japan zelf en nog veel zaken waarmee de twee grootmachten met Japan nog een appeltje te schillen hadden. Maar ook dat de VS in casu Mc Arthur allerlei afspraken met  Hirohito wilden maken wat de Vs (c.s.) al uitgebroed hadden na afloop van het Tokyo tribunaal. Hoe dan ook, het vermeende gevaar ( claims waarvoor de mogendheden bang voor waren) bleek achteraf mee te vallen en ging dus als een nachtkaars uit: met als gevolg dat Hirohito mocht aanblijven als staatshoofd, met niet mis te verstane voorwaarden en de ons bekende implicaties. Voor de overige mogendheden en het Tokyo Internationaal tribunaal betekende dat een gemiste kans en een behoorlijke aderlating om Hirohito, net als zijn uitvoerder Hedeki Tojo op te hangen. 

 

Wordt vervolgd 

Pjotr X.Siccama

 

Lees verder…

10897278096?profile=originalUitzending

dinsdag 8 oktober 2013 17:35 uur, Nederland 2

Over de zogeheten 'buitenkampers' tijdens de Japanse bezettingen van Nederlans-Indië is een documentaire gemaakt. Dokter Ted over hoge bloeddruk en Han Oldigs en Ellen Pieters zijn te gast.

Image

De Indische Nederlanders, Indo's, zijn een vergeten groep oorlogsslachtoffers. Zij werden tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië niet in kampen geïnterneerd, maar moesten daarbuiten als 'tweederangsburgers' zien te overleven. Over deze zogeheten 'buitenkampers' is een documentaire gemaakt.

Te gast zijn Ernst Jansz en documentairemaakster Hetty Naaijkens. 
Onlangs is Documentairefilm in premiere gegaan die door staatscecr. Van Rijn werd bijgewoond naast andere prominenten,


De 106-jarige mevrouw Bakker is Ajax-fan in hart en nieren. Afgelopen zondag heeft zij voor het eerst een wedstrijd bijgewoond, als VIP! En dokter Ted reageert op de uitspraak dat huisartsen falen bij stervensbegeleiding

Lees verder…

Column Ellen Hauwert -

10897267286?profile=originalEen van de voorlaatste dagen van het Nederlands bestaan in Indonesia, de laatste schooldag. 

(Red. Een passage uit haar boek " Kind=Elly Hauwert Door de Kinderogen")

 

Onderweg naar school, langs de trambaan, liepen horden mensen over de rails en dwars over de straten. Van achter kwam een vliegtuigje laag aangevlogen. Het knetterde vuur rondom. Het geluid van een repeterend geweer vanuit de aanvliegende eendekker over de straten. Het inslaan en afketsen van de kogels. Niet alweer hè? dacht ik en ik minderde geen vaart. Gauw genoeg was ik op school. Onder de dikke boom hield ik me schuil.

Naast het schoolgebouw sloeg een bom in en de grond dreunde. De inslag resoneerde door het fundament van de school. Een run naar de klas. Er waren twee leerlingen. We namen afscheid en ijlden ons weg richting huis. ‘Veilig thuis allen!’ riepen we elkaar toe.

Op de weg terug zet ik er een vaart in. Jongelui reden en renden me na. Ik moest zigzaggend rijden tussen de dreigende mensen. Opzettelijk werd ik naar de trambaan geleid. Waar mijn voorband in de rail gleed en ik door de lucht vloog. Aan de overkant had ik nog Els Anthonijs en Vonny Ungeren  op de fiets naar school zien rijden.

Ik hoorde het snerpend snijdend  remmen van de tram. Met een harde klap die elk licht uit mijn ogen en in het hoofd  doofde viel ik vlak voor de tram die nog steeds op mij aan gleed. Snerpend vuurspuwend staal over staal, de remblokken.

Ik werd wakker op de operatietafel, waar drie artsen aan mijn hoofd werkten. Door de neusgaten en in de mond stoorden buisjes mijn ademhaling. Ik rukte ze eruit. Plots waren mijn handen vastgebonden. Ik voelde me machteloos. Ik voelde hoe een snee in de hoofdhuid werd dichtgenaaid. Ik tastte de wond af . Mijn arm verlamde loodzwaar en viel met een plof neer. Ik was weer buiten bewustzijn.

Veel later kwam ik weer bij. Ik werd gereden in een ziekenwagen. Twee broeders waakten over me.

‘Waar ben ik?’

‘We rijden je naar het Darmo ziekenhuis. Dichter bij je huis.’

Ellen Hauwert

Tot volgende keer!

 

===================================================================================================

Een select groep binnen ICM heeft het boek van Elly (Ellen) mogen ontvangen.

Op basis hiervan wordt  volgende week  de recensie van dit boek uitgebracht. Bij het lezen nu al een boek die door iedereen zeker gelezen moet worden.

Elly (Ellen) heeft door de ogen van het kind alle SPAM - filters afgezet en ongecensueerd die beelden uitgelicht tegen de achtergrond van de tijdlijn de gelukkige momenten voor de oorlog, de vreselijke oorlog met het leven in de Jappenkampen, de bersiap en uiteindelijk Holland. Een kind  die maar even van haar ouders heeft mogen genieten.

 

Als columnschrjver van ICM brengt Ellen periodiek willekeurig passages uit  "Door de ogen van het Kind".

In de uit te brengen recensies vertellen wij meer over de achtergronden van Ellen, want als bezig bei doet ze meer dan alleen columnschrijven op ICM.

Kunt U niet wachten op de recensie het boek is te bestellen bij de uitgeverCalbona Uitgeverij - www.calbona.nl - calbona@gmail.com

ISBN : 978-94-91872-05-01

 

 

10897273094?profile=original

10897273474?profile=original

 

 

 

 

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 4     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Ik was nu bijna 15 jaren oud en ik kon het thuis niet meer uithouden, door de vele pesterijen en tekortkomingen. Mijn eten was zeer miniem. Ik kreeg nooit vlees of vleeswaren, moest alleen met water en droog brood, veelal ook nog oud brood, genoegen nemen en den Besten had allerlei luxe artikelen, zoals roomboter, rookvlees, belegen kaas, haring en gerookte bokking en vele andere luxe eten, alles rond zijn eigen bord, met notities op verpakkingspapiertjes, zodat ook later, na zijn vertrek, mijn Moeder mij niets kon geven. Ik alleen maar margarine op droog brood had en pap zonder suiker en in de avonden alleen maar een boterham met muisjes. Ik mocht geen jam geen pindakaas, niets, niets. Hoe kon mijn Moeder dat kon aanzien, heb ik nooit begrepen. Vreselijk om zo aan een tafel te moeten zitten en dat allemaal aan te moeten zien. Ik moest gedwongen aan diezelfde tafel zitten, hij wilde dat ik dat meemaakte. Het was een ware marteling.

Uiteindelijk werd ingestemd om mij naar de Scheepvaartopleiding van de Pollux te laten gaan, toenmaals in het Amsterdam Oosterdok. In 1951 met mijn introductie, vertelde mijn moeder mij jaren later, van hoe die was geweest. De kapitein was een zekere Vietor. De introductie duurde bijna twee uren, in welke tijd ik in de gang voor de deur op de grond zat. Na mijn introductie adviseerde den Besten  mij hard aan te pakken tijdens mijn opleiding. Ik was ongehoorzaam, een dief en wilde niet studeren en ook was ik uiterst onbetrouwbaar.

De kapitein was door deze inleiding echter zeer geschrokken en wilde er niets van weten om mij aan te nemen. Mede door mijn Moeders verlegen inbreng veranderde de commandeur zijn houding. Na een betaling van 4000 gulden te hebben geaccepteerd, werd ik toegelaten. Die betaling van 4000 gulden gebeurde onder de tafel, omdat deze Pollux opleiding, door de scheepvaart maatschappijen van Nederland en de rederijen werden betaald.

Dat geld was echter ook bedoeld, om voor mij een harde behandeling af te kopen. Ik moest zoveel straffen krijgen, dat ik zelden de boot af kon komen, of om naar huis te kunnen komen voor een weekend. Na afloop werd er geborreld en hoorde ik veel gelach. Dit duurde in totaal twee uren.

Mijn behandeling

Tot het einde van mijn opleiding werd van alles gevonden om mij van te beschuldigen. Ook als het duidelijk was dat anderen het hadden gedaan, werd ik aangewezen voor straf. Eenmaal werd ook ik aangewezen, om het kwartier en verblijven van die kapitein op het achterschip van de Pollux, schoon te maken. Bij die gelegenheid was zogenaamd een nagelschaartje, verloren gegaan. Ik werd met de met leder bekleedde stok van een officier bont en blauw geslagen. Mijn keurig afgemeten kastje werd over een periode van drie maanden geregeld, soms dagelijks, ondersteboven gegooid en omdat er nooit iets werd gevonden en ik dus loog, werd ik weer geslagen en verloor mijn weekends. Tijdens de paar vrije weekends die mij nog restten, kon ik hooguit mijn grootvader in Amsterdam ontmoeten ergens op een plein of op straat, waarbij mij een paar gulden in de hand werden gedrukt. In een geheel jaar, dat die opleiding duurde kwam ik slechts twee tot drie maal thuis. Het schaartje werd uiteindelijk na afloop van mijn opleiding, achter

 

10897266871?profile=originalfoto - Adrian Lemmens als matroos bij  K.N.S.M.

het nachtkastje gevonden van het bed van die kapitein. De scheepskok waar de meeste jongens bevreesd voor waren en die altijd aan boord was, nam mij in het geheim onder zijn hoede en gaf mij ook de kans mijn grootvader in het geheim te kunnen ontmoetten. Hij werd mijn vriend. Met de afsluiting van die opleiding ging ik naar zee, en monsterde ik aan bij de K.N.S.M.  En nu begon dus de periode van mijn leven op zee en het complot en de aanslagen op mijn leven.

 

Mijn Scheepvaart periode

Met de beëindiging van mijn opleiding tot een lichtmatroos, op het opleidingsschip de Pollux, dat een replica was van een ouderwetse driemaster Barkentine, een zeilschip, toen in het Amsterdamse Oosterdok gelegen, had ik tevens mijn grote angst voor het water overwonnen, zwemmen geleerd en door het klimmen in de masten, mijn hoogte vrees leren onderdrukken, ondanks dat mij, bij grote hoogten, de haren in mijn nek nog altijd overeind gaan staan.

Ik wist niet dat met mijn eerste aanmonstering, die direct na mijn opleiding aanving, mijn moeder contact had gemaakt met mijn eerste toekomstige bootsman, hem op het hart drukkend, toch vooral goed op mij te passen, daar zij verwachtte, dat mij een mogelijk gearrangeerd ongeluk stond te wachten. Of die Boots dat inderdaad heeft gedaan weet ik niet; waar kon enig gevaar voor mij vandaan komen en waarom waarschuwde mijn eigen moeder mij (haar zoon) niet, voor een mogelijk gevaar?

Mijn eerste reis was met het ms. Artemis van de K.N.S.M. naar Hamburg in Duitsland. Voor een 15 jarige jongen was ik nog steeds totaal onwetend over sexualiteit en alles dat daaraan vast zat, behalve met de masturbaties op de Pollux, waar alle hangmatten, op sommige avonden in een ritme meedansten. Op een gegeven moment werden er vanaf de Reeperbahn drie dames aan boord gesmokkeld. Voor mij was dat een gewaarwording, maar ook een verschrikking, omdat het een aan mij opgelegde taak was, om ze verborgen

te houden en ze van een droogje en natje te voorzien, waarbij ik zelf, in hun verveling overdag, door hen werd achtervolgd en ik van de schrik weg vluchtte.

De Baltische Zee was in de vroeg vijftiger jaren nog steeds een gevaar voor schepen, vanwege de vele zeemijnen. Bij toerbeurt op de voorplecht, was het een gegeven moment mijn beurt, om op de uitkijk te staan. Ik ontdekte een drijvende mijn, waar wij aan stuurboord bijna direct op aanstuurden. Door de scheepsbel te luiden en door mijn geschreeuw en naar bakboord uit te wijken, wisten wij dat ding rakelings te passeren, anders had ik dit nu niet na kunnen vertellen. Wij hoorden enige tijd later deze mijn achter ons schip ontploffen, na waarschuwingen aan  de kustwacht, die de mijn toen onder vuur nam.

Het bracht mijn gedachten op dat moment terug naar een andere tijd, nu alweer een lange tijd geleden:  onze vlucht van Borneo in 1941.

De verdere reis naar de Middellandse zee, was voor mij een gewaarwording en vele nieuwe belevenissen. Van enig gevaar voor mijn leven, was ik mij niet bewust.

De eerste aanloophaven, was Matakala, naar ik mij herinner, in Griekenland, waar wij vijgen laadden. Sommige zeelui legden het daar aan met de  jonge vrouwen en net als voorheen met Hamburg, waren vaak twee pakjes sigaretten waarmee alles werd betaald.

Het kwam in mijn gedachten, dat mijn moeder drie kubieke meter kisten met sigaretten uit Indië had meegebracht, die ook allemaal in de handen van die den Besten vielen, waar toenmaals een auto en meer dan een huis voor konden worden gekocht. Drie kubieke meter kisten met sigaretten, alle toenmaals bekende merken Lucky strike, Phillip Morris, Capstan, enz.  in blik en verder ook nog twee kubieke meter kisten vol met heerlijke Amerikaanse voedselrantsoenen en daar heb ik nooit iets van gezien, of geproefd.

Mijn Moeder kreeg die mogelijkheid, dankzij mijn Vaders vroegere Hoofd-directeur van de B.P.M.-Shell in Balikpapan, ir. A. Scholtens, die vanuit Batavia de na-oorlogse B.P.M.-Shell belangen reorganiseerde en hij mijn Moeder met zijn herkenning toeschreeuwde Thea, Thea,  wat vreselijk dat wij jouw zo kundige man Arie (mijn vader), hebben verloren; wij hebben “juist nu”, zijn geweldige organisatorische talenten zo hard nodig.

Opleidingsschip de Pollux (K.N.S.M.)

Het was deze directeur, ir. A. Scholtens, die mijn moeder adviseerde, om al haar betalingen in sigaretten te veranderen, voor haar reis terug naar Nederland. Het was een geweldig goed advies en was van enorm voordeel voor ons geweest, helaas. Het Amerikaanse voedsel werd destijds door haar uit onze monden gespaard, allemaal voor haar familie. Het kostte mij de grootste moeite, daar niet van te stelen. Tenslotte was ook dat allemaal weer die den Besten, die dat allemaal voor zichzelf in beslag nam.

Even tussendoor

Inderdaad heb ik op alle te noemen of genoemde K.N.S.M. schepen gevaren, maar de volgorde is mogelijk niet correct, daar ik er geen notaties van heb kunnen vinden. Het  is nu immers al meer dan 50 jaren geleden.

Tijdens onze na-oorlogse Batavia periode, werd ik door mijn moeder op een school geïntroduceerd, maar daar bleef het bij, er was voor mij geen belangstelling, geen begeleiding of toezicht en op straffe van mijn moeders altijd harde handen en koude bejegeningen, dorst ik ook nooit ver weg te gaan van de garage, waar wij toenmaals in woonden, in de Europese wijk van Batavia. Ik zag de jongens om mij heen, na hun schooltijden vliegeren met zogenaamde layangs (gevechtsvliegers) met glastouw en het kostte mij met mijn natuurlijke handigheid weinig moeite, om ook mijn eigen layangs te bouwen, kocht mijn dunne vlastouw van de passerende Chinese kooplieden en begon mee te vechten in de lucht.   

Na enige verliezen, werd ik een behoorlijke kampioen en waren de muren van onze inmiddels tweede garage behangen met 15 vliegers, trofeeën die ik had weten te veroveren, tijdens de geregelde layang of vlieger gevechten. Tenslotte had ik de luxe van een loper, of renner, die ik met vliegers betaalde. Het was de gewoonte, om na het neerhalen van een tegenstander, te rennen om die neergehaalde vlieger op te sporen, en was die vlieger van diegene, die hem het eerste bemachtigde, daarom hadden wij renners, ( assistenten ), die achter een verloren vlieger aan gingen, je eigen, of die van de tegenstander.  Ik maakte mijn glas-touw van gestampte kristallen glazen, die ik bedelde van mensen, samen met het in water gekookte cah (een soort lijmpoeder, die ook vaak nog gemengd werd met eidooier voor extra hechtkracht) met het gestampte glaspoeder gemengd. Het touw werd door dat mengsel gehaald en liep men om bomen op het pleintje, het touw uitspannend om te drogen. Het werd zo tot een draad, zo scherp, dat er menige vinger mee opengehaald werd. Maar met mijn tiende jaar, was ik een kampioen met de layang. Mijn beste gevechtsvlieger, was de enige waardevolle schat van mij, met glastouw en alles, dat ik voor mijzelf mocht meebrengen, naar Nederland, maar ook dat bracht mij, naast een avontuur, toch ook weer ellende en het uiteindelijke verlies daarvan.

Op een zonnige middag, op een Zondag, was er een vliegerwedstrijd in Amsterdam, op een grote vlakte tussen de huizen. In mijn onwetendheid, met de Nederlandse gewoonten met vliegeren kon ik niet weten, dat men er alleen maar naar naar al die vliegers staarde en men kennelijk met de gehele familie er bij. En zo liet ik enige tijd later ook mijn eigen vlieger op en na een zeer korte tijd had ik 16 of 17 vliegers naar beneden gehaald, die allemaal in de verte verdwenen. Na van hun eerste verbazing te zijn bekomen, kwam er uiteindelijk aandacht in mijn richting en er plotseling had ik een boze menigte op mij afstormde. Niet echt begrip hebbende voor dit resultaat, achtte ik het beter te verdwijnen en liet  in mijn paniek en grote haast, mijn kostbare vlieger achter.

Ik wist aan die boze mensen te ontkomen en hield mijzelf voor de rest van die dag verborgen. De volgende dag werd ik door een politieagent ondervraagd en kreeg ik later van mijn moeder behoorlijk op mijn donder. Dat was voor mij het einde van mijn layang periode. De glorie tijd van een kleine Indische kampjongen. 

Mijn eerste reis met de ms. Artemis vervolgend

Wij deden Alexandrië aan in Egypte, een nieuwe gewaarwording. Arabieren, met hun leder en verdere prullaria en services, waren een belevenis, duiken naar geldstukken, je haardos: KNIPPEN, KNIPPEN, NIET GOED, HAAR TERUG, werd je toegeschreeuwd, maar je moest uitkijken, dat ze je niet te slim af zouden zijn. Ik kocht niets voor mij zelf, maar een poef voor mijn moeder en een album, dat ik nu nog heb, met mijn vroegere zeereizen-foto’s. Ik had een oude BOX-camera. Verder langs verschillende havenplaatsen langs de kusten van Noord Afrika.

10897272098?profile=originalfoto- Handgemaakt model van de Pollux

Weinig aandacht bestedend aan de Eerste Stuurman, de belangrijkste persoon op een Nederlands koopvaardijschip, die het op de een of andere manier op mij begrepen scheen te hebben, kreeg ik in de gaten dat het niet normaal was om directe orders van hem te krijgen, de bootsman voorbij gaand. Maar in mijn geval was dit meer en meer het geval en naarmate de tijd verliep, gedurende de drie en een half jaar van mijn Zeevaart-carièrre, werd dat steeds onvriendelijker en gevaarlijker en werden mij achter de Boots zijn rug om opdrachten gegeven, die zeer zeker niet bij mijn werk behoorden.    Ik werd kennelijk een speciaal geval. Dit zal in mijn verdere verhaal blijken.

De Kapitein op een schip van die tijd, ziet, of zag men zelden, het was altijd de Eerste Stuurman, die het werk aan de Bootsman delegeerde, die dat werk, op zijn beurt, onder de bemanning verdeelde, inspecteerde en dan na bevindingen weer aan de Eerste Stuurman rapporteerde. De bemanning werkte op roosters, bij de K.N.S.M. was dat drie uur op drie uur af, waar het een matroos of een roerganger was. Een matroos die op stand-by stond, zorgde voor de koffie-ronde op het schip tijdens de vaart. Niet strikt op tijd op je post zijn, was een no-no, en kon grote woede uitbarstingen veroorzaken. Strikte tijden konden mogelijk een 5 1/2 uur slaap een een stuk betekenen, 15 minuten voor opstaan kleden en koffie en vijf tot tien minuten aan de andere kant, met meestal drie ploegen.

Op de brug, was het op zeldzame gelegenheden, dat men de kapitein zag  of ontmoette, waar hij meestal alles met de navigatie naging en onderzocht.

De functie van een Kapitein was naar mijn bevindingen de executieve, de accountant en de zakenman in de havens voor zijn Maatschappij, met tevens de totale verantwoording van en over het schip en haar bemanning, in meerdere mate geassisteerd door de Eerste Stuurman, als zijn directe uitvoerder van zijn bevelen.

De Bootsman van een schip, was de baas van de matrozen, de dek bemanning en werkzaamheden en was hun leider en de uitvoerder van de bevelen van de Eerst Stuurman.

Dat die eerste Stuurman belangstelling en directe inmenging in mijn persoonlijke zeevaart en werk had, waar ik als een lichtmatroos of scheepsjongen, het minste van het minste was, was dus in die tijd, uitermate ongewoon, maar dat wist ik niet, groen als ik in het begin nog steeds was.

De matrozen deelden hun kwartier ook met de Machinisten, die natuurlijk met het onderhoud en op gang houden van de vele machines, een geheel aparte groep vormden, maar dezelfde werkroutines en werk roosters hadden, maar in hun eigen omgeving.  Ik herinner mij een van hen, een machinist, of olie-man, die onze jonge jongens veel last bezorgde en het zelfs vaak gevaarlijk was, om

zijn weg te kruisen, was een zeer gefrustreerde man en hij was kennelijk zo geweldig groot geschapen, dat de vrouwen aan de wal hem zelfs geld aanboden, om toch alstublieft weg te gaan.

Nu op mijn eigen oudere leeftijd en vele, vele jaren later, begrijp ik zijn probleem beter. Men kan zich destijds onze zeemanshumor begrijpen, dat hij zeer gevaarlijk voor onze jonge jongens was. Emmers koud water, wegrennen en verborgen blijven, waren geregelde gebeurtenissen, terwijl voorzichtig om de hoek kijken, voor het verder gaan, voor sommige van onze jongens een aangenomen gewoonte werd. Alleen Antwerpen was voor die man een gelukkige stad, met een voor hem schijnbaar vast adres.

Mijn reizen waren op de schepen, ms. Hestia, ss. Gordias, ss. Titus, ms. Artemis, ms. Hathor, allen van de K.N.S.M., waar de namen, allen van de Griekse mythologie kwamen. Deze vele schepen waar ik op voer, zijn niet op volgorde genoemd, maar daar was altijd weer, ongelooflijk genoeg, dezelfde Eerste Stuurman op elk van die schepen en dat was zeer ongewoon. De verdere bemanning veranderde veelal.

De  thuiskomsten, na een reis, waren voor mij altijd een hevige teleurstelling. Mijn moeder was bedrukt, maar ogenschijnlijk ook altijd blij mij weer te zien, maar het was altijd J. den Besten, die vooraan, aan de voordeur stond en mijn nog gesloten enveloppe met mijn gage, (mijn inkomen) allereerst aannam, het geld uittelde en het allemaal in zijn portemonnee stopte, alleen daarna mocht ik pas binnen komen.  Ik kreeg

Nog een foto van Adrian Lemmens als lichtmatroos.

nooit zakgeld, van mijn eigen verdiende geld. Waarom kwam ik eigenlijk nog thuis, ik wist in die tijd gewoonweg niet beter, en elke keer weer, werden mijn uitgaven onderzocht, door den Besten, een paar hoogst nodige schoenen werden mij naar het hoofd geslingerd, omdat ik daar geen toestemming voor had bekomen, drie flesjes limonade, gekocht van de scheepskantine, over een half jaar lang durende reis, naar de West Indies en Amerika, werden mij beboet en bestraft. Als gewoonlijk zat ik dan thuis, mocht niet uitgaan en had ik ook geen zakgeld voor bus of tram, tot aan mijn volgende oproep, om weer aan te monsteren. Met mijn vertrek, stopte mijn Moeder mij, kennelijk stiekem door haar gespaard geld toe, als zakgeld voor mij voor de reis.

Ik denk nu, of ik ben er zeker van, dat mijn verdere oproepen tot de volgende aanmonsteringen, door diezelfde eerste Stuurman werden georganiseerd, omdat hij (als later zou blijken), in het complot tot mijn eliminatie zat en het ten uitvoer moest zien te brengen. Vele jaren later, niet lang voor mijn emigratie naar Nieuw Zeeland, in een van mijn enige, en zeldzame gesprekken, met mijn moeder, kwam ik tot de overtuiging, dat die officier 15.000 gulden was betaald. Mogelijk, na een succesvolle afronding van zijn complot, nogmaals dat zelfde bedrag, of meer zou ontvangen, zeer waarschijnlijk geheel door Brons betaald. Het is mogelijk, dat mijn eigen inkomens, die door die den Besten aan mij werden ontnomen, ook in die richting gingen. Tenslotte had ik in die drie en een half jaar vaartijd enige duizenden guldens verdiend, die mij geheel werden ontnomen.  

Deze thuiskomst routines, waren elke keer weer hetzelfde en dom als ik kennelijk was in die tijd, was ik zelfs blij, met het maken van een bijdrage tot mijn zogenaamde kosten thuis.  Het verbaasde mij iedere keer weer, waarom ik geen zakgeld kreeg en mijn leven zo beknot werd.  Ik wandelde in de buurt, deed houtsnijwerk en was bezig met mijn postzegels. Het begin waarmede ik met postzegels begonnen was, was ook van een Zwitserse miljonairsvriend uit mijn vaders bridgetijd. Die man was een regelmatige Bridge tafelgenoot van mijn vader, zoals er ook nog twee andere Zwitsers waren. Deze oude vriend van mijn vader, gaf mij (reeds in Indië) zijn waardevolle postzegel-verzameling, als troost en uit vriendschap voor mijn vader, nog in Batavia.

Den Besten verzamelde ook postzegels en wilde geregeld met mij ruilen, maar ik vertrouwde hem niet en weigerde. Na mijn latere, met bedreiging van politie, ook weer door hem aan mij opgedrongen militaire dienst, waarvoor ik in feiten door mijn Vaders dood was gevrijwaard, was met zijn, (den Berstens) verdwijnen (waarover later), ook mijn postzegelverzameling verdwenen. Er waren zeer waardevolle zegels van ver voor die oorlog bij. 

Reeds onrustig, met steeds weer dezelfde Eerste Stuurman, maar niet steeds met dezelfde rest van de bemanningen, overkwam mij de eerste absolute aanslag op mijn leven. Wij waren in Tunis, in Tunesië, Noord Afrika. Vanaf mijn tweede schip, kreeg 

ik altijd directe orders van deze Eerste officier. Eigenaardig was, dat deze man in gestalte, figuur en gezicht, veel op mijn eigen vroegere vader leek.

Terwijl de Arabieren helemaal in de bodem van ons voorruim aan het uitladen waren, het diepste deel van het schip, waar de voormast schuin naar achteren is gezet, er boven stekend, met een terugwijkende zetting, werd mij door die man bevolen die mast te schilderen met een licht goudgele verf, of was het een mosterd kleur. Een onzinnige order, daar die mast nog zeer goed in de verf stond. Maar orders zijn orders.

De K.N.S.M. schepen, die ik persoonlijk heb gekend, hadden in die tijd, allen hun scheepshoorn aan Bakboord zijde boven de zaling in de voormast bevestigd. Men kan al raden wat er gaat komen, maar ik had geen idee en verwachtte het natuurlijk ook niet.  De zaling is een kruisgewijs platform, ongeveer twee derde deel van de hoogte naar de top van de mast, dat een kruis maakt met de mast en normaal een hek er om heeft voor houvast, behalve direct achter de mast en de scheepshoorn. Ik kwam klaar met het schilderen van de top van die mast, verwisselde de verfpot en kwast naar mijn linker hand en greep de scheepshoorn bevestiging vast met mijn rechter hand, om zo voorzichtig van Stuurboord achterom de mast naar Bakboord, de andere kant te klimmen. En terwijl ik achter de mast vrij kwam te hangen, ging plotseling  de scheepshoorn.  Ik was slechts 30 cm weg van die hoorn en door de uitermate grote schrik, verloor ik mijn bezinning en wist ik niets meer….. 

Het beroemde affiche van de K.N.S.M.

Toen ik weer bij zinnen kwam, hing ik met mijn linker hand, aan het Backboord uiteinde van die zaling aan de onderste ring  van de railing, zo’n  twee en een halve meter verder van de scheepshoorn, maar alles was zwart voor mijn ogen. Toen ik, nog steeds hangende aan mijn linker arm en hand, weer een beetje bijkwam, keek ik onmiddellijk naar de brug, waar ik wist dat de scheepshoorn knop was. Daar stond die eerste stuurman, met een gezicht als een doodshoofd, op dat moment zagen zijn ogen rood, (mogelijk in mijn verbeelding), mij aan te staren. Hij kon het zeker niet geloven, dat ik nog leefde. Die val, maar ook die actie, was niet te overleven geweest, op kisten en het stalen dek van de bodem van dat ruim, een mogelijke val van 35 tot 40 meter hoogte.

De verfpot was met de bodem van de pot, op de bodem van het onderste ruim-dek gevallen, waar de verf als een fontein naar boven uit elkaar was gewaaierd en alle Arabieren bespikkeld waren met die verf. Met luid en woedend gegil kwamen die mensen, met messen tussen hun tanden het ruim uit, waar onze dekbemanning naar de mast kwam, om mij te helpen en te beschermen. Ik wist met de hulp van een matroos weer op de zaling terug te klimmen en kwam tot de volgende dag niet meer uit die mast. Het nam mij die gehele nacht daarboven, om van mijn uitzonderlijke schrik, verbazing en die belevenis te bekomen. Ik kon mij gewoonweg niet voorstellen dat een man die zoveel verantwoording had, zoiets had kunnen doen. Dit kon geen ongeluk zijn, immers die mast stond voor het gedeelte van de brug, waar hij zijn hand op die knop drukte en in volledig zicht. Terwijl ook hij het was, die mij met het werk in die mast en hij mij ook zelf in die mast had gestuurd.! Het was ongelooflijk.

In mijn onschuld, had ik desondanks, nog steeds geen vermoedens, (totdat ik later,  op weer een volgend schip, de ss. Gordias, deze keer over de Atlantic), mij iets overkwam, dat mijn nu reeds opgewekte wantrouwen bevestigde.

De bemanning verdedigde de mast tegen die Arabieren, een van hen bleef bij mij op de zaling, om mij te kalmeren, (ik kreeg oncontroleerbare trillingen over mijn gehele lichaam).     Ik kon niets meer doen en gelukkig heb ik die officier bijna een week nauwelijks gezien.

 

Tot zover het vierde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

 

Lees verder…

10897271685?profile=originalDe moord op de Indische geschiedenis - de subsidie voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen stopt

Geschiedenis moord! 'We gooien de geschiedenis weg' VAN ONZE VERSLAGGEVER TOIN...E HEIJMANS − 02/10/13, 00:00 Stad en land reist hij af om de collectie van het Tropeninstituut tijdig ergens onder te brengen. De bibliotheekdirecteur is niet te benijden.

De papierversnipperaar wacht. Hans van Hartevelt heeft nog een maand de tijd om 700 duizend boeken en andere documenten aan de straatstenen te slijten. Daarna komen de 'papierhappers', zoals hij ze noemt: de containers, de versnipperaars en de ladderliften die de in 230 jaar bijeengespaarde bibliotheekcollectie van het Tropeninstituut grotendeels zullen vernietigen. Een maand nog, dan is de bibliotheek definitief dicht en moet de monumentale ruimte leeg zijn die in 1910 speciaal voor de collectie is gebouwd. Er is geen geld meer.

De subsidie voor het Koninklijk Instituut voor de Tropen stopt, en alleen de afdelingen die zichzelf kunnen bedruipen maken een doorstart. Daar hoort de bibliotheek niet bij. Voor de twintig mensen die er nog werken, onder wie directeur Van Hartevelt zelf, rest ontslag. Maar we werken door tot de laatste snik, zegt hij. 'We zetten alles op alles om de collectie ergens onder te brengen. Niemand hier neemt vakantiedagen op. Ik praat met iedereen die interesse heeft. En telkens hoor ik hetzelfde: we willen heel graag, we vinden het heel belangrijk, maar er is geen geld. Sorry.' Zijn bibliotheek heeft een grote internationale naam en tien kilometer aan documenten: een miljoen titels in totaal. Te geef voor wie er goed voor zorgt. Voor een klein deel heeft hij een veilig heenkomen gevonden: het 'koloniale erfgoed' tot 1950 (90 duizend titels) is overgenomen door het Rijk en komt in bruikleen bij de Leidse universiteit, die zich ook over het kaartmateriaal ontfermt. De particuliere Stichting Centrum Medisch Erfgoed neemt 25 duizend boeken en duizend tijdschriften over, 'dat is echt een heel sympathieke club met een paar loodsen op een industrieterrein in Urk waar ze alles opslaan en toegankelijk maken wat met medische geschiedenis te maken heeft.

Je gelooft je ogen niet als je het ziet, er zijn zelfs cardiologen en longartsen die willen helpen met sjouwen.' En er is een zekere hoop gevestigd op de Nationale Bibliotheek van Singapore en een investeringsmaatschappij uit hetzelfde land, die een oogje hebben op de collectie over biodiversiteit (90 duizend stuks). Maar zelfs als dat lukt, blijft Van Hartevelt met 70 procent van de verzameling zitten. Hij reist al maandenlang stad en land af om zijn spullen te slijten, als was het een kofferbakverkoop. Nederlandse universiteiten, de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, bibliotheken in Duitsland, het Afrikamuseum in België, 'en elke keer is het verhaal: dit kan toch niet, deze collectie moet behouden blijven, hier moet toch een oplossing voor zijn. Maar het lukt niet. Soms kwamen we heel ver, de universiteit in Wageningen bijvoorbeeld wilde alles overnemen op het gebied van landbouw en voeding. We hadden vijf, zes gesprekken. Maar ook dat is uiteindelijk niet doorgegaan. We kunnen het niet aan, zeggen ze. De financiën. Altijd de financiën.' Hij heeft nog geopperd de collectie tijdelijk onder te brengen in een archiefbunker bij Alblasserdam, 'totdat de wind weer uit een andere richting waait'.

Dat zou hem de tijd geven om verder te onderhandelen met geïnteresseerden, en delen van de collectie verder te digitaliseren. Opslaan kost 70 duizend euro per jaar, plus de eenmalige verhuiskosten van twee ton - een bedrag waar een gemiddelde amateurvoetbalclub de schouders over op zou halen. 'Maar het gaat niet. Elk dubbeltje wordt nu omgekeerd op het Tropeninstituut. Er is gewoon nul geld. Ook niet bij de ministeries die erover gaan.' Hij weet dat een deel van de collectie als niet-interessant wordt gezien. Rapporten over ontwikkelingssamenwerking uit de jaren zeventig, afstudeerscripties. 'Maar dingen die nu van weinig waarde lijken, zijn dat straks misschien wel. Wij hebben de meest complete bibliotheek op het gebied van ontwikkelingssamenwerking vanaf de jaren zestig. Bij ons doen erosiedeskundigen onderzoek, omdat we kaarten hebben van de 18de eeuw tot nu zodat je precies kunt zien hoe de rivieren liepen. Alles gaat in samenhang verloren, de helft van wat we hebben is uniek materiaal. Dat komt nooit meer terug. We gooien de geschiedenis weg.'

Van Hartevelt werkt sinds 1982 in de bibliotheek. Nu mag hij er het licht uitdoen. De interim-bestuurder van het instituut zei hem dat het niet nodig was om tot de vernietiging door te werken en straks de containers en papierhappers te bestellen, maar wat moet, dat moet. 'Het voelt als persoonlijk falen. Het lukt me niet. Ik heb nooit gedacht dat het zo ver zou komen. Ik dacht: er is vast iemand die dit van de vuilcontainer gaat redden. Ik faal, de overheid faalt, het is een collectief falen.'

Gisterochtend had hij een klein succes: het Vredespaleis wil vierduizend boeken en honderd tijdschriften hebben over internationaal recht, vrede en veiligheid. 250 meter van de tien kilometer. Vandaag spreekt hij met het documentatiecentrum voor LatijnsAmerika, Cedla, over nog eens 500 meter documenten.

Het is niet veel, zegt hij, 'maar ik ben blij met elk plukje dat een goed heenkomen vindt.' Staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken besloot in 2011 de subsidie aan het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) te stoppen. Het instituut zal zich alleen nog richten op renderende 'business-to-business activiteiten', staat in het reorganisatieplan van interimbestuurder Derk Vermeer. Daardoor is er geen ruimte meer voor het Tropenmuseum, het Tropentheater en voor de bibliotheek. Het museum krijgt van het Rijk een bedrag zodat het samen kan gaan met andere musea, het theater en de bibliotheek gaan dicht.

Subsidie stopgezet!

Reactie ICM redactie;

Zoals andere Indische ontwikkelingen lag dit in de lijn bij de aanbieding van toenmalige staatsecr. waar alle Indische zaken op termijn zouder worden afgebouwd zoals o.a. IHC Bronbeek, nu ook zelf verder moet.

Lees verder…

10897275284?profile=originalLive at "Jakarta International Performing Arts Event" Monumen Nasional

Afgelopen zaterdag hebben Marshal Manengkei en Rick Eisenring samen met de Indonesische zangeres Lusie Baya en zanger Maladi begeleid door het Kroncong Orkest "Gema Mestika" een daverend concert gegeven op het grote plein van het Monumen Nasional in Jakarta.

Gouverneur Joko Widodo lanceerde dit evenement om meer culturele attracties toe te voegen aan de Indonesische hoofdstad als toeristische aantrekkingskracht.

Het bijzondere aan dit concert was dat er Westerse songs werden opgevoerd in de traditionele keroncong stijl, de authentieke muziekstijl uit Indonesia.
Zo bracht Lusie "Mona Lisa" ten gehore, Rick Eisenring "Save the Last Dance for Me" en Marshal Manengkei bracht zijn grote wereldhit "Song for the Children" ten gehore.
10897276260?profile=originalMet name die laatste uitvoering kreeg een daverend applaus van het Jakartaans publiek.

De 2 grote commerciele TV maatschappijen MNC en SCTV hebben het concert geregistreerd.
Na het optreden kwam er een andere TV maatschappij op Marshal af om een aparte special te maken. Verslaglegging hierover volgt.

Bericht: Correspondent ICM Jakarta
Powered by Telkomsel BlackBerry®

 

 

Lees verder…

10897274894?profile=originalRelatie tussen Huis van Oranje en Molukkers  door: Nanneke Wigard

Tijdens de “Maand van de Geschiedenis”, die in oktober zal worden gehouden en in het teken staat van “Vorst en Volk”, produceert de Stichting Moluks Historisch Museum een talkshow over de complexe relatie tussen het Huis van Oranje en de Molukkers. Mata Rumah Oranje en Maluku zal plaatsvinden op het Landgoed Bronbeek en een van de items die aan de orde zullen komen, is de mythe van de “trouwe Molukker”. Al vanaf het begin van de Nederlandse aanwezigheid in de Gordel van Smaragd en met name de Molukken, is er sprake van een relatie van (delen van) de bevolking met het Nederlandse vorstenhuis. Zo wordt in 1605 het “Eeuwig Verbond” gesloten waarin de Islamitische

Foto - Groep jonge Molukkers tijdens het defilé op Koninginnedag op Paleis Soestdijk.

hoofden van het schiereiland Hitu op Ambon trouw beloven aan Prins Maurits.

In de zeventiende eeuw zijn er weliswaar nog verschillende oorlogen nodig, voordat de VOC een monopoly op de telt en handel in kruidnagel en nootmuskaat weet te vestigen. In 1817 luidt de terugkeer van het Nederlands bestuur in de Molukken een opstand tegen de Nederlanders in.

Van het beeld van de “Trouwe Molukker” is dan nog geen sprake. Dat beeld ontstaat pas aan het einde van de negentiende eeuw, wanneer het Nederlandse gouvernement op zoek gaat naar bevolkingsgroepen die kunnen worden ingezet bij het besturen en onder controle houden van de kolonie. Met name als de veelal Christelijke) Molukse KNIL soldaten zich manifesteren als symbool van trouw aan Nederland, gepersonifieerd door het vorstenhuis

van Oranje. De Tweede Wereldoorlog en de direct daarop volgende onafhankelijkheidsstrijd versterken  dat beeld alleen nog maar. Dat Molukse soldaten en burgers al direct na het jaar van hun aankomst in Nederland in 1951 deelnemen aan het defilé op Paleis Soestdijk, is dan ook geen toeval. 

Rocky Tuhuteru spreekt op Bronbeek onder andere met historicus Wim Manuhutu en antropoloog Fridus Steijlen over hoe de mythe van trouw is ontstaan. En wat was het belang van een goede relatie van het Huis van Oranje met de Molukkers na de onafhankelijkheid van Indonesië. De afsluiting wordt gevormd door een gesprek met een aantal koninklijk gedecoreerde Molukkers over hun inzet in de samenleving. Tijdens de bijeenkomst is uniek historisch beeldmateriaal uit de collectie van de Stichting Moluks Historisch Museum te zien.

De talkshow zal worden gehouden    op dinsdag 15 oktober om 14.00 uur in De Kumpulan van het Landgoed Bronbeek in Arnhem. De toegang is slechts € 3,50. Aanmelden via mail:   nwigard@museum-maluku.nl, onder vermelding van Mata Rumah Oranje.   

Lees verder…

10897274678?profile=original

“Tv-kok en entertainer Lonny Gerungan en hotel-restaurant “De Nachtegaal” te Lisse brengen Bali in de Bollenstreek”

                                       

Maandag 9 september jl. werd door middel van een perspresentatie de aftrap  gegeven voor het 20-dagen restaurant van Lonny in oktober 2013. 

In het restaurant van De Nachtegaal werd aan een select gezelschap het Balinees menu geserveerd welke Lonny in de maand oktober 20 dagen aan zijn gasten zal serveren. Dit speciaal Balinees culinair, met entertainment, avondvullend evenement, zal in de periode van 2 tot en met 27 oktober (van woensdag tot en met zondag) plaatsvinden.  

Reserveer nu en geniet van een heerlijk authentiek Balinees menu en verschillende optredens.

De kosten van deze avond bedraagt € 65,= per persoon (ontvangst met een aperitief en diverse amuses en daarna een 6 gangen diner). Hotel-restaurant “De Nachtegaal” heeft een speciaal arrangement:het diner en een overnachting met ontbijt voor een bedrag van € 100,- per persoon.  

Reserveren kan via “De Nachtegaal”: 0252-433030 of rechtstreeks via Lonny: 06-55922742. Per email kan

het uiteraard ook: info@nachtegaal.nl

10897274694?profile=original

 

Kijk ook op www.lonnygerungan.nl voor details van het menu en dit evenement.

 

Lees verder…

Raar maar waar: Geert Wilders als ‘toekan kroepoek’

10897241252?profile=originalRaar maar waar: Geert Wilders als ‘toekang kroepoek’

Na afloop van een optreden in het stadhuis van Nijmegen stond ik buiten met twee Indische dames. Twee jongens van Marokkaanse afkomst fietsten voorbij. ‘Kijk, daar heb je weer dat tuig van de riggel’, zei een van de dames. ‘Kent u die jongens?, vroeg ik. Het antwoord was nee. ‘Hebben ze u wat gedaan?’ Opnieuw nee en een integratiedebat op de stoep van het stadhuis was het gevolg. Volgens de dames zijn Marokkaanse jongens onbeschoft, omdat ze niet fatsoenlijk opgevoed worden door hun ouders. Ze vergeleken dat met hun eigen opvoeding toen ze hier in Nederland kwamen in de jaren ’50.

Dat herkende ik. Ook mijn ouders en familie hielden ons voor hoe we ons hier moesten gedragen. Netjes, beleefd, fatsoenlijk. Zo waren ze het in Indië gewend en zo moest het ook hier, want hier moest je je vooral aanpassen. Altijd groeten, met twee woorden spreken, opstaan in de bus voor oudere mensen. En hoe vaak kreeg ik niet te horen ‘éérst je huiswerk, dán de meisjes’. Mijn familie dreigde ook met wat er kon gebeuren als we niet ons best deden. Dan wachtte ons een slechte toekomst als straatschoffie in de kampong of als ‘toekan kroepoek’ (Indische kroepoekbakker). 
In de Indische gemeenschap ontstond vorig jaar wat deining vanwege het gerucht dat Geert Wilders een Indo zou zijn. Het werd met ongeloof ontvangen. Zou Geert met zijn onverholen afschuw van de multiculturele samenleving en zijn felle anti-islamhouding afkomstig zijn uit het grootste islamitische land ter wereld? Dat kon niet waar zijn.

Toch wel! In de biografie ‘Veel gekker kan het niet worden’ (2008) bevestigt Wilders wat ongemakkelijk zijn Indische afkomst. Daarin zegt hij o.a. ‘bij de oudste zus van mijn moeder gingen we wel eens in het weekend kroepoek bakken’. Geert Wilders als Indische kroepoekbakker; het moet inderdaad niet gekker worden.

In mijn jeugd was kroepoek bakken mijn favoriete kookactiviteit. Je doet die kleine kroepoekjes in de hete olie en dan worden ze heel snel heel groot in allerlei kronkelige vormen. Je moet wel erg opletten: niet te veel, anders rijzen de pan uit en niet te lang in de olie, anders branden ze aan. Maar als het goed gaat tover je iets oneetbaars tot een knapperige lekkernij. 
De afgelopen tijd is de geblondeerde Indische kroepoekbakker al weer wekenlang de lieveling van alle media. Gedurende het gehele formatieproces bakte hij er weer lustig op los. Met zijn politieke kroepoek voorziet hij anderhalf miljoen voorstanders van knapperige hapklare brokken. Tegelijkertijd geeft de kroepoekbakker al zijn tegenstanders een onverteerbaar gevoel. Zo onverteerbaar dat er een proces tegen hem werd aangespannen. Dat vind ík weer onverteerbaar. De strijd om zijn opvattingen hoort niet thuis in de rechtzaal, maar in het parlement en het maatschappelijke debat. Dáar moeten voor en tegenstanders met elkaar de pollepels kruisen over zijn smaak en zijn recepten. Nu kan de kroepoekbakker zich uitleven als dé topkok van de vrije meningsuiting en zich tegelijkertijd op zijn zwijgrecht in de rechtzaal beroepen.

Kroepoek bakken is als toveren, maar Wilders is een slechte tovenaar. Hij gooit teveel giftige stukjes in de oververhitte olie van de Nederlandse samenleving, waardoor ze de pan uitrijzen. Hij houdt ze ook te lang in de pan, zodat ze alleen door aangebrande mensen te vreten zijn. Nee, ik gun Wilders van harte vrijspraak in zijn proces. Hij mag wel veroordeeld worden, maar dan door de Keuringsdienst van Waren. Voor zijn niet te vreten kroepoek. 

Wouter Muller, auteur is actief als muzikant, tekstschrijver en componist en tevens werkzaam voor de Stichting Welzijn en Cultuur Twente 

(bron: Twentse Courant Tubantia, 23-10-2010)
Lees verder…

10897267875?profile=originalBuitenkampers /  Boekan main – boekan main!  

Vanaf 3 oktober 2013 in de bioscoop!  

Buitenkampers is de nieuwste documentaire van regisseur Hetty Naaijkens-Retel Helmrich die enkele jaren geleden de succesvolle film Contractpensions- Djangan Loepah! maakte. Het is de eerste keer dat over deze voor velen onbekende periode uit de vaderlandse geschiedenis een film is gemaakt.  

De tweede en derde generatie van Indische Nederlanders is in meer en mindere mate beïnvloed door het grote zwijgen van hun ouders en grootouders over deze dramatische periode in hun leven. In Buitenkampers, waarin de openhartige interviews worden afgewisseld met bijzonder archiefmateriaal en prachtige sfeerbeelden uit Indië, wordt dit zwijgen na meer dan 70 jaar doorbroken. 

 

De film zal (voor zover nu bekend) te zien zijn in de volgende plaatsen:

Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Tilburg, Amersfoort, Breda, Den Bosch,

Dordrecht, Enschede, Haarlem, Maastricht, Nijmegen, Apeldoorn, Hilversum, Zoetermeer. (Zie: www.buitenkampers.nl. Meerdere steden volgen.)

 

De geschiedenis:

Terwijl ruim honderdduizend van de 300.000 (Indische) Nederlanders tijdens WO-2 in Japanse kampen werden gevangen gezet, bleven de  overige ruim 250.000 (Indische) Nederlanders buiten de Japanse kampen. Een paar maanden na de Japanse inval in Nederlands-Indië  begon namelijk de registratie van alle Nederlanders. De meeste Nederlanders (Totoks) werden in Japanse kampen geïnterneerd, maar het grootste deel van de Indische-Nederlanders bleef buiten de Japanse kampen.  Deze zogenaamde “Buitenkampers” dachten eerst dat ze beter af zouden zijn dan zij die binnen de kampen zaten, maar al gauw bleek dat het leven buiten de kampen onbekend gruwelijk was. De meeste vaders en echtgenoten waren krijgsgevangen of werden geïnterneerd. Hun plaatsen op de arbeidsmarkt werden ingenomen door Inheemsen en Japanners. De Nederlands-Indische vrouwen en kinderen bleven daarom zonder inkomen achter en onderwijs aan hun kinderen was verboden.

Naarmate de oorlog vorderde werd alles schaarser en was het steeds moeilijker om aan voldoende kleding, voedsel en medicijnen te komen.  Door het opkomende Indonesische nationalisme leefden de “Buitenkampers” in een steeds vijandigere omgeving en hadden ze grote moeite om in leven te blijven. Hun vrijheid was maar zeer relatief.

 

Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 brak onmiddellijk een bloedige onafhankelijkheidsstrijd uit tegen het Nederlandse koloniale bewind. In deze beginperiode, de Bersiap, grepen de Indonesische nationalisten de macht. Voor hun eigen veiligheid bleven de Nederlanders binnen de hekken van de Japanse kampen en werden beschermd door hun voormalige Japanse gevangenbewaarders. Veel  Indische Nederlanders en andere Nederlandsgezinde bevolkingsgroepen die niet in de Japanse kampen verbleven waren een makkelijk slachtoffer van de moordzuchtige Indonesische onafhankelijkheidsstrijders.

 

Lang is over deze periode (1942-1949) door de betrokkenen voornamelijk gezwegen. In deze film vertellen deze Buitenkampers voor het eerst openhartig over hun ervaringen als kind buiten de kampen tijdens de Japanse bezetting en de daaropvolgende bloedige onafhankelijkheidsstrijd. De tweede en latere generaties van deze Indische Nederlanders zijn in meer of mindere mate beïnvloed door de traumatische ervaringen van hun (groot)ouders.  

 

 

Lees verder…

Oproep aan Mark Rutte voor zijn vertrek naar Indonesie!

10897239901?profile=originalOproep aan Mark Rutte voor zijn vertrek naar Indonesie!

Vier jaren geleden lanceerde de president  Susilo Bambang Yudhoyono  ( lid van de  G20) Indonesië een Economisch Masterplan (MP3IE). Vanaf januari dit jaar werden deze ontwikkeingen aan de Tweede Kamer en Mark Rutte onder de aandacht bracht via ICM Breaking News dat diverse Nederlandse ondernemingen en partijen hiermee bezig zijn, en hun comcurrenten door hun Overheid werden gesteund, nu nadert MP3IE de finish.
 
De groep Nederlandse ondernemers die al van 2009 bezig zijn hebben support nodig van Nederlandse regering.  Alle onderliggende Technische otwerpplannen voor Infrastructuur Jakakart, Infornmatie plannen en plannen van aanpakken zijn in eind stadium o.a. zeer essenieel voor de imformatie Technologie (ICT) die dit master plan met 600.000 fte's moet ondersteunen van 2014 tot 2023 die zo nu kan worden uitgerold;
  1. Rapport Diaspora Dispatch Memorizer for prime Minister Mark Rutte   van Marshal Manengkei met kantoor in Amsterdam / Soerabaja werd  speciaal opgesteld voor Mark Rutte als voorbereiding op zijn reis.
  2. Rapport Informatieplan ICT Jakarta Baru Master plan.  
  3. Plannen van aanpakken I, II, III en IV
  4. Methodiek SIS
  5. Methodiek Balancec Scorecard
  6. Rapport Bench Markt (Scoringskans van het slagen van projecten).
Voor zijn vetrek willen de betrokken partijen & ondernemers  Mark Rutte deze plannen en rapporten graag aanbieden ter bestudering om aan te geven dat concreet door partijen in Nederland reeds vele inspanningen zijn verricht en tot stand zijn komen, en om het proces van de besluitvorming te versnellen in Jakarta.  De partijen hebben de beste kwalitatieve hoge standaards en methodieken ingezet om MP3IE  ofwel het Jakarta Baru masterplan tot werkelijkheid te realiseren.
Lees verder…
Senin, 24 September 2012 , 00:24:00

Marshal Manengkei, Komponis Kelas Dunia yang Pilih Habiskan Hari Tua di Indonesia
Berencana Bikin Pengolah Sampah dan Stasiun TV


Marshal Condrat Jules Manengkai, seorang pencipta lagu-lagu taraf internasional yang saat ini memutuskan tinggal di Indonesia. Marshal tinggal di Belanda selama 46 tahun dan sampai saat ini aktif berkarya di bidang seni, khususnya mengarang lagu. Foto : Diptawahyu/Jawa Pos
Marshal Condrat Jules Manengkai, seorang pencipta lagu-lagu taraf internasional yang saat ini memutuskan tinggal di Indonesia. Marshal tinggal di Belanda selama 46 tahun dan sampai saat ini aktif berkarya di bidang seni, khususnya mengarang lagu. Foto : Diptawahyu/Jawa Pos
Bakat musik Marshal Conradt Jules Manengkei terasah berkat interaksinya dengan komunitas Indo Belanda di Belanda yang juga melahirkan Daniel Sahuleka serta Eddie van Halen. Dia kembali ke Indonesia karena pesan sang ayah.

D.S. ELISABET NOVILILIANA, Surabaya

DI USIA yang sudah memasuki 63 tahun, suara pria berpostur tinggi besar dengan kulit terang dan rambut abu-abu merata itu masih terjaga ketika melantunkan sepenggal lirik lagu yang pernah sangat populer di akhir 1970-an, Song for the Children:

Follow me, follow me
It's a beautiful day
Sing a song for the children

Memang, penyanyi kelahiran Suriname Oscar Harris-lah yang membuat lagu yang ditulis pada 1979 itu mendunia. Tapi, pria berambut abu-abu yang ditemui Jawa Pos di sebuah hotel di Surabaya beberapa hari lalu itulah yang menciptakan lagu tersebut: Marshal Conradt Jules Manengkei.

"Ceritannya, ketika itu Unesco (badan PBB yang mengurusi pendidikan, ilmu pengetahuan, dan kebudayaan) mencanangkan 1979 sebagai Hari Internasional Anak-Anak. Jadilah orang ramai-ramai membuat lagu dengan tema anak-anak," kenang pria murah senyum itu dalam bahasa Indonesia yang lancar diselingi celetukan dalam bahasa Jawa sesekali.

Lahirlah kemudian sejumlah lagu yang lantas menjadi klasik. Di antaranya, I Have a Dream yang ditulis Benny Anderson dan Bjorn Ulveaus dari band legendaris Swedia ABBA. Dua puluh tahun berselang, lagu tersebut dinyanyikan ulang boyband asal Republik Irlandia, Westlife.

Tak kalah populernya dengan I Have a Dream adalah Song for the Children yang ditulis oleh Marshal. "Saya ingin membuat lagu yang memang langsung ditujukan bagi anak-anak," tutur pria yang menikah dua kali -dua-duanya berakhir dengan penceraian- dan tak dikaruniai anak itu.

Song for the Children hanyalah salah satu pencapaian besar Marshal sebagai komponis kelas dunia. Deret kesuksesannya juga termasuk menjadi produser sekaligus penulis lagu untuk The Blue Diamonds, duo vokal Belanda yang populer sejak 1960-an, dan band legendaris Tielman Brothers, pionir rock and roll di Negeri Kincir Angin dan kemudian termasyhur di Eropa sebagai pencipta genre Indorock di Eropa. Tielman bahkan lebih dulu memainkan rock and roll bila dibandingkan dengan The Beatles.

Sebuah keberhasilan yang tak diraih dengan mudah. Digapai setelah menapaki sekian onak: berimigrasi dari tanah kelahiran, adaptasi yang tak mudah di negara baru, diskriminasi dari lingkungan sekitar, dan kepergian ayahanda tercinta.

Lahir di Surabaya, Marshal, dua orang tua, dan empat adiknya dipaksa meninggalkan tanah kelahirannya itu pada 1965. Tragedi politik yang berujung kepada pembantaian ratusan ribu hingga jutaan jiwa kala itu membuat ayah Marshal yang berdarah Manado merasa Indonesia tak aman dan nyaman lagi ditinggali.

Marshal dan keluarga yang sama sekali tak punya darah Belanda itu lantas berimigrasi ke negeri tetangga Belgia tersebut dan mendarat di Maastricht. Segera setelah mereka menjejak ibu kota Provinsi Limburg di bagian selatan Negeri Kincir Angin tersebut, berlaksa kesulitan menerpa.

"Kami pendatang, Indo Belanda (menurut Marshal, ini sebutan untuk warga asal Indonesia yang berimigrasi ke Belanda. Tapi, umumnya, Indo Belanda adalah sebutan untuk orang berdarah Indonesia dan Belanda, Red) tidak diperlakukan baik saat itu. Ada diskriminasi yang sangat kuat," tuturnya sedih.

Belum lagi perubahan status dari sebuah keluarga yang sangat berada di Indonesia menjadi keluarga yang harus bekerja ekstra untuk penghasilan yang tak sepadan. "Ayah tidak bisa melawan. Kami  semua yang Indo Belanda tidak bisa," tambah dia.

Alhasil, selalu memendam perasaan tertekan, sang ayah itu pun terkena stroke dan meninggal hanya sembilan bulan setelah keluarga tersebut tiba di Belanda. Di usia yang baru 17 tahun, Marshal sebagai anak tertua pun harus mengambil alih tanggung jawab menghidupi keluarga.

Marshal muda bekerja paro waktu di sela jam sekolahnya. "Beruntung, saat itu saya dan adik pertama saya bersekolah di sekolah umum, setara SMA," kata dia.

Itu, menurut dia, hasil upaya keras sang ayah ketika tiba di Belanda. Dua adiknya yang lain, sama dengan warga Indo Belanda yang tinggal di sana, hanya diperbolehkan masuk sekolah khusus. Setiap hari membuat kerajinan tangan, sangat sedikit belajar ilmu pengetahuan.

"Hasil karya mereka untuk memenuhi permintaan pabrik. Mereka semacam dimanfaatkan," ujar Marshal.

Meski tenaga sangat terkuras, Marshal tidak pernah mengesampingkan sekolah. Dia menyadari, hanya lewat pendidikanlah dirinya berpeluang meningkatkan taraf kehidupan keluarga.

Begitulah, pulang sekolah Marshal akan bekerja di restoran, lalu berpindah ke pabrik hingga tengah malam. Baru setelah itu dia pulang untuk mengerjakan tugas dari sekolah. Tidur 3-4 jam saja, lalu bangun pagi-pagi untuk berjualan koran sebelum berangkat ke sekolah.

Salah satu yang menjadi pemacu semangatnya adalah sang ibu. Semula ibunya seorang istri pejabat yang tak bersentuhan langsung dengan pekerjaan rumah tangga. Semua dikerjakan juru masak, pelayan, dan tukang kebun.

Namun, di Belanda, terutama setelah ayahanda Marshal meninggal, ibunya tak segan mengerjakan semua. Mulai memasak, merapikan rumah, hingga mengurus anak. "Saya menyaksikan Ibu yang tak ragu mengubah kebiasaan. Saya pun terpacu makin bersemangat sekolah dan kerja," tuturnya.

Di sela-sela sekolah dan bekerja yang tak menyisakan banyak waktu itu, Marshal masih menyempatkan diri menggeluti hobinya. Yakni, menyanyi dan bermusik. Dia bergabung sebuah band di sekolah.

Setiap akhir bulan, yakni pada Jumat malam, Marshal berkumpul dengan sesama warga Indo Belanda di Hertogenbosch, ibu kota Provinsi North Brabant yang juga berada di selatan Belanda. Mayoritas yang berkumpul adalah orang Manado dan Ambon. "Kami main musik dan menyanyi bersama sambil makan camilan," kenangnya dengan wajah berseri.

Meski tujuannya hanya bersenang-senang, lewat kumpul-kumpul di Hertogenbosch itulah bakat musik Marshal terasah. Dari sana pula lahir sederet penyanyi dan pemusik hebat, mulai Bob Tutupoli, Ahmad Albar, Daniel Sahuleka, hingga Eddie van Halen.

Eddie van Halen" Seperti terungkap dalam wawancara santai antara Eddie dan kakaknya, Alex van Halen, dengan David Lee Roth, yang diunggah ke situs Van-Halen.com dan dikutip Rolling Stone Indonesia Februari lalu, gitaris sekaligus pendiri supergrup Van Halen itu menjelaskan bahwa ibunya, Eugenia, berdarah Indonesia. Tepatnya, separo Indonesia, separo Belanda, dan lahir di Rangkasbitung, ibu kota Lebak, Banten.

Hasil pergumulan musikalnya di Hertogenbosch itu, kemampuan Marshal menulis lagu juga kian terasah. Selepas SMA dan masuk jurusan arsitektur di salah satu universitas, satu demi satu lagu lahir dari tangan pria yang piawai bermain gitar itu. "Saya melihat antusias masyarakat dengan lagu-lagu warga Indo Belanda meskipun ada juga yang tidak suka," ungkapnya.

Yang tidak suka umumnya karena dipicu pilihan musik para musisi Indo Belanda, yaitu pop dan rock yang ketika itu masih tergolong asing di Belanda. Tak mengherankan, Tielman Brothers yang mulai bermusik dengan aliran tersebut sejak 1950-an dianggap sebagai pionir rock and roll di negeri yang wilayah daratannya lebih rendah daripada lautannya itu. "Orang-orang heran dan tercengang lihat anak muda nyanyi sambil jingkrak-jingkrak," kata Marshal, lantas tertawa.

Setelah berhasil rekaman untuk lagunya, Play Me a Love Song, pada 1973, Marshal yang memakai nama panggung Noby Dick tergerak menjadi produser. Dia semakin rajin menciptakan lagu dan pada 1974 menggawangi rekaman untuk The Blue Diamonds.

Mengusung single Ramona, band itu terkenal hingga ke salah satu kiblat musik dunia, Amerika Serikat. Ramona sempat mendudukkan duo berdarah Indonesia itu di peringkat I di Billboard.

Tahun berikutnya, giliran Tielman Brothers -para personelnya juga keturunan Indonesia- yang turut dikawalnya berkarya. Lagu lain yang diciptakan Marshal, antara lain, adalah My Love yang dinyanyikan Rosy and Andress dan Somewhere Between yang versi Indonesia dinyanyikan oleh Titik Sandora. "Saya malah tidak tahu-menahu siapa yang menerjemahkan (Somewhere Between)," kata Marshal sembari tersenyum geli.

Tuwuk berkiprah di dunia musik, Marshal pun lalu teringat kembali ke pesan sang ayah. "Beliau berpesan agar saya kembali ke Indonesia dan berbagi ilmu jika telah mereguk sukses," katanya.

Memasuki usia 40-an tahun saat pesan itu terngiang kembali, Marshal bertekad memulai lembar baru kehidupan. Berharap dikarunia umur setidaknya hingga tiga dekade lagi, dia berkomitmen membagi hidupnya menjadi tiga tahap.

Sepuluh tahun pertama untuk bekerja sesuai dengan bidang kuliahnya, yakni arsitek. Sepuluh tahun berikutnya, bekerja untuk pemerintah Belanda. Dan, sepuluh tahun terakhir, untuk melakukan hal yang dia inginkan dengan menggabungkan dua pengalaman sebelumnya. "Pilihan saya, berkarya untuk Indonesia," katanya perlahan namun pasti.

Desember tahun lalu rencana ketiga diwujudkan dengan memilih tinggal di Indonesia, tepatnya di Sidoarjo, tetangga kota tanah kelahirannya, Surabaya. Setumpuk rencana sudah memenuhi kepalanya untuk mengisi hari-hari tua di negeri yang tetap dicintainya kendati puluhan tahun ditinggalkan ini. Di antaranya, Marshal ingin membangun pabrik untuk mengolah sampah.

Menurut pengamatan dia, pengolahan sampah di Indonesia saat ini adalah teknologi yang dipakai di Eropa 20 tahun silam. Daur ulang sampah plastik, misalnya. Hasil daur ulang yang kemudian beredar tidak terlalu bagus kualitasnya. "Dengan teknik yang lebih maju, bijih plastik yang dihasilkan dari daur ulang bisa sebagus semula," paparnya.

Marshal juga ingin terus berkarya di bidang musik. Selain itu, dia berniat membangun stasiun TV. "Saya belum bisa cerita banyak karena masih rencana. Tapi, intinya saya ingin berperan memperbaiki dunia entertainment di Indonesia," jelas dia yang berencana berkarya bareng sang konco lawas, Bob Tutupoly. (*/ttg)
====================================================================================
Lees verder…
Senin, 24 September 2012 , 00:24:00

Marshal Manengkei, Komponis Kelas Dunia yang Pilih Habiskan Hari Tua di Indonesia
Berencana Bikin Pengolah Sampah dan Stasiun TV

Maarschalk Manengkei, wereldklasse componist die ervoor kiest om  zijn oude dag door te brengen in Indonesië  Plannen om een verwerking van afval en het TV-station  op te zetten.

Marshal Condrat Jules Manengkai, seorang pencipta lagu-lagu taraf internasional yang saat ini memutuskan tinggal di Indonesia. Marshal tinggal di Belanda selama 46 tahun dan sampai saat ini aktif berkarya di bidang seni, khususnya mengarang lagu. Foto : Diptawahyu/Jawa Pos
Marshal Condrat Jules Manengkai, seorang pencipta lagu-lagu taraf internasional yang saat ini memutuskan tinggal di Indonesia. Marshal tinggal di Belanda selama 46 tahun dan sampai saat ini aktif berkarya di bidang seni, khususnya mengarang lagu. Foto : Diptawahyu/Jawa Pos
Bakat musik Marshal Conradt Jules Manengkei terasah berkat interaksinya dengan komunitas Indo Belanda di Belanda yang juga melahirkan Daniel Sahuleka serta Eddie van Halen. Dia kembali ke Indonesia karena pesan sang ayah.

D.S. ELISABET NOVILILIANA, Surabaya

DI USIA yang sudah memasuki 63 tahun, suara pria berpostur tinggi besar dengan kulit terang dan rambut abu-abu merata itu masih terjaga ketika melantunkan sepenggal lirik lagu yang pernah sangat populer di akhir 1970-an, Song for the Children:

Follow me, follow me
It's a beautiful day
Sing a song for the children

Memang, penyanyi kelahiran Suriname Oscar Harris-lah yang membuat lagu yang ditulis pada 1979 itu mendunia. Tapi, pria berambut abu-abu yang ditemui Jawa Pos di sebuah hotel di Surabaya beberapa hari lalu itulah yang menciptakan lagu tersebut: Marshal Conradt Jules Manengkei.

"Ceritannya, ketika itu Unesco (badan PBB yang mengurusi pendidikan, ilmu pengetahuan, dan kebudayaan) mencanangkan 1979 sebagai Hari Internasional Anak-Anak. Jadilah orang ramai-ramai membuat lagu dengan tema anak-anak," kenang pria murah senyum itu dalam bahasa Indonesia yang lancar diselingi celetukan dalam bahasa Jawa sesekali.

Lahirlah kemudian sejumlah lagu yang lantas menjadi klasik. Di antaranya, I Have a Dream yang ditulis Benny Anderson dan Bjorn Ulveaus dari band legendaris Swedia ABBA. Dua puluh tahun berselang, lagu tersebut dinyanyikan ulang boyband asal Republik Irlandia, Westlife.

Tak kalah populernya dengan I Have a Dream adalah Song for the Children yang ditulis oleh Marshal. "Saya ingin membuat lagu yang memang langsung ditujukan bagi anak-anak," tutur pria yang menikah dua kali -dua-duanya berakhir dengan penceraian- dan tak dikaruniai anak itu.

Song for the Children hanyalah salah satu pencapaian besar Marshal sebagai komponis kelas dunia. Deret kesuksesannya juga termasuk menjadi produser sekaligus penulis lagu untuk The Blue Diamonds, duo vokal Belanda yang populer sejak 1960-an, dan band legendaris Tielman Brothers, pionir rock and roll di Negeri Kincir Angin dan kemudian termasyhur di Eropa sebagai pencipta genre Indorock di Eropa. Tielman bahkan lebih dulu memainkan rock and roll bila dibandingkan dengan The Beatles.

Sebuah keberhasilan yang tak diraih dengan mudah. Digapai setelah menapaki sekian onak: berimigrasi dari tanah kelahiran, adaptasi yang tak mudah di negara baru, diskriminasi dari lingkungan sekitar, dan kepergian ayahanda tercinta.

Lahir di Surabaya, Marshal, dua orang tua, dan empat adiknya dipaksa meninggalkan tanah kelahirannya itu pada 1965. Tragedi politik yang berujung kepada pembantaian ratusan ribu hingga jutaan jiwa kala itu membuat ayah Marshal yang berdarah Manado merasa Indonesia tak aman dan nyaman lagi ditinggali.

Marshal dan keluarga yang sama sekali tak punya darah Belanda itu lantas berimigrasi ke negeri tetangga Belgia tersebut dan mendarat di Maastricht. Segera setelah mereka menjejak ibu kota Provinsi Limburg di bagian selatan Negeri Kincir Angin tersebut, berlaksa kesulitan menerpa.

"Kami pendatang, Indo Belanda (menurut Marshal, ini sebutan untuk warga asal Indonesia yang berimigrasi ke Belanda. Tapi, umumnya, Indo Belanda adalah sebutan untuk orang berdarah Indonesia dan Belanda, Red) tidak diperlakukan baik saat itu. Ada diskriminasi yang sangat kuat," tuturnya sedih.

Belum lagi perubahan status dari sebuah keluarga yang sangat berada di Indonesia menjadi keluarga yang harus bekerja ekstra untuk penghasilan yang tak sepadan. "Ayah tidak bisa melawan. Kami  semua yang Indo Belanda tidak bisa," tambah dia.

Alhasil, selalu memendam perasaan tertekan, sang ayah itu pun terkena stroke dan meninggal hanya sembilan bulan setelah keluarga tersebut tiba di Belanda. Di usia yang baru 17 tahun, Marshal sebagai anak tertua pun harus mengambil alih tanggung jawab menghidupi keluarga.

Marshal muda bekerja paro waktu di sela jam sekolahnya. "Beruntung, saat itu saya dan adik pertama saya bersekolah di sekolah umum, setara SMA," kata dia.

Itu, menurut dia, hasil upaya keras sang ayah ketika tiba di Belanda. Dua adiknya yang lain, sama dengan warga Indo Belanda yang tinggal di sana, hanya diperbolehkan masuk sekolah khusus. Setiap hari membuat kerajinan tangan, sangat sedikit belajar ilmu pengetahuan.

"Hasil karya mereka untuk memenuhi permintaan pabrik. Mereka semacam dimanfaatkan," ujar Marshal.

Meski tenaga sangat terkuras, Marshal tidak pernah mengesampingkan sekolah. Dia menyadari, hanya lewat pendidikanlah dirinya berpeluang meningkatkan taraf kehidupan keluarga.

Begitulah, pulang sekolah Marshal akan bekerja di restoran, lalu berpindah ke pabrik hingga tengah malam. Baru setelah itu dia pulang untuk mengerjakan tugas dari sekolah. Tidur 3-4 jam saja, lalu bangun pagi-pagi untuk berjualan koran sebelum berangkat ke sekolah.

Salah satu yang menjadi pemacu semangatnya adalah sang ibu. Semula ibunya seorang istri pejabat yang tak bersentuhan langsung dengan pekerjaan rumah tangga. Semua dikerjakan juru masak, pelayan, dan tukang kebun.

Namun, di Belanda, terutama setelah ayahanda Marshal meninggal, ibunya tak segan mengerjakan semua. Mulai memasak, merapikan rumah, hingga mengurus anak. "Saya menyaksikan Ibu yang tak ragu mengubah kebiasaan. Saya pun terpacu makin bersemangat sekolah dan kerja," tuturnya.

Di sela-sela sekolah dan bekerja yang tak menyisakan banyak waktu itu, Marshal masih menyempatkan diri menggeluti hobinya. Yakni, menyanyi dan bermusik. Dia bergabung sebuah band di sekolah.

Setiap akhir bulan, yakni pada Jumat malam, Marshal berkumpul dengan sesama warga Indo Belanda di Hertogenbosch, ibu kota Provinsi North Brabant yang juga berada di selatan Belanda. Mayoritas yang berkumpul adalah orang Manado dan Ambon. "Kami main musik dan menyanyi bersama sambil makan camilan," kenangnya dengan wajah berseri.

Meski tujuannya hanya bersenang-senang, lewat kumpul-kumpul di Hertogenbosch itulah bakat musik Marshal terasah. Dari sana pula lahir sederet penyanyi dan pemusik hebat, mulai Bob Tutupoli, Ahmad Albar, Daniel Sahuleka, hingga Eddie van Halen.

Eddie van Halen" Seperti terungkap dalam wawancara santai antara Eddie dan kakaknya, Alex van Halen, dengan David Lee Roth, yang diunggah ke situs Van-Halen.com dan dikutip Rolling Stone Indonesia Februari lalu, gitaris sekaligus pendiri supergrup Van Halen itu menjelaskan bahwa ibunya, Eugenia, berdarah Indonesia. Tepatnya, separo Indonesia, separo Belanda, dan lahir di Rangkasbitung, ibu kota Lebak, Banten.

Hasil pergumulan musikalnya di Hertogenbosch itu, kemampuan Marshal menulis lagu juga kian terasah. Selepas SMA dan masuk jurusan arsitektur di salah satu universitas, satu demi satu lagu lahir dari tangan pria yang piawai bermain gitar itu. "Saya melihat antusias masyarakat dengan lagu-lagu warga Indo Belanda meskipun ada juga yang tidak suka," ungkapnya.

Yang tidak suka umumnya karena dipicu pilihan musik para musisi Indo Belanda, yaitu pop dan rock yang ketika itu masih tergolong asing di Belanda. Tak mengherankan, Tielman Brothers yang mulai bermusik dengan aliran tersebut sejak 1950-an dianggap sebagai pionir rock and roll di negeri yang wilayah daratannya lebih rendah daripada lautannya itu. "Orang-orang heran dan tercengang lihat anak muda nyanyi sambil jingkrak-jingkrak," kata Marshal, lantas tertawa.

Setelah berhasil rekaman untuk lagunya, Play Me a Love Song, pada 1973, Marshal yang memakai nama panggung Noby Dick tergerak menjadi produser. Dia semakin rajin menciptakan lagu dan pada 1974 menggawangi rekaman untuk The Blue Diamonds.

Mengusung single Ramona, band itu terkenal hingga ke salah satu kiblat musik dunia, Amerika Serikat. Ramona sempat mendudukkan duo berdarah Indonesia itu di peringkat I di Billboard.

Tahun berikutnya, giliran Tielman Brothers -para personelnya juga keturunan Indonesia- yang turut dikawalnya berkarya. Lagu lain yang diciptakan Marshal, antara lain, adalah My Love yang dinyanyikan Rosy and Andress dan Somewhere Between yang versi Indonesia dinyanyikan oleh Titik Sandora. "Saya malah tidak tahu-menahu siapa yang menerjemahkan (Somewhere Between)," kata Marshal sembari tersenyum geli.

Tuwuk berkiprah di dunia musik, Marshal pun lalu teringat kembali ke pesan sang ayah. "Beliau berpesan agar saya kembali ke Indonesia dan berbagi ilmu jika telah mereguk sukses," katanya.

Memasuki usia 40-an tahun saat pesan itu terngiang kembali, Marshal bertekad memulai lembar baru kehidupan. Berharap dikarunia umur setidaknya hingga tiga dekade lagi, dia berkomitmen membagi hidupnya menjadi tiga tahap.

Sepuluh tahun pertama untuk bekerja sesuai dengan bidang kuliahnya, yakni arsitek. Sepuluh tahun berikutnya, bekerja untuk pemerintah Belanda. Dan, sepuluh tahun terakhir, untuk melakukan hal yang dia inginkan dengan menggabungkan dua pengalaman sebelumnya. "Pilihan saya, berkarya untuk Indonesia," katanya perlahan namun pasti.

Desember tahun lalu rencana ketiga diwujudkan dengan memilih tinggal di Indonesia, tepatnya di Sidoarjo, tetangga kota tanah kelahirannya, Surabaya. Setumpuk rencana sudah memenuhi kepalanya untuk mengisi hari-hari tua di negeri yang tetap dicintainya kendati puluhan tahun ditinggalkan ini. Di antaranya, Marshal ingin membangun pabrik untuk mengolah sampah.

Menurut pengamatan dia, pengolahan sampah di Indonesia saat ini adalah teknologi yang dipakai di Eropa 20 tahun silam. Daur ulang sampah plastik, misalnya. Hasil daur ulang yang kemudian beredar tidak terlalu bagus kualitasnya. "Dengan teknik yang lebih maju, bijih plastik yang dihasilkan dari daur ulang bisa sebagus semula," paparnya.

Marshal juga ingin terus berkarya di bidang musik. Selain itu, dia berniat membangun stasiun TV. "Saya belum bisa cerita banyak karena masih rencana. Tapi, intinya saya ingin berperan memperbaiki dunia entertainment di Indonesia," jelas dia yang berencana berkarya bareng sang konco lawas, Bob Tutupoly. (*/ttg)
====================================================================================
Maarschalk Manengkei, wereldklasse componist die ervoor kiest om  zijn oude dag doorbrengen in Indonesië
Plannen om een verwerking van afval en het TV-station  op te zetten.

 
Lees verder…

10897266653?profile=originalRUDY KOUSBROEKS  “Het Oostindisch Kampsyndroom”  Besproken door Pjotr.X. Siccama – deel 7   

Werkelijkheid en fictie worden door elkaar gehaald, schrijft Kousbroek en heden ten dage komt dat vaker voor. Hierbij noemt hij het opvallend verschijnsel dat bijvoorbeeld in de VS van Noord Amerika, liefst 22% van de volwassenen twijfelt of de Holocaust wel ooit heeft bestaan! Deze constatering is heel huiveringwekkend met gevolg dat de revisionisten in dat land de gelegenheid aangrijpen om te beweren dat er nooit gaskamers waren geweest en het dagboek van Anne Frank een vervalsing is. Overigens is de vertaling van het Nederlandse woord “vervalsing” vanuit het Amerikaans “fake”  fout. Dat wil zeggen met het woord fake bedoelt de Amerikaan nep, bedrog of niet bestaand. Maar het Nederlandse woord vervalsing houdt immers in dat er een origineel bestaat! Dit voor alle helderheid van het verschijnsel dat mij al ernstig genoeg lijkt.

Deze en andere verwerpelijke denkbeelden (voornamelijk in sommige Amerikaanse circuits) worden het publiek ingespuid alsof het ‘gewoon’ nieuws is. Het is de vraag waar die grote onzin toch vandaan kan komen. Het tegenwoordige (Amerikaanse) kijkerspubliek (ik noem het kijkerspubliek om de simpele reden dat voor de Noord-Amerikanen al het nieuws en wat ze er allemaal wordt aangeboden voor het grootste gedeelte via de televisie wordt verzorgd-afgezien van een handjevol mensen die de moeite nemen de krant te lezen, waar, ‘surprise surprise’ men hetzelfde te lezen krijgt dan in (nieuws)berichten in beeld en bijbehorend commentaar met kennelijk de bedoeling het publiek met bedenkelijke en controversiële verhalen op te zadelen en om op allerlei manieren (psychologische/sociaal/politiek) in vele historische kwesties zoveel, en zo effectief  mogelijk, te beïnvloeden. Toen ik zelf in de 70er jaren  door de V.S. reisde, had ik toen al gezien dat  het beeldmedium dé brainwashmachine moest zijn (geworden) voor en van de Amerikanen. De Amerikaanse overheid (lees: Id, Cia etc.) zocht er toch al een tijdje naar en wordt nu op haar wenken bediend: een cadeautje zo gezegd.

 Daar zijn in het verleden legio voorbeelden van te geven. Zij zijn daar een meester in: het verdoezelen van feitelijkheden over de oorlog (en de door hen alle andere geïnstigeerde oorlogen daarna en tot op heden). Nogmaals vraagt de schrijver zich af wat voor nut het heeft werkelijkheid en fictie door elkaar te halen. Wij moeten hierin zeker niet naïef zijn: het publiek dat al een standpunt of mening heeft, wordt op zo’n manier geheel in verwarring en in twijfel gebracht of van zijn eigen mening afgebracht. Het is zowaar een onfatsoen de media te misbruiken voor het spuien van verwerpelijke denkbeelden en ideologieën. Of is onfatsoen in de journalistiek soms een provocerend karwats? waarmee ze de kijkers om de oren slaan voor de agressieve advertenties die ze daarna in flitsende beelden voorgeschoteld krijgen(?)  

Alleen de witte bladzijden worden door de historici bestudeerd, zegt Kousbroek. Het is helaas waar: ik herinner me nog goed dat op de universiteiten worden de studenten, ongeacht de faculteit, al in het propedeutisch jaar op het hart gedrukt om maar geen kritieken te leveren op de verplichte literatuur en zeker geen (grote) verwachtingen te koesteren of zekere ontdekkingen te doen! Et voilá de eerste stappen voor een academische vorming zijn gezet; het zijn eerder stappen naar de wereld naar het (voor de student toekomstig),  “traditioneel ontkennend model”.

De Franse correspondent van het blad La Liberation, schrijft Kousbroek, had nauwelijks moeite met te zeggen dat Nederlanders liegen; liegen over hun geschiedenis, ze houden krampachtig vast aan de mythe van collectieve onschuld en dat dat zij zo dapper waren in de 2eWO. Niets is minder waar.

Voor de helderheid over deze mare geldt nog steeds dat uit Nederland meer Joodse mensen werden afgevoerd dan in elk ander Europees land. Om een groot en schandalig voorbeeld te noemen:

Nederland heeft tot nu toe nimmer excuses aangeboden aan de Joodse gemeenschap voor de deportaties in de WO II.

Over de Excessennota (een van de Nederlandse voorbeelden van het bekoksstoven in achterkamertjes) die door de rapporten van Enthoven en Van Rij werden opgesteld respectievelijk in 1947 en 1954, kwam een aanvullende opsomming van andere excessen (periode 45/50) opgesteld, in Fasseurs eigen woorden: “na een haastige rondgang door de archieven..” (.), vraag je je af hoe iemand met zulk een instelling in hemelsnaam geschiedschrijver kan worden en nog prominent worden ook.

“..wat heeft het voor zin om het eigen nest te bevuilen” en “wat heeft het voor zin om oude wonden open te halen” en ook nog “je mag dat niet met de huidige maatstaven beoordelen zijn dan de transformaties van de argumenten die altijd worden gehanteerd tegen ongewenst kritiek”, schrijft Kousbroek. Is het vrees voor de werkelijkheid? Op mijn beurt zeg ik ja, hoewel dit wellicht bij het publiek lichtelijk en simpel overkomt.

Kousbroek kwam in dit verband een interessante knipsel tegen uit The Spectator van 1894 waarin het Hollandse kolonialisme (imperium gemakshalve) in een kleine column de doodsteek werd toegebracht. Niet bepaald een aanbeveling (zeker voor niet Nederlanders) om ook onze cultuur driftig te gaan bestuderen dunkt me.

Het is geenszins mijn bedoeling om in mijn commentaar naar aanleiding van Kousbroeks indrukwekkend werk, de Hollander zwart te maken, neen; ik heb namelijk altijd het gevoel gehad dat de Nederlandse bevolking door politici voortdurend voor de gek werd gehouden en nog steeds: De Nederlandse Staat en haar directe dienaren zijn daar schuld aan, maar niet de Hollandse/Nederlandse bevolking (niet HET NEDERLANDSE VOLK).

Elk jaar wordt door het Herdenkingscomité een spreker gevraagd voor de 4mei herdenking. Dit keer werd de schrijver J. Brouwers uitgenodigd om de rede te houden.

Wat heeft het Herdenkingscomité bewogen om deze man hiervoor uit te nodigen, vraag ik me af. Terzijde: door vele Indiegangers en kenners wordt deze schrijver gemeden en  zelfs doodgezwegen en dat is dodelijk; zeker als men weet dat deze man niet bepaald gecharmeerd blijkt te zijn van de Indo-Europeaan, ‘de Indo’s’ , waarvan hij zegt ze onbetrouwbaar en geniepig te vinden. Ingrediënten voor racisme. Waar komt het het vooroordeel van die man toch vandaan? Een man die in Jakarta in de 2e WO oorlog is geboren, op zeer jonge leeftijd naar Nederland was gerepatrieerd met in zijn lege hoofd een gigantisch vooroordeel over andere mensen, anders dan hijzelf zou de pretentie hebben wat of iets uit dat verleden te verkondigen? (Het gaat trouwens tijdens de herdenking niet enkel om de Indiëhistorie alleen, maar om en over de gevolgen van en in deWO II-historie en de sociaal/politieke implicaties in het algemeen). Het kan niet anders dan dat zulke (het waren toen nog zeer jonge kinderen) mensen het van hun ouders hebben gehoord en successievelijk hebben overgenomen. Wat weet een kind nou over sociale en culturele verhoudingen en wat erbij hoort? Het antwoord is wederom simpel: meegekregen van de ouders. Het was dat Hollandse contingent van mensen die naar Indië ging met grote oogkleppen op en de grootste mond had, geheel geborneerd en ignorant van andere culturen, laat staan dat het de moeite nam zich daarin een weinig te verdiepen. Hoe het ook zij, dat deel van het lethargisch Hollandse echelon had de Indiëhistorie verruïneerd en geheel vervuild, met een koopliedenmentaliteit van het ergste soort en dus ook bewust onbewust bijdrage geleverd aan hun eigen ondergang met al die grote puinhopen die ze voor de autochtone bevolking achterliet.

 De keuze van het herdenkingscomité vind ik daarom niet alleen gemakzuchtig, maar ook as weak as water; zij moeten (en niet: mogen, want daar is het te laat voor) eens lef en durf  tonen ook klaarheid te verschaffen wanneer het gaat om specifieke periodes in de geschiedschrijving om de toch al geschonden reputatie van de eigen historie enigszins op te kalefateren.

Het is weer tekenend voor  de ingesleten foute en valse opstelling van de Nederlandse historici die hiervoor nog altijd verantwoordelijk zijn. Het is immers veilig en ongetwijfeld standaard (geworden) 

om gemakkelijke keuzes te maken; keuzes die nou net “niet controversieel” kunnen worden genoemd. Zo laveren die lieden die niet alleen denken overtuigd te zijn, maar eerder bewust naïf, iets goeds voor het land te doen al jaar en dag door en tussen alles heen en heeft de Nederlandse cultuur alleen maar armer gemaakt. Heeft de Franse journalist Ephimenco toch nog gelijk.

 

Hartverscheurend is  het verhaal van de Chinese schrijver Low Ngiong Ing die in China was geboren op het platteland en die zo arm was dat hij altijd dezelfde kleren droeg en één ei of twee per jaar voor

een maaltijd werd als een feestmaal beschouwd. De familie was bekeerd tot het Christendom (Katholiek), maar keek wel neer op hun dorpsgenoten die geen Christenen waren. Hoe dan ook was die tweespalt voor de man ergens een zegen geweest, schreef Kousbroek, omdat in die omstandigheid hij erover kon  

 

10897272664?profile=originalHet wegvoeren van Joodse medeburgers 1941 in Warschau.

 

schrijven en voelde zich als een soort stiefkind. (Kousbroek noemt dat: het stiefkindsyndroom). De persoonlijke en culturele gevolgen voor hem waren te groot geworden om nog langer in dat land te verblijven en zo emigreerde de familie naar Singapore. Wat mij persoonlijk zo trof was een passage in dat werk van Low wat zo smartelijk is beschreven en wat ging over de Chinese cultuur die eigenlijk aan hem voorbij ging en er geen deel (meer?)van kon zijn en tot het besef kwam dat,  dat deel voor hem niet meer in te halen was, mede te wijten aan het feit dat hij bekeerd was geworden tot het Christendom.

Na de dood van zijn beide ouders werd hij wees. In het weeshuis ontfermde een zekere Miss Toley over de weeshuiskinderen. Low bleek een heel intelligente leerling te zijn en werd uiteindelijk, nadat een Engelse scholarship zijn studie had begeleid, onderwijzer en haalde hij een graad aan de universiteit van Hongkong. Maar de carrieremogelijkheden voor een Aziaat in die tijd waren zeer beperkt, ook door tegenwerking en de Europeanen die altijd voorrang kregen. Kousbroek herinnert zich de situatie van Low Ngiong in Nederlands Indië. “.. Die mensen zijn al blij dat ze een kans krijgen..”. Het is als uit het leven gegrepen. Zo ook in Nederlands Indië, vindt Kousbroek.

Die trieste werkelijkheid naar aanleiding van het verhaal van Low, wordt in dit verband door Kousbroek direct vergeleken met de mensen –eerder de kinderen – in Nederlands Indië.

 Zoals Low Ngiong toen vertelde dat hij in China met meisjesschoenen op het schoolplein verscheen en uitgelachen werd door zijn medescholieren. Low kocht goedkope tennisschoenen en bewerkte deze met schoensmeer om het als leer uit te zien. Juist deze passage in het werk van Kousbroek herinnert zich de schrijver uit Nederlands Indië. De armoede die vele Indo-Europeanen in dat land aan den lijve hadden ervaren en veel, heel veel moesten ontberen was eveneens hartverscheurend: zonder ontbijt ‘s morgens naar school te moeten gaan, nauwelijks fatsoenlijke schoenen of kleren te dragen en al helemaal niet te bezitten en zo af en toe afhankelijk te moeten zijn van Christelijke liefdadigheidacties van de Vincentiusstichtingen in de archipel en spaarzame particuliere initiatieven. Maar zij voelden zich volstrekt niet zielig, eerder trots, te trots om aan die ellende toe te geven. Persoonlijk heb ik meegemaakt dat er vele kinderen waren die, op hoogtijdagen, (schoolfeest of evenementen die overal  werden gehouden) opvallend altijd wegbleven.. De Indo-Europeanen die het wel ‘gemaakt’ hadden, exhibitioneerden en liefst in het openbaar (soms doet het me aan het werk Couperus denken), deden net als de kolonialen precies hetzelfde: ze keken neer op de andere Indo/eEuropeanen en trouwens ook op de koloniale Europeanen,  epateerden met hun status – wat die ook mocht zijn - en positie. Het was die enorme triestheid en stille armoede: de Indo-Europeanen in Indië, wanneer ze in die armoede verkeerden die nooit lieten blijken, daar waren ze toch te trots voor.

Kousbroek: “Ik kan er niet over lezen zonder van streek te raken.”

Ik word er zelfs beroerd van wanneer ik deze passages van Kousbroek lees, nota bene  in een land, zo paradijselijk  en zo rijk, dat een grote Europese gemeenschap sociaal, cultureel en intelectueel van al die rijkdom werd ontzegd en buitengesloten door een zeer kleine Hollandse elite.

Op zichzelf al een misdaad.10897273082?profile=original Het levensverhaal van Low Ngiong daarentegen is van een geheel andere orde van triestheid en absolute misere: een complete familietragedie die nauwelijks is te beschrijven. Maar Kousbroek heeft het hier zo treffend als een filmdrama beschreven en beeldend weergegeven. Ik kon tijdens het lezen mijn ogen nauwelijks droog houden.

En dan in twee priemende zinnen die Low Ngiong Ing in zijn boek onthulde, die ene gedachte dat eigenlijk en zeer zeker heel zijn leven lang al in zijn hoofd broeide: “You may do me a hundred kindnesses today and tomorrow I will have forgotten every one of them. But do me a little unkindness and I will neither forget nor forgive you.”

De onverdraaglijkheid en intolerantie van de ander achtervolgt je heel je leven.

Kinderen/jonge volwassenen en volwassenen komen aan in concentratiekamp Buchenwald.

 10897273274?profile=original

Sylvain Ephimenco – Franse journalist


 En met heldere cynisme schrijft Kousbroek, “.. dat het een soort paradigma is voor het gedrag van westerse naties in Azië: zelfs in het hiernamaals heersten al koloniale verhoudingen, des te meer in de stoffelijke wereld.” Daar moeten hedendaagse filosofen en andere wijsneuzen dan maar goed over nadenken. Dat lijkt me een eminente opdracht. 

Gebouwencomplex van het Raffles Institution in Singapore – omstreeks 1900.

Waar Low uiteindelijk leraar werd.

 10897272900?profile=originalVroeger gebouw van het Instituut.

10897273667?profile=original

Huidig gebouw van het Instituut.

10897274075?profile=original

Deportaties van Joodse medeburgers in Amsterdam

10897274468?profile=original

 Een indrukwekkend monument in Westerbork van oud-gevangene Ralph Prins ter nagedachtenis aan onze Joodse medeburgers – slachtoffers van het Naziregime.1940/1945. De kunstenaar heeft op een indrukwekkende manier datgene weergegeven wat onuitsprekelijk is en blijft.

 

 

Lees verder…

10897288297?profile=original

Op Facebook - De balans van de BV - Nederland toch niet om te somberen!\

Zo kijkt iedere respecterende onderneming   economisch naar de BV- Nederland dat op de balans heeft  staan Inkomsten 249 Miljard en Uitgaven 267 miljard schulden en vorderingen met :


1). Een kapitaal van 1000 miljard in het pensioenfonds , waar 35% naar belastingen gaat op termijn.(*** Silfraire
2)  Onvoorzien 300 miljard in andere sociale fondsen, 3) daar tegen overstaan - Schuld Overheid 380 miljard
4.)  Schuld van de burgers 800 miljard,

5)  Waar tegen overstaat bezittingen 600 miljard (200 miljard lucht uit huizen moet er nog uit) 
6. Blijft per saldo positief over 420 miljard over. 

Dus de Triple  A - status is zelfs onder gewaardeerd.

Overheid betaalt per jaar aan rente 2 % ofwel 12 miljard.

Als nu 100 miljard uit pensioenfonds wordt gehaald en geïnvesteerd in het Indonesië Economisch Master plan  ziehttp://www.eurocham.or.id/index.php?option=com_content&view=article&id=210&Itemid=154  met zekerheidstellingen (staatsobligaties )
 , heeft het rendement van 18% per jaar . Nederland is tijdelijk eigenaar van deze investeringen; komt dus 18 miljard binnen per jaar plus orders geraamd rond de 40 miljard per jaar aan werk en materialen dat vanaf 2014 tot 2019. Is volgens de troonrede "Investeren in Internationale opkomende markten".



Na aftrek van de rente wordt 6 miljard aan inkomsten verwacht in 2014.

Tegelijkertijd heeft BV-Nederland hervormingen doorgevoerd die het Indonesisch Economisch master plan eisen, en heel Nederland kan alles inzetten op het gebied van Infrastructuur, ICT, Milieu, waste - en water management in Indonesië, creëert structureel werk van 2014 tot 2023.

De omvang van economisch master plan fase I bedaagt 640 miljard en Fase II 1300 miljard. Hiervan kan 25% vloeien als omzet voor de ingezette Nederlandse ondernemingen, naast dat de werkloosheid wordt teruggedrongen. Dus de Overheid en het bedrijfsleven profiteren hiervan. Boven al  voor Nederland om nu de relatie met haar oud kolonie te verbeteren.

 

Maar zo ver is het nog niet als Nederland het huwelijk aangaat met Rep Indonesië zal eerste een diepe kniebuiging moeten maken en zich het jasje moeten ontdoen van arrogantie en koloniaal benadering naar Indonesië toe!

Waarvan Akte
Geboren en getogen in Indonesië en Nederland.

 

Silfraire Delhaye  

Een kleine correctie Ferry Schwab. Je hebt gelijk, maar deze sommen moet de Staat van af blijven. Waar BV-Nederland wel recht op heeft: de inkomstenbelasting die in die sommen besloten ligt. Dus uitgaande van je bedragen heeft de Staat in de toekomst te vorderen: gemiddeld 30% dus zeg maar ruim € 400 miljard Euro. Immers toen ik mijn pensioen opbouwde waren deze premies aftrekbaar, daartegenover zal ik belasting moeten betalen over de aan mij uit te keren pensioenbedragen. Ik hoop dat je stelling nu duidelijker is voor de niet financieel onderlegden. Dus je hebt gelijk......waar maakt men zorgen over in Brussel tenzij,........andere overwegingen een rol spelen.

Lees verder…

Column Helemaal alleen in Indonesië Door: Ed Caffin

 10897269496?profile=originalColumn   Helemaal alleen in Indonesië                  Door:   Ed Caffin

Reizend door het noorden van de Molukken en Sulawesi, minder toeristische delen van Indonesië, zijn we regelmatig de enige toeristen in het dorp, hotel of op het hagelwitte strand met palmbomen. Voor veel reizigers is dat het summum: je ergens pionier voelen, terwijl alles eigenlijk allang ontdekt is. “We waren er helemaal alleen; we hoorden dat er zeker een half jaar lang geen westerling geweest was”, hoor je dan vaak. Als het onderwerp “Beste reisverhalen” voorbij komt in een of ander gesprek in een backpackerscafé, dan scoor je daar zeker punten mee.

Voor ons voelt het na een aantal maanden in het drukke en toeristische Bali, waar we tussen de rijstvelden en andere toeristen woonden, vooral vreemd.  Dat komt met name omdat het reizen in deze gebieden als bijeffect heeft dat je overal wordt nageroepen en er regelmatig foto’s van je worden gemaakt. We zijn  blijkbaar opeens een beziens-waardigheid en aan die status kunnen we maar moeilijk wennen.

Dat westerlingen in deze delen van Indonesië een heuse verschijning zijn, valt te verklaren als je kijkt nar de verdeling toeristen over Indonesië. Van de ruim 7 miljoen buitenlandse toeristen die in 2011 naar Indonesië gingen, kwam bijna de helft (2,9 miljoen) met verder dan het kleine Bali. Van de rest gaan de meesten naar Jakarta en Java, of Sumatra. Slechts kleine plukjes toeristen gaan verder, richting het oosten van Indonesië, en ontlopen daar elkaar gemakkelijk.

In de Molukken en bepaalde delen van Sulawesi kom je er in ieder geval weinig tegen. En dat merk je aan de reacties van de mensen. Degenen die ons aanspreken en op de foto willen, zijn zonder uitzondering erg aardig en positief, dat wel, maar een anoniem etentje zit er – hoe absurd het ook klinkt – niet in. Soms neemt het wel heel extreme vormen aan. Op het strand voor het hotel, wilde een grote groep vrienden – met kinderen op schoot – één voor één met ons op de foto.  Ook worden we geregeld zonder te vragen gefotografeerd. Onze beeltenis prijkt intussen als een screensaver op tientallen mobiele telefoons, denk ik. Als ik aan een man van mijn leeftijd vraag waarom hij die foto eigenlijk wil, antwoordt hij simpelweg, dat hij het een leuke herinnering vindt, een foto van een Bule (buitenlander). “Het komt niet vaak voor dat je een exemplaar in het wild tegen het lijf loopt, en dan moet je hem schieten”, zegt hij er nog net niet bij. We zijn gewillige slachtoffers; ook ons zoontje van twee. Met zijn bruinverbrande kop en lichtblonde haren is hij een soort allemans knuffelbeer geworden. Na een stuk of tien uitgebreide fotoshoots is hij er inmiddels al zeer bedreven in. Zodra iemand naast hem knielt, hem bij de schouders pakt en de wang tegen de zijne drukt, staat hij stil en er verschijnt zowaar een heuse fotoglimlach op zijn gezicht.  Minpuntje wellicht, hij weet inmiddels niet beter dan dat hij blijkbaar erg 

interessant is om te fotograferen. Hij zou er bijna van naast zijn kleine “Croqs” gaan lopen. Na weken vol fotoshoots mijden we de laatste dagen de drukke stranden maar even en gaan we naar ons prachtige en verlaten witte strand met palmbomen, langs een hobbelige weg verderop. Daar zijn we helemaal alleen en kunnen we tenminste anoniem zwemmen.

Eerder verschenen in DE AZIATISCHE TIJGER   

Lees verder…

Schikking weduwen Zuid-Sulawesi

Tien weduwen hebben een schikking getroffen met NederlandSchikking weduwen Zuid-Sulawesi

Nederland heeft een schikking getroffen met tien weduwen van wie de mannen in 1946 en 1947 door Nederlandse militairen op Zuid-Celebes, op het huidige Sulawesi, zijn doodgeschoten. De weduwen krijgen ieder een financiële compensatie van 20.000 euro en de Nederlandse ambassadeur zal openbaar excuses aanbieden namens de Staat.

In april liepen onderhandelingen tussen de weduwen en het ministerie van Buitenlandse Zaken op niets uit. Toen werd de vrouwen een bedrag van 10.000 euro per persoon aangeboden en schriftelijke excuses.

Excuses

De advocaat van de tien weduwen in Zuid-Sulawesi, Liesbeth Zegveld, is blij met de schikking die is getroffen: "Ik heb de vrouwen gesproken en zij voelen zich rijk. Maar voor hen zijn ook de excuses heel belangrijk".

Eerder kregen weduwen in de zaak Rawagedeh ook compensatie. Na een jarenlang proces werden zij in 2010 door de rechtbank in Den Haag in het gelijk gesteld in hun claim tegen de Staat. De weduwen kregen 20.000 euro per persoon en de Nederlandse ambassadeur bood in het openbaar excuses aan aan de nabestaanden.

Volgens Zegveld kan voorkomen worden dat nu nieuwe zaken zich aandienen: "Mijn boodschap aan de minister is om nu voor alle slachtoffers van de standrechtelijke executies excuses te maken en zich nu niet te beperkingen tot Zuid-Sulawesi, zodat het een oprecht gebaar is en we het dossier een keer kunnen sluiten."

Zuiveringsactie

Het bloedbad in 1946 en 1947 op Zuid-Celebes door de troepen van kapitein Westerling was een van de dieptepunten van de strijd tussen het Nederlandse leger en de Indonesische opstandelingen. Westerling kreeg de opdracht om de openbare orde te herstellen.

Tijdens de zuiveringsactie vielen volgens de Indonesische autoriteiten tienduizenden doden. Een deel van de slachtoffers werd zonder proces standrechtelijk geëxecuteerd. Andere bronnen spreken van een veel lager aantal. 

Lees verder…

Nieuws uit Jakarta

10897269676?profile=original

10897270288?profile=original

Dear all,

 

Yesterday we visit the Guesthouse/Back-Office to be in Roxy-Central Jakarta.

The Guesthouse has 9 bedrooms and 2 living rooms.

Further 3 bathrooms, 1 kitchen, garage for 2 cars and a parking lot for 3 cars.

It has also a beautiful roofed terrace on the 3rd floor.

 

The Front-Office will be in one of the most beautiful Office Towers on the Thamrin Boulevard.

From inside the building on the 27th floor you can see the Jakarta Skyline of the Central Quarters.

Here are some pictures of the UOB Building, where our Front Office will be settled:

10897270467?profile=original

Lees verder…

Het einde Door: Adriaan Bijl

10897288063?profile=originalHet einde   Door:     Adriaan Bijl

Opeens was het afgelopen. Een van de leiders kwam ons op 23 augustus 1945 vertellen, dat de Jap had gecapituleerd op 15 augustus. Wij keken ongelovig, maar hij liep naar de Japanse wacht schreeuwde een commando, waarop de soldaat in de houding sprong en voor hem boog. Van de ene dag op de andere waren de rollen omgekeerd. Wij konden nu weer gaan en staan waar wij wilden. Wij trokken onmiddellijk de velden in om voor het eten groenten te plukken. Wij liepen naar de grote weg, waar wij met de Javanen praatten en eetwaar ruilden.  

Van atoombommen op Hiroshima en Nagasaki hoorden wij pas later. Wij wachtten, want wij waren afhankelijk van de communicatie tussen de Jap en het kamphoofd, Refuge. Het werd ons ten sterkste afgeraden op eigen houtje weg te gaan. Alles kwam plotseling in een stroomversnelling. De Jap had aan Refuge de opdracht gegeven het hele kamp naar Ambarawa te verhuizen en wel meteen. Uit veiligheidsoverwegingen konden wij niet langer daar blijven, maar dat was waarschijnlijk een drogreden, want zij hadden het bevel gekregen zich bij hun onderdeel te melden. Door het kamp op te heffen waren zij van de verantwoording af. Het zou meer voor de hand hebben gelegen, indien wij nog enige dagen in Bandungan gebleven waren tot er duidelijkheid in de situatie was ontstaan. Wij begaven ons te voet op weg naar Ambarawa kamp 7, 12 km bergaf. De hele groep bestaande uit mannen, jongens, Japanners en heiho’s liep in een lange ordeloze sliert zonder rustpauzes naar Ambarawa. De Japanners nog bewapend keuvelden met elkaar en de heiho’s sigaretten rokend deelden hun rookwaar met ons. De brute sfeer had plaats gemaakt voor een weldadige gemoedelijkheid.

Een stel keurig geklede vrouwen in sarong en kabaja kwam uit hun huizen roepende: ”Lieve jongens, jullie zijn vrij, jullie zijn vrij, de oorlog is voorbij, O, wij zijn zo blij, zo blij”. Zij barstten  in tranen uit. Alles rijmde op ‘ij’,       dat weet ik nog. Wij huilden niet        en waren niet eens dankbaar voor deze sympathieke, typisch Indische ontboezeming. Wij waren emotioneel ongevoelig geworden.

Wij liepen blootsvoets en koelde de voetzolen, die met het hete asfalt in aanraking kwamen, regelmatig in het gras van de berm. Sommige mannen  of jongens, die zich van schoenen hadden kunnen voorzien, raakten halverwege zo uitgeput, dat zij zich met moeite voorsleepten. Halverwege trokken zij hun schoeisel uit en gooiden die met de veters aaneengebonden over een schouder en strompelden blootsvoets verder.

Aankomst in Kamp 7

Ofschoon wij een bevel tot vertrek uit Bandungan hadden gekregen, was er niet op onze komst gerekend. Toen wij ’s avonds om elf uur aankwamen, was het hele kamp en donker en diep in slaap, waaruit zij snel werden gewekt. Niemand wist nog dat wij bevrijd waren!

Het kamp, walmend van de stank van dood, vuilnis en ongewassen lichamen kon ons nauwelijks herbergen. Iedereen moest zich maar ergens een plekje zien te veroveren. Na de capitulatie van Japan ontstond ook hier een chaos. Het bevel was: ”Niet weggaan tot orde en communicatie voldoende hersteld zijn”. Het zou voor de hand hebben gelegen, indien wij nog enige dagen in Bandungan gewacht hadden en meer duidelijkheid in de nieuwe situatie hadden gekregen. Refuge voerde de bevelen van de Jap gewoontegetrouw onmiddellijk uit. 

10897288089?profile=originalKeukenpersoneel in Kamp 7

Aan de zijkant van de keuken stortte het keukenpersoneel de as uit de ovens tegen de omheining aan. Zo was een vrij groot veld van gloeiende kolen en as ontstaat. In de omheining zat een groot gat, waardoor heen wij een ruilhandel met de Javanen opzetten. Nadat menigeen zijn voeten had gebrand hoorden wij dat de poort óók voor ons open stond. Toen wij eenmaal buiten het kamp kwamen bemerkten wij spoedig, dat het Japans Indische bezettingsgeld geen waarde meer bezat. Iedereen zocht naar een matras, om de tijk te gebruiken voor de ruilhandel. De kapok lag daarna verspreid door het kamp. Door de levendige ruilhandel was er veel voedsel ter beschikking, doch overdaad schaadt. Oudere mannen stierven van de te grote porties eten; de jongere leden alleen aan een hardnekkige diarree. De latrines liepen over en menige jongen deed zijn behoefte op de plaats waar de drang niet langer te stuiten was. Meestal op de plekken, die bezaaid waren met de kapok uit de opengereten matrassen. Wij hadden moeite op onze blote voeten nog een weg te vinden. Refuge nam het initiatief om met zijn jongens de belangrijkste paden van de bevuilde kapok te ruimen.

Een voorval is mij altijd bijgebleven. Een oude man had zijn kussensloop voor twintig hardgekookte eieren geruild. Op de trappen van de barak keerde hij zich nog eenmaal om         en riep met schorre stem “ Ik ga       mij, godverdomme, nog eenmaal      rot vreten”. Na een aantal eieren        te hebben opgeschrokt, velden buikkolieken hem en hij overleed een uur later.

Het kamphoofd Terhenne nodigde allen uit om op zondagmorgen tijdens een officiële bijeenkomst op de appèlplaats bij het hijsen van de Nederlandse vlag aanwezig te zijn. Die morgen om 10 uur stonden de mannen aangetreden en de jongens, die gemaand waren ook aanwezig te zijn, stelden zich hier tegenover op. Hij wilde de plechtigheid openen, toen hij bedacht, dat ook de Jap er bij hoorde. Nadat Yamaha was opgetrommeld werd hem een plaats toegewezen op enige afstand van het kamphoofd tegenover de vlag. Terhenne miste alle trots en fierheid, zo eigen aan Refuge, die als Belg bij deze plechtigheid ontbrak. Hij sprak met rauwe stem, geknakt staande voor zijn medegevangenen onverstaanbare woorden over vrijheid en herrezen vaderland. Hij eindigde zijn korte toespraak met de leuze “Leve de koningin”.

Het kamphoofd had de Jap toegeschreeuwd de houding aan te nemen en te salueren voor onze vlag. Yahama weigerde en Terhenne stapte dreigend op hem toe. De Jap klom in de houding en salueerde voor onze vlag. De ouderen zongen met schorre en zwakke stemmen het Wilhelmus en spoorden ons aan mee te zingen, hetgeen wij nauwelijks betrachten, want begrippen als patriot, vaderland, koningin en volkslied zeiden ons toen niet veel. Een aantal stinkende oude mannen gaven ons hiervoor een stevige uitbrander. Velen kenden echter de tekst van het tweede couplet niet volledig, zodat het gezang langzaam uitstierf. De bewegings-vrijheid was nog niet groot. Het was toegestaan het kamp te verlaten, maar niet de andere kampen te bezoeken voor er een algemene toestemming was gegeven.

Uit het dagboek van mijn moeder

24 augustus 1945

Vandaag in de vooravond is door mevrouw Eickelberg het kamphoofd officieel bekend gemaakt, dat de vrede is getekend. Het gehele kamp verkeert nu in een staat van opwinding en verwachting. De jongens zullen maandag aanstaande hier mogen komen, wordt er gezegd. Ik ben pas vijf  

weken ernstig ziek geweest en nu wat aan het herstellen. Als de voeding inderdaad onmiddellijk in kwaliteit vooruit gaat, zal ik gauw opknappen en dat moet want ik wil geen zielige zieke moeder zijn voor onze zoons. Ik zal wel kracht nodig hebben in de komende dagen en vaak van uur tot uur wat steun nodig hebben.

Terug naar Banjubiru

Ik vermoedde, dat er een weg aan de andere kant van de alun alun naar Banjubiru leidde. De volgende dag liep ik vroeg in de morgen alleen in een laan met hoge waringins in zuid oostelijke richting. Ik herkende de laan, die wij een jaar geleden in tegengestelde richting per vrachtauto hadden gereden op weg naar kamp 8. Het kwam mij als nieuw voor en het leek of ik hem voor het eerst aflegde.

10897288477?profile=original

Kamp Banjubiru

Het weelderige landschap met vulkanen op de achtergrond, soms doorsneden door een heldere beek, met hier en daar een desa, waaruit   tal van nieuwsgierige kinderen kwamen aanrennen, het leek alsof de oude tijden terug waren en er niets gebeurd was die dit alles verstoord had. Na een uur doorstappen naderde ik kamp 10. Het rumoer en de geur van het kamp waaiden mij tegemoet. Aan de westkant zag ik tegen de hoge muur het gedek en het prikkeldraad van de uitbreiding, waar door de gaten in de omheining vrouwen en kinderen in en uit liepen. Via de poort begaf ik mij naar de barak zaal 14, waar ik mijn 

moeder voor het laatst gezien had. Zij was er niet, maar de dames die ik niet terugkende verwezen mij naar het hoofdgebouw. Ik besteeg de trappen van het gebouw en vroeg of ze daar was. Een aardige vrouw, een Duitse, grootmoeder van drie generaties, die daar op een rijtje lagen, nam mij bij de hand naar een brits in de hoek en zei:”Mutter hier ist dein Sohn”. Van mijn moeder restte slechts een skelet. Zij lag met open droge mond naar het plafond te staren en zei alleen iets als “zo, ben je daar”. Ik vertelde haar, dat Syd binnen een paar dagen wel zou komen en zette mij naast haar op de rand van de brits en hield haar hand vast.

Ik vroeg mij af of een dode vrouw er anders uit zou zien dan een dode man. Ik had veel dode mannen gezien, maar slechts een keer een overleden vrouw. Het was in de tijd dat de wijk nog niet gesloten was. Als misdienaar deed ik dienst bij een begrafenis Op een zandheuveltje stond ik aan het hoofdeinde van de kist, waarvan het deksel aan de bovenzijde gedeeltelijk open was, met een groot bronzen kruis, dat veel weg had van een totempaal en keek precies in het bleekblauwe gelaat van een jonge vrouw. Ik raakte totaal van streek en voelde mij ellendig bij het aanschouwen van de eerste dode. Ik sloot mijn ogen en klampte mij stevig vast aan de steel van het kruis om toch maar niet flauw te vallen. De priester verzocht de koster het deksel naar voren te schuiven en de kist te sluiten om vervolgens met de dienst te beginnen. Haar echtgenoot en zoontje van vier jaren stonden met een paar familieleden rond het graf. Toen de kist in het graf daalde, zei de jongen, dat hij nodig een plasje moest doen. De vader nam hem mee aan de hand naar de heg. Eenmaal terug beëindigde de priester zijn gebed. Hij had niet even op hen gewacht. De aanwezigen lieten wat aarde op de kist vallen en de plechtigheid was voorbij. Ik was hier nog dagen beroerd van en kon er ook met niemand over praten.

In kamp 8 had ik nooit meegemaakt, dat iemand om een dode rouwde en ik bemerkte meer zelfmedelijden dan verdriet bij de angst, dat zij alsnog zou overlijden. De vreugde van het weerzien, zoals ik die mij had voorgesteld, was er niet. Ik schrok, toen ik mij het gebrek aan emoties realiseerde. Ik had mij voorgesteld dat ik mijn moeder zou terugvinden met waardigheid en zelfrespect en frisse netheid, maar ik vond een wrak zonder hoop, noch wanhoop, alleen doffe berusting. Na een half uur kwam ik bij uit mijn overpeinzingen, toen zij overeind wilde komen. Zij zakte meteen weer terug. Ze was ver heen en ik vermoedde, dat het niet langer had mogen duren. Ik vroeg mij af, hoe ik haar toestand kon verbeteren, wat ik voor haar kon doen. Ik herinnerde mij, dat wij in december 1939 op vakantie waren bij de broer van mijn vader, Oom Hans en tante Bep, in Surabaya, en dat ik zoveel last ondervond van de hitte, dat ik aan één stuk door koud water dronk. Ik voelde mij op het laatst zo ziek en slap, dat ik dacht dood te zullen gaan. Mijn vader gaf mij in een restaurant een beker kippensoep met extra zout en citroen te drinken, waarop ik wonderbaarlijk snel opknapte. “Kippenbouillon met citroen zou haar kunnen redden!” Ik zocht in haar bundel onder de brits naar een kussensloop en ruilde die voor een kip. Het was voor de eerste keer, dat ik een kip slachtte. De schoongemaakte kip kookte ik in een pan met water op een houtvuurtje buiten het kamp. Het zout en een halve citroen kreeg ik van de Duitse familie. Ik gaf haar de bouillon voorzichtig te drinken, terwijl ik een stuk kip at. Zo redde een dode kip haar leven en ik kwam daarbij niets te kort; 

        Auteur Adriaan Bijl

zij de bouillon, ik de kip. Het restant stopte ik met een deksel op de pan onder haar brits voor de volgende dag. De Duitse familie en met hen de vier andere vrouwen in het kamertje hadden haar die laatste maanden steeds moed ingesproken:”Jij moet blijven leven voor je zonen”. Al deze activiteiten namen veel tijd en voor de terugtocht was het te laat geworden De Duitse grootmoeder stemde er in toe, dat ik die nacht op de grond een slaapplaats innam.

Uit het dagboek van mijn moeder

17 oktober 1945

Ja, nog steeds Banjubiru. Er is zoveel gebeurd in de laatste twee maanden, dat het een boekdeel zou kunnen vullen. Voor mij is de zon opgegaan toen onze beide jongens vrolijk, lachend, gezond en helmaal niet mager voor mijn bed kwamen staan. Zo zelfstandig en actief en zo lief en zorgzaam. Hun kostbare blik Klim melkpoeder en havermout hadden zij voor mij meegebracht. En Syd zwaaide triomfantelijk met zijn grote tros pisang en een blik gula jawa. De eerste dagen moesten zij telkens weer terug naar hun kamp, maar al gauw kwam Adje zich bij mij installeren en kwam Syd drie keer in de week. Ik zal nooit de kippenbouillon en gekookte kip vergeten, die zij mij kwamen brengen.

De dagen er na ‘pendelen’ wij dagelijks om de beurt op en neer tussen kamp 7 en kamp 10. Syd moest nog vaak 

corvee verrichten, zodat wij niet vaak samen kwamen. Moeder knapte aardig op en wij zochten overdag een plaatsje buiten de muren onder een boom om meer comfortabel te kunnen zitten en een potje te koken. Maar wij hadden nog steeds geen toestemming om in kamp 10 aan te sluiten. De aantekeningen uit het dagboek van mijn moeder tonen aan, dat zij na 24 augustus 1945 toch een vrij lange tijd ziek is geweest en zich bepaalde voorvallen niet goed meer herinnerde.

Een zware taak


Na een paar weken, nadat ook Syd regelmatig mee kon komen, zocht mijn moeder elders een rustig plekje op om ons te vertellen, dat wij vader niet meer terug zouden zien. Dat wij ons leven moesten inrichten zonder hem. Zij had bericht gekregen, dat hij tijdens een zeetransport schipbreuk had geleden en was omgekomen.

Uit het dagboek van mijn moeder

17 oktober 1945

De tweede keer dat zij kwamen ben ik met hen buiten op het grasveld gaan zitten om van Vader te vertellen. Ik kon maar geen begin vinden totdat Syd zei: ”Moeder wat is u toch verschrikkelijk mager”. “Ja vent, maar ik heb ook erg veel verdriet gehad”. En toen ging het verder vanzelf. Syd klopte mij bemoedigend op de schouder, zo’n stoere vent van 16 jaar, en verzekerde mij dat zij de kost wel voor mij zouden verdienen. En Adje zat stil, zijn wijsvingertje tegen zijn neus aan en daar lekte maar stilletjes de tranen af.”Denk eens aan de jongens, die een nare vader terugkrijgen en wij hebben zo’n fijne vader gehad”, zei Syd. Toen zij in de namiddag Ambarawa teruggingen waren zij goddank opgeruimd en ik voelde mij van een zware last bevrijd. 

10897288063?profile=originalOver de auteur Adriaan Bijl

Adriaan Bijl werd geboren in 1931, was in diverse kampen na Malang, Banjubiru, Ambarawa en tenslotte in Bandungan, bergkamp bon Ambarawa. Na de oorlog woonde hij in Semarang en Surabaya, waar zijn moeder lerares was op de HBS. Na de eerste klas werd hij en zijn broer op de Oranje naar Nederland verscheept waar hij verweesd aankwam en werd opgevangen door totale vreemden. Na de HBS is hij geneeskunde gaan studeren in Utrecht, deed een tropencursus en na een klinische ervaring van 2 jaar vertrok hij naar Afrika om daar 30 jaar te werken. Daarna werkte hij nog 11 jaar in Kuwait als flightsurgeon. Zijn moeder hield een dagboek bij tijdens haar leven, maar Adriaan heeft het nooit willen lezen. Tot het overlijden van zijn  moeder in 1990. Waarna hij, na eveneens het overlijden van zijn broer in 1993, zijn eigen verhalen opschreef, aan de hand van de de dagboeken van zijn moeder en zijn broer.

Dit verhaal is afkomstig uit zijn boek “Ik wou dat ik vergeten kon”. Meer verhalen uit Nederlands-Indië zijn te vinden op  www.indischeverhalen.nl

Lees verder…

KOUSBROEKS “HET OOSTINDISCH KAMPSYNDROOM” - deel 6.

10897266497?profile=originalKOUSBROEKS  “HET OOSTINDISCH KAMPSYNDROOM”

Besproken door: Pjotr.X. Siccama deel 6.

 

 

In 1987 overleed kapitein Raymond Westerling; de man die de politionele acties in 1946 had geleid tegen de onafhankelijkheidsstrijders in Nederlands Indië.

Ik kan me nog goed herinneren, dat hij tijdens de politionele acties op Java (met name in Bandung) door de meeste Indo’s op handen werd gedragen en geroemd voor zijn streng en resoluut optreden. Er waren niet genoeg adjectieven meer over om de man de hemel in te prijzen.

Mensen herinneren zich zijn lef en grote moed en zijn enorme kennis van vuurwapens. Hij kon bijvoorbeeld een voorwerp, een ei bijvoorbeeld, in de lucht gooien en via een spiegel die achter hem stond opgesteld het ei feilloos raken.

Dominique Venner*, een Frans historicus, schreef in 1977 een biografie over Westerling, “Westerling: guérilla story”, gefascineerd als hij was door diens leven.

 10897266675?profile=original

 

 

 

 

 

Dominique Venner (1935-2013).

Het bericht van het overlijden van Westerling kwam Kousbroek echter ter ore op het moment dat hij zich op Makassar bevond. De inwoners ter plaatse kregen het bericht blijkbaar eerder door dan hij. Ze spraken met hem over het feit dat deze man door de Nederlandse Staat  nooit was aangeklaagd en vervolgd voor de misdaden in hun land en dat hij vrij rond kon lopen. De Indonesiërs, meestal bescheiden in hun opstelling wanneer het op vragen stellen aankomt, legden hem deze keer direct die vraag voor. Net als wij kijken zij blijkbaar in kwesties als deze naar die misdaden door anderen, gepleegd in hun land, maar vergeten en passant dat er in 1965 in Indonesië tijdens de omwenteling onder de bevolking een grote slachting had plaatsgevonden.

De schrijver stond daar niettemin met een mond vol tanden en vond de vragen uiteraard pijnlijk. Een zeer opmerkelijke uitspraak kwam uit de mond van professor Said, een voormalige hoge Indonesische officier, die vond daarentegen dat de misdaden, gepleegd door Westerling, niet als oorlogsmisdaden kunnen worden beschouwd (.. het was oorlog.. etc.).

__________________________

* Venner pleegde dit jaar op 21 mei zelfmoord voor het hoofdaltaar van de Notre Dame in Parijs door zich door het hoofd te schieten, een en ander uit wrok tegen de aangenomen wet voor het homohuwelijk en de Islam in Europa.

 

In dit artikel betreft het de valse en echte geschiedschrijving van de meeste historici wanneer het om oorlogsmisdaden gaat.

Nederland is koploper in de selectiviteit van het veroordelen van (en oordelen over) oorlogsmisdaden, dan volgen Groot-Brittannië, de VS, Australië en de Filipijnen.

Met name het oordelen over en het veroordelen van de Japanse misdaden was en is strenger dan andere (oorlogs)misdaden. En dat nu is buitengewoon merkwaardig. Kousbroek geeft uitgebreid de details weer over het uitzonderlijk en merkwaardig standpunt van Nederland hierin en zeker in verband met de zogeheten smerige oorlog tussen 1946 en 1949 waarin kapitein Westerling de hoofdrol vervulde. Het

verbaasde hem ook zeer dat andere misdaden, eerder gepleegd in Indië met name op Sumatra en trouwens ook elders in de archipel, veel erger en wreder was geweest dan tijdens de Japanse bezetting. En wanneer in gezelschap uitgerekend dit onderwerp te berde wordt gebracht, dan kun je alle verwensingen naar je hoofd geslingerd krijgen, zeker van mensen die de Japanse bezetting aan den lijve hadden

 10897266692?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Westerling op latere leeftijd.

 

ervaren. Het wordt dan weer “Mata Gelap” (zwart voor de ogen) bij wijze van spreken bij de meeste Indiëgangers met slechts een ééndimensionale blik.

Dan zijn de reactionairen er als de kippen bij om een en ander tegen te spreken.

Men kan zich over die valsheid van historische berichtgevingen nu wel verbazen, maar er is nog niet één historicus die zich daarover buigt – en/of durft te buigen - waar werkelijkheden worden verdoezeld, en gemanipuleerd. Op zo’n manier bestaat er geen enkele zuiverheid in de geschiedschrijving. Over mechanisme gesproken: een kwalijk ingesleten cultuurgewoonte die onacceptabel is.

“Er is”, schrijft Kousbroek, “geen verklaring waarom de meeste historici dit doen.” Ondergetekende heeft eens een historicus gesproken die zei dat er niet één geschiedschrijver is die helemaal objectief is. Dat kan wel waar zijn, maar het beroep mag geen alibi zijn om geschiedschrijving te verdoezelen of zodanig te manipuleren om zaken beter af te schilderen, niet ad-hoc en zeker niet post-haec. En dit laatste is in de historie maar al te vaak gebeurd, zeker wanneer het om economische en politieke belangen gaat. Op zo’n manier wordt het beroep van historicus, van wie mensen toch mogen verwachten dat wat deze beweert ook allemaal werkelijk, onafhankelijk integer en geloofwaardig is, discutabel. En juist de (bevochten) democratische vrijheden worden de laatste 45 jaar genegeerd, met voeten getreden en uitgehold alsof het de normaalste zaak is met als grootste representant de Verenigde Noord Amerikaanse Republieken. Een  natie die zich bij voortduring op de borst klopt als het gaat om vrijheden van het individu.  

Zo verging het bijvoorbeeld ook met de politionele acties onder Westerling tussen 1946 en 1949 in Nederlands Indië. Deze kapitein (aan wie carte blanche werd) gegeven)  was in die politionele oorlog ontegenzeggelijk tegen de bevolking van de archipel uiterst wreed opgetreden waarover men nu nog vol walging spreekt. Zijn optreden stond onder verantwoordelijkheid en gezag van de Nederlandse Staat die deze zwarte episode van de Indië geschiedenis waarvoor zij en zij alléén de volle verantwoordelijkheid draagt, maar die grote last nooit op zich heeft willen nemen.

Kousbroek brengt ons in herinnering dat, wanneer er wederom geruchten over misstanden kwamen en  parlementsleden de verantwoordelijke minster(s) c.s. hierbij om opheldering vroegen, de aanbrengers op hoon konden rekenen, maar ook met dreigende laster en zelfs met processen. Het paradigma van een ritueel (actueel in Europa zelfs) noemt de schrijver dat gemak waarmee dit soort ernstige misstanden gewoonweg kon voortduren (ik noem het een soort mimicri). Het is nu meer dan ooit  huiveringwekkend actueel geworden door de vlucht van de Amerikaanse medewerker voor het bedrijf Booz Allen Hamilton Edward Snowdon en recent nog de soldaat Bradley Manning (nog afgezien van Julian Assange van Wikileaks). Met Kousbroek hoop ik  dat “het paradigma van een ritueel” zich beperkt tot slechts een  incident en zich niet zal ontwikkelen als een gewoonte in het politieke circus. 


10897267064?profile=original10897267459?profile=original10897267481?profile=original

     

Bradley Manning                    Julian Assange                                                               Edward Snowdon

De affaire Westerling is mijn inziens zo’n geval.  Hij werd door de verantwoordelijke minister (cum suis) bijna geheel uit de publiciteit gehouden. De Staat had ervoor kennelijk een compleet scenario klaar liggen. Zijn terugkomst (na enorme omzwervingen) om maar wat te noemen werd in het begin geheim gehouden en de man zou direct zijn “ondergedoken” (wat volstrekt wordt betwijfeld) in Brussel (nota bene). In 1954 kondigde premier Drees aan dat de betrokkenen van de politionele acties niet zouden worden vervolgd. De Staat vreesde voor tumult mischien wel opstand (?) of  niet nader te vrezen “repercussies”(!). Zo simpel was dat: een enkele aankondiging van een premier, als representant van de Staat, opgelost en geregeld in een handomdraai, terwijl mensen moedwillig de dood waren ingejaagd en om rechtsmeken. Ongehoorde naïeviteit van de verantwoordelijken [(minister(s) en de Staat)]. In plaats daarvan liet  de Nederlandse Staat Westerling aan zijn lot over om zo de affaire dood te laten bloeden. Dat de man naar mijn mening misbruikt werd door de Staat was helder. Hij werd benoemd met alle volmachten (die wordt slechts toegekend aan een opperbevelhebber in oorlogstijd) en geroemd door generaal Spoor (c.s.)’’.. omdat hij zo’n harde strenge jongen was..’’(.)

Op de schouders van de Staat rust tot nu toe een loodzware schuld en een grote verantwoordelijkheid door de smerigste operaties door Westerling te laten uitvoeren. Het opmerkelijke hierbij was zodra over hem werd gesproken, de bewering dat Westerling- de hypocrisie ten top – opeens (.) “geen – echte - Hollander” was, maar een halve Turk (zie biografie). Ik vraag me wel eens af of de politionele acties voor de man geen traumatische vergissing zouden zijn geweest. 

Alle relevante informatie met betrekking tot deze door de Staat geïnitieerde oorlog tot behoud van de kolonie werd de Nederlandse bevolking immers geheel onthouden.

Geen historicus durfde het aan om de werkelijkheid op schrift te stellen uit vrees voor kapitteling, hoon, impopulariteit, (wellicht ontslag en geen opdrachten meer van Overheden of sancties en processen door de Staat (à la de VS). Het is triest te moeten vaststellen dat in een democratie als de onze de vrijheid van het woord door duistere niet nader te noemen elementen wordt beïnvloed, bezoedeld en beperkt. Het onthult de vele zwakheden in onze democratische staat en rechtsvorm. Het is zelfs nu heel actueel geworden sinds de onthullingen van bijvoorbeeld Wikileaks en de vlucht van de geheime Amerikaanse agent Snowdon die voorlopig in Rusland als asylant een onderkomen moest zoeken. De waarheid mocht zeker niet aan het licht komen en nu met de aanhoudende dreigingen vanuit het Midden Oosten al helemaal niet vinden de VS, die met hoge straffen aankomen zodra de onthullingen publiekelijk worden. (“..  leger/manschappen/instellingen moeten worden beschermd..”). Het is in de VS inmiddels en blijkens de recente actualiteit, standaard geworden bij dergelijke misstappen. Hier wordt het vrije woord en de pers geïntimideerd met alle signalen die erbij horen. Het onderscheid van vals en echt in de Noord-Amerikaanse cultuur(politiek) zijn termen die wurgend verstrengeld zijn geworden.

“Wanneer het gaat om het oordelen over het oorlogsverleden van andere naties,” schrijft Kousbroek, “dan doen wij dat met andere maatstaven dan bij ons eigen oorlogsverleden.”

Met name de geschiedschrijving van Nederlands Indië in WOII kon rekenen op heftige reacties toen de uitgave werd gepubliceerd (uitgave: WOII van L. de Jong) van Indische oorlogsslachtoffers, omdat daarin de beschrijving(en) niet positief zouden zijn uitgevallen. Een waterval van protesten volgden hierop.

Een subjectief standpunt van een oorlogsslachtoffer is wel begrijpelijk, in dit verband, maar niet als zondanig relevant voor het collectieve begrip oorlogsdslachtoffers in feitelijke historische zin, eenvoudig omdat elk oorlogsslachtoffer er een is die zijn of haar eigen verhaal heeft.

Tijdens de politionele acties werden door Nederlandse troepen onder leiding van Westerling oorlogsmisdaden gepleegd (Excessennota 1969, opgesteld 20 jaar na dato). Er was toch al een onderzoek ingesteld in 1950? Wat is er daarna gebeurd met het onderzoeksrapport?

De inhoud was nooit openbaar gemaakt; was het zo geheim dat de Staat en vele medeplichtigen daarin zonder meer de vrees hadden dat zij in discrediet kunnen worden gebracht?

Het merkwaardige is dat tijdens het proces in Indië (in Nederland kwam er door de teleurstellende mededeling van Drees helemaal geen proces) er slechts 42 vonnissen werden uitgesproken over deze misdaden die werden begaan door lagere militairen, waarvan er één was die de doodstraf kreeg en dat was – is het toeval? – een Molukker.

Men kan zich voorstellen hoe absurd en selectief de Staat (OM) met de rechtspleging aldaar was omgesprongen. Er was geen officier bij die terecht stond. Een schandaal van de eerste orde en Raymond Westerling raakte uit de gratie.

Generaal Spoor gaf daarna de opdracht om een onderzoek in te stellen naar de excessen en gaf deze aan: Westerling zelf. Men zou zeggen de slager die zijn eigen vlees keurt. Te bespottelijk voor woorden.

En hierin school nu de grootste fout van de Nederlandse Staat. De strategie van de Nederlandse Staat was om Westerling uit de klauwen van Justitie te houden, daar er achter de schermen zeer waarschijnlijk namen van medeplichtige lieden bekend en onthuld konden worden. 

Het gerucht deed de ronde dat een zekere Bernard von L., de man over wie zoveel te doen is geweest en die (door Hugo Brandt Corstius) in Vrij Nederland genoemd werd “de man die een spoor van venerische ziekten achterliet”, hierachter zou kunnen zitten. Tegen Westerling zelf bleken genoeg bewijzen te zijn, maar wie er verder achter zaten wordt tot nu toe verzwegen. De integriteit van de Staat lag (ligt nog steeds) onder vuur en die mensen die hier juist wat van moesten zeggen waren in geen velden of wegen te bekennen tot heden ten dage. De zwarte bladzijden die niemand te zien krijgt.  Kousbroek: “hoeveel bladzijden zijn er nodig voor het wél iets betekent?” En ook: “er zijn al zoveel bladzijden zwart gemaakt, (.)”; er klinkt irritatie en moedeloosheid in door. De Indonesische Republiek had na haar onafhankelijkheid om uitlevering van kapitein Westerling verzocht dat door Nederland resoluut werd afgewezen. De Nederlandse Staat is per slot geheel verantwoordelijk voor de daden van zijn staatsburgers, zo ook voor Westerling. Hij werd immers aangewezen (hij kreeg carte blanche) om de politionele acties te leiden die voor Nederland tot een totale catastrofe hadden geleid. Daarna poogde Westerling zelf (?) om een staatsgreep te plegen nadat de acties waren afgelopen (onafhankelijkheid in December 1949) die geheel mislukte. In de nasleep kregen we de affaire Jungschläger (zeeman), de man die door de Indonesische Rechtbank wegens hoogverraad tot levenslang werd veroordeeld evenals de officier bij het KNIL Henry Schmidt.

 

10897267498?profile=original

Leon Jungschläger (1904-1956).

 

Precies over deze laatste periode vinden wij geen enkele  werkelijke informatie over wie hier, naast Westerling echt achter de operaties zaten. In ieder geval werd de zaak Westerling uiteindelijk geseponeerd door het OM (wederom om onduidelijke redenen).

Zodra het om gedragingen gaat van andere naties, schrijft Kousbroek, nemen de Nederlanders nog steeds een onverzoenlijke houding aan. Men kijkt dan naar andere koloniale mogendheden en zegt: kijk naar de andere Europese kolonialen want daar is het toch erger dan bij ons enz.; een drogreden om zichzelf schoon te praten.

En ook hier, over deze zwarte periode, zwijgen de historici.

Het is echter hun taak om van de geschiedenis in ernst en juiste vorm kond te doen, en niet om zich in allerlei bochten te wringen uit vrees om straks te worden overstelpt met klagers, klachten, dreigende processen aan de broek, zoals wij onder andere in de VS hebben gezien (geval van May Lai affaire*) en nu nog krijgen te zien.

We moeten er echt voor waken om niet op de VS te lijken, want dan zijn we echt in de aap gelogeerd.

Wij moeten niet vergeten dat tijdens WO II meer dan 2,5 miljoen Indonesiërs (Romoesja’s**) waren omgekomen en onder de Indonesische dwangarbeiders de sterfte maar liefst 74% bedroeg. Kousbroek geeft bijvoorbeeld een opmerkelijk vergelijking met het overleven in een oorlog: de kans dat je als krijgsgevangene uit het Japanse kamp levend uitkomt was ca.78% maar voor de Joodse gemeenschap in het

___________________________

*      Het bloedbad van Mỹ Lai was een slachting op 16 maart 1968 die werd aangericht door Amerikaanse soldaten tegen burgers, vooral vrouwen en kinderen, uit de Vietnamese plaats Mỹ Lai.

**   Een Romoesja (Japans: "arbeider") was een veelal uit Java afkomstige arbeider die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder aan slavernij grenzende omstandigheden voor de Japanse bezetter moest werken. 

concentratiekamp was de kans minder dan 9% (!). Wie wil nu nog vergelijkingen trekken vraag je je dan af. Wanneer ik die passages in het werk van Kousbroek lees, ril ik over mijn hele lichaam van ontzetting en staat mijn hart bijna stil.

Het is het massale van de slachting die zich in de geschiedenis heeft afgespeeld dat mij naar de keel grijpt. En nog kost het mij grote moeite de gegevens zoals die in het boek van Kousbroek zijn neergeschreven weer nuchter te overzien en te herlezen. Het is mij eigenlijk onmogelijk gebleken. Men kan in dit geval overduidelijk spreken over oorlogsmisdaden; een oorlog voorwendend als excuus voor iets wat niet opgelost is.

Zo idem dito tijdens de burgeroologen in het voormalig Joegoslavië in deze eeuw, waar etnische zuivering in een burgeroorlog heeft plaatsgevonden en dat zowat in onze Europese achtertuin.

Het vergelijk dat je veel hoort van mensen die een oorlog hebben ervaren in de zin van: de Japanners c.q. Duitsers/Hollanders etc. waren veel erger met hun wreedheden in de oorlog, lijkt op een etiket dat ze maar al te graag opgeplakt willen hebben. In vergelijkingen worden de ergste wreedheden tot in de details uit de doeken gedaan waarna het toppunt van vergelijkend oordeel volgt met de gevolgtrekking dat oorlog wreed en afschuwelijk is. 

10897268076?profile=original

 

 

 

  

 

 

Curzio Malaparte

Een heel curieus verschijnsel in dit verband is een zogenaamde geschiedschrijving van Curzio Malaparte (pseudoniem voor Kurt Suckert), een Italiaanse schrijver (vader Duits en moeder Italiaans), die een ‘historie’ schreef die, naar bleek, volkomen fictief was. Hij werd geprezen en geroemd om zijn verhalen [(o.a. La Pelle (de huid), Kaputt (Duits voor ‘stuk, gebroken’ en Sangue (bloed)], die hij allemaal verzon. Ernstiger  (historische gebeurtenis) wordt het bij La Pelle, wanneer hij de invasie van de Amerikanen in de buurt van Napels en op Sicilië beschrijft waar omheen hij echter veel heeft gefabuleerd*. En juist deze gebeurtenissen maken maar al te vaak grote indruk op het publiek op het moment dat de bevrijding eraan zat te komen.

Vertekende beelden, te mooi voorgespiegeld voor de Italianen, maar zij smullen van de eufemistische manier waarop de schrijver de werkelijke gebeurtenissen, in geschiedschrijving wel te verstaan, had vastgelegd die zo overtuigend en geloofwaardig overkwamen (de schrijver functioneerde als tolk bij de Amerikanen) dat mensen werkelijk dachten dat het zich werkelijk zo had afgespeeld. Het heeft ergens iets te maken met “het sprookje dat werkelijkheid wordt” en/of het Pygmalische verschijnsel zoals ik het noem.

 

_______________________

* Eufemisme voor verzonnen – in deze context heel toepasselijk gezien de

schrijftrant van de auteur Malaparte.

 

Met verzinsels kun je, zo blijkt, ook goed je brood verdienen (zie afbeelding Villa Malaparte). 

10897267692?profile=original

10897268657?profile=original

  

Villa van Malaparte op Capri.

  

Poncke Princen.

 

Een wat recenter geval deed zich voor toen een visum voor Nederland aan Poncke Princen* werd geweigerd vanwege het grote tumult dat ontstond van de zijde van oudgedienden (én anderen). Hij werd immers als een soort landverrader beschouwd.

De historici hielden met betrekking tot deze kwestie nagenoeg hun mond; men had ook geen poging ondernomen om die controversiële periode en publique op te helderen. Men vond kennelijk dit onderwerp en de persoon Princen te onbelangrijk om er enige ruchtbaarheid aan te geven, terwijl dat nu juist een mooie kans was geweest.

Dan maar de doofpot in: de koloniale doofpot. Kousbroek vroeg zich met recht af hoe we toch in hemelsnaam met zo’n belastend verleden met de werkelijkheid kunnen omgaan. Was en ís het kwader trouw of schuilt er meer achter?  

Het zijn nog steeds vragen die de schrijver (en de Indische gemeenschap trouwens ook) bezig houden. Waar zou men bang voor zijn?

Men zwijgt als het graf en wanneer er hierover vragen worden gesteld dan is het antwoord: we weten alles al: het ligt bij De Slegte! Nee dus. Ondergetekende heeft er (voor de goede orde) bijvoorbeeld nooit een waardevol boek gekocht over deze materie omdat bij inzien daar, maar ook in de reguliere boekhandel niet de (vermeende) onthullingen in zijn te vinden betreffende controversiële Indische kwesties. Het is humbug wat de historici vaak beweren of de zaken om weer duistere redenen omzeilen (waarvoor en waarom?): in mijn ogen zijn zij op zo’n manier hun beroep onwaardig. Niet bepaald goede heelmeesters en zoals we weten maken slechte heelmeesters altijd stinkende wonden.

Dan de historicus Van Doorn met de zin (op de vraag of er een doofpot bestaat): “..je kunt niet van een doofpot spreken in die tijd dat de ‘onthullingen’(?) nog niet bij De Slegte lagen (!) Toen was de werkelijkheid precies even werkelijk als nu..” Et voilà. Je broek zakt af van deze plattitude.

­________________________

Johan Cornelis Princen (Den Haag, 21 november 1925Jakarta, 21 februari 2002) was een Indonesische mensenrechtenactivist van Nederlandse afkomst. Als dienstplichtige deserteerde hij in 1948 in om bij de Tentara Nasional Indonesia (TNI, Indonesische republikeinse troepen) dienst te nemen. 

Kousbroek: “het is toch moeilijk vol te houden dat dat zo is.’’

Men vraagt zich af wat er toch met die lieden aan de hand is.

Het wordt nog erger wanneer een – overigens geen prominente – historicus tracht om alsnog over controversiële zaken de werkelijkheid te onthullen. Men kan op zijn vingers natellen hoe lang het duurt voor deze wordt verketterd en onthoofd.

Van een historicus als b.v. ook Fasseur mag ieder toch op zijn minst verwachten dat hij in controversiële kwesties en zaken als voornoemd een echt duidelijk en persoonlijk standpunt inneemt en zich niet achter vaak eufemistische en af en toe academische uitleg verschuilt en zich alleen daartoe beperkt. Daar heeft niemand wat aan.

Standpunten én lef bij betrokkenen zijn schaars of helemaal afwezig; dat is het beeld wat men te zien krijgt in de loop van de tijd en ze bevatten daarom geen enkele waarde noch bijdrage aan een adequate geschiedschrijving.

Er bestaat geen zogeheten klokkenluider onder historici, tenminste niet in Nederland, die moet nog worden geboren of uitgevonden.

Sommigen van hen krijgen trouwens kennelijk zoveel opdrachten (vaak van overheidswege) dat ze het op een of andere wijze lastig vinden om ook nog wat écht is boven tafel te brengen.

Het is dus heel veilig om dat maar net niet te doen. Want stel je toch eens voor dat een overheid een geschiedschrijver – niet prominent, van wie ze nauwelijks iets weet - een opdracht van belang zou geven. Dat is solliciteren naar tumult is de gedachte.

 Nee, het moet bij voorbaat veilig belanden bij hem of haar in wie de opdrachtgever alle vertrouwen heeft.  En zo modderen Nederlandse historici maar lekker door. Laten we onszelf toch niet bedriegen wanneer het om opdrachten gaat bij overheden en ook bij bedrijven en particulieren: het gaat hier niet alleen om de kip of het ei, maar ook om andere zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dat mag helder zijn.

 

!cid_imag10897268674?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

Demonstratie in Nederland.

 

10897269286?profile=original

 Kapitein Westerlings aankomst in Brussel.

 

 

 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives