Alle berichten (2931)

Sorteer op

INDISCHE PETITIE - Het Traktaat van Wassenaar

10897305474?profile=originalIndische zaak - Het Traktaat van Wassenaar 1966

INDISCHE PETITIE  TvW’66

 Inleiding –  

De Nederlands-Indische gemeenschap heeft het recht om de Nederlandse Staat te sommeren uitvoering te geven aan het Traktaat van Wassenaar 1966 (nader te noemen “TvW 66”) dat geratificeerd werd door zowel de Nederlandse als de Indonesische regering op 7 december 1966.  

Het Traktaat werd gesloten en geratificeerd tussen de toenmalige President van Indonesië Soekarno en de toenmalige Nederlandse regering.

 

Gerechtigheid dient te geschieden aan allen die door de 2e Wereldoorlog en de nasleep daarvan in Nederlands-Indië dan wel Indonesië het verlies van met name bezittingen, banktegoeden en wat dies meer zij, dat volgens het 'TvW 66' ter financiële compensatie (een deelvergoeding) ten behoeve van de Indische Nederlanders een bedrag door de Indonesische regering ter beschikking is gesteld aan de Nederlandse regering ter grootte van:

 

Hfl. 689.000.000,- (zeshonderdnegenentachtig miljoen guldens).

 

Dit bedrag heeft Indonesië in zijn geheel aan de Nederlandse Staat voldaan, doch de Nederlands-Indische gemeenschap heeft tot op heden hiervan nog niets van de Nederlandse regering mogen ontvangen.

 

Het is nu  50 jaar geleden dat de Nederlandse regering zeer ernstig heeft verzuimd om de afspraken die gemaakt zijn door de twee landen na te komen en tot volledige uitkering over te gaan.

Als Memorie van Toelichting op deze PETITIE geldt het boek “To forget the past in favour of a promise for the future”: Nederland, Indonesië en de financiële overeenkomst van 1966: onderhandelingen, regeling, uitvoering. Auteurs: J.J.P. De Jong en D.M.E. Lessing-Sutherland. Uitgever: MinvBuZa 2004.

 

Omschrijving –

 

Wij:

De Nederlands-Indische gemeenschap en allen die zich hiermee verwant voelen of zijn constateren,

dat de Nederlandse regering al bijna 50 jaar de afspraken zoals die in het 'Traktaat van Wassenaar 1966' zijn overeengekomen negeert.

De Nederlandse Staat heeft de Nederlanders Nederlandse staatsburgers van Indische afkomst het recht ontzegt op schadeloosstelling voor het verlies van bezittingen, banktegoeden en dergelijke als gevolg van oorlogshandelingen, niet alleen tijdens de Japanse overheersing in 1942-1945 maar ook tijdens de Bersiap en de daaropvolgende Nederlandse oorlog, te weten de twee 'Politionele Acties' alsmede de gevolgen van de Ronde Tafel Conferentie van Linggarjati.

 

De Nederlands-Indische gemeenschap en allen die zich hiermee verwant voelen of zijn verzoeken met klem,

dat de Nederlandse regering in navolging op de 'Indische Kwestie' overgaat tot  het uitvoering geven van het Traktaat van Wassenaar, dan wel onderhandelingen opent met het Advocaten Team van Jakarta (ATJ) en het 'Actiecommitté TvW 66', welk Team in deze door laatstgenoemde in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd, met de intentie tot nakoming van de afspraken vermeld onder voornoemd verdrag, teneinde tot een bevredigende financiële regeling te  komen voor ieder die er recht op heeft.  

 

Namens het 'Actiecomitté TvW 66':

 

 Om te ondertekenen ga naar 

http://petities.nl/petitie/uitbetalen-op-basis-van-traktaat-van-wassenaar-1966

 

________________________________________________________________________________________________

UPDATES op de petitie "Uitbetalen op basis van Traktaat van Wassenaar 1966" nu !

Kunt U naast ondertekening de UPDATES blijven volgen. Hoe doet U dat heel eenvoudig;
U klikt op onderstaande link, en bent U op deze pagina, dan de pagina naar beneden scrollen daar ziet u dan alle UPDATES staan. 


Het Actie Comite TvW'66 wil u blijvend informeren waar wij in het proces staan.

 

Uw donatie/bijdrage kan U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07

ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie Traktaat van Wassenaar. 

*

 ICM 27/9/2015

Lees verder…

 10897305889?profile=originalNederlanders kennen hun eigen geschiedenis niet  Opheffen mediaverbod Papoea een farce

 

Sinds vorige maand mogen buitenlandse journalisten de Indonesische provincie Papoea weer bezoeken. Nu blijkt dat het opheffen van het mediaverbod een farce is. De hoogste militair van het Indonesische leger, generaal Moeldoko (Zie foto hieronder), kondigde gisteren aan dat buitenlandse journalisten die het gebied bezoeken niet zijn toegestaan om in media kritiek te geven op de Indonesische regering *).

 

10897306452?profile=originalGeneraal Moeldoko

 

Onderzoeksbureau Novio Data deed in opdracht van bureau “Merktroubadour” een onderzoek onder 1.041 Nederlanders en  men peilde de invloed van        het mediaverbod onder de Nederlandse bevolking. Duidelijk is dat het mediaverbod haar impact kent: de helft van de Nederlandse bevolking heeft geen idee waar Papoea ligt en 46% weet ook niet dat Papoea een voormalig Nederlandse kolonie is (Nederlands Nieuw-Guinea).

Uit onderzoek onder 1.041 Nederlanders naar hun kennis over Papoea, blijkt dat de helft van alle Nederlanders niet weet waar Papoea ligt. Ook de huidige situatie is hen onbekend. Op de vraag in hoeverre men op een schaal van 1 op 10 op de hoogte  is van de onrust in Papoea, antwoordt het merendeel met een rapportcijfer 1. Men is wel op de hoogte van de onrust in Syrië (8), Oekraïne (8) en Nigeria (6). 

 

Papoea vakantieland
Op de vraag welke associaties men bij Papoea heeft, scoren begrippen zoals ‘natuur’ en ‘peniskoker’ goed. Slechts 17% van de Nederlandse bevolking weet dat Papoea geen onafhankelijke rechtsstaat is. De helft van de Nederlandse bevolking, 46%, weet zelfs niet dat Papoea ook een voormalig Nederlandse kolonie (Nederlands Nieuw-Guinea) is.  Nederlanders zijn dus niet bekend met de eigen geschiedenis. Ook het onrecht dat de Papoeas de afgelopen decennia is aangedaan is hen onbekend. Op de vraag of men, indien de persoonlijke financiële situatie dat toelaat, graag naar Papoea op vakantie gaat antwoordt ongeveer de helft van de ondervraagden volmondig ‘ja’.

 

Nederlanders  komen  op voor  mensenrechten


Hoewel Nederlanders niet goed op de hoogte zijn van de situatie in het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea, zijn zij wel duidelijk in hun mening richting de Nederlandse politiek. Zodra er in een ex-kolonie mensenrechten worden geschonden, dan vindt 76% van alle Nederlanders dat   de Nederlandse politiek zich daartegen moet bemoeien. Daarnaast vindt vrijwel iedereen, 97%, dat het beschermen van mensenrechten zwaarder moet wegen dan economische belangen.

 

Dat veel mensen daad bij het woord voegen blijkt uit deze petitie, welke inmiddels door meer dan 30.000 Nederlanders is ondertekend.

10897306479?profile=originalOridek Ap

 

Persuitnodiging


Papoea was vanwege spanningen tussen de Papoeabevolking en de Indonesische regering, over de onafhankelijkheid van Papoea, voor pers vele tientallen jaren afgesloten. En nu blijkt dat journalisten evengoed geen vrije toegang tot het gebied hebben. Journalisten die naar Papoea willen reizen moeten een vergunningaanvraag doen die moet worden goedgekeurd door achttien Indonesische regerings-afdelingen, waaronder het leger en de politie.

Journalisten die het gebied willen bezoeken moeten alle informatie over wie zij willen interviewen, waar en op welk tijdstip voorafgaand bij de Indonesische autoriteiten aangeven alvorens zij toestemming krijgen om het gebied te bezoeken.

Generaal Moeldoko zei dit na     het geven van een briefing aan 1.381 Indonesische militairen, ambtenaren en een aantal andere bewindvoerders. Papoea’s zijn daarom niet gerust op het huidige mediabeleid, maar hopen dat buitenlandse journalisten toch evengoed de moeite nemen om het gebied te bezoeken en hun kant van het verhaal horen.

 

Indien u als pers naar Papoea wilt reizen en de Indonesische autoriteiten zo veel als mogelijk wilt omzeilen, dan kunt u via Merktroubadour contact opnemen met de in Nederland wonende Papoea Oridek Ap. Indien u niet naar Papoea wilt reizen, maar   wel wilt bijdragen aan het kennisniveau van de Nederlander, dan kunt u er ook voor kiezen om

aandacht te geven aan dit onder-zoeksbericht of aan de petitie:  http://westpapoea.petities.nl/

 

FREE WEST PAPUA

 

Deze petitie moet de Nederlandse politiek ertoe dwingen om zich hard te maken voor de autochtone Papoeabevolking en is inmiddels ruim 30.000 keer ondertekend.

Voor contact met Oridek Ap       en alle vragen en opmerkingen kunt u contact opnemen met “Merktroubadour”; Oscar den  Ouden via het telefoonnummer 06-58886009 of per e-mail via oscar@merktroubadour.nl.

 

Toelichting  op  het onderzoek


Dit onderzoek is in opdracht van Merktroubadour uitgevoerd onder 1041 Nederlanders van 13 jaar en ouder en representatief op geslacht. Het onderzoek is uitgevoerd door Novio Data. Novio Data werkt uitsluitend met gecertificeerde (internationale) onderzoek- en veldwerkbureaus die zich committeren aan Esomar richtlijnen en zijn aangesloten bij de Nederlandse Markt onderzoeks-associatie (MOA). Dit borgt de garantie voor onafhankelijkheid en kwaliteit van de dataverzameling.

 

*)  www.themalaysianinsider.com 
 http://tabloidjubi.com 

 

 

 ICM 29.7.2015

 

 

Lees verder…

10897306873?profile=originalTijden van weleer – oude Djogjase families Door:  Roel de Neve

foto - Georgius Leonardus Dorrepaal (1816-1883)

In Het Nieuws van de Dag voor Nederlandsch-Indië van 29 november 1938 verscheen een artikel onder de titel “Oude Jogjasche families; telgen van oude geslachten drukten hun stempel op de Kratonstad”. De schrijver besteedde daarin onder andere aandacht aan de families die nauw verbonden waren met de culturen en aan enkele nogal ‘merkwaardige figuren’, waaronder ene H. v.d. Klugt, drager van de Militaire Willemsorde.

De Europese (groot)landbouw-ondernemers in Nederlands-Indië namen, naast gouvernements-ambtenaren en militairen, een aparte positie in. In economisch opzicht waren zij belangrijk. Door hun ondernemingszin en pioniers-mentaliteit kon immers worden voldaan aan de in Nederland bestaande vraag naar producten als suiker, koffie, tabak, enz. En bovendien stonden zij in nauw contact met de desabevolking, wat nog een extra dimensie kreeg door het feit dat velen van hen ongetrouwd samenleefden met een vrouw uit de desa (huishoud-ster of njai) en zij niet zelden    zelf ook een Aziatische moeder hadden.

De cultuurondernemers spraken bovendien tot de verbeelding, verbonden als zij waren met de veronderstelde romantiek van het pioniersbestaan in de jungle en het ‘grandseigneuriale’ leven dat sommigen van hen daar in hun paleisachtige landhuizen leidden. Bovendien waren er de verhalen over de in Nederlands-Indië vergaarde en in Europese casino’s vergokte fortuinen. De Europese cultuurondernemer had overigens vele gezichten: van eigenaren van enorme landerijen en een groot aantal ondernemingen tot onder de tropenzon voortploeterende

bezitters van enkele kleine erfpachtpercelen. Aan de andere kant ontstonden er ware planters-dynastieën, die generaties lang actief waren, terwijl er aan de andere kant eendagsvliegen waren die gedwongen waren door  omstandigheden om hun onder-neming al na één generatie op te geven om daarna in de vergetelheid te geraken.

De negentiende eeuw was de grootste bloeitijd van de ‘planters-aristocratie’, het hart van het Indische patriciaat en een periode waarin zich wijdvertakte familie-netwerken vormden. Dit gold zeker ook voor de landhuurders   in de Javaanse Vorstenlanden Soerakarta en Djogjakarta. Zij huurden hun grond niet van het gouvernement, maar van de Javaanse vorsten en hun rijksgroten. In Djogjakarta vooral was er in de tweede helft van de 19e eeuw sprake van een concentratie van ondernemingen bij slechts enkele families. In  1885 waren 33 van de 52 ondernemingen eigendom van de families Baumgarten, Dom, Enger, Kläring, Raaff, Weijnschenk, Wieseman en van hun naaste verwanten.

In Soerakarta was het aantal ondernemingen dat jaar met 163 ruim drie keer zo groot, terwijl deze over relatief meer families was verdeeld. Vooral in Solo waren er families die hun zaken  in het groot deden. Zo grossierde de familie Dorrepaal in onder-nemingen en was zij omstreeks 1885 eigenaar of mede-eigenaar van zo’n 25 indigo- tabak- en suikerondernemingen. De grond-legger van dit indrukwekkende bezit, de Nederlander Georgius Leonardus Dorrepaal (1816-1883) was getrouwd met de half-Chinese Ludovica Manuel. Eén van haar zusters trouwde met Johan Frederik Arnold, broer van de stichter van de bekende Michiels-Arnold-landen.

De bekendste naam in Soerakarta was ongetwijfeld Dezentje. De eerste landhuurder van die naam, Johannes Augustinus (Tinus) Dezentje, was de zoon van een Franse vader die het tot Luitenant had gebracht en een Javaanse moeder. Veel roem oogstte hij met zijn optreden tijdens de Java-Oorlog van 1825 tot 1830. Met een door hem zelf gevormd corps Pradjoerits (inlandse soldaten) stond hij het gouvernement terzijde in de strijd tegen de opstandige Prins Diponegoro, wat hem een benoeming tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw opleverde.

Pas nadat de rust was hersteld, rees zijn ster als cultuur-ondernemer. In 1837 was hij met zo’n 1275 hectare grond tot verreweg de grootste landbouw-ondernemer in Soerakarta uitgegroeid. Zijn landen telden ongeveer een 39.000 ingezetenen en brachten in 1837 naar schatting eenderde van de totale koffieproductie in het gehele gebied rond Soerakarta op.

De familie Weijnschenk in Djogjakarta vormde de spil in   een andere vorstenlandse clan, waartoe ook families als Dom en Wieseman behoorden. De broers George (1811-1878) en George Lodewijk (1814-1859) Weijnschenk waren in 1845 huurder of mede-huurder van verschillende indigo- en koffie-ondernemingen. Een deel daarvan was ondergebracht in naamloze vennootschappen en waren in 1900 nog steeds eigendom van de familie. Eén van de zusters Weijnschenk trouwde met de landhuurder Pieter Dom (1802-1880). Zijn moeder huurde als ‘njai’-Dom in Djogjakarta in de jaren 1817-1819 enige desa’s. Ook de zoons van Pieter waren landhuurders, terwijl een van zijn dochters trouwde met Willem Frederik Wieseman (1830-1907), een andere bekende landhuurder. Minstens zo bekend was de naam Baumgarten. Deze familie stamde af van een Europese opper-chirurgijn die in 1813 overleed in Djogja. Diens half-Javaanse weduwe huurde daar reeds in 1818 enige percelen grond. Haar nakomelingen waren tot ver in de 20e eeuw als landhuurder actief. Nauw verwant aan de familie Baumgarten waren onder andere de families Van den Berg, Engel, Lammers en Weijnschenk. En  ziedaar, het web is compleet.

Tot slot nog iets over de in het begin van dit artikel genoemde H. v.d. Klugt. Gedoeld werd op Huibert van de Klugt, die op 22 augustus 1796 werd geboren in Kuilenburg (Culemborg) als zoon van Cornelis van der Klugt en Saartje de Leeuw. Hij trouwde    op 4 maart 1829 in Magelang (Kedoe) met Hendrikje Quisthout, weduwe van Simon de Waal en overleed in Djogjakarta op 22 oktober 1866. Zij kregen voor zover bekend twee dochters: Sophia Hendrika Wilhelmina, later echtgenote van Lodewijk Willem Frederik Akkermans en Theresia Louisa Henriette, later echtgenote van Julien Vroom.

10897306886?profile=originalJohannes Augustinus Dezentje

 

Huibert van de Klugt was op 17 mei 1814 in Nederlandse dienst getreden bij het 1e regiment Dragonders en ging op 15 december 1814 over naar         het bataljon der Oost-Indische huzaren nr. 5 (het latere regiment huzaren nr. 7). Op 15 oktober 1815 vertrok hij aan boord van het schip “Admiraal Evertsz” naar Nederlands-Indië.

Daar aangekomen doorliep hij de lagere rangen en werd in 1826 bevorderd tot tweede luitenant, commandant van het corps Djajang Sekars in de residentie Kedoe. In 1830 volgde zijn bevordering tot 1e luitenant en op 18 maart 1833 tot ritmeester bij het regiment huzaren nr. 7. In 1840 ging hij met pensioen. Tijdens de Java-Oorlog heeft hij zich meermalen onderscheiden. Zo trad hij in 1828 ‘verdienstvol’ tijdens een aanval op een sterke, door de natuur moeilijk te naderen vijandelijke positie, waarbij hij niet gevaarlijk ‘evenwel vrij ernstig gekwetst’ raakte (De Javasche Courant van 6 nov. 1828).

 

ICM 29.07.2015

Lees verder…

10897301892?profile=originalDe moord op Marius Bogaardt                  Een dramatisch stuk geschiedenis uit Indisch Den Haag    Door:  Hans Vogelsang

Foto  Frederick Marius Bogaardt (1867-1880)

Frederick Bogaardt (1835-1902) en Maria Elizabeth Bogaardt-Van der Schalk (1836-1910) kregen op 23 mei 1867 een zoon, genaamd Frederick Marius. Het gezin woonde in Soerabaja, waar vader Frederick inmiddels een zeer welgestelde planter geworden was. Daarnaast had hij het gebracht tot chef van het Handelshuis Frazer-Eaton in Soerabaja. Kort voor 1880 keerde het vermogende gezin terug naar Nederland, waar het een luxe villa betrok op de hoek van de Sophialaan en het Plein 1813 in Den Haag. Zoon Marius werd op  school gedaan op het elitaire Instituut Bouscholte, dat toen gelegen was op de hoek van de Koninginnegracht en wat nu heet de Dr. Kuyperstraat.

Op 23 september 1880 werd      de  toen 13-jarige  Marius  van  Frederick Marius Bogaardt (1867-1880)

School opgehaald en ontvoerd.  De dienstbode van het keurige eliteschooltje herinnerde zich: “Het was een keurige meneer, die donderdagmiddag 23 september aanbelde bij het Instituut van de heer G.H. Bouscholte. Hij meldde zich met de woorden: ‘Ik kom Marius Bogaardt halen; zijn vader wacht op ons in mijn huis in Scheveningen’ ”.

De nietsvermoedende dienstbode gaf de boodschap door aan de betreffende leraar – het kwam wel vaker voor dat een leerling voortijdig werd opgehaald – en deze verontschuldigde de jongen uit zijn les. Marius gaf te kennen – volgens het relaas van de vrouw – dat hij de meneer wel kende en ging met hem mee in een klaarstaande vigilante (een huur-koetsje, vergelijkbaar met een taxi nu) richting Scheveningen. Marius werd echter door zijn ontvoerder meegenomen naar het Dekkersduin, op de plek die       nu bekend staat als het Nachtegaalplein aan het eind van de Fahrenheitstraat, niet ver van Houtrust. De dader had inmiddels een losgeldbrief gestuurd naar de ouders, die met de avondpost werd   bezorgd   en   daarin   een bedrag van 75.000 gulden eiste voor de vrijlating van hun zoon. De vader moest zijn dienstbode de volgende namiddag langs de Hoefkade laten lopen met het geld in een bruine envelop in de hand. Een tussenpersoon zou de envelop dan in ontvangst nemen.

Inmiddels was de koetsier van de vigilante achterhaald en onder-vraagd. Hij had de onbekende heer vanaf het Rijnstation (Station Staatsspoor) naar de school aan de Koninginnegracht gebracht. Daar had de heer een jongen opgehaald met wie hij weer instapte en moest hen langs de Laan van Meerdervoort naar een plek achter Zorgvliet brengen. Daar had de man afgerekend en was met de jongen de duinen ingelopen in de richting van Kijkduin. Na ontvangst van de losgeldbrief deed de vader aangifte bij de officier van Justitie, die hij goed kende, die onmiddellijk alle maatregelen nam

10897314095?profile=originalDe losgeldbrief met daarin het ongebruikelijke  koppelteken

om de jongen en zijn ontvoerder op te sporen. Het gehele duingebied tussen Zorgvliet en Kijkduin werd uitgekamd, maar pas de dag erna werd het lichaam van de jongen gevonden door duinwachters bij het Dekkersduin. De jongen was aan handen en voeten gebonden. Onderzoek wees uit dat de jongen vrijwel direct na zijn ontvoering om het leven was gebracht met minstens 12 steken met een dun wapen, vermoedelijk een degen.

10897314486?profile=originalHet beboste gedeelte van het Nachtegaalplein met in het midden het laantje waar het lichaam van Marius Bogaardt werd gevonden. (foto: Google Earth Streetview)

 

Het Dekkersduin is het huidige Nachtegaalplein en de plek waar de moord plaatsvond staat in de volksmond nog steeds bekend als het “Moordenaarslaantje”, een voetpad op het beboste midden-gedeelte van het plein.

Dezelfde middag dat het ontzielde lichaam van Marius Bogaardt gevonden werd, grepen twee posterende agenten in burger op de Hoefkade een man in de kraag die enigszins voldeed aan het vage signalement dat door de koetsier en door de dienstbode van de school was opgegeven. Het was de 24-jarige Willem Marianus de Jongh, een gewezen sergeant in het Koninklijk Nederlands-Indische Leger. Deze was in die dagen volontair bij het Ministerie van Koloniën. Deze ontkende echter ten stelligste enige betrokkenheid en na een lang verhoor werd hij wegens ontbreken van bewijs weer heengezonden. 

De moord zorgde voor een enorme commotie in Den Haag en de politie zette alles op alles om de moordenaar te vinden. Zo werd de losgeldbrief in verscheidene kranten afgedrukt in de hoop de dader op het spoor te komen. Jacobus van de Bergh, een kritisch journalist, was het opgevallen   dat de schrijver van de brief in  het woord ’s-Gravenhage een koppelteken gebruikte. Nu is dit al lange tijd normaal, maar in de negentiende eeuw was dit zeer ongebruikelijk. In de krant “De Amsterdammer” vestigde hij hier de aandacht op en dit werd gelezen door Emile Auguste Musquetier, een sergeant bij het leger. Hij vroeg een onderhoud aan met de schrijver van het artikel. Musquetier liet toen een aantal brieven zien aan Van de Bergh, geschreven door zijn vroegere vriend, W.M. de Jongh, met wie hij samen in Nederlands-Indië gediend had. In die brieven gebruikte deze consequent het koppelteken in de plaatsnaam ’s-Gravenhage. Voldoende reden om aangifte te doen bij de politie. Doordat het handschrift overeen-komsten vertoonde – onder andere door het gebruik van het koppelteken – werd W.M. de Jongh opnieuw gearresteerd en in

10897315052?profile=originalstaat van beschuldiging gesteld. Jaren daarna werd getwijfeld of de Jongh de echte dader was. Verdenkingen richtten zich ook op ene Gerrit Kets, de aanstaande echtgenoot van de zus van De Jongh. Dit is echter nooit nader onderzocht en verzoeken om heropening van het onderzoek werden genegeerd.

Het misdrijf spreekt nu nog steeds tot de verbeelding, omdat eigenlijk nooit is achterhaald wat er feitelijk is gebeurd op die zwarte dag in de Haagse geschiedenis. De moord kwam ook nog op een andere manier in het nieuws. Daags na de moord en de publicatie van de losgeldbrief in de kranten, meldde zich de beroemde Indische schrijver Eduard Douwes Dekker (Multatuli) bij de politie. Hij zei dat hij het vermoeden had dat zijn zoon de schrijver van de losgeldbrief zou zijn, omdat hij ten eerste meende het handschrift te herkennen en ten tweede omdat hij zijn zoon, die geestelijk erg labiel was, tot zoiets in staat achtte. Toen zijn zoon het met veel stelligheid ontkende, reageerde Multatuli met de woorden: “Precies zoals ik van mijn zoon verwacht, dat hij zou ontkennen het gedaan te hebben”.

Toen hij later hoorde dat ene De Jongh van de moord verdacht werd en gearresteerd was, Zou Multatuli gezegd hebben: “Goed, Edu heeft het dus vrijwel zeker niet gedaan. Maar hij moet zich nu niet verbeelden dat het niet-vermoorden van de arme jongen zo’n verdienste is, die hem schoonwast van alle beroerdheid. Aan hèm schrijf ik het niet, maar ik zal hem door Nonnie laten zeggen dat hij zich van onschuld aan een moord geen voetstuk behoeft te maken en dat het al schande genoeg is dat mensen die hem kennen, waaronder ik, het hem toe zou kunnen rekenen tot zo’n schanddaad in staat te worden geacht”.

\10897315660?profile=originalHet landhuis ‘Engelenburg” in Brummen.

Sergeant Musquetier, die De Jongh aangaf, heeft nadien echter geen gemoedsrust meer gekend omdat vele van zijn militaire kameraden hem zijn “verraad” kwalijk namen. Het heeft hem zodanig achtervolgd dat hij in 1887 een eind aan zijn leven maakte. W.M. de Jongh werd in december 1880 veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf, die later gewijzigd zou worden in 25 jaar onvoorwaardelijk. In 1905 kwam hij op vrije voeten, maar kon zijn draai niet meer vinden. Uiteindelijk pleegde ook hij in 1919 zelfmoord.

Niet lang na de moord verlieten  de Bogaardts Den Haag en verhuisden naar het landhuis Engelenburg in Brummen (Gelderland), waar zij hun zoon lieten herbegraven op de algemene begraafplaats aldaar. Het huis aan de Sophialaan op de hoek van het Plein 1813 bleef lange tijd leeg staan om uiteindelijk te worden afgebroken. Op die plek staat nu al meer dan een eeuw het elegante gebouw van de Canadese ambassade.

 

 

 29/7-2015 ICM

Lees verder…

10897302676?profile=original10897255061?profile=original10897313858?profile=originalBelangrijk nieuws voor Uw ICM mogelijkheden! Naast de Indische Internetkrant, verzorgt ICM zijn eigen Indisch Videokanaal, die massaal NU op Facebook werdtoond ge en via de Facebook Videoparty s.  ICM , de Indische Internetkrant bestaat sinds 1999  zonder enige subsidies.

Hebt U een alles in 1 pakket van Cayway. Ziggo, UPC dan kan U ICM op uw TV ontvangen,

maar nog interessanter wordt het voor  velen ,  Indische videoreportages op www.icm-online.nl  die onlangs op Facebook werden   getoond en via de Videoparty s. Vanaf 1999 werden deze geregistreerd en bewerkt. Deze videoreportages zijn  te vinden op http://icmonline.ning.com/video  van onze webportaal www.icm-online.nl

Wij hebben gezorgd door upgrades aan de website www.icm-online.nl dat U feilloos en kwalitatief nu op Uw TV ontvangt. Standaard zijn hiervoor Playlist samengesteld opdat U NON-STOP kunt kijken.

Een ware Indische TV vindt U bij www.icm-online.nl met een Indische Internetkrant. All in one : Krant, Magazine en Televisie dat voor enkele euros per maand.  

WORDT ABONNEE van ICM, en U steunt ons voor het voort bestaan van ICM, en enige Indische Internetkrant sinds 1999.

Abonnee worden klik op onderstaande link. 

http://icmonline.ning.com/main/authorization/signUp?

Bij aangaan van een jaar abonnement mag U een welkom geschenk kiezen uit onze webshop.

  http://icmonline.ning.com/forum/topics/icm-video-cd-webshop

Lees verder…

10897302471?profile=originalIndisch of Indonesisch?

Let’s face it, Indo’s onder elkaar zijn niet de minste. En voelen zich ook nooit teveel om de ander te wijzen op een fout dan wel te corrigeren. Waar het vaak geen kwade bedoeling kent, is de eerste reactie vaak onwetend, tot ietwat beledigd. Hoe kun je iets fout hebben, als je dit zo hebt door gekregen vanuit jouw familie? Vanuit jouw eigen cultuur.

De cultuur is namelijk steeds meer persoonsbepalend. Waar eerder grote groepen globaal aangewezen werden tot een cultuur, is het tegenwoordig per familie weer anders. Dit is niet gek. Vooral niet omdat dit de eerste vorm van door geven is. Van ouders op kinderen of van ooms/tantes op neefjes en nichtjes. In een familie ken je de roti kukus enkel als grote gestoomde cake met een chocolade swirl in het midden, de ander kent hem alleen in kleine vormpjes die open poppen als een bloem. Dat terwijl anderen die kleine cakejes weer enkel kennen als bolu kukus.

Dan vraag ik mij af, in hoeverre ben je Indisch dan wel Indonesisch? En dan bedoel ik niet dat je het wel of niet bent. Vraag je eerder af, wat jij hebt doorgekregen? Is jouw familie Indonesisch of Indisch? Wat doorgegeven is vanuit de Indische cultuur, qua recepten, gebruiken en kennis, is compleet anders dan de Indonesische. Beide zijn geëvolueerd, geraakt door het verleden en aangepast. Beide op hen eigen manier. Het leuke hieraan vind ik, de overeenkomsten. De Indische cultuur kent namelijk zijn roots in de Indonesische cultuur, ook al is deze met de tijd en alle historische gebeurtenissen uiteraard gevormd tot een totaal eigen cultuur.

Mijn familie kent de Indische gebruiken, die steeds meer terug grijpen naar wat vroeger zo normaal was. Waar de tweede generatie zich eigenlijk niet bezighield met de gebruiken, simpel omdat zij hiermee opgegroeid waren maar wel in een Nederlandse omgeving, hechten zij hier steeds meer waarde aan. Zelf denk ik dat dit komt omdat de eerste generatie aan het wegvallen is. En vaak krijgen bepaalde zaken meer waarde naarmate je ouder wordt. Het gekke is dat deze Indische legacy, wordt aangevuld met Indonesische zaken. Veel meer houden wij ons bezig met koken en betrekken wij ook de Indonesische gerechten bij onze Indische rijsttafel. Door reizen, Indonesische blogs, instagram accounts en contact met familie in Indonesie word ik de hele tijd getriggerd met zaken van daar. Zaken die mijn volledige aandacht krijgen. Van gerechten die ik ook echt eens hier moet gaan maken tot aan het dagelijkse ritme wat ik graag wil toepassen in deze westerse hectiek.

Dit zet mij aan het denken over de oorsprong. Gaat alles terug, veranderen wij mee of komt het door het aanbod aan informatie waar wij nu gemakkelijk aan kunnen komen in vergelijking met toen?

29.7.2015 ICM
Lees verder…

 10897302287?profile=originalBloemen bloeien in de woestijn              Door:  Joty ter Kulve

 

Als je de wreedheid en eindigheid van een Japans concentratiekamp aan den lijve hebt ondervonden dan heb je voor eeuwig ( je hele leven) een litteken op je ziel.

Een kleinigheid bijv. kan je hard treffen: een Japanse vriend, die je overigens goed kent, die in een telefoongesprek zo geïrriteerd en woest wordt, dat hij de telefoon op de haak smijt. Geen excuses  aanbiedt, notabene,  je bent ook nog dertig jaar ouder, alleen een klein mailtje met de woorden: “Tja wat wil je van mij, ik ben geen moeder Theresa of Gandhi”.

Op een dergelijk moment komt niet het verleden, het kamp alleen terug, maar dan vertegenwoordigt hij, dan handelt hij zoals de Japanners ons krijgsgevangenen behandelden. Met minachting, arrogantie als een minderwaardig soort onderkruipsel. En je kon niets terug zeggen, niets doen, je stond daar machteloos. Je dacht , had ik maar een geweer dan schoot ik hem in beide benen. Had ik maar zijn stok…. dan sloeg ik hem ook op zijn smoel. Dat betekende voor mij de oorlog. Het enige wapen dat je had: leren omgaan met al je negatieve gevoelens, al je haat voor die mannen met hun gespleten ogen. Die spraken in een taal, die jij  niet kende, die de macht hadden je te breken, te verkrachten en   te doden. Leren je niet te zeer        te identificeren met al deze gevoelens. Het waren immers maar wolken die kwamen en gingen.

Nu zeventig jaar later begrijp ik hoe belangrijk en vormend deze jaren voor mij zijn geweest. De kunst van overleven: leren je negatieve gevoelens te beheersen.

Als ik dit mijn kinderen en klein-kinderen kan doorgeven, dan heb ik misschien niet voor niets geleefd in die lange oorlog. Drie jaar als je veertien bent is zo lang.

Als je dit leert en ondanks alles hoop blijft houden, dan verdwijnt ook de angst uit je leven en met de angst de conflicten. Achter elk conflict en elke oorlog zit angst.

Zijn Duitsland en Japan daarom kwaadaardige volken? Een vraag door Ian Buruma gesteld in zijn boek over de impact van de oorlog op Duitsland en Japan. Ik denk het niet; mensen zijn kwaadaardig niet volken.

In dit voor velen belangrijke herdenkingsjaar (70 jaar na WO II) kom ik voor mijzelf tot de conclusie: dat ik het geluk heb gehad al in de vijftiger jaren, kort na de oorlog, Japanners te ontmoeten. In een omgeving, die gericht was op verzoening tussen volken. Er was ruimte voor het ontdekken en leren omgaan met de wonden van een oorlog. Het was voor mij het begin van heling.

Nu in 2015 begrijp ik dat vrede niet iets statisch is. Iets wat je kunt vastleggen in verdragen en Instituten. Vrede, daar moet je voor vechten. Dat begint in jezelf.

Iemand zei eens tegen mij God heeft geen kinderen en klein-kinderen. Elke generatie opnieuw moet de weg naar vrede en gerechtigheid vinden.

Mijn kleindochter  is nu net zo oud, achttien jaar, als ik was aan het eind van WO II. Zij is opgegroeid, met alles wat ik moest missen, veiligheid, goed onderwijs, ouders die je kunnen beschermen. En toch zal ook mijn lieve, lieve kleindochter haar weg door de woestijn gaan maken. Zo is het leven nu eenmaal en dan hoop ik dat zij net als ik de bloemen, die bloeien in de woestijn zal vinden.

29/7-2015 ICM

Lees verder…

Ted Hielckert: ‘Missie volbracht

10897302075?profile=originalTed Hielckert:     ‘Missie volbracht’

Na 25 jaar onvermoeibare inzet houdt veteraan Ted Hielckert het voor gezien. Zijn doelstellingen waren: de Indië-veteranen en de Nieuw-Guinea-veteranen in Zwolle op de kaart zetten, scholieren het verhaal van de veteranen in Nederlands-Indië en Nederlands Nieuw-Guinea vertellen en bovenal een Herdenkings monument realiseren voor deze veteranen in Zwolle. Ted Hielckert, de stem van de Zwolse veteranen heeft zijn missie volbracht en gerealiseerd wat hij begonnen is. Tevreden  kan hij terugkijken op 25 jaar  inzet voor ‘zijn’ kameraden en  hen de eer geven die zij zo zeer verdienen.

Toch is er één ding dat Ted niet

 

kan laten: gastdocent zijn op scholen.  Het   contact   met   de

kinderen ligt hem zo na aan het hart en hij vindt het zo enorm belangrijk dat het verhaal van Nederlands-Indië en de offers en inspanningen van de veteranen wordt doorverteld aan de jonge generaties, dat hij dat voor geen prijs wil opgeven.

Zijn missie begon in 1990 op een zaterdagmarkt in Zwolle. Een collega-veteraan tikt hem op de schouder en zegt: “Ik heb gehoord dat jij bij de PTT in de ondernemingsraad zit. Dus dan kan je vast wel de vergaderingen

van de vereniging ‘Contact Oud-Mariniers’ voorzitten. Deze jonge vereniging is nog maar net gestart en de huidige voorzitter is er na een conflict met het landelijk bestuur mee gestopt. Zou jij zijn taak willen overnemen?” Zonder aarzeling zegt Ted Hielckert “Ja, dat wil ik wel”.

En van daaruit rolde hij van het één in het ander. Nam zitting in veel organisaties en commissies, hij was afgevaardigde van zijn vereniging bij Het Indisch Platform en  werd  gastdocent  op scholen

namens het Veteranen-instituut. Hij zegt er zelf over: “Ik werd erin meegezogen. Je komt je eigen verleden tegen en ik begon       het al gauw als een missie te beschouwen”.

 

Ted heeft veel onrecht meegemaakt in zijn leven. Onrecht over het beeld dat is ontstaan over veteranen en over de Nederlandse militairen die uitgezonden werden naar Indië ten tijde van de politionele acties. Onrecht als veteraan terug te keren en beschimpt te worden vanwege misdaden die begaan zijn tegen de burgerbevolking in Indonesië en die nu met schreeuwende koppen alle kranten halen. Nederlandse militairen die alleen maar hun plicht deden worden nu neergezet als meedogenloze misdadigers die het arme Indonesische volk niets dan ellende hebben bezorgd en dood en verderf hebben gebracht.

En het zijn vooral de mensen die tot de jongere generaties behoren en dus de waarheid niet kennen, die zich tegen de Indië-veteranen keren. In feite zijn ze tegen alles wat Nederlands is geweest in Indonesië. Zij willen zelfs teksten op standbeelden veranderen, ja zelfs standbeelden weghalen om iets dat zij menen te weten over het verleden, terwijl ze zelf die periode niet hebben meegemaakt, noch er op school de waarheid over hebben horen vertellen.

 

 

10897304686?profile=originalGastlessen geven blijft hij doen

 

Ted heeft als vijfjarige moeten zien hoe in de Javaanse stad Semarang een groepje vrouwen uit een gebouw werden gehaald door Japanse militairen. “Ze moesten zich tot op de blote huid uitkleden midden op straat, ten

aan-schouwen van ieder die voorbij liep. De vrouwen huilden en smeekten. Daarna werden ze

tegen een muur gezeten zonder pardon gefusilleerd. De lijken lieten de Japanners liggen als voorbeeld voor anderen”. Deze en andere gruwelijke gebeurtenissen heeft hij jarenlang verdrongen. Totdat hij na een open hartoperatie nachtmerries krijgt.

 

 

De beelden komen terug. En ook de herinneringen aan zijn tijd als dienstplichtig marinier in Nieuw Guinea. Men constateert een posttraumatisch stresssyndroom. Misschien is zijn werk voor de veteranen en de mensen uit Indië wel zijn manier van verwerken; zijn therapie.

 

Nu Ted Hielckert inmiddels 75 jaar is geworden en hij zijn werk voor de veteranen al 25 jaar doet, vindt hij het een mooi moment om ermee te stoppen. “Afsluiten met een jubileum is het mooiste wat er is; vooral omdat je de doelen die je voor ogen had, hebt bereikt”. Maar, zoals gezegd, het werken als gastdocent op scholen blijft hij doen, zolang hij nog het ene been voor het andere kan zetten. “De geschiedenis moet toch blijven voortleven”.

 

 29/7-2015 ICM

Lees verder…

10897300884?profile=originalIndo Rock ons cultureel paradepaardje? (18)  door:  Albert van Prehn

Foto Crazy Rockers

Indo Rock ons paradepaardje? Het wordt zo langzamerhand tijd dat we dit hoofdstuk gaan afsluiten. Er is al zoveel geschreven en gezegd en ikzelf heb al zovele discussies moeten voeren omtrent de inhoud van de benaming. Velen weten al niet anders dan dat de Indo Rock benaming realiteit is. Ik heb zo mijn bedenkingen en gezien het regelrecht kopiëren is van de Amerikaanse muziek, wel met een eigen interpretatie dat wel, zou   ik het liever gezien hebben dat   de benaming net zo op het Indo-zijn werd geënt. Niet omdat ik mij

 

ervoor schaam maar eerder omdat ik denk dat je onze voorbeelden ermee te kort doet. Ik zou het Indo-American style noemen, dan doe je de waarheid recht. Oké nu weten we het wel, wat de oude muziek betreft vinden wij heden ten dage nog slechts een enkeling die op de wijze van toen speelt, zelfs de ouder geworden jago’s  van  toen  zoals  de  Crazy Rockers en noem nog wat van   die bands, spelen het niet meer  op die oude wijze, men wil dat misschien niet meer erkennen maar ook daar is de tijd gaan gelden. Neem de gebroeders Poetiray, met hun voorman Bennie nou eens. Ik moet zeggen dat het bijna de oude stijl is. En.... hij   zal dan waarschijnlijk de enige nog zijn met zijn Java Guitars.    In Duitsland hadden we de Indonesian Revival Band die niet meer bestaat helaas en  zo  vindt  je  her  en  der  nog fragmenten van de oude glorie.

De meeste Indo muzikanten spelen een algemeen repertoire en het doet er niet toe wat je speelt, als je het maar geen Indo Rock gaat noemen want ook al ben ik het niet met de naam eens, dat is er niet meer. Zo af en toe probeert men een fragment te laten horen maar als ik eerlijk ben moet ik constateren dat het slechts een schijn is van het origineel. Ik denk dat de ouder wordende helden en de huidige tweede en derde generaties het  op hun eigen manier spelen, beïnvloed door allerlei moderne muziek en smaak.

 

En ik zelf? Zo nu en dan speel ik een nummertje uit die tijd en ook ik moet zeggen dat het    er niet echt op lijkt, mijn interpretatie is nu onderhevig aan de andere muziekgevoelens, de uitingen van het muziek maken bedoel ik ermee. Maar is dat niet goed? natuurlijk wel, immers muziek maken is gebonden aan de uitingen van jouw gevoelens op dat moment en de Indo muzikant blijf met passie spelen, ook al zijn er vele invloeden van zovele stijlen in verweven en wij het geen Indo Ro... eh dinges meer kunnen noemen. “Vorbei ist die Zeit” zeggen de Duitsers en zo is het. Het is in feite in Duitsland geëindigd. In de jaren tachtig was er nog even een opleving maar nu is het vrijwel afgelopen. Zelf vind ik persoonlijk dat de Indo muzikant zich een ander imago heeft aangemeten dan die van entertainer pur sang.

 

10897316061?profile=originalAlbert van Prehn

 

De vele Indische feestjes, kumpulans geheten, eisen steeds

meer dat de bands het publiek bedienen om het te laten dansen. Tanzmuzik? Aber nein, nicht nicht doch? Ik hoop niet dat het zo zal zijn dat we als automatische jukeboxen gaan fungeren en dat er toch nog wel eigen initiatieven mogen bestaan, want als dat niet zo is dan vervallen we in een monotone massa. Het is nu al zo dat bijna iedere band het gelijke repertoire heeft, al merk ik her en der dat men toch het besef krijgt dat verandering en anders willen zijn sterker wordt. Wat is er dan nog over van de oude tijd? Ik denk voornamelijk herinneringen en het gekke is dat juist bij de Hollanders meer bewaard is gebleven dan   bij de gemiddelde Indische man  of vrouw. Zo zijn er Nederlanders die een verzameling

opgebouwd hebben en die ook veel meer waardering hechten aan die muziek dan de gemiddelde Indo. Die staat er wat nuchterder tegenover.

 

Af en toe vindt er een revival plaats in ons land of in Duitsland, de Indo Rock gala's hebben er mijns inziens er ook niet aan meegeholpen om het fenomeen in stand te houden, we worden gewoon te oud en de nieuwe generaties verbinden hun eigen smaak en interpretaties aan hun muziek. Dat is alleen maar goed. Stilstaan betekent immers achteruitgang?

 

Het wordt tijd voor echte vernieuwing of verandering en persoonlijk hoop ik dat de concerten meer in opkomst zullen komen. Muziek die je van binnen voelt, niet omdat je een dansende

massa  moet  vermaken.  Al  blijft

het heel belangrijk. Ik hoop nog steeds dat de organisatoren er een element bij zullen voegen, namelijk een lekker tussendoortje van een act die in staat is om het publiek te ontroeren, te boeien en te enthousiasmeren. Een concert dus waarbij je kunt dansen maar voornamelijk naar kan luisteren.

 

Is het niet tijd dat onze muzikanten daarvoor gaan kiezen? Het stelt je in staat je te bewijzen als muzikant of band, muziek maken kan iedereen maar een concert geven waar je jouw publiek blijft boeien dat is een andere opgave. We moeten er maar eens over gaan nadenken, voordat we geheel verdwenen zijn. 

ICM 29/7-2015

Lees verder…

15 augustus Door: Corrie A. Bos

10897322697?profile=original15 augustus                            Door:  Corrie A. Bos 

Op een dag kwam er een vrouw naast me zitten. Het was geen gewone dag. Het was 15 augustus. Zij was een van de velen die ik de afgelopen jaren heb ontmoet. Ze vertelden hun verhaal, de een wat uitgebreider dan de ander. Een enkeling vertelde slechts een flard van dat wat er in zijn/haar hoofd was blijven rondzweven. Ze gingen er gewoon vanuit dat ik wel wist waarover ze spraken. Ik ben immers een Indo, net als zij.

 

 

Heeft u ook in het kamp gezeten, vroeg ze. Ik knikte. Het woordje ‘ook’ gaf een verbondenheid. Het was genoeg voor haar. Ze had er geen behoefte aan verder te praten. We zwegen. Keken naar de stroom mensen die van het Congresgebouw kwamen en uitwaaierden, op zoek naar een plaatsje.

De Marinierskapel zette het lied in van ‘Bridge over the River Kwai’. We neurieden samen mee, maar in mijn hoofd kwamen de woorden:

Houd moed, het eind is nu in zicht kop op, zet nu een blij gezicht Want heus, het is geen mop       We kiezen gauw het ruime sop.

Na de capitulatie van Japan, nog voor dat de Politionele acties in volle hevigheid losbarstten, reisde ik op zevenjarige leeftijd naar het onbekende Nederland.

Aan de reling van De Oranje, tussen mijn vader, moeder en mijn zusje ingeklemd, heb ik Indië zien verdwijnen. Mijn twee jaar oudere zus Do vertelde nog wekenlang dat ze nooit zal vergeten hoe onze baboe heel alleen op de kade stond en niet eens wuifde toen de boot wegvoer. Ze huilde. Jaren later vertelde ze het weer, nadat we de film ‘Out of Africa’ hadden gezien. De tranen kwamen zomaar bij de scene waarbij Karen Blixen afscheid nam van haar boy op de kade. “Ik zag opeens weer onze baboe staan op de kade”, Zei ze.

In de repatriëringpapieren las ik, na de dood van mijn ouders, dat we met vader mee mochten naar Nederland. Hij moest zo snel mogelijk medisch behandeld worden aan zijn rug. De Japanners hadden hem met een geweerkolf behoorlijk toegetakeld. Hij was luitenant bij de inlichtingendienst en weigerde mee te werken. Dat was ook de reden van onze snelle repatriëring. Wij waren geen spijt-optanten. “We zijn repatrianten”, zei mijn vader. Pas veel later wist ik pas wat het onderscheid was.

De laatste jaren wordt er onder de Indische mensen ook meer en vrijer over die tijd gesproken. De verhalen van voor de oorlog verschuiven langzaam naar de oorlogsperiode en de tijd van de repatriëring staat volop in de belangstelling. Studies, proef-schriften, verhalen in boekvorm, documentaires, toneelstukken en films over dat tijdvak verschijnen in opmerkelijke hoeveelheden.

“De dagen glijden door je hand”, zingt Herman van Veen al meer dan dertig jaar. Dat doen ze ook en in wezen kan ik nooit loskomen van mijn achtergrond: de grond die ik achtergelaten heb. Dat werkt soms heel verwarrend. Ik ervaar – vooral als ik in Indonesië ben – dat ik twee achtergronden meegekregen heb: een Oosterse en een Westerse. De Oosterse komt steeds meer naar voren als ik daar ben, maar toch blijf ik de Westerling die met een vage herkennende verbazing in het Verre Oosten rondloopt.

10897323286?profile=originalJaren na de dood van onze ouders ben ik voor het eerst teruggereisd naar Indonesië. Mijn drie zussen wilden niet, maar uiteindelijk ging – toen ik voor de derde keer afreisde naar het land waar ons leven begonnen is – ging zus Do mee, samen met haar man en hun toen tienjarige zoon. We zijn op zoek gegaan naar de plaatsen waar we gewoond hebben. Onder andere het huis van onze grootouders in Lawang. Het stond er niet meer. Op die plaats is nu een grote fabriek gebouwd, waar medicamenten geproduceerd worden. Achter de fabriek was nog wel de tuin die vroeger uitliep in een moerasachtig gebied. “Daar plukten we met de kebon altijd kangkung”, vertelde ze aan haar zoon. Het was opvallend dat ze veel Maleise woorden gebruikte sinds we in Indonesië waren. “Alles komt gewoon terug; het gaat vanzelf”, zei ze toen ik haar er opmerkzaam op maakte. Daar op die plek kwamen veel herinneringen terug, ook van het Kamp Taman Sari. Dat kwam vooral ook doordat we een groot bord met ‘Taman Sari’ zagen staan. We wisten niet precies meer of het kamp Taman of Tawang heette. We vroegen ons af of dit de plek was geweest waar we samen geïnterneerd waren.

“Weet je nog Cor, dat je toen in die beerput viel en dat Stella en ik je eruit trokken? Je stonk een uur in de wind en we hebben je toen stiekempjes in een slootje wat schoongewassen. Maar Opa rook het toch nog”. Opa? Die zat toch niet bij ons in het vrouwenkamp? Of was het de Bersiaptijd?

We weten het niet meer. We weten eigenlijk ook niet zoveel meer van onze kamptijd. Wat we weten zijn flarden van angstige, maar soms ook grappige voor-vallen. “En weet je nog dat we toen door het prikkeldraad heen smokkelden? Vier eieren voor een theedoek!”Dat laatste weet ik no. Dit verhaal vertelt ze vaak als iemand vraagt of ze zich nog iets herinnert van haar kamptijd. “Telur asin”, zeg ik zonder enig nadenken.

Meestal vertelt ze stoere verhalen over wat we allemaal deden om de Jap af te leiden als er weer gesmokkeld moest worden. Soms werden we gesnapt. Dan kregen we straf. Later, toen ik ouder werd en doorvroeg waar zo’n straf dan uit bestond, keek ze weg en werd er resoluut gezegd, dat het niet zo erg was geweest. De Jap was wel aardig voor de kinderen. Dit maakte mijn oudste zus furieus. Ze schreeuwde ons toe: Wat weten jullie er nou van. Jullie waren veel te klein om je er nu nog iets van te herinneren. Jappen waren niet aardig….!”

Een halve eeuw later, voor het eerst weer terug in Lawang, vroeg mijn zus Do: “Ken je het Taman Sari bevrijdingslied nog, dat we toen zongen?” Zonder antwoord af te wachten, begon ze:

10897324072?profile=originalHoud moed, het eind is nu in zicht kop op en zet nu een blij gezicht,     want heus, het is geen mop       we kiezen gauw het ruime sop!

Al bij het eerste woord val ik in. Ik herinner me dat lied niet van mijn kamptijd. Toen het lied in de jaren zestig weer populair werd voor de film “Bridge over the River Kwai”, zongen mijn twee oudste zussen dit kamplied, als de tune ergens gespeeld werd. Jaren geleden  vroeg ik aan mijn toen drieëntachtig jarige tante Poule, met wie wij samen geïnterneerd waren in hetzelfde kamp, hoe dit lied naar Java was gekomen. Volgens de geschiedenis is het pas tijdens de aanleg van de Birma-Siam Spoorweg ontstaan. “Kabar angin, kind, kabar angin”, zei ze dan. Letterlijk betekent dit: ‘windnieuws’. Maar tante Poule zei altijd: “De wind heeft het in onze oren gefluisterd”. Opeens is er een bericht. Niemand weet waar het vandaan komt. Telepathie? Of de Tong Tong?

Jaren geleden, tijdens een familie-reünie, zong ik onder de afwas in de keuken met mijn nichtjes uit Noorwegen, Amerika en Canada (Indische Nederlanders vind je overal op de wereld) ons bevrijdings-kamplied:

Tamang Sari, het oord van daagse sleur

Werd gevild met vreugde, pret en fleur

Want de clou van dit verjaardags-feest

Werd gevierd met d’evacuatie-geest

En een ieder waant zich al op de boot

Op weg naar kind of echtgenoot

En al duurt de reis nu nog zo lang

Daarvoor zijn wij niet bang

Houdt moed, het eind is nu in zicht

10897324276?profile=originalDe oudjes kwamen naar dat vrolijke gedoe in de keuken kijken en zagen daar vrouwen tussen de veertig en vijftig jaar die zich danspasjes bij het lied probeerden te herinneren. Tante Pietje was aan het mopperen: “Die kinderen zijn niet goed wijs. Wie bgaat er nu nog zo’n kamplied zingen”. Maar Pietje, we waren al bevrijd, weet je nog? Het was in de Bersiaptijd. De bevrijdingsrevue voor de laatste kampdag. Het is toch goed dat de kinderen de vrolijke dingen hebben onthouden. In de laatste jaren van haar leven leefde ze meer in het verleden en vertelde ze over Indië. Maar nooit over de oorlog. Wel over onze lange reis van Malang naar Batavia in geblindeerde treinen die gedesinfecteerd waren met een wit poeder en hoe blij onze ouders waren toen ze hun drie dochtertjes  weer bij zich hadden, daar in het tijdelijke huis aan de Banjoumasweg in Batavia. Maar wat ze niet vertelde en ik pas veel later hoorde, was dat tijdens de

reis een deel van de trein gebombardeerd was. Een wonder dat wij gespaard bleven. Maar dat wonder had diepe geestelijke wonden achtergelaten bij een van mijn oudere nichten.

Een periode van haar leven leed ze aan angst- en driftaanvallen. Die kwamen nadat haar vader – een over het algemeen rustige man – zomaar van het ene op het andere moment heel driftig kon reageren, zonder enige aanwijs-bare oorzaak. Op een dag werd hij zo driftig dat hij een bord erwten-soep naar haar hoofd smeet. Gelukkig bukte ze. Ze moest wel de troep opruimen en dat vertikte ze, dus nog meer herrie. Haar moeder waarschuwde iedere keer: “Jongens, het is binnenkort volle maan”. Maar de verbinding tussen volle maan en de driftbuien van haar vader, daar kwam ze pas veel later achter.

 

Na het erwtensoep-incident ging ze vreemd gedrag vertonen. Later kreeg ze angst- en driftaanvallen en op zulke momenten smeet ze alles wat binnen haar bereik was aan diggelen. Ze ging dan staan, keek recht voor zich uit en ze schreeuwde dan: ‘joeskit’ ‘Kiré’ en boog stijf naar voren en bleef zo staan. Dan duurde het weer even en schreeuwde ze: ‘noré’, waarna ze weer rechtop in de houding ging staan. Daarna schreeuwde ze weer ‘wakkaré’, draaide zich om en liep als een zombie de kamer uit om urenlang voor zich uit te staren, zittend op de grond in haar slaapkamer. De benen onder zich gevouwen. Onbereikbaar voor iedereen. Het is wat de Jappen schreeuwden als we appèl hadden, zeiden mijn zusjes. (joeskit = in de houding; Kiré = buigen; noré = rechtop; wakkaré = weggaan)

Kort daarna werd er gezegd dat ze voor een half jaar naar een sanatorium moest. In werkelijk-heid zat ze in een psychiatrische inrichting. Daar bleek dat niet alleen het bombardement op onze trein, maar ook het kamp en de Bersiaptijd de oorzaak van haar angstaanvallen waren. Het was in die tijd dat Prof. Bastiaans met zijn kampsyndroom therapieën begon.

10897323463?profile=originalTante Poule overleed in 1987, een jaar voordat ik voor de eerste keer na 1947 weer in Indonesië rond liep. Zij was een van de laatste van de oudere generatie die mij over het kamp had kunnen vertellen. In het boek van mijn leven blijven die bladzijden met persoonlijke aantekeningen van mijn kleuterjaren leeg. Ik zou ze nu redelijk goed kunnen schrijven, maar dat zijn dan niet mijn eigen  verhalen. Mijn zusjes en nichtjes – een paar jaar ouder dan ik – die in hetzelfde kamp waren, slaan die bladzijden in hun boek altijd over alsof ze nooit geschreven zijn. Ook zij willen niets meer vertellen. “Vergeten joh, ik weet alleen nog maar wat flarden…..

Ik vraag nooit verder; ik weet dat het nog heel nabij is voor hen, na al die jaren nog. Zij waren pubers in het kamp. Voor hen zijn het misschien wel de belangrijkste volgeschreven bladzijden in het boek van hun leven. Ik weet ook dat er leeftijdgenoten van mij zijn, die in praatgroepen zaten van de Vereniging ‘Indisch Kampkind’ en dat ze die praatgroepen ‘Kongsi’ noemden, wat in het kamp een kleine groep was dat als een soort gezin functioneerde.

Ik kom er langer hoe meer achter dat er nog heel veel verdriet is onder de generatie kampkinderen. Een ex-collega van mij, die als zevenjarige wees uit Indië na de oorlog door tantes in Nederland werd opgevoed, spreekt nog altijd met veel woede over de ‘Jappen’. Ze weet heel veel verhalen van het kamp waar ze was. Maar haar ouders, daar weet ze helemaal niets van. Alleen een paar foto’s die de tantes vanuit het vooroorlogse Indië toegestuurd hadden gekregen, zeggen wie haar ouders waren. Ouders die met hun dood de herinnering aan haar eerste levensjaren op deze Aarde meegenomen hebben.

De diepe bronzen tonen van de zware Indische klok brachten mij terug in het heden. Ik zat nog steeds naast die dame, die mij vroeg of ik ook in het kamp had gezeten.           www.corrieabos.nl

 

Lees verder…

Indisch, Indonesisch, of wat…

10897301295?profile=originalIndisch, Indonesisch, of wat…

Door:  Dr. Marlene de Vries

In de twee vorige edities behandelde de Indische fotograaf en NICC correspondent Armando Ello (website: ‘Hoezo Indo’) het begrip ‘TwijfelIndo’. Daarin ging hij dieper in op het Indische gevoel, dat vrijwel altijd prevaleert, hoezeer het ‘Indisch bloed’ ook gemengd is met ‘Europees bloed’. In aansluiting daarop past dit artikel zeker.     De socioloog Dr. Marlene de   Vries behandelt dit onderwerp eveneens, zij het vanuit een ander gezichtspunt, namelijk ‘Indisch’   of ‘Indonesisch’.

 

“Je bent Indisch? O, je bedoelt Indonesisch zeker!” De meeste Indo’s zal deze opmerking bekend voorkomen. Indo’s, mensen van gemengd Nederlands-Indonesisch komaf, vormen een van de grootste etnische minderheids-groepen in ons land. Tussen 1945 en 1965 kwamen ca. 200.000 Indo’s naar Nederland, omdat er voor hen geen plaats was in het postkoloniale Indonesië.

Toch blijken heel veel autochtone Nederlanders bitter weinig te weten over de Indo’s. De gemiddelde Nederlander blijkt niet zo vaak op het idee te komen dat iemand Indisch is. En als ze horen dat zulks het geval is, zeggen ze vaak: “O, Indonesisch”. Ze weten vaak niet wat het verschil is tussen Indisch en Indonesisch. (evenmin trouwens als het verschil tussen Indisch en Indiaas, maar dat terzijde, red.).

 

Marlene de Vries deed voor het Instituut voor Migratie en Etnische Studies van de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar de jonge generatie Indo’s in Nederland. Niet voor niets verzucht een Indische vrouw in De Vries’ boek: “Indisch is een gevoel”: “Het lijkt wel of wij niet bestaan....” Ook in het huidige debat over de multiculturele samenleving worden Indo’s zelden genoemd, zoals ook grootschalig onderzoek naar de integratie van deze groep geheel ontbreekt. Dat een dergelijk groot onderzoek nooit heeft plaatsgevonden, heeft te maken met het feit dat de Indische integratie geruisloos en nagenoeg probleem-loos is verlopen.

 

Niet zelden wordt er gesproken over een ‘geruisloze assimilatie’. “Je hoort erg weinig over Indo’s, omdat er nauwelijks problemen zijn geweest”, meent Roy Melger. Deze Indische socioloog deed met financiële steun van de Stichting Het Gebaar onderzoek naar de sociaal-economische positie van de generatie Indo’s die op jonge leeftijd naar Nederland kwam. “Alles liep zoals het lopen moest, dus er was geen reden om geld te steken in onderzoek naar de diepere oorzaken van eventuele problemen. Er waren geen onderwijsachterstanden, en ook beroepsmatig en cultureel waren Indo’s onopvallend. Ze bouwden geen moskeeën of tempels, maar gingen op in de Nederlandse kerken”.

 

Met hun onderzoeken proberen De Vries en Melger de lacune in de kennis over Indo’s enigszins op te vullen, al moesten beiden zich bij gebrek aan geld tevreden stellen met kleinschalige onderzoeken. Terwijl De Vries zich voornamelijk richtte op de Indische identiteit, keek Melger naar de sociale mobiliteit van de Indo’s, die op jonge leeftijd naar Nederland kwamen. “Mijn onderzoek is voortgekomen uit een gevoel van oernieuwsgierigheid: Hoe is het de Indo’s vergaan nadat zij naar Nederland zijn gekomen”, legt Melker uit. “Zijn ze snel aan de bak gekomen, hebben ze door-gestudeerd en zijn ze verder goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving?”

 

Boek door: Marlene de Vries

 

In zijn boek: ‘Vijftig jaar in het land van aankomst’ concludeert de gepensioneerde socioloog dat de oudere generatie zich stevig heeft geworteld in de Nederlandse samenleving. “Ze doen in alle geledingen van onze maatschappij goed mee. Ongeveer 80 procent van de mensen die ik heb onder-vraagd, stemt bij verkiezingen, 42 procent is lid van een sport-vereniging en 41 procent heeft zich aangesloten bij een kerk-genootschap”.

 

Van doorstuderen in Nederland was daarentegen slechts in een enkel geval sprake. “Ze zijn in Nederland eigenlijk meteen aan het werk gegaan en hebben erg weinig vervolgstudies gedaan”. Hoewel de meeste oudere Indo’s relatief gemakkelijk een baan vonden, bleek uit het onderzoek van De Vries, dat het ‘Indische erfgoed’, waarbij bescheidenheid en beleefdheid naar leiding-gevenden een grote rol speelt, wel een remmende factor tijdens de professionele carrière. De Indische Irene Ulrich (69), die op jonge leeftijd naar Nederland kwam, constateert dat haar gebrek aan assertiviteit haar wel degelijk in haar loopbaan heeft gehinderd. “Ik heb werkelijk alles gepikt wat ze mij vroegen en met mij deden. Steeds dacht ik: Als ze me beter kennen, gaan ze me wel beter honoreren”. Dat gebeurde echter nooit. “Nu zie ik dat ik het anders had moeten aanpakken en dat ik door mijn opstelling bijvoorbeeld geen goed pensioen heb opgebouwd”.

 

Volgens De Vries speelt de invloed van de koloniale erfenis dan ook een belangrijke rol bij de sociale mobiliteit van de Indo’s, ook bij de 2e generatie, die hier in Nederland geboren is. “De invloed van de ideeën en gedragingen die samenhingen met de koloniale verhoudingen, bleek tot mijn verrassing vaak erg groot te zijn. Zij zagen hoe hun ouders zich nederig opstelden jegens de autochtone Nederlanders en dat hebben zij zich onbewust eigen gemaakt. Ze groeien op met het idee dat Nederlanders meer waren dan zij en dat ze als Indo nooit zo hoog op de maatschappelijke ladder konden komen als de autochtone Nederlander”.

 

Ook Irene Ulrich herinnert zich dat ze moest vechten tegen het idee dat de Nederlanders per definitie succesvoller zijn: “Mijn ouders droegen uit dat blank beter was. Mijn moeder had het ook steeds over mijn blanke buurmeisje: ‘Ze doet dit en ze doet dat…’. Als ik dat zat werd, sputterde ik wel eens: ‘Waarom neem je haar dan niet als dochter’. Ook het feit dat ik een Indonesisch vriendje had, werd niet geaccepteerd”.

Voor de jongere generatie Indo’s van nu blijkt de koloniale erfenis nauwelijks meer een rol te spelen. Dat heeft er volgens Marlene de Vries mee te maken dat ze een ander startpunt hebben dan de oudere generaties Indo’s. “Om te beginnen hebben ze vaak maar één Indische ouder. Daardoor zien ze er lang niet allemaal Indisch uit en zijn ze van jongs af aan met autochtoon Nederlandse familie opgegroeid. Tevens zijn ze groot geworden in een andere tijd. Ze zaten op school met Turkse, Marokkaanse, of Surinaamse kinderen en waren niet de enige kinderen die ‘anders’ waren. Ze groeiden op in een Nederland dat gewend was aan mensen met een andere huidskleur, cultuur of godsdienst”.

 

Door hun gunstige startpositie blijken de jongeren het bijzonder goed te doen in hun beroeps-carrière. Melger: “De jongere generatie heeft uitzonderlijk vaak doorgestudeerd. Terwijl de ouderen generaties veelal op een middenniveau zijn blijven steken, heeft de jonge garde nu wel leidinggevende posities bereikt”.

 

Naast het ontbreken van de koloniale erfenis als een belemmerende factor, signaleert hij nog andere oorzaken voor het hoge scholings- en beroepsniveau van de jonge generatie Indo’s. “Die is mede te danken aan      het feit dat ze qua studie-mogelijkheden in een ‘gespreid bedje’ kwamen. Bovendien ligt het ambitieniveau bij Indo’s hoger dan bij autochtone Nederlanders. Indo’s hebben altijd geprobeerd zich zo goed mogelijk aan te passen, maar wilden tegelijkertijd ook goed presteren. Dat laatste zat altijd helemaal vooraan in hun bewustzijn. Nu de remmende factor is weggevallen, prevaleert de prestatiedrang”.

 

Veel jongere Indo’s zijn zodanig geassimileerd, dat hun (deels) Indische komaf niet altijd meer een rol speelt in hun leven. De Vries: “Voor de jongere generatie is het een eigen keuze of ze iets met de Indische achtergrond wil doen. Sommigen vinden het raar om zichzelf als ‘Indisch’ te bestempelen”. Zo noemt de Indische Dunja Landegent (30) het enige Indische in haar leven het Indische eten. “Verder doe ik heel erg weinig met mijn Indische komaf. Zeker na het overlijden van opa en oma, die in de familie nog het meest Indisch waren. Het is soms zelfs zo erg, dat ik niet eens weet wat ik als Indische cultuur zou moeten benoemen of wat Indische tradities zijn”.

 

 

10897306083?profile=originalBoek door:  Roy Melger

 

Toch zijn er Indische jongeren die zich wel verdiepen in hun afkomst en hun aantal groeit gestaag. De Vries: “Sommige jongeren zijn er wel erg mee bezig. Vooral op de sites van Indische jongeren vind je de jongeren die zich vrij fanatiek met hun Indisch-zijn bezig houden. Soms gaan ze zelfs zover dat ze Indische of Indonesische woorden en uitdrukkingen gebruiken, terwijl ik zeker weet dat hun ouders Dat niet deden. Door die sites kun je een indruk krijgen over hoezeer de Indische identiteit bij deze jongeren leeft. Het gaat echter om een relatief kleine groep”.

Hoewel de rol die de Indische roots in hun leven speelt verschilt, noemen oudere en jongere Indo’s wel vaak dezelfde elementen die de Indische cultuur vormen. De eetcultuur wordt meestal als eerste genoemd, maar ook het gevoel dat het er in de Indische families gezelliger en minder ‘opgeprikt’ toegaat dan bij de meeste autochtoon Nederlandse families. Tevens vinden veel Indo’s dat hun omgangsvormen nog steeds verschillen van de Nederlandse etiquette. De Vries: “In Indische ogen kan de assertiviteit van autochtone Nederlanders vaak doorschieten  in botheid. De veelgeprezen ‘eerlijkheid’ en ‘alles-moeten-kunnen-zeggen’ ideologie staan op gespannen voet met de Indische neiging iemands gevoelens te ontzien.

 

Over het algemeen hebben Indo’s wel waardering voor de Nederlandse tendens om gevoelens en gedachten uit te spreken – iets dat in de Indische kringen minder gebruikelijk is. Maar soms, vinden ze, gaan de Hollanders daarin gewoon te ver”.

 

Ook het meedragen van een andere geschiedenis dan de autochtone Nederlanders zagen veel deelnemers aan het onderzoek als onderdeel van hun identiteit. “De generatie Indo’s die in Nederlands-Indië is geboren en opgegroeid, is hun land uitgezet. Vaak zijn ze door de Japanse bezetting en de daaropvolgende Bersiap familieleden, vrienden of kennissen en bezittingen kwijt-geraakt. En vooral tijdens de Bersiap zijn de Nederlanders, inclusief Indo’s, maar ook de Chinezen door bloeddorstige horden Indonesische jongeren opgejaagd, vermoord en soms letterlijk in mootjes gehakt. Zoiets blijft in je familie vanzelfsprekend na-echoën”.

 

Voor Irene Ulrich geldt dat haar ervaringen in Nederlands-Indië gedurende de Tweede Wereld-oorlog pas jaren later weer een rol ging spelen. “Tijdens mijn huwelijk heb ik mijn Indische identiteit weggemoffeld. Wat ik inde oorlog en de gevaarlijke periode daarna heb meegemaakt, heb ik zelfs mijn man nooit verteld, laat staan er mijn kinderen mee opgezadeld. Rond mijn veertigste raakte ik in een identiteitscrisis en werd ik opeens geconfronteerd met de vraag: ‘Wie ben ik eigenlijk?’ Ik ben me ervan bewust dat de ervaringen, vooral uit mijn kinderjaren, mij gevormd hebben. Mijn leven was opgebouwd uit angstconfrontaties, luguberheden en bedreigingen tijdens de oorlog met Japan en de Indonesische vrijheidsstrijd daarna”.

 

Door die andere geschiedenis voelen sommige Indo’s zich een stuk minder vanzelfsprekend Nederlander dan de autochtone Nederlanders. “Ik ben niet echt een Nederlanders, maar ook geen allochtoon”, meent Irene Ulrich. “Ik zit er ergens tussenin. Mijn gevoel is Oosters en mijn verstand Westers. Ik denk en praat vanuit Westerse standpunten, maar voel me meer wereldburger. Of ik nu in China ben, in Amerika of in Nederland…. ik voel me eigenlijk overal thuis en ik kan mij ook heel goed inleven in andere volken”.

 

Hoewel de Indische cultuur voor sommige Indo’s nog springlevend is, constateert De Vries in haar boek toch dat de invloed van de Indische culturele erfenis voor alle generaties in kracht en invloed aan het afnemen is. “Ik denk dat de Indische cultuur aan het verwateren is, alleen al door het feit dat een groot deel van de jongere generatie maar één Indische ouder heeft. Er is geen voeding meer vanuit de herkomstlanden zoals bij Turken, Marokkanen of zelfs Surinamers. Het ziet er naar uit dat de Indische afkomst in de toekomst meer een soort voetnoot in iemands levensverhaal zal zijn, dan een substantieel onderdeel ervan”, meent De Vries. Dunja Landegent betreurt het langzaam uitsterven van de Indische cultuur. “Het is heel jammer dat het verdwijnt, want het is toch een belangrijk stuk van je identiteit. Ik heb het mijn ouders eigenlijk een beetje kwalijk genomen dat zij mij geen Indonesisch hebben geleerd. Ik was eens aan het werk in een winkel toen een Nederlandse man op mij afkwam en Indonesisch tegen mij begon te spreken. Ik kon niets terugzeggen. Ik vond dat heel erg: hij wel en ik als Indo niet….

 

Roy Melger ziet het verwateren van de Indische cultuur als een onvermijdelijkheid, die geen reden tot verdriet is. “Ja, ik ben ervan overtuigd dat we een uitstervend ras zijn. En nee, dat is niet erg. Want voor alle immigranten-groepen geldt dat ze op de langere termijn alleen nog in hun eigen kringen iets aan de eigen identiteit en cultuur doen”.

 

(Bron: Nieuwsbrief LV-INOG)    

Lees verder…

10897301269?profile=original10897291258?profile=originalN.I.C.C. Magazine  - Actie comité “Traktaat van Wassenaar ‘66” Een nieuwe Indische petitie gelanceerd door ICM

foto - Ondertekening van het verdrag van Linggarjati door de ministers Sjahrir en Schermerhorn

Op 3 juli 2015 werd een nieuwe Indische petitie gelanceerd, waarvoor wij hier graag uw aandacht vragen. Op 7 september 1966 werd na lang onderhandelen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republik Indonesia een verdrag gesloten, dat bekend staat onder de naam: “Traktaat van Wassenaar”. Hierin sloten beide landen een overeenkomst over onder andere een bedrag van 689 miljoen gulden dat zou worden over-gemaakt door Indonesië aan Nederland. Het bedrag van zou moeten worden uitgekeerd als voldoening van claims van particulieren. Aan de bekend-making hiervan en de oproep aan particulieren zou volgens de regering voldoende aandacht zijn besteed. Publicatie is gebeurd in het Reformatorisch Dagblad en in de Staatscourant. Allebei kranten, die slechts door een zeer beperkt deel van de Nederlandse bevolking gelezen worden. In hoeverre de overheid dit dan als het “besteden van voldoende aandacht” wil kenschetsen, is vooralsnog erg onduidelijk.

.

Ten  uitvoerlegging  van het  Traktaat

Het Traktaat van Wassenaar is in 1966 ondertekend door de toenmalige Indonesische regering en de toenmalige Nederlandse regering. Het bedrag is reeds lang door Indonesië overgemaakt, maar er wordt nog steeds niet voldaan aan de overeenkomst om het bedrag ook aan de Indische gemeenschap uit te keren. Binnen de Indische gemeenschap is nu ICM-online,  de Indische Internet-krant, een initiatief gestart, teneinde de Nederlandse Staat te sommeren uitvoering te geven aan Het Traktaat van Wassenaar en de daarbij behorende gelden vrij te maken ter uitkering aan hen die er recht op hebben. Ter illustratie dient het boek: “To forget the past in favour of the future” – Nederland, Indonesië en de financiële overeenkomst van 1966: onderhandelingen, regeling en uitvoering. Auteurs: J.J.P. de Jong en D.M.E. Lessing-Sutherland Uitgave van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, 2004. De laatste betaling door Indonesië    is in het jaar 2001 voldaan. Inmiddels zou het gaan om (incl. inflatie en rente op rente) een bedrag van ca. 2,4 miljard ( oen)  euro.

10897248258?profile=originalPetitie

Teneinde deze sommatie kracht bij te zetten, is ICM-online een petitie gestart, die zowel op papier (in de ICM-stand op bijna alle komende Pasars) als ook digitaal (via aan het eind van dit artikel vermelde LINK) ondertekenbaar is. Deze petitie zal de Nederlandse Staat moeten overtuigen om nu ook uitvoering te geven aan de overeenkomst die nu bijna 50 jaar geleden door de twee landen ondertekend is. Om een en ander juridisch te begeleiden is een Collectief Advocaten kantoor in Jakarta in de arm genomen. Deze meldde na een onderzoek in Indonesië, dat men in Indonesië “not amused” is.

Tekst Petitie “TvW-‘66”

Wij, De Nederlands-Indische gemeenschap en allen die zich hiermee verwant voelen of zijn,

Constateren dat de Nederlandse regering al bijna 50 jaar de afspraken zoals die in het ‘Traktaat van Wassenaar 1966’ zijn overeengekomen negeert.       De Nederlandse staat heeft de Nederlanders en Nederlandse staatsburgers van Indische afkomst het recht ontzegd op schadeloosstelling voor het verlies van bezittingen, banktegoeden en dergelijke, als gevolg van oorlogshandelingen, niet alleen tijdens de Japanse overheersing in 1942-1945, maar ook tijdens de Bersiap en de daarop volgende Nederlandse oorlog, te weten de twee ‘Politionele Acties’, alsmede de gevolgen van de Ronde Tafel Conferentie van Linggarjati. De Nederlands-Indische gemeenschap en allen die zich hiermee verwant voelen of zijn,

Verzoeken met klem dat de Nederlandse regering in navolging van “De Indische Kwestie” overgaat tot het uitvoering geven van het ‘Traktaat van Wassenaar’, dan wel onderhandelingen opent met het Advocaten Team van Jakarta (ATJ) en het “Actie comité TvW’66”, welk team in deze door laatstgenoemde in en buiten rechte wordt vertegenwoordigd, met de intentie tot nakoming van de afspraken, vermeld in voornoemd verdrag, teneinde tot een bevredigende financiële regeling te komen voor ieder die er recht op heeft.

10897248258?profile=originalOndertekenen

Kijkt u in de Pasar Kalender aan het eind van deze editie van NICC Magazine waar bij u in de buurt een Pasar Malam gehouden wordt en meldt u daar bij de stand van ICM-online. Daar kunt u in persoon de petitie ondertekenen. Op de website www.icm-online.nl vindt u onder de rubriek Petitie.nl bij het kopje: “Voor nadere informatie, instructie en updates” alle recente info over de petitie, als u op “DOORGAAN” klikt. Daar ziet u ook de locaties waar u de ICM-stand kunt vinden om uw handtekening persoonlijk te zetten. Gebruik onderstaande LINK om de petitie DIGITAAL te ondertekenen.  http://uitbetalentvw66.petities.nl/

Voor de updates : http://petities.nl/nieuws/petitie-tvw66-laatste-update-van-25-juli-2015-1733-met-steun-betuiging-wn-productions?page=11

 

Lees verder…

Gouden Buffel voor Herman Bussemaker

10897300894?profile=originalGouden Buffel voor Herman Bussemaker

De geschiedenis van Nederlands-Indië lijkt de laatste tijd steeds meer te worden gepolitiseerd. En het begrip “tijd” heeft daarin meerdere dimensies. Het gaat over ons verleden, maar evenzeer over hoe wij met dat verleden zijn omgegaan. Na een zorgvuldige overweging heeft de jury een beslissing genomen. De Gouden Buffel 2014 (de prijs voor degene die het afgelopen jaar de geschiedenis van Nederlands-Indië onder de aandacht van het grote publiek heeft gebracht), gaat dit keer naar: Herman Bussemaker. De Jury bestond uit: Prof. Dr. G.J. Oostindie, Dr. J. Somers en Drs. B.R. Immerzeel.

Juryrapport

“Na zijn pensionering gooide Herman Bussemaker het roer om en werd historicus. Bijzonder genoeg groeide hij de afgelopen jaren uit tot de meest spraakmakende geschiedkundige

uit Indische kringen. Zijn boek “Bersiap! Opstand in het paradijs (2015) is nog steeds verreweg het belangrijkste werk over de jaren 1945 – 1946. Met zijn laatste publicatie “Indisch Verdriet” uit 2014 heeft Bussemaker niet alleen getoond een historicus pur sang te zijn, maar ook nog heel strijdbaar. Indisch Verdriet is een zeer scherpe analyse van het lot dat de Indische gemeenschap heeft getroffen na de aankomst in Nederland. Op de cover van het boek zien we repatrianten de scheepstrap afdalen. Onderaan de trap een ambtenaar. Het zou      de ambtenaar kunnen zijn die Bussemaker in zijn boek beschuldigt van de kille ontvangst. De jury ziet echter graag een beeltenis van Herman Bussemaker zelf, op de rug gezien, die de nieuw-aangekomenen vraagt naar hun ervaringen en daar verslag van doet. Zonder al teveel rancune, maar zakelijk zoals dat hoort.

Dat hij in Indisch Verdriet soms moeite heeft met de beschrijving van zijn eigen rol in deze zo belangrijke geschiedenis en af en toe iets teveel in details treedt, zij hem vergeven. De waarde van deze publicatie zal met de jaren groeien; niet alleen door zijn heldere en controleerbare beschrijving van alle na-oorlogse contacten van de Indische gemeenschap met de overheid in Nederland, maar vooral ook omdat het de basis vormt voor de recente onderhandelingen tussen het Indisch Platform en diezelfde overheid.

10897304695?profile=originalHerman Bussemaker in gesprek met enkele leden van de Tweede Kamer

De jury feliciteert Herman van harte en hoopt dat Indisch Verdriet datgene bewerkstelligt wat het heeft beoogd: erkenning  – ten volle – van de wensen      van de Indische gemeenschap. Bron: Java Post

Lees verder…

10897306671?profile=originalTwijfelIndo…..                        Door:  Armando Ello

Indische cultuur verdwijnt òf is springlevend. Wat vind jij?

Dit was één van de stellingen die je veel terug ziet komen als thema van lezingen, Indische kumpulans of salons die ik wel eens bezoek.

Toen de vraag gesteld werd aan een Indisch publiek van ongeveer 60 aanwezigen (jong en oud), wie het met de stelling eens was of    de Indische cultuur verdwijnt  staken twee mensen de hand op.
Bij de vraag  wie vind dat de Indische cultuur springlevend is stak één iemand een hand op.

En de rest?

De volgende opties zou ik me kunnen bedenken waarom:

1)    De rest die twijfelt zou je kunnen denken.

2)    Ze weten het niet.

3)    Ze staan er niet bij stil.

4)    De vraag speelt niet.

5)    …..??

Is het wel de juiste vraag?

Want later kwam er een reactie uit het publiek: Wat geef je nou precies door? Immers moet je wel de juiste informatie doorgeven of in ieder geval weten wat Indisch precies inhoud. Bij mijn videoserie: https://www.youtube.com/watch?v=vLxLGewx77k  gemaakt op de Tong Tong Fair 2014, stelde ik een aantal vragen die Indisch gerelateerd zijn. Deze vragen werden 10 jaar geleden ook gesteld vanuit andere projecten en Indische websites.

Het antwoord is echter min of meer hetzelfde gebleven dus er lijkt niet veel veranderd te zijn in de beleving van jongeren en hun Indische achtergrond. Mijn reactie op de Identiteitsvraag wat Indisch zijn precies inhoud was deze:   “De jongeren twijfelen nog steeds over hun Indisch zijn, omdat Identiteit niets anders is dan een definitie.
Omdat de definitie (nog) niet helder is, is Indische identiteit moeilijk in woorden uit te leggen of te definiëren”. Mijn projecten hier bij HoezoIndo stelt nog altijd deze vraag: In hoeverre leeft de Indische cultuur bij jou?

Wat denk jij?

De Indische cultuur is springlevend? …OF denk je dat de Indische cultuur verdwijnt? Met de reacties hieronder ontwikkel ik een project dat hier wellicht op aansluit. Weet je het niet? Zit je bij de twijfelgevallen dan mag je ook een like of  geven.  Ik ben benieuwd naar je reactie! Reageer op mijn Blog, Facebook pagina of op Twitter:

Twijfelindo: 

Twijfelindo:                        

Twijfelindo:        

Hieronder een selectie uit reacties op mijn blog

Peggy Lammers – Works at “In Between Jobs”

De Indische cultuur is spring-levend. Ik als secretaris van de Indische Stichting tempo Baru organiseer 10 x per jaar een kumpulan en één keer per jaar een busreis naar de Tong Tong Fair. Kijk maar eens op de fotoalbums op onze Facebook-pagina. Indisch zijn….. en voelen….. is toch iets aparts.

Sinyo Jeroen van Uhm – Works at NTI Hogeschool

De Indische cultuur verdwijnt niet (helemaal). Zolang er gemengdbloedige mensen zijn met ideeën en gebruiken, doorgegeven door hun voorouders uit Indië en Indonesië, blijft de cultuur bestaan. Indisch zijn slaat in mijn beleving niet op Indië, maar op  de cultuur van de Indische Nederlanders. Cultuur is  over-draagbaar en dynamisch en het past zich aan aan omgeving en tijd. Je kunt bijvoorbeeld een Javaan nar Suriname verhuizen, maar het blijft een Javaan met een (aangepaste) Javaanse cultuur.

Als ik op het station ben loop ik achter, en niet voor, mensen langs die op het perron staan. Dat is ook Indische cultuur. Ik zeg 'u' tegen ouderen, dat is ook Indische cultuur.  Ik probeer iedereen te betrekken in een groepsgesprek, verjaardag et cetera. Dat is ook Indische cultuur. Als ik kritiek heb op iemand dat zeg ik dat niet hard op waar iedereen bij is. Iemand behoeden voor gezichtsverlies is Indische ook cultuur. Ik vind het raar om in het zicht van bekenden te eten zonder te vragen of zij ook wat willen eten. Dat is ook Indische cultuur. Als ik een beperkt aantal collega's mag uitnodigen voor bijvoorbeeld een jubileumfeest dan heb ik daar moeite mee. Ik wil alle directe collega's meenemen en niemand uitsluiten, zelfs niet degene die ik minder mag. Dat is ook Indische cultuur.


Veel gebruiken, handelingen en ideeën die Indo's bestempelen als 'Indisch is een gevoel' zijn eigenlijk heel bekende gebruiken in Indonesië en Azië.
Veel Indo's gebruiken ze wel maar kennen de oorsprong niet en beseffen niet dat andere Indo's het zelfde doen en denken.
Ik weet zeker dat heel veel Indo's Indische gebruiken doorgeven aan hun kinderen zonder dat ze zelf doorhebben dat het typisch Indisch is.
Maar daarom de Indische cultuur wel blijft bestaan. See More

Rob Kramer – Research Project Advisor at “Zelfstandig”

Het praten in 1e, 2e en verdere generaties gaat ervan uit dat de geschiedenis en cultuur van de indo draait rond de uittocht uit Indië/Indonesië. Als indo’s dit inderdaad als uitgangspunt nemen, dan is het de dood in de pot: latere generaties raken in de tijd steeds verder weg van wat als het pure Indische wordt gezien. De vraag “wat je meekrijgt”, zegt al genoeg. Het is nooit helemaal, altijd minder, een afzwakking over de tijd.


Ik voel mij geen afgeleide generatie: dit is mijn leven en mijn generatie is generatie 0. Ik heb banden met het verleden, maar heb ook banden met de toekomst. Het verleden is niet enkel de Oorlog en de Reis, ik ben een kind van vele generaties en vele culturele invloeden. Ik kijk in de spiegel en zie mijn voorouders in mijn gelaatstrekken. Ik bezit mijn eigen harta karun, mijn schat: oude foto’s, wat familiestukken van generatie tot generatie overgeleverd. Ik raak ze aan en voel hun kracht. De tastbare restanten van voorbije levens, magische objecten: niet om enige toverij, maar om de verhalen waaraan zij de herinnering levend houden. Mijn voorouders lazen de bijbel, maar reciteerden ook de koran. Zij aten brood en gortepap, maar ook rijst en tempeh. Heldenmoed en lafheid, liefde en verraad, grootse daden, klein geluk en stil verdriet.
Dit alles draag ik mee, is deel van mijzelf. Maar ik leid mijn eigen leven in het hier en nu.


De ideeën, idealen, frustraties, vijandbeelden en slachtofferschap van oudere generaties zijn niet de mijne. Soms kruist mijn pad een aantal jongere indo’s die anders dan ik het kantelmoment van Oorlog en Reis hebben geïnternaliseerd, maar toch de afzwakking over de tijd niet accepteren en als antwoord de last van eerdere generaties op zich hebben genomen. Voor hen is het nog steeds het midden van de twintigste eeuw. Zij verlangen van indo’s dat zij zich conformeren aan wat toen indo’s dachten, voelden en deden, of beter, wat zij vinden dat indo’s dachten, voelden en deden – en worden agressief als indo’s andere wegen bewandelen. Misschien denkt u nu dat ik overdrijf, maar nog maar een paar dagen geleden werd ik door een aantal indo’s op een Facebook Community uitgemaakt voor NSB-er omdat ik volgens hen heb gekozen zou hebben voor de voormalige vijand Indonesië. Het Indische uitgedragen als een naar, in zichzelf gekeerd ressentiment….
Dát zit niet in mijn schatkamer. See More

Chris Tan – Groepsleerkracht 1/2 at Montessorischool Rhenen

Ik ben ontzettend trots op mijn cultuur, maar die cultuur is voor mij meer dan datgene wat er hier in Holland telkens aangehaald wordt. Ik ben trots op mijn cultuur wanneer ik daadwerkelijk daar met mijn familie ben, en ik met mijn oma praat. Indonesië is voor mij niet alleen het koloniale tempo doeloe. Indonesië is voor mij meer dan dat. Ik denk dat veel mensen nog teveel vasthouden aan het oude plaatje dat we kenden van het Indisch zijn. Dat je spekkoek en roti kukus en altijd met een lepel eet bijvoorbeeld vind ik echt bullshit. Ik voel me heel Indisch ondanks ik niet elke gerecht op de Indische kaart ken. Het is denk ik een soort van gevoel dat je in ere houdt.

 

Cathy Berg

Ik ben van de 2e generatie. Na een hele lange periode van stilte merk ik inderdaad een opleving en ben het met Leroy eens. Dankzij de media, FB etc. Ook bij onze vier kinderen die uiterlijk meer op hun Hollandse vader lijken merk ik meer interesse naarmate ze ouder worden. Zelf heb ik dat proces ook meegemaakt als in Nederland geboren en getogen Indo.

 

Artifat Atelier – CLI Utrecht Mijn moeder kwam uit de binnenlanden (Soenda) van Indonesië, mijn vader was een Indo, Europese scholing.
Ik ben een Indo, mijn kinderen zijn Indo (Indische vader) en mijn kleinkinderen ook Indo. En we koken er Indisch op los!
Verder organiseer ik ook de kumpulan Madjoe Baru Maastricht en zie dat er verjonging optreedt en interesse is in het "Indisch" zijn: vooral de taal, het Indisch-gevoel en je daarmee verbonden voelen met elkaar. Als de Indo dan al uitsterft, blijft er een wereldburger van allerlei de gemengde achtergronden voort-bestaan, waarin zij elkaar herkennen.

 

 

10897307066?profile=originalErik Cox

Hoi Armando, Indische cultuur is niet springlevend, maar ook niet aan het verdwijnen. Ruim tien jaar heb ik als bestuurslid van Darah Ketiga een kijkje kunnen nemen in het sociaal netwerk van Indische verenigingen en stichtingen. Ruim vier jaar geleden hebben wij de vereniging opgeheven. Hoewel ik in de afgelopen decennia de verenigingen, stichtingen en organisaties van kumpulans en dansavonden heb zien verdwijnen (alsmede de eerste Indische generatie)   is  er  wel   zeker  op

 

andere vlakken sprake van een Indische cultuur. Ik heb altijd geroepen tijdens mijn functie binnen Darah Ketiga: een cultuur die zich niet ontwikkeld is een cultuur die stagneert. Een cultuur die stagneert is ten dode opgeschreven. Dat is tekstboek omschrijving, maar voer het eens uit; een cultuur ontwikkelen van een gemeenschap die zo divers is en verspreid is over... Nederland toen in de kleinste dorpjes van het land. Het bereiken van jong en oud is onmogelijk als zij niet op zoek zijn, of niet weten waar ze moeten zoeken naar die vaste rots waar zij zich aan kunnen vastklampen tijdens hun zoektocht of juist hun rustig vaarwater in het samenzijn met cultuurgenoten. Mijn persoonlijke mening is dat we bepaalde standaard waarden moeten vasthouden maar ook een heleboel visies c.q. denkbeelden moeten loslaten om onszelf als cultuur te ontwikkelen. Beginnend met acceptatie van elkaar voordat we onszelf kunnen profileren naar de buitenwereld. De enne Indo heeft meer met Indonesië dan de ander, de enne is westers in omgang de ander niet. Dat is allemaal bijzaak. Ik nodig iedereen, inclusief Hoezo Indo en zijn lezers, om contact op te nemen met mij. We zijn bezig   om op 15 augustus (Indië-Herdenkingsdag) een reünie te organiseren voor oud-Darah Ketiga leden. Dit gebeurt bij een instelling waar al een herdenking gepland is, dus ruim andere mensen aanwezig. Ieder die zich geroepen voelt om aanwezig te zijn (cultuur uit te dragen) is vrij om contact op te nemen.

 

Hoe dit boekproject de Indo aan het twijfelen zet

 

Wanneer ik nog eens terugkijk naar mijn crowdfund video, mis ik een beetje mijn eigen duidelijke ‘waarom’ van dit project. Die wil ik graag met je delen, want ondanks het belangrijk is dat  wat ik maak en hoe ik dit project realiseer mag het belang van dit project niet ontbreken. De meeste van jullie die mij met interesse volgen hebben wellicht een idee waarom.  Ik wil hier graag wat uitgebreider ingaan over de inhoudelijke richting van het boek.

10897306701?profile=originalGemengd bloed

Simpel gezegd: Ik geloof dat je sterker in je schoenen staat als je weet wie je bent en waar je vandaan komt.

 

 

Wat als je het de de volgende generaties zou vragen? Hoe is hun identiteitsbeleving om gemixt te zijn? 

Een sterk identiteitsgevoel is van veel factoren afhankelijk. Als je ouders en je grootouders een verschillende identiteit hebben. Je opvoeding en hoe jou omgeving je ziet zijn sterk van invloed op je identiteitsgevoel.

 

Een ouder die zelf met identiteit worstelt samen met een ouder/partner die ook een eigen identiteit heeft is niet dezelfde ervaring als de Identiteit die het kind ervaart die misschien wel qua bloed verwaterd is tot een achtste Italiaans, Nederlands, Duits en Indisch.

Je kunt zeggen dat dit kind 100% Indisch is, maar als hij/zij niets weet van die achtergrond en alleen op andere wijze is opgevoed en opgroeit in een Nederlands, Amerikaans ofwel Europese omgeving, de taal niet kent, niet weet wat een ‘Indo’ is.

Wat kan er dan nog worden doorgeven?

 

En hoe bewust ben je van de meerdere identiteiten die je hebt?

Toch is er iets met dat kleine beetje Indisch, meer dan het eten. Indië spreekt tot de verbeelding. Het is toch een gevoel wat wordt doorgegeven. Zonder woorden te gebruiken en dat maakt dat beetje Indisch mysterieus. 

Relaties en levensfases 

Een kind van gemixte of halve identiteit ervaart verschillende percepties van mensen in verschillende relaties en fases. Mogelijke  onderwerpen zouden aan bod kunnen komen in het boek, want de interviews bepalen de verhalen in hoe een individu zijn of haar identiteit ervaart.

 

• Op School
• Op het Werk
• In de liefde
• Ouders en familie
• De buurt
• Vrienden en vreemden
Politiek en religie

 

In bepaalde gevallen kunnen zij kiezen voor welke identiteit zij  hanteren of voelen en in andere gevallen wekt die keuze onbegrip en wordt hij/zij niet serieus genomen. Hieronder wat typische voorbeelden uit interviews, gesprekken met mede-Indo’s en TwijfelIndo’s:

 

School: ‘Mijn opa heeft in het Jappenkamp gezeten’.. Nee, dat kamp telt niet mee’.. werd haar verteld.

Ouders & opvoeding: Heeft een Aziatisch  geadopteerd kind een Indische identiteit als hij of zij op Indische wijze is opgevoed? Wordt hij of zij geaccepteerd door de Indische Community als hij of zij geen Indische gelaatstrekken heeft?

Familie: ‘Ow hij/zij is de witte in de familie, dat is een nep Indo’..

Familie/vrienden: ‘Je bent niet Indisch je bent een totok, want jou voorouders hadden een onderneming op Java en hebben zich niet gemengd met de inheemse bevolking’.

Buurt: Een Nederlands kind die opgroeit in de Molukse wijk en bevriend raakte met Molukkers en vervolgens in elkaar geslagen werd omdat hij werd aangezien voor een Indo. 

Voelt zich ondanks nog steeds thuis in de  Indische  cultuur, omdat hij nou eenmaal met hen is opgegroeid. 

 

Deze verhalen van de zogenoemde TwijfelIndo’s laten zien wat de Indische cultuur meebrengt aan identiteits-belevenis. Het uiterlijk speelt een grote rol daarin. Wat zij te vertellen hebben geeft een inzicht voor mensen van verschillende etniciteiten die gemengd bloed hebben.

 

10897307096?profile=originalBelang van dit bijzondere boekproject

Wat ik probeer te bereiken met dit boek is dat Indo’s in alle uiterlijke en innerlijk verschijningen makkelijker kunnen praten over hun afkomst en de geschiedenis van hun familie.

Ik droom van de een wereld dat die geschiedenis herleeft in nieuwe vormen van  identiteit die zich doorvertaald in inspiratie tot het vertellen van persoonlijke verhalen.

Inspiratie voor het maken van kunst. Het maken van een boek, een documentaire, een film en fotografie. Hoe meer verhalen worden overgedragen, hoe meer Indische cultuur gaat floreren.

De eerste stap om meer te weten over jezelf is te beginnen bij je eigen (Indische kant) van je familie. En misschien opent dit boek de dialoog daarvoor, want je zult versteld staan hoe verschillende Indo’s eruit kunnen zien en toch op hun manier zo ontzettend Indisch kunnen zijn.

Dat je er misschien niet Indisch uitziet, maakt je niet minder Indisch.

 

___________________________

Lees verder…

“Wat komen jullie hier doen?”

10897306272?profile=original“Wat komen jullie hier doen?” 

De documentaire “Wat komen jullie hier doen?” gaat over de periode na de Bersiap en de feitelijke onafhankelijkheid van Indonesië op 27 december 1949. De meeste Indische Nederlanders moesten hierna Indonesië verlaten. In Nederland kwamen ze begin vijftiger jaren bij de eerste opvang terecht in de voormalige concentratiekampen Westerbork en Vught, in contractpensions    en bij familie als daar ruimte aanwezig was.

De eerste groep van ruim 80.000 vluchtelingen, die meestal; aangeduid werden als Indische repatrianten, kwamen tussen 1950 en 1952 naar Nederland.

 

In de periode hierna zijn nog eens meer dan 200.000 Indische Nederlanders, waaronder 12.500 Molukkers, naar Nederland gekomen. Verreweg de meesten van hen waren nooit eerder in Nederland geweest.

 

De documentaire

 

De eerste grote groep Indische Nederlanders die uit indonesië vluchtte, kwam al vanaf januari 1950 met schepen aan in Rotterdam en sommigen in IJmuiden. Ze hadden geen idee hoe ze in Nederland opgevangen zouden worden. Een van hen vertelt: “In juli 1950 kwamen we in Nederland aan. Ondanks dat men zei dat het zomer was, hadden we het ijskoud. En ik was hoogzwanger. We hadden geen enkel idee waar we heen zouden gaan. Er stonden grote bussen klaar en daar moesten we instappen. We gingen met twee bussen, met baby’s, met kinderen op schoot, met zwangere vrouwen. De chauffeur van de bus zei: “Waar we jullie naar toe moeten brengen, dat is helemaal niets voor jullie. Als er hier in de bus mensen zijn, die in de buurt of waar dan ook nog familie hebben waar jullie naar toe kunnen, dan brengen we jullie alsnog naar jullie familie”. Maar de meeste mensen hadden hier helemaal geen familie”. 

 

10897306461?profile=originalIn voormalige Duitse Concentratiekampen

 

“We kwamen met de bussen aan toen het al donker was. De kamp-beheerder kwam uity zijn grote huis, hief zijn armen in de lucht en riep: “Wat komen jullie hier doen? Er5 is hier geen eten en we hebben hier niet eens bedden”. De mannen werden van de vrouwen en kinderen gescheiden. Wij moesten in het begin in aparte barakken slapen. Onze m,annen moesten eerst bij de boeren in de omngeving stro halen en daarmee moesten we zelf matrassen vullen. We wisten niet wat ons overkwam. We wisten ook niet dat Westerbork een concentratiekamp was geweest voor Joden, die daarna naar de vernietigings-kampen in Duitsland en Polen getransporteerd werden. Daar hadden we in Indië niets van meegekregen. We vroegen ons af waar we terecht waren gekomen. Ik ben bevallen op een stapelbed. Toen onze zoon geboren werd, zei de zuster tegen mijn man: “Nou, hier is je zoon; met je vrouw gaat het ook goied en je weet verder wel wat je doen moet”. Het was ons eerste kind en wisten wij veel”. Aldus het relaas van een van de gerepatrieerden.

 

10897306488?profile=originalVervolg op Archief van Tranen

 

Deze documentaire, die in augustus zal worden uitgezonden door Omroep MAX, is het vervolg op het tweeluik “Archief van Tranen”, dat eerder werd uitgezonden. In dit tweeluik werden de  vrijwel onbekende massamoorden onthuld op Nederlandse burgers, die plaats-vonden tijdens de onafhankelijk-heoidsstrijd in het voormalige Nederlands-Indië. Deze periode staat bekend als de Bersiap.

 

Met bussen kwamen ze aan bij     het Kamp Westerbork (woonoord Schattenberg)

 

Doel documentaire

 

Documentairemakers Pia van der Molen en Michiel Praal verwoorden de doelstellingen van hun nieuwste productie als volgt: “De Indische gemeenschap in Nederland staat tot op de dag van vandaag bekend als hét voorbeeld van integratie. Zij hebben zich stilzwijgend geschikt in hun lot hier, in het voor hen toen nog onbekende vaderland. Over wat zij tijdens de Japanse bezetting, de erop volgende Bersiap-periode en de daarna volgende gedwongen verbanning uit hun moederland naar het koude Nederland, hebben meegemaakt, is vooral gezwegen. Maar wij, inwoners en overtheid van Nederland, hebben hier ook nooit naar gevraagd. We waren in de wederopbouw na de oorlog vooral met opnszelf bezig, met de verwerking wat óns in de oorlog overkomen was. We waren bezig met het begin van het bouwen aan een welvaartstaat”.

 

10897306501?profile=originalOok in het voormalig Duits concentratiekamp Vught (woonoord Lunetten) werden de Indische mensen opgevangen.

 

“Het is belangrijk dat als vervolg op de documentaire reeks “Archief van tranen” over de bloedige verschrikkingen van de Bersiap-tijd, de verhalen ovber het moeten vluchten naar Nederland en de kilte waarmee de Indische Nederlanders hier zijn ontvangen ook opgetekend wordt”, aldus de makers.

 

Televisie-uitzending

 

De documentaire “Wat komen jullie hier doen?” is germaakt door Pia Media bv in Bussum in opdracht van Omroep MAX. De Televisie-uitzending is op 15 augustus 2015 op NPO 2 om 17.30 uur. De documentaire heeft een lengte van 50 minuten.

Nadere inlichtingen op de website www.pia-media.nl en via e-mail: michiel.praal@pia-media.nl Tel: 06-51357195.

 

 

Lees verder…

ERESCHULD EN BOETE

10897301468?profile=originalERESCHULD EN BOETE

foto :  Michel Korzec.

Een ander lid van de Indische gemeenschap is een zekere mevrouw Spoor-Dijkema die na vijftig jaar nog verkondigde dat er geen goede Jappanners bestaan (‘Vrij Nederland’, 1991).

Deze uitspraken uit de Indische gemeenschap zijn in- en intriest en teleurstellend.

De redactie van de Volkskrant (1991) had schijnbaar in een moment van verstandsverbijstering (?) het geschrift van een zekere heer Korzec geplaatst, die (in een column) commentaar gaf over de, zoals hij het noemde “gedisproportioneerde” aanspraken van de Stichting Japanse Ereschulden.

 

 

Hoezo gedisproportioneerd? Waar haalt mijnheer Korzec die wetenschap vandaan dat te beweren en zich dat aan te matigen? Stoken en modder over een gemeenschap uitstorten die hij helemaal niet kent; is hij een geïnterneerde uit WO II of anderszins een oorlogsslachtoffer? Voorzover ik na kan gaan, is dat niet het geval. Maar het kwaad is al geschied en de destructie heeft zijn werk gedaan. Het doet er nu ook niet meer toe omdat hij kennelijk de bedoeling had mensen voor de schenen te schoppen en te beledigen. Of draagt deze wijsneuzige meneer nog latente en onbegrepen ressentimenten met zich mee, al zeulend, onder een merkwaardig soort jaloezie waarvan hij zelf oorsprong en oorzaak niet meer weet (als oorspronkelijke niet-westerse Europeaan)? Om hier in West Europa voor vol te worden aangezien, moet je toch wel driftig om je heen slaan en zeuren over zaken waar je immers geen ene notie van hebt? Een buitenstaander heeft doorgaans de grootste mond omdat hij zelf betrokken noch verantwoordelijk is. Ik gun als sociaal mens en rechtgeaard vrije democraat van nature een ieder zijn mening en de vrijheid een mening te verkondigen zoals men wil maar hier is geen sprake van een mening: het is een onvervalst oordeel. Dat deze man door Kousbroek ook is aangehaald met betrekking tot de claims van de Stichting Japanse Ereschulden wil niets zeggen over de kwaliteit van zijn geschrift of denkbeeld, laat staan over de man zelf. Ik raad hem dan ook aan zich eerst te verdiepen in de Indisch-Nederlandse geschiedenis, talloze rapporten en vooral de NIOD-rapporten te lezen voordat hij zich waagt aan enig oordeel.

 

Heel anders is het bij burger-geïnterneerden en anderen die aanspraken maken op een materiële genoegdoening die overeenkomt met andere claims van oorlogsslachtoffers en die volstrekt gedisproportioneerd is, om dat woord nog maar eens te gebruiken.

Het is voor mij onbegrijpelijk van Kousbroek dat hij uit de column van Korzec alleen het woord gedisproportioneerd eruit heeft gepikt. Over het waarom, krijgen we het volgende te lezen:

“De overlevenden van de Duitse kampen kregen Wiedergutmachung dat willen de Indische geïnterrneerden ook, maar ze willen meer. Ze willen twintig keer zoveel.

Nu gooit Kousbroek (zelf geïnterneerd om het nog erger te doen lijken), net als Korzec, een knuppel in het hoenderhok, en maakt louter om te JENNEN), een behoorlijke fout met de hiervoor genoemde misplaatste en ridicule opmerking. Ik vind dit zo teleurstellend en bijzonder gemeen van de man om een groep mensen (waar hij, naar hij zegt zelf toe behoort) neer te zetten als lamenterende klagers. Kousbroek weet drommels goed dat dit onwaar en buiten de werkelijkheid is! Ze willen helemaal niet MEER, ze willen volledige genoegdoening (hetgeen nog niet is gebeurd) wat hen recht doet en rechtens toekomt, nu in materiële zin die gelijk is aan  andere oorlogsslachtoffers. Wat kan die man toch zeuren om iets waarmee hij, naar hij zelf zegt veel moeite heeft, namelijk over het onrecht dat in dit land met voeten wordt getreden. Onbegrijpelijk.

 

Bij onze Europese buren gebeurde de compensaties (voor hún koloniën) toch vloeiender en beschaafder en vraag men zich af of  het de Nederlandse regering historisch nog niet duidelijk genoeg is dat de buurlanden Frankrijk, Engeland hun voormalige koloniën (nog afgezien van de VS) en zelfs het straatarme Portugal hun slachtoffers volledig hadden gecompenseerd. De internationale schande die Nederland hiermee op zich laadt, is buitengewoon groot wanneer dit langer blijft duren. Alles staat in de NIOD-rapporten waar en hoe de Nederlandse regering moet handelen.

Nederland wordt nu internationaal constant in de gaten gehouden (gemonitored zoals dat hedentendage heet) nu deze kwestie speelt en dus actueel is, om te weten waarmee en vooral op welke manier de Nederlandse Staat tot een voor de Indische gemeenschap bevredigende oplossing zal komen aanzetten.

 

Er gaan in mijn directe omgeving al stemmen op om Europese (juridische) sancties op te leggen aan hen die verantwoordelijk zijn voor het onrecht aangedaan aan een gemeenschap; die zijn, zo ik heb vernomen in voorbereiding voor het geval de Indische Kwestie niet snel wordt opgelost.

 

Om alles in juiste verhoudingen te zien schrijft Kousbroek vervolgens dat Duitsland aan de Joodse slachtoffers (per hoofd) ca. fl. 2000 had betaald. Ziedaar zijn grote berekeningsfout. Zoals we weten uit de gegevens werd per hoofd aan de Joodse gemeenschap meer dan fl. 40 duizend uitbetaald, evenals de Roma/Sinti-gemeenschap overigens. Ziedaar, zij werden geheel gecompenseerd. Kousbroek was dus weer niet goed geïnformeerd over de hoogte(s) van de respectievelijke vergoedingen/compensaties aan Europese slachtoffers. Waar haalt hij die compleet foute informatie toch vandaan? Ik neem hem dit zeer kwalijk. Hier lijkt iemand flink met cijfers te goochelen en een dom spelletje te spelen, kijken of een gek er misschien in trapt. Het bedrag heeft exact de hoogte die overeenkomt met de claim van de Indische gemeenschap (20 x fl. 2000 weet u nog?) (de burger-geïnterneerden e.a.). Dat is volstrekt helder en legitiem. Sterker nog, de Indische gemeenschap heeft in haar aanspraken zelfs de geldontwaarding, langer dan zestig jaar nog niet eens in het bedrag verdisconteerd. Een bedrag van € 35 duizend is daarom zelfs heel redelijk (zij het altijd nog te schamel bij nader inzien moet ik erbij zeggen, zowel letterlijk als figuurlijk.)

 

Nu komt de vraag weer op: waar komt die agitatie van Kousbroek vandaan om uitgerekend dit punt te berde te brengen? En dan: waarom maakt hij zich zo verdomd druk om deze zaak waarbij hij persoonlijk geen enkel belang heeft maar waarbij hij wel anderen onnodig tegen de schenen schopt? Ook dit reken ik hem bijzonder aan. Dat hij persoonlijk zelf de materiële genoegdoening niet nodig heeft, is zijn zaak en keuze maar dat hij op de stoel van een ambtenaar gaat zitten om zijn onredelijke betoog publiekelijk te spuien is werkelijk niet comme il faut.

 

Laten we eerlijk zijn en niet doen alsof het bedrag zo hoog en onoverkomelijk is.

En dan de onheuse behandeling en onrechtvaardigheid in deze kwestie die meer dan 65 jaar heeft geduurd. Het is nu de allerhoogste tijd om hier komaf te maken en een definitieve streep te zetten onder deze (voor ieder) pijnlijke Indische kwestie. Kousbroek gaf zelf toe (waar komt opeens die ambivalentie van hem vandaan?) dat de Nederlandse Staat (al die regeringen na WO II, de KVP onder leiding van Romme (de man die de vermaledijde “fokpremie” heeft ingevoerd, waar hij de sociale bijverschijnselen van die wet op de koop toe nam, voorop met zijn uitspraak:


 “.. we zijn hun niets verschuldigd..(.)” zo onvoorstelbaar stupide, grievend, laks en bovendien krenterig en geborneerd handelt wanneer het om aanspraken en in het algemeen over gelijkstelling gaat.

 

De Nederlandse Staat had al lang de tijd gehad om komaf te maken met de Indische Gemeenschap en ze in hun aanspraken volledig tegemoet te komen. In de 60-er en 70-er jaren had de Indische Gemeenschap toen hard en met de vuisten op tafel moeten slaan; maar ze waren hiervoor te beschaafd (“overbeschaafd”, schreef Jan Blokker – scheen geen visitekaartje te zijn PS).

En juist die houding tekent en kenmerkt het lot van mensen die dachten dat de ander uit hetzelfde hout waren gesneden. Het is met die bescheidenheid nu geheel afgelopen, de messen geslepen en de barricades opgesteld.

 

Per slot zijn de NIOD-rapporten waarin de aanspraken van de Indische gemeenschap zijn neergelegd en bevestigd niet voor niets opgesteld Waar moeten ze nog op wachten? Tot ze allen dood zijn? Er is immers geen enkele belemmering om de aanspraken nu uit te voeren; en ondertussen worden weer miljarden euro’s de wereld in geslingerd in plaats van recht(en) en democratie te exporteren voor al die ontwikkelingsprojecten waarvan een handvol uitvoerders het meeste profijt trekken en dat uit gemeenschapsgeld, tegen ongelijke verdeling en onrecht in de Wereld, maar eigen burgers worden ondertussen hun rechten ontnomen en volstrekt genegeerd. De woorden van Kafka zijn hier vlees geworden.

 

10897270465?profile=original

10897270653?profile=original

Het NIOD gebouw – Amsterdam.

 

10897269292?profile=original

 

10897302663?profile=original

De stille tocht 2012 Den Haag – de stoet naar plein 1813.

 

Door :

 ICM Columnist / respondent

 Pjotr Xerxes Siccama

10897249257?profile=original


 

Lees verder…

10897412481?profile=original

10897405889?profile=original

Pasar Malam Tropenvrienden Den Helder 8 t/m 10 juni 2019.

In de prachtig aangeklede Mastenhal op het Willemsoord in Den Helder zal alweer voor de vijftigste keer de Pasar Malam Den Helder worden georganiseerd. Een waar jubileum met tal van verrassingen. Maar daarover later deze maand meer.

Een passe-partout als leuk Moederdag cadeau?

Wat is het leuk om nu al samen met de hele familie te plannen om naar de jubileum uitvoering van Pasar Malam Tropenvrienden te gaan?

En natuurlijk komen Ais Lawa-Lata en Tante Lien ook!

In de online voorverkoop zijn de tickets en ook de passe-partouts voordeliger dan bij de kassa. Zieonderstaande link!

10897406666?profile=original

10897406874?profile=original

 

10897407076?profile=original

10897407300?profile=original

10897407870?profile=original

Lees verder…

10897253880?profile=original

HET GEBAAR -  Hoe dachten de politieke partijen destijds over de Indische Gemeenschap ?

25 839
Tegoeden Tweede Wereldoorlog

nr. 23
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2001

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 8 februari 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de voortgang van de werkzaamheden in verband met de tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 17);

– de voortgangsrapportage Tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 18), voorzover de stukken betrekking hebben op de Indische tegoeden;

– de nadere uitwerking van de regeringsreactie naar aanleiding van het rapport van de begeleidingscommissie onderzoek Indische tegoeden (25 839, nr. 21).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Middel (PvdA) stipt aan dat de Kamer de regering tijdens het vorige overleg heeft gemeld dat er te veel bezwaren leefden om akkoord te kunnen gaan met het voorstel inzake de Indische tegoeden. De regering en het Indisch platform hadden geen overeenkomst bereikt over de hoogte van het bedrag, de keuze voor individuele uitkeringen en het door het platform ongewenste onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers. Bovendien zijn er door veel betrokkenen vraagtekens gezet bij de representativiteit van het Indisch platform.

Het inmiddels bereikte resultaat is beter, maar roept toch enkele vragen op. Er is een akkoord bereikt met het Indisch platform over een bedrag van 350 mln. gulden voor individuele uitkeringen en 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De in allerlei organisaties en clubs gefragmenteerde Indische gemeenschap blijft echter twijfels uiten over het Indisch platform als representatief orgaan. Het is niet de taak van de Kamer noch van de regering om, zoals hier en daar is geopperd, alsnog een dergelijk orgaan in te stellen. Vastgesteld moet worden dat de Indische gemeenschap, in tegenstelling tot de joodse gemeenschap, blijkbaar niet in staat is om een breed draagvlak te organiseren. Het moge echter duidelijk zijn dat het overboord zetten van de verschillen ertoe zal leiden dat de onderhandelingspositie ten opzichte van de overheid sterker wordt.

De heer Middel vindt het akkoord redelijk, zeker omdat het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is weggevallen. Enige verdieping in deze ingewikkelde problematiek maakt immers duidelijk dat het anno 2001 niet op de weg van het parlement ligt om hierop inhoudelijk in te gaan. Het is overigens onduidelijk of een deel van het bedrag van 35 mln. gulden ook wordt of kan worden besteed aan (de problemen rond) het Indisch huis. De regering blijft toch betrokken bij de besteding van dit geld?

Meer in het algemeen blijft onduidelijk, ook voor betrokkenen, of met het bereikte akkoord over «350 plus 35 mln.» de zaak is afgerond. Het Nederlandse rechtssysteem houdt, zoals bekend, de mogelijkheid van individuele claims open. Daarnaast bestaat er echter onduidelijkheid over het overigens zeer te waarderen breed historisch onderzoek, waarin ook aandacht zal worden besteed aan de financiële aspecten van het rechtsherstel. Volgens het Indisch platform, dat overigens onder druk van de demografische ontwikkeling van haar achterban akkoord is gegaan met de 350 mln. gulden, biedt dit een opening om naar aanleiding van nieuwe gegevens het gesprek met de overheid voort te zetten. Kan de minister helderheid brengen op dit vlak? De zaak is nu toch klaar?

De heer Middel spreekt de hoop uit dat bij de verdeling van het geld over de Indische gemeenschap en bij de besteding van het geld voor de collectieve doelen wegen gevolgd kunnen worden analoog aan die bij de joodse gemeenschap. Gelukkig blijkt er reeds sprake van enige contacten tussen beide groeperingen. De regering blijft toch ook betrokken bij deze structuren?

Reeds eerder zijn vier andere groepen van oorlogsgetroffenen naar voren gebracht, die in dit verband in meer brede zin relevant zijn. Het gaat om homoseksuelen, kinderen van Jehova's getuigen, reizigers en dwangarbeiders. Kan de minister enig licht werpen op eventuele vorderingen op dit vlak, ook in relatie met de stichting Burger oorlogsgetroffenen (SBO)? Hoe staat het daarnaast met de pensioenen? De bij SBO geregistreerde mensen hebben via de IOM (Internationale organisatie voor migratie) formulieren ontvangen die hier en daar de verwachting op een vergoeding oproepen. Is de opstelling van de overheid niet te formeel? Hier is eveneens enige spoed op zijn plaats, gelet op de ook hier geldende demografische ontwikkeling.

Mevrouw Meijer (VVD) maakt duidelijk de vele berichten en gegevens uit de Indische gemeenschap zeer op prijs te stellen, daar deze duidelijk geholpen hebben bij het maken van de uiteindelijke afweging.

Zesenvijftig jaar na het einde van de verschrikkingen in en buiten de kampen in Nederlands-Indië zal ruim 350 mln. gulden worden verdeeld over de Indische gemeenschap, als tegemoetkoming voor de kille en afstandelijke behandeling door de verschillende regeringen na de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Meijer stemt hiermee in. Veel Indische Nederlanders namen destijds verzwakt, berooid en bedreigd, noodgedwongen afscheid van Nederlands-Indië. In Nederland vonden de repatrianten en emigranten geen troost of begrip in een samenleving die alle aandacht vestigde op de wederopbouw. Opeenvolgende naoorlogse regeringen hebben vervolgens bij de gehele groep Indische Nederlanders een nog immer actuele, fundamentele frustratie opgeroepen over onmacht, onrecht en leegte. Dit onverdraagbare verdriet, het gevoel te kort te zijn gedaan door de Nederlandse overheid, valt natuurlijk niet weg te nemen of te restitueren met het door de regering overeengekomen gebaar.

Mevrouw Meijer heeft kennisgenomen van de brief van 12 december 2000 van de minister van VWS. Kan de regering toelichten wat verstaan wordt onder «rechtsherstel» en «gebaar»? De bereidheid van de regering om tot een grondig historisch onderzoek naar het rechtsherstel te komen is verheugend. Wat is echter de betekenis van dit onderzoek? Komt het rapport Aspecten van rechtsherstel, van het Indisch platform, daarbij ter sprake? Kan het onderzoek ook financiële consequenties hebben? De minister schrijft dat naast het collectieve gebaar van 350 mln. gulden individuele claims mogelijk blijven. Enige toelichting is hierbij vereist, opdat hierover duidelijkheid ontstaat binnen de Indische gemeenschap. Wat is bijvoorbeeld de positie van Indische Nederlanders die buiten Nederland verblijven? Meer in het algemeen moet helderheid worden geboden inzake de organisatorische afhandeling. Waar kunnen claimanten terecht die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim?

Mevrouw Meijer roept de Indische gemeenschap op om voortvarend en in het belang van die gemeenschap tot een voor iedereen aanvaardbare afronding van dit lastige dossier te komen. Hoe groot de frustraties ook zijn, er moet nu het nog kan, snel en effectief recht worden gedaan aan wie het toekomt.

Mevrouw Giskes (D66) vindt het treurig dat ruim vijftig jaar na dato nog steeds over dit onderwerp gesproken moet worden. Daarbij past alleen een vorm van gêne. Ook het parlement immers heeft in de jaren na de oorlog te weinig oog gehad voor de positie van Indische Nederlanders. De brief van 12 december brengt echter een heel goede oplossing nabij, waarbij het vervolgens vooral op de uitvoering aankomt.

Bij de door de regering gekozen aanpak inzake de Indische gemeenschap lopen de thema's gebaar en rechtsherstel enigszins door elkaar. Dit komt vooral omdat de verschillende groepen oorlogsgetroffenen in dit verband niet goed te vergelijken zijn. Bij de joodse gemeenschap is er sprake van een vrij nauwkeurige berekening inzake het rechtsherstel. Bij de Sinti en de Roma is er uitsluitend sprake van een financieel gebaar. Bij de Indische gemeenschap moet vastgesteld worden, gegeven de huidige kennis, dat deze zaken door elkaar lopen. Primair lijkt het te gaan om een gebaar, ook hangende het te komen breed historische onderzoek. Dat onderzoek moet het hele verhaal vertellen, in geschiedkundige zin en inzake het (financiële) rechtsherstel van de verschillende groepen die in dit verband onder de noemer van de Indische gemeenschap vallen. Veel van de betrokkenen waren lange of korte tijd weg uit Nederland of waren er nog nooit geweest. Ook daarom zal hun terugkeer in de Nederlandse samenleving anders zijn geweest dan bij de andere gemeenschappen. Meer in het algemeen moet overigens bedacht worden dat het vrijwel onmogelijk is, na zoveel tijd de lucht definitief te klaren.

Mevrouw Giskes acht de 350 mln. gulden, waarop het overleg tussen de regering en het Indisch platform uit is gekomen, aanvaardbaar. Het is goed om vast te stellen dat er een vorm van overeenstemming is gevonden en dat er een gevoel van tevredenheid bestaat bij de vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap. Het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is dan ook vervallen en bovendien is er nu sprake van een individuele uitkering. Vervolgens is van belang dat er ook snel overgegaan kan worden tot het verstrekking van de uitkeringen. De overheid heeft op dit vlak immers reeds enige ervaring opgedaan met de joodse gemeenschap.

De 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen lijkt bestemd te zijn voor mensen die in de periode 1941–1945 aan dan lijve de oorlogstijd hebben meegemaakt in Indonesië. Kan de minister dit bevestigen? Als vervolg op het technische onderzoek naar individuele claims zal er ten dele verder onderzoek plaatsvinden naar rechtsherstel binnen het breed historisch onderzoek. Als de uitkomsten hiervan bekend zijn, zullen die naast het bedrag van 350 mln. gulden gelegd moeten worden, opdat het allerlaatste woord over dit dossier gesproken kan worden.

De heer De Haan (CDA) is van mening dat de Kamer een zo groot mogelijke vorm van eendrachtigheid moet betonen bij deze zaak. Een dergelijk indrukwekkend onderwerp behoeft immers een indrukwekkend optreden. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat uiteindelijk geen volstrekte tevredenheid zal kunnen worden bereikt over de hoogte of de interpretatie van het bedrag. In alle plezierige en vaak emotionele contacten met de Indische gemeenschap is immers nooit een eenduidige oplossing naar voren gekomen. De kern van de zaak lijkt daarbij de vraag of er nu sprake is van rechtsherstel of van een gebaar. Daarbij ligt ook het onderscheid tussen de oorlogsperiode en het naoorlogse rechtsherstel gevoelig. Toch is het algemeen gevoelen dat er een punt achter de zaak gezet moet worden, ook als het gaat om het vraagstuk van de representativiteit van het Indisch platform.

Het bedrag van 350 mln. gulden moet «for the time being» worden geaccepteerd. In dit verband moet de functie van het breed historisch onderzoek door de regering duidelijk worden gemaakt. Een objectieve historische studie kan tot herkenning en erkenning leiden van de problemen van de Indische landgenoten. Wat echter als de resultaten laten zien dat de Nederlandse Staat op geld van de Indische gemeenschap zit? Hoe zal vervolg worden gegeven aan een dergelijke conclusie, ook in relatie tot het bedrag van 350 mln. gulden? De regering zal dan toch (opnieuw) tot een vergoeding over moeten gaan?

De heer Van Dijke (RPF/GPV) heeft een gevoel van gêne als het gaat om de duur van de afwikkeling van de problematiek van de Indische tegoeden. Het betekent immers onder meer dat vooral de naoorlogse generatie het woord over dit dossier moet voeren. Daarbij kan onmogelijk hetzelfde gevoel of dezelfde emotie worden opgeroepen als die bij de betrokkenen leven over de buitengewoon trieste en treurige gebeurtenissen. Wie zijn ogen sluit voor het verleden, gaat echter de toekomst blind tegemoet. Het breed historische onderzoek wordt dan ook zeer gewaardeerd, ook al zijn de financiële consequenties vooralsnog onduidelijk. Het is belangrijk dat de regering erkent dat de overheid steken heeft laten vallen in het verleden. In dat verband is het wat wonderlijk dat in de brief van 12 december sprake is van «vermoedelijke tekortkomingen». Is er soms ook sprake van «vermoedelijk rechtsherstel»?

Het is belangrijk dat niet getracht wordt het leed van verschillende groeperingen met elkaar te vergelijken. Bovendien moet voorkomen worden dat mensen zich ongelijk behandeld voelen, zeker bij deze gevoelige kwestie. Het verleden van de Indische gemeenschap is goeddeels niet gedocumenteerd. Uit diezelfde gemeenschap is echter recentelijk door diverse mensen naar voren gebracht dat lang niet alle voor de hand liggende bronnen zijn aangeboord. Heeft de regering een maximale inspanning gepleegd om de beschikbare feiten boven water te krijgen? De heer Van Dijke sluit zich overigens aan bij de woorden van de heer Middel over de kwestie van de representativiteit van het Indisch platform.

Het is de heer Van Dijke nog niet geheel duidelijk wie voor een uitkering in aanmerking komt. Hoe staat het bijvoorbeeld met de mensen, die na de oorlog zijn geëmigreerd? Vallen zij buiten de reikwijdte van deze regeling? Meer in het algemeen zou het buitengewoon betreurenswaardig zijn als bij de afwikkeling van een en ander zaken een rol gaan spelen die de waardigheid in het geding brengen. De oproep van mevrouw Meijer in dezen wordt dan ook door hem onderschreven.

De heer Van der Staaij (SGP) merkt op dat bij rechtsherstel in het algemeen en bij de Indische tegoeden in het bijzonder drie trefwoorden van groot belang zijn: voortvarendheid, zorgvuldigheid en consensusgericht. Gelet op zowel de tijd dat de gebeurtenissen speelden als de hoge leeftijd van betrokkenen is voortvarendheid van groot belang. Zorgvuldigheid en consensusgericht zijn eveneens belangrijk, bijvoorbeeld gelet op veelal ontbrekende gegevens. De bijzondere gevoeligheid van het gebaar, de erkenning en de tegemoetkoming van de overigens zeer gevarieerde Indische gemeenschap maken duidelijk dat het niet kan gaan om een zakelijk debat. Er moet tegemoetgekomen worden aan de ervaren kilheid, het formalisme en de bureaucratie, het onbegrip en de slechte ontvangst van de Indische burgeroorlogsslachtoffers in naoorlogs Nederland. De vele brieven uit de Indische gemeenschap laten immers zien hoe diep de verbittering is.

De in de stukken gebruikte term «gebaar» is weinig gelukkig, omdat deze te veel de sfeer van onverplichte vrijgevigheid uitademt. De term «tegemoetkoming» doet meer recht aan de gevoelens die bij de betrokkenen leven, aangezien het om morele aanspraken gaat. Dat maakt overigens een waardering van de hoogte van het bedrag heel moeilijk. Er lijkt echter zo veel als mogelijk overeenstemming te zijn bereikt over een bedrag dat, ondanks alle kritiek, aan het doel beantwoord. Met het bedrag van 350 mln. gulden plus 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden lijkt een balans bereikt, ook aangezien er nu sprake is van individuele uitkeringen. Gaat bij de invulling van de bedragen de afbakening van de doelgroep nog problemen opleveren? In het verleden is immers gesignaleerd dat hier sprake zou zijn van een complicatie. Hoe verhoudt daarnaast het publiekrechtelijke kader zich met de aangeboden behulpzaamheid van de regering bij het opstellen en uitvoeren van een uitkeringsreglement?

De heer Van der Staaij onderschrijft van harte de stelling van de regering dat voor rechthebbenden de mogelijkheid van individuele claims overeind blijft. Uit coulanceoverwegingen zal daarbij worden afgezien van een beroep op louter verjaring. De regering gaat voor het onderzoek naar individuele claims proberen, toegang tot relevante buitenlandse archieven te krijgen. In hoeverre zal een dergelijke poging vrucht kunnen hebben?

Het belang van een breed historisch onderzoek wordt door de heer Van der Staaij onderschreven. De witte vlekken moeten worden ingevuld, opdat er zo veel mogelijk helderheid kan worden gebracht. Staat de door de regering bepleitte breedheid overigens niet de ook gewilde snelheid van het onderzoek in de weg? Wanneer is dit historisch onderzoek afgerond? Volgens de brief van 12 december spelen bij het onderzoek ook de morele aspecten een rol. Dit kan suggereren dat de discussie over de morele aanspraken en de hoogte van het totaalbedrag heropend kan worden. Dat is toch niet de bedoeling? Bij de Indische gemeenschap zijn op dit vlak toch geen verwachtingen gewekt?

De heer Vendrik (GroenLinks) wijst erop dat een gevoel van schaamte past bij de constatering dat vorige politieke generaties in het parlement de zaak niet eerder tot klaarheid hebben kunnen brengen. De algemene lijn van de regering bij de joodse tegoeden, het zoeken naar bewijzen voor het kille en incomplete rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog, is doorgetrokken naar de Indische tegoeden. Eenzelfde benadering hoeft echter niet tot dezelfde uitkomsten te leiden, omdat de aard van de geschiedenis van de joodse en de Indische Nederlanders geheel verschillend is. Al met al is het een wellicht onbeholpen maar gerechtvaardigde en belangrijke poging om voor de door Indische Nederlanders opgedane trieste ervaringen, veroorzaakt door Nederlands handelen, verantwoordelijkheid te (her)nemen.

Het is goed dat het kabinet heeft besloten om in plaats van 250 mln. gulden voor collectieve doelen, 350 mln. gulden te reserveren voor individuele uitkeringen. Een en ander kan dan ook op steun van de Indische gemeenschap rekenen. Een belangrijke vraag daarbij is of met enige zekerheid op objectieve wijze vast te stellen valt wie precies tot de kring van gerechtigden behoort. Deze delicate kwestie speelde ook bij de joodse tegoeden, met name inzake de halfjoden. Meer in het algemeen past hierbij de stelling dat het beter is, een uitkering te veel te verstrekken dan een uitkering ten onrechte te onthouden. De brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport spreekt over nader overleg met het Indisch platform over de kring van gerechtigden. Daarbij moet met enige «zachtheid» worden geopereerd, om te voorkomen dat mensen (weer) een gesloten loket vinden.

De heer Vendrik vraagt zich af wat het bedrag van 350 mln. gulden betekent. Is het een gebaar of een tegemoetkoming en wat is de relatie met het rechtsherstel dat voor sommige Indische Nederlanders zo slecht is uitgepakt? Het is daarnaast in dit verband enigszins onduidelijk wat het breed historische onderzoek, dat er zeker moet komen, behelst. Er moet een poging worden gedaan om zo breed mogelijk boven water te halen wat de Indische Nederlanders is overkomen. De kardinale vraag daarbij is welke consequenties de regering vervolgens uit de conclusies van dat onderzoek zal trekken ten aanzien van het rechtsherstel. Het collectieve gebaar van 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen kan immers gezien worden als een poging tot tegemoetkoming in het kader van een onvolkomen rechtsherstel. Daarnaast moet de overheid echter de vraag open laten hoe men zal reageren op de uitkomsten van het onderzoek, aangezien die onbekend zijn. Dit betekent dat er op geen enkele wijze verwachtingen kunnen worden gewekt, al kan niet uitgesloten worden dat het onderzoek het bedrag van 350 mln. gulden ter discussie stelt. Deze opstelling is het meest rechtvaardig ten opzichte van de Indische gemeenschap. Hoe waardeert het kabinet deze opstelling?

Het is niet aan het parlement om te oordelen over de representativiteit van het Indisch platform. Dat neemt niet weg dat het Indisch platform en de regering zich rekenschap moeten geven van de vragen die hieromtrent leven. Dit kan iets betekenen voor de wijze van werken in de komende tijd, bijvoorbeeld transparantie bij de toekenning en besteding van gelden. Een dergelijke opstelling zou zeer te waarderen zijn. De vereniging Oud-cliëntencontact 45 maakt er overigens gewag van geen plaats te krijgen in het Indisch platform. Kan de minister iets betekenen voor deze groep?

De heer Vendrik verwacht nadere voorstellen over de invulling van de 35 mln. gulden aan collectieve doeleinden. Bij de samenstelling van de Indische gemeenschap is er sprake van een enorme pluriformiteit en diversiteit in ervaringen en posities. Deze pluriformiteit moet dan ook tot uitdrukking komen bij de besteding van deze gelden.

Antwoord van de regering

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deelt de trieste gevoelens over het late moment waarop de overheid probeert te reageren op gevoelens die reeds sinds augustus 1945 leven bij de Indische gemeenschap. De betrokken groep Nederlanders heeft verschrikkelijke dingen meegemaakt vanaf december 1941. Het leed van deze landgenoten is op geen enkele manier te vergoeden. Hier past slechts blijvend begrip en medeleven.

Gedurende een vrij lange periode is overleg gepleegd over de invulling door de regering van de tekortkomingen in het rechtsherstel. De aanvankelijk gekozen oplossing van een collectief gebaar van 250 mln. gulden heeft een stroom van reacties veroorzaakt. Vervolgens is opnieuw overleg gevoerd, waarbij de inmiddels bekende oplossing is gekozen. Bij dat vaak plezierige en soms emotionele overleg heeft het Indisch platform zich ook steeds het lot aangetrokken van de Indische Nederlanders die geen lid zijn van een van de achttien clubs van het platform. Het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden gaat overigens gepaard met een verzoek om projecten en ideeën in te dienen. Het net zal daarbij zo wijd mogelijk uitgegooid worden, zodat ook voorstellen van buiten het Indisch platform gehonoreerd kunnen worden.

De minister antwoordt dat met het bedrag van 350 mln. gulden het collectieve gebaar is afgesloten. Het breed historisch onderzoek is vooral nodig omdat er veel witte vlekken bestaan. De historische documentatie over de bezettingsperiode en de periode daarna moet dan ook worden aangevuld om de ontwikkelingen te reconstrueren. Het Indisch platform heeft uitdrukkelijk gevraagd om de notitie van oktober 2000, Aspecten van rechtsherstel, mee te nemen bij dit onderzoek. Een aanvullend onderzoek naar het rechtsherstel zal dan ook een herkenbaar onderdeel gaan vormen van het breed historisch onderzoek.

De commissie-Van Galen en de technische commissie haalbaarheidsonderzoek hebben beide moeten vaststellen dat er teleurstellend weinig archiefmateriaal beschikbaar is. Na grondige bestudering van een en ander is het de overtuiging van de regering dat het breed historisch onderzoek weinig nieuwe aanknopingspunten, inzichten, feiten of claims zal opleveren inzake het rechtsherstel. Er is een maximale inspanning gepleegd om de feiten te achterhalen. De kans dat de Nederlandse regering «op Indisch geld zit» is dan ook minimaal oftewel vrijwel uitgesloten. Wel kunnen wellicht mensen met de conclusies van het onderzoek een individuele claim ondersteunen. Er is ook in dit verband contact met de Indonesische regering over het raadplegen van haar archieven. Honorering van een dergelijk verzoek is onzeker, ook al is duidelijk gemaakt dat het niet in de bedoeling ligt om claims bij de Indonesische regering neer te leggen. Als de resultaten van het onderzoek bekend zijn, zal de regering zich daarin verdiepen en vervolgens geen discussie uit de weg gaan. Het collectieve gebaar is echter gemaakt met het bedrag van 350 mln. gulden. De minister antwoordde desgevraagd dat het naar de stellige overtuiging van de regering hierbij zal blijven. Het indienen van individuele claims blijft overigens te allen tijde mogelijk, ook als de betrokken mensen in het buitenland wonen. De claim op wat men in financieel-materiële zin te kort is gekomen, heeft immers geen verband met de huidige woonplaats.

De minister erkent dat er sprake blijft van een discrepantie bij de interpretatie van het totaalbedrag van 385 mln. gulden. Is het een gebaar of een tegemoetkoming in het rechtsherstel of voor de kille ontvangst? De Indische gemeenschap wil het graag zien als een gebaar op grond van de kille ontvangst. De regering ziet het als een poging tot verzachting van de ervaringen bij het toenmalige, gebrekkige rechtsherstel. In de brief is sprake van «vermoedelijke» tekortkomingen. Aangezien er weinig harde feiten over het rechtsherstel zijn en er geen volledig beeld beschikbaar is, gebiedt de zuiverheid een dergelijke formulering. Naar de overtuiging van de minister is er echter sprake van «waarschijnlijke» tekortkomingen. Juist de correct-formalistische en bureaucratische opstelling van destijds, ook inzake de valutakwestie, wil de overheid daarom alsnog pogen te verzachten. Meer in het algemeen past de term «tegemoetkoming» daarbij wellicht beter dan de term «gebaar».

Het Indisch platform is uitgenodigd om een voorstel te doen over de afbakening van de doelgroep inzake de individuele uitkeringen. Het bedrag zal ten goede moeten komen aan alle Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in Nederlands-Indië verbleven of elders (onvrijwillig) geïnterneerd of tewerkgesteld waren door de Japanse bezetter. Inmiddels is een ambtelijke werkgroep, onder voorzitterschap van mevrouw Van Heemskerk, belast met de voorbereiding van de uitvoering. Die zal ook de uitkeringcriteria nader uitwerken. Aan het NIDI (Nederlands interdisciplinair demografisch instituut) is bovendien gevraagd de doelgroep zo goed mogelijk te omschrijven. Bij die doelgroep horen ook mensen die zijn geëmigreerd. De werkgroep is kwartiermaker voor de in te stellen stichting die, geheel analoog aan die voor de joodse tegoeden, in twee ronden zal zorg dragen voor de afwikkeling en beoordeling van de uitkeringen. Met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen zullen de eerste bedragen nog dit jaar worden verstrekt. Het ministerie van VWS blijft overigens te allen tijde beschikbaar om, ook als de organisatie reeds werkzaam is, de stichting met raad en daad bij te staan. De verdeling van de gelden is echter een zaak van de stichting zelf. De Kamer zal te zijner tijd in kennis worden gesteld van de uiteindelijke doelgroepdefinitie en de voortgang in het algemeen.

De minister legt uit dat de Kamer tevens nader op de hoogte zal worden gesteld van de besteding van het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De zaak van het Indisch huis wordt daarbij in principe op de eigen merites bekeken. Uiteindelijk gaat het echter om de wensen van de Indische gemeenschap.

Met de homoseksuele gemeenschap is overigens zeer recent overeenstemming bereikt over het beschikbaar stellen van 3,5 mln. gulden voor aanvullend onderzoek en het toegankelijk maken van de resultaten daarvan. Een oproep van de SBO inzake de kinderen van Jehova's getuigen heeft slechts drie reacties opgeleverd. Deze drie mensen zijn uitgenodigd voor een gesprek. De reizigers, de woonwagenbewoners, kennen geen organisatie die als gesprekspartner te gebruiken is. Inmiddels is SBO bezig om middels een meldpunt de relevante gegevens te verzamelen. Nog dit jaar zal daarover een rapport aan de Kamer worden toegestuurd.

Bij de ex-dwangarbeiders is er sprake van een teleurstellende ontwikkeling rond het in Duitsland opgerichte fonds. Veel bedrijven hebben nog niet gestort. Ook Oostenrijk kent een fonds, waarvoor overigens SBO de aanvraagbegeleiding mag verzorgen. Op korte termijn wordt de landelijke aanvraagprocedure bekend gemaakt. De regering wil daarnaast trachten iets te doen voor deze mensen via het WUBO-traject (Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945). De Pensioen enuitkeringsraad (PUR) heeft hierop besloten met een pilot te starten voor 1% van de bij SBO-geregistreerde ex-dwangarbeiders, zodat gepeild kan worden hoeveel interesse er is en hoeveel mensen hiervoor in aanmerking komen.

Over de kwestie van de pensioenen vallen, in afwezigheid van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geen nieuwe feiten te melden.

De minister van Financiën geeft aan dat met rechtsherstel niet wordt gedoeld op een vergoeding van de schade die tijdens de oorlog is geleden. Het gaat om de inzet van de overheid om getraceerde goederen bij de rechthebbende terug te brengen. Door erop te wijzen dat Nederland de oorlog aan Japan verklaarde, wordt soms getracht uit te komen op een soort integrale schadevergoeding. Koningin Wilhelmina zou immers in een radio-oproep hebben gesteld dat er sprake zou zijn van compensatie van geleden oorlogsschade. Het is echter onmogelijk om iedere individuele schade als gevolg van verschillende oorlogshandelingen te vergoeden.

Bij het rechtsherstel zijn ongetwijfeld fouten gemaakt. De kernvraag daarbij is of de Nederlandse overheid op Indisch geld zit. Het bedrag van 350 mln. gulden is een tegemoetkoming voor juist het vermoeden dat het rechtsherstel, ook wat betreft de Nederlandse staat, niet helemaal perfect is verlopen. Het is immers naar de stellige overtuiging van de regering onmogelijk te achterhalen welke fouten zijn gemaakt en welke bedragen daarmee waren gemoeid. Dat laat de mogelijkheid van een individuele claim onverlet, ook al is er sprake van verjaring. Daarbij kan het breed historisch onderzoek wellicht aanknopingspunten bieden.

De afwikkeling van de joodse tegoeden verloopt voorspoedig. Inmiddels worden reeds bedragen uitgekeerd. Hopelijk is er snel sprake van een uitkeringsreglement inzake de Indische tegoeden. Daarbij kan men zijn voordeel doen met de reeds opgedane ervaringen. Er zal dan ook in dit geval sprake zijn van de tweerondenmethode, zodat de 350 mln. gulden geheel individueel uitgekeerd zal worden.

Nadere gedachtewisseling

De heer Middel (PvdA) vindt het van belang dat de uiteindelijke uitvoering van de regeling inzake de Indische tegoeden niet wordt opgehouden door eventuele discussies. Mede gezien de kritische geluiden over representativiteit uit de Indische gemeenschap, is een beroep op de regering gepast om met extra attentie zorg te dragen voor een goede organisatie van de uitvoering. De toenmalige minister-president heeft de Indische gemeenschap immers in 1991 opgeroepen zich te organiseren tot een gesprekspartner voor de regering.

Het onderzoek naar de afbakening van de doelgroep is wat wonderlijk, gelet op de praktijk bij de joodse tegoeden en de uitvoering van met name de WUBO. De huidige woonplaats of nationaliteit van een oorlogsgetroffene maakt toch niets uit? De pilot inzake ex-dwangarbeiders is een aardig initiatief, maar ook hier is enige snelheid geboden met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen.

De heer Middel vindt dat de overheid de schijn moet vermijden dat mensen aan het lijntje worden gehouden. Het breed historisch onderzoek kan aanleiding geven tot ondersteuning van individuele claims, die immers overeind blijven. Het moet echter duidelijk zijn dat er geen behoefte bestaat om in een later verband op het collectieve bedrag, 385 mln. gulden, terug te komen.

Mevrouw Meijer (VVD) heeft eveneens geen behoefte om op het totaalbedrag van 385 mln. gulden terug te komen. De vraag waar mensen terecht kunnen die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim is onbeantwoord gebleven.

De wijze van afwikkeling van de joodse tegoeden is, na alle verwikkelingen, buitengewoon goed en plezierig te noemen. De regering moet dan ook toezeggen, vooral behulpzaam en inlevend te zullen opereren bij de organisatie van de afwikkeling van de Indische tegoeden. De Indische gemeenschap op haar beurt moet de strijdbijl begraven, zodat een snelle en goede afwikkeling binnen bereik komt.

Mevrouw Giskes (D66) constateert dat de ergernis over het naoorlogse rechtsherstel en de onvrede en frustratie over de kille ontvangst elkaar hebben versterkt. Erkenning hiervan leidt dan ook tot het in elkaar grijpen van de termen gebaar en rechtsherstel. Daarbij moet geen onderscheid worden gemaakt tussen mensen die wel en mensen die niet in Nederland zijn gebleven. Wellicht hebben immers veel mensen Nederland juist verlaten omdat de ontvangst zo kil was.

De stellige overtuiging van de regering over een deel van de conclusies van het breed historisch onderzoek staat haaks op het idee van onderzoek op zichzelf. Bij een dergelijke overtuiging kan men het onderzoek immers beter laten. Is het niet beter te spreken van «verwachting» in plaats van «overtuiging»? Er kan immers niet uitgesloten worden dat er als gevolg van het onderzoek enigerlei claims naar voren komen die niet tot uitdrukking zijn gebracht in het bedrag van 350 mln. gulden.

Mevrouw Giskes vindt het verheugend en bovendien wezenlijk voor de voortgang van het uitkeringsproces dat er een onafhankelijk voorzitter is gevonden voor de werkgroep. Kan de Kamer te zijner tijd kennisnemen van het uitkeringsreglement?

De heer De Haan (CDA) heeft lof voor de stijl waarmee de regering in de afgelopen periode heeft gehandeld. Mede met het oog daarop moet het debat een duidelijke afsluiting vinden.

Het bedrag van 350 mln. gulden is een collectieve tegemoetkoming die individueel wordt uitgekeerd. Het ligt niet in de bedoeling daarop terug te komen. Uit het breed historisch onderzoek, dat vooral de documenten moet ordenen en de gebeurtenissen moet boekstaven, kan echter blijken dat voor bepaalde groepen of individuen het rechtsherstel nog moet plaatsvinden.

De heer De Haan vindt het belangrijk dat de afwikkeling van een en ander goed wordt georganiseerd. Daarbij kan men de vruchten plukken van de ervaringen en specifieke kennis die zijn opgedaan inzake de joodse tegoeden.

De heer Van Dijke (RPF/GPV) memoreert dat onduidelijk is gebleven hoe te oordelen over de gevolgtrekkingen van het historisch onderzoek. Het accent bij dat onderzoek moet niet liggen op een verdere precisering van genoegdoening of rechtsherstel. Dat zou een veel te smalle betekenis aan dit op zichzelf te waarderen onderzoek geven. Men moet het laten bij het bedrag van 350 mln. gulden, individuele claims uitgezonderd.

Hoe is de regering overigens van zins om de verschillende rechthebbenden, bijvoorbeeld zij die verblijven of wonen in het buitenland, te traceren? Worden er pogingen gedaan om deze mensen te bereiken en zo ja, in welke vorm?

De heer Van der Staaij (SGP) stelt vast dat de materiële en de immateriële aspecten van de tegemoetkoming, ook gezien de wijze van rechtsherstel, moeilijk te scheiden zijn.

De vraag wanneer de eerste resultaten van het breed historisch onderzoek worden verwacht, is onbeantwoord gebleven. Dat onderzoek moet overigens niet als doel hebben om het bedrag van 385 mln. gulden ter discussie te stellen. Het kan echter dienstbaar zijn aan individuele claims.

De heer Vendrik (GroenLinks) vindt dat bij het toekennen van uitkeringen souplesse, snelheid en ruimhartigheid moeten worden betracht.

Kan de minister toezeggen zich sterk te zullen maken voor de zaak van de representativiteit van het Indisch platform, ook in verband met de positie van het Oud-cliëntencontact '45? Alle initiatieven uit de Indische gemeenschap moeten immers een plek onder de zon krijgen.

De heer Vendrik begrijpt van de regering dat de kans dat het breed historisch onderzoek nieuwe feiten oplevert, die het bedrag van 385 mln. gulden opnieuw ter discussie stellen, vrijwel nihil is. Het enige dat hier rest, is de resultaten van het onderzoek af te wachten. Er moet overigens niet vooral of alleen gekeken worden naar de witte vlekken in het rechtsherstel. Deze onderzoeksvragen moeten echter ook niet naar de rand van het onderzoek worden geduwd. Afhankelijk van de conclusies zal er wellicht een debat dienen te ontstaan over het voorliggende akkoord.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft breed uitgesproken steun gehoord voor de conclusie dat het bedrag van 385 mln. gulden het laatste woord is inzake het collectieve gebaar. Op dit vlak mogen er dan ook geen valse verwachtingen worden gewekt.

De hoofddoelstelling van het breed historisch onderzoek is de witte vlekken in de geschiedschrijving op te sporen. Het vele materiaal moet zodanig geordend worden dat de Nederlandse geschiedschrijving een goed hoofdstuk zal bevatten over deze verschrikkelijke periode. Aan het Indisch platform is toegezegd de notitie Aspecten van rechtsherstel bij het onderzoek te zullen betrekken. Naar schatting van de onderzoekers zal het totale onderzoek vier jaar in beslag nemen. Het is echter goed mogelijk dat bepaalde delen van het onderzoek, naar tijd of thema, eerder worden gepubliceerd. De regering stelt daarbij niet reeds te weten wat de resultaten van het onderzoek zullen zijn.

De minister legt uit dat is overeengekomen dat het bedrag van 350 mln. gulden ten goede moet komen aan toenmalige Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in het voormalig Nederlands-Indië verbleven of in opdracht van de bezetter onvrijwillig elders geïnterneerd of tewerkgesteld waren. De Kamer zal, nadat het NIDI een en ander heeft bekeken, op korte termijn een doelgroepdefinitie ontvangen. Nog dit jaar moet immers begonnen worden met het verstrekken van de uitkeringen.

De regering zal ook meer in het algemeen betrokken en behulpzaam blijven bij de organisatie. De inzet is daarbij gericht op het zo snel mogelijk oprichten van een stichting. De beslissingen van deze stichting staan open voor beroep en bezwaar, analoog aan de stichting voor de joodse tegoeden. De landsadvocaat is overigens reeds bezig met het ontwerpen van statuten voor de stichting en van een uitkeringsreglement. De Kamer zal ook deze beide regelingen toegezonden krijgen. De minister zegt toe actief betrokken en inlevend te zullen blijven, ook om eventuele rimpeltjes bij de afwikkeling zo snel mogelijk glad te strijken.

De minister maakt duidelijk dat bij de besteding van de 35 mln. gulden voor collectieve doelen alle ideeën en voorstellen van de Indische gemeenschap welkom zijn. Hierbij wordt vooral gedacht aan projecten in de sfeer van educatie, welzijn en cultuur. De inspanningen zijn momenteel overigens vooral gericht op het tot stand brengen van de individuele uitkeringen.

Het traceren van de mensen uit de doelgroep zal op eenzelfde wijze plaatsvinden als bij de joodse groepering. Door middel van advertenties in binnen- en buitenlandse kranten, netwerken en ambassades zal ook de kleine groep mensen die zich buiten Nederland bevinden bijvoorbeeld in Amerika in de gelegenheid worden gesteld om te reageren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Janssen


XNoot

1

Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA).

XNoot

2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA).

Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van Gent (GroenLinks), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Schutte (RPF/GPV), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Eurlings (CDA).

Verberg inhoudsopgave

Inhoudsopgave

Acties


E-overheid bouwt mee aan betere dienstverlening met minder regeldruk

Overheid.nl werkt samen met: Antwoord voor Bedrijven | Rijksoverheid.nl

SnelzoekenInfo

Snelzoeken
U kunt dit veld gebruiken om te zoeken op
–een vrije zoekterm voor het zoeken op tekst (bijvoorbeeld "milieu")
–een betekenisvolle zoekterm voor het zoeken naar specifieke publicaties (bijvoorbeeld dossiernummer '32123' of 'trb 2009 16').
U kunt termen combineren door EN te zetten tussen de termen (blg 32123 EN milieu).
U kunt zoeken op letterlijke tekst door '' om de term te zetten. ('appellabele toezeggingen').

Voor meer mogelijkheden en uitleg verwijzen wij u naar de help-pagina's van Officiële bekendmakingen op overheid.nl

Lees verder…

Man van Marion Bloem doet zijn verhaal

ZIN VAN HET LEVEN IVAN WOLFFERS, ARTS-SCHRIJVER

‘Iedere poging de chaos te bedwingen is legitiem’

De arts en schrijver Ivan Wolffers is gefascineerd door het thema overleven. Hoe kan het dat de mens in vrijwel alle omstandigheden standhoudt?, wil Fokke Obbema van hem weten.


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Ivan Wolffers. Beeld Jitske Schols

In december 2002 krijgt arts en schrijver Ivan Wolffers te horen dat hij ‘gevorderde prostaatkanker’ heeft – de prognose van de behandelend arts is ‘tussen vijftien maanden en vijftien jaar’. Ruim zestien jaar later leeft hij nog altijd. Hij is inmiddels opa van drie kleindochters en heeft diverse boeken aan een omvangrijk oeuvre van proza en non-fictie toegevoegd. Zijn laatste werk is het persoonlijke Overleven. De titel slaat niet alleen op zijn eigen lot, maar ook op dat van de mensheid. De inmiddels 70-jarige Wolffers blikt vooruit: zijn kleindochters kunnen het ‘al over enkele decennia’ een stuk zwaarder krijgen dan hijzelf. ‘Pessimistisch in het hoofd, optimistisch in het hart’, zo omschrijft hij zichzelf.

Hij blikt in Overleven ook terug. Voor zijn Joodse familie van vaderskant was daarvan tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks sprake: van de 70 familieleden worden er 67 vergast. Onder de drie overlevenden bevinden zich zijn vader en zijn opa. Dat dramatische verleden blijft in huize Wolffers in Amersfoort na de oorlog onbesproken: ‘Al mijn vragen stuitten af op een muur van zwijgen.’

In de jaren vijftig zit hij op een zwaar christelijke School met de Bijbel: ‘Ik voelde me daar een buitenstaander, want ik geloofde niet in God, ook al deed ik mijn best.’ Als ­puber identificeert hij zich sterk met zijn Joodse achtergrond. Geruime tijd gelooft hij, ten onrechte, dat zijn Joodse ouders in de oorlog zijn omgekomen en dat hij is geadopteerd: ‘Ook in het gezin voelde ik me een buitenstaander.’

Ondanks een fascinatie voor geschiedenis kiest hij voor medicijnen, want die studie biedt hem uitstel van militaire dienst. Marion Bloem, later succesvol schrijver, komt op zijn pad: ‘Door haar Indische achtergrond bevond zij zich ook in de positie van outsider. Dat verbond ons.’ Samen krijgen zij al snel een zoon – Bloem is 20. Het jonge stel besluit hun passies, schrijven en reizen, uit te leven – zoon Kaja doorloopt de lagere school grotendeels op wereldreis, dankzij les van zijn ouders.

Als jonge huisarts krijgt Wolffers in de jaren zeventig landelijke bekendheid met een dagelijkse Volkskrant­column. Aanvankelijk gaat die alleen over geneesmiddelen, later ook over onderwerpen als seks en dood. Met zijn directe stijl doorbreekt hij taboes, zonder dat zelf echt te beseffen: ‘Een arts die over de dood schreef, dat leek me niet zo bijzonder.’ Uit zijn ­columns volgt het standaardwerk Medicijnen, dat lezers in staat stelt zich mondiger tegenover artsen op te stellen: ‘Ik wilde mensen de kans bieden hun kennispositie te versterken.’ De rol van ‘publieke gezondheidsexpert met geniale ideeën’, zoals hij zichzelf licht spottend noemt, doet zijn gevoel buitenstaander te zijn, afnemen. Toch is dat niet verdwenen – het etiket ‘kankerpatiënt’ waarmee hij al zestien jaar is belast, heeft het weer versterkt.

Wat is de zin van ons leven?

‘De biologische essentie is overleven en reproduceren. Wat we daar als mensen aan toevoegen en waarmee we ons van dieren onderscheiden, is dat we zin aan ons leven willen geven. Voor mij is dat wat het overleven mogelijk maakt. Die zin geven we eraan door verhalen. Zo vertellen we aan onszelf het verhaal van ons eigen ­leven. Dat geeft er structuur aan – het maakt deel uit van making sense, zoals de Amerikaanse antropoloog Clifford Geertz het noemde. We zijn voortdurend bezig het verhaal kloppend te krijgen. Dat hebben we nodig om de chaos te bedwingen die het bestaan in wezen is. Religies spelen daar ook op in, ze voorzien in die behoefte door met hun verhalen orde te scheppen in de chaos. We kunnen niet zonder dat soort zingeving, het is eigen aan mensen. Onderzoeken naar geluk en welzijn laten ook zien dat mensen die de zin van hun leven zien, gemiddeld langer leven. Een goed verhaal helpt bij het overleven.’

Heeft uw ziekte tot een ander verhaal geleid?

‘Nadat ik te horen had gekregen dat ik prostaatkanker had, nam ik me voor dat ik meer wilde zijn wie ik ben en minder wilde acteren. De mens vertelt zijn verhaal niet alleen aan zichzelf, maar ook aan anderen. Vaak probeert hij dan indruk te maken door te beweren dat alles goed gaat, dat er niks aan de hand is. Ook dat maakt deel uit van ons overlevingsmechanisme. Wanneer mensen met hun eindigheid worden geconfronteerd, gaan ze vaak hun verleden herzien door alle eindjes netjes aan elkaar te knopen. Maar ik wilde geen Jip en Janneke-verhaaltje. Zo eenvoudig is het leven niet.

‘De ziekte betekende dat er opeens chaos was in mijn bestaan. Door te schrijven hoopte ik daar vat op te krijgen. Ik ben begonnen met een blog over het alledaagse, waarin ik alles beschreef wat met die kanker te maken had. Ik nam me voor tot de kern door te dringen, de essentie te benoemen.’

LEESTIP

Leven en lot van Vasili Grossman speelt zich af tijdens de slag om Stalingrad en gaat in op hoe klein wij zijn tijdens ons destructief handelen. De dood schuilt om elke hoek en mensen kruipen voor even tegen elkaar aan op zoek naar beschutting. Vooral indrukwekkend zijn de prachtige beschrijvingen van de natuur. Die is eeuwig, terwijl de mens maar tijdelijk is.’

Lukte dat ook?

‘Gedeeltelijk. Het probleem is dat je altijd iemand hebt die over je schouder meeleest. Grote schrijvers kunnen zich daaraan onttrekken. Reve schreef wat er in hem opkwam, hij bekommerde zich niet om anderen. Ik heb dat ook geprobeerd, maar betwijfel of het me gelukt is. Ik kwam erachter dat mijn blog door veel meer mensen werd gelezen dan ik had verwacht. Ik dacht dat vooral wat vrienden en familieleden zo op de hoogte zouden blijven, maar veel meer mensen gingen het lezen. Daardoor voelde ik me toch weer gedwongen bepaalde zaken achter te houden. Marion (Bloem, red.) zal ongetwijfeld zeggen dat ik nog niet eerlijk genoeg ben geweest.’

Heeft ze gelijk?

‘Ja, er zijn wegen die ik niet in wil gaan. Ik heb mijn best gedaan het verhaal zo zuiver mogelijk te krijgen, omdat ik geen rommel wil achter­laten. Maar ik houd ook wel dingen geheim, omdat ze niet goed in mijn verhaal passen.

‘Met mijn blog hoopte ik de plek van de ziekte in mijn leven zo klein mogelijk te houden. Dat is wat naïef geweest. Ik dacht: ik communiceer er langs die weg over, verder is het klaar. Ik wilde niet alleen maar op die ene dimensie worden aangesproken.’

Werkte dat?

‘Nou, de buitenwereld is er altijd om je aan je ziekte te herinneren. Wanneer iemand tegen je zegt: ‘Ik vind dat je er nu beter uitziet dan de vorige keer’, dan heeft hij het over mijn ziekte. Terwijl ik helemaal niet zo beoordeeld wil worden, maar het gewoon wil hebben over leuke zaken: welke mooie boeken heb je gelezen, welke mooie films heb je gezien? Ik vind het heel onprettig de hele tijd als kankerpatiënt te worden gezien.’

Nood doet bidden, luidt het gezegde. Heeft u dat wel eens overwogen?

‘Toen ik van mijn ziekte te horen kreeg, dacht ik vooral: zo gaat het leven. Bidden kwam niet in me op, al begrijp ik het tegenwoordig beter. Vroeger dacht ik: wat een onzin, nu sta ik daar veel milder tegenover. Wanneer mijn schoonmoeder voor het eten bidt, doe ik ook maar mijn ogen dicht, uit respect. Een God is er voor mij niet, ik geloof niet dat er een hogere kracht is die de boel bestuurt. Maar er kan voor mij wel goddelijkheid zijn. Besef maar eens hoezeer we als mensen gezegend zijn. Dat de evolutie met die basale principes van ­leven en overleven ons zo ver heeft gebracht; dat we nu zo oud kunnen worden, ook al ben je ziek. Dat is echt een gezegend verhaal, het had zo anders kunnen lopen. Ga ik dood, dan is het fantastisch geweest: dan is van 1948 tot en met mijn sterfjaar het licht aan geweest in een wereld waarin alles bijzonder en interessant was. Natuurlijk doen we ook stomme dingen in dit leven, maar het is prachtig en goddelijk.’

Hoe kijkt u aan tegen religies?

‘Mensen verwachten nogal eens een harde, wetenschappelijke afwijzing van mij, maar ik kijk met respect en piëteit naar iedere poging van mensen de chaos te bedwingen. Zo zie ik religies. Richard Dawkins (evolutie­bioloog, red.) heeft steekhoudende argumenten voor atheïsme, maar ik vind zijn dwangmatige kant irritant. Laat mensen toch, denk ik dan.’

Wat heeft u van uw ziekte geleerd?

‘Als je ziek wordt, leer je beter zien wat de essentie van het leven is. Je beseft wat je over het hoofd zag toen je nog gezond was. Zelf kwam ik bijvoorbeeld achter de schoonheid van de natuur. Die had ik nauwelijks tot me laten doordringen, ook al liep ik dagelijks hard door de bossen. Wat je vooral niet wilt zien als je gezond bent, is de dood. Die beschouwen we als iets voor anderen. Dat is geen verwijt, want je moet daar ook helemaal niet dagelijks mee rondlopen. Ga maar zolang mogelijk uit van het eeuwige leven.’

Dan houd je jezelf toch voor de gek?

‘Ja, maar toch moet je die illusie koesteren. We kunnen dat, want ons besef van sterfelijkheid is vooral cognitief, niet gevoelsmatig. Natuurlijk, iedere dode in onze omgeving doet vreselijke pijn en op dat moment beseffen we: ‘Eens kom ik aan de beurt.’ Maar al vrij snel schakelen we over op: ‘Ik voel met best goed, er is toch niks ernstigs met me aan de hand?’ Dan wint onze overlevingsdrang het van ons besef van sterfelijkheid.

‘Door de lange duur van mijn ziekte ben ik weer gaan leven als de meeste mensen, namelijk alsof er geen einde aan komt. Waarom zou ik niet wereldkampioen prostaatkanker kunnen worden? Laat ik maar van het gunstigste scenario uitgaan. Natuurlijk besef ik mijn eindigheid, maar ik druk de dood graag uit mijn bewustzijn. Zolang je een gezond gevoel voor humor weet te bewaren, kun je er wat van maken. Al zijn de problemen waarmee ik te maken krijg, zoals ­incontinentie en problemen met ­seksualiteit, bepaald niet grappig.’

Zitten er aan uw verhaal nog losse eindjes?

‘Over mijn Joodse achtergrond zit ik nog met veel vragen, maar ik merk dat ik verder onderzoek uitstel. Stel dat ik van alles vind, dan kan het voelen alsof de puzzel is gelegd. Dat schrikt me af. Verder ben ik, naarmate ik ouder word, meer bezig met de vraag: wat heb ik bijgedragen? Ik heb veel gepubliceerd en afgrijselijk veel foto’s gemaakt, maar wat stelt het voor? Op zich kan ik best tevreden zijn, maar veel werk is toch ook weer snel verdwenen. Er zijn veel golven over het strand gespoeld, heel wat sporen zijn uitgewist. Ik voel me daar vaak melancholisch over. Maar dat is niet hetzelfde als somber. Ik houd nog altijd erg van het leven. Voor mij is melancholie schoonheid zien in het verdwijnen.’

ZIN VAN HET LEVEN

Journalist Fokke Obbema kreeg op 1 april 2017 een hartstilstand. In een reeks interviews gaat hij op zoek naar de zin van ons leven. Lees hier eerdere verhalen.

Lees verder…

Er moet een nieuw verdrag komen

Er moet een nieuw verdrag komen tussen Nederland en de republiek Indonesie.

10897335255?profile=original

10897414276?profile=original 

De verdragen zijn  een politieke modetrend geworden tegenwoordig. Op zich een goede overeenkomst waar je op land - of landen nivo keiharde afspraken vastlegt naar de toekomst toe.

De werking is net als in natuurkunde geënt op communicerende vaten. Met zo’’n verdrag wordt getracht om de rechten van de mensen te nivelleren. De culturen dichter bij elkaar te brengen, de gevoerde politiek op 1 lijn brengen, niet onbelangrijk de economieën doelmatig in stappen in elkaar te laten vloeien voor een gestaagde groei, en uiteraard de democratie verder gestalte te geven als het om de rechten van mensen gaat.

De bedenker van de Euro - Oud-premier Lubbers- had dezelfde missie voor zich zoals bovengenoemd. 1 Europa net als de Verenigde Staten. 1 Europa zou vele voordelen opleveren als wij naar VS kijken, maar VS kent niet de verschillende landen en een ieder met zijn eigen cultuur. Met Verdrag van Maastricht werd de Euro ingevoerd. Ambitieus werd dit Europroject opgepakt en door de strot van de Burgers geduwd. De Euro heeft de burgers alleen veel geld kost en in de ellende gestort, naast dat NL Overheid alles heeft weggesaneerd; In de zorg, scholen, Ouderen, en  veel geld dat naar Brussel gaat. Niet te vergeten als consequentie voorvloeiend uit het verdrag de tientallen miljarden om Griekenland te redden. Verdrag meldt dat ieder Lid van de Euro moet een lid in nood moet redden. Echter de burgers worden door politiek en de media nog verder dom gehouden, ook de goeroes uit de scholen van de economieën hullen in het zwijgen.

Hoe zit het nu met de waarde van onze bezittingen “Assets”? Als Nederland nu terugkeert naar de oude harde Nederlandse Gulden, is deze door de koers van de euro diep gevallen tot wel 45 %. Stel dat voor de invoering van de Euro uw huis 300.000 guldens bedroeg, is deze rond de 180.000 gulden waard. 120.000 gulden is aan de luchtbel van de Euro in rook opgegaan.

 

Wij hebben nog een verdrag dat het Traktaat van Wassenaar heet.

 Geratificeerd  door de regeringen van Nederland en Indonesie in 1966. Deze beoogde dezelfde ambities en intenties van de huidige president Jokowi voor het onderdeel hervormingen van toepassing op beide landen.

Het andere onderdeel financieel paragraaf hield in dat de republiek Indonesië 689 oude Nederlandse guldens diende te betalen aan het Ministerie van Buitenlandse zaken van Bert Koenders. Deze gelden hebben de bestemming voor het compenseren van de Indische Gemeenschap, die al hun bezittingen in het voormalige Indie hebben verloren, omdat deze het land moesten uitvluchten. De republiek heeft in 2001 de laatste termijnbetaling gedaan. Nimmer zijn deze gelden door NL Overheid uitbetaald aan de Indische Gemeenschap. Inmiddels is bedrag opgelopen door de rente op rente, en de invoering van de Euro op 2,4 miljard. Hierboven op komt dat de Indische Gemeenschap als vluchteling alles tot op de laatste cent hebben moeten terugbetalen  aan de Overheid voor: de overtocht, tijdelijk verblijf, en voorschot herinrichtingskosten dit in tegenstelling tot de huidige vluchtelingen. Om de Overheid tot de orde te roepen heeft de Indische Gemeenschap het Actie Comité TvW-66 in leven geroepen om de Overheid – Min. Buza – te sommeren om over te gaan tot uitbetaling.

Het verdrag van Oekraïne is nu in beeld.

Nederland zal eerst moeten beginnen om in de spiegel te kijken. Twee verdragen van het merk “Nederland” die bevolkingsgroepen in de ellende hebben gestort. In het bijzonder werd bij het Traktaat van Wassenaar de Indische gemeenschap als bevolkingsgroep hard getroffen dat nu 51 jaren wacht op hun eigen geld.

 

Sluiten nieuw verdrag tussen Nederland en Indonesie.

De communicerende vaten komen weer uit de kas. Indonesie heeft een economische groei van jaarlijks ruim 7`,7 % dit heb ik Jokowi persoonlijk zeggen in business forum in Kurhause in Scheveningen,  tegen Nederland nog geen 1%. Hier liggen mogelijkheden voor Nederlandse economie. De vele masterplannen in de republiek biedt Nederland voor meer dan ruim 100.000 arbeidsplaatsen tot 2027. De republiek weer kan haar infratrustructuur verbeteren en op een next level zetten. De intensiveringen van de betrekkingen en de banden die het verdrag traktaat van Wassenaar beogen, kan nu worden geconcretiseerd naar een gezamenlijke toekomst toe.

Maar eerst zal  het financieel deel uit het Traktaat Wassenaar uitbetaald moeten worden aan de rechthebbenden.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives