'Geld telt, niet die mooie woorden'
KNIL-demonstratie bij de Tweede Kamer, 1977, toen al over achterstallige betalingen © ANPVlak voor de Indiëherdenking van 15 augustus kondigde staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) vol trots de komst aan van een gloednieuwe ' Indische pleisterplaats' in Den Haag, de weduwe van Indië, het hart van het Nederlands koloniale verleden.
Het kabinet trekt er jaarlijks zo'n 1,5 miljoen euro voor uit tot 2022 en daarna jaarlijks structureel 1 miljoen. "Het is de ambitie om zo te blijven werken aan een nieuwe fase in de relatie tussen overheid, de Nederlandse samenleving en de omvangrijke Indische gemeenschap in ons land," aldus Van Rijn.
Voor de buitenwacht lijkt het een prachtig gebaar van de Nederlandse regering, maar het is een schamele fooi, weggegooid geld, overbodige flauwekul en wegkijken van waar het echt om gaat. Geef het geld aan degenen die daar recht op hebben. Gebruik het om de 'backpaykwestie' en andere openstaande rekeningen volledig te vereffenen.
Ondemocratisch platform
Natuurlijk is Van Rijn niet over één nacht ijs gegaan. Er zijn verkennende gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Nederlands-
Indische gemeenschap, zoals met het Indisch Platform, het Indisch Herinneringscentrum en Stichting Pelita. Maar in het recente verleden zijn al twee pogingen ondernomen voor een Indisch Huis in Den Haag. Met als wrang resultaat: faillissement door fraude en wanbeheer. En nu een derde poging.Hoe kan dat? Komt het misschien omdat het ondemocratisch geïnstalleerde Indisch Platform al decennia structurele en incidentele subsidies krijgt van de Nederlandse overheid? Moeten we daarom blij zijn met die ene vogel in de hand?
Wij stellen vast dat het Indisch Platform na 25 jaar nog steeds niet in staat is om iets te betekenen in het belang van het collectief Indisch rechtsherstel. Met het terugbetalen van zo'n 90.000 KNIL-militairen en andere overheidsambtenaren is een slordige 2,25 miljard euro gemoeid.
Op 15 augustus 2015 (70 jaar na de Japanse capitulatie) kwam de Nederlandse regering met de 'heuglijke' mededeling dat aan alle rechthebbenden die op die datum nog in leven waren, een bedrag van 25.000 euro uitbetaald zou worden. Er waren nog 577 mensen in leven. Aan hen is in totaal 14,5 miljoen euro aan uitgekeerd.Het nieuwe herinneringscentrum kreeg als ambtelijk motto 'gestalte geven aan brede collectieve erkenning van de Nederlands-Indische gemeenschap'. Voor de Indische gemeenschap houdt 'brede collectieve erkenning' niet in dat er nieuwe initiatieven worden gerealiseerd, maar dat oude beloften volledig worden gelost. De backpaykwestie rond het krijgsgevangen overheidspersoneel is slechts een van de vele onafgemaakte zaken na de dekolonisatie van Nederlands-Indië.
Ontredderd en berooid
Daarnaast is er de ronduit schandalige opvang van de mensen die tussen 1945 en 1962 noodgedwongen naar Nederland kwamen. Oorlogsslachtoffers dus. Excuses voor het schaamteloos handelen zouden niet misstaan.
Want, alhoewel berooid en ontredderd, hielpen ook deze mensen mee aan de wederopbouw van dit land. Over de jaren van gedwongen aanpassing, discriminatie, structurele achterstelling in combinatie met een opgelegde schuld voor de kosten van overtocht, verblijf in contractpensions en tweedehands kleren van het rampenfonds werd met geen woord gerept. Evenmin werd gesproken over het jappenkamp en de gewelddadige pogingen om de kolonie te houden.Waarom wordt er geen geld uitgekeerd aan hen die er simpelweg recht op hebben? Dringende verzoeken om achterstallige lonen te betalen werden doorverwezen naar de Indonesische regering. Hoe vaak en op welke toon heeft Den Haag de Indonesische regering op deze verplichting gewezen?
Waarschijnlijk nul keer, om de handelsbelangen met de jonge natie niet te schaden. Het uitbetalen van achterstallige soldij, lonen en pensioenen, maar ook van de spaargelden bij banken en verzekeringsmaatschappijen is meer dan genoegdoening aan de rechthebbenden: het is hun recht! En dat recht wordt hen al decennia ontzegd.
Beerput
Met deze complexe achtergrond moet 'de' Indische gemeenschap zich dus verheugen op de komst van een nieuwe pleisterplaats. Er wordt hoog opgegeven over een 'kenniscentrum repatriëring', waar mensen met een Indisch verleden kunnen uitzoeken met welke boot hun ouders of grootouders naar Nederland zijn gekomen. Dat kan iedereen die in het bezit is van een computer nu al vanuit zijn huiskamer: je typt gewoon in: www.passagierslijsten1945-1964.nl.
Het echte, schrijnende verhaal bevindt zich in de beerput onder de Haagse villa waar het Indisch herinneringscentrum gevestigd wordt.
Alle berichten (2935)
DEN HAAG (23 januari 2020) - De aandeelhouderscommissie van Eneco heeft bij Mitsubishi aangedrongen om alsnog excuses aan te bieden voor het inzetten van Nederlandse dwangarbeiders tijdens de Tweede Wereldoorlog. Ook blijkt de diplomatieke druk vanuit Nederland de afgelopen dagen te zijn opgevoerd. Dat meldt het AD.
Het oorlogsverleden van het omstreden Japanse conglomeraat is actueler dan ooit door de geplande verkoop van de Nederlandse energieleverancier Eneco. Voor 44 Nederlandse gemeenten betekent dat een flinke financiële meevaller, omdat zij allen aandeelhouder zijn van Eneco. Groot was de ophef onder vooral (Indische) Nederlanders toen bleek dat bij de beoordeling van de verkoop nauwelijks werd stilgestaan bij het oorlogsverleden van Mitsubishi. Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte het bedrijf zich schuldig aan oorlogsmisdaden, door onder andere 3332 Nederlandse krijgsgevangen in te zetten als dwangarbeider in onder meer Japanse mijnen. Het consortium heeft die Nederlandse slachtoffers, in tegenstelling tot hun Amerikaanse lotgenoten, nooit excuses of compensatie aangeboden.
Tegenover het AD laat Jan van Wagtendonk, voorzitter van de Stichting Japanse Ereschulden (JES), weten dat: “Het spel met Mitsubishi is op de wagen”. Van Wagtendonk zegt goede hoop te hebben dat Mitsubishi binnen “afzienbare tijd” alsnog excuses zal maken. Ook de aandeelhouderscommissie van ENECO, met daarin vertegenwoordigers van 44 Nederlandse gemeenten, “heeft gesproken met Mitsubishi”, aldus de Haagsche wethouder Boudewijn Revis (VVD). “De commissie heeft de verhalen en zorgen overgebracht aan vertegenwoordigers van Mitsubishi Corporation en hen verzocht in contact te treden met de slachtoffers en hun vertegenwoordigers”. Ondertussen blijkt ook het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezig met de kwestie. Mitsubishi wil vooralsnog niet inhoudelijk reageren.
https://twitter.com/FederatieIn…/status/1220459663256367104…
Pasar Colours Festival op de Huishoudbeurs
Hal 5 van de Huishoudbeurs in de RAI Amsterdam
Entree
Gebruik entree K. Het Pasar Colours Festival ligt direct achter hal 1.
Als u met de trein reist is dit de 2e grote ingang vanaf het station.
Als u met de auto reist kunt u parkeren in de onder gelegen garages. Let op, de garages zullen snel vol zijn.
Adres
Europaplein 2-22, 1078 GZ Amsterdam
Datum
22 februari t/m 1 maart
Openingstijden
zaterdag 22 februari: 11:00 – 19:00 uur
zondag 23 februari: 11:00 – 19:00 uur
maandag 24 februari: 11:00 – 19:00 uur
dinsdag 25 februari: 11:00 – 19:00 uur
woensdag 26 februari: 11:00 – 19:00 uur
donderdag 27 februari: 11:00 – 22:00 uur
vrijdag 28 februari: 11:00 – 22:00 uur
zaterdag 29 februari: 11:00 – 19:00 uur
zondag 1 maart: 11:00 – 18:00 uur
Toegangsprijs & tickets
Klik hier om kaarten voor het Pasar Colours Festival & de Huishoudbeurs te kopen
Facebook Event
Klik hier om naar het Facebook evenement te gaan en zet jezelf op aanwezig
Programma
zaterdag 22 februari 2020
Tim Douwsma
Relight
Ester Latama
kookdemo Rumah Rasa
zondag 23 februari 2020
Tim Douwsma
The StreetRollers
Harold Verwoert
Dansgroep Orchidee
Kookdemo Pisang Susu
maandag 24 februari 2020
Tim Douwsma
Affinty
Grace Reece
kookdemo Rumah Rasa
dinsdag 25 februari 2020
Tim Douwsma
Wipe Out Selection
Danny Everett
kookdemo Rumah Rasa
woensdag 26 februari 2020
Tim Douwsma
Simply Friends
Ray Smith
Peduli Seni Indonesia
Kookdemo Pisang Susu
donderdag 27 februari 2020
SURINAAMSE DAG
Trafassi
Tim Douwsma
Master Stu
Surinaamse kookdemo Pisang Susu
vrijdag 28 februari 2020
LATIN-AMERICA DAY
Tim Douwsma
Los Perdidos
Zuid Amerikaanse Kookdemo Pisang Susu
zaterdag 29 februari 2020
AMSTERDAMSE DAG
Tim Douwsma
Blaaskapel BlaasVaak
kookdemo Rumah Rasa
zondag 1 maart 2020
Tim Douwsma
Hot News
Pentjak Silat Manyang
Kookdemo Pisang Susu
Praktische informatie
Bereikbaarheid
RAI Amsterdam ligt aan de ringweg A 10 (Afslag S109 RAI). Direct bij het naderen van Amsterdam via de autosnelweg A1 (Amersfoort/ Amsterdam), A2 (Utrecht/Amsterdam) of A4 (Den Haag/ Amsterdam) wordt de RAI aangegeven op de ANWB-borden. RAI Amsterdam ligt direct aan de ringweg (afslag 9). Vanaf de afslag is de route naar de parkeergarages aangegeven.
Met navigatiesystemen kunt u navigeren naar: Europaplein 24, 1078 GZ Amsterdam.
De ‘P-RAI’ borden zijn echter leidend.
Parkeren
RAI Amsterdam beschikt over ruime parkeerfaciliteiten onder en rondom het gebouw. Daarbij bieden wij zo’n 30 elektrische oplaadpunten. Bij grote evenementen is de capaciteit niet altijd toereikend en worden ook verder afgelegen terreinen gebruikt. Dan worden voor het vervoer van en naar de RAI gratis en frequent rijdende pendelbussen ingezet. Er wordt verwezen naar deze terreinen via bebording op de openbare weg en/of politie.
Bezoekers van grote evenementen wordt geadviseerd om gebruik te maken van het openbaar vervoer. Van treinstation Amsterdam RAI is het 10 minuten lopen naar het RAI-gebouw.
Het parkeertarief is € 20,00 per dag.
Openbaar vervoer
Per metro en bus
Iedere 5 minuten rijdt metro 52 vanuit het centrum van Amsterdam (Amsterdam CS) richting Zuid (halte Europaplein). Metrolijn 52 stopt voor de deur en vormt een ideale verbinding met het Amsterdamse stadshart.
Vanaf NS-station Amsterdam Amstel is de RAI het best te bereiken met metro 51 of bus 65 richting KNSM eiland (halte Scheldeplein). Metro 51 heeft tevens verbinding met Amsterdam Centraal Station. Vanaf Amsterdam Sloterdijk is de RAI het best te bereiken met metro 50 richting Gein (halte station Amsterdam RAI).
Per trein
NS-station RAI ligt op 300 meter van de RAI en heeft regelmatig verbinding met station Amsterdam-Duivendrecht, station Amsterdam-Amstel en station Schiphol, die zijn aangesloten op het internationale intercitynet. Meer informatie via de NS Reisplanner.
Huisdieren
Huisdieren zijn niet toegestaan in RAI Amsterdam. Assistentiehonden (hulphonden) zijn welkom, maar er gelden wel enkele afspraken. Neem hiervoor contact op met corcom@rai.nl
Invaliden
Huishoudbeurs / Pasar Colours Festival is prima toegankelijk voor mindervaliden en rolstoel gebruikers. De gangpaden van de Huishoudbeurs zijn allemaal vlak en ruim opgezet. In het gebouw zijn liften en invalidentoiletten aanwezig. Mensen die in het bezit zijn van een officiële gehandicaptenparkeerkaart (GPK) kunnen zich melden bij de loge van de P7-parkeergarage, deze is te bereiken door de route P RAI 7 te volgen, van daar uit verwijzen wij naar de beste parkeerplaats. Ook met gehandicaptenparkeerkaart (GPK) geldt het reguliere RAI parkeertarief.
Het is mogelijk om via RAI Amsterdam een rolstoel in bruikleen te krijgen. Reserveren vooraf is noodzakelijk, stuur een e-mail naar frontoffice@rai.nl met: Naam, Telefoonnummer, Datum van ophalen, Event/beursnaam, Een geldig legitimatiebewijs is nodig bij ophalen.
Het Taipan/ Chinese regime gebruikt de Nederlandse trucjes in het beheren (koloniseren) cq onderdrukken van Indonesië, deze zijn o.a. verdeel en heers, smeergeld enz. En als er gesommeerd wordt over deze kwestie, dan zeggen de Chinezen in Indonesië dat het "rasisme en discriminatie" is. Slachtoffers door deze kwestie zijn 99,99 tot 100% de autochtone Indonesiërs. Ook bij de bestrijding van corruptie zijn de Chinezen buitenspel en hiervan zijn de autochtone Indonesiërs wederom de slachtoffers.
Indonesië wilt niet meer gekoloniseerd cq onderdrukt worden door buitenlanders maw eigen beheer/ regie in alles.......
President Jokowi is bezig met het uitvoeren van dekolonisatie plan door buitenlandse bedrijven te nationaliseren, te beginnen met westerse bedrijven (Amerikaanse mijnbouw bedrijven Freeport enz.). Chinese bedrijven vallen hier buiten. Het doet ons denken tijdens de Soekarno tijd in de begin van zestiger jaren, het conflict met de communistische partij Indonesië (PKI) en de Chinezen. Nu zijn de Chinezen buitenspel. Deze communistische partij is verboden in Indonesië. Er zijn geruchten over de wederopstanding van de PKI, mede door de Chinese invloed uit haar contractinvesteringen met Indonesië en door de decennia lange Chinese macht in de Indonesische economie. President Jokowi ontkent dit in alle staten. Er zijn geen bewijzen voor volgens hem.
Wel zijn alle investeringen uit buitenland zeer welkom met de voorwaarde dat de uitvoering ten alle tijde onder regie/ beheer van Indonesië blijft, dus geen buitenlandse bemoeienis/ wijzende vinger enz. Deze wordt dan gezien als herkolonisatie. Zoals Hatta (rechterhand van Soekarno) ooit had gezegd: "beter in armoe leven dan weer te worden gekoloniseerd en onderdrukt door buitenland".
Notitie voor het kabinet Rutte!
Mocht het kabinet Rutte in de toekomst weer geld gaat vrijmaken voor de Indonesische regering onder de noemer ontwikkeling samenwerking zoals vorig jaar april tijdens een bezoek van president Jokowi in Nederland plaats had gevonden (€600 miljoen), geef dan tegelijkertijd het geld van de schadeloosstelling van de Indische Nederlanders (wegens het nationaliseren van hun eigendommen door Indonesië) wat door president Soekarno was voldaan terug aan de rechtmatige Indische Nederlanders conform het verdrag Traktaat van Wassenaar 1966. Doch eerder of direct verdient de voorkeur, alhoewel het al meer dan een halve eeuw te laat is.
Zie ACTW66.
Wij Indische Nederlanders zullen nooit opgeven met onze claim tot ons geld terecht is bij de gerechtigden conform het Traktaat van Wassenaar 1966. Steun ACTW66 door de berichten over ACTW66 te delen.
Voor meer informatie over de ontwikkelingen van ACTW66 verwijzen we allen naar de internet media ICM onder beheer van dhr. Ferry Schwab.
Referentie bron....sumber referensi:
http://dedenheryana.blogspot.nl/2017/08/politik-gaduh-pengalihan-fokus-terhadap.html?m=1
Centraal moet staan bij ALLE BELANGHEBBENDE PARTIJEN HET Traktaat van Wassenaar!
Ondergetekende volgt al een tijdje de lopende ongewapende strijd tussen de betrokken partijen binnen het Indisch Platform dat tweedracht zaait binnen de Ned. Indische Gemeenschap met als gevolg, waarbinnen voor Allen juist de opdracht ligt:
“Het onder de aandacht brengen van de nooit afgewikkelde affaire van
Het Traktaat van Wassenaar, dat Centraal moet staan bij ALLE BELANGHEBBENDE PARTIJEN, anders moet men iets anders gaan doen!”
Dat hier over en weer met modder word gegooid, over waar mensen zijn geboren of toevallig een andere afkomst hebben dan (Indische of Nederlands), is kinderlijk en onbegrijpelijk en NIET ter zake in deze!
Dan daarnaast, dat dit ook nog via Facebook wordt uitgebraakt voor de hele gemeenschap, dient niemand en maakt het nog onsmakelijker.
Ik ben een Hollander, getrouwd met een Indo waarvan haar grootvader een echte Hollander was. Die was eerlijk en duidelijk, en daar had iedereen daar respect voor. Dat is wat ik ook geleerd heb van huis uit , en laat het daarbij, wat dit aspect betreft : Respect!
Dan wat ik nu en vooral de laatste tijd hoofdzakelijk lees is, dat vele groeperingen steeds de strijd met elkaar aangaan over, die doet en dat en dat fout, slaan elkaar nog net niet de hersens in, en gaan kompleet voorbij aan de taak, waarvoor ze eigenlijk zouden moeten staan: De Afhandeling van Het Traktaat van Wassenaar t.a.v. genoemde Gemeenschap, in de breedste zin v.h. woord.
Deze gemeenschap verwacht dat er IEMAND opstaat, die daar echt iets aan doet. Daar ken ik er maar zeer weinig van!
Ik ben onafhankelijk, als Hollander naar de Indische Kwestie, met hoofdletters geschreven, waarover op school ons nooit iets over is verteld dan wat de namen waren v.d. verschillende eilanden in Indonesië, doch door ook de geboortegrond van echtgenote Indonesië (prachtige land) bezocht te hebben ken ik nu ook de zijdelings de gemiddelde Indo, maar één persoon/ organisatie springt er voor mij wel uit, dat is de ICM (Ferry Schwab), belangeloos Bevlogen, met Betrokkenheid en Passie v.d. Ned. Indische Gemeenschap, en daardoor ook zeer grote aanhang heeft, door duidelijkheid en Transparantie met zijn "Team" waarvan iedereéén weet waar ICM men mee bezig is.
Daar ligt ook de intentie en kracht voor deze grote aanhang, dienend te zijn, die soms wat te passief is, maar komt dan ook door het vertrouwen van hen in deze Organisatie, waar Openheid en Resultaten het belangrijkste is voor de Ned. Ind. Gemeenschap.
Ik ben er zeker van dat er binnenkort resultaten van initiatieven bekend worden gemaakt door ICM/ Ferry Schwab op de ICM-internet krant(icm- online.nl)
Aan alle andere Organisaties t.b.v. deze NIG: Met verwacht, met hierin vooruitlopend het IP: Was is jullie Doel, Planning en Resultaten, en wordt achterban daarover geïnformeerd?
Daarom, wees eerlijk en vooral Transparant over wat je doet naar je achterban, maar vooral ook Belangeloos en met Betrokkenheid!
ALGEMEEN:
Kijk naar wat is bereikt na 52 jaar, ALS je echt wat "gedaan" hebt voor deze ZAAK.
Voor mij is dit dan ook de drive om daar echt iets aan te doen, Met de andere Organisaties samen te werken !!! , want hierop wordt weinig of geen Initiatieven genomen, en daarom zijn de Resultaten er ook niet naar, en stemt mij echt triest!
Dit ondanks alle "inzet" na 52 jaar , nog steeds GEEN RESULTATEN t.a.v .Het Traktaat van Wassenaar, waar juist ook "inzet v.h. z.g. Indische Platform met al zijn aangesloten gelieerde Indisch Organisaties van werd verwacht, wordt het initiatief van ICM de grond ingeboord, en voorop zou voor moeten gaan in Duidelijkheid en Inzet, doch de resultaten "lijken ondergesneeuwd te zijn" De laatste tijd teveel met andere zaken bezig ??? , terwijl men pretendeert dicht bij de politiek te staan (van Rijn) maar juist DAAR liggen de problemen maar ook Openingen.
Nu: te Dicht bij de Politiek, door en samenstelling v.h. huidige "bestuur" en de financiële onderlinge betrokkenheid naar de politiek, want juist de Politiek moet aangesproken worden op zijn Verantwoordelijkheid en de, toen en nog steeds zijnde ZORGPLICHT t.a.v. haar onderdanen!
Dit bestuur zou m.i. opnieuw worden samengesteld, uit een raad van onafhankelijke betrokken mensen en externe organisatie/ specialisme, met gedelegeerde deeltaken, door de gemeenschap waarvoor ze "inzet" noodzakelijk is. Dan kan men de Doelen, met duidelijkheid, vernieuwd opstellen, en actie nemen, gericht op Inzet,
Kwaliteit en Verantwoordelijkheden, en de onbroodnodige Samenwerking zoeken en stimuleren, als katalysator tussen de "aangesloten partijen" en ook daar bij voorkeur een Nieuwe structuur/organisatie met gedelegeerden, opzetten/vastleggen, financiële middelen duidelijk krijgen, maken en stroomlijnen, en de Resultaten en vooral Doel -en Resultaat periodiek bekend maken, niet alleen in kleine kring, maar ook naar buiten toe, dan krijgt men Respect, en de noodzakelijke controle, t.a.v. de Aanhang, en de zo broodnodige Vrijwilligers daarvoor.
Juist door deze ontbrekende samenhang, is in deze langslepende Affaire nog steeds geen Resultaat, zelfs na 52 jaar. Onbegrijpelijk waar men dan wel mee bezig is geweest ( in ieder geval niet op Resultaat gericht) !!!
Dat is waar IK Altijd voor gestaan heb, in mij werkzame leven, Duidelijkheid, Eerlijkheid, Inzet en Kwaliteit!
JC van Veldhoven
Het Traktaat van Wassenaar , aangaande "De Indische Kwestie" tav WUZ-Redactie van "De Telegraaf"
Aan:
De Telegraaf
Geachte WUZ-redactie,
Schaijk, 31 Augustus 2017
Oproep van de Gehele Ned. Indische Gemeenschap (NIG), waar ook ter wereld verblijvende, zich te Melden bij www.icmonline.nl , tbv de Petitie en Registratie tav De Claimstichting ACTW66,
tav de Aanklacht aan de Huidige Nederlandse Regering , "Het Traktaat van Wassenaar” op te pakken en Uit te voeren, daar de Nederlands Indische Gemeenschap (NIG) het nu beu is na 52 jaar wachten op Uitvoering -en Afhandeling van genoemd Traktaat, wat onderling is afgesproken en vastgelegd in een Overéénkomst op 17 september 1966, tussen Indonesië en Nederland, genaamd :Het TRAKTAAT VAN WASSENAAR, handelend over de TERUG KEER VAN HAAR EIGEN NEDERLANDSE ONDERDANEN" te Indonesië in de periode 1947-1962, en eist dat de hiervoor vastgelegde bij vastgelegde - en overgedragen Verantwoordelijkheid , NU wordt Uitgevoerd, rechtens het gestelde uit deze Overéénkomst.
Het verdrag ademt uit dat Nederland o.l.v. Luns Indonesie een poot wilde uitdraaien, en niet van plan is om haar onderdanen - ruim 500.000 - met Nederlandse paspoort toe te laten , hiervan werden 149.000 niet toegelaten dus stateloos gemaakt, alsmede op enigerlei te compenseren, blijkt al de uitdelingswet dat binnen drie maanden alle claims dienen te worden ingediend, terwijl het hele bedrag pas in 2002/2003 op de plank lag om te worden uitbetaald, daarbij het Min. Buza doorverwijst naar de Staatssecretaris Martin van Rijn. De Nederlandse Staat had wel een stuk of 7 momenten om hiervan de betrokken geroep te informeren dat reeds begon met Het Gebaar, het moment dat mede de laatste termijnbetaling van de republiek Indonesie werd ontvangen door het Min. Bu Za.
Dat vervolgens aan het bovenstaande Recht wordt gedaan, aangaande de :
AFGENOMEN , Geboortegrond, Waardigheid en zelfstandigheid, Huis en Haard, gevoel van Gerechtigheid, het ERFRECHT (tav de overleden Slachtoffers en Na-bestaanden), het overkomen leed n.a.v De honderdduizenden Mishandelingen -en gepleegde Moorden op complete families in de gehele Indische Archipel, en het Aziatische grondgebied), Erkenning krijgt als “Verborgen leed bij de NIG”, terwijl Nederland toekeek.
HISTORIE, voorafgaande aan deze onteigeningen en overig Leed :
A) De Inval en Overheersing van de Jappanse legers in Indonesië en Japan, 1940-1945, met hen zeer slecht bestaande houding tov de NIG, (Eerste maal) naast de Beslagen, Diefstal en Vernietiging van Goederen, B) De Politionele akties in Indonesië door het Nederlandse leger, de akties van deze Vrijheidsstrijders,
met als gevolg, en de vele Mishandelingen / Moorden gepleegd door deze “Vrijheidsstrijders" in Beschermings-kampen van Sukarno, met achteraf naar schatting tussen de 250 -en 350.000 slachtoffers, waarvoor ook Sukarno aangeklaagd KON worden : Het aanzetten tot Mishandeling/Moorden -en Oorlogsmisdaden, tegen de NIG .
C) De uitzetting vd NIG uit Indonesië (1957 t/m 1962) , (Tweede maal) naast de Beslagen, Diefstal en Vernietiging van Goederen, en gedwongen achterlating van ALLES, aan de vrijheidsstrijders van Indonesië, onder aanvoering toenmalig eenzijdig uitgeroepen president President Sukarno van Indonesië.
D) De "Opvang en Plaatsing" van de NIG met een Nederlands paspoort, in slecht geregelde kontrakt-pensions in Nederland, plaatsing van hele families in kleine behuizingen, zo ook de Molukkers in d vooral"kampen" verdeeld over Nederland, die vervolgens allen door de toenmalige Regering, verder aan hun lot werden overgelaten. Ook had de NIG had te maken met het ontberen van Informatie, tav de Toekomst, Begeleiding, Huisvesting, Werk -en Inkomen, maar ook de "gemiste" noodzakelijke ondersteunende Overheids-Instanties en de daartoe behorende publikaties in de Nederlandse kranten tbv deze inmiddels “verlaten” NIG.
E) Het Onrechtmatig laten Verlopen -en Intrekken Paspoorten, tav de achtergebleven, de z.g. Stateloze “NIG" door NL, en het vervolgens niet willen meewerken aan de terugkomst van deze “Vergeten groep Nederlanders" naar Nederland.
F) De vele nodeloos gevallen Slachtoffers, tijdens deze gevoerde Oorlogen en de daarop volgende Bersiap periode.
G) Terugdraaien van de voor de groep van Na-bestaanden: Het Erfrecht, zoals het gewone Erfrecht van Toepassing is !
Antwoorden op de Aanvragen van de Slachtoffers, en Nabestaanden betreffende Herstelbetalingen door de Staat Indonesië, aan de Nederlandse Staat (SVB) door Aanvragers, Verzoeken om Hulp/Herstel-betaling(en) waarvoor de Verantwoordelijkheid was/is overgedragen aan de Nederlandse Staat / wbt Uitvoering en Afhandeling, deze ZELDEN of NOOIT werden/worden gehonoreerd , door de al vele jaren gehanteerde Vertragings-taktiek van deze Regering(en) , die keihard worden Afgewezen, en deze vervolgens te dwingen, tot uitvoering aan hetgene is vastgelegd in gemelde overéénkomst, tav de Slachtoffers -en Nabestaande(n).
Werkwijze/antwoorden vd SVB tav de tot nu ingediende Aanvragen om Bijstand/Herstelbetalingen, door Slachtoffers/Aanvragers -en Nabestaanden :
Kunt u aantonen dat u dit allemaal hebt meegemaakt ?
(ofdat hierboven genoemde feiten nooit hebben plaatsgevonden, en papieren/ eigendoms-akten, en overige documenten waren vernietigd of verbrand, en ook de ‘nieuwe Indonesiche Staat/ c.q. Vrijheidsstrijders hier niks over vastlegden en Archieven werden leeggehaald /verbrand ) dus geen bewijzen!
U wordt wel Erkend maar dit heeft geen verdere gevolgen voor u , (Onbegrijpelijk antwoord vd SVB, terwijl de reeds lang daarvoor gedoneerde gelden door Indonesië zijn overgedragen aan het Ministerie van Buitenlandse zaken (bij BuZa op de plank), doch welke plank weet “waarschijnlijk" de SVB ook niet ?? de NIG WEL, die van BuZa !!! , of U kunt het niet aannemelijk maken dat u dit alles hebt meegemaakt Opsluitingen (thuis/kampen) ,
(terwijl ouders vaak/nog een WUV-Wubo compensatie kregen, op basis van informatie !), of U bent geen Nederlander meer , of U woont niet in Nederland , of U voldoet niet aan artikel 3 , en 19 om in aanmerking te komen voor een uitkering, (WUV/Wubo) .
(Artikel 3 is daar duidelijk over, in tegenstelling wat de SVB verkondigd, en als men daarop regeert, krijgt men GEEN antwoordt, zo ook niet op de Beschuldiging van Discriminatie en/of Onjuiste benadering van Artikel 3, Voorwaarde Art. 3 : Men moet bij het (gedwongen vertrek uit Indonesië, Nederlander(se) zijn,
laat staan dat men moet verklaren aan de SVB, hoe Aanvrager zijn vakantie besteed, of
U hebt geen zichtbaar Letsel, dus wijzen wij uw verzoek AF , (onbegrijpelijk zo,n opmerking/antwoordt terwijl er in vele gevallen NOOIT enig medisch onderzoek door een Arts is gepleegd, niet Vooraf of Achteraf , of U bent te laat met uw Reactie op uw Beroep, of SVB vindt de antwoorden van aanvrager Onvoldoende, Ongemotiveerd en Reactie NIET tijd aangeleverd, , met als resultaat : Aanvraag Afgewezen, TERWIJL juist de Nederlandse Staat al 51/72 jaar te laat is met de Afhandeling van het Traktaat van Wassenaar, en vervolgens de SVB, Aanvrager zelf daaraan SCHULD heeft, is helemaal omgekeerde Wereld :
Niet DE AANVRAGERS HEBBEN EEN OORLOG UITGELOKT , of zijn daarmee GESTART!!!
Deze “on-Nederlandse be-handel-wijze” moet worden gestopt, Hoe dan ook :
Al sinds 1966, (52/72 jaar) GEDRAAI VAN DE NEDERLANDSE REGERING, (zie brief onderaan) tav de Uitvoering van genoemde overéénkomst, EN 52/72 verloren Jaren, tav Zorgplicht door de Nederlandse Staat, RECHTSHERSTEl tav Verlies van Geboortegrond, Waardigheid en Goederen , door de Nederlandse Regering,
naar de Echte Slachoffers van de verliezen, de Rechthebbende SLACHTOFFERS -AANVRAGERS -en Nabestaande, OM COMPENSATIE !
Doch deze oproep is ook bedoeld als ekstra stimulans aan de nog overgebleven Slachtoffers -en Nabestaanden, voor zover zij zich nog niet gemeld hebben, zich bij ICM-online.nl (De Indische Nederlandse Internet krant) te Melden, of dit alsnog te doen om in aanmerking te komen voor Uitbetaling via de Claimstichting ACTW66, zodat dit kan wordt meegenomen in de gemeenschappelijk Claim-stichting ACTW66 , Rechtens de Overeenkomst tussen Indonesië aan Nederland, om Erkenning en Herstel-betalingen af te gaan dwingen !
Indonesië heeft WEL aan zijn betaalverplichtingen voldaan rechtens gemelde overéénkomst, doch Nederland blijft uitvoering vlgs overéénkomst AANHOUDEN.
Nu Nederland nog, (het Ministerie van Buitenlandse Zaken) !
Als laatste opmerking :
De Verkrachting vh Erfrecht aan de orde moet worden gesteld en/of een Juridische Toets zou moeten ondergaan, of dit vlgs het Internationale -en Nederlands Recht , alsnog kan worden teruggedraaid , zodanig dat Nabestaanden van gemelde Slachtoffers, alsnog hun Rechten kunnen opeisen als Navordering en/of Herstelbetaling. Ook hier kan natuurlijk niet van Verjaring worden gesproken,
zou een emotionele misdaad zijn t.o. de Slachtoffers -en Na-bestaanden.
De gedoneerde gelden van Indonesië (689 miljoen gulden) vervolgens terug eisen van de Nederlandse Staat, bij uitblijven van de gewenste uitvoering.
NU waard 2,4 miljard Euro) aan Nederland , en dit nimmer is uitgekeerd aan de Slachtoffers en/of Nabestaanden, dus moeten nog beschikbaar zijn, ANDERS moet Indonesië om teruggave vragen, daar de Nederlandse Staat dit onder "radar wil houden”, en wel na uitkering over Kapitaal-vermogen, Renten, uitgezette Aandelen en Belasting-inkomsten terugvloeien naar de Ned. Staat :
Daarvoor is het Traktaat van Wassenaar 1966 NIET bedoeld, doch t.b.v. komt van deze NIG,
Slachtoffers van de INDISCHE KWESTIE , met achterlatingen van hun Geboortegrond,
huis en haard, werd compensatie gevraagd, daar ook deze Slachtoffers (toemalige verzetsstrijders, oud ambtenaren -en militairen) zowel mannen,
JCvVeldhoven, te schaijk
zie Verklaring hieronder van BuZa aan de hr. Schwab sr. ICM-Insdisch Internet krant, over het op de plank hebben liggen van 689 miljoen gulden (nu 2,4 miljard €) (www.icmonline.nl)
Transformatie - organisator van grote Pasars naar muzikant.
Wie kent Wout Nijland niet?
In de jaren 2000 begon hij als manager van vele artiesten O.A; Riem de Wolff, Mana ....... en niet vele andere genoemden. Als management bij Wout Nijland hield het ook in het produceren van producties voor optredens, Cd’s en Dvd’s. Met zijn creatieve inslag trachtte hij dit ook te bewerkstelligen in zijn Pasar Malams. Velen kunnen zich dat nog herinneren in Zeewolde buiten op het gras en diverse tenten, een Pasar Malam Besar op zijn smalst waar jaar in jaar uit ruim 15.000 mensen kwamen op deze drie daagse pasar. Podia met artiesten stond centraal, niet 1 maar minimaal 3 opdat het publiek kon kiezen naar hun voorkeuren. Wout bleef doorontwikkelen wat zijn Pasars betreft, dat bij de vele andere organisaties niet ontging dat uiteindelijk de BurgerZoo en Huishoudbeurs in de RAI waar zo'n 100.000 bezoekers vroegen om events als een Pasar Malam te organiseren.
Diep in zijn hart zat toch altijd al het "muzikant" zijn dat door zijn aderen stroomden. Ergens in 2014 zocht hij naar opvolgers om deze pasars Istimewa voort te zetten. Hij vond hier de geschikte kandidaten voor Marcel en Hans ( voorheen werkzaam bij Free Record, waar zij belast waren met organiseren van evenementen). WN-Productions ging over in Istimewa Events. Wout heeft de juiste kandidaten geselecteerd mede omdat nu al de Istimewa Events over de grens o.a. België en Duitsland verder gestalte krijgen. Ja, het hele palet aan Indisch erfgoed cultuur dat nu in België en Duitsland wordt uitgerold. Dankzij het Multifunctioneel karakter van de Crew is het zelfs mogelijk dat zowel een pasar in Nederland als in België op een zelfde weekend kan plaatsvinden.
Wout Nijland treedt nu op als muzikant / cabaret trekjes om het publiek te entertainen met zijn band Simply Friends.
Jakarta zinkt, en niet zo’n beetje ook. Toch zou vissersvrouw Tati Suryadi (38) haar uitzicht voor geen goud willen ruilen. Vanuit haar spaanplaten huis op palen kijkt ze zo uit op de baai van Jakarta. Denk de hopen aangespoelde plastic even weg, vergeet de olieachtige laag die op het zwartgrijze water drijft. Begin tegen haar dus niet over dat strookje land daar rechts in de verte, waar een houten gebouw met aanlegsteiger nu nog het enige teken van leven vormt. Of erger: de plannen die er liggen om daarachter, precies voor haar uitzicht, een enorme dijk te bouwen.
De metropool met zijn (volgens officiële tellingen) ruim 11 miljoen inwoners zakt jaarlijks gemiddeld zo’n 7,5 centimeter verder weg onder zeeniveau. Op sommige plaatsen in het noorden gaat het een stuk rapper, daar loopt het op tot zo’n 25 centimeter. De boosdoener: diepe grondwateronttrekking. In de stad schieten constant nieuwe winkelcentra of appartementencomplexen uit de grond en die hebben allemaal water nodig. Wegens de gebrekkige waterleidingvoorziening pompen zij massaal water op, honderden meters diep uit de grond. Het gewicht van al die nieuwe gebouwen drukt de boel verder naar beneden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/06/data15710913-39ece1.png)
Zeker vier miljoen mensen wonen nu tot vier meter onder zeeniveau. Niet alleen arme vissers, maar ook de rijken die pompeuze villa’s aan zee lieten bouwen. De muren die hen tegen al dat water moeten beschermen, zinken net zo hard mee.
Hoe gevaarlijk dat is, werd duidelijk in 2007. In februari kreeg Jakarta, met dertien zwaar vervuilde rivieren wel gewend aan doorbrekende oevers, een van de meest dodelijke overstromingen in decennia over zich heen. Een paar maanden later, in het droogseizoen, gebeurde er iets vreemds: uit het niets overstroomde de stad vanuit zee. Een half jaar later: nog een keer. „Klimaatverandering, dachten mensen”, zegt Jan Jaap Brinkman (58) van het Nederlands wateronderzoeksbureau Deltares. Tot uit de berekeningen van Brinkman, vanuit Delft opgetrommeld door de Indonesische overheid, een heel andere conclusie kwam. Niet de Javazee stijgt, Jakarta zakt weg.
Er kwam ook een alarmerende voorspelling: wordt er niets gedaan, dan verdwijnt in 2025 het noorden van Jakarta onder water. Brinkman: „Dat is het moment waarop de rivieren zo zijn weggezakt dat ze niet meer in zee kunnen uitkomen.”
Uitgedijde delegatie
Brinkman, een goedlachse man die met zijn 1,88 meter boven zijn Indonesische collega’s uittorent, is niet meer weggegaan uit Jakarta. Hij maakt deel uit van een sindsdien flink uitgedijde Nederlandse delegatie aan ingenieurs, adviseurs, en baggeraars. Op verzoek van de Indonesische overheid en gesubsidieerd door Nederland begonnen zij tien jaar geleden met het bedenken van een plan dat Jakarta moet redden. Dat plan ligt er nu en voor Nederland hangt er veel vanaf. Niet alleen vanwege de miljoenencontracten die lonken. Dit is prestige: laat de wereld maar zien dat Nederland nog altijd de onbetwiste koning van de waterkering is.
Maar de vraag is of het project, dat de National Capital Integrated Coastal Development (NCICD) ging heten en tot 40 miljard euro kan kosten, ook echt uitgevoerd zal worden. Met name Brinkmans oplossing voor de kust een dertig kilometer lange ‘Afsluitdijk’ te bouwen, is omstreden. Dan zijn er nog de plannen voor zeventien kunstmatige eilanden, een erfenis van de regering-Soeharto, die op verzoek van president Joko Widodo in de plannen moesten worden geïntegreerd. De lijst met critici en tegenstanders is lang. Onder hen zit Anies Baswedan, de nieuw gekozen gouverneur van Jakarta.
Papieren wekelijkheid
De eerste fase van het project, het verbreden van de verstopte rivieren en versterken van de bestaande zeedijk, is al begonnen. „De no regrets-fase”, zegt Rully, binnen het Nationaal Agentschap voor Ontwikkeling en Planning (Bappenas) verantwoordelijk voor NCICD. Net als veel landgenoten heeft hij maar één naam. Ga maar kijken in de wijk Pluit, waar zandzakken nu voorkomen dat zeewater over de rand klotst. Niet dat het erg helpt. Door scheuren sijpelt water alsnog de nabijgelegen huizen binnen. De gedwongen huisuitzettingen waarmee de eerste fase gepaard ging, leidden al tot kritiek. Maar de echte weerstand komt daarna; bij de Great Sea Wall, een zeewering die van de baai van Jakarta een enorm stuwmeer maakt.
„Het werkelijke probleem wordt daarmee niet opgelost”, zegt Giacomo Galli van de Nederlandse ngo Both Ends. Samen met SOMO (Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen) en TNI publiceerde Both Ends onlangs een kritisch rapport over NCICD.
Dat hoef je Brinkman niet te vertellen. Hij roept al jaren dat de grondwateronttrekking moet worden gestopt.
„Technisch is het helder wat er moet gebeuren. Er zit alleen geen beweging in. En de tijd dringt. Dit is plan B.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2017/06/data15740088-9ad34e.jpg)
Foto Cynthia Boll
De huidige watervoorziening van Jakarta bestaat, net als een functionerend rioleringsstelsel, vooral op papier. Het gevolg van privatisering en slecht afgesloten contracten. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is tweederde van de inwoners daardoor afhankelijk van water uit de grond. En ook wie dat niet is, gebruikt liever gratis grondwater. Ahok wilde als gouverneur dat heel de metropool in 2018 toegang tot leidingwater zou hebben. Maar door een slepende rechtszaak, aangespannen door burgers tegen de twee private waterbedrijven, lijkt de kans daarop nihil.
OVER DE FOTO’S EN VIDEO
Fotografe Cynthia Boll legt sinds 2015 vasthoe Jakarta en haar inwoners omgaan met wateroverlast. De foto’s zijn gebundeld in het boek ‘Banjir! Banjir!’, waarin acht fotoseries laten zien hoe het water een plek krijgt in de stad en in de levens van mensen. Na Jakarta richt Boll zich nu op andere zinkende steden wereldwijd met haar project ‘Sinking Cities’.
Niet alleen de zeedijk stuit op protest. Dat geldt ook voor de kunstmatige eilanden die voor de kust van Jakarta moeten verrijzen; een verzameling glanzende hoogbouw met kantoren en luxe appartementen. Het geld dat vastgoedontwikkelaars hiervoor aan Jakarta betalen, is nodig om de rest van plan B te financieren, zegt Rully van Bappenas. In 2013 werd met de bouw van de eerste vier eilanden gestart, waaronder eiland G, of ‘Pluit City’. De deal à zo’n 350 miljoen euro voor het ontwerp en de bouw ging naar de Nederlandse baggeraars Boskalis en Van Oord.
Maar rondom de eilanden is een web van controverse ontstaan. Een combinatie van steekpenningen, gesjoemel met vergunningen en boze vissers die zich niet gehoord voelen. Sinds april vorig jaar ligt de bouw stil.
Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel XI
(komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin)
In het verlengde van het verdrag Traktaat van Wassenaar 1966, zoals mede beschreven wordt in door Minister BuZa uitgebracht publicatie in haar Brochure Ministerie van Buitenlandse zaken, ‘ To forget of a promise for The future en de reeds eerdere verrichtte onderzoek door Halbe Zijlstra van de VVD. wordt hier in het rapport in gegaan op de oplossingen met betrekking tot de nog verrichtte uitvoeringsactiviteiten ter ondersteuning bij het uitdelen c.q. uitbetalen van de Indische gelden aan de 60.000-70.000 gerechtigden (gedupeerden). Het verdrag omvat mede de intensivering van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië. Evenals op het gebied van de infra - en economisch ontwikkelingen zoals de president Joko Widodo het verwoorde op businessforum Nederlands – Indonesië op 22 april jl. in het Koerhaus te Scheveningen. Namelijk de banden verder aan te trekken op alle mogelijke terreinen, uiteraard waar de economische ontwikkelingen voor beide landen een inwinsituatie voor opleveren. Samengevat het sluiten van een nieuw handelsverdrag. Dit onderdeel wordt in dit rapport niet behandeld. Wel zijn in dit kader de Indische Culturele projecten op de agenda gezet, die transparant en democratisch wordt bepaald en beslist door de nog in te richten Deelnemersraad. Deze Indische culturele projecten vindt zijn realisatie zowel in Nederland als Indonesië om dat onderdeel van dit verdrag te ondersteunen.
Wel worden de belangen hier behandeld voor de non-betaling van de 689 miljoen namens de gedupeerden (gerechtigden). Inmiddels hebben zich 15.000 gedupeerden ingeschreven door ondertekening van de petitie van de 60.000 – 70.000. In beginsel ging het om de 341.000 vluchtelingen (gerepatrieerde), en uiteindelijk is deze groep geslonken, en wordt geraamd tussen de 60.000 – 70.000 gerechtigden. In het verdrag is overeengekomen en geratificeerd door beide regeringen dat de gedupeerden ten tijde van de oorlog, bersiap, en de politionele acties; en de gevolgen Linggadjati die vanaf 1947 tot 1962 in de republiek Indonesië woonden. In oktober 2009 heeft Halbe Zijlstra van de VVD zich ontfermd over dit dossier en research gepleegd. Uit zijn research bleek dat de Indisch Gemeenschap recht heeft op het Indisch Geld. Bovendien stelde hij vast dat een claim niet met een andere claim kan afkopen. Halbe Zijlstra stelde als oppositie Kamervragen, deze werden op de Franse slag nota bene door Ab Klink van het Ministerie VWS beantwoord. Onbegrijpelijk waarom deze niet werden beantwoord door de verantwoordelijke Min. BuZa zelf. Aangezien het verdrag werd ondertekend door de toenmalig ministers van Buitenlandse Zaken van beide landen. Tegelijkertijd het Ministerie van Buitenlandse Zaken van Bert Koenders dit Verdrag onder haar verantwoordelijkheid had van 1966 tot 2003, en alle termijnbetalingen conform het verdrag met de laatste termijnbetaling in 2003 op de bankrekening van Ministerie werden ontvangen.
Namens ACTW66 & ICM Team / Dank voor uw inschrijving.
CLub van Julius Stemmerik te Zoetemeer donaties + inschrijving voor deelname ACTW66 ------ totaal € 3800, hebben tot opheden het hoogst gescoort !
- Julius Stemmerik - € 2.000Inschrijvingen elk € 50 totaal € 1.800Mw.N.F.M.v.Affelenv.Saemsfoort-WeimerMw. S. Bos
- Dhr. R. Bouwman
- Mw. E. Brassinga-Camphuisen
- Hr. C.M. Brookman
- Mw. F. Brookman - Das >>>/font>
- Mw. H. van Caspel - v.d. Wel
- Mw. C. Charlouis
- Rolo Lapre
- Gloria Hardy
- Stichting Stellar Events
- WNProductions (Istemewa Events)
- Ton Meijer (Productions)
Besproken door: Pjotr X. Siccama – deel 5.
In dit deel van de bespreking van het boek lijkt het alsof een pijnlijk herinneringsbeeld wederom uit de laden van verwarring en ontzetting tot leven komt.
De nooit gestelde vraag bij de Indische gemeenschap was én is: had de Nederlandse Staat een echt plan om de nieuwe Nederlanders uit haar kolonie op een adequate manier te laten integreren? Of was er helemaal geen plan, behalve dan dat slechts tijdens een onderonsje van betrokken bewindslieden vage (en duistere) afspraken werden gemaakt? (Ik verwees de lezer naar eerder gepubliceerde artikelen van ondergetekende in ICM: “ontkenning van een bevolkingsgroep” – (Toegegeven dat die bewuste artikelen in woede en haast waren geschreven).
In het begin van de vijftiger jaren, precies een jaar na de onfhankelijkheid van de Nieuwe Republiek Indonesië, kwam de commissie Werner met een verwerpelijk rapport over de nieuwkomers uit het voormalig Nederlands Indië.
Deze commissie vreesde storm op komst, donkere wolken en sociale onrust bij de dreigende repatriatie van alle Europeanen uit het voormalig koloniaal gebiedsdeel.
Kenmerkend voor het rapport waren niet alleen dat de aanbevelingen maar ook dat de rest van het rapport doortrokken was van verwerpelijke en absurde ideeën van de commissie Werner. Een paar ervan zijn onder andere de volgende:
De repatrianten (hier wordt de Indisch-Europese gemeenschap bedoeld), zouden in Nederland tot (grote) sociale onevenwichtigheid en grote onrust leiden. Verder zouden deze mensen niet in staat (liever gezegd: helemaal niet bij machte alsof ze allemaal kennelijk een handicap hadden) zijn normaal in het arbeidsproces e.d. te worden ingezet en deel te nemen aan de Nederlandse maatschappij. “Zij (Indo-Europeanen) horen thuis in de tropen”, het staat er echt. Enkel de kinderen van de Hollandse KNIL-soldaten, die blonde of rode haren hadden, mochten worden gerepatrieerd, omdat die in de Indische maatschappij discriminatie te wachten stond. (.)
Ridiculiseren was voor de commissie kennelijk een aparte kunstvorm. Om kort te gaan: een waterval van vooroordelen en valsigheden waar geen einde aan kwam. Het beruchte rapport zou heden ten dage leiden tot aangifte door het OM wegens rassendiscriminatie van de auteurs (onderzoek van Pelita). Mijnheer Werner had met zijn gruwelrapport tegenover een bevolkingsgroep voor de rechter moeten worden gesleept. Waarom het niet is gebeurd, blijft een raadsel. Nauwelijks drie jaar geleden is de man overleden en al die tijd heeft Justitie liggen slapen. De Nederlandse Staat heeft veel uit te leggen aan haar inwoners en niet te vergeten te herstellen aan met name het ‘Hollands Huis’ dat dreigt om te vallen van historische missers.
Kwalijk is in dit verband de rol van de kerken, zowel de Rooms Katholieke als de Protestante, die het rapport in haar geheel en niet alleen in de kern hadden onderschreven.
Wanneer Kousbroek in zijn boek – in een zekere hoofdstuk -heeft over de neiging om enkelen de nek om te draaien, dan ageer ik tegen al diegenen die precies hetzelfde het Werner-rapport voor juist geacht hebben. Het ernstig verwijt tegenover hen vind ik nog steeds juist en wordt ik weer wit van woede wanneer ik die documenten weer ter hand neem. Enkele bewindslieden van toen zouden op welke wijze dan ook, op onderdelen zeker en ontegenzeggelijk beïnvloed zijn geweest door het rapport ondanks de verwerpelijkheid ervan.
Werden de mensen (in Indië geboren Hollanders-Europeanen- overigens en Indische Nederlanders) in dat voormalige gebiedsdeel reeds gediscrimineerd om vrijwel álles, hier in
dit land werden zij wederom geconfronteerd met dezelfde bejegening. De commissie had oogkleppen op, was eenvoudigweg blind en xenofobisch en volstrekt racistisch.
Foto - 1946 begin van de politionele acties in Nederlands Indië
\ foto -Rollende tanks in de straten zonder vreugdevolle gejuich; de oorlog in Indië was in 1945/46 alweer begonnen voor alle inwoners.
Het rapport krioelde van fouten, misv erstanden en alle vooroordelen die men maar kon bedenken maar vormde onder andere ook de kern van waaruit, calculerend,maatschappelijke relevanties konden worden gehaald (die zo af en toe) nog steeds opgeld doen bij sommigen (en niet alleen bij ambtenaren) en bijgevolg een eigen leven zijn gaan leiden.
Er waren gelukkig nog een paar bewindslieden die hun gezond verstand gebruikten en onderdelen van het rapport als beleidscriteria – of richtlijnen - terzijde hadden gelegd. Maar het kwaad was reeds geschied waarna het valse script boven het hoofd van de betrokken gemeenschap hing.
De commissie was immoreel en schaamteloos aan het werk geweest, had alles compleet verkeerd getaxeerd en had geen enkel idee (nooit een zg. Socio-onderzoek ingesteld) van de juiste en aanwezige potentie van de nieuwkomers. Kapitaalvernietiging op grote schaal kunnen we zeggen. Kortom Commissie Werner had de Indische gemeenschap bij voorbaat al veroordeeld nog voordat de betrokkenen voet op Nederlandse bodem hadden kunnen zetten tot een verpeste stigmatiserende toekomst.
Een grotere onbegrijpelijkheid was het zogenaamde modelleren van de nieuwkomers naar Nederlands begrip. Er wás helemaal geen model voor al die mensen die uit een tropisch Nederlands gebiedsdeel kwamen en een ander, meer ideaal beeld van “de Europese provincie Holland” hadden. Het leidde tot een diepe droefenis en teleurstelling bij de betrokken nieuwkomers.
Een feitelijke bijzonderheid was bijvoorbeeld het gegeven dat al die Europeanen uit Nederlands Indië (die wel en daar niet geboren waren), WO II hadden meegemaakt geen fysieke (en visuele niet te vergeten) bevrijding en vreugde over het definitieve einde van de Wereldellende kónden beleven zoals die er in Europa en Nederland wel was geweest. De Amerikanen, Engelsen en andere geallieerde manschappen rolden met hun tanks als bevrijders al joelend de Europese steden in en er werd gejuicht, gedanst, feestgevierd en wat er allemaal niet bij kwam kijken.
Zij, die Europeanen in Nederlands Indië, vielen van de regen in de drup; dat wil zeggen er waren geen juichende geallieerden en vreugdevolle manschappen die door de straten in Indië met tanks rolden (toen de Japanners weg moesten trekken) zij hadden immers geen tijd om te juichen en de bevrijding te vieren vanwege de opstanden die aan de gang waren (Bersiap e.d.) van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders.
Dat verschil is heel groot en voor al die mensen zeer traumatisch, dient de Nederlander te weten die hier nooit iets over heeft gehoord. Een journalist van een ochtendblad was verbaasd bij het aanhoren van dit verhaal: hij wist niet beter dan dat in Nederlands Indië de bevrijding exact op dezelfde manier was verlopen. En dat uit de mond van een journalist. Net verlost van de Japanse bezetter, er een oorlogstrauma van overgehouden, of er kwam weer een andere oorlog op hen af.
“Nog altijd heb ik de indruk,” schrijft Kousbroek, “..is het taalgevoel van de meeste Indische mensen, onmiskenbaar beter dan dat van geboren Nederlanders.”
Waarom is dat toch?
Weemoedigheid ontdek je in de ontroerende en oplichtende zinnen wanneer hij schrijft over het zo jammerlijk verdwijnen van het voor hem zo dierbaar Indische-Nederlands dat met zijn zuivere klinkers en zo licht voor de mond uitgesproken en zijn enigszins afwijkende gebruiken van voorzetsels. Dit laatste schrijft hij in volstrekt ironische zin. (de directe herkenbaarheid voor het Indische spreken). Overigens bij de autochtonen komt dit fenomeen eveneens voor, maar dan om verschillende redenen.
Over dit laatste (het gebruik van voorzetsels) is echter een plausibele verklaring voor. De Indische Nederlanders in Nederlands Indië werden immers dagelijks geconfronteerd met het Maleis, zoals Kousbroek ook weet en de dagelijkse omgang met de Indonesiërs verliep in het algemeen op natuurlijk wijze en die bijzondere situatie werden (en worden) wederzijdse datieven en ablatieven van beide talen door elkaar gebruikt voor hen als een zekere natuurlijke verstengeling als gevolg, tot nu toe.
Het mooi Indisch-Nederlands wordt nu nog gesproken door oudere Indo ‘s die in dat land zijn achtergebleven en Indonesiërs in Indonesië.
Het is begrijpelijk dat nu in Indonesië de daar achtergebleven Indische Nederlanders en ook de Indonesiërs zelf die Nederlandse scholing en/of opvoeding hadden gekregen, laten we zeggen ongevraagd tot conservators zijn gepromoveerd van een taal die zo langzaam uitsterft. Straks kunnen we alleen maar uit geschreven bronnen lezen, maar helaas zullen we niet kunnen hóren hoe die werd uitgesproken: de klanken, kleur en de typische manier van spreken.
Met Kousbroek treur ik mee als hij schrijft dat het hem met “..treurigheid vervult bij het verdwijnen van die taal..” “Indië verloren, rampspoed geboren.”,
|
Het gaat hier om verdwijnende talen, taalsyntheses en taalaccenten en allerlei varianten ervan die (voornamelijk) nog weleens worden gebezigd waar mogendheden hun kolonies hadden: India, Zuid-Oost Azië.
Het grappige verschijnsel over het successievelijke verdwijnen van bijvoorbeeld een taalvariant (wellicht ook van dialecten), specifieke accenten en typische tongvallen kwam de schrijver tegen in de stad Londen (maar ongetwijfeld ook elders in Groot-Brittanië), waar een immigrant uit India het ons zo vertrouwde Indiaas Engels ‘verruild’ had voor het Cockney’s, (op natuurlijke wijze nemen we aan) maar dan wel met die zeurderige irritante toon zoals de inboorlingen (Kousbroek:in India) plegen te spreken.
Eigenlijk gaat het net zo in Holland, waar de laatste twee generaties Indische Nederlanders alweer (sinds 1930 is dit ongeveer de 5e), die toch dat ander Nederlands van hun ouders niet klakkeloos hebben overgenomen. Deze generatie Indo’s heeft op een zo natuurlijke manier de omgeving verkend, geleerd, geëxpirimenteerd en geluisterd, bewust en onbewust en de taal niet alleen ingepast in de nodige
communicatie, maar sluimerend verrijkt met hún vocabulaire, mimiek, gedragingen en kleur niet te vergeten. Weemoedig schrijft hij erover en ook met een triestheid getuige te moeten zijn van het dreigende grote verlies van een kostbaar auditief juweel dat dan slechts als een papieren bewijs dient van de geschiedenis van de Indo-taal.
Diegene die ooit in India is geweest, zou die Indiase toon, waar Kousbroek over heeft inclusief de mimiek die erbij hoort, direct herkennen bij het volgende verhaal.
Het doet me denken aan een kleine gebeurtenis over de meloenverkoper in India bij wie een regelmatige Indiabezoeker op een dag een stuk meloen kocht voor een bepaalde prijs. De volgende dag kwam de bezoeker precies op dezelfde plek terug en dezelfde meloenverkoper stond er weer. De bezoeker vroeg om een stuk meloen. Maar deze keer was de prijs van het stukje meloen vertienvoudigd, waarop de bezoeker tegen de verkoper zei dat het gisteren de meloen maar zoveel of zo kostte. De verkoper antwoordde dat het een vergissing was, want gisteren was hij er niet, het moest een andere zijn geweest.
Terwijl de verkoper sprak met het Indiaas Engels wiegde hij (zoals men dat meestal gewend is te doen) met zijn hoofd en antwoordde in het Idiaas/Engels: “No, madam, you are mistaken,
yesterday I was not here, it must be somebody else….” Met de heel karakteristieke accenten op de medeklinkers als de D’s en de T’s.
Een paar Amsterdamse vrienden, regelmatige Indiabezoekers, hebben sindsdien een soort koosnaam gegeven voor die “Indiase inboorlingen” (Kousbroek): “Loddie loddie”. Treffend en met een zekere (Amsterdamse) humor moet ik zeggen bij mij zo geïntroduceerd.
|
Drs. K.W. (Werner) Buck Limburgse gedeputeerde in Den Haag. |
Mijn levensverhaal - 5 door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens
Het ss. Gordias was een oud schip, zeker nog van voor de oorlog, aan de roestplekken op de dekken te zien. Op een plaats ging mijn hamer finaal door het dek, hetgeen mijn gevoel van veiligheid niet ten goede kwam. Op dit schip, moest ik, ook weer op orders van deze zelfde Officier, tijdens een storm, laat in de avond en in het donker, een ouderwetse snelheids-meter uit zetten. Ik had dit nooit geleerd en wist ik ook niet hoe het te doen, dus zei ik dat ik de bootsman zou waarschuwen. U kunt het gissen, en ja het was inderdaad weer deze zelfde Eerste Stuurman, hij werd woedend en eiste dat ik zijn orders, onmiddellijk uitvoerde.
Deze toestellen, waren zelfs in die tijd nauwelijks meer in gebruik, ( ook op de Pollux opleiding, was dat niet op het programma ), behalve op zeer oude schepen zoals de ss. Gordias. Het is een soort toerenteller-klok, ouderwets gemaakt van geel koper, dat een langwerpig 20 tot 25 cm lang taps lopend achterhuis heeft met een beugel aan het einde. Daarbij hoort een torpedovormig projectiel met lange vinnen, als een propeller, dat aan een speciaal geweven stijf en lang touw zit. In mijn onwetendheid en onervaren onhandigheid, monteerde
ik dat apparaat op het daarvoor bestemde zadel en wierp de torpedo uit. Helaas ontdekte ik te laat, dat ik eerst dat touw in de lus van dat apparaat had moeten doen, voor de torpedo in het water te laten zakken. Er stond een behoorlijke storm en ik worstelde met die snelheidsmeter waarbij de nu snel draaiende torpedo het onwillige touw om mijn arm aan het draaien was. Ik begon doodsangsten uit te staan en dacht, dat nu het juiste moment zou zijn, dat die vent om de hoek zou komen en mij met die hele rotzooi overboord te gooien en inderdaad kwam die eerste stuurman om de hoek aanlopen. Opeens had ik een enorme kracht en wist het touw aan de klok-meter te krijgen, wikkelde de lijn van mijn arm en stormde net op tijd weg van die man en zijn grijpende handen.
Had hij mij te pakken gekregen, dan was het denk ik zeker het einde voor mij geweest. Maar ik moest nu wel verschrikkelijk op mijn hoede zijn, en ik realiseerde mij, dat ik in groot levensgevaar verkeerde en kon ik mij nu ook voorstellen, waar dat mogelijk vandaan kwam, maar 2 en 2 had ik in die tijd nog niet bij elkaar geteld.
Wij lagen in Paramaribo Suriname; in de rivier lag nog steeds het Duitse vrachtschip, dat met de uitbraak van de tweede wereld oorlog, door de Duitse bemanning in die rivier gesaboteerd was, om te verhinderen dat de Nederlanders het te pakken konden krijgen en te confisqueren, of buit te maken, zoals dat in ons vroegere Indië wel eens was gelukt. De matrozen vonden het nodig om mij, te ontgroenen en zo werd ik onwetend van wat mij te wachten stond en eerst blij verrast, mee de stad in genomen. Daar kwam ik in een hoerenkeet terecht, waar drie jonge dames waren betaald, om mij z.g. te ontgroenen, de kamer was een etage hoger en werd achter mij afgesloten. De dames begonnen mij tot mijn schrik te ontkleden, inderdaad was ik nog groen, maar daarom ook in paniek en zo nam een sprong door het raam en kwam met splinterende glas op een afdak terecht. Ik rende voor mijn leven, over de grote markt, naar de kade en ons schip. Er stond echter een wacht voor dat huis, die nu ook achter mij aan kwam, een onvergetelijke gebeurtenis.
De volgende dag gingen wij verder op de rivier, om bauxiet te laden, het is een paars-roze poederachtige erts voor het maken van aluminium. Onder de hete tropische zon en in de vochtige lucht van de rimboe of de bossen om ons heen, waren wij bijna drie dagen onafgebroken aan het werk met het helpen laden van ons schip, en daarna vertrokken wij om de een of andere reden, onmiddellijk de rivier uit en op zee naar de U.S.A. Ik werd door die eerste officier aangewezen, om als eerste het roer te nemen, een ongelooflijke miskleun was dat voor mij, drie dagen werk en nagenoeg geen slaap en in kleding die stijf stond van mijn zweet en het ertspoeder.
Foto - ss. Gordias van de K.N.S.M., gebouwd 1939
Waarom ik als de jongste, de scheeps-jongen, nog geen 17 jaren oud? Rampzalig genoeg was het ook de wacht van de eerste stuurman en manhaftig beet ik op mijn tanden. Buitengaats viel ik echter staande achter het roer in slaap. Het leek op een een ramp uit te lopen voor mij, maar de rollen werden omgedraaid; het werd een ramp voor deze man.
Het schip had een mankement aan of met het roer, waardoor het sturen een vermoeiende zaak was, met voortdurend correcties. Als men het stuur vasthield, zonder correcties dan draaide het schip in precies 20 minuten een volle cirkel, zoals ik door ervaring heb uitgevonden. Voordat het schip weer op de juiste koers kwam, werd ik weer wakker en dat was kennelijk precies twintig minuten later. Ik zag die man mij aankijken en ik schrok mij dood, maar ik was op dat moment, ook weer precies op de juiste kompaskoers en mijn ogen waren open en ik was zo geschrokken, dat ik voor de rest van mijn tijd klaar wakker was. Wij hadden minstens tien mijlen verloren op ons schema door deze situatie en stond ik, van achter het roer Ik heb hier verder niets meer van gehoord, maar het verlies van een uur was niet, of mogelijk nooit te verklaren. Desondanks, kan ik mij niet voorstellen, dat hij daar niet ook zijn eigen gedachten over heeft gehad.
Wederom werd mij gedurende de verdere vaart, door deze eerste stuurman een levensgevaarlijke opdracht gegeven, waarvan ik aanvankelijk in het geheel geen idee had. Ik was alleen op het achterschip aan het schilderen, ook weer op zijn orders, toen ik een oude stalen tros, gebruikt voor het afmeren van schepen aan haven kades, die verroest op het achterdek lag, tijdens volle vaart op zee, overboord moest gooien. Dit is levensgevaarlijk werk, dat normaal door twee of drie man en alleen onder toezicht van de bootsman mocht gebeuren, zoals ik later leerde.
Ik moest dat nu alleen doen, op zijn orders. Ik had zoiets nooit eerder gedaan of gezien en besefte daarom ook niet van hoe gevaarlijk dat was. Er was verder niemand op het achterschip, die ik om hulp kon vragen. De stuurman bleef verder op een vrij grote afstand op het dek aan mij zijn orders geven. De tros was op minstens 20 meter afstand van het achterdek, waar ik de kabel in zee
moest gooien. Ik had geen handschoenen, die normaal gebruikt werden bij dat soort kabels. Hij bleef op veilige afstand en ik realiseerde mij op dat moment niet waarom hij zo ver weg bleef. Echter realiseerde ik mij door mijn onwetendheid, het grote gevaar van deze actie niet en zo trok ik die grote kabel bij een eind, met het gesplitste oog naar een van de boord openingen op het dek op het achterschip en duwde het eerste deel met moeite en langzaam naar beneden in zee. Plotseling greep de zee het kabeleinde en ik sprong verschrikt weg achter een paal. De kabel sloeg met een zwiep tegen die paal en raakte mijn been. Ik sprong voor mijn leven en zwaar geschrokken dook ik weg achter een brandkast op het dek en ook die kast kreeg er door die nu hevig rondspiralende kabel van langs. Wat hierna gebeurde, was een verschrikking; in minder dan een minuut, die een eeuwigheid leek te duren, sloeg de meer dan honderd meter lange kabel met veel geweld in alle richtingen tegen dekhuis en railing en obstakels op het dek en zelfs tegen het plafond van het dekhuis.
Wederom stond de stuurman mij bevroren aan te kijken; hij moest deze keer wel duidelijk hebben gezien, wat ik van hem dacht. Voor mij was er geen bedenking meer nodig, die man vertegenwoordigde levensgevaar voor mij. De bemanning en vooral de bootsman verklaarden dat ik die reis twee maal door het oog van de naald was gekropen. Er werd verder niets gezegd, maar er was een sfeer op het schip die te snijden was, voor de rest van die reis. Maar van een ding was ik nu zeker, dat deze man mijn levenseinde wenste en ik had mijn vermoedens, maar geen zekerheden, dat den Besten en Brons er nu gezamenlijk achter zaten en nog erger, actief samenwerkten.
Die zekerheid kreeg ik pas, toen mijn moeder mij vertelde, dat den Besten wist van het verraad in Indië met de Japanners van de Brons familie en dat hij schijnbaar met die wetenschap, de Brons familie chanteerde. Dat het daardoor tot een voordelige samenwerking tussen hem en de heer Brons kwam, met hetzelfde, maar nu gezamenlijke doel, om mij te elimineren, omdat ik te veel wist van de Brons familie en den Besten mijn mijn erfdeel wilde hebben. Het was zo simpel, maar er waren geen bewijzen en wat kon ik, alleen met 17 jaren doen, zonder een werkelijke familie of een raadsman en ik verder nauwelijks iemand kende.
Toen ging het met de ms. Hestia of de ms. Artemis, ik denk de Hestia, naar Philadelphia U.S.A. Van daar, met locomotieven als deklading op weg naar La Guera in Brazilië. een verschuiving aan dek, tijdens een geweldige storm op de Atlantic, ontstond er vanwege de bouw van het schip, met een lang voordek, een enorme ladingverschuiving. Wij dachten dat we die storm niet zouden overleven. Een ongelooflijk voorval deed zich voor in de haven van La Guera, daar viel een van de bootwerkers in een ruim en overleed.
Op de terugweg via Demerara, in Frans Guyana, werd ik er opuit gestuurd om naar drie matrozen te zoeken. Ik vond de vermiste bemanningsleden in een geweldige hoerenkeet. Ze konden niet betalen en waren opgesloten. Terug aan boord verzamelden wij hun horloges en ging ik weer op weg. In het gebouw was een enorm trappenhuis en bovenaan die trap stond een grote gespierde zwarte man van minstens twee meter en ik schoof behoedzaam langs hem, de horloges als betaling tonend. Ik stond nu in een lange en brede gang met op regelmatige afstanden tussendeuren met kennelijke zijkamers. Ik riep, maar hoorde aanvankelijk geen reactie. Sommige kamers waren op slot, andere deuren gingen wel open, er zaten praktisch naakte glimlachende vrouwen op de bedden, die mij allemaal binnen wenkten en lachten. Na zo’n tien onafgesloten deuren te hebben geopend, had ik eindelijk aan het einde van die lange gang, een van onze matrozen te pakken en vond de anderen daarna. Ik gaf hen de horloges en verdween, terug naar ons schip. Even later arriveerden ook de drie matrozen. Wij deden Curaçao aan en verder Tobago en Trinidad en de havenplaats Mobile in het zuiden van de U.S.A.
Op mijn laatste reis, ik herinner mij niet meer zeker welk schip dat was, maar natuurlijk was ook hier weer diezelfde Eerste Stuurman. Wij deden tijdens deze reis New York aan, het geweldige Vrijheidsbeeld passerend, natuurlijk dit moest ik zien. Ik kreeg mijn walpas van die Eerste Stuurman, met zijn raad om vooral Times Square, het centrum van NY te bezoeken. Na de NY docks en de nummers te hebben ingeprent om mijn weg terug te vinden, lukte het mij waarachtig heel gauw om een lift te krijgen, naar Times Square
Het was een indruk om letterlijk van achterover te vallen, met al die gebouwen die in de hemel verdwenen, zo hoog. De straat, de menselijke drukte, de haast, de winkels, het Astor
Victoria hotel, het beroemde Radio City gebouw, de geweldige winkels en de vele half verborgen bioscopen, waar je met een kaartje voor de hele dag roterende films kon zien. Voor een winkel staande, kwam een jonge man naast mij staan en maakte een of andere opmerking, ik zei dat ik hem niet kon verstaan en toen sprak hij mij, tot mijn grote verbazing, ineens in het Duits aan. Om welke reden dan ook, heb ik mij altijd in die taal redelijk verstaanbaar kunnen maken en kon ik hem antwoorden. Overigens heb ik nooit Duits in Nederland geleerd, naar ik mij kan herinneren. Maar ben ik daar in het Britse bezette deel, wel enige keren op bezoek geweest, bij mijn Moeders familie in Duitsland, waar een oudere zuster van mijn moeder en haar man, (Tante Lieschen und Onkel Georg Lohr) met hun twee zoons en een dochter, zich mijn lot aantrokken. Dat zou later uiteindelijk veel tot mijn redding en overleving hebben bijdragen (waarover later).
Deze jonge man was kennelijk een Amerikaan en vroeg ik hem waar hij dat Duits had geleerd, dat hij beantwoordde, dat hij als soldaat in Duitsland gelegerd was geweest. Na de kennismaking, vertelde hij, dat hij een Duitse dokter als een vriend had, die hier in de buurt een hospitaal had. Dus nog een Duitser waar ik dus mee spreken kon, daar ik het Engels niet machtig was.
Dit verpleeghuis, meer kon het niet zijn, had alleen maar kankerpatiënten in twee rijen van bedden, ik geloof zo’n veertig tot vijftig patiënten. Het was een verschrikking en ik moest de neiging om weg te rennen onderdrukken. Dit waren allemaal mensen, die zich niet meer in het openbaar konden vertonen, met hele stukken van hun gezichten missend. Van een was de hele onderkaak en een wang weg en hij rookte nog steeds door een gat in zijn keel. De dokter vertelde, dat die man dat als nog het enigste pleziertje in zijn leven zag. Met veel van de anderen, was het al niet veel beter en moest ik bijna overgeven van de ontzetting en verontschuldigde mij. Weer buiten gekomen nodigde deze jongeman mij uit om een vriend op te zoeken die fotograaf was, niet ver uit de buurt. Fotografie had mijn interesse, dus dacht ik er goed aan te doen dat aanbod aan te nemen.
In het stadsdeel Harlem, kwamen wij bij die studio aan, een soort oud herenhuis. Na een speciale manier van bellen, werd even later de deur geopend. Via een grote hal, kwamen wij inderdaad in een geweldige fotostudio aan. Achter een andere gesloten deur, was nog een kleinere fotostudio, maar die deur werd voorzichtig achter ons op slot gedaan, waarna wij door een soort van donkere kamer in nogmaals een kleinere studio belandden. Weer ging ook die deur op slot, een vreemd gevoel was dat wel, maar nu kwamen wij in een kleine woonkamer keuken terecht en daar stond een kleine televisie. Ik had nog nooit zo iets gezien, maar had er wel van gehoord. Na de kennismaking met die twee mannen, werd er drank geserveerd, bier, wijn en thee en cakes en werd mij tegenover de TV, een plaats geboden, midden op een grote bank, terwijl ik mijn ogen niet van die TV. kon afhouden.
foto - TV begin 50-er jaren van de vorige eeuw
Problematisch werd er een gesprek aangeknoopt, ondertussen zaten die twee nieuwe kennissen (fotografen, dacht ik) ieder aan een kant van mij, terwijl de jongeman bij de TV bleef staan. Na een kort gesprek, kwam er een pak kaarten op de tafel, er stonden expliciet seksuele motieven tussen mannen en vrouwen in vele vormen en houdingen op. Na verloop van enkele ogenblikken voelde ik een hand van beide mannen aan mijn zijde over mijn benen wrijven. Ik raakte zonder het te laten merken, in een paniek en begreep ineens, dat ik in gevaar was. Maar zoals gewoonlijk met mij, van onze oude Indische tijd, voel ik mijn paniek alleen maar op het eerste moment, waarna ik onmiddellijk mijn kalmte en denkwijze herkrijg. Een fatalisme, dat volgens mijn eigen ervaringen, veel van onze Indische medemensen hebben. Dat geldt zeker ook voor mij en is een van de belangrijkste redenen, dat ik er nog steeds ben.
Razendsnel gingen mijn hersens met de vraag, hoe ik hier uit kon komen. En opeens wist ik wat te doen. Ik keek op mijn horloge en met een geweldige schrik, die zeker ook half waar was, zei ik dat ik om vier uur aan boord van mijn schip terug moest zijn en nu liet ik ook een paniek zien, opzichtig mijn horloge bekijkend. De mannen keken elkaar allemaal aan en dan weer naar mij, met enig ongeloof, maar ik deed mijn horloge af en bleef er naar kijken. Toen vroeg ik hen, of ik de volgende dag weer op bezoek mocht komen, daar ik alles bij hun fantastisch vond, en graag meer over van alles wilde weten. Dat vonden ze prachtig en ze besloten mij met hun allen naar de haven te brengen. “Gode zij dank!”
Uit de auto stappend moest ik ze allen kussen, het maakte mij ziek, maar ik deed het, het was immers drie tegen een en die auto met de open deuren, van hun, stond er immers ook nog.
Hartelijk groetend rende ik in grote haast richting mijn schip, reeds tien minuten te laat, gebaseerd op mijn vindingrijke gedachte. Zo kwam ik terug aan boord van ons schip. Wat bleek het geval te zijn, het bezoek van ons schip aan New York was slechts voor 8 uren en om vier uur in de middag was inderdaad ook het werkelijke vertrek van ons schip bepaald. Niemand mocht met verlof van het schip af en hier kwam ik schreeuwend aanrennen. Het schip was al los gegooid aan de boeg en de mensen op de kade waren bezig de achter trossen los te gooien. Luid schreeuwend en rennend trok ik de aandacht en op orders werd ik ook snel met een kleine barkas naar het schip gebracht en moest met de touwladder langszij aan boord klimmen. Ik werd direct bij de Kapitein op het matje geroepen en moest mijn afwezigheid verklaren en zo was ik natuurlijk gedwongen om mijn walpas te overhandigen. Toen begreep ik opeens wat de bedoeling was geweest, namelijk mij ”verliezen” in New York in de U.S.A. De Kapitein keek mij aan, keek naar de walpass, schudde zijn hoofd en liet de Eerste Stuurman bij hem ontbieden en gaf hem de kaart. Nu werd mij toestemming gegeven de Kapiteinshut te verlaten, zonder enig ander woord. Dit was op mijn laatste reis mijn laatste contact, met die eerste stuurman, die mij verder uit de weg bleef. Het was met mijn thuiskomst, tevens ook het einde van mijn vaartijd.
Naar later bleek, was de walpas voor de gehele dag gestempeld geweest, dat was tot 20.00 uur in de avond, en waarom moest ik die morgen zo snel verdwijnen, met die pas. Het mocht natuurlijk niet worden opgemerkt. De bedoeling was natuurlijk om mij op de een of andere “onverklaarbare wijze” kwijt te raken in een grote miljoenenstad in een groot land, zonder de Engelse taal machtig te zijn. Het scheelde maar weinig of dat was nog gelukt ook. Zoals ik later ook nog eens persoonlijk met den Besten zou meemaken, moet deze man bijzonder gefrustreerd zijn geweest, terwijl zijn acties tegen mijn persoon aan het bijna perfecte en ingenieuze grensden. Daar kwam, ook in dat geval, toch weer de voorzienigheid eraan te pas voor mij. Hoe kwam ik erbij om op mijn horloge, juist vier uur aan te wijzen, het tijdstip dat ik onmogelijk kon hebben geweten, maar dat inderdaad ook de werkelijke vertrektijd van ons schip was.
Nergens anders naartoe kunnende, was het na mijn vaartijd op zee, voor mij nog steeds de enigste optie, om weer terug naar huis te gaan. Thuis was niet bepaald een welkom thuis voor mij en wederom stond daar de man J. den Besten klaar aan de voordeur, om mijn laatste verdiende geld in ontvangst te nemen. Deze keer veel wijzer geworden, weigerde ik het in zijn geheel te overhandigen. Den Besten, woedend met mijn obstinatie, zegde mij toe, dat wanneer er geld nodig was voor kleding, schoeisel of de tram, dat er voor mij geen zakgeld meer zou zijn.
foto- Schaalmodel van de “Pollux”, waarmee ik een eerste prijs won
Ik wilde op de een of andere manier weer naar school, daar ik voor mijzelf reeds had begrepen, dat er voor mij anders weinig keuze in het leven zou zijn. Zo werd via mijn Moeder en na advies besloten, dat ik een ambacht school voor werkelozen zou volgen, om een vak te leren, dat in mijn geval de elektrotechniek werd, voor de installatietechniek in huizen. Den Besten dacht daar anders over en wenste, dat ik aan mijn oproep tot de legerdienst voldeed, terwijl ik echter, vanwege mijn Vaders dood gedurende de oorlog, van de militaire dienst was gevrijwaard. Ik weigerde die optie, omdat ik daar geen heil in zag en ook niet voor mijn toekomst. Wat ik wilde, was een fatsoenlijke opleiding of een Ambacht en daar moest mijn tijd aan besteed worden en dat was mijn verlangen. Den Besten, zorgde echter dat ik een oproep kreeg en dreigde mij met de politie, als ik mij niet zou aanmelden. Inderdaad, een oproep het leger in te treden kwam in onze brievenbus en ik besloot niet te beantwoorden. Wederom werd ik door J. den Besten bedreigd met de politie, en omdat ik mijn rechten op dat gebied niet goed kende, ging ik alsnog naar de keuring. Zo, kwam ik, geheel tegen mijn wil, in de militaire dienst, met mijn 18e jaar. Ik weet niet of het toeval was, maar ik kwam in de opleiding voor onderofficieren terecht in Ede, maar de plaatsnaam weet ik niet meer zeker.
Ik denk dat ik onwetend voor mijzelf, altijd een gevoel van eigenwaarde had. Ook denk ik, dat inderdaad ook “dat”, mijn redding is geweest, gedurende de rest van mijn leven. Het is mij mogelijk om een ieder die ik ontmoet, recht in de ogen te zien. Ondanks dat ik voor kwalificaties voor onderofficier niet was getest en men kennelijk aannam, dat ik enige redelijke educatie had gehad, werd beslist, dat ik officiers mogelijkheden bezat.
Ik kreeg een eerste prijs uitgereikt voor het beste product, dat een hobbyist had gemaakt, een scheeps-
model van de “POLLUX”, dus een driemaster zeilschip, waarmee ik op het geregelde leger programma op de radio kwam. Uiteindelijk werd ik overgeplaatst en kwam bij de gewone soldaten in Roosendaal terecht, maar ook van die plaatsnaam ben ik niet zeker. Na onze militaire training, spendeerde ik de rest van mijn militaire tijd in de z.g. parate hap, met de Zware LUA, zwaar luchtafweer geschut, met als mijn laatste standplaats de Koude Hoorn kazerne in Haarlem (nu het hoofdbureau van Politie in Haarlem), tot aan mijn ontslag uit de militaire dienst.
Wij liepen in de militaire dienst natuurlijk geregeld de wacht, speciaal nachts en voor mij was het in die tijd een geregelde confrontatie met de fundaties van de windmolen Adriaan, aan de overkant van de kazerne, de molen met mijn naam, tijdens mijn laatste bezoek aan Nederland, trok mij die (nu prachtig herstelde molen) geregeld aan en maakte ik daar verschillende foto’s van.
Na mijn dienst tijd, kwam ik weer thuis, de eerste nacht in mijn kleine kamer en midden in mijn slaap, werd ik ineens door J. den Besten, aangevallen Hij gebruikte zijn vuisten op mijn hoofd en gezicht en ik had de grootste moeite om uit het bed te komen, onderwijl mijn hoofd beschermend met mijn armen. Den Besten was razend en met een van woede verwrongen gezicht sloeg hij erop los. Maar deze keer had hij een 20 jarige getrainde soldaat voor zich, die ook hem niet goed genegen was en die er zich terdege van bewust was, door deze man zwaar te zijn bestolen en benadeeld.
Eindelijk op mijn voeten staande, nam ik hem bij de schouders en duwde hem mijn kamer uit en de gang in, daar zette ik een voet in zijn middenrif en gaf hem de trap van mijn leven. Den Besten vloog door de gesloten keukendeur, door de keuken en door de glazen buitendeur de tuin in, ik keek verder niet naar hem om. Hij kwam niet meer het huis in en bleek verdwenen te zijn.
foto-Molen “De Adriaan” in Haarlem
Mijn moeder hield zich van de schrik in haar slaapkamer verborgen. De volgende morgen bekende Moeder mij, dat zij hoopte en verwachtte, dat hij niet meer zou terugkeren. Nu kan ik mij volkomen voorstellen, hoe verschrikkelijk gefrustreerd die man moet zijn geweest. De man moet inderdaad buiten zichzelf zijn geweest en nu werd ik ook nog eens 21 jaar. De tijd voor zijn verantwoording aan mij, met mijn eens zo rijke erfdeel, dat in 1946 maar liefst 98.000,--. gulden was, kwam nu snel nader. Ik kan mijzelf de gefrustreerdheid van die man heel goed voorstellen, maar wat verwachtte hij van die aanval op mij?
Mijn moeder was uitermate blij, dat zij die man kwijt was, maar nu brak ook voor haar een ellendige tijd aan. Tijdens een van de momenten van mijn afwezigheid, haalde J.den Besten het huis leeg met een extra stevige vent in begeleiding en mijn Moeder kon niet verhinderen dat veel, van ook haar eigen nog overgebleven persoonlijke kostbaarheden, haar werden ontnomen. Later zou ik ontdekken dat toen ook mijn kostbare postzegelverzameling was verdwenen.
Tot zover het vijfde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef
Foto - Herman Bussemaker
De laatste maanden besteden de media aandacht aan de bersiap, en woedt in Indische kringen een polemiek omtrent het aantal doden dat tijdens de Bersiap-periode is gevallen. Aanleiding tot deze commotie is het gebruik van de term “genocide” met betrekking tot de bersiap. Genocide is door de Holocaust een emotioneel zwaar beladen woord in de media en in de samenleving. En dus is op dit moment op allerlei niveaus een discussie gaande of de bersiap een genocide was, en zo ja, hoeveel slachtoffers daarbij te betreuren waren.
Historici twisten sinds de Tweede Wereldoorlog over het begrip “Genocide”, letterlijk het uitroeien van een geheel volk. Definities van genocide zijn multi-interpretabel naar de veroorzakers en de slachtoffers, de effectiviteit en de duur van de genocide, politieke en sociale achtergronden, enzovoorts. Er is een brede overeenstemming over de Holocaust als genocide, maar al veel minder over de slachtingen in Burundi in 1999, en de Armeense genocide in 1915. De bersiap werd voor het eerst in 2008 door dr. Robert Cribb bestempeld als genocide in een bijdrage getiteld: “The brief genocide of Eurasians in Indonesia 1945/1946” in een publicatie uit 2008. Door de nogal Herman Bussemaker specialistische aard van deze publicatie (Dirk Moses): “Empire, colony, genocide: conquest, occupation, and subaltern resistance in World History”, New- York 2008) viel het artikel niet op. Dit veranderde toen twee jaar geleden emeritus- professor William H. Frederick in het toonaangevende “Journal of Genocide Research”, Vol. 14 (2012) in het nummer 3/4 zijn artikel publiceerde onder de titel The killing of Dutch and Eurasians in Indonesia’s national revolution (1945 – 1949): a brief genocide reconsidered. (p.359 – 380). Zowel Cribb als Frederick zijn bekende Indonesië-historici. Cribb is een Australiër, Frederick een Amerikaan. Frederick stelt in zijn bijdrage dat de bersiap minder kort in tijd was dan Cribb veronderstelt, en komt tot veel hogere aantallen slachtoffers. Volgens hem namelijk vielen er tussen de 20.000 en 30.000 slachtoffers. Gezien de titel van zijn bijdrage mag men aannemen, dat het gaat om Nederlanders en Indische Nederlanders (Dutch and Eurasians), maar echt helemaal duidelijk wordt dat niet.
En dat brengt ons op het tweede probleem rond de discussies over de bersiap. Deze heeft zowel etnische als loyalistische aspecten. Er vielen namelijk niet alleen Nederlandse slachtoffers, maar ook slachtoffers met een andere etniciteit, waarvan echter de loyaliteit aan het Indonesische vrijheidsstreven werd betwijfeld. Ik denk daarbij aan Chinezen, waarvan een aantal juridisch de Nederlandse nationaliteit bezaten, alsmede Ambonezen, Timorezen, Menadonezen en Indonesiërs. Zo werd ook vrijwel de gehele Indonesische adellijke bovenlaag op Sumatra tijdens de bersiap uitgeroeid vanwege twijfels aan hun loyaliteit aan de Indonesische staat. Naar deze categorieën slachtoffers is echter nog nauwelijks historisch onderzoek gedaan. Op Sumatra maar ook delen van Java zijn ook andere Europeanen dan Nederlanders vermoord, als zij zich buiten de Japanse interneringskampen bevonden. Te denken valt aan Duitse en Deense zendelingen en Zwitsers. Als men het over slachtoffers van de bersiap heeft, moet daarbij gedefinieerd worden waarover men het heeft. In dit artikel gebruiken wij daarom de omschrijving, dat het gaat om de (juridisch) Nederlandse slachtoffers, waaronder zowel de Nederlanders (totoks) als de Indische Nederlanders (indo’s of ook wel Buitenkampers) vielen.
De bovengrens van het aantal slachtoffers is daarbij discutabel. (Zie hieronder). Over de ondergrens van het aantal Nederlandse slachtoffers bestaat wel een redelijke consensus. Dat zouden er rond 3500 zijn, een getal gebaseerd op de ODO-rapporten (ODO: Opsporings Dienst Overledenen). Er is geen volledig archief van de ODO bewaard gebleven. De verslagen, die bewaard gebleven zijn, geven een totaal van minimaal 3500 vermoordde Nederlanders, maar in een rapport van mei 1947 door Frederick aangehaald (p. 368 van zijn artikel) wordt door de ODO een aantal van zeker 11.262 geïdentificeerde Nederlandse doden genoemd. En dat was op een tijdstip, dat de ODO in het nog vrij uitgebreide Republikeinse territorium van vóór de Tweede Politionele Actie geen onderzoek had kunnen doen. De vermiste Nederlanders zaten hier dus ook niet bij. Op basis daarvan komt Frederick tot zijn schatting van tussen de 25.000 en 30.000 Nederlandse doden tijdens de bersiap op zowel Java als Sumatra. (zijn artikel, pagina 369). Hij heeft daarbij geen rekening gehouden met de oversterfte onder de Nederlanders in de Bersiap kampen onder vooral ouderen en kinderen door ziekte, ondervoeding en de slechte hygiënische omstandigheden. Ik schat deze oversterfte op circa 2000 personen in de periode oktober 1945 – mei 1947.
foto - De beruchte aanval op het derde Goebeng-transport op 28 oktober 1945 te Soerabaja
Dramatisch is daarbij het aantal vermissingen. Er is vrijwel geen Indisch-Nederlandse familie die niet een vermiste man, vader of zoon betreurt uit die periode. Er zijn residenties (Bodjonegoro en Besoeki op Oost-Java, Pati en Pekalongan op Midden-Java) waar hele families zonder een spoor na te laten, verdwenen.
In de interviews van de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië komen verhalen over deze vermissingen veelvuldig voor. Frederick rekent deze vermisten mee in zijn aantallen slachtoffers. In dat licht bezien lijken zijn schattingen reëel. Frederick is ook de eerste historicus, die aandacht besteedt aan de “tweede bersiap”. Dit was de periode juli-augustus 1947, toen als gevolg van de Eerste Politionele Actie in een aantal steden en dorpen onder Indonesisch bestuur een tweede slachting plaats vond onder (Indische) Nederlanders, die na de Indonesische Onafhankelijkheidsverklaring om allerlei redenen voor de Indonesische Nationaliteit hadden gekozen. Kennelijk werd er van Indonesische zijde toch aan hun loyaliteit getwijfeld. Op het Ereveld Kalibesar bij Semarang staan zeven witte kruisen met de naam Odenthal. Het gehele gezin, vader, moeder en vijf kinderen, werd te Cheribon vermoord op 27 juli 1947 bij het begin van de Eerste Politionele Actie. Zoals zij waren er meerderen, hoewel het totaal aantal vermoedelijk enkele honderden bedragen zal hebben.
Foto - Indonesische revolutionairen met scherpgeslepen bamboes
Het vraagstuk van de loyaliteit van deze groep aan Indonesië speelde ook een grote rol bij de vlucht naar Nederland van de spijtoptanten. Ongeveer 30.000 Indische Nederlanders kozen voor het Indonesisch staatsburgerschap als gevolg van de toescheidings-overeenkomst van 1952. Deze warga negara’s werden op hun werk en daarbuiten door de “echte” Indonesiërs met wantrouwen bezien en vaak ook gediscrimineerd. De meesten van hen zijn daarop in de periode 1956 - 1959 als spijtoptanten gevlucht naar Nederland. Van repatriëring was in hun geval geen sprake. Er was wel vaak sprake van geweld tegen mensen uit deze groep, maar het kwam niet tot slachtingen.
Weinig aandacht wordt door Frederick besteed aan de daders van de gruwelen van de bersiap, de pemoeda’s. Om hun rol te verklaren moet men terug gaan naar de Japanse Bezetting. De (Nederlandse) scholen werden tijdens de Japanse bezetting gebruikt om de Indonesische leerlingen te indoctrineren. Net als in Japan zelf werden op de middelbare scholen de leerlingen militair geoefend in het hanteren van wapens, exercitie en vechttechnieken. De Japanse militairen werden daarvoor vrij gemaakt. In de filmdocumentaire “Buitenkampers” zijn fragmenten opgenomen waarin een aantal van deze oefeningen zijn verfilmd voor propaganda-doeleinden. Ook de “bamboe roentjing”, de gevreesde bamboespeer, komt hierin aan bod. Het was een dodelijk wapen, dat relatief gemakkelijk te vervaardigen was. Het waren deze jongeren die als groep elkaar opzweepten en de meest verschrikkelijke moorden op weerloze Nederlandse vrouwen en kinderen hebben gepleegd. Deze jongeren opereerden autonoom, maar werden wel geïnspireerd door de radio-uitzendingen waarin de Indonesische regering de ene na de andere maatregel bekend maakte tegen de groep Nederlanders, zowel binnen als buiten de Japanse internerings-kampen. Daarbij werd voort-geborduurd op de Japanse propaganda, dat Amerika, Engeland en Nederland vernietigd moesten worden door de Aziatische volkeren.
Een van deze Indonesische maatregelen betrof de voedsel boycot van buiten de kampen levende Nederlanders, welke op 4 oktober 1945 voor Java werd afgekondigd. In de uiterste consequentie betekende dit de uithongering van een heel volksdeel. De pemoeda’s zagen hierin een signaal, dat de centrale regering achter hun dodelijke aanvallen op deze buitenkampers zou staan. Soekarno zelf realiseerde zich tenslotte de reikwijdte van zijn besluit in de brief, welke hij op 9 oktober 1945 aan de Engelse opperbevelhebber Mountbatten richtte. Hierin waarschuwde hij dat zelfs hij niet in staat was om pemoeda-bendes af te houden van een rassenoorlog tegen de Nederlanders. In het licht van de eerdere besluiten omtrent de voedselboycot van diezelfde Nederlanders is het duidelijk, dat hij besefte dat de geest uit de fles was, en dat hij niet meer in staat zou zijn, deze er weer in te krijgen. En zo golfde een explosie van geweld over Java: de bersiap. Bij gebrek aan een Leger kon de Indonesische Regering niet optreden tegen de slachtingen, die dan ook volledig uit de hand liepen.
Samenenvattend mogen wij stellen, dat de bersiap tussen de 3500 en 20.000 Nederlanders het leven heeft gekost. Dit was ook mijn conclusie als verwoord in mijn boek over de bersiap uit 2005. Mede door de publicatie van Frederick ben ik geneigd de bovengrens aan te houden als meest waarschijnlijk. Het aantal van 20.000 is uitermate verontrustend. Het zou betekenen, dat er meer dan 10x meer Nederlanders in de bersiap zijn omgekomen dan er tijdens de stormramp van 1953 omkwamen. Dat was een ramp, maar pas de laatste jaren begint het besef door te breken, dat de bersiap voor de Nederlanders een veel grotere ramp was. Waarom is gedurende tientallen jaren in de Nederlandse geschiedenis de bersiap zo onbekend gebleven? Het ging hier tenslotte om een grote groep Nederlanders. Een eenduidig antwoord op deze vraag is niet te geven. Maar we kunnen proberen om een aantal factoren te identificeren, die de onbekendheid kunnen verklaren.
Nederland zelf kwam zwaar gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig lag het accent niet op het terugkijken, maar op de herbouw van het verwoeste land. Mede door deze op de toekomst gerichte visie vonden de traumatische verhalen van de Nederlanders die uit de voormalige kolonie terug kwamen geen gehoor bij de Nederlandse bevolking. In het gunstige geval werd hen aangeraden niet terug te kijken, in het meest ongunstige geval werd hen verteld dat het in Nederland allemaal veel erger was geweest. Hetgeen uiteraard de dialoog niet bevorderde. Daar kwam bij dat vanaf de zestiger jaren het kolonialisme in een zeer slechte reuk kwam te staan. De Nederlanders uit de Oost sloten zich daarop af van de Nederlandse maatschappij en zochten elkaar op in talloze sociëteiten en kumpulans. Van een dialoog was verder geen sprake meer.
Maar ook intern werd er gezwegen over de doorgemaakte gruwelen. Ouders wilden hun kinderen niet belasten met hun ervaringen. Kinderen voelden haarfijn aan, dat zij daarover geen vragen moesten stellen. En zo ontstond het “Indisch Zwijgen”, naast het Joodse zwijgen. Het is de derde generatie, de kleinkinderen, die dit zwijgen aan het doorbreken zijn door vragen te stellen aan de grootouders, voor zover deze er nog zijn. In die zin werkt de bersiap nog steeds door in de Indische gezinnen.
Voor de politieke elite was de bersiap niet interessant. De dominante mening was (en is nog steeds), dat Nederlandse militairen zich schandalig hadden misdragen in de periode 1945 – 1949. Dat ook van Indonesische zijde de strijd niet schoon was, paste niet in dat beeld.
Na de verbetering van de relaties met Indonesië na 1965 was het ook diplomatiek niet verstandig, de bersiap ter discussie te stellen, omdat dit de broze relatie met dat land zou kunnen verstoren. De bersiap verdween daarmee in de doofpot. Toen mijn boek over de bersiap in mei 2005 verscheen als eerste Nederlandstalige publicatie over dit onderwerp, zond de uitgever recensie-exemplaren naar de vijf grote landelijke dagbladen. Geen van hen heeft de moeite genomen, het boek te recenseren. Het illustreert het volstrekte gebrek aan belangstelling van de kant van de media.
Ook de Chinezen werden het slachtoffer tijdens de Bersiap. Hier de puinhopen van een Chinese wijk in Palembang
Het is mijn hoop, dat dit artikel mag bijdragen aan het optrekken van de dichte mist, die nu al decennia lang hangt over de bersiap, en de discussie daarover beter zal structureren.
Herman Bussemaker, historicus, 31-3-2014, voor NICC Magazine.
Bronbeek haalt controversiële aankondiging offline
Federatie Indische Nederlanders
DEN HAAG (13 januari 2020) – De promotie van een tijdelijke tentoonstelling over '75 jaar vrijheid' van Museum Bronbeek heeft binnen Indisch Nederland tot de nodige consternatie geleid. Vooral de inzet van Indonesische symboliek is bij velen zeer slecht gevallen. Bronbeek heeft de aankondiging inmiddels offline gehaald.
De aankondiging bevatte onder andere de tekst “75 jaar Merdeka” en een Indonesische vlag. Het zijn symbolen die binnen Indisch Nederland zeer omstreden zijn, onder meer omdat de bloedige Bersiap daarmee werd ingeluid. In een reactie aan Federatie Indische Nederlanders (FIN) heeft Bronbeek laten weten dat: “De aankondiging van de tijdelijke tentoonstelling over de gebeurtenissen in augustus 1945 in het toenmalige Nederlands-Indië bevatte een te summiere uitleg en een logo dat onvoldoende doorontwikkeld is. Door dit logo kreeg de bijbehorende tekst een verkeerde lading”. Bronbeek heeft de aankondiging daarom offline gehaald. Hoe het kan dat de afbeelding in eerste instantie wel online stond is onbekend.
Bersiap, Maleis voor “Wees paraat” of “Geef acht!”, slaat op de uiterst gewelddadige periode, die volgde op de Japanse bezetting van Nederlands-Indië. Gedurende de Bersiap zijn tienduizenden (Indische) Nederlanders op gruwelijke wijze gemarteld, verkracht en vermoord door Indonesiërs, vanwege hun Nederlandse c.q. Europese etniciteit. Ook Chinezen, Molukkers en andere etnische minderheden waren de klos, omdat zij werden verdacht Nederlandsgezind te zijn. Het exacte aantal Nederlandse slachtoffers dat tijdens de Bersiap is gevallen is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De schattingen variëren tussen de 15.000 en 30.000 doden en 15.000 vermisten.
bron: https://twitter.com/FederatieIn…/status/1216729992081629184…
Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel X
(komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin)
10. Brief aan Bert Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken met c.c. aan Kamerlid Halbe Zijlstra
11. Antwoordbrief namens Bert Koenders
In deze brief doen zich oneffenheden voor. In beginsel wordt verwezen naar het Ministerie van VWS, terwijl het Verdrag werd gesloten met het Ministerie van BuZa, evenals de uitvoering voor de termijnbetalingen van 1973 tot 2003 van de Republiek Indonesië geschiedde aan het Ministerie van BuZa. Het Ministerie van BuZa ging met het Indisch kapitaal naar de beurs om de bekende BV’s ClaimIndo en Belindo te beleggen (zie bijlage).
Dan wordt gesteld dat ‘ruimschoots bekendheid is gegeven’. Ook dit is onjuist, gezien de korte periode dat de vermelding in de Staatscourant verscheen die op een donderdag verscheen. Sterker nog de verschillende WOB - verzoeken aan de andere ministeries waren niet eens hiervan op de hoogte o.a. Ministerie van Economische zaken. Ruim 15.000 mensen melden zich die ICM wist te bereiken, melden zich ! Wie waren/zijn überhaupt de lezers van de Staatscourant? Claimanten werden in deze periode bewust van het kastje naar de muur gestuurd door het Ministerie van BuZa met de mededeling, dat ‘het geld bij Soekarno diende te worden geïnd’.
Door te ‘verwijzen’ naar het Ministerie van VWS dat alle Indische dossiers in beheer heeft, is het tevens vreemd te moeten constateren, dat Staatsecretaris Martin van Rijn aan het Indisch Platform te horen geeft: “Ik heb geen geld”.
Voorts wordt gesteld, dat het bedrag van 689 miljoen oude Nederlandse Guldens niet is bestemd voor de Nederlandse - Indische Gemeenschap, maar voor diegenen die aantoonbare schade hebben geleden door de nationalisatie van Nederlandse eigendommen in de periode van 1949 tot 1962”. 689
Uit juridisch oogpunt wordt met ‘diegenen’ wel degelijk de Nederlandse - Indische Gemeenschap aangeduid t.w. de groep die de Japanse bezetting, de machtsoverdracht en/of de Bersiapperiode hebben meegemaakt en daardoor al hun (waarde)bezittingen verloren.
Als vluchteling, waar de Nederlandse Overheid al te graag de term ‘repatriant’ opplakt om de claims weg te wuiven moet niet vergeten worden, wié de veroorzaker was van al die oorlogen en de desastreuze gevolgen hiervan; het leven werd in een hel veranderd. Voor de Nederlandse - Indische Gemeenschap, valt de genoemde periode 1949 – 1962 onder de Bersiap. Met klem wordt verwezen naar het boek van wijlen Herman Bussemaker.
Eenmaal aangekomen in Nederland hebben zij hiervoor nimmer compensatie mogen ontvangen. Zij ontvingen enkel een voorschot, doch moesten alles terugbetalen. Tegelijkertijd werden de oorlogsslachtoffers in Nederland wel gecompenseerd en ontving Nederland hiervoor ‘Marshallhulp’, exclusief de Hf. 689 miljoen van Soekarno en de Hfl. 3 miljard vergoeding van Japan. Door hetzelfde kabinet wordt besloten om de huidige vluchtelingen een bedrag van € 4.000,00 per maand te vergoeden. Volgens rekenvoorbeeld van de PVV een bedrag van € 42.000,00 op jaarbasis.
De compensatie (hoogte van het bedrag) voor de Indische Nederlanders, dient minimaal gerelateerd te worden aan de inrichtingskosten van een huis, voor een gezin.
Het “Voorstel Conceptrapport Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966” wordt het vertrekpunt voor onderhandelingen met het Ministerie van BuZa, en ACTW66 Gelijktijdig dient dit rapport ter kennisgeving aan de nog op te richten: ‘Deelnemersraad’ en tevens terugkoppeling tijdens de onderhandelingen.
Namens ACTW66 & ICM Team / Dank voor uw inschrijving.
CLub van Julius Stemmerik te Zoetemeer donaties + inschrijving voor deelname ACTW66 ------ totaal € 3800, hebben tot opheden het hoogst gescoort !
- Julius Stemmerik - € 2.000Inschrijvingen elk € 50 totaal € 1.800Mw.N.F.M.v.Affelenv.Saemsfoort-WeimerMw. S. Bos
- Dhr. R. Bouwman
- Mw. E. Brassinga-Camphuisen
- Hr. C.M. Brookman
- Mw. F. Brookman - Das >>>/font>
- Mw. H. van Caspel - v.d. Wel
- Mw. C. Charlouis
- Rolo Lapre
- Gloria Hardy
- Stichting Stellar Events
- WNProductions (Istemewa Events)
- Ton Meijer (Productions)
Indië, zoals het was
In 1956 verscheen van Menno van Meeteren Brouwer het schetsboek “Nederlands-Indië zoals het was”. Zo´n titel verkoopt natuurlijk, zeker als de doelgroep bestaat uit personen die net uit Indië zijn vertrokken en nog graag aan hun geboortegrond terugdenken. In de inleiding schreef hij: “Ik hoop dat mijn oude vrienden en bekenden uit die dagen, aan wie ik deze uitgave opdraag, door deze momentjes nog even herinnerd mogen worden aan hun goeden Indischen tijd, aan ´zoals het was´.”
Indië zoals het was? Leo Eland: dorp aan het Tobameer, 1920.
Natuurlijk verbeeldden de schetsen van Van Meeteren Brouwer niet Indië zoals het was, maar meer zoals hij, en anderen, het zagen, of, misschien nog beter gezegd: zoals ze het wílden zien.
Maakt het wat uit als we de werkelijkheid een beetje aanpassen? Bij de schilderijen van Leo Eland stellen we ons die vraag niet eens, want ze zijn, zoals de Fransen zouden zeggen, pour le plaisir des yeux, voor het genot om te kijken. En we weten dat Eland meer op zoek was naar de schoonheid dan naar de ethiek.
Bij andere afbeeldingen is echter niet altijd even duidelijk wáár we naar kijken, en speelt vooral de selectie een rol. Het is maar net welke afbeeldingen we graag willen behouden, en waar we regelmatig naar teruggrijpen.
De media
Omdat niet iedereen een collectie Indië-foto´s bewaart, is het gebruik daarvan in de media des te belangrijker. Deze media fungeren immers als iconografisch doorgeefluik van onze geschiedenis. Zíj beslissen uiteindelijk wat we zullen onthouden. De keuzes van de redacties van die media worden echter bepaald door een veelheid van factoren: toegankelijkheid en copyrights spelen een rol, maar het gemak niet minder. Maar al te vaak wordt teruggegrepen op het gebruik van het zelfde beeld dat symbolisch moet zijn voor een hele periode. Wat heeft ons dit tot dusverre opgebracht?
Een top 5 (voor groter formaat, foto´s aanklikken):

Europese vrouwen in een vrouwenkamp te Singapore buigen voor de Japanners bij het appel, ca. 1945. [KITLV]
De foto van Soekarno als romoesha-leider symboliseert de samenwerking tussen de Indonesische nationalistische beweging en de Japanners. In ruil voor de Japanse steun aan de onafhankelijkheidswens van het Indonesische volk, toont Soekarno hier zijn steun aan de Japanse oorlogsinspanningen. De foto, die op 1 oktober 1944 verscheen in het Indonesische blad Djawa Baroe, werd door de Nederlanders lang gezien als bewijs voor het feit dat Soekarno een soort Mussert was, een collaborateur die ging over (romoesha-)lijken.
x
Het jaar 1581 zal de lezer misschien niet meer bekend in de oren klinken. Het is het jaar waarin de Staten-Generaal met de Acte van Verlatinghe afstand deed van gehoorzaamheid aan de Spaanse koning Philips II en de onafhankelijkheid van de Noordelijke Nederlanden uitriep. De datum 17 augustus 1945 staat echter in het geheugen gegrift van iedere Indonesiër. De ´proklamasi´ klonk hard na in alle geschiedenisboeken. Vanaf deze datum zou alles anders zijn.
In de iconografische geschiedenis van Indië is het beeld van de speechende Soetomo (´Bung Tomo´) misschien wel het meest bekend. De foto is niet alleen veel gebruikt in Nederlandse publicaties, maar vooral ook in de Indonesische media. Voor de Nederlanders symboliseert hij het dieptepunt, en voor de Indonesiërs het hoogtepunt van de strijd om de onafhankelijkheid. Bijzonderheden van de foto zijn ook hier niet bekend, zij het dat de foto waarschijnlijk dateert van oktober of november 1945. Bung Tomo (1920-1981) wordt gezien als de held, of zo u wilt, de aanstichter, van de aanval op de Nederlandse gemeenschap in Soerabaja.
x
x
x
x
x

Een vermoedelijke executie van Indonesische jongeren. Foto afkomstig van album Jacob Ridderhof. [Stadsarchief Enschede]
Wat opvalt aan deze foto´s is dat ze een grote symbolische waarde hebben. Ze staan voor iets anders, of het nu de Japanse wreedheid betreft, de idealen van de Indonesiërs of de misdragingen van de Nederlandse troepen. En ja, natuurlijk worden ze méér gebruikt naarmate er een grotere communis opinio is met betrekking tot de duiding van het afgebeelde. Ooit werd geen boek over Indië gepubliceerd zonder de projectie van de gordel van smaragd op de kaart van Europa, maar die tijd is voorbij. De laatste hierboven getoonde foto wordt nú veel gebruikt, maar zou enkele tientallen jaren geleden in een lade zijn geworpen.
Wat verder opvalt is dat het alle oorlogsfoto´s zijn. De winnaars van de World Press Photo zijn ook bijna steeds oorlogsfotografen. Misschien begrijpelijk, want oorlogsfoto´s hebben een grotere impact, maar in dit geval extra pijnlijk omdat ze ons beeld van Nederlands-Indië zo zwart inkleuren.
Alternatieven
Het zijn, bewust of onbewust, illustratiekeuzes die grote gevolgen hebben voor hoe we naar Nederlands-Indië kijken. Om te laten zien dat ook andere keuzes mogelijk waren geweest, hier enkele minder bekende foto´s:
Toen deze foto gemaakt werd, waarschijnlijk in de jaren ´30, zal hij nauwelijks de aandacht hebben getrokken. Een alledaags tafereel van een gezelschap in een restaurant met op de achtergrond een achttal bedienden met verschillende gerechten, mogelijk deel van een rijsttafel. Nu voelen we ons ongemakkelijk bij het zien van deze afbeelding. Waarom? Natuurlijk door de rasongelijkheid. De klanten zijn blank, de bedienden inheems. Kolonialisme pur sang, gevangen in een beeld.
x
Nog een andere typisch koloniale prent. Een jong stel (hij links, zij rechts) met nog een andere man (een broer?) op de foto voor de familie in Nederland. Zoals bij veel van dit soort foto´s werden de portretten van de achterblijvers in het midden van de foto geplaatst, hetgeen wilde zeggen: we denken aan jullie. Het geweer rechts op de afbeelding geeft aan dat alles onder controle is. “We maken het goed en we zijn veilig”, was de boodschap. Net als in een 17e eeuws schilderij zijn het de details die tellen.Als kolonialisme ook goede kanten had, laat dít het verbeelden. Natuurlijk laten we ons hier verleiden door het beeldschone kindermeisje. We weten niet of het kind blank is of Indo-Europees, maar we mogen slechts hopen dat het een goed leven heeft gehad. Een goede start had het zeer zeker…
De foto is evenals de vorige afkomstig uit een van de albums uit de collectie ´Foto zoekt Familie´ van het Tropenmuseum. Afgestoft en opgepoetst zijn het soms juweeltjes.
Misschien is dit een wat bekendere foto, want af en toe gebruikt in verhalen over de eerste maanden na de Japanse capitulatie. Tanks van het C-Squadron van de 11e Frontier Force patrouilleren door de straten van Batavia, hier voorbijgereden door tram 5, op weg naar Tanah Abang. De tekst op de tram “We need just now independance!” moet de Britse soldaten aan het denken hebben gezet.
x
De strijd om Soerabaja wordt in de Nederlandse literatuur slechts beschreven als wreed en bloedig. Een Australische fotograaf, werkzaam voor de Sydney Morning Herald, zag ook andere beelden door zijn lens. Het Amerikaanse tijdschrift LIFE vond ze bijzonder genoeg om ze wereldwijd te verspreiden. De hier getoonde foto is bijzonder, want hij toont ons een groep enthousiaste Indonesische jongeren die vrijheidsleuzen schreeuwen. Geen wreedheden, geen martelingen dit keer. Slechts een welgemeend ´Merdeka!´.De juiste aantallen zijn niet bekend, maar mogelijk kozen enkele duizenden Japanners na augustus 1945 de kant van de Indonesiërs. Omdat ze vonden dat Azië voor de Aziaten was, of omdat ze niet naar huis durfden terug te keren.
Waarschijnlijk is de man niet gewond geraakt omdat hij over een steen struikelde. Aannemelijker is het dat zijn neus werd gebroken door de vuist van een Nederlandse militair. Misschien wel een KNIL-er die jarenlang in krijgsgevangenschap had gezeten. Uit woede voor al het aangedane leed.
Zij, die de bersiapperiode op Java hebben meegemaakt, zullen in deze foto misschien de gebeurtenissen in 1945 herkennen. In werkelijkheid betreft het hier echter Bandoeng, januari 1950. Kort na de soevereiniteitsoverdracht trachtte een deel van de burgerwacht van de reserve-majoor R.P.P. Westerling (APRA) in Bandoeng de macht over te nemen. Bij de aanval sneuvelden enkele tientallen Indonesische TNI-militairen. Omdat sprake bleek van een te vroeg uitgevoerde staatsgreep, trok de APRA zich terug uit Bandoeng. Een aantal van de deelnemende militairen werd later door de krijgsraad bestraft.
Het zijn slechts enkele foto´s uit een lange rij van alternatieve beelden die symbolisch kunnen worden genoemd. Alle staan voor iets wat we nooit zullen vergeten: Indië, zoals het was.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Schrijf U vandaag nog in als deelnemer voor het traktaat van Wassenaar!
Halbe Zijllstra van de VVD vraagt zich af "waar is die 689 miljoen gebleven,
veel geld voor die tijd" dat de republiek Indonesia aan Nederland betaalde die weer aan de Nederlandse Indische Gemeenschap (NIG) betaald diende te worden, die uit het land moesten vluchten met het verlies van al hun bezittingen, spaar - en banktegoeden. Rutte en Geert wordt wakker ! Gaat nu om ruim 3 miljard, betaal een keer de Indische schulden aan de 60.000 Indiegangers en gebruik die meevaller eens om je oude… Doorgaan om verder te lezen.
Namens ACTW66 & ICM Team / Dank voor uw inschrijving. UPDATE PER 6 juni 2017.
CLub van Julius Stemmerik te Zoetemeer donaties + inschrijving voor deelname ACTW66 ------ totaal € 3800, hebben tot opheden het hoogst gescoort !
- Julius Stemmerik - € 2.000Inschrijvingen elk € 50 totaal € 1.800Mw.N.F.M.v.Affelenv.Saemsfoort-WeimerMw. S. Bos
- Dhr. R. Bouwman
- Mw. E. Brassinga-Camphuisen
- Hr. C.M. Brookman
- Mw. F. Brookman - Das >>>/font>
- Mw. H. van Caspel - v.d. Wel
- Mw. C. Charlouis
- Rolo Lapre
- Gloria Hardy
- Stichting Stellar Events
- WNProductions (Istemewa Events)
- Ton Meijer (Productions)
DE ONTKENNING VAN EEN BEVOLKINGSGROEP
De segregatie- en cultuurpolitiek van de politieke machthebbers destijds in Nederlands Indië had een maatschappelijke en desastreuze uitwerking. De autochtone bevolking werd in het geheel niet betrokken bij het belang van het land en bij het landsbestuur hetgeen in elk opzicht volkomen kortzichtig was. De autochtone bevolking en de Indo/Europeanen leefden in een politiestaat. Ik verwijs hiervoor onder andere naar de geschriften en uitspraken van de oud minister van Onderwijs van Indonesië Abdulgani en generaal Nasoetion, die op niet mis te verstane wijze deze leugenachtige repressieve politiek van de Nederlandse Staat hadden verwoord.
Dan de andere bevolkingsgroep: de Indo-Europeanen,(afstammelingen uit verschillende Europeanen, die in het land geboren zijn leefden en werkten) en niet alleen van Hollandse afstamming, te oordelen en te zien aan hun naam en diverse uiterlijk. Omstreeks 1952 telde deze Indo/Europese bevolkingsgroep maar liefst 300 duizend, ( afstammelingen hiervan hadden onderling vaak een bloedverwantschap en tegelijkertijd ook met de autochtone bevolking), maar deze liet het bestuur volkomen koud, dat wil zeggen dat het bestuur deze bevolkingsgroep in de archipel hen als “gewone” Europeanen beschouwde, hetgeen zij in wezen niet waren. Voor het bestuur bestond deze (gemengde) bevolkingsgroep volgens De Nederlandse Staat dus niet, omdat zij als ‘’gewone Europeanen’’ werden ingeschreven: hun geboorteaktes is het enig bewijs van hun bestaan, maar niet gespecificeerd als zodanig (ze keken wel uit) eenvoudig vanwege hun gedeeltelijke Europese afkomst en bovendien, grotendeels een Nederlands identiteit hadden. (ieder die in het voormalig Nederlands Indië werd geboren uit Nederlandse en/of andere Europeanen met gemengde verbintenissen had alle rechten en plichten als een Nederlandse burger en dus recht op de Nederlandse nationaliteit). Deze bevolkingsgroep voelde zich zeer verbonden met het land waarin ze geboren waren. – Dat verklaart in onze tijd een en ander hun ‘’zekere hang’’ naar hun geboortegrond en alles wat er mee samenhangt. Dit is een natuurlijk verschijnsel dat elke bevolking(sgroep) in de Wereld nu eenmaal heeft.
De onderlinge afgunst van en binnen deze bevolkingsgroep en de autochtone bevolking wist het Koloniaal Bestuur op alle mogelijke manieren handig gebruik te maken, waarbij de Indo Europeaan als een soort buffer werd gezien en als zodanig beschouwd. Het Binnenlands Bestuur verwachtte nauwelijks weerstand vanwege haar deels maatschappelijke chantabele positie.
Immers zij hadden eveneens de Nederlandse Nationaliteit en werd als zodanig gezien als ‘’volwaardige’’ burger van het Rijk, (naar het haar uitkwam en uitkomt) met een groot verschil dat juist deze groep in de Archipel, ondanks haar legitieme status geen reële en actieve deel had in het bestuur .sterker nog, ze werd voor belangrijke bestuurfuncties zo veel mogelijk verre van gehouden. Het ‘’gevaar’’ van indirecte beïnvloeding loert via hen naar de autochtone bevolking en was immers een risico die in de gegeven constellatie niet al te licht moest worden geacht, vond het bestuur.
De autochtone bevolking kon al helemaal niet rekenen op een werkelijke bestuurstaak in de Archipel.
Het is overduidelijk dat het hele staatsapparaat gericht was op segregatie van groepen: naar alle schijn een slecht en verdraaide kopie van het regime in Zuid Afrika, met een nog kleurrijkere en sociaal spectrum. Het ontkennen van een bevolkingsgroep is een misdaad die nu actueler is dan ooit.
Wordt vervolgd.
Columnist ICM
Pjotr.X.Siccama
Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel XII (komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin)
In december 2012 melden zich verschillende ICM abonnees met reacties richting de redactie: “Waarom wordt het Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966 niet opgepakt door het Indisch Platform”. In deze periode liep de petitie met de Stille Tocht waar ook weer 10.000 handtekeningen werden opgehaald, een via het Indisch Platform aan Martin van Rijn werden overhandigd met het mandaat en het eisenpakket: “Erkenning, excuses, compensatie”. Een compensatie voor de Oorlogsslachtoffers, de Back Pay, en de KNIL. Uitbetaling aan 1100 Killers van € 25.000 is matige resultaat na 3 jaren onderhandelen. Thans liggen er nog drie moties op de plank o.a. van Politieke Partij Denk en PvdA. Het succes is te danken aan leden van de Tweede Kamer Commissie VWS die voortdurend de strijd aan ging met Martin van Rijn. Met Linda Voortman, Henk van Gerven, en beide leden van PP DENK voorop, die evenals nog twee moties hebben ingediend en gedragen dat is aangehouden.
Redactie ICM legde het dossier “Het Traktaat van Wassenaar” voor ter verdere behandeling, en Het Indisch Platform weigerde deze op te pakken. Uit andere bronnen leek dat al eerder het Indisch Platform (oude) werd benaderd. Ook dit dossier niet oppakte. Dit noodzaakte redactie ICM om toch gehoor te geven aan haar abonnees (kent ruim 250,000 lezers per week) om een Actie Comité Traktaat Wassenaar (ACTW66) op te richten en deze “voorlopig” onder te brengen bij de Stichting Nines-Zuid (niet te verwarren met NINES, zitting in het oude IP). Later worden ACTW66 omgezet in Claimstichting evenals “ Uitbetalen Traktaat van Wassenaar”, en “Indische Culturele projecten” ingesteld als stichtingen die het traject als “uitvoeringsorganisatie” voor hun rekening nemen. De Deelnemersraad wordt onder ACTW66 als forum ingericht. In deze Deelnemersraad nemen voorzitters van minimaal 45 Indische organisaties zitting. De Deelnemersraad beslist met als uitgangpunt dit rapport dat door het advocatenkantoor Jakarta via de ambassade in Jakarta aan Minister Bert Koenders wordt overhandigd.
Het ACTW66 wordt voorlopig als project beschouwd in de aanloop naar de realisatie van de oplossingen tot de uitbetaling aan 60.000 – 70.000 gerechtigden. ACTW66 wordt ingericht als claimstichting die namens de 60.000 – 70.000 gerechtigden (gedupeerden) de Nederlandse Staat aanspreekt voor de betalingen / uitdelen van 689 miljoen en de schadeloosstelling de zogenaamde compensatie vergoedingsfactor plus rente op rente, en correctiekoers van de valuta gulden t.o.v. de valuta euro, doet deze een beroep op de Claimcode waar een vergoeding wordt verkregen voor de uitvoeringskosten voor de al verrichtte werkzaamheden met al gemaakte kosten en overige kosten die in de volgende fases betaald dienen te worden.
ACTW66 heeft gekozen voor twee sporenbeleid: Juridische – en politieke benadering om tot oplossingen te komen dat eindelijk na 51 jaren de gerechtigden/gedupeerden over hun eigen gelden kunnen beschikken.
Financiele stand van zaken voor fase II.
Namens ACTW66 & ICM Team / Dank voor uw inschrijving.
CLub van Julius Stemmerik te Zoetemeer donaties + inschrijving voor deelname ACTW66 ------ totaal € 4.650, hebben tot opheden het hoogst gescoort !
- Julius Stemmerik - €2.000Inschrijvingen elk € 50 totaal € 2.650Mw.N.F.M.v.Affelenv.Saemsfoort-WeimerMw. S. Bos
- Dhr. R. Bouwman
- Mw. E. Brassinga-Camphuisen
- Hr. C.M. Brookman
- Mw. F. Brookman - Das >>>/font>
- Mw. H. van Caspel - v.d. Wel
- Mw. C. Charlouis
- Rolo Lapre
- Gloria Hardy
- Stichting Stellar Events
- WNProductions (Istemewa Events)
- Ton Meijer (Productions)
Internationale Top 50 Allertijden
Tussen Kerst en Oud en Nieuw is Nederland in de ban van lijstjes.. Maar wat zijn nu de grootste Indische hits allertijden. Indoweb zette 50 Indo-evergreens voor je op een rij. Wat is jou Indo-hit allertijden?
1. Tielman Brothers – Little Bird
2. Blue Diamonds – Ramona
3. Anneke Grönloh – Brandend zand
4. Ernst Jansz – Een eerste klein verraad
5. Andy Tielman & Tjendol Sunrise – Rock little baby of mine
6. The Crazy Rockers – Mamma-Pappa Twist
7. Anneke Grönloh – Nina bobo
8. Yopie Latul – Poco poco
9. Rudi van Dalm – Begawan solo
10. Dinand Woesthoff – Dreamer (Gussie’s song)
11. The Young Sisters & The Black Dynamites – Let’s have a party
12. Boudewijn de Groot – Verdronken vlinder
13. Van Halen – Jump
14. Liesbeth List – Pastorale
15. Blaudzun – Promises of no man’s land
16. Wieteke van Dort – Arm Den Haag
17. Eddy Chatelin – Down by the riverside
18. Royal Hawaiian Minstrels – Mooi Hawaii
19. The Hot Jumpers – I’ll never let you cross my mind
20. Kane – No surrender
21. Ricky Risolles – Poco poco style
22. Michelle Branch – Everywhere
23. Massada – Sajang é
24. Armand van Helden – You don’t know me
25. Lois Lane – It’s the first time
26. Jiggy Djé – Ik heb je
27. The Eastern Aces – The Way I Treat You
28. Jamai – Step right up
29. Blue Diamonds – That’ll be the day
30. Tielman Brothers – Rock little baby of mine
31. Jack Jersey – Papa was a poor man
32. Tjendol Sunrise – Rays of morning sun
33. Wieteke van Dort – Klappermelk met suiker
34. Blaudzun – Flame on my head
35. The Partysquad – Rampeneren
36. Ernst Jansz – De ballade van Nina Bobo
37. Tielman Brothers – Java guitars
38. Kane – Rain down on me
39. Liesbeth List – Te veel te vaak
40. The Desmounts – Midnight blue
41. George Baker – Little green bag
42. Sandra Reemer – The party’s over
43. Lois Lane – Tonight
44. Justine Pelmelay – Blijf zoals je bent
45. Sjors van der Panne – In het zicht van de haven
46. Jack Jersey – In the still of the night
47. Justine & Marlon – Waarom huil je toch Nona Manis
48. Original Talkatives – Squeeze Louise
49. Boudewijn de Groot – Testament
50. Dewi Pechler & Jamai – When you walk in the room
Mijn levensverhaal - 3 door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens Aan boord van het schip, waarop wij naar Java zijn gevlucht en waarop wij zijn gebombardeerd, (als reeds eerder verhaald), vertelde mijn Moeder mij een dame te hebben ontmoet, die met het verkrijgen van haar eigen baby, geen borstmelk had, waarop het hospitaal mijn moeder verzocht, om ook dat kind haar moedermelk te geven, dus met mij te delen. Die dame zei aan boord komende, tegen mijn Moeder, Thea vergeef mij, maar jij bent als Duitse niet geliefd en ik kan het mij niet veroorloven, om in jouw gezelschap te verkeren of te worden gezien. Dat was blatant, ongegeneerd zelfs. Twee jaar oud, kreeg ik een maag-infectie, te Pladju. In Indië was dat meestal dodelijk, maar mijn vader accepteerde dat niet. Een van de eerste vliegtuigen van de KLM. die in Indië aankwam, een DC-3 (de latere Dakota), werd geheel door mijn Vader afgehuurd om mij naar Batavia in het ziekenhuis te krijgen vanuit Pladju-Palembang.
Ik heb er in het ziekenhuis gelegen, in een witte verduisterde kamer; ik heb er flarden van in mijn herinnering, met mensen in het wit die zich over bij bogen. Ik heb daar zes maanden gelegen en vrijwel alleen op eiwit gevoed, heb ik het overleefd. Het ellendige gevolg van deze episode was, dat ik nooit meer normaal was met eten. Mijn moeder moest het eten er bij mij bijna in slaan; ik ging met brood achter mijn kiezen naar bed en ik stond er de volgende morgen weer mee op, tot bijna de Japanse kampen aan toe. Zo ben ik altijd erg mager geweest, mogelijk was dat mijn moeders en mijn redding, gedurende die tijd, maar een normale moeder- kind relatie is er eigenlijk nooit geweest. Was dat mijn schuld, was dat mijn moeders schuld? Die vraag heb ik tot nu toe nooit kunnen beantwoorden. Behalve een hardhandige opvoeding en het inpompen van manieren, zijn er nooit gesprekken tussen moeder en mij geweest en zeer zeker nooit of te nimmer omhelzingen. Dit is voor mij de verhouding tussen moeder en kind geweest. Waar nu, bij mijn eigen kinderen en nu ook de kleinkinderen en hun moeders, totaal van afwijken.
Gedurende de periode van onze terugkeer, vanaf mijn vaders 1939 verlof periode in Europa tot onzevlucht van Balikpapan, naar Java en de overgave met de capitulatie aan de Japanse bezetters, had ik een kindermeisje, een (baboe), Sumina. Zij reisde met ons mee van Balikpapan om nog steeds op mij te passen. Haar verloofde, Sadimin, onze djongos, zag ik een maal met flikkerende ogen van haat naar onze tafel kijken.
Na onze eerste periode in een Hotel van mevrouw Pets, ook een Duitse en daarna naar het grote Hotel van Sarangan aan het meer, gingen wij naar Batavia, waar wij bericht ontvingen, dat mijn Vader in Bandoeng was gearriveerd. Bij onze aankomst was hij reeds gevangen genomen en had enige dingen voor ons bij goede vrienden achtergelaten. Moeder kreeg bericht dat mijn vader in de stad achter prikkeldraad zat en ze kon hem vanaf de straat te zien. Ik hoorde mijn vader zeggen, dat als er ooit iets met hem gebeurde, dat wij ons alleen aan de B.P.M. voor alles met advies moesten richten en niemand anders mochten vertrouwen. Dat was de laatste keer dat ik mijn vader zag, gebukt onder een spatbord van een vrachtauto, te midden van een grote hoeveelheid auto-onderdelen. Totdat een Japanse schildwacht naar ons begon te schreeuwen en daarna zelfs op ons begon te schieten. Dus gingen wij op de vlucht. Mijn Moeder hield zich aan zijn advies met de B.P.M., en in ons geval, werd “DAT” juist ons ongeluk.
Het was in Bandoeng, bij mijn Vaders vrienden, dat Greetje Brons ons wist te vinden en mijn moeder, via de Japanse Generale staf auto aan de bekende Art-Deco “Villa Isola” liet ontbieden, kennelijk om overreed, of uitgenodigd te worden, als een Duitse, voor de Japanse Generale Staf, dus de Japanse Generaal Imamura, als zijn secretaresse en tolk te fungeren. Toen ik met de twee zoons, Eppo en Rijnco
van de Brons de appeltuin in werd gestuurd, kreeg ik daar al gauw een dispuut met Rijnco, die mij een steen naar het hoofd gooide. Bloedend kwam ik op de tafel tussen al die Japanse Generaals en officieren te liggen, die mede hielpen mijn hoofd te verbinden, waarna ik als troost met de Japanse chauffeur en met Eppo in de Staf-auto een lunchpakket naar Brons mochten brengen in zijn gevangenis, waar hij, een grote man met een rood hoofd en witte haren, boven zijn medegevangenen uit stak.
Mijn Moeder niet van plan zijnde, om voor de vijand te werken, kon “dat” niet zo maar zeggen en vroeg een dag bedenktijd. Wij kregen echter slechts drie uren, dus overhaast pakten wij onze spullen en gingen op de trein naar Surabaya. De trein werd regelmatig door jonge Japanse officieren doorzocht, maar dankzij de hulp van RK. Nonnen hebben ze ons niet gevonden.
foto- Mijn kameraden tijdens de militaire dienst
De Familie Brons werd tegen het einde van de oorlog in een klein camp door de Japanners sluiks binnengeloodst en kregen Rode Kruis pakketten tot het einde, dat ze met een kleine selecte groep moesten delen. Zij hadden de oorlog als een complete familie overleefd. Echter hoorde ik jaren later, dat zoon Rijnco in China aan een ongeneeslijke ziekte werd behandeld en niet lang daarna overleed. Eppo werd een professor aan de Leidse Universiteit en werd onzichtbaar en onbereikbaar voor mij. Nadat ik hem wilde bezoeken, bleek hij, eerst zo vriendelijk en behulpzaam, te zijn veranderd in een kille, onpersoonlijke man.
Ambarawa, ons tweede kamp
Ten tijde van de berichtgeving, van mijn vaders dood in Kamp Ambarawa, duwde men mij in mijn moeders armen. Ik wist niet hoe gauw ik mij daaruit moest bevrijden en liep weg. Een tweede maal gebeurde dit toen mijn Moeder weinig kans op overleving had vanwege malaria tropica, door toedoen van zuster Diet de Neeff, onze “kamp-dokter-verpleegster”, tegen het einde van onze kamptijd in ”Kamp 10 Banyu-Biru”. Mijn Moeder sprak wartaal en wederom kon ik niet gauw genoeg uit haar armen loskomen. Dat was de moeder en zoon relatie, waar later haar tweede man J. den Besten profijt van wist te trekken. Helaas!
In ons eerste kamp Gedangan, het voormalige klooster, had ik de mazelen en werd ik met liefde en opofferingen in een hoek, op de grond van de slaapzaal, in een tent van dekens, dus in het donker, door mij vreemde dames verzorgd en daarna, kreeg ik een ontzettende smerige en stinkende uitlag op mijn hoofd, waar inderdaad mijn eigen moeder ook eens voor zorgde.
Na de bevrijding, nog steeds in ons kamp Banyu-Biru, waren op een gegeven moment de Japanners verdwenen, waarna ons kamp werd ingenomen door de guerrilla’s, en de vroegere claponners, die ons kamp begonnen te bezetten, de Bersiap. Men had de Japanner die de Keuken Piet werd genoemd, gevangen genomen en veroordeeld. Het was diens genoegen om met zijn enorme Braziliaans gevlochten lederen zweep, van zo’n 15 meter lengte, waar alle vrouwen benauwd voor waren, te slaan. Daarmee kon hij met een knal een stuk vlees uit een been slaan. Hij was altijd keurig gekleed in kaki’s en een lichter hemd met hoogglans gepoetste bruine laarzen, een worstelaars type, (ik zie hem nog voor me). Hij sloop vaak ‘s nachts in de keuken rond, waar mijn Moeder aan het koken was, met haar assistenten De guerrilla’s hebben hem kennelijk te pakken gekregen, hij moest voor de poort van ons kamp, zijn eigen graf graven, waarbij onder ons een groot gejuich ontstond, zo waren wij geworden.
Maar de Bersiap hadden ons bereikt . Ons werden doodsangsten aangejaagd met luidsprekers, over verzamelingen van wilde dieren tijgers, panters, slangen en krokodillen, die op ons los zouden worden gelaten en moesten wij ringen van zandzakken bouwen, met een opening. Ons werd verteld dat wij daarin bijeen zouden worden gedreven en met handgranaten zouden worden afgemaakt.
Na ongeveer een week van deze verschrikkelijke ellende, hoorden wij plotseling een geweldig geraas, het was een militaire groep Ghurca’s met een tank en vrachtwagens. Ons camp 10 werd in verdediging gebracht, Kamp 11, onze annex, was reeds ontruimd, waarvan wij later hoorden, dat het was uitgemoord door de Bersiap activiteiten.
Ons kamp had echter een solide muur en was kennelijk een ex-inlandse gevangenis van voor de oorlog. Voor onze loods werden 4 mortieren geplaatst, die vaak in actie waren, waarvan wij de wolkjes van de inslagen op de bergen konden zien en ‘s nachts waren de vier mitrailleurs, op de hoeken van onze gevangenis geregeld in actie en was het vaak moeilijk om te slapen. Op een gegeven moment werden hun tactieken veranderd. De Ghurca’s smeerden zich tegen de avond in met roet en gingen in groepen van vijf, slechts met een lendendoek om en met een jute zak over de schouder de nacht in met hun Guckry, (een halfronde vlijmscherpe zware dolk) tussen de tanden het kamp uit, tegen de vroege morgens kwamen zij terug en telden de hoofden, waarmee zij terug kwamen; het was een “sport” voor hen.
foto - Mijn opleidingsschip de “Pollux”
Enige weken later werd het rustiger om ons kamp, geen schieten meer, tot aan ons vertrek, in de eerste week van december 1945. In die laatste weken, kon men vanuit ons kamp de geweldige strijd rond Kamp Ambarawa volgen. Met schrik en medelijden, zagen wij dat vanaf een grote afstand aan, het was een kamp dat geen muren had, zoals wij dat hadden.
In één groot en geweldig zwaar bewapend konvooi werd ons gehele kamp in een keer weggevoerd. Het was een geweldig konvooi van trucks met enige tanks en kanon-wagens er tussendoor en een schutter in iedere cabine. Overal waren vliegtuigen die schoten en bombardeerden om ons heen; overal waren vuren langs de wegen en alle gebouwen stonden in brand. Zo kwamen wij veilig in Semarang aan, waar wij, na enige dagen via pontons op het Amerikaanse schip de “Victoria Amhorst” naar Batavia werden getransporteerd. Zo eindigde onze kamptijd. Het kwam mij later ter oren dat de Ghurca’s, die ons verdedigden en beschermden, hadden gemuit van het Engelse commando, om ons te komen redden.
Van Den Haag naar Vlaardingen
J. den Besten werd overgeplaatst naar het Shell complex te Pernis, bij Maasdam en Vlaardingen en wij kwamen op de Florislaan 12 te wonen, in Vlaardingen, met in die tijd nog steeds boerderijen tegenover ons, waar wij voorheen in Den Haag in de Rabarberstraat woonden. Ik weet daar verder weinig over omdat dat in de periode van mijn twee kostscholen was, eerst St. Louise en daarna Don-Bosco, met de Salesianen, beiden in Amersfoort.
Na ook weer het enige jaar in Don-Bosco, werd ik ook daar er weer af gehaald, dat was voor mij het tweede schooljaar en tevens het laatste van wat ik van scholen heb gezien, allen dankzij het overzicht van mijn Grootvader dat abrupt eindigde toen J, den Besten ons (mijn grootvaders en dus mijn vaders huis), in Amsterdam Centraal met verlies verkocht, om zodoende het verband daarvan met onze naam “Lemmens”, te vernietigen. Tevens stond mijn nu zeer oude grootvader op straat en werd door een, ons zeer vijandig gestelde dochter van hem op een armoedige wijze verder verzorgd. Tijdens een ontmoeting met mijn moeder, gooide zij een doek naar mijn Moeders hoofd en zei, dat mijn
vader had moeten terugkomen en niet zij, mijn Moeder. Dat was het einde van die enig mogelijke relatie in het prilste begin. Ze had een kruideniers zaak en was met een Duitser getrouwd een den Heyer en ik heb een verdenking dat dat een Joodse zaak was, aan het Legmeer plein, ook in Slooterdijk. Het waren vreselijke mensen, die voor mij helemaal geen gevoel hadden.
Tussen 13 en 14 jaar oud werd ik op de algemene Mulo derde klas geplaatst, in Vlaardingen, meer vanwege mijn leeftijd dan mijn kunde, maar ik had kennelijk goede hersens en was vlug in het oppakken van de leerstof, in ieder geval in de dingen die mij interesseerden. Slechts drie maanden later, op die school te Vlaardingen, altijd lopende of fietsend, daar ik geen busgeld kreeg, vloog ik in een geweldige storm in zware regen tegen een geparkeerde auto aan en vloog er overheen en kwam met een hersenschudding in het ziekenhuis terecht, dat was tevens voor mij, mijn laatste contact met enige school. Alles bij elkaar had ik nu twee jaar en drie maanden op drie verschillende scholen gezeten, beginnende als een totale analfabeet.
In kamp Ambarawa, begon ik school in het geheim, met een heel knappe jonge vrouw, mogelijk nog een meisje, als ik mij herinner, met een kring van kinderen om haar heen, maar diezelfde dag, werden wij met haar door een Japanse schildwacht ontdekt en de volgende dag, werd zij naakt en nog levend, maar vreselijk verminkt, en met alle extremiteiten van haar afgehakt en gesneden, tegenover onze plek aan het gedek opgehangen. Het uiteindelijke sterven moet minstens een uur hebben geduurd, het was vreselijk.
Uit het hospitaal ontslagen, hing ik rond thuis en werd voor werk uitgestuurd, om iets te verdienen, zonder enig geld kreeg ik ook geen eten. Ik werd heel veel gepest en getreiterd, wanneer Den Besten thuis kwam. Het was in die tijd, dat ik mij leerde te verbergen onder een bed, of achter de sofa, of in zijn werkplaats achter het huis, niet om uit te houden in de winter en op die manier nam ik vaak de aan mij gegeven boeken van mijn grootvader en ik begon te lezen, boeken werden vanaf die tijd mijn beste vrienden en prepareerden mij voor de rest van mijn leven. Ik werd een boekenverzamelaar in de latere jaren.
Naar het gedwongen werk zoeken, vond ik na enig werk aan de havens, clandestien vanwege mijn leeftijd. Na veel zoeken werkte ik uiteindelijk voor niets bij een loodgieter in Rotterdam, waar ik een half jaar of meer, dag in dag uit in weer en winter, moest fietsen, op een oude vooroorlogse uit het water gehaalde fiets, van het uiteinde van Vlaardingen, via Schiedam, naar Rotterdam en weer terug, vanwege mijn leeftijd, kon ik niet officieel worden aangenomen, maar kreeg ik bus geld van die zaak, dat ik thuis afdroeg onder dwang. Zonder die afdracht mocht ik niet thuis komen of eten. Ik veegde daar en hielp met klusjes, maar men was verbaasd over mijn vaardigheid en bood mij een vaste baan aan bij mijn vertrek. Ik was nu 14 jaar en het werk op Pernis voor
Den Besten was afgelopen en zo verhuisden wij weer terug naar Den Haag, deze keer het Bezuidenhout, naar de Theresiastraat 219, waar mijn Moeder bleef en tenslotte vele jaren later, in Mei 1999 stierf.
Korte tijd later wilde ik van huis weg, de pesterijen en manipulaties werden een kwelling. Ik mocht niet weg van huis, ik mocht niemand ontmoeten, er waren bekenden van mijn Moeders vroegere tijd en Den Besten kon niet verhinderen dat contacten werden gemaakt, navraag naar mijn welzijn sloeg hem de schrik om de oren. Mijn Moeder - uit schaamte - vertelde iedereen dat ik erg moeilijk was en niet wilde studeren. De enige waar ik clandestien een positief contact mee had, was een oude oom en een zeer vertrouwde vriend van mijn Vader, oom Wim van Zoelen, in Wassenaar. Helaas na drie visites aan hem, werd mij mijn fiets ontnomen, na een klein ongeluk, terwijl ook een strikte controle op mij werd uitgeoefend.
Echter van die drie contacten kwam ik zeer veel van en over het vroegere leven van mijn Vader te weten, Oom Paul van Zoelen was mijn Vaders eerste werkgever, in het Nederlands- Indië van vroeger, waar Oom Wim van Zoelen voor Bruynzeel in de Bossen en Rimboes een opzichter was van de houthakkersploegen in Nederlands-Indië. Oom Wim tenslotte, dankzij ook weer mijn Vader, werd uiteindelijk voor de oorlog als Boormeester van de B.P.M-Shell gepensioneerd, waarna hij getrouwd met een dochter van de Duitse “Veltins Bier Brouwerij” in Duitsland, maar kinderloos, naar Nederland terugkeerde en zich in Wassenaar vestigde.
Werkende met vijf andere Nederlanders, allen met ploegen van 12 Indonesiërs, werd mijn Vader zijn
leven gered, tijdens een “Amok”. Zijn ploeg Indonesiërs zetten mijn vader tegen een boom en vormden een cirkel om hem heen en beschermden hem met hun klewangs tegen de zestig anderen in hun amok. De vier andere Nederlanders werden vermoord, het ging om betaling. Waar de andere Hollanders veel geld inhielden van de vijf centen per dag, nam mijn vader daar geen genoegen mee en betaalde zijn werknemers volledig uit. Zo waren er ook nog verschillende andere parables over mijn vaders eerste jaren in Nederlands-Indië.
Op een Frans “hongerschip”, waar de meeste andere Nederlanders vanaf vluchtten in Zuid Frankrijk en met de trein terug gingen naar Nederland, bleef mijn vader tot het einde van die vreselijke reis en kwam zo totaal uitgeput, voor het eerst in Nederlands-Indië terecht, waar tenslotte Oom Wim van Zoelen, zijn eerste baas werd. Ook in Indië heerste een depressie en werkeloosheid, na de Eerste Wereld Oorlog, veelal ook, omdat Indië werd uitgeknepen, door Nederland.
Uiteindelijk wist ik eenmaal weg te komen van huis, doordat mijn Moeder weg was en wist ik door half Den Haag lopende de familie Henk en Lenny Versnell te bereiken. Ik zat echter nauwelijks bij hen op de sofa, toen er tegen de deur gebonsd en getrapt werd. Geschrokken deed Oom Henk Versnell de deur open en stormde Den Besten vloekend en scheldend het huis in, greep mij bij de haren en trapte mij het huis uit en gebood mij buiten op hem te wachten. Hij schreeuwde die mensen de schrik om de hals, terwijl ik buiten alles kon horen. Onder andere dat zij geen contact met mij mochten hebben en hij hen zou weten te vinden en dan verloren ook zij hun baan bij de B.P.M. In die tijd waren veel oude Shell mensen, van het vroegere Indië bang voor hun toekomst, daar zij ook in Nederland niet gewenst waren, maar uit fatsoen werden voorzien van werk en een inkomen. De B.P.M.-Shell probeerde in die tijd fair te zijn, hetgeen hen ook in botsing bracht met de Nederlandse regering. Echter nu weten we dat Nederland zich weinig van onze problemen en rechten aan trok en probeerden onze mensen op allerlei manieren kwijt te raken o.a. met emigratie.
Deze gebeurtenis met mij, bij de Versnells, ging natuurlijk als een lopend vuurtje door naar de bij mijn moeder bekende ex-Indische gemeenschap van vroeger. Ook bleek dat mijn moeder altijd moest weten, van wat of waar ik zou zijn. Ik had niet van haar verwacht, dat zij mij dit zou aandoen.
Enige bijstand uit deze richting was voor mij uitgesloten, daar de combinatie den Besten–Brons snel bekend werd. In die gemeenschap werd dr. ir. H.H. Brons, met en door zijn geweldige maatschappelijke macht ook als gevaarlijk beschouwd. Dit was tevens rond de tijd, dat Den Besten van mijn Moeder uitvond, over het verraad destijds, van de Fam. Brons met de Japanners, waarmede die familie zich gerieflijk door die Oorlog wisten te redden. Het was met chantage, op die Brons familie, dat J. den Besten in het complot tegen mij werd ingehaald. Dr. ir. professor H.H. Brons was voorbereid, door zijn oude
vriend ir. Jan Brouwer een mede-directeur van de B.P.M.-Shell, voor het stichten van de Rotterdam Rijn Pijp Leiding Maatschappij, (dochter-maatschappij van de B.P.M.-Shell), voor het vervoer van Olie producten naar Duitsland. Brons was nu een machtige man, niet alleen van die Maatschappij, maar ook in Nederland, met een zeer riant inkomen met daarnaast ook nog geweldige afschrijvingsmogelijkheden naar zijn Maatschappij. Een combinatie die voor mij een levensgevaarlijke situatie betekende, vanwege mijn rechten en claims, met betrekking tot toekomstige en originele erfrechten van mijn Vader, met mijn komende volwassenheid in het verschiet. Ook al waren onze papieren grotendeels verdonkeremaand.
Het waren juist deze twee mensen, Brouwer en Brons, die vroeger voor de oorlog, met mijn vader een dispuut hadden, vanwege hun, dronkenschap en wangedrag met vrouwen en het maken van schulden in de Indische samenleving. De B.P.M-Shell was daarmede uitermate gechoqueerd. Een vreselijk lot, dat mijn vaders Familie trof na zijn dood, met het door hem ongewild maken, van zulke vijanden en verder ook nog, door het grote onrecht dat na de oorlog, daaruit voortkwam.
Maar ook nog eens, dat het mij, de enige zoon van mijn Vader, bijna het leven heeft gekost met een bijna totaal verwoeste toekomst, als resultaat, waar eens, zulke schitterende mogelijkheden voor mij waren weggelegd. Ik ben dankbaar dat hij dit nooit geweten heeft. Ook ben ik dankbaar dat het mij, desondanks, na alle vreselijke belevenissen en tegenslagen is gelukt een redelijke levensstijl op te bouwen, hoe moeizaam dat ook ging en waar ik ook nog van heb kunnen genieten Het is mijn overtuiging dat niet alleen Nederland, met ook de Indische Kwestie en ook met ons huis, maar ook de B.P.M.-Shell een geweldige schuld aan mij hebben te voldoen. Gelden en toekomstmogelijkheden door mijn vader in 1939 bij zijn Maatschappij, de B.P.M.-Shell, tijdig voor mij te hebben verzorgd, het onheil van een toekomstige oorlog voorziende, was het grootste offer dat van hem kon worden verwacht
Helaas is dit door kwade opzet allemaal te niet gedaan.
Tot zover het derde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef
Besproken door: Pjotr.X. Siccama – deel 4
Was het maar anders geweest..(!)” schrijft Kousbroek.
Ja, anders. Had de Nederlandse Staat en in haar verlengde het algehele principe van een oud koloniaal concept (die andere koloniale mogendheden toen eveneens strikt hanteerden) direct of geleidelijk in een nieuw beleid geleidelijk (of direct) geconverteerd, had zij als eerste de wereld laten zien dat het ook “anders” niet alleen mogelijk was, maar tevens het oude kolonialisme in die tijd vaarwel kunnen zeggen en andere koloniale mogendheden naar de kroon gestoken.
Een verdomd gemiste historische kans van jewelste. Het had alles te maken met geborneerdheid van politici, kortzichtigheid en afwezige visie en durf. Van de democratische bestanddelen waar wij zo rijkelijk van zijn voorzien en bevochten en gekoesterd hebben, werden merkwaardig genoeg niets aangesproken.
De Nederlandse Staat als koloniale mogendheid die in het midden van de 20e eeuw tot een einde is gekomen, keek allereerst en niet zonder zorgen, angstvallig naar de naaste Europese buren, hoe zij met het systeem omgingen in hun koloniën, uit vrees voor economische mishits en valse concurrentie. Een dwangmatige competitie schuilt blijkbaar in hun handelen. Het is het patroon dat zich voortdurend herhaalt.
Het werd immers altijd gezien door een handelskijker om de status quo van het evenwicht in de wereldhandel te handhaven. Maatstaf voor een korte termijn denkwijze, maar niet wanneer een natie, een Staat op een wereldpodium te kijk staat en doet alsof zij het best goed doet in de Colonia. Eigenlijk zou de Nederlandse Staat best een hoofdrol willen spelen in het politieke
Foto- trafkamp Boven Digoel op Nieuw Guinea waar de Indonesische intellectuelen werden gevangen gehouden.
wereldpodium, maar de omstandigheden van die tijd voor haar koloniën, waren helaas zo duister van aard, dat zij liever eieren voor haar geld koos, geen pottenkijkers duldde en op die manier alle kritieken te ontlopen.
Waren Soetan Sharir, Hatta en zovele vrije geesten maar niet gedeporteerd, maar in plaats daarvan gehoord en naar hen geluisterd, dan was er voor beide landen Indonesië en Nederland een veelbelovende toekomst weggelegd: de Wereld zou er voor beide landen er heel anders hebben uitgezien. Een exhibitie van een Staat en hoe een Staat tot zulke voor haar onwetend gehouden inwoners rampzalige beslissingen had kunnen nemen: mond gesnoerd, kop ingedrukt, ontnemen van de individuele vrijheid, beroven van menselijk geluk.: het waren ingrediënten van een politiestaat.
Kousbroek verdwaalde, zo schrijft hij bij het lezen van een historische Europese roman van Hella Haasse, omdat hij geen in of uitgangen kon vinden. In mijn voorstelling was het beeld te vergelijken met het moment van het eerste uur van de strijders voor de onafhankelijkheid van de nieuwe Republiek Indonesië (Sharir, Hatta, Sukarno e.a.), maar bij hen waren er helemaal geen deuren die konden worden geopend, laat staan dat er stemmen van binnenuit konden worden gehoord.
Wanneer Indonesiërs voor studie of door omstandigheden in Nederland (en Europa) verbleven, waren zij uiterst verbaasd dat er in Nederland heel andere Hollanders woonden, die zich keurig gedroegen en bij wie niets te bespeuren viel van discriminatoire bejegening. Ze vroegen zich af of daar in de kolonie wellicht een andere soort Hollanders waren. Zulk een constatering geeft immers te denken en is voor een natie als Nederland werkelijk ernstig en uiterst pijnlijk.
Een van de pijlers voor een harmonische samenleving is de zorg voor goed onderwijs waarbij de cultuurpolitiek een natuurlijk stimulerend fundament dient te zijn dat verantwoordelijkheden van de uitvoerders verlangt. En uitgerekend op dit terrein hadden zij in de kolonie die verantwoordelijk waren voor een van de meest belangrijk onderdelen het geheel laten afweten. In de “taal en cultuurpolitiek in de koloniën” van Groeneboer (zie serie artikelen in ICM) bijvoorbeeld werd al gewezen op de bizarre situatie in het onderwijs met name in Nederlands Indië: de zogeheten “wilde scholen” ontstonden (waar overigens Tjalie Robinson les had gegeven) en waar successievelijk het “wilde Nederlands” in de dagelijkse omgang werd gesproken. De autoriteiten vonden deze ontwikkeling maar niets, maar daar bleef het eigenlijk bij. Drastische maatregelen ter verbetering bleven eenvoudig uit. Weer een gemiste kans om de Nederlandse (zeg Europese) cultuur dicht bij de inheemse bevolking te brengen. In het begin vond het koloniaal bestuur het nodig om de (interne) discussie te openen over de vraag om het Maleis, (dus nog geen Bahasa) als Nationale eenheidstaal in heel Nederlands Indië in te voeren en/of het Nederlands.
Het idee om het Nederlands (taal van de koloniale mogendheid) over de gehele Archipel in te voeren kwam eigenlijk van ons westers buurland dat in India het Engels als voertaal wist door te voeren. Maar na veel interne consults en veelvuldig ingestelde commissies die over dit punt moesten buigen, zag het koloniaal Bestuur definitief ervan af. Redenen tot dit besluit waren discriminerend: Invoering zou een “gevaar” opleveren en een bedreiging voor de Nederlandse suprematie en ook nog: ..het zou de Inheemse bevolking makkelijk toegang verschaffen tot alle ontwikkelingen en in de Westerse wetenschap en zo meer, kortom a superiorcomplex. Het Nederlandse motto ‘’Je maintiendrai’’ wordt hier bedenkelijk en wel letterlijk gepraktiseerd.
Suprematie, uit het Latijn afgeleide term dat het Romeinse Rijk uiteindelijk de kop heeft gekost, zo ook Nederlands Indië waar heldere tekens van verval overal de kop opstaken en zichtbaar werden om het einde aan te kondigen.
Dat alle Rijken gedoemd zijn ten onder te gaan, kan heel eenvoudig worden gezien en gemeten aan de hand van het gedrag en mentaliteit van de inwoners zelf. Want daar verbergen zich al tekenen tot verval. Het grootste voorbeeld was het Britse Imperium waar het begin van de ondergang zich had gemanifesteerd in de al maar groter wordende tegenstellingen en de verwerpelijke dagelijkse houding en gedrag van de Britten in de straten van India jegens haar oorspronkelijke inwoners.
Kousbroek over het trio Sharir, Hatta en Sukarno : “..had het maar nog een generatie langer geduurd…’’ voordat de 2eWO begon, neem ik aan. (Die gelegenheid had een ieder ze van harte gegund) Ja hád en wat dan ?
Zouden deze Indonesische intellectuelen anders hebben gereageerd na en tijdens de inval van de Japanse bezetting? Zouden ze wellicht onherroepelijk de zijde van het koloniaal bewind hebben gekozen? . Er zou dan bijvoorbeeld geen politionele actie zijn geweest waarop het Nederlands koloniaal beleid door de Wereldgemeenschap danig werd gekapitteld. Kortom er zou helemaal geen druppel bloed zijn vergoten. Maar al die mensen (arme onschuldige drommels) zijn nu dood en werkelijk voor niets gestorven, omdat politici alles stuk maken. Was het inderdaad maar anders geweest.
Het leek alsof het hele Archipeldrama zich had afgespeeld op het artificiële speelveld als een soort ondergaande straf, de Indonesiërs opgelegd, dat zij uit pure wraak de zijde van de nieuwe bezetter kozen. Was het ressentiment van de Indonesiërs? Zij waren immers door het koloniaal Bestuur in de steek gelaten. Maar dan kwam de gelegenheid en het juiste moment dat de
Indonesiërs het speelveld eindelijk op konden met een immense rugdekking van de nieuwe bezetter. De kinderen die eerst niet buiten mochten spelen daar het speelkwartier voor hen werd ingetrokken, speelden nu de hoofdrol. Beroofd werden zij daarvoor van al die speeluren door hen die te lichtzinnig over anderen hadden gedacht en geoordeeld.
Een grote historische stupiditeit van het koloniaal bewind met oerdomme bewindslieden die alleen de schijn wilden ophouden tegenover de
Wereldgemeenschap om duidelijk te laten zien dat zij ook een majeure rol speelde te vervullen had op het Wereldtoneel en immer ten koste van anderen.
Wanneer de heer Wertheim (wiens uitspraken en geschriften met betrekking tot het koloniaal bewind in Nederlands Indië ondergetekende kent en in het algemeen zeer waardeert) in het boek ten tonele verschijnt, valt zijn uitspraak me weer behoorlijk tegen als hij met “..heimwee naar de tijd van Sukarno” aan komt draven. Is dit valse nostalgie of een serieuze grap?
Jammer; maar waarom gaat deze man voorbij aan de ware nucleus van het strijdtoneel van de Merdeka van en door die uiterste belangwekkende mannen als Sharir en de zijnen die bergen hadden verzet en toch de belichaming vormden van die Merdeka als het geweten van de Nieuwe Republiek is een raadsel.
De schrijver Pramoedya Ananta Tour noemt Kousbroek een grote schrijver van dit moment in Indonesië, maar heeft ook kritiek op historische onderdelen en de onvermijdelijke tijdsperiodes van het koloniaal bewind. Over zijn werk kan ik moeilijk oordelen aangezien ik niet bepaald een groot kenner ben van zijn werk. In ieder geval brengt Kousbroek me op pad om er meer kennis van te nemen.
Deze Indonesische schrijver beschouwt Raden Adjeng Kartini (ze stierf toen ze amper 25 was in 1904) als een soort geestelijke verlosser en ziet in haar de belangrijkste vrouw voor de emancipatie van de inheemse geaardheid (en identiteit). Zij schijnt officieel tot nationale heldin te zijn verklaard. Haar rustplaats, een soort mausoleum, trekt elk jaar veel bezoekers als een waar pelgrimsoord. De Indonesische kunstenaars, niet alleen schrijvers (door Pramoedya wordt ze min of meer geclaimd voor het proletariaat) maar ook beeldende kunstenaars hebben Kartini in het hart gesloten en zien in haar de belichaming van de, wat we in het Westen noemen: de Artes Liberales. Voor nagenoeg alle uitingen van de Kunsten is zij het grote symbool geworden in heel Indonesië.
In het hoofdstuk over Kartini onthulde Kousbroek en passant het feit dat Du Perron over deze vrouw schreef en een oordeel gaf. Het staat een ieder vrij om ergens over te oordelen (alhoewel ‘’oordelen’’ hoe dan ook een belastend werkwoord blijft en de moraal zo om de hoek komt kijken), maar in Du Perrons visie maak ik op dat hij wel (bij voortduring en niet zelden) behoorlijk tekeer kan gaan en deze vrouw in haar zwakheid treft en op haar ziel trapt Zou het wellicht kunnen zijn omdat Kartini een Javaanse vrouw of simpel een vrouw was? Du Perron kon toch immers ook weten hoe de levensomstandigheden waren en met name de opvattingen van de Javanen om de Westerse cultuur op te nemen (niet alleen afkomstig uit gegoede families en/of hogere milieus). De Javaanse gevoeligheden waren (en zijn) er gewoon en zeker voor vrouwen van het kaliber Kartini was het beslist niet eenvoudig en niet vanzelfsprekend een vreemde cultuur te bestuderen op haar manier. De vrouw had in al haar pogingen en wensen/verlangen moeten worden gestimuleerd en gestuurd. Was het omdat Kartini een Javaanse vrouw of gewoon een vrouw was?
Per slot was Du Perron ook half Javaans, met een Javaans voorkomen en onmiskenbare Dravidische trekken overigens. Maar dit terzijde. Juist hij moest het beter weten, maar verloochening van zijn eigen achtergrond, afkomst en verleden scheen hem geen enkele moeite te hebben gekost, integendeel zou ik zeggen: blijkbaar een sterke karaktertrek.
Het stond hem vanzelfsprekend vrij om zijn kritiek(en) te leveren; op zichzelf juist, maar wanneer je de destructieve kritieken die hij in zijn geschriften, overigens niet alleen jegens Kartini, leest, dan ontdek je de donkere zijden van zijn karakter als schrijver. Kousbroek naar aanleiding van de Perron s oordeel over het eigen maken van de “Westerse cultuur’’: Citaat: “..het geeft integendeel een voortreffelijk beeld van de ontwikkeling de Javanen die zich de ‘westerse cultuur’ wilden eigen maken en als zodanig ‘’de Europese provincie Holland’’ vonden..”.(einde citaat)
Voortreffelijk beeld! Ik meen te weten dat het begin van de ontmoeting met de Westerse Cultuur voor de Javanen een heel vreemde ervaring moest zijn geweest, dient niet vergeten te worden. In die voor de Javanen diffuse en verwarrende omstandigheid is de beschrijvende constatering misschien ( nogmaals: ab viso modo) juist, maar hier spelen andere curieuze zaken een rol waarvan er een is: de leedvermakelijkheid.van Du Perron die met een minachtende toon op de
culturele adaptatie wees. Enfin men kon blijkbaar nooit iets goeds doen in zijn ogen. Volstrekte arrogantie van du Perron waar hij (of wilde niets van weten) ongetwijfeld, ‘’de drempel’’ van het Javaans inzicht en Adat, naar mijn inziens als een razende Roeland voorbij was gerend en het hart volkomen had gemist.
Hier laat Kousbroek zich bewust (?) meeslepen in een naar mijn smaak vreemdsoortige gedachtengang van du Perron. En wel op een manier die mij niet bevalt. Ik vertrouw van mijn favoriete auteur dat hij zich hiermee niet schaart onder de betweterige auteurs die menen de wijsheid in de achterzak te hebben.
Terug naar Kartini. Het is niet mijn forte en heb ook niet een gezag om direct over de persoon te oordelen; Ik constateer slechts dat het verschijnsel van de afwezigheid van juiste informatie en cultuurbronnen waar altijd al een groot gebrek aan was debet was en niet bepaald bevorderlijk voor een jonge progressieve vrouw als Kartini om zich in een andere cultuur te verdiepen. De andere berg die zij ook nog moest overwinnen was de toen nog strengere Javaanse hiërarchie dan nu het geval is waarin nauwelijks ruimte was voor geestelijke vrijheden en bevrijdingideologieën. De heren die dachten beter te weten moeten zich schamen om zich bij voorbaat oordelen aan te matigen.
Maar dan de zin over “de ontwikkeling der Javanen die zich ‘de Westerse cultuur’ eigen wilde maken”. Voilà. Nu initieerden (eerder: grepen ze aan) de Javanen zelf de mogelijkheid om de “Westerse cultuur” goed te bestuderen en te ontwikkelen, of ze worden onmiddellijk gesanctioneerd door psychische onthoofding. Men zou er zijn bekomst van krijgen. Het was duidelijk dat op deze manier de toegang tot “de poorten van De Europese provincie Holland” voor alle Indonesiërs nu wel definitief waren gesloten. Hádden zij die ‘’Europese provincie maar niet gevonden’’, dan was het voor hen veel beter geweest om via een geheel andere weg het oude hart van Europa en de Europese ziel te ontdekken en op die manier ‘’de provincie Holland’’ vanuit dat centrum eens te bekijken. Maar alles is bij ons verkeerd gelopen en heeft het collegium poenalis haar destructieve werk gedaan. Einde van hetbegin van een sprookje.
Het ging hier onder andere (ook) over (vrouwen)emancipatie en een vrouw in de Javaanse cultuur werd (wordt nu veel beter) beschouwd als van een ander niveau, een andere categorie. Du Perron was naar mijn idee, op z’n zachtst gezegd vrouwonvriendelijk en bovendien een grote gemene snob die zichzelf als “echte Europeaan” zag, wat hij helemaal niet was.
Dat een buitenstaander (buitenlanders) werkelijk niets snapt (Kousbroek) van wat in de Dutch Indies heeft afgespeeld en zeker niet op dit niveau.is wel duidelijk – Is it a political or cultural dilemma? (hoor je maar al te vaak). Zo diep zijn we gezonken voor wat betreft het nalaten van propaganda en verspreiding over de Nederlandse cultuur. En die lieden die voor deze onduidelijkheid mede schuldig waren, zijn in dit artikel genoemd.
Ik stel daarom voor om forensische experts in te huren om deze culturele chaos onder de aandacht te brengen voor algehele uitleg aan onze buren in Europa en verder in het buitenland overal waar wij geaccrediteerd zijn, inclusief het Vaticaan.
Kousbroek ergert zich in zijn boek om het een en ander; welnu, wat mij ergert is het constante gekibbel van Du Perron (en ook Ter Braak in mindere mate) over andere auteurs die over Nederlands Indië hebben geschreven, in plaats daarvan hadden zij zich meer op hun eigen toko en op hun eigenlijke werk (en taak) moeten concentreren en zich niet te gedragen als een kwellend gezelschap.
Wás Du Perron maar niet vóór de 2e WO gestorven, dan zou hij wel zeker anders hebben gepiept.
Ach, was het inderdaad maar anders geweest.
Wordt vervolgd
470 × 352 - kecopbioinfo.blogspot.com v l.n.r. Soetan Sharir, Sukarno, Mohammed Hatta. |
Graf van Kartini. Indonesische volksheldin Kartini
Weergaven: 233