Alle berichten (2835)
Zal het "schip Indische Petitie" van Martin
van Rijn door de senatoren van de Eerste Kamer ook tot zinken worden gebracht?
Wie had dat gedacht dat het schip “Keuze beperking van zorgverleners” van Edith Schippers op het laatste moment tot zinken wordt gebracht door de dissidenten nota bene van de coalitiepartner de PvdA, die vooraf hun akkoord gaven. Misschien een schrale troost dat deze actie is gericht tegen de "clown" die Samsom wordt genoemd. Zolang hij aanblijft zullen deze doelgerichte acties van de PvdA senatoren niet ophouden. Nog die zondag bij de boekpresentatie van "Indisch Verdriet" zei ondergetekende "dit kabinet gaat sneuvelen"!
“So far so god” .
De ambtenaren van Edith hebben tot in de puntjes alles geregeld met zorgverzekeraars en zorgverleners, met de bijhorende voorbereidingen dat per 1 januari 2015 direct operationeel is, en Edith Schippers heeft het keurig door Tweede Kamer geloosd. Alles was akkoord. Per 1 januari zou deze regel ingevoerd moeten worden, waarop 1 miljard wordt bespaard. Overigens, dit is de trend die vandaag aan de dag gezet wordt in de Tweede Kamer. Pan klare plannen die als wetten als een speer door de Tweede 1 na de andere worden gejaargd om vervolgens met het riscco dat een senator in de Eerste Kamer afhanhelijk van zijn toestand deze als nog afserveert.
(als U niets te doen heeft, raad u aan op mooie vrije dag gewoon op tribune te gaan zitten, is gewoon een spel geworden, maar een gevaarlijk spel waar je veel risico's op inzet). Want de kapers liggen op de loer!
Tegelijkertijd wordt binnen de media en ICM vooruitgeblikt door tanend vertrouwen in PvdA of dit Kabinet Rutte het nog wel voor de Kerstreces haalt.
Want in de peilingen heeft de aanhang (stemmers) van de PvdA al lang afscheid genomen. Vergeten wordt dan dat de leden die zitting nemen in de Eerste - en Tweede Kamer van de PvdA als hun partij, tegelijkertijd wel op die "clown Samsom" kunnen schieten! Samsom mist in alle opzichten het beeld dat hij het veld moet ruimen en plaats moet maken voor een ander. De twee Nederlandse allochtonen gaven het voorbeeld, alleen gaven net een verkeerd signaal af. Deze drie dissidenten in de Eerste Kamer zagen hun kans om definitief een einde te maken aan de “Clown vertoning van Samsom”. Het krediet is op binnen de eigen gelederingen van de partij, en hun achterban die op PvdA heeft gestemd.
Dus deze acties zijn zeker niet gericht niet tegen de VVD maar gewoon tegen de koers van de huidige eigen PvdA. Tel daarbij op dat senatoren uit in andere generatie politiek tijdperk komen, die gewend zijn aan sterke leider met visie, die totaal ontbreekt in dit Kabinet. Het vertrouwen is totaal zoek.
De burgers zullen de drie dissidenten op handen dragen die het bootje van Schippers tot zinken hebben gebracht. Het schip wordt nu in alle ijl geborgen en gerepareerd om alsnog klaar te maken wederom voor een behouden vaart, velen hebben hier een hard hoofd in. Vijf dissidenten in nog geen maand tijd binnen de PvdA, wie zijn de volgende die uit PvdA-kast komen, kortom een kabinet op drijfzand.
“So far So Good”,
Ligt er nog niet een andere schip in de werf "De Indische Kwestie" met de bouwer Martijn van Rijn, sinds 19 maart 2013?
Net als de aanpak van Schippers loopt de bouw op planning weten de bron(nen), te melden. Voor een stuk empathie komt Martin van Rijn op Indische primeurtjes zoals o.a. Buitenkampers om toch die betrokkenheid te tonen. Totdat historicus ( oud-voorzitter van het Indisch Platfofrm ) Herman Bussenmaker met zijn boek "Indisch verdriet" uit de politieke-kast komt, en kennelijk Martin van Rijn het manuscript mocht ontvangen. Herman Bussemaker niets onvermeld laat, en man en paard noemt, voor die 70 jaren strijd tegen Nederlandse poltieke onwil jegens de Indische kwestie.
Was Martin van Rijn not amused, tegelijkertijd doorbrak de uitgave van het boek de gehouden radio - stilte op ICM en de Indische media na bijna twee jaren. Dit keer sloeg Martin van Rijn de uitnodiging af.
Vanaf 19 maart 2013 belooft Martin van Rijn - volgens bronnen (en)- met definitieve oplossing te komen en alles loopt alles op planning. so far so good!
Hoe betrouwbaar is PvdA in Indische kwestie eigenlijk? Een rondgang door de analyse leert dat die in vorige kabinetten achter de Indische zaak zijn gaan staan met PvdA voorop! . Hierdoor veel stemmen hebben gewonnen bij de Indische gemeenschap als bevolkingsgroep met een populatie van 1,2 - 1,5 miljoen. (Ook Mark, Geert, Ben Bot, Wenny, en Frits, hebben de Indische achtergrond).
A la de werkwijze die VWS zich zich eigen heeft gemaakt binnen de Kabinet Rutten" om pan klaar plannen door de Kamer te jagen " om de ene na de andere wet door de Tweede kamer heen te lozen ter beslissing voor te leggen aan de Eerste Kamer, is naar zeggen ook al het werk gedaan dat zo operationeel gemaakt kan worden.
Zou dit Indisch schip ook tot zinken worden gebracht in de Eerste Kamer?
Waarom niet hoor ik U zeggen, dit schip is immers van de eigen partij in tegenstelling tot die van Schipper (VVD).
Sof ar so good.
WORDT VERVOLGD OP ICM MEDIA.
Volgend jaar is het 70 jaar geleden dat op 15 augustus 1945 de Tweede Wereldoorlog in Azië eindigde met de capitulatie van het Japanse leger. En twee dagen later, op 17 augustus, werd door Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uitgeroepen. In de geschiedenis van Nederland en Indonesië zijn deze twee data van beslissende betekenis.
Journalist-schrijver Kester Freriks, verbonden aan NRC Handelsblad, is voornemens een boek te schrijven over deze twee data en de gevolgen daarvan voor individuele mensen. Hij zou graag in contact komen met hen die zich wellicht nog persoonlijk herinneren hoe de gebeurtenissen in 1945 zich ontwikkelden. Hij wil hen vragen om hun herinneringen ten behoeve van zijn boek te delen en hun verhaal daarvoor willen prijs-
geven. De journalist is op zoek naar mensen, zowel burgers (totoks en Indo’s) als KNIL-ers, personen met Chinese roots en hen die in Indonesië of in Nederland nauw bij de gebeurtenissen betrokken waren. Hij is ook benieuwd naar de mate van onthechting van mensen met een Indisch of Indonesisch verleden en in hoeverre zij in staat waren zich te “ontwortelen”. Het gaat dus niet uitsluitend om het
verleden, maar ook om het heden en de toekomst. Ook kinderen uit de derde generatie kunnen in de gesprekken een rol spelen. Vanzelf wordt alle informatie vertrouwelijk gebruikt, geheel naar de wens van hen die aan dit boek mede willen bijdragen met hun ervaringen.
Kester Freriks is in 1954 geboren in Jakarta. Voor NRC schrijft hij veelvuldig over onderwerpen die met Nederlands-Indië en Indonesië
Onafhankelijkheidsproclamasi 1945
samenhangen. Hij schreef eerder biografieën over de schrijfsters Maria Demoût en Madelon Székely-Lulofs. Indien gewenst kunt u contact opnemen met Kester Freriks via de volgende gegevens: e-mail: kesterfreriks@hotmail.com Postadres: Windroosplein 188, 1018 ZW Amsterdam, Telefoon: 06-53187716.
Jakarta is begonnen met de uitvoering van zijn Deltaplan en dat is hard nodig. Elk jaar zakt de stad 10 centimeter en 40 % van de 10 miljoen inwoners van de Indonesische hoofdstad lopen elk jaar het risico dat hun huizen onder water komen te staan. Deze overstromingen moeten binnen niet al te lange tijd tot het verleden behoren. Een 35 kilometer lange zeedijk en 17 kunstmatige eilanden moeten de wereldstad gaan beschermen tegen het wassende zeewater. De 17 eilanden krijgen de vorm van een Garuda, de grote mythische vogel die het nationale symbool van Indonesië is.
Megaproject
Alleen al om alle grond uit te graven die nodig is om de 17 eilanden te bouwen, zijn meer baggerschepen nodig dan er wereldwijd bestaan. Het gehele project zal in totaal zo’n 35 miljard euro gaan kosten. Een bedrag dat de Indonesische overheid nog niet volledig bijeen heeft. Ondanks dat is onlangs met de eerste fase begonnen van dit ambitieuze plan.
De bestaande zeewering wordt verhoogd, de eerste kunstmatige eilanden worden aangelegd en de nieuwe zeewering in de baai van Jakarta moeten de stad tegen overstromingen tijdens het regen-seizoen beschermen.
Grondwater
Om verdere verzakking van de stad tegen te gaan, za;l ook de drinkwatervoorziening van de stad aangepast worden. Nu wordt het water nog uit de grond gepompt, waardoor de grond onder de stad sponsachtig wordt en vol met holtes. Hierdoor verzakt de stad. Om dit probleem te lijf te gaan, wordt een uitgebreid leidingnet aangelegd dat de stad in staat moet stellen om drinkwater uit andere bronnen te winnen.
2040
De Indonesische Deltawerken moeten over 25 jaar klaar zijn. De nieuwe zeewering is tussen 2025 en 2030 voltooid en de Garuda eilanden 10 jaar later. Het gehele plan is ontworpen door een Nederlands consortium, dat wordt aangevoerd door Witteveen+Bos en Grontmij. Andere Nederlandse bedrijven die participeren zijn Kuiper Compagnons, Delatares, Triple-A en Ecorys.
Vrijmetselarij is de oudste en grootste broederschapsorganisatie ter wereld. Er zijn wereldwijd ongeveer 6 miljoen leden. Vrijmetselaren omvatten elk volk, ras, sociaal en economisch niveau. Zij hebben allemaal gelijksoortige idealen en overtuigingen. Het overkoepelende voor al deze mensen is dat zij geloven in iets dat groter is dan henzelf. Ze houden vast aan bepaalde principes in dit leven, die helpen de grote vragen in het leven te beantwoorden en die uiteindelijk leiden naar een betere mensheid. De auteur dezes is nu ruim 26 jaar
aangesloten bij deze broederschap. Moderne vrijmetselarij vindt haar wortels in de vroege 18e eeuw en bewaard de tradities die het uit deze tijd geërfd heeft. Het zijn deze tradities die de vrijmetselarij een uniek gezelschap maken binnen de maatschappij. De vrijmetselarij biedt mannen van deze tijd een methode om te komen tot zingeving en ethische plaatsbepaling. De principes zijn die van tolerantie, gelijkheid, mededogen en eer. Vrijmetselaarstonen dit door tolerant te zijn voor andere opvattingen, zich te gedragen met vriendelijkheid en begrip en bijstand te verlenen binnen de gemeenschap. Vrijmetselarij erkent de geweldige rijkheid van alle culturele overtuigingen en sluit op voorhand geen enkel individu uit op basis van geloof of politieke overtuiging. Hoewel het van een vrijmetselaar gevraagd wordt om te geloven in een overkoepelend ordenend principe, is het geloof van de vrijmetselaar een persoonlijke zaak.
De eerste vrijmetselaarsloge werd in 1762 in Batavia opgericht onder de naam "La Choicie"door Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher. Maar na zijn vertrek in 1767 uit Indië hield deze loge weer op te bestaan. Een paar jaar later werd deze loge echter weer opnieuw opgericht en door de sterke groei van Batavia ontstond al snel een tweede loge aldaar in 1770, onder de naam "La Vertueuse”. Een derde loge volgende al snel en deze loge "La Fidèle Sincérité" werd al snel bezocht door lager en middenkader van de VOC en landeigenaren. Deze loge kwam bijeen in de Heerenlogement aan de Moorsegracht van Batavia. De andere loges kwamen bijeen ten huize van één der leden.
Aan het eind van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouding, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden zijn. Op 18 januari 1786 werd openbaar de hoeksteen gelegd voor een logegebouw in Batavia door de loge "La Vertueuse" die hiervoor 12.000 gulden had verzameld door het uitgeven van aandelen.
De inwijding van de Javaanse kunstschilder Raden Sarief Bastman Saleh en de inwijding van Abdul Rachman een achterkleinkind van de Sultan van Pontianak op Borneo in de loge "De Vriendschap" in Soerabaja in 1836 en 1844 gelden als beginpunten van de acceptatie van Indische autochtonen in de loges. De eerste Chinees die toegelaten werd was de suikerproducent The Boen Keh. Zijn aanvraag tot het lidmaatschap werd eerst in 1857 aangenomen.
In 1859 werd opgemerkt dat de Javaanse bevolking de logegebouwen "Gedung Setan" noemden, oftewel "Het huis van Satan", De vrijmetselaars in die tijd legden deze titel uit als een verbastering van "Sint Jan" of "Rumah pengsitan (huis van meditatie). Vanaf 1870 was de vrijmetselarij in Indië wijd verspreidt over het land. Diverse loges werden opgericht en in kleinere dorpen en steden ontstaan vrijmetselaarskringen met fluctuerende lidmaatschappen
De loges opereerden vrijwel autonoom en hadden weinig contact met elkaar. In de loop der jaren werd werden onder het gezag van het Grootoosten der Nederlanden zo'n 35 loges gesticht, met name op Java en Sumatra.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ook de vrijmetselarij in Indië een zware periode door. Zij slaagden er soms in om in het geheim bijeen te komen, zelfs in de Japanse interneringskampen. Het herstel echter na de oorlog was van korte duur. Eigenlijk wordt op 3 maart 1950 bij een bezoek van Soekarno aan een loge duidelijk dat hij allemaal negatieve berichten had gekregen en sprak weer over Rumah Setan. Hierna werden tot aan 1954 nog vier loges opgericht maar de vrijmetselarij werd al snel gezien als een subversieve organisatie. Dat werd nog sterker nadat in 1957 als gevolg van het Nederlands-Indonesisch conflict over Nederlands Nieuw Guinea er de oorzaak van werd dat alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht werden gesteld en genationaliseerd. Er vond toen een ware exodus plaats van de Nederlanders uit Indonesië. De loges liepen leeg. Ook de Indonesische leden van de loges hielden het voor gezien toen bleek dat zij door hun lidmaatschap werden gezien als pro-Nederlands. Op 23 juni 1960 staakte de laatste loge haar werkzaamheden, Op 27 februari 1961 vaardigt een bevel van de Generale Staf uit waarin staat dat vrijmetselarij haar basis heeft buiten Indonesië en niet overeenstemt met de nationale identiteit. Daarmee kwam na 2 eeuwen de maçonnieke arbeid van de vrijmetselarij in Indonesië aan het eind. Hoewel er sinds 2000 een versoepeling van het verbod op een aantal levens-overtuigingen in Indonesië geldt, is het tot op heden onduidelijk of ook de vrijmetselarij hiertoe behoort.
Toen ik ruim 26 jaar geleden tot de Orde der Vrijmetselaren toetrad wist ik alleen een aantal basale zaken die ik had gelezen in een aantal boeken die over deze Orde gingen. Ook heb ik toen een voorlichtingsavond bijgewoond waar iemand toen van alles vertelde. En hoe summier ik ook op de hoogte hiervan was, heb ik toch het besluit genomen om te vragen lid te mogen worden. Ik bedacht mij toen dat je soms in je leven wel meer een stap maakt die, min of meer, in het duister is gehuld en ondanks die vele onduidelijkheden en onzekerheden heb ik toch die stap gemaakt. Eigenlijk meer op intuïtieve gronden of andere niet rationele gronden.
De vrijmetselarij is, en dat moet ik als eerste kwijt is geen religie. In absolute zin bestaat de vrijmetselarij niet. Er is geen collectieve leeropvatting zoals die bij de religie bestaat. Vrijmetselarij is een zinnebeeldige methode die kan leiden tot een individuele levenshouding. Wat is het dan verder wel of niet? Het is een inwijdingsgenootschap, een broederschap van vrij denkende mensen die niet gehinderd worden door welke vorm van dogmatiek dan ook. Voor mij persoonlijk betekent het een confrontatie met jezelf, met je diepste zelf; niet zwevend, maar gewoon met je beide benen op de grond.
Vrijmetselarij betekent voor mij een terugkeer naar het wezenlijke van het menselijk bestaan, de eenheid tussen je verstand en je gevoel, tussen je medemens en jezelf. Maar dat betekent niet dat wij daardoor een stelletje wereldvreemde kerels zijn. Neen, wij zijn gewoon mensen die een totaler of completer mens willen worden. Wij zijn ook geen club van er jezelf bij aansluiten om er enig maatschappelijk gewin te vinden. Wij zijn ook geen elitaire club van wereldverbeteraars. Neen, wij zijn gewoon een club van mannen die dankzij de grote vertrouwelijkheid en vriendschap een broederschap vormen die uit eerbied en respect voor de persoonlijkheid van de ander zekere omgangsvormen in acht nemen.
Voor ons is ieder individu van evenveel waarde. Je kan eigenlijk zeggen dat de vrijmetselarij een levensstijl is waarbij een ieder naar eigen inzichten de waarheid zoekt en zijn best doet een beter mens te worden om daarmee voor zijn omgeving een beter mens te zijn. Om het in een redelijk korte zin samen te vatten is de vrijmetselarij een eigentijdse stroming, geworteld in een eeuwenlange traditie, waarin vrijmetselaren permanent bouwen aan zichzelf om daardoor bewuster keuzes in het leven te kunnen maken, onafhankelijk, vrij van dogma's en los van politieke of religieuze overwegingen. Vrijmetselarij is een bewust kiezen voor een leven onder een soort vergrootglas. Tegelijk aanvaard je daarmee de plicht om met alle mogelijke mensen schouder aan schouder in een broederketen te staan.
Loge “Ster in het Oosten”, Batavia
Vrijmetselarij is voor mij een accentuering van het niet beïnvloedbare verschil waardoor de ene mens nu eenmaal anders voorkomt dan de andere. De verscheidenheid maakt eenheid mogelijk. En die inspirerende verscheidenheid van verschillen is het palet van het leven op aarde, zonder weet te hebben van schakering kun je geen vrijwilliger van deze aarde omspannende eenheid zijn. Wij noemen dat palet "broederschap". Vrijmetselarij is op deze manier een soort leerschool, mede omdat het een voortdurend appèl doet op zelfwerkzaamheid om een beter mens te worden met een eigen verantwoordelijkheid voor relaties en de eigen positie.
Het symbool van de vrijmetselarij verwerkt in tuinaanleg bij een loge Boven: luchtfoto; onder: tekening
Maar alleen al dit gegeven maakt het boeiend om met elkaar regelmatig van gedachten te wisselen. We kennen een manier van omgaan met elkaar waarbij een ieder tot zijn recht kan komen. zo hij dat wil. Niemand zal hem in de rede vallen als hij iets wil zeggen of meedelen. Een ieder blijft in zijn waarde omdat wij gewend zijn om hooguit onze mening naast die van de ander te zetten zonder te proberen de ander te overtuigen of een mening op te dringen. Immers respect voor de ander staat boven aan ons lijstje.
U begrijpt dat wij naast het regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over allerlei onderwerpen, wij ook nog op een andere manier arbeiden. Dat doen wij op bepaalde avonden met behulp van een soort mythisch spel, een rituaal noemen wij dat. Op zo'n avond zijn wij wat deftiger gekleed en voeren met elkaar een rite op. Deze ritualen hebben wij met elkaar afgesproken en voeren wij uit zoals alle broeders in Nederland dat eenvormig doen. Wij gebruiken daarbij allerlei symbolen tegen een mythische achtergrond met bepaalde voorwerpen.
Hoe dat gaat vertel ik niet, want dat is nou juist de clou. Bij een inwijding als lid of zo moet dat nou juist worden ervaren als een soort verjaardagsgeschenk. Men moet blindelings vertrouwen op de medebroeders die deze symbolische handelingen samen mee uitvoeren. En als er al iets geheim is in die vrijmetselarij dan is het dat. Voor het overige zijn er geen echte geheimen, niets engs, niets controversieel. Wij zijn een normale vereniging met een normale bestuurlijke samenstelling die geheel binnen de wet van het land functioneert. We hebben statuten en een huishoudelijk reglement.
U heeft kunnen lezen dat wij streven naar een geestelijke groei, maar wij spreken niet over de richting waarin die groei zich zou moeten ontwikkelen. Die keuze ligt geheel bij de vrijmetselaar zelf. Er zijn immers even zoveel meningen als er vrijmetselaren zijn, maar de kracht ligt - volgens mij - juist in de vrijheid van waarheidsvinding en de daaruit voortvloeiende verdraagzaamheid. Een gangbare uitdrukking bij ons is "op u komt het aan" en dat betekent dus primair een eigen werkzaamheid om datgene te bereiken dat u wilt. Voor mij betekent dat een beter mens worden in deze maatschappij. Niets meer en niets minder. Als ik dit allemaal samenvat dan kan ik zeggen dat vrijmetselarij een ethisch systeem is die zich bedient van symbolen en ritualen. Nou is dat ook al niet bijzonder want in het dagelijks leven zijn wij allang gewend aan het werken met symbolen. Denk maar aan de trouwring als uiterlijke vorm van de diepe verbondenheid met een ander. Je kan ook denken aan een anker of het kruis. Ook degenen onder u die een kerk bezoeken ondergaan allerlei ritualen.
Het doel van ons systeem is dat je met behulp daarvan jezelf tot een beter mens kan vormen en dan beter in de zin van completer mens, harmonieuzer en even-wichtiger ontwikkeld. Zoals al eerder aangegeven: door onze manier van denken en werken zijn wij wars van dogma's. Immers dogma’s belemmeren altijd je geestelijke groei. Als iemand zegt "dat is zo" dan zeggen wij; "nou dat kan wel zo zijn maar ik onderzoek dat liever zelf" en soms betekent dat, dat je ergens grote vraagtekens bij stelt. In dictatoriale staten en onder streng religieuze regimes is vrijmetselarij altijd bestreden omdat het haar leden aanspoort zelfstandig naar waarheid te zoeken en dat is dus in dit soort staten niet welgevallig. Het streven van vrijmetselaren naar vrijheid heeft in gesloten maatschappijen vaak een krachtige impuls gegeven aan democratisering.
______________________
Precies 100 jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog, die ook z’n invloed had op Nederland en haar kolonie Nederlands-Indië. De redactie is daarom gaan zoeken op het internet naar een artikel dat de situatie destijds goed weergaf en daarmee aantoonde dat ook Nederlands-Indië op tal van manieren getroffen werd door wat toen nog werd genoemd “De Grote Oorlog”. Het hierna volgende artikel van de hand van historicus Humphrey de la Croix paste goed in dit kader en werd uitgekozen om in NICC Magazine te plaatsen. (De redactie)
De Grote Oorlog was een wereldomvattende gebeurtenis die aan neutrale landen als Nederland niet kon voorbijgaan. Door de strategische ligging aan de Noordzee en de rol in de wereldhandel (overslag naar Duitsland, België) raakte ons land de belangen van de belangrijkste oorlogvoerende landen. In die internationale handel speelde de kolonie Nederlands-Indië een zeer belangrijke rol vanwege het bezit van olie, kolen, metalen, agrarische producten en andere grondstoffen. Het Europese conflict was door de betrokkenheid van de grote koloniale mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland onvermijdelijk een wereldoorlog geworden. Deze landen grensden zowel in als buiten Europa aan het koninkrijk.
Was de keuze voor neutraliteit passend in een Nederlandse pacifistische gedachte? Vast wel en niet geheel symbolisch kan het in 1913 voltooide Vredespaleis in Den Haag daar een bevestiging van zijn. Real-politiek gezien was het vooral een verstandig standpunt van een klein Europees land dat geen militaire middelen had om buitenlandse machts-politiek te voeren. Het bezit van de grote kolonie Indië deed daar niets aan af. Misschien waren het bezit en onderhoud van de geografisch grote kolonie eerder een dusdanig grote last om te onderhouden dat Nederland ook niet tegelijk een sterke koloniale mogendheid kon zijn. Spoedig zou blijken dat Indië ook niet te verdedigen kon zijn tegen buitenlandse agressors.
Mobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht
Ook als neutrale mogendheid zag Nederland zich met de dreigende oorlog in zicht genoodzaakt op 30 juli 1914 de algehele mobilisatie af te kondigen. Die neutraliteit moest verdedigd kunnen worden.
De sterkte van het Nederlandse landleger bedroeg in 1914 ruim 200.000 man, wat vergeleken met Duitsland (2.147.000 man) en de Britten en Fransen samen (2.282.000 man) amper militair kon afschrikken. Ter zee was de Koninklijke Marine vergeleken met de Duitse, Britse en Franse in omvang en vuurkracht een kleine zeemacht en niet berekend op het aangaan van een gewapend treffen met die sterke vloten.
De gevolgen voor de economie
Economisch was de mobilisatie een zware last voor ons land. Een deel van het productieproces verminderde of lag stil omdat mannen waren opgeroepen. In augustus 1914 hadden de Britten een handelsblokkade ingesteld en controleerden het scheepsverkeer naar Nederland op verboden verklaarde goederen, zogenoemde “contrabande”. Hieronder vielen onder andere graan, suiker, diverse voedingsmiddelen, leer, schoenen en katoen. Dit soort zaken kon bedoeld zijn voor de vijandige legers. De Britse marine hield schepen aan en dwong ze naar Engelse havens te varen voor controle. De lading kon bestemd zijn voor Duitsland en Oostenrijk of er vandaan komen.
De oorlog dreigde voor Nederland desastreuze gevolgen te hebben zoals grote schaarste, massale werkloosheid en verzwakking van de militaire kracht. De jaren 1917 en 1918 zouden de zwaarste periode worden. Voedselschaarste zorgde voor een strikt rantsoeneringsbeleid en ook de kwaliteit van voedsel verminderde ook. Uit die tijd dateren termen als eenheidsworst en standaard-schoenen, die uitdrukking gaven aan de ontstane noodzaak tot soberheid. Hoewel er geen hongersnood dreigde gingen er geruchten rond over het bestaan van katten- en hondenslagers.
Kwetsbare neutraliteit
Zich bewust van de beperkte militaire kracht om die neutraliteit af te dwingen wanneer die bedreigd zou worden, was de Nederlandse regering er helemaal niet zo gerust op dat Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk, en in Azië Japan de Nederlandse positie zouden respecteren. Het verloop van de oorlog zou zo maar vanwege strategische redenen Nederland actief en ongevraagd in de oorlogs-handelingen zélf kunnen betrekken. Onzekerheid heerste gedurende de hele oorlogsperiode. Was het echt ondenkbaar dat Duitsland van ons land, zoals in hun opmars in augustus 1914, ook een kortste weg en dit geval naar de Noordzeehavens zou maken? En was van de Britten echt niet te verwachten dat ze de doorvoer-havens naar Duitsland, Vlissingen en Rotterdam, ongemoeid zouden laten? Nederland was en bleef de zwakke schakel in de Britse zeeblokkade en daarmee een potentieel doelwit. De Nederlandse neutraliteit werd zwaar op de proef gesteld tijdens de oorlog. Schendingen van het grondgebied waren niet bepaald zeldzaam. De Britse vliegtuigen bombardeerden in de nacht van 29 op 30 april 1917 Duitse stellingen aan de Belgische kust in en rond Zeebrugge. en Oostende.
Rotterdam, 1917. De voedsel-schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eerste centrale keuken (gaarkeuken) in Nederland, De kok en het personeel bij de kookketels en pannen. Foto: Nationaal Archief / Spaarnestad.
Om aan het vijandelijk afweer-geschut te ontkomen vlogen ze over Zeeuws-Vlaanderen en ook boven Zierikzee waar om niet duidelijke reden een bom werd afgeworpen. Een Duitse schending van het Nederlandse luchtruim boven Schouwen-Duiveland en Goeree-Overvlakkee vond plaats op 18 augustus 1917. Er was toen een luchtgevecht met Engelsen en vervolgens vielen er twee Duitse bommen op Nederlandse bodem.
In beide gevallen was er geen echte “spierballenreactie” van Nederlandse zijde. De regering wilde Engelsen noch Duitsers voor het hoofd stoten. De Nederlandse zwakte op het politieke en het militaire wereldtoneel werd daarmee alleen maar benadrukt.
Nederlands-Indië in 1914 een opkomende inheemse nationalistische beweging
De oprichting van de Sarekat Islam in 1912 als eerste Indonesische politieke partij zou het begin betekenen van de laatste fase van de koloniale relatie tussen het moederland en de volken van de archipel. Het ontstaan van een nieuwe zelfbewuste, intellectuele elite was het resultaat van de toegang tot Westers onderwijs en de daarin gepropageerde waarden als vrijheid, zelfbeschikking en gelijkheid van alle volken, en van ideeën als democratie en socialisme. Een Ethische Politiek gericht op ontwikkeling van de inheemse onderdanen van de kolonie, had dus als effect dat kritiek op de koloniale band wortel had geschoten. Het Nederlands-Indische Gouvernement onder leiding van de gouverneur-generaal bekeek de ontwikkelingen met het nodige wantrouwen. Heel Indië was op dat moment na de lange Atjeh-oorlog nog maar drie decennia onder Nederlandse controle gebracht. Recenter, in 1908 had Bali na een opstand zich onderworpen. En nu werd de interne stabiliteit alweer danig uitgedaagd door het ontwakend inheems nationalisme. De in 1912 opgerichte eerste Indonesische politieke beweging Sarekat Islam verlangde voor de bevolking van Indië dezelfde rechten als de Nederlanders in Europa en in de kolonie. Gaandeweg de volgende jaren werd de Sarekat Islam alleen maar radicaler en linkser in haar eisen. De in 1913 actief geworden Indische Partij van Ernest Douwes Dekker (‘DD’) kende al van meet af aan geen terughoudendheid om te verklaren dat Indië uiteindelijk los moest komen van Nederland. DD’s streven was dat het toekomstige land van de ‘Indiërs’ door dezen zélf moest worden bestuurd. De Indo-Europeanen zouden daarin als groep voortkomend uit twee werelden maar met de intellectuele, bestuurlijke en organisatorische bagage van de moderne Westerling, een voor-trekkersrol moeten spelen. Wat het koloniaal bestuur extra zorgen baarde was dat de Indische Partij marxistische elementen omarmde.
Naast de Sarekat Islam kwamen in de periode 1910-1920 andere politieke, politiek getinte (vakbonden) en politiek-religieuze organisaties opzetten. Toen de oorlog uitbrak was deze ingezette binnenlandse ontwikkeling de grootste zorg van het Indische bestuur. Vanaf augustus 1914 zou echter de wereldoorlog de agenda van het Indische Gouvernement gaan beheersen. Begrijpelijk gezien de grotere en fundamentele vragen die inmiddels waren gerezen: waren Nederland en zijn kolonie in gevaar en hoe zou het Koninkrijk door die oorlog komen? De grote onzekere, nabije factor was het toen nog verre Japan. Het eerste Aziatische land dat in de moderne tijd de grote Europese mogendheid Rusland in 1905 had verslagen.
Japan als nieuwe machtsfactor
Het effect van de door Japan gewonnen oorlog tegen Rusland was het besef dat een in de regel als minder ontwikkeld beschouwd Aziatisch volk een Westers land kon verslaan. In Nederlands-Indië speculeerden allerlei politici, journalisten, ondernemers en intellectuelen over wat de Japanners zouden willen doen met het toegenomen politieke prestige en hun militaire kracht. Het was duidelijk dat het land van de rijzende zon tot aanzienlijk meer in staat was dan zelfverdediging. Gezien de vrij recentelijke ontwikkeling als een feitelijk Westers gemodelleerde moderne industriestaat, leek het land nog maar aan het begin te staan van een verdere vergroting van zijn macht.
In Indië was er een enorme scepsis ontstaan over alles wat Japans was. Immigranten uit Japan werden met argusogen bekeken en vaak verdacht van spionage. De komst van steeds meer Japanners werd gezien als een voorbereiding op overname van de kolonie. En deze bespiegelingen vonden niet alleen plaats in de kranten. Ook in het landsbestuur speculeerden politici en ambtenaren over de werkelijke Japanse intenties.
1915 KNIL. Troepen op mars, links een Japanse veldkeuken getrokken door kleine inlandse paarden.
Foto: Spaarnestad Photo.
De wens om een grote marine te hebben
Hoe sterk dat vooroorlogse wantrouwen tegenover Japan leefde, bleek al uit de discussies in Den Haag en Batavia over de wenselijkheid de vloot te versterken. Een Vlootcommissie was van mening dat de zeestrijdmacht niet minder dan negen slagschepen (de grootste oorlogsschepen in die tijd) nodig had om het Koninkrijk te verdedigen én om een serieuze offensieve afschrikkingsmacht te zijn. Door de open ligging van de archipel was Indië in zijn geheel moeilijk te verdedigen door het handvol (ongeschikte) schepen van de Gouvernementsmarine en het eskader van de Koninklijke Marine. Daarbij beschikten de potentiële aanvallers over zwaar materieel als dat slagschepen, slagkruisers en onderzeeboten. Schepen die Nederland niet eens had.
In de discussies over de te volgen strategie passeerden verschillende scenario’s. Vaak kwam daarin de vraag naar voren of de nadruk moest liggen op “alleen” de verdediging van het hoofdeiland Java. Of waren de Buitengewesten ook net zo belangrijk? Een antwoord op deze laatste vraag kwam vanzelf gezien de groter wordende rol van olie, kolen en metalen in de moderne economie en oorlogvoering. Juist deze grondstoffen waren overvloedig te vinden in Sumatra en Celebes (Sulawesi).
Gouverneur-generaal Idenburg (van 1911 tot 1916) vond dat Indië over een grote vloot van vijf slagschepen moest beschikken om een vijand te kunnen afschrikken door de zekerheid dat een aanval op Nederlands territorium tot aanzienlijke schade aan de eigen vloot en strategische sterkte zou leiden.
Naar goed Nederlandse traditie werd de discussie uiteindelijk gedomineerd door het kosten-aspect. De ambitie van een sterke vloot die een aanval van de grote mogendheden kon voorkomen en afslaan, plus ook nog aanvallend kon opereren, was echter niet betaalbaar. Praktisch was er een ander probleem om op te lossen: het gebrek aan (geschoold) personeel en met name in de lagere rangen. Waar moest dat vandaan komen? Door de gestegen welvaart was een baan in de krijgsmacht (als een soort laatste heenkomen) niet meer zo nodig. Mannen konden genoeg aantrekkelijker en beter betaalde banen vinden.
De besluitvorming over de te bouwen slagschepen is niet tot stand gekomen in de oorlogsperiode. Door de oorlog zou de bouw van de schepen toch niet hebben kunnen doorgaan omdat die in een van de oorlogvoerende landen zou moeten gebeuren. De beslissing over de vlootversterking is pas in 1923 genomen: het voorstel werd met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer weggestemd, 51 stemmen tegen en 49 vóór.
Het Nederlands-Indisch Leger
De nadruk op versterking van de vloot zorgde bij het leger voor een tegengeluid. Uit vrees voor uitblijven van de gewenste versterkingen wees de legerleiding op de noodzaak om te kunnen optreden tegen eventuele binnenlandse massaopstanden om de Nederlandse hegemonie niet te verliezen. Een sterk argument gezien het besef bij het landsbestuur dat de Nederlanders numeriek verre de mindere waren van de Indonesiërs. En recentelijk bleek uit de opkomende nationale bewegingen een roep om zelfstandigheid en inspraak. Het Gouvernement was extra beducht voor het ontstaan van geweld-dadige opstanden als gevolg van radicale oproepen zoals de Indische Partij.
Door de internationale politiek was het Gouvernement gedwongen na te denken over de toekomst van het koloniale leger. Totdat de internationale spanningen zo hoog waren opgelopen, hoefde het koloniaal bestuur zich helemaal niet bezig te houden met de strategische rol van de Indische strijdmacht. De koloniale krijgsmacht was na de onder-werping van de laatste verzets-haarden Atjeh en Bali een politioneel leger geworden, gericht op het handhaven van orde en rust. Tactische en strategisch was het niet toegerust op een treffen met een modern aanvalsleger dat geavanceerde wapens bezat en getraind op nieuwe strijdwijzen. De opbouw van een dergelijk leger zou meerdere jaren kosten. Materieel moest opnieuw worden ontworpen en gefabriceerd en de vraag was of Nederland de technologie al in huis had. Om zelf slagschepen te bouwen in ieder geval niet. De Britten, Engelsen en Duitsers hadden die wél. Daar kwam nog bij dat het in Nederland zélf ontbrak aan expertise in moderne oorlogsvoering.
Het leger in Nederland was bovendien in het algemeen niet goed genoeg getraind vanwege allerlei procedurele en praktische belemmeringen zoals niet meewerkende bezitters van land en onwelwillende gemeente-besturen. Het moet gezegd dat het Nederlandse leger niet eens ouderwets was of niet echt geïnteresseerd in innovaties, maar er was gewoonweg te weinig van alles: manschappen, materieel en actuele strategieën en tactieken.
Eerste Wereldoorlog. Mobilisatie vrijwilligers Nederlands Indië. Na erkenning door de regering worden de blanke en inlandse vrijwilligers van kleding en wapens voorzien door het gouvernement en gaan ze daarmee oefenen. Groepsfoto tijdens een velddienst-oefening op Buitenzorg (bij Batavia), Java, Ned. Indië (het huidige Indonesië), 1915. Foto: Spaarnestad Photo
Bij het uitbreken van de oorlog had van de Nederlandse strijd-macht alleen het KNIL recente gevechtservaring. Echter, de kracht van het KNIL was gelegen in de eenheden die in Atjeh hadden gevochten. In vaak moeilijke fysische omstandigheden had het koloniale leger als een van de eerste Westerse krijgsmachten een contra-guerillaoorlog gevoerd met kleine gevechtseenheden, vergelijkbaar met hedendaagse special forces (toen: het Korps Marechaussee te voet). Deze ervaring was echter niet zinvol voor een treffen met een geregeld modernen deels gemechaniseerd invasieleger.
Toch was de top van defensie hard aan het nadenken over een moderne krijgsmacht. Ten eerste over de vorming van een groter leger en vervolgens over nieuw aan te schaffen wapens. In de discussies kwam ook de oprichting van het toen nieuwe luchtwapen (zeppelins en vliegtuigen) aan de orde. Vanaf 1916 was die ook realiteit.
Leger en marine bij het uitbreken van de oorlog
De bevelhebbers schout-bij-nacht F. Pinke en luitenant-generaal Michielsen hielden rekening met betrokken raken in oorlogs-handelingen. Engeland en Frankrijk waren potentiële bedreigingen voor Indië, Duitsland in mindere mate (ook al zou de handel last krijgen van zogeheten Duitse raiders in de Indische Oceaan en zeeën rond het Maleisisch schiereiland). Maar geen van de oorlogvoerende landen bezat een grote strijdmacht ter plekke voor een invasie van de archipel. Japan zou het grootste en meest reële gevaar vormen, maar daarvan gingen beide militairen niet uit. Uit voorzorg besloot schout-bij-nacht Pinke het marine-eskader niet in Soerabaja (Tandjoeng Perak) te houden maar naar Tandjong Priok, de haven van Batavia te sturen. Hij was van mening dat in het westen van de archipel issues rond de neutraliteit zich het meest zouden kunnen voordoen omdat daar de invloedssferen van Engeland, Frankrijk en Duitsland lagen. Het beschermen van de neutraliteit zou het best geëffectueerd kunnen worden vanuit Batavia als uitvalsbasis. Toen de oorlog echt een feit was geworden besloot Pinke zijn schepen naar de veiliger haven van Banten in West-Java te sturen. Het is de vraag of met deze beslissing uit voorzorg het pal staan voor bescherming van de neutraliteit was gediend. Het wekt toch de indruk van weglopen. Tegelijkertijd was het reëel omdat het kwetsbare Nederland geen partij was voor de Geallieerden of Centralen, mochten deze staten al hun oog hebben laten vallen op ons Nederlands-Indië.
Het Gouvernement is bij het uitbreken van de oorlog in Europa niet overgegaan tot mobilisatie van het koloniale leger. Reden was om Japan niet voor het hoofd te stoten door de indruk te wekken dat land als een potentiële agressor te zien. Wél heeft het opperbevel verordend dat voor-bereidingen werden getroffen voorafgaand aan een daad-werkelijke mobilisatie. Het betrof onder andere magazijnen aanvullen, scenario’s uitwerken voor het overnemen van civiele taken door militairen en ook de voorbereiding van terughalen en plaatsen van troepen die nog in de Buitengewesten waren gelegerd. Ten slotte werden draaiboeken geoefend voor verplaatsing van het centrale bestuursapparaat van Batavia naar andere plaatsen meer in het binnenland van Java.
Bevelhebber Michielsen kampte intussen met een onderbezetting van zijn leger met ruim 3000 Europese mannen en meer dan 1700 inheems personeel. Daarbij kwam dat er geen financiële middelen waren om te werven en extra personeel te betalen. Eerder al werden KNIL-militairen met verlof in Nederland aangespoord zich daar aan te sluiten bij het leger.
Het tekort aan manschappen leidde tot suggesties vanuit de Indonesische groeperingen en van nationalistische voorlieden, om dienstplicht te overwegen of een inheemse militie in het leven te roepen. Op het volkenrijke Java (destijds meer dan 30 miljoen inwoners) kon genoeg personeel worden gerekruteerd. Echter het Gouvernement verwierp het idee van gewapende Indonesiërs met het oog op de numerieke minderheid van de Europese machthebbers.
De oorlog en het leven van alledag in Indië
De onrust kende een bijna hysterisch moment in de eerste oorlogsdagen. Door geruchten verspreid in de kranten Java Bode, Preanger Bode en De Locomotief dachten velen dat er 15 Japanse schepen lagen in de Wijnkoops-baai in het zuiden van West-Java. Uit onderzoek op last van de resident van Soekaboemi bleek er totaal geen sprake van zo’n Japanse aanwezigheid.
Bataviaasch Nieuwsblad 10 maart 1917
Dat er een gevoel van oorlog heerste uitte zich in de eerste dagen door het massaal hamsteren van eten en andere eerste levensbehoeften. Ingeblikt voedsel was snel uitverkocht of slechts tegen hoge prijzen te koop. Toen het besef was doorgedrongen dat de kolonie niet direct in gevaar was, ebde de paniek snel weg. De mensen stelden in ieder geval wel niet-direct noodzakelijke aankopen uit; een normale reactie in tijden van onzekerheid.
De aankoop door het leger van grote voorraden rijst, bloem, suiker, koffie en ingeblikt voedsel had echter gevolgen voor de burgerbevolking. Het zorgde voor schaarste en prijsstijgingen. Vooral de armere sociale groepen als de lagere Europese klassen en de inheemse bevolking werden getroffen.
Geruchten en aperte onwaarheden veroorzaakten ook nog eens een sfeer van onrust en soms paniek. Verhalen over niet meer kunnen beschikken over banktegoeden en over het niet meer op krediet te kunnen kopen in winkels en bij leveranciers, verergerden de onrust onder velen. Echter, ook dit ebde weg toen bleek dat kopen op de pof gewoon weer aan de orde van de dag was. Dat de prijzen voor voedsel hoog bleven leidde tot zorg bij ondernemers en bestuurders. Het onbetaalbaar geworden basisvoedsel zoals rijst raakte het dagelijks leven van de Indonesiërs direct. Kwalitatief zou hun voedingssituatie in de loop van de oorlog er op achteruit gaan. De vrees voor sociale onrust was reëel en inmiddels was er een opkomend nationaal bewustzijn dat latente ontevredenheid onder de bevolking zou kunnen mobiliseren.
Een emotioneel effect had het nieuws dat koningin Wilhelmina de oprichting van het Nederlands Koninklijk Nationaal Hulp Comité had uitgeroepen. Hiermee konden hulpgoederen en geld worden verzameld voor landgenoten die door de gevolgen van de oorlog inkomen dreigden te verliezen. De vrees was dat het stilvallen van de wereldhandel voor grote werk-loosheid zou zorgen. Ook werden door de zeeoorlog families van elkaar gescheiden waardoor de kostwinners uit Indië geen geld meer konden betalen aan hun gezinnen als gevolg van het stoppen van internationaal betalingsverkeer. De verbonden-heid met de mensen in Nederland uitte zich in de oprichting van comité’s die geld inzamelden voor arme Nederlanders, voor mensen met verlof die niet naar Indië terug konden en voor Belgische vluchtelingen in Nederland. De oorlog was voor de mensen direct voelbaar door de gevolgen van de Engelse handelsblokkade met inbegrip van het censureren en blokkeren van het overzeese post-telegraaf en betalings-verkeer. De Britten controleerden en censureerden brieven en telegrammen. Betalingen werden gecontroleerd of ze niet ten gunste waren van de vijand.
Het meest voelbaar voor de mensen in de kolonie was dat contacten wegvielen en er onzekerheid ontstond over het welbevinden van familie en vrienden. De angst dat Duitsland Nederland zou aanvallen en bezetten was groot. Dat zou de kolonie direct raken omdat de strijdende mogendheden dan de strategische positie van Indië anders konden gaan zien. Een inval van Indië was dan niet meer zo heel fictief. De stemming onder de Nederlandse bevolking van Indië raakte dan ook bedrukt en de mensen pasten zich aan door een stemmigheid te creëren. Zo vond men het niet meer gepast te gaan feesten. De mensen bepleitten een ingetogen viering van Koninginnedag op 31 augustus, dus zonder uitbundige activiteiten als dans en muziek.
De economische gevolgen van de oorlog
De jaren 1914 en 1915 kwam de kolonie nog redelijk goed door ook al was de handel met West-Europa ongeveer komen stil te vallen en had dat voor werkloosheid en meer armoede gezorgd onder de bevolking. De handel met de oorlogvoerende landen kelderde enorm. Indië kom zijn suiker, copra, olie, katoen en andere producten niet meer kwijt in Europa. De Engelse en Franse vloot hadden de wateren in het Verre Oosten net zo goed onder controle als in Europa. Door de zeeblokkade kreeg Indië ook te maken met schaarste aan machines, medische apparatuur, hoogwaardige technische producten en aan metalen. De zeeoorlog en blokkades, de contrabande op veel goederen, het tekort aan vracht capaciteit omdat wereldwijd schepen voor de oorlogsvoering waren ingezet, zorgden voor een stagnatie in de import en export. Nederlands-Indië kon de genoemde goederen niet meer uit Europa halen en andersom konden de producten van de archipel het land niet meer verlaten. Voor handelsnatie Nederland was dit een enorme klap.
Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010367235%3Ampeg21%3Aa0001
Een omslag begon zich te aan te dienen omdat de kolonie moest zoeken naar alternatieve handels-contacten. Voorheen bestaande argwaan ten opzichte van Japanse producten maakte plaats voor interesse en openstelling. De Verenigde Staten kwamen in beeld als afzetmarkt voor tabak en als leverancier van metalen en hoog waardige technische producten. Naarmate de oorlog voortduurde wijzigde de economische oriëntatie van Indië van Europa richting Japan, de Pacific en Amerika. Toch compenseerde deze trend niet geheel het wegvallen van de Nederlandse en andere Westerse markten als gevolg van de zeeblokkade. De vrije val van de export zorgde naast het verlies van markten grote werkloosheid.
De effecten van de voort durende oorlog werden het meest voelbaar in de jaren 1917 en 1918. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog had positie van Nederland verzwakt. De nieuwkomer op het strijdtoneel streefde naar een zo hard mogelijk treffen van Duitsland zodat de strijd niet langer dan nodig zou duren. Als gevolg van het blokkeren van handel aan landen die aan Duitsland grensden, viel er nog een handelsactiviteit weg. Handel met de Geallieerden was nog wel toegestaan. De situatie was gewoonweg dat Nederland op het wereldtoneel politiek machteloos was gemaakt omdat de Geallieerden alles dicteerden. De Duitsers op hun beurt gingen daardoor steeds meer twijfelen aan de Nederlandse neutraliteit.
Ons land hield zijn hart vast voor een lot dat België al in 1914 was beschoren.
De gevolgen van de oorlog waren in Nederland zélf groter dan in de kolonie. Voedsel werd erg duur en samen met andere eerste levensbehoeften kwamen ze op de bon. De kolonie kon door de oorlog producten als suiker, rijst, copra, tapioca, thee, kapok en peper niet meer kwijt. Hierdoor werden bedrijven én de inheemse arbeidskrachten en hun gezinnen flink getroffen. Ook hier schoten de prijzen van voedsel de hoogte in.
Het einde van de oorlog in 1918 zou niet zondermeer een herstel betekenen van de vooroorlogse economische groei en stabiliteit. De jaren twintig zouden sociale onrust kennen als gevolg van bezuinigingen op lonen en een groei van de socialistische en communistische beweging. Nadat het Gouvernement deze hadden onderdrukt volgde de Grote Depressie van 1929 die pas tegen 1938 zou eindigen, gevolgd door het begin van het einde van Indië in 1942.
De oorlog: Indië op eigen benen?
Door zeeblokkades, de inzakkende handel en verminderd post- en telegraafverkeer verminderde het contact tussen moederland en kolonie dusdanig dat deze laatste gedwongen zag zelfstandig ingrijpende beslissingen te nemen. Wachten op toestemming van ‘Den Haag’ kon te lang duren waardoor op te lossen problemen alleen maar groter konden worden. Banken, bedrijven en Gouvernement konden geen maandenlange of jaren durende wetgevingsprocedures afwachten wanneer er meteen iets moest gebeuren. De Javaasche Bank moest bijvoorbeeld de nodige extra kredieten verschaffen aan suikerproducenten om door de stil gevallen export, voorraadvorming te kunnen financieren. Probleem was dat van bedrijven hoofd-kantoren in Nederland zaten en vaak als enige majeure beslissingen mochten nemen. Daarbij kwam ook nog het argument dat de verschaffers van kapitaal óók in Nederland of andere Westerse landen zaten. Dus “wie betaalt, bepaalt”.
Maar dit beginsel was niet meer werkbaar wanneer de communicatielijnen niet meer functioneerden, waardoor de “filiaalhouder” in Indië zijn maatregelen niet kon voorleggen noch daarop antwoord kon krijgen.
De verwijdering tussen het moederland en de kolonie zorgde voor een heroriëntatie van de beide economieën. Beide onderdelen van het koninkrijk werden minder van hun onderlinge handel afhankelijk. Nederland richtte zich op nieuwe markten in Europa en Nederlands-Indië intensiveerde de betrekkingen met Japan, andere Aziatische landen en de Verenigde Staten. Naast een ontwakend inheems nationaal bewustzijn begonnen ook de bedrijven en de bestuurders autonomie, maar dan economisch gezien, aan de orde te stellen. De onverdedigbaarheid van de kolonie door het moederland had het besef dat meer autonomie en daardoor slagkracht gewenst was, alleen maar versterkt.
Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010555244%3Ampeg21%3Aa0001
De Grote Oorlog had niet alleen de dominante positie van de twee grote koloniale mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk aangetast, maar zeker ook het aanzien van Nederland als een koloniale macht.
Indo-Europeanen en de Grote Oorlog
Detailstudies over de Indo-Europeanen in de oorlogsperiode zijn nog niet verricht. Het is in meer algemene lijnen dat over hen informatie te vinden is. Tóch is er op basis van verricht onderzoek een beeld weer te geven van de geschiedenis van Indo’s in relatie tot de oorlogs-situatie.
In de jaren van 1910 tot 1920 zien we in de kolonie de veranderingen voorkomen die het lot van de Nederlandse over-heersing zouden gaan bepalen. En vanzelf daarmee ook van de Indo’s als onderdeel van de Europese bovenklasse. De belangrijkste ontwikkeling was het ontstaan van een Indonesisch bewustzijn over de ongelijke machts- en welvaartsverdeling in en als gevolg van de koloniale overheersing. Toegang tot het Europees onderwijs en banen die voorheen waren voorbehouden aan Europeanen, werden meer en meer bezet door geschoolde Indonesiërs. Deze trend was deels het gevolg van de Ethische Politiek waarmee het Gouvernement erkende dat slechte woon- en werkomstandigheden, uitbuiting en onderbetaling hadden geleid tot een verarming van de inheemse bevolking. Zeker ook ter voorkoming van sociale onrust heeft het koloniaal bestuur maatregelen getroffen om de zogeheten ‘mindere welvaart’ van de bevolking te bestrijden. Daarnaast was er ook de missie om de bevolking ‘op te heffen’, in het Nederlands van toen betekende dat ontwikkelen van de Indonesiërs tot goede onderdanen, goed Europees opgeleid personeel en opgevoed naar Westerse waarden en normen.
Dat sociale beleid ging echter voorbij aan de Indo-Europeanen die door het bestuur niet tot de doelgroep van de welvaartspolitiek behoorden. Hoewel zij gemiddeld een hogere welvaart hadden dan Indonesiërs, was er onder hen een aanzienlijk deel dat tot de lagere welvaartsgroepen behoorde. Een groot effect van de Ethische Politiek was dat Westers geschoolde Indonesiërs de Indo-Europeanen gingen beconcurreren en ook wel verdringen op de arbeidsmarkt. Ze waren niet alleen even goed gekwalificeerd maar ook veel goedkoper.
Onder de Indo’s begon een gevoel van achterstelling toe te nemen. Hoewel nooit openlijk massaal geuit vanuit de groep, voelden veel van hen dat veel blanke, “echte”, Nederlanders hen niet als gelijkwaardig zagen. De Indo werd in media en in besloten kringen vaak indirect en direct bespot en smalend bekeken. Dat kwam vaak juist doordat Indo’s als vanzelf zich de Westerse manieren en leefwijze maakten om zichzelf te bewijzen. Tegelijkertijd zorgde deze oriëntatie op de Europese leefwereld voor een verwijdering van hun Indonesische wortels.
Deze ongemakkelijke en tragische positie werkte door in sociaal-economisch opzicht. Voor de meeste ontwikkelde Indo’s was er uiteindelijk een ‘glazen plafond’ dat hen buiten de Nederlandse elite hield. Ze waren uiteindelijk niet gelijkwaardig aan de totoks. Voor topfuncties werden meestal geschikte kandidaten uit Nederland gehaald. Een ander effect hiervan was een scherper etnisch bewustzijn. Omdat de kolonie voor langere vestiging aantrekkelijker was geworden (meer voorzieningen, meer comfort) kwamen de nieuwkomers uit Europa met hun vrouwen en kinderen. Dit zorgde voor een groter aandeel van blanken die zich onderscheidender opstelden tegenover niet-blanken inclusief Indo’s. Het blanke superioriteits-gevoel als gevolg van de successen van wetenschap, industrialisatie en gerealiseerde hogere welvaart, versterkte alleen maar een raciaal bewustzijn, waarmee Indo’s anders dan voorheen ook te maken konden krijgen.
Indo’s onderaan de sociale ladder zagen zich constant bedreigd met terugvallen naar hun Indonesische wortels. Concreet te belanden in de ‘kampong’ of Indonesische woonwijk, metafoor voor de verpaupering in zowel materieel als cultureel opzicht. Onder de blanke Europeanen of totoks was er geen algemeen idee dat Indo’s systematisch werden achter-gesteld of dat er officieel racisme was. In de Sumatra Post van 26 oktober 1917 werd dat nog eens onderstreept.
Er waren ook tegengeluiden, zo blijkt uit De Tijd van 4 september 1917. Passages uit het artikel geven ook wel weer aan dat in Europese kringen (naar de geest van die tijd) de Indo’s werden gezien als een bevolkingsgroep die aan de onderkant van de samenleving was gesitueerd.
Een eerbetoon door Australische veteranen aan de vele miljoenen gesneuvelde paarden en ezels (9-11-2014).
Pleidooi voor een sociaal-economische geschiedenis van de Indo’s
Is na te gaan welke gevolgen de oorlog heeft gehad op de sociaal-economische situatie van Indo-Europeanen? Het antwoord op deze vraag houdt in een onderzoek over een langere periode. Bijvoorbeeld lopend van 1900 tot 1930 en dan is de periode 1914-1918 een kort-durende fase in een langer lopend onderzoek naar trends en patronen in de welvaarts-ontwikkeling van de Indo’s als sociale groep. Sociaal-economisch historisch onderzoek gaat minder over incidentele feiten dan over trends en patronen in loon-ontwikkeling, werkgelegenheid, economische sectoren, de sociale mobiliteit, onderwijskansen en deelname aan cultuur, sport en verenigingsleven. Belangrijke bronnen zijn daarbij de officiële welvaartsonderzoeken, lonen en prijzen, sterfte- en, geboorte-cijfers, gegevens over verhuis- en migratiebewegingen.
Dat de Grote Oorlog van invloed is geweest op de algehele welvaart van alle bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië staat vast. Echter, in welke mate de Indo’s binnen de Europese bevolking in meer of mindere mate zijn getroffen, is niet bekend.
Indonesisch politiek bewustzijn en loyaliteit aan Nederland
De Grote Oorlog versterkte in Indië de aanhankelijkheid aan het moederland en koningshuis. Ook de nieuwe sociaal en politiek zelfbewuste Indonesiërs betoonden hun loyaliteit. De periode laat een opkomend Indo-bewustzijn zien, zich uitend in het ontstaan van een politieke beweging de Indische Partij en een belangen-vereniging Indo-Europees Verbond
De Indo-emancipatiebeweging was een feit, vaak ook aangemerkt als een einde van indolentie.
De Indische Partij trok veel Indo’s aan in 1913 maar de beweging was door haar radicale ideeën te vroeg verschenen. Doorslag-gevend waren het verbod op de partij en verbanning van de politieke leiders Ernest Douwes Dekker, Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesoemo, waardoor ze op een dood spoor terechtkwam. Bij nader inzien hadden de Indo’s behoefte aan concrete en directe belangen-behartiging nodig. Het ging hun om grotere toegang tot Europees onderwijs op alle niveaus, goede en betaalbare gezondheidszorg en natuurlijk banen waardoor ze welvaart konden bereiken die bij hen als Europeanen hoorde. De doelstellingen van het Indo-Europees Verbond speelden hier wél op in én politiek was ze meer gericht op de consensus en samenwerking met het bestuur.
Gaandeweg richting 1920 uitten de Indonesische bewegingen zich meer expliciet voor een toekomstige zelfstandigheid. Het moederland zou daarin nog wel voorkomen maar hoe? In de jaren tot 1927 werd duidelijk dat door leiders als Soekarno, niets minder dan een onafhankelijk Indonesië het streven was.
Het Gouvernement zou de Indonesische nationalistische bewegingen effectief elimineren totdat de Japanners de kolonie zouden bezetten.
Samenvattend
De Grote Oorlog viel in een periode waarin Nederlands-Indië zich midden in sociale en politieke veranderingsprocessen bevond. Door grotere toegang tot het onderwijs kregen Indo’s en Indonesiërs kansen op beter werk en sociale stijging. Educatie vormde ook een nieuwe sociaal en politiek bewuste klasse van Indonesiërs die voor het eerst hardop begonnen te spreken over zelfstandigheid en onafhankelijk-heid. De eerste politieke bewegingen als Sarekat Islam, Indische Partij en vakbonden deden hun intrede. Het Indische Gouvernement was als altijd alert op sociale onrust en onderdrukte waar nodig al te radicale geluiden. De Indische Partij ondervond dat aan den lijve in 1913 en leidde tot haar beëindiging. De oorlog zorgde voor het verminderen van directe invloed van ‘Den Haag’ op de kolonie. De Engelse zee- en handelsblokkade, de agressie van de Duitse oorlogsschepen (de zogeheten Raiders en het onderzeebootwapen) en ook de algehele Geallieerde controle op zee tot in het Verre Oosten, maakten dat Nederland de belangen van Nederlands-Indië niet effectief en direct kon verdedigen. Hoewel in 1914 en 1915 de Indische economie nog redelijk goed presteerde, dreigden exportproducten hun markten in het Westen te verliezen. Zo verloor het belangrijke koloniale product suiker de Britse markt omdat Cuba een nieuwe leverancier was geworden.
De oorlog noodzaakte Indië om economisch zelfstandiger te worden. Nieuwe markten en wederzijdse handelsvoordelen werden gevonden in de grote Amerikaanse markt en (in mindere mate) in Japan. Voor Nederlands-Indië was de Pacific het nieuwe oriëntatiepunt aan het worden. De Grote Oorlog, en eerder de Japans-Russische oorlog, vormen het bredere kader waarin de Nederlands-Indië past. Japan maakte Aziaten duidelijk dat de Westerlingen niet onoverwinnelijk waren. De jaren ’1914-1918′ lieten de kwetsbaarheden van het Westen zien, mede door het extra beroep op onderdanen en de grondstoffen uit de koloniën. De Indonesiërs merkten dat Nederland hen niet had kunnen beschermen tegen een aanval van Britten, Engelsen en meer tot de verbeelding sprekend: Japanners. Tot aan het begin van de volgende wereldoorlog in Indië en het eind van de Nederlandse overheersing volgden slechts nog 23 jaren.
Drs Humphrey de la Croix
Geboren in 1957 in Modjokerto, studeerde hij geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is de sociaal-economische geschiedenis van het Nederlands kolonialisme. Hij heeft meegewerkt aan publicaties als: “Indië herinnerd en beschouwd, sociale geschiedenis van een kolonie 1930-1957” en “Gelders Blauw, het Indische leven in de provincie (2007). Daarnaast is hij recensent voor het “Tijdschrift voor Geschiedenis” en geeft hij tal van lezingen op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse koloniën. Tevens is hij hoofd-redacteur van de website www.indischhistorisch.nl, over de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Verder is hij mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Arisan Indonesia.
Literatuur:
Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918. Leiden KITLV 2008.
Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. De Arbeiderspers. Amsterdam 2011.
Paul van der Veur, The lion and the gadfly. KITLV, Leiden.
Song of Remembrance to those who perished in The Great War 1914-1918, zie: pagina 23.
______________________
De toekomstige en zo gewenste verhuizing van het Indisch Herinneringscentrum (IHC) is op losse schroeven komen te staan. Het Vfonds ziet alsnog af van een miljoenenbijdrage voor het beoogde nieuwe Nationale Vrijheidsmuseum WO2 in Nijmegen in het oude industrie-complex Vasim aan de rivier de Waal. Hierdoor is de realisatie van het museum en de daarmee gepaard gaande samenvoeging met het Indisch Herinnerings-centrum feitelijk kansloos geworden.
Het Vasim-complex nu
Het Vasim complex gaat snel achteruit. Om het monumentale gebouw toch voor de toekomst te behouden is een grondige restauratie noodzakelijk, hetgeen prima gecombineerd kan worden met de vestiging van het nieuwe Vrijheidsmuseum waarvoor dan tevens een uitbreiding van het complex nodig is. De bedoeling was dat het museum het totale verhaal van de Tweede Wereldoorlog zou vertellen; de aanloop naar die oorlog, de oorlog zelf, de bevrijding en de wederopbouw. Daarbij zou via bijzondere wisselexposities het verhaal continu geactualiseerd worden. Hiervoor werden samen-werkingsovereenkomsten gezocht met culturele instellingen, diverse andere musea en onderwijs-organisaties. Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranen stond vanaf 2012 garant voor een bijdragen van tenminste 6 miljoen euro. Het Vfonds steunde het initiatief zelfs vanaf het allereerste begin in 2008. Het Fonds had al een financiële injectie gegeven voor de uitwerking van de plannen. De Provincie Gelderland was in 2013 bereid om 6,5 miljoen euro in het project te steken. De Gedeputeerde Staten waren erg enthousiast over de plannen. Ook de Gemeente Nijmegen wilde miljoenen bijdragen aan het Museum, dat in totaal op 25 miljoen euro was begroot. Bij andere fondsen moest nog 4 miljoen gevonden worden. Eind november 2013 drong het Vfonds er bij de Provincie op aan om nog voor 31 december dat jaar een definitief besluit te nemen. De directeur van het Vfonds, Ton Heerts, dreigde de toegezegde 6 miljoen euro in te trekken als er op die datum geen definitief besluit was genomen.
Over het nieuwe Vrijheidsmuseum wordt al sinds 2008 gesproken. In 2012 heeft het Vfonds een eerste bijdrage beloofd. Het wachten was op de Provincie. Eind 2013 werd overeengekomen om deze beslissing van de Staten van Gelderland uit te stellen tot eind 2014. In eerste instantie was het Vfonds hier niet zo gelukkig mee, maar stemde uiteindelijk “in het belang van de zaak” toe.
Artist-impression van het nieuwe Vrijheidsmuseum
Nu echter wil de Provincie opnieuw uitstel en het zelfs over de komende Statenverkiezingen heen tillen. Dit is bij het Vfonds in het verkeerde keelgat geschoten en Ton Heerts heeft nu de stekker eruit getrokken: “We zijn nu al 6 jaar bezig en nog steeds is er geen besluit. Dat accepteren we niet langer”. Hij benadrukte dat het Vfonds nog steeds het idee van het museum als “zeer goed” bestempelt. Ook de Nijmeegse wethouder Bert Veldhuis en gedeputeerde Jan Jacob van Dijk reageren teleurgesteld maar zien toch nog een opening. Zij houden vast aan de toezegging van het Vfonds en hoopt dat men alsnog over de bijdrage wil nadenken als de zaak bespoedigd wordt en het financiële plaatje sluitend gemaakt kan worden. De Gelderlander
Ah Min en de laatste rit over de Pakan Baroe spoorweg
Door: Martin Babeliowsky
Op 31 december 1948 werd middels een moedig huzarenstuk van het Korps Speciale Troepen het belangrijke vliegveld en de stad Pakan Baroe in midden Sumatra bezet. Op dat moment zaten twee LSK-mannen, Jim Beudeker, meteoman uit Bandoeng en ik, vliegverkeers-leider van Kemajoran, Batavia, bij de commandant vliegbasis Padang. “Jullie landen morgen op Pakan Baroe. Het vliegveld is uiterst belangrijk voor ons, maak het met de meeste spoed weer operationeel. Er is daar vrijwel niets, dus jullie moeten zoveel mogelijk zelf oeroesen. Je regelt je voeding en veiligheid zelf. Hier krijgen jullie wat noodrantsoenen, een radio-zend-ontvanger, wat meteospullen. Er wordt veel van jullie verwacht. Veel succes en sterkte“. Einde briefing.
Een paar uur later zaten we in de lucht, voorzien van een belachelijk kleine voorraad spullen om midden in de jungle een vliegveld operationeel te maken, op weg naar de meest avontuurlijke en angstige periode van ons leven. Ondanks de zeer grote problemen
wisten we in recordtijd in de brandende zon of natgeregend het veld weer operationeel te maken. We huisden in een kapotgeschoten hok, hadden te maken met alles wat de jungle te bieden had: een overmaat aan stekende insecten, slangen, tijgers en wilde varkens, onregelmatige schietpartijen van onzichtbare peloppors, soms honger, en een groot gebrek aan de meest eenvoudige middelen om onze taak te vervullen. Het vliegveld kreeg ondanks alles een goede naam bij onze vliegende ML-collega’s. Onze veiligheid nam echter zienderogen af. Een bevriende loerah kon ik nauwelijks redden van de dood door ernstige verwondingen van een klewang-houw van een peloppor.
Op een van onze struintochten wilden Jim en ik de Pakan Baroe-spoorlijn aflopen tot aan de Kamparrivier om te zien of de Jappen nog iets bruikbaars hadden achtergelaten. De spoorlijn kruiste de weg van het vliegveld naar de stad Pakan Baroe in een dal en wij volgden het spoor in de richting van de rivier. Een paar honderd meter verder liep de lijn tussen hoger wordende taluds. We letten meer op de omgeving en mogelijke tegenstanders, zonder op de rails te letten.
Dat hadden we wel moeten doen, zoals later bleek. Een eind verder zagen we boven op het talud aan de linkerkant een degelijk uitziend gebouwtje. We liepen tot aan de rivier en keken naar de overkant langs de vernielde spoorbrug. Plotseling werden we onder vuur genomen. Kogels sloegen in vlak naast ons in bomen en brugdelen. Het was zinloos om een vuurgevecht te voeren met onzichtbare tegenstanders aan de overkant. We besloten dus terug te lopen. Bij het huisje gekomen klommen we omhoog en vonden een goed gebouwd houten gebouw dat waarschijnlijk als seinhuis was bedoeld. We konden dit best ergens voor gebruiken. Dat dachten we ook van het platte spoorkarretje waarmee men zware lading over het spoor kon vervoeren en dat ergens naast de rails lag. Belangrijke vondsten, we konden alles gebruiken. Tegen de ongeregelde tegenstander hadden we weinig kracht. De sterkte die we op de grond niet hadden moest dan maar vanuit de lucht komen. De noodzaak daartoe werd ingezien en zo werd het plotseling druk op Pakan Baroe .
We kregen versterking met een vlieger met Piper Cub, 2 monteurs en twee verbindingsmannen. Grote logistieke en sanitaire problemen! Hoe verzorgen we die mannen…? Hadden we geen recht op een baboe? Jawel, we hadden recht op een baboe. Een dag later hing er een soeratje aan de ingang met de uitnodiging om te solliciteren naar de functie van Baboe dari Kepal Terbang: Baboe van het Vliegveld. Een schitterende titel. Mooie en minder mooie, jonge en oude dames stonden om 8 uur keurig opgelijnd. Onze techneuten keken likkebaardend toe en gaven Jim en mij ongevraagd commentaar met betrekking tot de keuze die we moesten maken. Vooral jong moesten ze zijn en mooi. Jim en ik hadden echter andere eisen en kozen de oudste dame voor een onderhoud. De slag was gelijk gewonnen. Ah Min had voor de oorlog bij een Hollandse familie gewerkt, ze zei dat ze goed kon koken, naaien en wassen. Ze maakte een betrouwbare indruk en sprak zelfs een paar woorden Nederlands. Er was echter een probleem. Ze woonde te ver van het vliegveld en kon dus alleen komen als ze een woning kreeg voor haar en haar gezin. Gelijktijdig kregen Jim en ik de brainwave: Het seinhuis van de Pakan Baroe-spoorlijn! We maakten ons plan. Hadden tien man nodig. Vier werkweigeraars werden gedreigd met een baboeloos tijdperk, zonder enige verzorging en een leven als paria, door allen geschuwd en veracht en toen hadden we 10 man.
Het was een fluitje van een cent. Zet een huis op balken op de platte wagen, duw het geheel naar de weg, til daar het gebouwtje op een batterij Japanse oliedrums en rol het geheel tegen de helling op naar het vliegveld en klaar is Kees. Problemen waren er nauwelijks. Dachten we. Het huis kon met moeite worden losgemaakt van de fundamenten. Het was veel zwaarder dan we dachten en het versjouwen zonder hulpmiddelen langs het steile talud naar beneden, was uiterst vermoeiend. Maar eindelijk stond het op lange balken op de kar.
Toen maakten we echt kennis met de spoorlijn. We wisten toen nog weinig van de verschrikkingen die zo vele krijgsgevangenen tijdens de oorlog moesten ondergaan bij de bouw van deze vervloekte spoorlijn. Hovinga’s boek “Eindstation Pakan Baroe” las ik pas in 1997. Toen drong de vreselijke oorlogstijd die in ’49 nog zo pas geleden was tot mij door. Nu stonden tien man klaar om wellicht voor de laatste maal gebruik te maken van de Pakan Baroe spoorlijn, maar nu voor een goed doel. Maar bij de eerste aanzet zakte het gevaarte krakend tussen de rails. De bouten van de rails zaten volkomen los in de verrotte bielzen. Dat hadden we bij onze verkenning moeten zien. We stonden voor een vrijwel onmogelijke taak. Eerst moest het huis worden opgelicht en de rails van opzij worden aangeduwd met palen om ze op hun plaats te houden. Bijna bij elke biels was het raak.
Door de steile taluds was er erg weinig ruimte om de steunpalen te hanteren. Het was bijna onbegonnen werk en we vorderden dan ook nauwelijks. Elke centimeter was een kwelling, want de kar zakte regelmatig tussen de rails…De inspanning om het gevaarte weer omhoog te krijgen was moordend onder de brandende zon en we waren aan het eind van ons Latijn. Na vele uren bereikten we de weg. Met onze laatste krachten werd het gevaarte op de lange balken op een batterij van vier maal negen oliedrums gezet, en een vreemde optocht begon van een langzaam op tonnen rollend huis tegen de helling op naar het vliegveld. Telkens als achter vier tonnen los kwamen moesten die snel naar voren worden gedragen en synchroon in het “rolwerk” worden ingebracht. Scheef ingebrachte tonnen bleken rampzalig en zorgden voor grote woede vanwege het gevaar voor kapseizen van het bouwwerk. Het was donker toen het huis eindelijk op zijn plaats stond. Een zeer opwindende dag eindigend met tien doodvermoeide mannen en een ingelukkige Ah Min die met haar kinderen onmiddellijk bezit namen van hun Roemah Baboe, waarop nog voor eenmaal de Nederlandse vlag stond.
Ah Min bleek een geweldig goede baboe te zijn. Ze zorgde voor ons als een moeder. We liepen weer in schone kleding en aten eindelijk weer voldoende. Ze was een geschenk van boven na al die weken van noodrantsoenen. Dank zij de Pakan Baroe-spoorweg kreeg Ah Min een huis en wij een lieve zorgzame hulp. Voor de overlevenden van de Pakan Baroe-spoorlijn toch nog een beetje troost....
Koninklijk staatsbezoek aan Japan
Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima brachten op uitnodiging van de Japanse regering van woensdag 29 tot en met vrijdag 31 oktober 2014 een staatsbezoek aan Japan. Zij werden daarbij vergezeld door minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken. Minister Kamp van Economische Zaken leidde gelijktijdig een omvangrijke economische missie.
Het staatsbezoek bestendigde de goede bilaterale betrekkingen tussen beide landen. Het staatsbezoek richtte zich op kennisuitwisseling en nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van energie en land- en tuinbouw. Het bezoek bood mogelijkheden om met inzet van het meereizende 150 deelnemers tellende delegatie van het bedrijfsleven uitwisseling tot stand brengen met overheidsinstanties, het bedrijfsleven en kennis-instellingen. Het staatbezoek bevatte de gebruikelijke vaste onderdelen als een welkomst-ceremonie op het Keizerlijk paleis
Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima worden begroet door Keizer Akihito en Keizerin Michiko.
in Tokyo, een inspectie van de erewacht en een audiëntie met de Keizer en Keizerin. Ook het staatsbanket op het Keizerlijk paleis, een ontmoeting met de minister-president en het officiële afscheid van de Keizer en Keizerin waren een officieel onderdeel van het staatsbezoek.
Woensdag 29 oktober
Het Koninklijk paar bezocht “21_21 DESIGN SIGHT”, een instituut, opgericht op initiatief van de modeontwerper Issey Miyake en ontworpen door architect Tadao Ando. Het instituut is bedoeld om de belangstelling voor design te stimuleren en een maatschappelijke discussie te bevorderen. Het Koninklijk Paar bezocht er de tentoonstelling 'THE FAB MIND: Hints of the Future in a Shifting World' die gaat over de invloed van de informatie maatschappij op ethiek en sociale ongelijkheid.
Na een ontmoeting met de Nederlandse gemeenschap, kreeg het Koninklijk Paar een rondleiding langs een Shinto tempel en een Boeddhistische tempel. Hierbij lag de nadruk op de rol die de twee levensbeschouwingen in het dagelijks leven van de Japanners spelen.
Koning Willem-Alexander heeft bij het staatsbanket in Japan aandacht gevraagd voor de Tweede Wereldoorlog. “De wonden die zijn geslagen blijven het leven van velen beheersen”, zei de koning. Willem-Alexander zei verder dat de herinneringen aan gevangenschap, vernedering en dwangarbeid nog steeds bepalend zijn in het leven van de slachtoffers. En dat de gewone Japanners ook geleden hebben onder de oorlog. De koning noemde erkenning van het leed de basis voor verzoening en zei dat door de inzet van Nederlanders en Japanners nieuw vertrouwen is ontstaan.
Donderdag 30 oktober
De tweede dag van het staatsbezoek opende de Koning een bijeenkomst over (wind) energie. Japan zoekt, mede na de kernramp in 2011, naar energiebronnen die onder andere betaalbaar, veilig en milieu-vriendelijk zijn. Japan biedt, gezien de ligging, veel mogelijkheden voor offshore windparken. Nederland beschikt over de kennis en kunde om offshore windparken te realiseren. Tijdens de bijeenkomst werd ingegaan op wat nodig is om deze vorm van energie grootschalig te kunnen invoeren. Het Koninklijk Paar bezocht bedrijfspresentaties van Nederlandse en Japanse bedrijven die werkzaam zijn in de sector offshore windenergie. De ochtend werd afgesloten met een bijeenkomst met CEO's van Japanse bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Nederland kent, na het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, het grootste aantal vestigingen van Japanse bedrijven in Europa.
In de middag bezochten de Koning en Koningin de Tokyo University. Japan is het snelst vergrijzende land ter wereld. Tijdens het bezoek maakten de Koning en Koningin kennis met nieuwe innovatieve ontwikkelingen op het gebied van ouderenzorg in Japan. Het Koninklijk Paar sprak met vertegenwoordigers van de overheid, autoriteiten, planners en ouderen over het realiseren van speciale leefgemeenschappen voor ouderen en het gebruik van medische apparaten en robots in de ouderenzorg. Ook kwam Buurtzorg Nederland aan orde. Deze thuiszorgorganisatie heeft model gestaan bij de oprichting van een soortgelijke organisatie in Japan.
Foto: Reformatorisch Dagblad.
Vrijdag 31 oktober
Koning Willem-Alexander hield een openingstoespraak op de Food & Agribusiness Conferentie. Tijdens de conferentie stonden voedsel-zekerheid en kansen in de agribusiness centraal. Japan wil van de landbouwsector een groeisector maken die aanzienlijk bijdraagt aan economische groei. Het land kijkt daarbij met veel belangstelling naar Nederland als tweede exporteur van agri & food producten ter wereld en als goed voorbeeld van een productieve, hoogtechnologische, innovatieve en duurzame landbouwproducent. Het Koninklijk Paar maakte aansluitend een rondgang langs bedrijfspresentaties van diverse Nederlands-Japanse samenwerkings verbanden.
Na de conferentie ontmoette het Koninklijk Paar de voorzitter en de erevoorzitter van TOKYO 2020 die uitleg gaven over de aanpak van de Olympische Spelen in 2020. Aansluitend namen de Koning en Koningin deel aan een CEO rondetafelbijeenkomst over de samenwerking tussen het Japanse en het Nederlandse bedrijfsleven.
Aan het eind van de middag boden de Koning en Koningin als dank voor hun ontvangst in Japan, een concert aan van Musica Amphion. Dit ensemble speelt muziek uit de 17e en 18e eeuw, uitgevoerd met originele instrumenten.
De Japanse keizer Akihito en zijn vrouw Michiko hebben gesproken met enkele Nederlandse oorlogs-slachtoffers. Dat gebeurde op een receptie na afloop van het staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Maxima aan Japan. De oorlogsslachtoffers woonden in de Tweede Wereld-oorlog in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, dat door Japan was bezet. Volgens Japanse media waren ze voor de receptie uitgenodigd.
Behalve met de Japanse keizer en zijn vrouw spraken ze ook met de koning en de koningin. Ook minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken was op de receptie aanwezig.
Verzoening
Japan en Nederland hebben een uitwisselingsprogramma met als doel de verwerking van het oorlogsleed en verzoening tussen Japanners en Nederlanders, het Peace Exchange Program. Geprobeerd wordt om jaarlijks oorlogsslachtoffers uit te nodigen voor een reis naar Japan.
De receptie was een gebaar van koning Willem-Alexander en koningin Maxima naar het Japanse keizerspaar. De laatste dag van het staatsbezoek stond verder in het teken van de landbouw.
Het staatsbezoek dat koning Willem-Alexander en koningin Maxima brengen aan Japan kreeg ook in dat land veel belangstelling. Voor het eerst in lange tijd zal de Japanse kroonprinses Masako namelijk aanwezig zijn bij een staatsbezoek. De vrouw van kroonprins Naruhito lijdt aan een aanpassingsstoornis en is depressief. Het is daarom voor het eerst in elf jaar dat Masako (50) een dergelijke gelegenheid bijwoont. De laatste die de eer had was president Fox van Mexico.
De prinses komt sinds 2002 weinig in het openbaar, maar morgen is ze aanwezig bij zowel de welkomstceremonie als bij het staatsbanket dat het keizerlijke paar aan de Nederlandse gasten aanbiedt. Dat de prinses zich daarbij vertoont, was voor de media in Japan groot nieuws.
Inhuldiging
Masako maakte eerder een uitzondering voor het Nederlandse koningspaar: vorig jaar maakte ze haar eerste officiële buitenlandse reis in twaalf jaar door haar man te vergezellen naar de inhuldiging van Willem-Alexander. In 2006 bracht ze op uitnodiging van koningin Beatrix de zomervakantie door op het Oude Loo in Apeldoorn. De ouders van Masako wonen in Nederland. Haar vader Hisashi Owada is rechter bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.
Het staatsbezoek duurde van woensdag tot en met vrijdag. Willem-Alexander en Maxima bleven tot zondag in Japan. De week daarna op maandag en dinsdag was het paar voor een staatsbezoek in Zuid-Korea.
______________________
Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) buigt zich over de aansprakelijkheid voor het doodschieten van zes kapers tijdens het beëindigen van de treinkaping op 11 juni 1977 in De Punt.
![media_l_2654878.jpg](http://static1.ad.nl/static/photo/2014/8/5/13/20141212111955/media_l_2654878.jpg)
De regering heeft destijds een overmacht aan geweld ingezetAdvocaat van de nabestaanden Liesbeth Zegveld
Nabestaanden hebben vorige maand de Staat aansprakelijk gesteld voor onder meer disproportioneel geweld tegen en het opzettelijk doden van de kapers. Dit terwijl ze op één na niet bewapend waren.
De minister heeft pas per brief geantwoord dat ,,met een zorgvuldige beoordeling de nodige tijd is gemoeid'', meldt advocaat Liesbeth Zegveld van de nabestaanden. Ze verwacht dat een besluit ,,nog wel even gaat duren''. Opstelten zei vorige maand nog dat er volgens hem geen sprake is geweest van executies tijdens het beëindigen van de kaping.
De nabestaanden hebben nog niet lang de beschikking over de autopsierapporten. Hieruit blijkt dat de regering Den Uyl in 1977 onjuiste informatie over de bestorming gaf. De regering meldde toen dat de kaping met ,,beheerst geweld'' was beëindigd. Alleen schutters buiten de trein zouden slachtoffers hebben geraakt. In de trein was niemand doodgeschoten die zich niet heeft verzet.
Van dichtbij doodgeschoten
Uit de secties blijkt echter dat drie kapers opzettelijk van dichtbij in de trein werden doodgeschoten. Twee van hen hadden geen wapens. Er is volgens Zegveld dus buitensporig geweld gebruikt. ,,De regering heeft destijds een overmacht aan geweld ingezet, dat slechts tot doel het doden van alle kapers kon hebben. Duizenden kogels zijn afgevuurd op de coupes waar mensen lagen te slapen. Deze mate van geweld tegen slapende kapers, is buitenproportioneel.''
Uit de sectieverslagen blijkt verder dat mariniers op korte afstand op de lijken van de kapers hebben geschoten. Ook maken de verslagen duidelijk dat de mariniers in de trein verboden munitie hebben gebruikt. Het gaat om zogenoemde 'Hollow Point 5' munitie, die extra zware verwondingen aanrichten, stelt Zegveld.
Gelogen
De overheid heeft verder nog informatie vervalst. Over de dood van de toen gegijzelde 40-jarige Rien van Baarsel is gelogen, benadrukt Zegveld. ,,Zijn weduwe kreeg na veel moeite een uittreksel van het autopsierapport waarin staat dat hij door één 'Molukse kogel' was gedood. In werkelijkheid werd hij door zes kogels van mariniers getroffen.''
Column door: Anita Bunt
Het is druk in de straat, overal staan auto’s en het is lastig om nog een parkeerplaats te vinden. We willen niet te ver weg staan met de auto, want de vader van mijn vriendin is slecht ter been. We rijden nog een stukje door en zien gelukkig al snel een mooi plekje om de auto neer te zetten. De Pasar Malam Rumah Kita trekt echt veel bezoekers. De zon en de gezellige sfeer zorgen voor veel vrolijkheid. Overal waar ik kijk, zie ik blije mensen die samen lachen en praten. Dochters en zonen met hun ouders en kinderen, hele families zijn samen op deze speciale dag, om elkaar te ontmoeten, te luisteren naar de muziek en te genieten van elkaar in de zo geliefde, vertrouwde Indische sfeer.
Langzaam lopen wij van de auto naar het gezellige plein, waar we langs de kraampjes lopen en ons laten meenemen door de beelden van de exotische schoonheid van de Gordel van Smaragd. Houtsnijwerk, batik, vilt, vliegers, kaarten, sieraden, wierook, kook -en geschiedenisboeken, kleding, kunst en natuurlijk de geur van overheerlijke koekjes en Indische gerechten. Dit alles begeleid door het licht en de warmte van de zon en het geluid van Indische rockmuziek, mijn dag kan niet meer stuk. Al genietend van deze zintuigprikkelende indrukken lopen we ondertussen het verzorgings-huis binnen en laat ik mij direct verrassen door de tropische sfeer; wat bijzonder om te ervaren!
Bij binnenkomst is de verbinding met Nederlands Indië zo voelbaar, je stapt binnen in het koloniale tijdperk. De kleuren, meubels en accessoires, ze ademen het uit, wat mooi! We lopen door de gangen en ontmoeten nog meer bekenden van de familie. Sommigen wonen al hier, anderen zijn op bezoek. “Aduh, wat leuk jullie hier te ontmoeten! Hoe is het met u? Lang niet gezien, alles goed? Wanneer komt u ook hier wonen, meneer? Gezellig toch?” Ze zijn allemaal enthousiast en vragen de vader van mijn vriendin het hemd van zijn lijf. Ik zie dat het hem goed doet, zijn ogen glinsteren en op zijn gezicht is een grote glimlach. Tegelijkertijd zie ik ook dat hij moe wordt en dat het tijd is om ergens te gaan zitten, even uitrusten! Ook mijn vriendin en ik zijn door alle indrukken een beetje moe, willen ook graag even zitten en natuurlijk iets lekkers eten en drinken! Als we iets verder door lopen komt de geur van lekker eten steeds dichterbij; pisang goreng, kokos en pandan, maar ook de geur van bawang putih en ajam goreng! We volgen onze neus en die leidt ons naar het restaurant. Daar liggen de vitrines vol met kleurrijke koekjes en gerechten, onze smaakpapillen zijn al bezig met het proeven van de smaak van al deze heerlijke lekkernijen…..
Veel bezoekers, bewoners en familieleden zitten al aan grote tafels in het restaurant, anderen lopen nog met bordjes eten op zoek naar een stoel, weer anderen staan in de rij voor een bekertje tjendol, een stuk pandancake of een nasi rames van het huis. We vinden een plek aan tafel bij wat oudere Indische dames; ze vertellen ons allerlei avonturen en verhalen over vroeger en nu, over hun huwelijk, de kinderen en ook hoe het nu voor ze is om hier in dit verzorgingshuis te wonen. Aandachtig luisteren we naar hun verhalen, de een vertelt nog smeuïger dan de ander, het is wel lachen geblazen! Wat een humor! De vader van mijn vriendin mengt zich voorzichtig in het gesprek, zachtjes begint hij ook wat te vertellen over zichzelf. Het is mooi om te zien dat er al snel contact ontstaat en dat hij zich snel op zijn gemak voelt. Er is verbinding, het kan ook niet anders. Er is zoveel gebeurd in het land hier zo ver vandaan, het thuisland van al deze mooie mensen. Ze hebben herinneringen om te delen. Ze lachen wat af, maar er is ook die andere kant. De heimwee, het verdriet en de boosheid, ze worden gemaskeerd. Als een soort bliksemafleider volgt de ene grap de andere in rap tempo op. Het raakt me. Deze, op het oog zo vrolijke, dames hebben zoveel meegemaakt in hun leven, humor heeft ze geholpen om door te gaan en te vechten voor hun bestaan. Wat moeten ze elkaar nog vertellen? Ik zie dat zonder woorden deze ervaringen worden gedeeld. Door een oogopslag, de manier van praten en af en toe het contact dat ze maken door elkaars arm of hand vast te pakken. Ik krijg kippenvel en voel mijn ogen troebel worden, ik pink een traan weg. Ik kan alleen maar kijken en ervaren, er zijn met aandacht en een luisterend oor. Er zijn geen woorden voor nodig om te zien hoe belangrijk het is dat deze mensen elkaar hier in het verzorgingshuis ontmoeten. Ze delen hun verleden, alleen zij weten hoe het is om uit Nederlands Indië te komen, nergens bij te horen en een nieuw leven op te moeten bouwen in Nederland. Ik ben diep onder de indruk en als we na een tijdje ons buikje hebben volgegeten en mooie ervaringen hebben gedeeld met ons gezelschap, lopen we nog even samen door de gangen om de rest van het huis te bekijken. Onze aandacht wordt getrokken door een grote landkaart. Het is de kaart van Nederlands Indië. Naast deze kaart hangt een lijst met namen, hierin staat te lezen wie er hier in huis wonen en waar ze zijn geboren en hebben gewoond, voordat ze naar Nederland kwamen.
Zo ver van het (ouderlijk) huis en nu samen…………… Zo fijn dat er voor onze (voor)ouders zulke mooie verzorgingshuizen door heel Nederland zijn en dat er misschien nog meer komen.
Normaal worden boeken alleen besproken in de daarvoor bestemde rubriek, dus ook in Just4kids. Toch meent de redactie er goed aan te doen om het boek van Hans Vervoort een apart plekje te geven. Het is namelijk het enige boek dat speciaal voor de jeugd een deel van de geschiedenis van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog vertelt. Daarmee neemt het een unieke plaats in in de geschied-schrijving over deze zwarte periode. Daarom het artikel hieronder.
Juniorredacteur Chinook de Deugd.
Elk jaar stuur ik een brief naar ca. 100 basisscholen en biedt ze een gratis exemplaar aan van mijn jeugdboek “Weg uit Indië”, mits ze bereid zijn het verhaal voor te lezen aan kinderen in de groepen 7 en 8. Ieder jaar opnieuw reageert 40 % daar positief op. Hun motivatie is dat er totaal geen lesmateriaal voorhanden is over de oorlog in de Oost. Bij navraag achteraf hoe het bevallen is, krijg ik steevast te horen dat de kinderen het heel spannend vonden en bijna ademloos luisterden. Temeer omdat de meesten nog niet eens gehoord hadden van Nederlands-Indië en dat het vroeger Nederlands gebied is geweest.
Opnieuw ben ik nu dus bezig met het schrijven van zo’n 100 adressen van scholen op enveloppen, verspreid over heel Nederland. Lastige klus, omdat ik niet meer gewend ben met de hand te schrijven. Hiermee lever ik dus een kleine bijdrage aan de strijd tegen de vergetelheid over onze koloniale geschiedenis.
Hoezeer dat nodig is, merkte ik weer toen ik enkele weken geleden keek naar het programma “Verborgen Verleden”, waarin Aaf Brandt Corstius op zoek ging naar haar voorouders. Een groot deel van haar familie had lange tijd in Nederlands-Indië doorgebracht, meende ze vagelijk te weten. Maar toen ze vernam dat haar overgrootmoeder in een Japans kamp had gezeten, moest ze toch even de hand voor de mond slaan. Nee toch? Waren er ooit concentratie-kampen in Indië? Net als hier in Europa? En hoe was het mogelijk dat zij daar niets van af wist? En hoe heette dat kamp dan? Banju Biru! De programma-leiding van de TV programma besloot dat er daar dan maar eens naar toe gegaan moest worden. Vervolgens zien we Aaf staan bij de ruïnes van wat ooit het interneringskamp Banjoebiroe was geweest. Dus hier had haar over-oma gevangen gezeten? Afijn, terug naar Holland dan maar weer.
Aaf Brandt Corstius is een goed opgeleide bijna 40-jarige vrouw en dochter van Hugo Brandt Corstius, die veel kennis met zich meedroeg en daar hopelijk toch ook wat van aan zijn kinderen meegaf. Toch? Bijvoorbeeld het oorlogslot van zijn oma. Bovendien had Aaf bij het horen van de naam Banju Biru ook even Wikipedia kunnen opzoeken om te weten te komen waar ze het over zou hebben. Toch? Ze had dan kunnen lezen dat “Veel vrouwen en kinderen die eerst in Kamp Malang of in vrouwenkampen bij Bandung en Soerabaja waren ondergebracht, per trein ca. 40 uur reizen verder naar Ambarawa werden overge-bracht en vandaar nog vijf kilometer in de hitte moesten lopen naar Banju Biru”. Velen verloren tijdens deze reis het leven door uitputting, dorst en ziektes.
Men zegt dat Kamp 10 (Banju Biru) een van de ergste Jappen- kampen is geweest, waar enkele duizenden vrouwen en kinderen zijn omgekomen. Over die vreselijke tocht van 40 uur en het leven in Banju Biru gaat mijn boek “Weg uit Indië”. Ik heb het geschreven omdat ik ontdekte dat er geen enkel Nederlands kinder- of jeugdboek bestaat dat gaat over de oorlog in Nederlands-Indië en de al even verschrikkelijke periode, de Bersiap, daarna.
Mijn boek is bedoeld voor alle leeftijden vanaf 10 jaar. Het verhaal gaat over Hans en Sonja, die wonen in het mooie zonnige Nederlands-Indië, als de oorlog uitbreekt. Holland is bezet door de Duitsers, horen ze van hun ouders, maar Indië zal zeker vrij blijven. Dat lag zo ver weg van Holland. Natuurlijk, het Japanse leger wil graag gebieden in Zuid-Oost Azië en dus ook Indië veroveren, maar iedereen wist dat de Japanners niet konden schieten. Hun tanks waren van blik. Wat een schrik als de Jappen in 1941 Pearle Harbour aanvallen en in 1942 toch Indië binnenvallen.
Hans en Sonja komen met hun moeders in een concentratiekamp terecht, waar klappen vallen en elke dag een strijd is tegen honger en ziekte. Als na drie jaar Japan verslagen is, komen ze vrij en horen hoe moeilijk ook de mensen die niet in de kampen zaten, de zogenaamde “Buitenkampers” het hebben gehad. En dan begint een nieuw avontuur. De Hollanders zijn 300 jaar de baas geweest in Indië en de bevolking van Indië wil dat niet meer. Ze komen in opstand en er vallen opnieuw vele duizenden doden. Over loert het gevaar. Iedereen vlucht en ook Hans en Sonja moeten “Weg uit Indië”. Een gevaarlijke tocht begint. Zal het ze lukken om veilig naar Nederland te komen?
Het boek is in elke boekhandel te verkrijgen. Scholen kunnen het boek bestellen bij de uitgever: info@conserve.nl U krijgt het boek dan binnen enkele dagen portvrij toegestuurd met een factuur. Wil je een gesigneerd exemplaar? Mail dan even naar de schrijver via het e-mailadres: brievenbus@hansvervoort.nl U ontvangt dan een exemplaar gesigneerd met een opdracht en bijgesloten factuur. Het boek is ook als e-book verkrijgbaar en ook zowel geschreven en als e-book in de Engelse taal.
In onze volgende editie hopen we een artikel te plaatsen over dit onderwerp, geschreven door iemand van de Stichting Gastdocenten WO II – Zuid-Oost Azië. De aanvraag hiervoor gaat deze week de deur uit. Redactie.
Het CinemAsia Film Festival organiseert jaarlijks haar eigen CinemAsia FilmLAB en zoekt voor het festival van 2015 jonge opkomende filmtalenten. Drie filmmakers krijgen de kans om in een zeer intensief productieproces een korte film te maken over de Nederlands-Aziatische identiteit met als thema: “Rituals”. Hierbij krijgen ze professionele begeleiding. Na de productie beleven de films hun wereld-première tijdens de 8e editie van het CinemAsia Film Festival, dat van 1 tot en met 6 april 2015 in Amsterdam gehouden wordt.
Verhalen over Aziatische rituelen
CinemAsia doet een oproep aan jonge filmmakers om een voorstel in te dienen voor een korte film met het thema rituelen die plaatsvinden bij bijvoorbeeld de overgangsfasen van het leven. Hierbij denken we aan: geboorte,
huwelijk, sociale of religieuze verbintenissen, overlijden, maar ook allerlei dagelijkse rituelen en rituelen die de cultuur sieren. Hoe zit dat bij de Aziaten in Nederland? Indonesiërs houden een Selamatan (heilige maaltijd) bij de geboorte en het overlijden van een persoon. Soms zelfs bij de inwijding van een nieuw betrokken woning of bedrijf. Chinezen steken vuurwerk af en laten draken en leeuwen dansen bij hun Nieuwjaar. Indiase bruiden laten hun handen en voeten versieren met een Mehendi (Henna) tattoo. Zo zijn er nog veel meer rituelen. Wat is hun betekenis en welke invulling geven ze aan de Nederlands-Aziatische identiteit?
Professionele begeleiding, budget en apparatuur
Van alle ingezonden voorstellen zullen er uiteindelijk drie worden geselecteerd. Ervaring met film-maken is geen vereiste; wel wordt scherp gelet op de motivatie en een goed verhaal dat ingaat op de Nederlands-Aziatische identiteit en het thema rituelen. Naast professionele begeleiding, worden camera’s en geluidsapparatuur beschikbaar gesteld door Camalot. Ook ontvangende filmmakers een budget van 500 euro.
Deadline 7 december
Het jaarlijkse CinemAsia Film Festival brengt de actualiteit van Azië in beeld. Van de grote blockbusters tot inspirerende documentaires en onafhankelijke
producties uit China, Taiwan, India, Indonesië, Japan, Korea, enz. Naast entertainment en cultuur uit Azië biedt CinemAsia een broedplaats voor opkomende mediamakers, alsmede een plek voor uitwisseling van verhalen over de Aziatische diaspora. De deadline voor de inschrijvingen voor het Festival van 2015 is 7 december 2014. Kijk voor meer informatie op www.cinemasia.nl. Voorstellen voor uw korte film stuurt u aan: filmlab@cinemasia.nl Op deze site is tevens meer achtergrondinformatie te vinden over het Film Festival zelf.
Van 13 oktober tot en met 8 maart toont het Joods Historisch Museum de tentoonstelling: Selamat Sjabbat. De bij velen onbekende geschiedenis van Joden in Nederlands-Indië. De expositie neemt de bezoeker mee naar het einde van de 19e eeuw, de koloniale tijd, de oorlog in de Pacific en de na-oorlogse situatie. De unieke historische objecten, foto’s en interviews onthullen ontroerende verhalen. Het hedendaagse leven van Joden in Indonesië is begin 2014 gefotografeerd door Pauline Prior. Het is voor het eerst dat er in een tentoonstelling aandacht wordt besteed aan het Joodse leven in Nederlands-Indië en Indonesië. Het is een relatief onbekend deel van de Nederlandse en Joodse geschiedenis. Na de oorlog werden de Indische herinneringen over-schaduwd door de Sjoa. De afgelopen decennia neemt de belangstelling voor de diverse facetten van de Tweede Wereldoorlog in de Pacific toe. Het aantal Joden in de voormalige kolonie is altijd vrij beperkt gebleven. De Joden kwamen uit verschillende landen. De Nederlandse Joden, de grootste groep, woonden verspreid over de gehele Indische Archipel, maar met name op Java, Sumatra en Celebes (Sulawesi). De Joden, afkomstig uit Irak, ook wel eens “Bagdad-Joden” genoemd, woonden voornamelijk in Soerabaja en ze vormden daar een hechte gemeenschap. Ook Joden uit midden en oost Europa vestigden zich in Indië. Later kwamen daar enkele honderden vluchtelingen bij, hoofdzakelijk uit Duitsland, Oostenrijk en Palestina. De reden om naar Indië te gaan was voor zowel Joden als niet-Joden vaak dezelfde: carrière mogelijkheden die de kolonie bood in een tijd dat de banen in Europa erg schaars waren.
In Selamat Sjabbat (Maleis-Hebreeuws voor de wens: “Vredige Sjabbat”, is aandacht voor onderwerpen als het familie-leven, de religieuze beleving, de Japanse overheersing en de interneringskampen. Bij de tentoongestelde items is onder andere een geborduurd boek, waarin een moeder het dagelijkse
leven in het kamp voor haar zoontje vastlegde. Ook de Bersiap periode (het begin van de Indonesische onafhankelijkheids-strijd) en Joodse dienstplichtigen die na de oorlog naar Indië werden gestuurd komen aan bod.
Vandaag de dag is het Jodendom geen erkende godsdienst in het in meerderheid Islamitische Indonesië. Er zijn dan ook maar erg weinig Joden die er nu hun godsdienst openlijk kunnen belijden. Fotograaf Pauline Prior, die al vaker foto’s in opdracht van het Joods Historisch Museum maakte, is het gelukt om begin 2014 een beeldverslag te maken van het Joodse leven in Indonesië anno nu.
De tentoonstelling zal ook online te zien zijn via de website: www.jodeninnederlandsindie.nl. Ter gelegenheid van “Selamat Sjabbat” brengt het tijdschrift “Misjpoge” een themanummer uit over de Joden in Nederlands-Indië. Deze uitgave is gemaakt in samenwerking met het JHM en het Menasseh Ben Israel Instituut. Zie voor meer info: www.jhm.nl.
![10897291880?profile=original](https://storage.ning.com/topology/rest/1.0/file/get/10897291880?profile=original)
RIE HOLTKAMP VOCHT TIEN JAAR GELEDEN SAMEN MET ECHTGENOOT VOOR LEVEN
Ferry Holtkamp van het boek "Ik beken" van Elise Lengkeek die alle leden van de Eerste - en Tweede Kamer hebben gehad, nu vandaag, 8 december volop in de belangstelling in de Telegraaf.
’Tsunami werd Ferry fataal’
Een mooie dag, die 26e december 2004 op tropisch Phuket, Thailand. Volop zon, amper wind. Overwinteraars Rie en Ferry Holtkamp besluiten het strand bij hun hotel te verruilen voor een ochtendje shoppen in naburig Patong.
„Even later stonden we daar op de bus te wachten om naar het winkelcentrum te gaan”, vertelt Rie (83). „Maar er gebeurde iets vreemds. De zee was verdwenen, plotseling wel een kilometer ver weg, het strand was ineens zo ontzettend groot!”
Haar man Ferry, gepensioneerd marechaussee en onderscheiden voor zijn verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Japanse bezetter, herinnert zich opeens filmbeelden van vroeger. Op Nieuw-Guinea.
Rie: „Toen was het water ook plotsklaps spoorloos’, vertelde hij me. ‘Een tsunami’, brulde Ferry vervolgens. ‘Wegwezen!’ Andere toeristen kwamen vanaf dat grote, lege strand aanrennen. In blinde paniek, schreeuwend. En de zee kwam even snel terug als ze kort daarvoor was weggetrokken.”
Ferry, destijds 77, weet de net gearriveerde bus binnen te komen, Rie klampt zich vast aan een van de deuren. Zij heeft niet de kracht om aan de snelle golven en het zuigende water te ontkomen. Maar Ferry weet haar uiteindelijk naar binnen te trekken. Overal smeken toeristen en Thai om hulp. Het echtpaar kijkt machteloos toe hoe de tweede vloedgolf de zware bus als een luciferstokje omverwerpt.
„De armen van de dood strekten zich uit naar Ferry en mij, maar het was nog niet onze tijd”, vertelt Rie Holtkamp, bijna tien jaar later. „Toen de bus daar lag, tegen een lichtmast gekwakt, stroomde het water terug en sleurde alles mee. We klommen uit het wrak en strompelden voetje voor voetje naar een heuvel.”
Zonder schoenen, zonder tas, zonder bril. Alles was weg. De Nederlanders trapten in glas, stenen en stukken hout sloegen tegen hun benen. Even dreigde zelfs het einde voor Ferry Holtkamp, toen zijn enkels door plastic afval werden omwikkeld.
Rie: „Hij moest duiken om zich te bevrijden en kreeg smerig rioolwater binnen. Tot ons heupen stonden we in de prut. We bloedden als runderen, maar voelden helemaal niets.”
Pinautomaat
Het echtpaar waadt moeizaam naar hotel Le Meridien, de lobby is compleet verdwenen, net als de eerste paar verdiepingen. Rugzakken drijven rond, een pinautomaat dobbert voorbij. Op de vierde etage komen Rie en Ferry bij. Even later wordt Le Meridien ontruimd, na geruchten over een ‘derde vloedgolf’.
Uiteindelijk weten de twee landgenoten terug te keren naar hun Ocean Resort in naburig Karon. Daar realiseren Rie en Ferry zich dat ze alleen nog leven omdat ze die ochtend niet naar het strand bij hun hotel zijn gegaan.
„Want tussen de zee en het Ocean Resort ligt een soort binnenmeer”, aldus Rie. „Op de vlucht voor de tsunami hadden Ferry en ik die nooit kunnen oversteken. Dan hadden we op de slachtofferlijst van de uiteindelijk 230.000 doden gestaan.”
Na terugkeer in Nederland blijkt vooral Ferry Holtkamp de beelden van de tusnami niet te kunnen verwerken. De oud-marechaussee kampt toch al met de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Toen werd hij als kindsoldaat op Java door de wrede Japanse militaire politie Kempeitai gemarteld.
Daar komt Phuket 2004 nog eens bij. Nacht na nacht krijgt Ferry Holtkamp bezoek van spoken uit de oorlog én die gruwelijke natuurramp.
Rioolwater
„We zijn samen wel achttien keer in Thailand op vakantie geweest, maar na de tsunami is het er niet meer van gekomen”, vertelt Rie Holtkamp. „Zijn longen zaten vol rioolwater, hij heeft daar een enorme knauw gekregen.” In 2008 overlijdt Ferry Holtkamp aan de gevolgen van longemfyseem.
Kerstmis, tien jaar later. Rie is straks bij haar dochter, bij haar kleinkinderen, bij vrienden. Ze denkt, ze hóópt het dan te druk te hebben om terug te kijken.
De weduwe: „Ik weet gewoon dat die natuurramp Ferry zowel fysiek als mentaal over het randje heeft geduwd. Hij overleefde Japanse martelingen, maar capituleerde uiteindelijk voor de tsunami.”
Graag bestel ik het ICM Jaarboek "Toegang tot de Indische Wereld"
Prijs 19,95 exclusief verzendkosten € 3,95
Aantal Exemplaren : ______
Naam : ________________________________
Adres : ________________________________
POSTCODE : _________________________________
WPL : ____________ ________________________________
POSTCODE : _________________________________
Telefoon : _________________________________
Wilt het Signeerd hebben door: O Ja O Nee
Uw bestelformulier opsturen naar bestel@Icm-online.nl
Productbeschrijving.
De geschiedenis van de Indische Nederlanders anno 2000 in de huidige Nederlandse samenleving, is vastgelegd in het boek “Toegang tot de Indische Wereld”.
Zoals iedere krant betaamt, wordt er teruggeblikt op het afgelopen jaar. ICMals krant blikt terug op het jaar 2009 – 2010, van de Indische Nederlanders in de huidige Nederlandse samenleving met haar vele landelijke pasar malams, koempoelans, lezingen, boeken, schrijvers, filmdocumentaires, Indische nieuwtjes, Indische muziek, de Indie herdenkingen, Indische ontwikkelingen, het Indisch Platform met haar gelieerde aangesloten Indische organisaties, en
ten slotte de laatste stand van zaken met betrekking tot de Indische kwestie, die op dit moment bij de staatsecretaris Martin van Rijn ligt. Bij het Indisch Platform is het hooggespannen, en ook bij 10.000 die hun mandaat hebben afgegeven in de vorm van hun handtekening. De verwachtingen zijn dat
binnenkort de staatsecretaris met de oplossing komt, inmiddels tikt de tijd door, en tijd voor die ouderen dringt na 70 jaren wachten.
Boek bevat 270 pagina is zwart / wit uitvoering.
Op aanvraag is full color uitvoering te bestellen, uw bestelling wordt op de reserveringslijst geplaatst tot 25 bestelling zijn bereikt wordt overgegaan tot productie.
U kunt Uw aanvraag/ bestelling kan U ook hier bij "reactie" doen.
U dient wel eerst te registreren als abonnee op ICM, bij de aankoop van het boek krijgt U een gratis ICM abonnement voor 6 maanden, hierna moet U deze verlengen, lees Algemene voorwaarden van ICM onder aan de website.
Het "registreren" vindt u boven aan de balk geheel rechts net als bij Facebook. U heeft niet gelijk toegang Uw aanvraag gaat naar de webmasters / beheerders en U ontvangt een bevestiging dat U een gratis abonnement heeft voor een periode van 6 maanden.
Binnen 5 dagen ontvangt U het boek .
Onthullende autobiografie Sandra Reemer
daar lijkt nu verandering in te komen.
De zangeres werkt namelijk al maandenlang in het diepste geheim aan een boek over haar leven, waarin ze ALLES vertelt over de meest spectaculaire en pijnlijke ontwikkelingen uit haar roerige bestaan… „Ik heb zo ongelooflijk veel meegemaakt; mijn levensverhaal verdient het om te worden opgeschreven”, vertelt Sandra aan Privé. „En natuurlijk zal het gedeeltelijk over mijn werk gaan, maar zeker ook over de mannen in mijn leven en al het andere…”
Nu al lijkt het dus veilig om te veronderstellen dat in de autobiografie een pittig hoofdstuk te vinden zal zijn over een van de droevigste periodes uit Sandra’s leven, die volgde op haar scheiding van grote liefde FERDI BOLLAND (58). Met hem dacht Sandra oud te worden en hoopte ze zelfs een gezin te stichten. Nog altijd denkt de zangeres geregeld met weemoed terug aan misschien wel de gelukkigste periode uit haar leven, die aan de zijde van Ferdi…
„Eerlijk gezegd komt het nu nog steeds binnen. Met name de dromen die ik toen had en die niet zijn uitgekomen; kinderen krijgen, een gezin stichten. Ik woon nog steeds in het huis dat Ferdi en ik samen hebben bewoond. De beoogde kinderkamer is nu logeerkamer. Mijn tuin is inmiddels een ’paradijs’ voor kinderen, gedeeltelijk bos met kabouters en elven. Ik heb het gecreëerd voor mijn innerlijke kind zeg ik telkens tegen mezelf en anderen, maar is dat werkelijk zo? Is het niet dat enorme gemis dat ik op deze manier probeer te compenseren?”
Het bovenstaande fragment vloeide uit Sandra’s eigen pen en is afkomstig van haar website. En het lijkt dus slechts een voorproefje van wat nog komen gaat in de autobiografie waarin Sandra naar eigen zeggen nog openhartiger zal zijn. En dat nieuws zal niet overal met gejuich worden ontvangen, in elk geval niet bij Sandra’s voormalig The Dutch Diva’s- collega’s MARGA BULT en SJOUKJE SMIT!
Zoals bekend waren de dames op het podium weliswaar een goed trio, achter de schermen was de sfeer bij The Dutch Diva’s al die jaren om te snijden. Voor Sandra was haar periode bij de zanggroep naar eigen zeggen één van de zwaarste uit haar leven, en werd zij door Marga en Sjoukje geterroriseerd… „Het was haast ongelooflijk hoeveel haat, nijd en jaloezie er naar mij toe was”, vertelde ze hier eerder over. „Ik kon niets goed doen, alles wat ik zei was fout. Ik kon niet meer. In de laatste fase nam ik mensen mee naar optredens omdat ik het eenvoudigweg niet meer trok…”
Een van de meest schrijnende incidenten die achter de schermen plaatshad – en die voor Sandra de welbekende druppel vormde – verwikkelde zich rond een vriendin die Sandra mee had gebracht naar een optreden, om zich te midden van haar twee collega’s ietsje meer op haar gemak te voelen. Sandra: „Een beslissend moment was de dag waarop ik haar meenam.”
„Mijn vriendin vertelde na afloop genoten te hebben van het optreden, en blij te zijn het eens te hebben mogen meemaken. Toen ik dat enthousiast aan de meiden vertelde, was de reactie: ’kan ze niet iets aan haar kapsel doen en dat gebit?’” Dat was voor Sandra het breekpunt. „Dat iemand, die ze nog nooit hadden gezien en niet kenden, meteen op zo’n gemene manier werd afgemaakt, deed bij mij het kwartje vallen. Dit lag niet aan mij. Voor mij was in één klap duidelijk dat ik niet meer verder kon.”
Geen malse aantijgingen aan het adres van Marga en Sjoukje – die Sandra’s beschuldigingen ontkennen – maar zich nu dus ongetwijfeld mogen opmaken voor nog meer onthullingen uit de nog altijd met mysterie omgeven Dutch Diva’s-geschiedenis. Ter illustratie: een periode die voor Sandra als gevolg had dat ze de eerste drie jaar na haar vertrek bij de groep ’emotioneel in de war was’. De voormalig Songfestival-diva, Sandra vertegenwoordigde ons land driemaal, ging na die periode echter op zoek naar geestelijke heling en wist langzaam maar zeker uit het diepe dal te kruipen waarin ze was beland.
Inmiddels voelt ze zich beter dan lange tijd het geval was, en ziet ze de toekomst met groot vertrouwen tegemoet. „Ik heb het gevoel dat ik een balans in mijn leven heb gevonden, waar ik heel lang naar op zoek ben geweest”, vertelt Sandra. „En dat heeft veel positieve gevolgen. Zoals het feit dat ik het nu aandurf dingen te delen met de wereld, zoals met mijn boek. Maar ook wat betreft de liefde ben ik vooruit gegaan. Na Ferdi heb ik nog drie relaties gehad die uiteindelijk op niets uitliepen. Maar dat is achteraf bezien heus ergens goed voor geweest. Ik voel nu dat ik echt weer toe ben aan een nieuwe liefde. Kom maar op met die leuke mannen!”
Leuk mensen Rosy op TV, heeft nog voor ICM opgetreden INDO MUSIC CLASSICS in Flevoparq van Thony.
In de banden tussen Indonesië en Nederland is de gezondheidszorg geen opvallend onderwerp. Toch hebben veel Indonesiërs en Nederlanders met Indische wortels hun bestaan te danken aan de medische zorg besteed aan hun voorouders. In de koloniale periode was er een Dienst Volksgezondheid en medische missie en zending waren elk op hun manier actief. Er werd medisch personeel opgeleid; Indische artsen kregen een opleiding die stond als een huis. Een aantal van hen promoveerde zelfs in Europa.
Tot voor kort bestond er nauwelijks belangstelling voor de medische geschiedenis van Nederlands-Indië, noch in Nederland noch in Indonesië. Gelukkig is daar de laatste jaren verandering in gekomen. Onze collega’s in Indonesië houden zich bezig met de medische geschiedenis vanaf de Japanse tijd tot en met de periode Soekarno. Zij bestuderen de rol van Indische artsen en zij interviewen Indonesische artsen die in de naoorlogse periode werkzaam waren. Ook de opbouw van de gezondheidszorg in de onafhankelijkheidsstrijd en de overname van de taken van westerse artsen is onderwerp van aandacht. In Nederland is of wordt studie verricht naar geneeskundig onderwijs, bestrijding van malaria en lepra, ziekenhuizen en gezondheidszorg, specifiek in Nieuw Guinea. Dat is erg bescheiden, gezien de lange gezamenlijke geschiedenis van beide landen. Nu er weer veel onderzoek gedaan wordt in Indonesië, samen met Nederlanders, ook op het gebied van de geneeskunde, is meer aandacht voor wat er vroeger in de archipel gebeurde, op zijn plaats.
Een doktor djawa bezig met vaccinatie
De Nederlandse Vereniging voor Tropische Geneeskunde heeft het initiatief genomen om het Geneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, een rijke bron van informatie over ziekenzorg, de ziektebestrijding en de (volks) gezondheid, toegankelijk te maken voor een breder publiek. De initiatiefnemers hebben er bij de Koninklijke Bibliotheek op aangedrongen om dit tijdschrift als historisch erfgoed te beschouwen; met succes want het is inmiddels gedigitaliseerd. Een belangrijke stap waarmee dit tijdschrift, dat heeft bestaan van 1852 tot 1942 en 80.000 pagina’s omvat, beter bereikbaar is geworden voor onderzoek. Maar het is geschreven in de Nederlandse taal en dus niet leesbaar voor Indonesiërs. Daarom is er een studiegroep gevormd van een twintigtal artsen en onderzoekers, die op basis van de artikelen in het Geneeskundig Tijdschrift een overzicht geven van de diverse medische specialismen, zoals die in Indië hebben vorm gekregen; deze overzichten zullen worden gebundeld in een Engelstalige publicatie. Een belangrijk doel van deze bundel is om Indonesische docenten en studenten kennis te laten nemen van wat er in het verleden op het gebied van volksgezondheid, medische zorg en onderwijs, en laboratorium onderzoek in hun land gebeurd is. Voor medisch historici in andere voormalige koloniale mogendheden biedt dit boek vergelijkings-materiaal.
Eind 2015 komt het boek uit. Het hele project rondom de totstandkoming hiervan gebeurt door vrijwilligers. Deze stellen het erg op prijs als u nu al € 30 overmaakt, zodat een aantal kosten die nu al gemaakt zijn, betaald kunnen worden (Stichting Medische Geschiedenis, NL32 INGB 0008 0781 86, project nr. 00013). Hiermee steunt u een project dat de historische band tussen Nederland en Indonesië zichtbaar wil maken. Medische geschiedenis als onderdeel van die gezamenlijke erfenis is het waard om meer uitdrukkelijk bestudeerd te worden, in beide landen.
We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen en zijn benieuwd naar uw herinneringen en foto’s.
Dr. J.P. Verhave
Medisch practicum voor artsen in opleiding
Om verder te lezen:
Leo van Bergen, Van koloniale geneeskunde tot internationale gezondheidszorg, Amsterdam, KIT 2007
Liesbeth Hesselink, Genezers op de Koloniale Markt: Inheemse Dokters en Vroedvrouwen in Nederlands Oost-Indië 1850-1915 (UvA Proefschrift) en Healers on the colonial market: Native doctors and midwives in the Dutch East Indies. Leiden: KITLV-Press, 2011
J.J. van Loghem, Tropische Gezondheidsleer. Amsterdam, Kosmos, 1933 (bron van de illustraties)
J.P. Verhave en H.W.A. Voorhoeve, De Dienst van Gezondheidszorg in Papua, 1950-2000. Wgr. NVTG 2005 (niet meer verkrijgbaar)
J.P. Verhave, The Moses of Malaria. Nicolaas H. Swellengrebel (1885-1970), abroad and at home. Rotterdam, Erasmus Publishing, 2011
De precieze datum weet ik niet meer, ik was toen 14 jaar. In ieder5 geval was het in augustus 1945. We zaten al twee jaar in dit kamp en dasarvoor nog een jaar in een ander kamp. Over de toestanden in de kampen hoef ik niet te vertellen, dat weten alle oud-Indischgasten wel. Nee, het gaat in dit stuk over de bevrijding. Ik had net mijn taak van die dag verricht: het leegscheppen van de open riolen en dat zonder enige bescherming. Met blote voeten, benen vol tropenzweren en met blote handen schepten we de vuilogheid uit de riolen. Na afloop slenmterde ik wat door het kamp, lusteloos, moe en hongerig.
Geen koffiemolens
Opeens hoorde ik motorgeronk boven me. Geen Japanse vliegtuigen want dat geluid kenden we, die noemden we koffiemolens. Nee, ditwas een nieuw geluid. Verbaasd keek ik naar boven en zag een vliegtuig dat langzaam boven ons kamp en natuurlijk de andere kampen in de omgeving cirkelde. De andere kampgenoten hadden het ook in de gaten en met z’n allen keken we verbijsterd toe. Op de romp van het vliegtuig was de Nederlandse driekleur geschilderd en niet de Japanse rode bol. Toen gaf dat vliegtuig ons opeens een groet door met z’n vleugels op en neer te zwaaien. Daarna verdween het. Nu ik dit opteken, krijg ik daar nog kippenvel van.
Speech van de kamp-commandant
Iedereen die nog kon lopen begon te juichen en te springen, maar toch nog beducht voor de Jappen, die best wel eens met de ketting in de handen naar ons toe zouden kunnen rennen en gaan slaan. Maar gelukkig gebeurde dat niet. Wel moesten we bij elkaar komen en de Japanse kampcommandant hield een speech dat de oorlog voorbij waas en de geallieerde troepen zouden komen om ons te bevrijden.
Douglas C-54 Skymaster
Paar hapjes
Na deze gebeurtenis veranderde er van alles in het kamp. Er kwam – het belangrijkste van alles – meer eten binnen. Ik weet nog dat
mijn moeder de kinderen waarschuwde, dat we niet teveel tegelijk naar binnen mochten schrokken, want dan zouden we ziek worden. Dus iedere keer een paar hapjes, als we langs de bak met rijst liepen. En dat was maar goed ook, want er zijn nog mensen gestorven, die teveel en te gauw aten. De vaders en zonen die in het mannenkamp hadden gezeten en die nog in leven waren, kwamen naar ons terug. Na een korte tijd werden we door de Engelse troepen verhuisd naar een andere wijk, omdat de Javaanse opstandelingen, de Peloppors zoals ze genoemd werden, ons naar het leven stonden. Maar we vonden het prachtig in die nieuwe wijk, want we hadden veel meer bewegings-vrijheid. We kregen er voldoende te eten en we hadden meer ruimte, zij het beperkt, want we zagen de opstandelingen vlakbij ons door het ravijn sluipen. Deze opstandelingen hebben nog velen van ons gevangen genomen, gemarteld en gedood.
Schoenen waren lastig
Er werd een school ,opgericht voor de kinderen. Gedurende de kampjaren was er helemaal geen onderwijs geweest. Het moeilijkste vond ik niet de school, maar de regel dat we schoenen aan moesten. Dat was lastig. Jarenlang hadden we op blote voeten gelopen en nu die schoenen. Het eerste wat we na de schoollessen dan ook deden, was die schoenen uitschoppen. Vanaf Vanaf 1946 kwamen de transporten naar Nederland op gang. Ikzelf vond het vreselijk dat ik weg moest. Op de laatste ochtend voordat de vrachtwagens ons kwamen ophalen, schreef ik nog op de muur: “Lief Indië, ik kom terug!”. Daar is echter nooit iets van terecht gekomen., maar dat kon ik toen niet weten.
Jaren later was er aan het Scheveningse strand een vliegtuigshow. Via een luidspreker gaf een stem inlichtingen over die toestellen die langs kwamen vliegen. Op een gegeven moment zei de stem, dat we nu de vlieg-tuigen zouden zien die in de jaren vlak na de oorlog vlogen. Tot dat ogenblik had ik mij kostelijk vermaakt met het kijken naar al die overkomende vliegtuigen. Maar toen kwam die Skymaster. Ik herkende hem en..... het toestel zwaaide met zijn vleugels als groet.
Opeens stond ik weer in het kamp van jaren geleden en keek naar het vliegtuig dat bij wijze van groet met zijn vleugels zwaaide naar ons, skeletmagere mensen. Terplekke, ingeklemd in een zee van toeschouwers, ben ik toen spontaan in tranen uitgebarsten. Lange tijd kon ik niet ophouden met huilen. Dikke tranen rolden – ondanks mijn schaamte voor de omstanders – over mijn gezicht. Afscheid van Indië.
Bron: De Oud Hagenaar, nr. 19.