Alle berichten (18)

Sorteer op
Dorpelingen vinden zak vol oude Nederlandse bankbiljetten

Dorpelingen vinden zak voloude Nederlandse bankbiljetten

27-07-2018 | NIEUWS/ www.Indonesia.nl/Nu
Bewoners van het dorp Ulubalang in de Indonesische provincie Zuid-Sulawesi hebben een zak vol oude Nederlandse bankbiljetten gevonden. Het geld is eigendom van een onlangs overleden dorpsbewoonster. 
De vrouw, ook wel Nenek (oma) Lami genoemd, overleed enige tijd geleden op 60-jarige leeftijd. Ze leefde alleen, had geen man of kinderen, vertelt het dorpshoofd aan Indonesische media. 

"Ze is ongeveer vier dagen geleden overleden. Volgens verzamelaars is de zak met geld miljarden rupiahs waard omdat er sprake is van verschillende soorten bankbiljetten', aldus het dorpshoofd zoals geciteerd door de Indonesische nieuwssite Fajar Online. 

Dorpelingen hadden de zak met geld bijna verbrand omdat zij dachten dat er rommel in zat. Nadat ze de zak hadden geopend om te kijken wat er precies in zat, zagen ze de bankbiljetten, uitgegeven door de Javasche Bank. 

Het geld wordt verdeeld onder naaste familieleden.

De Javasche Bank werd opgericht in 1828 en functioneerde als circulatiebank voor Nederlands-Indië. Na de soevereiniteitsoverdracht werd de Javasche Bank genationaliseerd en overgenomen door de Indonesische regering. Tegenwoordig heet de centrale bank Bank Indonesia (BI). De Javasche Bank had twintig kantoren in Nederlands-Indië

Foto: Java Bank/Wikimedia 
Lees verder…

Oud-marinier na eigen onderzoek: ‘Nederlandse staat doodde kapers opzettelijk’

De Nederlandse regering heeft bij de beëindiging van de Molukse treinkaping in 1977 bewust gekozen voor excessief geweld, met de intentie om alle kapers te doden. Dat concludeert Ingo Piepers, oud-marinier en gepromoveerd op oorlogsdynamiek, na eigen onderzoek. Hij gaat zelfs zover dat hij de handelwijze van de regering ‘terreur’ noemt.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8 De met kogels doorzeefde trein bij spoorwegovergang de Punt. Foto ANP

Piepers kreeg inzage in het oorspronkelijke aanvalsplan, dat volgens hem doden had kunnen voorkomen, en vergeleek dat met het ‘zeer fors opgeschaalde’ plan dat uiteindelijk is uitgevoerd. Beide aanvalsplannen zijn op detailniveau nu pas openbaar en ook te lezen. Het ministerie van Defensie zegt dat de stukken onder de rechter zijn en wil om die reden niet reageren.

Vandaag doet de rechtbank in Den Haag uitspraak in de civiele treinkapingszaak, die gaat over de vraag of twee kapers in de trein, gewond en ongewapend, onwettig zijn geëxecuteerd in plaats van aangehouden. Als de nabestaanden gelijk krijgen, hebben zij recht op schadevergoeding. Het is ook mogelijk dat de rechtbank alsnog besluit nieuwe getuigen te horen.

Dat het uitgevoerde aanvalsplan tot doel had alle kapers te doden, blijkt volgens de oud-marinier onder meer uit het feit dat de ingezette scherpschutters geen precisiedoel hadden om met een verticale lijn van vuur te voorkomen dat kapers zich naar de passagiers konden begeven (het zogenoemde ‘compartimenteren’). Piepers: ‘In plaats daarvan werden hele coupés waarin Molukkers lagen te slapen met pantserdoorborende munitie aan flarden geschoten.’

Leugen

De Nederlandse staat heeft altijd ontkend dat er onrechtmatig is gehandeld. Volgens Piepers deugt de verantwoording voor die opschaling van het aanvalsplan niet. Uit onderzoek dat het ministerie van Justitie in 2014 naar de treinbestorming liet verrichten, blijkt dat de toenmalige besluitvormers – de stafofficieren en oud-Justitieminister Van Agt – het aanvalsplan opschaalden omdat de trein niet ongezien genaderd zou kunnen worden. ‘Dat is een pertinente leugen’, stelt Piepers. ‘Het oorspronkelijke plan voorzag daarin, dus men wist dat het kon. Bovendien lagen kikvorsmannen al drie weken ongezien onder de trein.’

De ware reden om aanvalsplan A los te laten en plan B in te zetten, wordt volgens de onderzoeker tot op de dag van vandaag verhuld. Piepers stelt dat de echte reden alleen deze kan zijn: alle kapers moesten dood om de Molukse gemeenschap, na vier gijzelingen, ‘een lesje te leren’ en toekomstige gijzelingen te voorkomen. ‘Dan gebruik je als staat dus geweld om angst aan te jagen met een politiek doel, en dat is de definitie van terreur.’

Uit notulen van het stafofficierenoverleg van destijds blijkt dat ‘de consequentie van dit plan is dat naar alle waarschijnlijkheid de terroristen allen zullen worden gedood’, en dat deze conclusie ‘uitvoerig’ met de betrokken bewindslieden is besproken. Dit staat haaks op de uitspraak van Dries van Agt, afgelopen zaterdag in De Telegraaf, dat ‘de instructie voor deze actie zodanig was dat zo weinig mogelijk mensen het leven zouden laten’. Piepers onderzoeksresultaten en de notulen van het stafofficierenoverleg zijn aan Van Agt voorgehouden, maar de oud-minister en -premier wil er niet op reageren. Ook de vraag waarom plan A drie dagen voor de aanval is opgeschaald zonder dat de omstandigheden waren veranderd, wil hij niet beantwoorden.

Politieke discussie

Defensiedeskundige Ko Colijn, voormalig directeur van het instituut Clingendael, noemt de reden die Piepers geeft voor de opschaling van het aanvalsplan ‘grondig en goed uitgezocht’. De conclusie van staatsterreur gaat volgens hem, hoewel die 'aannemelijk' is, nogal ver: ‘De grondwettelijke plicht van de staat ter bescherming van haar onderdanen is immers een evident andere dan de zelfbenoemde missie van een groep treinkapers.' Piepers hoopt dat zijn analyse aanzet is tot een politieke discussie over het handelen van de staat.

Advocaat Liesbeth Zegveld, die de nabestaanden van twee omgekomen kapers vertegenwoordigt, zegt dat ‘gaandeweg het proces steeds duidelijker werd dat je het handelen van de mariniers in de trein moet bekijken in de context van de ingezette scherpschutters en instructies. Voor ons is helder dat de manier hoe in de trein is geschoten, nooit een individuele beslissing kan zijn van een individuele marinier.’

Hoe zat het ook alweer met de treinkaping bij de Punt? Lees onze eerdere stukken nog eens terug:

Eerder dit jaar hebben drie getuigen zich gemeld in het proces over de treinkaping. Ook zij beweren dat de militairen de opdracht kregen dat de kapers de bevrijdingsactie niet mochten overleven. Verslaggever Wil Thijssen boog zich toen over de vraag: hoe waarschijnlijk is dat?

Het proces over de treinkaping bij De Punt is een schijnvertoning. Dat zeggen twee oud-mariniers in 2017 tegen de Volkskrant. Lees het interview terug. 

Op 11 juni 1977 bestormden militairen de gekaapte trein bij De Punt. Twee mariniers spraken er al in de zomer van 1977 over tegen een FBI-agent, met de bijnaam De Rots.Hun openhartigheid leidde destijds tot diplomatieke ophef. Een reconstructie. 

Lees verder…

Hoe de Indo is ontstaan

Hoe de Indo is ontstaan

 bronvermelding:Netteksten.nl

indische-zoektocht

Mijn ouders zijn beiden Indische Nederlanders. Op Java geboren in respectievelijk 1918 en 1920. Daar getrouwd in 1942. Naar Nieuw-Guinea verhuisd in 1953. In Nederland sinds 1962. 

Ze zijn nooit teruggekeerd naar hun geboorteland. Dat kon ook niet. Het land waar zij zijn geboren, bestaat niet meer. Mijn ouders zijn tijdreizigers. Meer dan drie decennia leefden zij in een land waar Nederland(s zijn) de boventoon voerde. Als Indische Nederlanders verstonden zij de kunst van het omgaan in twee werelden en spraken zij Nederlands, Maleis en Javaans. Als Indische Nederlanders werden zij door de Nederlandse gemeenschap gezien als Indonesiërs en door de Indonesische gemeenschap gezien als Nederlanders

 

Mijn ouders groeiden op in het besef dat zij zich thuis konden voelen in beide groepen. Jezelf ervan overtuigen dat je noch door de ene of de andere groep als ‘volwaardig lid’ werd gezien, hielp je niet. Wilde je vooruit komen als Indische Nederlander dan gebruikte je jouw aanpassingsvermogen en verplaatste jezelf in de positie van of de ene of de andere groep. En zo lang Nederland(s zijn) het voor het zeggen had, was er niets aan de hand. 

Dat veranderde toen de Indonesische groep duidelijk aangaf van de Nederlanders af te willen. Indische Nederlanders stonden voor hen daarmee gelijk. Dat moet gevoeld hebben als verraad voor hen (de Indische Nederlanders) die zich thuis voelden in beide werelden. In die zin spraken zij zich ook zo daarover uit. “De Indonesiërs hebben ons alles afgepakt. Terugkeren? Naar wat?”

Eenmaal in Nederland veranderde er voor hen niet veel. Voor de Nederlanders waren zij nog altijd geen Nederlanders. Maar Indonesiërs waren zij ook niet. Door de Nederlanders werden zij van Indische Nederlander omgedoopt in Indo. 

 

Benieuwd naar Deel 2?

Hoe het de 1e generatie Indische Nederlanders is vergaan

Lees verder…

Indië-herdenking 2018

  • 675x380-Indie-herdenking_2017__ANP__-_site-5b559fe072365.png
    © ANP
  • © ANP

  • © ANP

Op woensdag 15 augustus worden bij het Indisch Monument in Den Haag de slachtoffers herdacht van de strijd tegen Japan in de Tweede Wereldoorlog. Op 15 augustus 1945 capituleerde Japan, waardoor ook in het Verre Oosten de wapens zwegen. Daarmee kwam een definitief einde aan de Tweede Wereldoorlog. De NOS zendt de herdenking aan het begin van de middag rechtstreeks uit; aan het begin van de avond volgt een terugblik met gasten en reportages. De presentatie is in handen van Rob Trip.

In beide uitzendingen is een reportage te zien over het werk van Elisabeth Eskes-Rietveld, die tijdens haar gevangenschap in een ‘jappenkamp’ medegevangenen portretteerde. Onder hen vooral veel jongens, die op tienjarige leeftijd door de Japanners van hun moeder werden gescheiden om te worden overgebracht naar mannenkampen. Die portretten waren voor de achtergebleven moeders een belangrijk aandenken.

De NOS zendt de herdenking overdag rechtstreeks uit; 's avonds volgt een terugblik

Live uitzending
Tijdens de herdenking legt premier Rutte een krans namens de regering, wordt de Indische Klok geluid en zijn er voordrachten van Geert Mak en leerling Karlijn Jansen van het Vrijzinnig Christelijk Lyceum in Den Haag. De muziek komt voor rekening van de Residentie Bach Ensembles, de Koninklijke Militaire kapel Johan Willem Friso, Wudstik en Wieteke van Dort. De herdenking eindigt zoals altijd met het defilé langs het Indisch Monument.

Avondprogramma
In het avondprogramma blikt Rob Trip met Geert Mak terug op de herdenking. Ook te gast is documentairemaker Hetty Naaijkens - Retel Helmrich. Deze zomer ging haar documentaire ‘Klanken van oorsprong’ in première. De film gaat over over de muzikanten die na de onafhankelijkheid van Indonesië in de jaren veertig en vijftig naar Nederland kwamen, over het verband tussen muziek, politiek en dekolonisatie en over de trauma’s die tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog zijn opgelopen.

NOS Indië-herdenking
Woensdag 15 augustus
12.15-13.45 uur, NPO 1
19.17-19.46 uur, NPO 2

Lees verder…

De geschiedenis van de Indo muziek.

Jim van der Hoeven indomuzikant van het eerste uur, laat ons 'onze geschiedenis" en de muziek via zijn zonen na!

Foto ICM werd gemaakt in voorjaar 2007 in Albir - Costa Blanca vlakbij Calpe -bij de warung Juntos van Danny en Marcia.

Jim behoort tot de grondleggers van het eerste uur als het om de IndoMuziek gaat in de jaren vijftig. Eerst speelde Jim bij o.a. de Rollers en toen bij de The Hot Jumpers met hun veel geroemde hit, dat 14 weken op de top 1 stond bij Radio Veronica.  Jim was niet alleen muzikant, maar zette zijn artistieke tekentalenten in stripverhalen om. Met deze stripverhalen legde hij "onze geschiedenis" vast in twee delen voor alle Indo's leesbaar van hoog tot laag.  "Gouden herinneringen bij de koffie toebroek en de zware sjek" heeft Jim ons allen nagelaten in twee delen en de prachtige muziek via zijn zonen!

Zijn zonen spelen  tegenwoordig in  de formaties The Street Rollers & The Rockin Players op alle pasars o.a. in de Rai waar zo'n 100.000 bezoekers op afkomen, Burger Zoo  (40.000 bezoekers), Dordrecht (40.000) en de overige niet genoemde pasars, toch totaal voor zo'n 800.000. 

Naast familie Van de Hoeven, familie Eeckhout met HotNews, familie de Wolff met The Blue Diamonds, Familie Tielman  (The Tielman Brothers)  uitgeroepen in 2007 tot grondleggers van de Nederlandse pop Muziek, de familie koster,  fam. de Nijs (Jackt Jersey, scoorde vele hits) . familie Somers met The Sommerset,  en vele andere hier niet genoemd.

Zij hebben de Indo muziek  gevormd uit de Rock Roll, Country, Evergreen, Classics en Hawaain  uit Amerika  in hun muziek en naar Nederland gebracht dit net als de Indische keuken.  

Zie volledige fotoreportage op www.icm-online.nl

Lees verder…

Pasar Malam Emmeloord, dit weekend 21 en 22 juli

 
TJampoer Nieuwsbrief
 
19 Juli 2018
 
Pasar Malam Emmeloord, dit weekend 21 en 22 juli
10897390474?profile=original
Klik op de flyer op naar de website van Stellar Events te gaan.
 
Programma Pasar Malam Emmeloord
 
Zaterdag 21 juli 2018
Open 13.00 uur-22.00 uur
13.30-14.00 uur Swinging Sound Machine
14.30-15.00 uur Wahana Budaya Nusantara
15.30-16.00 uur Swinging Sound Machine
16.30-17.00 uur René le Blanc
17.30-18.00 uur Wahana Budaya Nusantara
18.30-19.00 uur Swinging Sound Machine
19.30-20.00 uur René le Blanc
20.15-21.00 uur Justine Pelmelay: The                                     Philly Motown Sound
21.00-21.45 uur  Swinging Sound Machine
22.00 Einde eerste dag
 
Zondag 22 juli
Open 12.00-19.00 uur
12.00-12.30 uur Rocking Players
13.00-13.30 uur Hawaiian Treasure
14.00-14.30 uur Diana Monoarfa
15.00-15.30 uur Rocking Players
16.00-16.30 uur Hawaiian Treasure
17.00-17.30 uur Diana Monoarfa
18.00-18.45 uur Rocking Players
19.00 uur Einde tweede dag
 
 
 
10897390692?profile=original
Pasar Malam Emmeloord dit weekend!
10897390888?profile=original
(Boven: Advertentie in www.bonnenkrant.nl oplage 28.000 huis aan huis, klik op de afbeelding om naar de krant te gaan!)
 
Justine Pelmelay, nu speciaal op Pasar Malam Emmeloord met de nieuwe show!!
 
Een vedette die nog steeds overal volle zalen trekt. Net terug uit Spanje van een succesvolle tour en op Pasar  Malam Emmeloord te bewonderen met een nieuwe show van de Philly Motown Sound.
 
10897391683?profile=original
 
Oude tijden herleven met the Philly Motown Sound
 
Pasar Malam Emmeloord: Dit jaar voor de tweede (!) keer na de succesvolle, drukbezochte eerste editie in 2017. Wat was dat een tweedaags feest!  De mooie en bijzonder geschikte locatie ‘Bosbadhal’ met als thema: ‘Uw korte vakantie in Azië’ was omgetoverd in een waar tropisch paradijs en de ah’s en oh’s van de bezoekers klonken dat ook alom!
 
10897392066?profile=original  
(3 Billboards in Emmeloord)
 
Het was een belevenis om je eens zo dicht bij huis in Azië te wanen was de algemene stemming. Een markt met al zijn honderden bijzondere artikelen, de verrassende tropische geuren, de bijzondere maaltijden en natuurlijk de gastvrije sfeer. Velen zijn vorig jaar fan geworden van de Pasar Malam Emmeloord! En voor u het weet bent u dat ook! Voor de tweede keer.
Voor de tweede keer in Emmeloord.
Bij een organisatie als een Pasar komt er veel kijken. Stichting Benefiet voor NOP samen met Stellar Events maken er weer een waar tropisch festijn van. Een mooi dagje uit voor het hele gezin!
 
De prijswinnaars van de acties!

10897392455?profile=original
Prijswinnaars Like & Share Actie
Pasar Malam Emmeloord 21/22 juli 2018 !

Hoofdprijs: Arie Vink, 2 entreekaarten, diner bon en drankje voor twee personen.
 
Twee entreekaarten: 
Marco Wijnhoud-Yvonne Westra-Henke Bosch-Busarin Klinglong
 
Verrassingsmand met Pasar Malam artikelen: Inge Postuma
 
2 vrijkaarten en 2 porties sateh: Ellis van Beek
 
 
10897392093?profile=original   10897393056?profile=original

      
 
 
 
Klik op de flyer voor meer info!
Country News
 
Klik op de flyers voor meer info!
 
Deze week speciale actie voor vrijkaarten 'Country goes Acoustic.
en schrijf in voor de nieuwsbrief.
Aan de nieuwe leden worden 5 x 2 vrijkaarten beschikbaar gesteld, dus wie weet bent u een winnaar.
 
 
 
 
Drie dagen Country Festival Middelkerke o.a.
met Terry White, Sarah Jory en MRP
Ga naar de website voor mer informatie: klik hier!
 
Uw evenement op de agenda van Tjampoer.nl?
of uw gegevens wijzigen?
 
 
Uw evenement GRATIS plaatsen op Tjampoer?
 
 
 
Voor de organisatoren geldt nog steeds:
U kunt uw evenement GRATIS op de agenda plaatsen. Zie hiervoor de handleiding op de website van Tjampoer.nl.
Doe de plaatsing wel tijdig! Des te meer mensen bereikt u!
Heeft u moeite met het aanmelden van uw evenement, bel dan even en u zult merken dat het erg eenvoudig is. 0681429655
 
Geen nieuwsbrief meer ontvangen of uw e-mailadres wijzigen? Klik op de link hieronder.
 
 
 
Heeft u vragen? Neem contact met ons op via info@tjampoer.nl. Wij horen graag van u.
 
U kunt ook de Nieuesbrief sturen naar een vriend of kennis.
 
 
                            
 
Tjampoer.nl is een initiatief van Datatree Productions VOF | KvK 09093776
 
Onze privacyverklaring
 
 
Lees verder…

Wreker van zijn Indische grootouders

10897389462?profile=original

Wreker van zijn Indische grootouders De politieke roots van Geert Wilders (Bron De Groene Amsterdammer) 2017

Geert Wilders lijkt alle politiek te reduceren tot vraagstukken van grensbewaking, volkstelling en volksverplaatsing. Displacedness vormt het steeds terugkerende motief van zijn betoog en niet toevallig ook van zijn verborgen Indische familiegeschiedenis.

LIZZY VAN LEEUWEN

EN WEER LUKTE het hem: door heel Europa meldden krantenkoppen in juni de plannen van Geert Wilders om ‘miljoenen, tientallen miljoenen’ Europese moslims voorgoed uit te zetten als ze problemen veroorzaken. De PVV-leider deed deze uitspraak in Denemarken waar hij, net als in de Verenigde Staten, door velen wordt gezien als internationale held van het vrije woord. In het buitenland gooit Wilders alle remmen los als hij zijn vaste thema aansnijdt: de dreigende islamisering van het vrije Westen, te beginnen met ‘Eurabia’. Zijn alternatief – deportatie, opsluiting en/of verbanning van moslims – wordt in het buitenland doorgaans met staande ovaties verwelkomd. In Denemarken beweerde hij ook dat de westerse democratie op de rand van de afgrond staat door ‘massale immigratie en het hoge geboortecijfer van moslims’. In Los Angeles liet Wilders weten dat de hedendaagse islam in Europa oproept tot ‘onze vernietiging’.


De vraag blijft: wat beweegt Wilders? Uit welke bron put hij zijn monomane gedrevenheid? Is er een context denkbaar – ideologisch, historisch – waarin de figuur van Wilders thuishoort? Ondanks de vele pogingen om de volksvertegenwoordiger politiek te plaatsen, blijft een bevredigende analyse uit. Wilders is de laatste jaren omschreven als fascist, racist, populist, ‘provinciaal’, xenofoob, ‘volbloed liberaal’, rechts-extremist, rechts-radicaal en als ‘islamracist’. Hij gaat verder dan gewone rechts-extremisten als Jean-Marie Le Pen en Filip Dewinter, stellen sommige politicologen. Meindert Fennema (UvA) beweert dat Wilders’ voorstellen soms verontrustend ver over de grens van de rechtsstaat gaan – typeringen die Wilders zelf afdoet met ‘gezeur in de marge’ en de behoefte hem te demoniseren. Wilders noemt zichzelf sinds kort ‘Dutch freedom fighter’; daarvóór omschreef hij zichzelf graag als ‘democraat in hart en nieren’.


Waar het publiek, de politici en de politicologen het mee moeten doen – afgezien natuurlijk van het verbale geweld – zijn het VVD-verleden, de benadrukte afkomst uit Limburg en het extreme, geblondeerde kapsel. Als politicus lijkt hij uit de lucht te zijn gevallen: een zelf gefabriekte brandbom uit Venlo, die in geen enkele politieke traditie past en ook daarom moeilijk politiek onschadelijk te maken is. Voor veel Nederlanders (vooral in de Randstad) is Limburg nog steeds een soort buitengebied, van waaruit je van alles kunt verwachten; een gebied met eigen normen en waarden en een ongewone cultuur. Dit vooroordeel staat een diepergaande blik op het fenomeen Wilders in de weg. Waarom verder zoeken als ‘Limburg’ een verklarend kader biedt? Misschien wel omdat de VVD als kraamkamer van de PVV toch nieuw licht op Wilders’ missie kan werpen? Het haar van Wilders is intussen een politiek symptoom dat ten onrechte niet serieus genomen wordt.


IN JUNI werd in een klein artikel in Trouw de genealoog Roel de Neve geciteerd over de genetische afstamming van Wilders, die een paar Aziatische, mogelijk islamitische voor moeders in zijn Nederlands-Indische voorgeslacht telt. Wilders is deels van Indische afkomst, meldt het bericht, maar dat is een onjuiste formulering, want ‘Indische afkomst’ houdt al in: van gemengde komaf. Wilders is een Indo. In Nederland Door Omstandigheden, zoals het grapje vroeger luidde. De Volkskrant reageerde op dit nieuws met een satirisch stukje waarin Wilders werd opgevoerd als een jonge driftkop, verslaafd aan de Blue Diamonds-hit Ramona, die tot razernij verviel omdat de jukebox na zestien keer Ramona spelen werd stilgelegd.

Veel meer dan dit ‘Indisch’ geïnspireerde fantasieverhaal heeft het nieuws over de afkomst van de politicus sindsdien niet opgeleverd in de media. Ten onrechte, want interessanter dan Wilders’ precieze genetische afstamming is zijn verborgen ‘culturele’ Indoschap, omdat dat tot uiting kan komen in zijn politieke genealogie. Is het denkbaar dat postkoloniale historie en familiegeschiedenis Wilders hebben gemaakt tot wat hij vandaag politiek voorstelt en voorstaat? Hoort Wilders tot het onuitgepakte deel van onze Indische erfenis?


Hijzelf draait ongemakkelijk om zijn Indische afkomst heen. In de biografie Veel gekker kan het niet worden (2008) van Arthur Blok en Jonathan van Melle komt Wilders, gevraagd naar zijn Indische achtergrond, met een onsamenhangend verhaal:
‘Mijn moeders vader was majoor in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hij is daar naartoe gezonden. Mijn moeder is uit Nederlandse ouders geboren, maar zij heeft wel enkele zussen, en een daarvan is getrouwd met een Indische man. Ik heb zover ik weet en me herinner twee echte neven en een oom uit Indonesië. Mijn moeder heeft destijds drie maanden in Nederlands-Indië gewoond en is daarna naar Frankrijk gegaan, toen haar vader, mijn opa, weer terug moest. Al zijn dochters zijn toen met aangetrouwde familie ook weer mee teruggegaan, dus er is wel enige Indische invloed in mijn familie zichtbaar. Bij de oudste zus van mijn moeder, die lang in Nederlands-Indië heeft gewoond, gingen we wel eens in het weekend kroepoek bakken.’
Recent onderzoek in het Nationaal Archief brengt aan het licht dat dit fragment uit halve waarheden, verdichtsels en losse interpretaties bestaat, waarover straks meer. Waarom verhult en verbergt Wilders zijn Indische afkomst?

IN WILDERS’ politieke carrière vormen niet toevallig territoriumkwesties en de mogelijke demografische gevolgen daarvan – zoals migratie – een centrale rol. Ze vormen zogezegd zijn politieke vehikel. In de jaren negentig, na zijn huwelijk met een Hongaarse diplomate, hield hij zich bezig met de kwade sentimenten rond het door de Eerste Wereldoorlog veroorzaakte verlies van Hongaars grondgebied. Ook interesseerde hij zich intens voor de binnenlandse politiek van Israël, het land waarvoor hij naar eigen zeggen een diepe liefde voelt. Die liefde is al vroeg ontstaan: na zijn havo-eindexamen vertrok Wilders voor twee jaar naar Israël om zich bij een in het grensgebied van de omstreden Jordaanvallei gelegen kibboets aan te sluiten. Wilders’ geopolitieke obsessies kwamen duidelijk tot uiting ten tijde van zijn breuk met de VVD, veroorzaakt door het positieve fractiestandpunt over de toetreding van Turkije tot de EU. Dat vond Wilders ontoelaatbaar, omdat Turkije als ‘moslimland’ onverenigbaar zou zijn met de Europese cultuur – bovendien, voorspelde hij, ‘komen ze straks allemaal onze kant op’.


Sindsdien lijkt Wilders alle politiek te reduceren tot vraagstukken van grensbewaking, volkstelling en volksverplaatsing in het algemeen. Displacedness vormt het steeds terugkerende, onderliggende motief van zijn betoog en niet toevallig ook van zijn verborgen familiegeschiedenis. Indische familiegeschiedenissen reflecteren bijna allemaal de calamiteiten van de twintigste eeuw: uitsluiting, vervolging, geweld en gedwongen afscheid maakten een zeker deel uit van de ervaringen van Indische ouders, grootouders en overgrootouders. Zwaartepunt daarin vormde de Tweede Wereldoorlog, een oorlog waarin men volgens de historicus Mark Mazower ‘mensen verplaatste om politieke grenzen te consolideren’. In Nederlands-Indië leidde de Japanse Groot-Aziëpolitiek bijvoorbeeld tot het beleid om de blanke aanwezigheid totaal uit de openbare sfeer te bannen, door internering in kampen. De racistische bezettingsmaatregelen van de Japanners verscherpten de aloude identiteitsproblematiek van de Indo’s als onduidelijke ‘tussenklasse’ aanzienlijk.
Voor wie thuis is in kringen binnen de Indische gemeenschap is het niet onbekend dat Wilders juist op het punt van grenzen trekken veel bijval vindt van de oudere generaties Indische Nederlanders. Die al dan niet heimelijke instemming komt van totok- (blanke) en vooral van Indo-kant. Voor hen is Wilders een regelrechte branie: een lefgozer, een rebel, een ontregelaar. Afkeer van en angst voor moslimimmigratie en het fenomeen multiculturaliteit tekenden opvallend veel van de zichtbare politieke activiteit van Indische Nederlanders sinds de late jaren zeventig.


Serieuze vormen kregen deze sentimenten in 1980 met de oprichting van de Centrumpartij door de Indo Henry Brookman, destijds werkzaam aan de VU. De Centrumpartij kritiseerde het minderhedenbeleid en profileerde zich als een nationalistische anti-immigratiepartij; leden van de oervorm van de Centrumpartij, de NCP, hadden in 1980 Marokkanen overvallen die in een kerk in hongerstaking waren vanwege dreigende uitzetting. In deze tijd werden Indische Nederlanders voor hun gevoel door de overheid ‘weggezet’ als culturele minderheid, terwijl het Nederlanderschap, de vaderlandse taal en cultuur en de aanhankelijkheid jegens Oranje vanouds juist gevierd werden onder Indo’s. Het idee onder één noemer terecht te komen met Turkse en Marokkaanse moslims, broeders van de Indonesiërs die hen na een bloedige klopjacht, de bersiap, uit hun moederland hadden verjaagd, was voor vele Indo’s onverteerbaar, zoals nog na te lezen valt in oude nummers van het Indische lijfblad Moesson.

EIND JAREN VIJFTIG heette Moesson nog Onze Brug en was het een bulletin gewijd aan de opbouw en ontwikkeling van het voor Indo’s bestemde ‘stamland’ Nieuw-Guinea. Tijdens de vooroorlogse crisisjaren was namelijk het idee ontstaan om van het nog onontgonnen Nieuw-Guinea een nieuw thuisland te maken voor Indo’s. Rond de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 was het initiatief op losse schroeven komen te staan, want de republiek eiste ook dit laatste restje koloniaal Nederland op. De symbolische waarde ervan was echter groot, vooral voor Indische Nederlanders. In 1951 ontstond een regeringscrisis, nadat VVD-fractievoorzitter Oud geopteerd had voor het behoud van Nieuw-Guinea voor Nederland, tegen de zin van VVD-minister Stikker. De succesvolle VVD-campagne in 1948 was geheel gericht geweest op de Indië-politiek: de verkiezingsaffiches lieten het gezicht van Soekarno zien met de tekst: ‘Heeft u er ook genoeg van?’ Nog vele jaren nadien zou de kolonialistische vertakking binnen de VVD invloed uitoefenen op partijstandpunten. De kwestie-Nieuw-Guinea was ook een van de speerpunten van het Jong Conservatief Verbond, een nieuwe partij onder leiding van de Indische Nederlander Feuilletau de Bruyn, die zich verder hard maakte voor verkleining van staatsuitgaven, terugdringing van de rol van politieke partijen en bestrijding van het socialisme. Het uiteindelijke loslaten van Nieuw-Guinea in 1962 leidde tot groot en voorspelbaar ongenoegen bij vele Indische Nederlanders, omdat Soekarno ook in deze kwestie weer aan het langste eind trok.


Het is opvallend hoe constant de deelname was van Indische Nederlanders aan partijvorming op basis van conservatief-nationalistische, (neo)koloniale beginselen, vergeleken met de deelname aan de progressieve beweging. De focus lag daarbij sterk op beschermen en bewaken van grenzen en op insluiten en/of buitensluiten van bevolkingsgroepen. In de jaren dertig, nog in Nederlands-Indië, sloten relatief veel Indo’s zich aan bij de NSB (zeventig procent van het ledenaantal). Dit was het geval vanwege het ultranationalistisch Hollandse karakter van de partij, maar ook vanwege de grote angst voor het oprukkende Indonesische nationalisme.


De NSB had in de kolonie een ander (niet-racistisch) karakter en een andere plek dan in Nederland. De partij bood Indo’s de kans om zichzelf en elkaar te laten zien dat zij ‘Hollandser dan de Hollanders’ wilden zijn en dat zij zich geheel identificeerden met de Nederlandse culturele erfenis en met oranje-blanje-bleu. Niet vergeten moet worden dat de koloniale elite in die tijd nagenoeg blank was. Omdat de Indische NSB een autoritair gezag voorstond, evenals het eeuwige behoud van de kolonie voor het vaderland, zagen veel Nederlanders in Indië in de partij dé oplossing om de dreiging van de opstandige, islamitische ‘inlanders’ te keren. Bij zijn succesvolle bezoek aan Nederlands-Indië in 1935 werd Anton Mussert zelfs tot tweemaal toe ontvangen door gouverneur-generaal De Jonge.
Nog voor de NSB leden ging werven, had in Batavia overigens al de eerste bijeenkomst van de Nederlandsch-Indische Fascisten Organisatie plaatsgehad, onder leiding van de Indo majoor b.d. Rhemrev. Ook hij maakte zich sterk voor terugdringing van de ‘inlandse’ invloed op het bestuur en herstel van de leidende rol van Nederlanders in de kolonie, maar kreeg minder aanhang.
Ging het in de naoorlogse jaren nog om ‘handhaving van de rijkseenheid’ (vasthouden aan Nederlands-Indië en later Nieuw-Guinea), ná de Indische assimilatie in Nederland raakten vele conservatieve politici en activisten van Nederlands-Indische komaf gefocust op de thema’s multiculturalisme en moslimimmigratie (zie kader). Zo was een van de eerste bekende politici die zich opvallend tegendraads uitliet over het vreemdelingenbeleid en de multiculturele samenleving VVD-prominent Frits Bolkestein, die een Indische moeder had. Hij viel op omdat hij in zijn tijd de enige EU-commissaris was die zich fel keerde tegen eventueel EU-lidmaatschap van Turkije. Tevens ‘torpedeerde’ hij, zo meldde het KRO-programma Reporter, als staatssecretaris voor Buitenlandse Handel de handelsrelaties met Indonesië, iets waarvan hij ook al was beticht toen hij daar nog werkte voor Shell. Onder Bolkesteins hoede zou Wilders in 1998 zijn entree maken als VVD-Kamerlid, nadat hij als fractiemedewerker jarenlang speeches voor Bolkestein had geschreven.
De opkomst van de Indische NSB in de jaren dertig werd niet alleen veroorzaakt door Nederlands-Indisch patriottisme en de vrees voor Indonesisch nationalisme. De economische crisis werd in Nederlands-Indië zeer diep gevoeld en ook daarom klonk de roep om een autoritair en daadkrachtig bestuur steeds luider. Door bedrijfssluitingen nam de werkloosheid onder alle bevolkingsgroepen snel toe. De ambtenarensalarissen werden geregeld verlaagd, wat de Indo’s – in groten getale werkzaam bij de overheid – hard trof. Vanaf ongeveer 1900 had vooral deze groep in Nederlands-Indië geleefd met een groeiende angst voor een Indonesische revolutie. Vanwege hun gemengde afkomst was het onzeker of er na zo’n wisseling van de wacht nog wel plaats voor hen was in hun geboorteland. ‘Europa’ was voor hen een abstract begrip; een plek om ‘met verlof’ te gaan voor hoger geplaatste ambtenaren.


De angst en onzekerheid waren gevoed door het feit dat Indonesiërs steeds meer banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt gingen innemen die voorheen bestemd waren geweest voor Indo’s. Dit kwam door beter onderwijs en ook doordat Indonesiërs minder betaald kregen dan Europeanen voor hetzelfde werk. Tegen deze achtergrond van dreigende marginalisering van Indo’s ontstonden de ‘stamland Nieuw-Guinea’-plannen, waarvoor propagandalectuur werd gemaakt door de N.E.N.A.S.U., de Nederlandsche Nationaal Socialistische Uitgeverij. Het koloniaal bestuur bezuinigde in deze periode fors op al zijn uitgaven, wat de werkgelegenheid voor iedereen nog verder verslechterde. In 1932 vonden grote demonstraties plaats in Batavia, waarbij op spandoeken te lezen stond: ‘De regeering maakt de ambtenaren rebelsch!’ Dat het een risico inhield voor ambtenaren om in zulke onzekere tijden voor een jaar met Europees verlof te gaan, ondervond Johan Ording, de grootvader van Geert Wilders.

IN HET NATIONAAL ARCHIEF, tussen de vele vergeelde stukken die bewaard zijn gebleven van het Commissariaat voor Indische Zaken – dat direct onder de minister van Koloniën viel – bevindt zich een lijvig dossier, geheel gewijd aan Ording. Het dossier is in 1935 afgesloten en vermoedelijk pas deze zomer voor het eerst weer opengeslagen.
Ording, een geboren Utrechter, was adjunct-inspecteur voor het financieel toezicht op de regentschappen en stadsgemeenten in de provincie Oost-Java. Het eerste half jaar van zijn verlofperiode, najaar 1933, had hij doorgebracht in Nice. Daarna was hij neergestreken in het kerkdorp Grubbenvorst nabij Venlo, samen met zijn uit een oude Indische familie afkomstige vrouw Johanna en hun zeven kleine kinderen. Ording had zich om economische redenen tijdelijk in het afgelegen Grubbenvorst gevestigd. Terwijl hij al in Nice zat, was hij in Soerabaja namelijk (opnieuw) failliet verklaard. In Grubbenvorst ontving hij najaar 1934 onverwacht een telegram met het bericht dat hij wegens ongeschiktheid voor de dienst was ontslagen. Hij kreeg het advies zo snel mogelijk pensioen aan te vragen. Dat pensioen werd almaar niet uitbetaald, waardoor hij in grote geldnood kwam. Wederom ging hij failliet. Nog veel erger was dat Ording en zijn gezin, naar later zou blijken, geen passage terug naar Nederlands-Indië kregen vergoed, omdat hij in Nederland geboren was. Zijn vrouw en kinderen waren echter wél allemaal op Java geboren.

Voor de zwangere Johanna, afkomstig uit de bekende en grote Indisch-joodse familie Meijer en gewend aan een zwerm van bedienden om zich heen, moet het eerste verblijf in Nederland vreselijk zijn geweest. De zorg voor de kinderen (de oudste was dertien) zal op haar alleen zijn neergekomen: een nieuwe ervaring in vreemde omstandigheden. Waarschijnlijk kon zij het lokale dialect amper verstaan. De eerste maanden ontving de gestrande familie nog een klein bedrag aan voorlopige bijstand uit Indië, waarop wegens de schulden ook nog werd gekort. Twee maanden na de bevalling van Johanna in januari 1935 hield deze bijstand zonder berichtgeving op. Ording en zijn gezin raakten aan de bedelstaf en werden daarnaast ook bedreigd met huisuitzetting. Hij schreef het Nationaal Crisiscomité om steunverlening.
Ondanks een serie verzoeken om informatie had Ording nog steeds niet gehoord waarom hij, na zeventien jaar, ongeschikt was verklaard voor de dienst. Weliswaar had hij in de privé-sfeer geregeld met grote financiële moeilijkheden en faillissementen te kampen gehad (die hij toeschreef aan de ‘tijdelijke niet gehele toerekeningsvatbaarheid’ van zijn echtgenote). Ook was hij vlak voor zijn vertrek voorlopig in een andere functie tewerkgesteld. Toen hij eenmaal vertrokken was uit Indië kwam uit dat Ording opnieuw hoge schulden had gemaakt tijdens een lange tussenstop op weg naar de boot, in Soekaboemi (waar Wilders’ moeder als zevende kind geboren werd, waarschijnlijk in het ouderlijk huis van Johanna). In Soekaboemi was ook justitieel onderzoek geopend naar beschuldigingen van oplichting en ‘flesschentrekkerij’ door het echtpaar. Wat later vast kwam te staan was dat Ording ettelijke schuldeisers bewust had benadeeld, niet alleen in Nederlands-Indië, maar ook op verlof in Nice. Zijn ambtelijke beoordelingen waren echter altijd meer dan voldoende geweest en volgens ambtelijke berichten waren ‘zijn capaciteiten niet ongunstig’.


Ording bleef dus in het duister over de reden waarom hij geen pensioen ontving en waarom de voorlopige bijstandverlening plotseling was stopgezet: hij ontving geen enkel nader bericht, niet uit Nederlands-Indië en niet uit Den Haag. Ten einde raad wendde hij zich in april 1935 met een aangrijpend verzoekschrift tot minister van Koloniën Colijn, waarin Ording hem vroeg zijn gezin ‘op het laatste moment van een algeheelen ondergang’ te redden. ‘Thans laat de provincie [Oost-Java] mij en mijn gezin, bestaande uit buiten mijzelf en echtgenote acht zeer jeugdige kinderen, over aan de publieke liefdadigheid. Thans, Excellentie, heerscht in mijn gezin broodnood.’ Op advies van gouverneur-generaal De Jonge besloot Colijn om Ordings pensioenaanvraag toch af te wijzen. Volgens De Jonge had Ording zich in Nederlands-Indië aan ‘zoodanig ernstig wangedrag’ schuldig gemaakt dat hij daarmee al zijn pensioenaanspraken had verspeeld. Er was vanuit Oost-Java gerapporteerd dat hij ‘geen orde op zijn zaken kon stellen’, dat hij ‘zoowel in financieel als in moreel opzicht geheel onbetrouwbaar’ was en dat hij ‘evenals zijn echtgenote gewend is vèr boven zijn stand te leven’. Dat Ording zich op geen enkel moment had kunnen verdedigen tegen deze overzeese aantijgingen had bij de besluitvorming kennelijk geen gewicht in de schaal gelegd.
Om het besluit juridisch dicht te metselen maakte Colijn van een lelijke truc gebruik: omdat ook weer niet van Ording kon worden gezegd dat hij voor alle dienst in Nederlands-Indië ongeschikt was, kwam hij niet in aanmerking voor de geldende pensioenregeling ten tijde van zijn ontslag, het zogenoemde ‘non-valeurspensioen’. Bovendien, redeneerde Colijn, was de regeling van het non-valeurspensioen een maand na Ordings ontslagdatum toch ingetrokken, dus hoefde die niet op hem te worden toegepast. Op deze kwalijke manier, met wat werd aangeduid als het ‘aanpassingsbeleid’, bezuinigde het koloniale bestuur op de personeelskosten in de crisisjaren, met ‘rebelschheid’ als onvermijdelijk gevolg.


De gang van zaken was voor de 33-jarige Johanna, gewend aan een comfortabel bestaan in de tropen, ongetwijfeld een diep traumatische ervaring, evenals voor haar acht kinderen. Ze was vervallen tot bittere armoede, afgesneden van haar familie en van haar geboorteland, zonder enig vooruitzicht op terugkeer. Ze was bovenal op slinkse wijze haar land uitgezet. Haar vader, die ze niet meer zou terugzien, overleed in 1942 in Soekaboemi. Haar moeder zou de Japanse bezetting en de bersiap overleven en in 1946 als postkoloniale migrant intrekken bij het gezin van Johanna, op 82-jarige leeftijd. Terugkeren naar het Nederlands-Indië van weleer zat er toen voor niemand meer in. Indonesië was voortaan voor de Indonesiërs, al wilde nog niet iedereen dat tot zich door laten dringen.
Ording slaagde erin in Nederland opnieuw carrière te maken, ditmaal in het militaire gevangeniswezen. In de rang van majoor gaf hij leiding in het beruchte interneringsoord voor collaborateurs Fort Honswijk, waar vandaan ook de deportatie van honderden (Nederlandse) NSB’ers en SS’ers naar Nieuw-Guinea plaatsvond. Ording gaf verder leiding aan de strafgevangenis Scheveningen en later aan die in Leeuwarden. Ondanks zijn uiteindelijke rehabilitatie is het waarschijnlijk dat zijn wrange verlofervaring bittere sporen heeft achtergelaten in zijn gezin. In 1961, twee jaar voordat hun kleinzoon Geert er geboren zou worden, vestigden Ording en zijn vrouw zich opnieuw in Venlo. Volgens Wilders woonden zijn grootouders ‘op een halve kilometer afstand’ bij hem vandaan en bezocht hij ze vaak. Ording zou in 1976 overlijden; zes jaar later – Geert was toen achttien – stierf Johanna.


Zowel Wilders’ moeder als zijn grootmoeder en overgrootmoeder hadden zich dus op Nederlandse bodem bevonden toen het doek viel voor Nederlands-Indië en in december 1949 de – afgedwongen – soevereiniteitsoverdracht werd ondertekend. Het oude zeer van de lange Tweede Wereldoorlog moest worden opgeruimd en de postkoloniale herschikking van groepen en grenzen kwam op gang: een proces dat behalve gerechtigheid ook veel koloniaal geïnspireerd ressentiment met zich meebracht. Dat laatste vertaalde zich onder meer in de Haags-Indische lobby’s en de politieke en ambtelijke carrières van ‘Indische jongens’ vanaf begin jaren vijftig.
Hoewel de Nederlandse regering het de Indische Nederlanders moeilijk heeft gemaakt om naar Nederland te vertrekken, omdat ze daarvoor te ‘Oosters georiënteerd’ zouden zijn, zijn de meesten er toch in geslaagd. Ze zouden ervaren dat ze noch in Indonesië noch in Nederland welkome burgers waren. Eén op de vijf migreerde (door) naar de VS, Canada of Australië. Zij die toch in Indonesië bleven, zijn in 1957 door Soekarno, op het hoogtepunt van de Nieuw-Guineacrisis, ten slotte het land uitgezet.

WILDERS’ UITSPRAKEN en stellingnamen lijken wonderwel in de conservatieve en kolonialistische kaders te passen die ook andere politici van Nederlands-Indische origine meer dan een halve eeuw geleden hebben gesteld. Patriottisme, versterking en behoud van de Nederlandse invloedssfeer, waarden en cultuur en een heilig geloof in de natiestaat als panacee (zoals destijds ‘stamland’ Nieuw-Guinea) staan daarin voorop. Ook voor Wilders is ‘terug naar de toestand van vroeger’ vaak het leidmotief en dat leidt soms tot verrassende claims. Zo pleitte hij vorig jaar serieus voor de ‘hereniging’ van Vlaanderen met Nederland, zodat het mythische Groot-Nederland eindelijk op de kaart kon worden gezet (overigens destijds een bekend NSB-streven). Wilders schreef toen in NRC Handelsblad: ‘Het wordt tijd leiderschap te tonen om de historische fouten alsnog recht te zetten. Nu is het moment.’ In dezelfde sfeer vroeg hij onlangs in de Kamer of minister Verhagen bereid was ‘de onvermijdelijke opheffing van België te bespoedigen’. Tegelijkertijd verkondigt hij dat ‘onze soevereiniteit als natie wordt verkwanseld’. Wilders pleitte ook voor de verplaatsing van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem, ‘als beloning voor Israël’, verzette zich fel tegen een associatie-akkoord tussen de EU en Syrië en riep op tot terugroeping van de ambassadeur uit Saoedi-Arabië, omdat ‘ze zich bemoeien met onze vrijheid van meningsuiting’ (dit naar aanleiding van een diplomatiek bezoek van minister Bot aan Riyad vanwege de cartoonrel). De reis van een Kamerdelegatie naar Saoedi-Arabië in 2008 vatte hij samen als ‘een politiek correcte snoepreis aan een achterlijk en barbaars, islamofascistisch land’. Hij stelde herhaaldelijk vragen over het ‘Indonesische optreden’ tegen Papoea’s in Nieuw-Guinea.
Tekenend was ook zijn opstelling toen de affaire-Westerling ter sprake kwam. Onder legerkapitein Westerlings commando werden in 1946 duizenden onschuldige Indonesiërs omgebracht tijdens een contraterreuroperatie in Zuid-Celebes. In 1950 pleegde Westerling een mislukte staatsgreep tegen Soekarno, waarbij opnieuw veel doden vielen. Het kabinet (Stikker was toen VVD-minister van Buitenlandse Zaken) besloot nog in hetzelfde jaar de man niet te vervolgen voor zijn oorlogsmisdaden; een besluit waarmee Wilders het nog steeds eens kan zijn. Over Westerlings optreden verklaarde hij in 2003 vergoelijkend ‘dat men dat in zijn tijd moet zien’.
Wilders’ afkeer van de immigratie en aanwezigheid van moslims (hij bezigt in dit verband de termen ‘moslimtsunami’ en ‘de Marokkaanse kolonisten’), de islam en multiculturaliteit in het algemeen is en blijft echter zijn voornaamste thema. Daarmee gaat hij nu ook de boer op in het buitenland. Meer dan wat ook is Wilders te plaatsen als een pur sang postkoloniale revanchist, geobsedeerd als hij is door het terugdraaien van naoorlogse geopolitieke en demografische veranderingen en het ‘rechtzetten van historische fouten’. Wraakzucht en extreem patriottisme in de vorm van ‘behoud van de eigen dominante cultuur’, ‘redding van de specifieke Europese waarden’ en ‘terugdringen van de islam’ vormen zijn neokoloniale drijfveren, die hij van de Indische NSB lijkt te hebben gekopieerd. Maar niet alleen van de Indische NSB: ook groeperingen als de kolonialistische rechtertak van de VVD, het Jong Conservatief Verbond, de Centrumpartij en de Vrije Indische Partij deelden vormen van reactionair cultureel patriottisme gekoppeld aan xenofobie. In Wilders’ manifest Kies voor vrijheid staat de volgende, alarmerende aanbeveling:
‘Een Nederland dat zijn eigen identiteit handhaaft en daar trots op is, zich niet laat overnemen of aanpast aan wezensvreemde culturen, of die (sic) zijn identiteit laat verwateren door op te gaan in supranationale instellingen.’


Dat Wilders opzichtig opereert in een postkoloniale politieke dimensie zonder dat dit herkend wordt, zegt veel over hoe Nederland omging, en nog steeds omgaat, met het koloniale verleden. Zwijgen, ontkennen, vergeten en de andere kant op kijken luidt sinds decennia het devies. Daardoor kan bijna niemand zich meer voorstellen dat Indische gebeurtenissen van meer dan een halve eeuw geleden nog impact kunnen hebben op de politiek van alledag. Dit ondanks het feit dat destijds meer dan een half miljoen Nederlanders betrokken waren bij de Japanse bezetting, de koloniale oorlog en de daaropvolgende volksverhuizing. Het gaat om gebeurtenissen waar veel mensen hun leven lang niet overheen kwamen, en hun kinderen evenmin, van wie een onbekend deel vandaag de dag nog wordt behandeld wegens overgeërfde oorlogsproblematiek, het zogenoemde tweedegeneratietrauma. Wat de langetermijneffecten zijn van de ervaring van het tweederangsburgerschap van Indo’s – in de kolonie en ook later in Nederland – is nog niet onderzocht. Maar dat de problematische zoektocht naar de ‘eigen’ Indische identiteit onverminderd doorgaat, ook bij nieuwe generaties, wordt op het internet meteen duidelijk. Door de stilte rond het koloniale eindspel kunnen de oorlogsgebeurtenissen en wat daar lange tijd aan voorafging nu alsnog een voedingsbodem vormen voor een discutabele politics of displacedness.


Het is niet minder dan een geniale ingeving van Wilders geweest om zijn donkere haar op te bleken. Dat is blijkbaar alles wat in Nederland nodig is om Indo-af te zijn en vervolgens als ‘de man uit Venlo’ de politieke arena te betreden. Een Belgische of Franse politicus met een vergelijkbare neokoloniale agenda loopt daarentegen een grote kans in een vroeg stadium herkend te worden als (nog ongevaarlijke) postkoloniale revanchist. De binnen- en buitenlandse politiek wordt daar bezien op basis van een langetermijnperspectief, waarin oude lobby’s (Algerije, Congo, Rwanda) en nieuwe politici vanzelfsprekend met elkaar in verband worden gebracht – zowel door politici zelf als door politicologen en koloniale historici. Een recent voorbeeld uit België, tegen het licht van de volkerenmoord in Rwanda in 1994, is het debat rond het politiek geïnspireerde ‘genociderevisionisme’. Zulke debatten vinden plaats, in meer of mindere mate, in alle ons omringende ex-koloniale mogendheden, maar niet hier. Door de Indische politieke erfenis willens en wetens in het vergeetboek te schrijven is Nederland stekeblind geworden voor de symbolen en retoriek die lange tijd gezichtsbepalend waren voor zijn eigen imperialisme. Dat is een droevige conclusie.


Het niet belangrijke maar wel ironische gegeven dat Wilders wordt beschuldigd van ‘haatzaaien’, terwijl de beruchte haatzaai-artikelen in het Indische wetboek van strafrecht werden geïntroduceerd om Soekarno cum suis achter de tralies te kunnen zetten, bleef zodoende onopgemerkt. Dat was ook het geval vorig jaar, toen Wilders na het uitbrengen van de film Fitna in Indonesië tot ongewenst vreemdeling werd verklaard. Nooit meer mag hij het land van zijn moeder in. Een en ander ging gepaard met de bestorming van het Nederlandse consulaat in Medan, de verbranding van de Nederlandse vlag en de eis van demonstranten dat alle Nederlanders het land werden uitgezet. De verleiding is groot om in Wilders de wreker van zijn verbannen grootouders, Johan en Johanna Ording, te zien. Maar misschien is Wilders alleen maar een extreem uitvergroot geval van klassieke Indische identiteitsvervreemding. Zijn grensoverschrijdende kapsel is in ieder geval een van de symptomen daarvan.

Met dank aan Eric Hennekam en de medewerkers van het Nationaal Archief.
In vervolg op dit stuk zal De Groene de komende weken de verhalen publiceren van Indische Nederlanders zelf: wat hebben zij te vertellen over de aantrekkingskracht van Geert Wilders op de Indische generaties?

Lizzy van Leeuwen is bestuurskundige en antropoloog. Ze deed langdurig onderzoek in Jakarta naar de levensstijl van de maatschappelijke bovenlaag tijdens de laatste Soeharto-jaren. Dat resulteerde in twee boeken: Airconditioned lifestyles (1997) en Lost in mall (2005). Vorig jaar publiceerde ze Ons Indisch erfgoed: Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (Bert Bakker), waarin ze concludeerde dat de zwaar beladen koloniale erfenis uit Indië (discriminatie, achterstelling, de kille ontvangst in Nederland en de ‘vermoedelijke tekortkomingen in het naoorlogse rechtsherstel’) effectief is afgekocht door de Nederlandse overheid. Het (schijn)debat hierover speelde zich vooral af in de culturele arena (tussen pasar malams en rijsttafels) in plaats van in relevante maatschappelijke en politieke sferen. Van Leeuwens onderzoek was deel van een breed KNAW-onderzoeksproject naar de postkoloniale geschiedenis van Nederland. Tussen 2006 en 2008 interviewde ze als sociaal rapporteur voor de Stichting Pelita ruim honderd Indische ouderen over hun jeugd-, oorlogs- en migratie-ervaringen.

Indo’s op rechts
Rechts van het midden ontstond in 1994 de Vrije Indische Partij, die weliswaar tegen de komst van vreemdelingen was, maar zich vooral opwierp als behartiger van de belangen van Nederlandse postkoloniale migranten (Indische Nederlanders, Surinamers en Antillianen). Een ander speerpunt van deze partij tijdens de parlementsverkiezingen in 2002 was openbare orde en veiligheid. De Lijst Pim Fortuyn, de eerste volkspartij die zich profileerde door keiharde uitspraken tegen ‘islamisering van de samenleving’ en immigratie, kende vele Indische aanhangers. Kamerlid voor de LPF werd de prominente Indische Nederlander Jim Janssen van Raay, die als nummer drie op de kandidatenlijst had gestaan. In 1996 zat hij nog voor het CDA in het Europees Parlement. Nadat hij door deze partij was geroyeerd wegens vermoedelijke belangenverstrengeling sloot hij zich met zijn zetel aan bij de Unie voor Europa, waarin ook Franse gaullisten en de Forza Italia van Berlusconi vertegenwoordigd waren. In de hoek van extreem-rechts valt op dat de Nationale Alliantie, een ‘samenwerkingsverbond tussen nationalisten, fortuynisten, conservatieven en mensen georiënteerd op de rechtervleugel van de VVD’, jarenlang op de been gehouden werd door de Indo Virginia Kapic (misschien werd de club daarom spottend de Nasi Allochtonenpartij genoemd). Het racistische en vreemdelingen hatende Nederlands Blok telde in 2000 onder de actieve leden met een Indische familienaam John Morren, voormalig gouwleider van de Viking Jeugd Nederland, voormalig gemeenteraadslid voor de Centrum Democraten en innig bevriend met de nazistische Florrie Rost van Tonningen-Heubels, bijgenaamd ‘de zwarte weduwe’. De rabiaat nationaal-socialistische Racial Volunteer Force/ International Militant Pro White Organization kent een groep jonge Indische aanhangers, onder wie de activistische Dave Blom, eerder verbonden aan de racistische Nederlandse Volks Unie. Joop Glimmerveen zélf vond dat ‘Indische Nederlanders niets hoefden te vrezen’, want ‘die mogen per definitie blijven’. In Den Haag ten slotte, de ‘Indische hoofdstad van de wereld’ en niet toevallig een van de twee steden waar Wilders meedoet aan de gemeenteraadsverkiezingen, is de PVV-coördinator – volgens Nova – Ruud Sablerolle, voormalig aanhanger van Nieuw Rechts en telg uit een Indisch geslacht

Lees verder…

10897249257?profile=original

Rudy Kousbroeks “Kampsyndroom”.

Besproken door Pjotr.X. Siccama 

 

In een hoofdstuk wijdt Kousbroek aandacht aan de meeest gruwelijkste wreedheden die op DELI in Sumatra plaats vonden.

De passages daarin beschreven zijn té gruwelijk om hier in een paar zinnen te beschrijven. Ik raad de lezer daarom ook aan om zelf hiervan kennis te nemen.

 

Op school leerden we nauwelijks over de geschiedenis die met het voormalig Nederlands Indië te maken had. Alles wat met slavernij, uitbuiting, en sociaal onrecht te maken had, werd doodgezwegen: het blijkt een aaneenschakeling van een strict gestructureerde socio(cultuur)politiek te zijn geweest: een grote leugen in een land van list en bedrog. Mensen waren rechteloos en onbeschermd, terwijl er wel degelijk een wet was om uitwassen van welke aard ook te voorkomen. Die immoraliteit van heel het koloniaal bewind maakt de schrijver uitermate nu nog kwaad en terecht.

Kousbroek had het over een van de grote wingebieden in de Archipel: noord en oost van Sumatra, waar de afschuwelijkste misdrijven hadden plaatsgevonden. Maar ook op andere plaatsen (Kousbroek: cit.’’ook bij de Staats en kolenmijnen was het ten hemel schreiend () sterftecijfer bedroeg 37% ..”) Ze waren zo ernstig van aard, dat ik het niet voor mogelijk hield: monstrueus is nog bescheiden uitgedrukt: in elk geval werd ik al lezend met mijn neus op de feiten gedrukt en ben (misselijk van schaamte) en nu net als Kousbroek woedend.

Op het eiland Java van waaruit het enorme gebied werd bestuurd, hoorde men bijvoorbeeld helemaal niets van de mistoestanden in andere wingebieden. En daar begon de ellende al van het onthouden aan het grote publiek van de informatiestroom uit die gebieden. Die was er gewoon niet. Men moet zich voorstellen dat waar Kousbroek over heeft, het begin van de 20ste eeuw was en publicatie, laat staan voorlichting aan de bevolking opportuun noch prioriteit was. Het koloniaal bestuur keek wel uit, omdat ze best wisten dat gestructureerde uitbuiting door mensen en ondernemingen aan de orde van de dag was. Neen, men verkoos liever om situaties die het daglicht niet konden verdragen intern door ambtenaren te laten onderzoeken. Men kon dan “intern de nodige maatregelen nemen”; een eeuwigdurend “jam karet” (voortdurend tijd rekken) volgde dan, zoals altijd daar te doen gebruikelijk was. Deze onderzoeken overigens werden bij voorbaat in het geheim gehouden en altijd uitgevoerd in algehele duisternis.

En juist in het gebied waar Kousbroek over schrijft, werd er een justitieel ambtenaar verzocht door de Gouverneur Generaal in de persoon van J. Rhemrev  (omgekeerde naam voor Vermehr), om misstanden (ongetwijfeld na ernstige druk geworden interne informatie) ter plaatse te onderzoeken. Een saillant detail, waar Kousbroek ook zijn vraagtekens bij heeft gezet was de keuze van de GG, om uitgerekend deze ambtenaar van justitie Rhemrev het onderzoek te laten doen. Citaat: “Ik ben er niet zeker van dat Rhemrev niet opzettelijk voor de wolven werd gegooid”. (einde citaat). Kousbroek vroeg zich af of de keuze een teken van moed of verlichting was om de opdracht tot onderzoek aan een Indo te verlenen.

De vraag is waarom hij dat vindt. Eerder zei hij dat (vermoedelijk) een bewuste poging was om het onderzoek zo weinig mogelijk kans te geven. Maar waarom? Rhemrev had de opdracht tot in alle bijzonderheden uitgevoerd, mag worden verondersteld. Of hij als 1ste luitenant bij de Infanterie in het KNIL (en ambtenaar op Justitie, nog maar een broekje in het justitieel apparaat en uiteraard onervaren) onder meer ook deelgenomen had deelgenomenaan de gevechtshandelingen tijdens de politionele acties is niet verder bekend (zie foto). Niettemin stierf Rhemrev tijdens de politionele acties in 1948.

Er moet iets anders gespeeld hebben in de gecompliceerde koloniale bestuurstructuur. Zou het hier wellicht gaan om het afschuiven van interne verantwoordelijkheid? (het verhinderen van promotiekansen om er nog een te noemen?) Lag het mogelijk aan de (in)competentie van deze ambtenaar of de inschatting dat bij voorbaat het tot niets zal leiden?

Het rapport werd, in elk geval, nadat het was afgerond de gouverneur van Nederlands Indië aangeboden, die op zijn beurt, zeer waarschijnlijk onder embargo(?) of in elk geval geconsigneerd, voorzien van aantekeningen (mag worden aangenomen) van de gouverneur zelf naar de minister (en het Nederlands Kabinet) verzonden. De ontzetting bij de minister (en het kabinet) was groot en moest hen hebben overdonderd nadat de inhoud van het vernietigend rapport hen bekend was. De verantwoordelijke minister weigerde vervolgens dit rapport aan de leden van het Nederlands Parlement ter inzage te geven omdat hij grote rellen vreesde

 (in zo’n situatie zou heden ten dage de minister direct moeten aftreden.)

 

De constateringen in het onderzoeksrapport bleken juist te zijn en Rhemrev had zijn taak degelijk vervuld. Ik vind daarom, dat het in dit geval geen sprake is van een gewoon intern incident, maar eerder van een koloniale en bijzonder ingewikkeld geworden bestuurscultuur, die toen gangbaar en gebruikelijk was, met inbegrip van onderlinge sociale verschillen en tegenstellingen.  

Het Rhemrev-rapport, daarin werden deze gruwelijkheden tot in details beschreven en de Nederlandse bevolking heeft er nimmer van geweten.

10897267082?profile=original

Werknemers op Deli-onderneming(en) in de 30/40-er jaren van de vorige eeuw.

 

Hartverscheurend vond ik het verhaal in het boek van Chalid Salim, een Indonesische voorvechter van de Indonesische onafhankelijkheid die in Den Haag in 1985 overleed. Kousbroek noemt deze man: “Djago”, wat in het Indonesisch: “de geweldige” betekent. Deze man werd  voor zijn nationalistische activiteiten in een Nederlandse interneringskamp (Boven Digoel) op Nieuw Guinea (waar ook Mohammed Hatta, Sharrir en later ook Sukarno zaten) gevangen gehouden (trouwens zonder enige vorm van proces) onder erbarmelijke omstandigheden. Een Indonesische man die een hoge en volledig Nederlandse opleiding had genoten, bij wie thuis gewoon Nederlands werd gesproken en in zijn gevangenschap zonder twijfel nog Hollands dacht.

Volgens D. Koch “was het, het noodlot van het Nederlands bewind over Indonesië, dat het zich in toenemende mate de nobelste geesten onder de inheemse bevolking tot vijand maakte”.

Het is waar en zeer nobel van de heer Koch, maar het is te laat voor al die lovende woorden; eigenlijk is het áltijd te laat.  En onder de nobelste geesten kunnen Soetan Shahrir en Mohammed Hatta onder andere worden geschaard. Wanneer we hun geschriften (Kousbroek weet ontstellend veel over deze Indonesische bijzondere mensen) later nog eens raadplegen, zal menige lezer niet verbaasd staan dat naar mijn idee in al die geschriften mogelijk sleutels bevatten voor een eeuwigdurende vriendschap tussen beide landen, die door anderen en elementen van duistere aard in het

10897267671?profile=original

verleden moedwillig werd gedwarsboomd.

Ik meen te weten dat er slechts twee soorten schrijvers bestaan: de zogeheten blindschrijvers (waar Kousbroek er een paar ten tonele voert) en schrijvers waarvan hun ogen altijd waren geopend, maar hun geschriften nooit werden geloofd en/of gehoord.

Daar hebben wij in het verleden onder elk koloniaal imperium en dus in de wereldcultuur­geschiedenis al meerdere voorbeelden van politieke arrogantie van gezien, waarvan uitkomsten bij voorbaat catastrofaal zijn.

 

Nog even over het trieste verhaal van Chalid Salim in het boek: wilde ik toch  een moment stil staan bij een zin in dit boek en die is het volgende: naar aanleiding van Salims gevangenschap met andere revolutionairen op Nieuw Guinea (o.a. Dr.Tjipto Mangoenkoesomo) kwam de vraag op (in gesprekken mag worden verondersteld): Wat zij dan wel gedaan hebben? Zoals een Nederlandse dame tegen Chalid Salim zei: “Nou meneer Salim, als dat waar is, zult u het er wel naar gemaakt hebben.”

Is dit een exempel van naïviteit en cultuurverwarring en/of afwezigheid van cultuurinzicht? De wijsgeer onder ons mag het zeggen.

10897268089?profile=originalDeze man is groot onrecht aangedaan, maar zelfs erkenning voor het enorme leed en materiële compensatie als eerherstel werden hem niet toegekend. De Nederlandse Staat staat weer voor de Wereldgemeenschap met een aangeslagen en onzuiver geweten in de inmiddels onherstelbaar verroeste beklaagdenbank, zich verschuilend achter wetten die zij zelf heeft bedacht en waarvan alle mazen forensisch zijn dichtgesmeerd.

Ergens  vond ik opgedoken een tekening van een plantage op Sumatra,  die veel leek op een foto honderd jaar eerder genomen van een plantage (waar ook tabak werd verbouwd) in het zuiden van  Noord Amerika, Louisiana om precies te zijn, waar de Afrikaanse slaven (slavernij was net afgeschaft)  toen onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken. Overeenkomsten zijn frappant, terwijl de slavernij meer dan een halve eeuw was afgeschaft, leek het alsof op Sumatra de tijd eenvoudigweg was teruggedraaid en de afschaffing van de slavernij niet heeft plaatsgevonden. 

Verder in genoemd hoofdstuk memoreert Kousbroek over de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van de 2e WO. waarin hij mensen die de jaarlijkse herdenking op 15 augustus de slachtoffers herdenken, eraan herinnert, dat voor al die mensen die onder het Nederlands regime in Nederlands Indië, tijdens de aanleg van de Sumatraweg, de Indonesiërs, zonder meer vermoord, doodgeslagen, uitgehongerd en doodgetrapt werden, nooit weden herdacht, laat staan  een monument ter nagedachtenis werd opgericht: zij zijn naamloos gestorven en gewoon vergeten: zij hadden hun leven geofferd om anderen een comfortabel leven te laten leiden.

Kousbroek: ‘’…laten we het minder over onszelf hebben..’’ 

De schrijver maakt zich zeer kwaad wanneer hij aan juist die gruwelen denkt, gepleegd door monstrueuze medeburgers vóórdat de 2e WO begon. Kousbroek fulmineert: Het waren juist die mensen die, eenmaal geïnterneerd door de Japanse bezetter, de grootste bek hadden in het Jappenkamp (waar de schrijver zelf ook gevangen zat). Het waren die mensen die ook de grootste klagers waren hoe zij door de Japanse bezetter werden behandeld, onder andere bij de aanleg van de Birma Spoorweg. Beide gebeurtenissen waren even misdadig, ernstig en mensonterend.

10897267894?profile=original10897268488?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Juli 2013-07

Pjotr.X.Siccama

10897264495?profile=original

 

Lees verder…

Mijn levensverhaal - 2 door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens


10897261876?profile=original

Mijn levensverhaal - 2     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Helaas was ik toevalligerwijze aanwezig tijdens dat verraad, en raakte ik zelfs aan mijn hoofd gewond, door een steen, die door hun oudste zoon Rijnco geworpen werd. Dit gebeurde allemaal in de “Villa Isola” in Bandoeng. Na verbonden te zijn, mocht ik met Eppo, hun jongste zoon, in de Japanse stafauto, met vlaggetjes en de Japanse chauffeur, als een troost, een lunch pakketje “Oom” Ab Brons brengen in zijn gevangenis, waar ik hem door de poort tussen een  groepje andere Hollandse gevangenen zag staan. Ab Brons was een grote man met een rood gezicht en witte haren; men kon hem niet missen.

Als Duitse, maar ook om mijn vaders reputatie te dwarsbomen, werd mijn moeder door toedoen van deze mensen bij Greetje Brons ontboden. Deze vroeg haar verzoek de functie van tolk op zich te nemen (mijn moeder sprak vijf talen). Mijn moeder vroeg bedenktijd en ze kreeg hier  slechts drie uur voor. Overhaast vluchtten wij naar Surabaya per trein. De trein werd door de Japanners uitgekamd, op zoek naar ons, maar RK. Zusters hielpen ons verborgen te blijven. Het onderzoek van drie jonge Japanse officieren op die trein duurde drie dagen.    

In Surabaya werden wij toch gevangen genomen en kwamen wij, in volgorde,  in het klooster Gedangan, Ambarawa; daarna ik denk kamp 5, en tenslotte  Banyu-Biru kamp 10. Waar wij tot begin december 1945 verbleven. Ons vertrek van Banyu-Biru kamp, ik geloof op 6 December 1945, was zeer dramatisch. Onder de bescherming van de Ghurca’s, die ons ook van de revolutionairen tijdens de Bersiap bevrijdden. Ons kamp was reeds in handen van de guerrilla’s en werd, volgens de dreigementen, op een totale eliminatie voorbereid. Luidsprekers verkondigden allerlei dreigementen, slangen, krokodillen en tijgers en panters zouden op ons losgelaten worden, barricades van zandzakken werden opgeworpen tegen aanvallen met handgranaten. Wij werden op het laatste moment ontzet door een kolonne Ghurca’s, die ons kamp voor mogelijk een maand   of meer verdedigden met mortieren, machinegeweren en persoonlijke nachtelijke koppensneller-activiteiten.

Met het uiteindelijke vertrek in een grote groep, gingen wij door geweervuur aan beide zijden van de weg en vliegtuigen overal in de lucht schietende en bombarderende tot aan Semarang toe. Het was soms een angstwekkende vuurzee, waar wij doorheen reden. Tenslotte bereikten wij Semarang, waar wij na enige dagen aan boord gingen via pontons op het Amerikaanse schip de “Victoria Amhorst” op weg naar Batavia. Ik denk dat het in het eerste Kamp 11 van Banyu-Biru, onze buren waren, die met hun groep praktisch helemaal uitgemoord zijn. Daarom werd met onze groep geen risico genomen en waren wij ook uitzonderlijk zwaar bewapend, met tanks en gepantserde wagens. Wij zaten dan ook met alle bagage om ons heen in die trucks. 

Terug in Nederland

Binnen het jaar, wist Jannes den Besten, van de weduwen en wezen  

afdeling van de B.P.M, met geweldige leugens, mijn moeder in te palmen en hoe ongelooflijk het ook klinkt, in gemeenschap van goederen met haar te trouwen in December 1947. De man bezat zelf niets, hij was een homosexueel, hetgeen mijn Moeder ook pas te laat te weten kwam. Mijn moeder werd eventueel door hem onder druk gezet, om haar onder controle te kunnen houden. Eenmaal, tijdens een open gesprek, vertelde mijn moeder mij een en ander. Op haar eerste huwelijksnacht posteerde mijn Moeder zich kennelijk voor die man, (ik moet er niet aan denken, mijn moeder). Maar het liep mis, hij gebood haar woedend zich aan te kleden en zei: “Ik heb jou daar niet voor nodig en ik heb nu al jullie geld en die kleine flikker (dat was ik), raak ik op de een of ander manier wel kwijt”. Dit was dus mijn toekomst, waar mijn eigen moeder in meespeelde, “gedwongen of niet”, hoe is dat mogelijk.


10897266476?profile=originalAdrian Lemmens, 15 jaar oud

Alle twee de kisten, met Amerikaanse voedingsmiddelen die wij ons uit de mond hadden gespaard en meenamen naar Nederland, werd door die man alleen opgevreten, terwijl ik, nog mager van de kampen, nog steeds honger leed. Drie grote kisten met sigaretten, verkregen met hulp van de vroegere directeur ir. A. Scholtens van de B.P.M.-Shell, de vroegere directe baas van mijn vader, daar werd direct de eerste Volkswagen Kever van  gekocht. De rest verhandelde en  rookte hij zelf op,  kronkelend over de vloer van het hoesten. Bij de eerste kennismaking  met die man, weigerde ik hem de hand te schudden en kreeg ik een geweldige draai om de oren, van mijn moeder, waardoor ik verschillende meters de gang in vloog. Dat was de eerste introductie, men weet over het instinkt van kinderen.

Zwaar gedisciplineerd als ik was, durfde ik nooit ver van huis te gaan   en werd ik op die manier veelal    alleen gelaten, terwijl andere kinderen op school waren, dat was in de     Jacob Marisstraat 18, te Slooterdijk Amsterdam; dezelfde naam inderdaad, als het schip van de HAL. De ms. Slooterdijk, waarmee wij uit Indië kwamen. Gebruik makende van mijn analfabetisme, wist Jannes den Besten, nu mijn tweede vader, mijn moeder te overtuigen, dat ik niet normaal was en liet mij in een zwakzinnigengesticht in Amsterdam Slooterdijk opnemen. Dat gesticht was een complete nachtmerrie. Kinderen die zich niet normaal gedroegen, zich bevuilden   en de rotzooi op de muren smeerden, of eindeloos hun hoofden tegen een deur of muur aan sloegen, vreemde dierlijke geluiden maakten, staan mij nog altijd bij. Ik realiseerde mij, dat ik daar weleens voorgoed in had kunnen blijven. Eens in een gesticht, nooit meer er uit, gold in die tijd.

Mijn grootvader was geschrokken, toen hij dat hoorde, maar Jannes den Besten wilde van geen advies weten. En waar was mijn zogenaamde moeder? Dankzij mijn grootvader en via de politie, werd het bestuur van die stichting (later bleek, dat zij een stevige betaling van J. den Besten ontvingen om mij daar binnen de muren te houden), gedwongen om mij te laten testen. Ik werd volkomen normaal beschouwd en werd er toen weer uit gelaten, God zij gedankt.  

Ik ben nog steeds woedend over het feit, dat men met mij kennelijk te gemakkelijk kon manoeuvreren in die tijd. Ik bleek ondanks alles, nog zo onschuldig te zijn, dat men schijnbaar van alles met mij uit kon halen. Maar ik was ook in een vreemd koud land  en kende er niemand die ik kon vertrouwen. Ik was immers nog steeds het totaal genegeerde en daardoor eenzame moffenjongetje uit de Jappenkampen en pas tien jaren oud Ik was immers niets anders gewend, dan alleen te zijnen niets om handen te hebben. Wat een verschil met een eigenwijze TV- en computerwijze tienjarige van vandaag.

In de Japanse kampen, was ik het moffenjongetje, waar de andere kinderen niet mede mochten spelen, ongelooflijk als dat klinkt, ondanks,  dat wij het kampleven met iedereen deelden. Mijn Moeder werkte nachts in de keuken en sliep overdag en ik was dus altijd alleen en moest mijzelf bezig zien te houden. Daardoor ben ik een “loner” geworden tot de dag van vandaag.

De enige cadeaus, die ik ooit in mijn leven heb gekregen, waren een aantal boeken van mijn grootvader. Dat werden mijn vrienden en die hield ik  voor mijzelf, toen ik via mijn eerste internaat St. Louise, het lezen en schrijven begon te leren. Gelukkig was ik intelligent en leerde vrij snel. Ik ben er zeker van dat mijn grootvader  daarmede mijn toekomst heeft verzekerd en gered, maar hij deed meer. Via een R.K. Bisschop in onze familie, Mgr. Lemmens, toenmaals Bisschop van Roermond, werd ik ondanks een grote tegenwerking van J. den Besten op de kostschool St. Louise in Amersfoort toegelaten. Daar man een broeder Deciderius mij persoonlijk onder zijn hoede. Hij sleepte mij in mijn eerste en enige schooljaar daar, van de eerste tot de vierde klas door 

mijn studies heen gesleept. Ik was toen 11 jaar en werd 12 in 1948. Het was een elite school, maar ik was de enige die beboterd brood at en niet de voorraden toegestuurd kreeg zoals de andere kinderen. Die aten jam, kaas, muisjes of pindakaas, ik at droog brood met een schrap boter. Maar ik was deel van een gemeenschap, ook al werd ik uitgemaakt voor pinda, als de enige Indische jongen aldaar. Geweldige cadeaus voor al die kinderen en medeleerlingen, met Kerst en Sint Nicolaas, of met verjaardagen;  ik liep daartussen, met niets.

10897266660?profile=original

Vader en moeder Lemmens

Maar voor het zo ver kwam, dat ik naar mijn allereerste school St Louise ging, werd ik eerst nog meegenomen naar de U.S.A. door een vriendin      van mijn moeder, Ria Oosterbaan, die met een Amerikaanse officier was getrouwd en mij mee naar Amerika wilden nemen, waar ik mij hevig tegen verzette. Daarna werd mij direct een naamsverandering opgedrongen, ook tot een “den Besten”, ook al verzette ik mij er tegen. Ik begreep niets meer van wat mijn moeder motiveerde, met al deze handelingen en voorstellen, die natuurlijk van J. den Besten kwamen. Ik wist van mijn grootvader, dat ik een hoop geld bezat op mijn naam, maar liefst 98.000 gulden en dat er ook een kwart van de waarde van het huis van mij was. En later bleek dan  J. den Besten niet van plan was, dat ooit aan mij te laten; wetten of geen wetten, rechten of geen  rechten. Om mijn eigendom te verdonkeremanen, werd het huis met groot verlies van de hand gedaan en mijn grootvader op  straat gesmeten, die daarmee tot een armoedige en eenzame dood was veroordeeld. Hieraan hebben de Nederlandse Autoriteiten mede schuld. Wat heeft Nederland met de nalatenschap van een oorlogsheld gedaan?

Terug naar het internaat St Louise te Amersfoort, na het enige jaar aldaar, gingen mijn zogenaamde ouders op vakantie naar Frankrijk, met hun eerste baby, een jongen, die later, dankzij haar trots en op haar kosten, dokter zou worden. Hij bleek ook  homosexueel te zijn en zou later zijn moeder van alles zou beroven (en daarmee dus ook mijn rechten) en haar de dood in zou jagen.

De tuinman van het internaat St. Louise werd gevraagd of hij op mij wilde passen en werkte ik dus met hem in de tuin in mijn zogenaamde vakantie. Na die vakantie en dat tuinwerk, werd ik van die school afgehaald en op de Technische hogeschool  Don Bosco, bij de Salesianen geplaatst, ook in een internaat in Amersfoort. Ook daar werd weer een tuinman gevraagd om op mij te passen terwijl de familie naar Frankrijk ging. Daarna werd ik ook daar vanaf gehaald. Dat was voor de rest van mijn leven, mijn laatste school, maar ten laatste leerde ik daar inderdaad ook het omgaan met gereedschappen.

Nu volgde echter de vreselijkste periode van mijn leven. De lezer begint nu mogelijk een idee te krijgen wat ik heb moeten doorstaan.  Dat ik mijn vaardigheden ondanks deze situaties heb weten te behouden, is bijna ongelooflijk. Ik heb toen zeker  de voorzienigheid achter mij gehad en kennelijk voor de rest van mijn leven. Misschien is dat de prijs, waar mijn vader zijn leven voor heeft geofferd.  Dat is de vraag waar ik mee aan het worstelen ben. Maar desondanks heb ik nu een vrouw en kinderen.

Een aanslag tegen mijn leven, waaraan ik vijfmaal de dans ben ontsprongen en verder een verschrikkelijk onrecht heb moeten ondervinden, hebben mij uiteindelijk berooid het land uitgestuurd. Ten gevolge waarvan ik nu dus als een emigrant in New Zealand zit, en daar berooid met letterlijk niets tot mijn naam, een nieuw leven moest beginnen, in mei 1962, dus 26 jaar oud. Wat heeft Nederland ooit voor mij gedaan? Wat, of hoe, met de geweldige en potentieel grote rijkdom, en geweldige studie kansen, die ooit mijn rechten waren en die mij ontnomen zijn, ook die door mijn vader aan mij zijn nagelaten.

In het nog vooroorlogse Indië; in 1939

De B.P.M.-Shell, eens mijn vaders bedrijf, gebood hem in zijn functie twee mensen te disciplineren, die de bloemetjes buiten zetten en de B.P.M. als maatschappij te schande maakten, in een tijd, waar een goede naam nog steeds zeer op prijs werd gesteld. Een de zoon van een zittende directeur ir. Jan Brouwer en een prof. dr. ir., professor in de Geologie H.H. Brons een hoge academicus, die zich aan de Japanners hadden verbonden. Voor welke reden dan ook, het was verraad, maar ir. Jan Brouwer door zijn vader gewaarschuwd, vluchtte toen naar Australië. Een mogelijkheid, die ook aan mijn vader geboden werd. Maar mijn vader, destijds de grote organisator van de B.P.M.-Shell in Nederlands Oost-Indië, beval de vernietigingen van de B.P.M.-depots in 

Tarakan en Balikpapan en vluchtte daardoor te laat. Hij was een patriot en verloor zijn leven, in dienst van zijn zogenaamde Vaderland.  

Die twee individuen (heren kan ik ze niet noemen), overleefden en waren ons vijandig gezind. Ze weigerden mijn moeder te helpen en ik wist natuurlijk te veel over en van Brons; ik was een gevaar voor hen en moest worden geëlimineerd en J. den Besten, chanteerde de Brons familie, met wat hij daarover van mijn Moeder had vernomen. Ab Brons nam hem in  dienst om mij te elimineren, wat goed in het plan van J. den Besten, maar ook in dat van de Brons paste. J. den Besten wilde mij immers ook kwijt, omdat hij niet van plan was, om mij ooit mijn rechtmatige bezittingen uit te betalen.

10897266071?profile=originalDe oorkonde die Adrians vader van de Nederlandse regering ontving

Nederland liet dit allemaal toe, door de inbeslagneming van ons huis en eigendom, onze thuis en onze haven, waardoor ik ook mijn grootvader, mijn voogd, en mijn enige bescherming verloor. Met daarbij ook de mensonterende Wet  Onbevoegdheid van de vrouw in die tijd. Dat onze situatie in Nederland, met hun acties 

tegen ons, nog verergerde, is ook de schuld van de Nederlandse Staat en haar overheden. Wat kan ik (persoonlijk) verwachten, als straks de “Indische Kwestie”, door Nederland wordt erkend?

U hebt nu de eerste 12 jaren van mijn leven gezien. Er volgden nog 14 jaren van ongeluk, levensgevaar en armoede voor mij in Nederland, voor mijn uiteindelijke vlucht door emigratie naar Nieuw Zeeland.

Beste Hans, je hebt mijn permissie hier mijn levensloop openbaar te maken. De Nederlandse Staat moet ook kennis nemen  van wat er met mij is gebeurd, evenals de B.P.M.-Shell, die  medeschuldig is aan de behandeling van de  zoon van een van hun toenmaals belangrijkste employés. De B.P.M.-Shell, heeft aan mij ook nooit de studiefondsen toegekend, die door mijn Vader met hen waren vastgezet in 1939, tijdens zijn laatste verlof in Nederland. Studiefondsen die aan mij uitbetaald zouden worden tot aan mijn dertigste jaar en het mede gebruik van alle sociale voorzieningen van de B.P.M. die ik nooit heb gezien of gekregen.

Dit is eveneens een deel van de reden waarom wij Indische Nederlanders nu al 70 jaar lang door Nederland behandeld worden; een periode die we de “Indische Kwestie” noemen. Maar ik weet het, ik ben lang niet de enige, ook al bedenk ik, dat mijn situatie en het verloop van mijn leven uniek is.  Als een consequentie van wat mij allemaal is overkomen, door mijn eigen moeders kennelijke onverschilligheid jegens mij en mijn lot, heb ik haar in 1998 persoonlijk gezegd, dat zij niet het recht had de oorlog te overleven. Deze harde, maar in mijn ogen reële uitspraak deed ik tijdens mijn laatste bezoek aan haar,  

een half jaar voor haar dood. Ik noemde haar als reden het verraad aan haar tweede zoon, ook een J. den Besten. Mijn moeder vroeg mij of ik het meende, hetgeen ik nogmaals bevestigde Zo namen wij afscheid voor de laatste maal; ik heb er geen spijt van, maar ik heb er wel moeite mee. Kunt U zich dit indenken?  Echter los van haar behandeling van en verantwoording jegens mij, haar enige kind van haar eens zo zeer geliefde man, was ook mijn moeder, eens een geweldige persoonlijkheid in die moeilijke jaren. Met geweldige prestaties en trouw aan haar geadopteerde land en nationaliteit en mogelijk honderden hebben hun levensbehoud in de kampen aan haar kookkunsten te danken. Moeder kreeg na de oorlog in Nederland, vele brieven van kampgenoten die haar bedankten voor wat zij had gedaan,  brieven die in nijd en jaloezie door haar tweede man J. den Besten werden verbrand. Maar waarom liet mijn Moeder mij toen in de steek?Nu op 12 jarige leeftijd, werd ik na de vakantietijd en na de vakantie van mijn “familie”, ook weer in Frankrijk,  ook weer van mijn tweede school verwijderd. Ook op deze tweede school liet de tuinman van die school Don Bosco, te Amersfoort, die op mij paste, mij “helpen” bij het werk in de tuin.

J. den Besten had zijn macht nu gevestigd, met onze bezittingen totaal onder zijn beheer en mijn Moeder scheen haar eigen gewoonlijke zelfbeheersing en persoonlijkheid volkomen te zijn verloren. Wij woonden nu na hun huwelijk, in ons eerste huis in de hoerenbuurt van Den Haag, in de Scheldestraat, recht tegenover de ramen met spiegeltjes en die dames in hun voor mij zo vreemde kledij, nooit eerder zoiets geweten of te hebben gezien, was dat voor mij een volkomen raadsel. Dit werd toen ook schijnbaar de tijd voor  

den Besten, om de door hem   met ons aangenomen positie te bevestigen, door mijn moeder volkomen te onderwerpen, zoals hij dat gedurende zijn eigen Vaders tijd had geleerd, in het vooroorlogse Roemeense Bucharest, met de vrouwen aldaar. De “Balkanisatie” van mijn moeder, de totale onderwerping van zijn vrouw, mijn moeder, waarvan ik later ook hoorde, dat het zijn bedoeling was, om ook mijn moeder als zodanig te werk te stellen. Hoe was dat mogelijk.

10897266871?profile=original

Nog een foto van Adrian, 15 jaar oud

Mijn moeder werd zo vaak getrapt en geslagen, dat zij zich veelal niet buiten de deur dorst te vertonen. Ongelooflijk genoeg, bleken die woningen ook tot de B.P.M. te behoren, zo tegenover onze trappen hal woonden ook B.P.M.-ers, de familie de Koning. Door het gegil en het geschreeuw van mijn Moeder, riepen die de politie.  Ondanks dat de politie de staat van mijn moeder kon zien, wist den Besten de rollen zo te verdraaien, dat de politie sympathie met “hem” hadden. Ondanks de vele gaten in mijn kennis, wist ik genoeg, om hem Mossadeg, te noemen, de huilende Minister-president van Iran in die tijd. De buren durfden niet meer te reageren, na bedreigingen van den Besten. Ze hadden nu gezien, van wat hij met de  politie wist te bereiken, ondanks mijn moeders uiterlijke kentekenen, van zijn beestachtige behandeling van haar.                                                         Nu begon ook de tijd voor hem, om zich tegenover mij een houding aan te meten. Met mijn Moeder onderdrukt en onder controle en daardoor niet in staat om tussen hem en mij te kunnen komen, om mij te verdedigen, nu was ik aan de beurt. Het was de winter van 1948, dikke sneeuw en ijsbloemen op de ramen, werd mij geboden, mij uit te kleden, veel van mijn kleding, (nu lompen) was nog steeds van onze repatriatie, de schoenen met touwtjes bij elkaar gebonden, werd ik naakt aan mij haren de douche in getrapt. Ik schreeuwde niet, het had geen zin.

Nog steeds broodmager, stond ik onder dat ijskoude water te jammeren, hij stond met een Spaanse riet voor de open deur, twintig minuten tot een half uur, als ik eruit probeerde te komen, sloeg hij mij op mijn natte huid, ten gevolge waarvan de wonden weken namen om te helen. Ik kon mij na die behandeling nauwelijks meer bewegen. Aan mijn haren werd ik naar het koude gedeelte van het huis, mijn kleine kamertje,  gesleept, de kamer in gegooid, op de vloer gesmeten, waar alleen een kaal matras en een paardendeken lag, terwijl ik niet eens was afgedroogd. Dit heb ik 11 of 12 keer moeten doorstaan. De kennelijke bedoeling was, om mij een longontsteking te bezorgen. Mijn moeder zat in de enige warme kamer, met hun eerste baby een jongen en ook een Jannes en kwam er nooit uit, zij was te bang.      Is dit van een moeder te bevatten? In die omstandigheden? Misschien wel.

Over mijn Moeder

Mijn moeder, kwam uit een niet zo welgestelde familie, een Kleermakerij en was een van de ouderen, van 11 kinderen.  Grootvader een geweldige verteller, met slechts een been, was door geheel Sauerland en Westfalen in Duitsland bekend. Moeder was geboren op een vrijdag de 13e mei in 1913, dus aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Haar door ambitie gedreven leven behelsde Piano spelen, kleding ontwerpen en maken en had ook de Kookschool doorlopen, bij een van de in die streek bekendste Hotels in Winterberg. Als Gouvernante bij een rijke Maastrichtse familie, leerde mijn moeder uiteindelijk mijn vader kennen. Mijn moeder sprak vijf talen, vloeiend Maleis was haar laatste taal.

Beginnende met de huwelijks-voltrekking in Kasteel Oud Wassenaar, bracht haar huwelijksreis haar in 1934, langs vele van de Franse kastelen en Chenonceau aan de Loire en tenslotte het Casino te Monaco, waar zij een maal mocht spelen met 1000 gulden. Moeder was gelukkig, het werden er 4000. Enthousiast wilde zij het nog een maal herhalen, maar mijn vader zei neen; eenmaal was de afspraak en zo bleef het.

In Nederlands-Indië

Moeder was een beetje koket, elke zaterdagavond, in de Soos, in een andere avond japon, nooit een tweede maal gedragen, het waren haar eigen gemaakte designs en de avond japon veranderde in een cocktailjurk en daarna in een middag japon, met veel hand gemaakte opsmuk, waar zij inderdaad bewonderenswaardig mee was, zo was haar leven, in ons oude vooroorlogse  Indië. Maar mijn vader keek naar de toekomst en dit was een duur spelletje. Zo kwam de afspraak, dat mijn Moeder alle stoffen kon kopen, die zij maar wenste, vermits zij haar eigen kleding ontwierp en zelf maakte. De stoffen kwamen van over de hele wereld, zelfs Iers linnen. Mijn moeder was de dame. Maar waar was er de moederlijke tijd voor mij? Die was er niet, voor mij was daar alleen maar de baboe en mogelijk de borstmelk afgekolfd en met de fles  aan mij gevoed.

Mijn vader was trots op zijn eerste zoontje, dat weet ik, er waren foto’s die daarvan getuigden, maar hij had ook een hoge baan bij de B.P.M.-Shell en verantwoordelijk voor de algehele financiën van die Maatschappij. Hij vloog met de Shell vliegtuigen veel en over geheel Indië voor inspectie van de boeken op de vele Shell stations. Eenmaal zelfs eens met Douglas Bader, de beroemde Engelse piloot  zonder benen, die ook voor de Shell vloog. Mijn Vader was helaas dus veel weg  voor inspecties. Corruptie tierde ook in die tijd welig en zo werd het bekend dat telegrammen mijn Vader vooruit gingen, als waarschuwing, zodat de boeken om in een correcte situatie zouden zijn. Er werden hem zelfs afkoopgeschenken aangeboden in vaak geweldige bedragen. Mijn vader reageerde daarop met ontslag en een schoonveegactie schoonveeg actie en zo werd de naam van mijn vader gevreesd op de verschillende stations, waarvan de boeken niet correct waren.

Het B.P.M.-Shell soosgebouw in Pladju

Desondanks was mijn Moeder toch nog te trots, maar ook ten zeerste beschaamd (hoe vaak was de eens zo zeer bekende naam van A.C. Lemmens, door de omstandigheden bezoedeld), om door ook maar enige 

vroegere bekende te worden gezien, vanwege haar huidige uiterlijk en onze vroegere reputatie. Was dat de bedoeling van die Jannes den Besten?

Waarom had ik een moeder, die geen belang of verantwoording voor haar  enig kind nam. Niet als een hartelijke warme en veilige Moeder, maar ook niet door haar onbesuisde tweede huwelijk, nog wel in gemeenschap van goederen ook nog, zonder acht te slaan op de belangen van haar kind. Zelfs al was dat met en onder al de geweldige beloften van die man.

Natuurlijk, haar tweede huwelijk was een volslagen nachtmerrie en in haar situatie was er geen uitweg. Door in alles toe te geven, hoopte mijn moeder een succes van dat huwelijk te kunnen maken. Dat was  dus ook debet aan haar houding  tegenover mij. Ze had toen niet door dat het  haar tweede man in het zo onverantwoorde huwelijk in gemeenschap van goederen, alleen te doen was om haar kapitaal.

Maar er was ook weinig mogelijkheid tot enige hulp, voor mijn Moeder, ze was immers geïsoleerd door de omstandigheden. Er werd een school voor mij gevonden, een RK. School aan het Westeinde. Onder de Wet moest dat tot 15 jarige leeftijd op school blijven, maar kennelijk had niemand enige belangstelling voor mij. Geen interesse en geen leidende hand, of een extra aanspraak, want ik was immers het jongetje dat niet sprak, en zich alleen wist te vermaken; in de geest nog steeds helemaal terug in de tijd van de Japanse kampen. Het Moffen-jongetje, waar de andere kinderen niet mee mochten spelen.    Ik wist niet beter en in Nederland was ik alleen maar een van de pinda’s, waar weinig interesse voor was. Het liep totaal op niets uit en duurde slechts enige maanden, ik leerde daar totaal niets. Tenslotte hing ik gewoon ergens rond en liep ik de geweldige afstanden, op mijn totaal versleten schoenen, in sneeuw en ijs, nog steeds vanuit de repatriërings-periode. Er was immers geen controle op mij Menigmaal, vroeg ik mij af, waarom ik eigenlijk geen moeder had, ik kan mij de borstvoeding niet herinneren, was het afgekolfd, zoals het mij door de baboe werd gegeven. In tegenstelling tot mijn vader, heb ik nooit in de armen van mijn moeder gelegen, maar 

ik had wel de mooiste kinderwagen van Pladju, zo werd verteld.

Tot zover het tweede deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

Lees verder…

Boekbespreking van 11 juli 2018

10897254057?profile=original

Boekbespreking van 11 juli 2018

Gedeeld verleden – Stichting Herdenking 15 Augustus 1945. Ter gelegenheid van 70 jaar einde van de Tweede Wereldoorlog       in Zuid Oost-Azië en daarmee   ook voor het Koninkrijk der Nederlanden, is een lustrumboek uitgegeven. In de loop der jaren zijn er tijdens de herdenkingen door bekende, bijzondere en mooie mensen ontroerende voordrachten gehouden, gedichten voorgedragen en vele liederen gezongen. Deze spreken nog altijd tot de verbeelding en mogen niet  verloren gaan. Deze zijn in dit boek gebundeld met een korte inleiding van de geschiedenis van de oorlog en bezetting van Indië en wordt gecompleteerd door een overzicht van alle oorlogsgraven in Zuid Oost-Azië. In dit boek is ook de herdenking van dit jaar 2015 opgenomen.  Adviesprijs: € 19,50.

10897254665?profile=originalEen buitenbezittingse Radja – W.J.M. Michielsen. W.J.M. Michielsen verliet in 1857 op 13-jarige leeftijd zijn geboortestad Breda  om  als  kajuitjongen maar de Oost te gaan. Na enkele zeereizen vestigt hij zich op Java, waar  hij  met  wisselende  banen in zijn levensonderhoud voorzag. Een keerpunt kwam in december 1867, toen hij voor het groot-ambtenaren-examen slaagde en een carrière in Indische bestuurs-dienst mogelijk werd. Deze kans heeft hij ten volle benut. Vele jaren diende hij in de zogenaamde ‘buitenbettingen, om zijn loop-baan uiteindelijk in Batavia af te sluiten als lid van de Raad van Nederlands-Indië. Op zeer hoge leeftijd, rond 1914 schreef hij zijn memoires, waarin hij met veel verve en oog voor detail verslag doet van zijn bewogen leven tot 1975. De latere periode is óf net geschreven, óf verloren gegaan. De editie van deze boeiende en kleurrijke vertellingen wordt hier vooraf gegaan door een inleiding over de historische achtergronden. Adviesprijs: € 29,00.

Lees verder…

21 en 22 juli pasar malam Emmeloord

10897391698?profile=original

Entree:

Volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar                 € 7,00

Volwassenen 65+ (met legitimatie) € 5,- alleen op zaterdag

Kinderen tot 12 jaar   Gratis entree

 

Programma:

Zaterdag 21 juli

Open: 13.00 – 22.00 uur

13.30 - 14.00  uur Swinging Sound Machine 

14.30 - 15.00  uur Wahana Budaya Nusantara             

15.30 - 16.00  uur Swinging Sound Machine

16.30 - 17.00  uur René le Blanc                      

17.30 - 18.00  uur Wahana Budaya Nusantara

18.30 - 19.00  uur Swinging Sound machine

19.30 - 20.00  uur René le Blanc

20.15 - 20.45  uur Justine Pelmelay  

21.00 – 21.45 uur Swinging Sound Machine        

22.00 uur                         Einde eerste dag

 

Zondag 22 juli

Open: 12.00 - 19.00 uur

12.00 - 12.30 uur Rocking Players                             

13.00 - 13.30 uur Hawaiian Treasure     

14.00 - 14.30 uur Diana Monoarfa 

15.00 – 15.30 uur         Rocking Players

16.00 - 16.30 uur Hawaiian Treasure

17.00 - 17.30 uur Diana Monoarfa

18.00 - 18.45 uur Rocking Players

19.00 uur                 Einde 2e dag

Lees verder…
OPINIEBIJDRAGE
Het Parool n.a.v. het artikel ‘Indorock ontstond uit discriminatie’, donderdag 21 juni 2018

Opgewarmde oude mythes over ‘Indorock’

Het stoort Hetty Naaijkens-Retel Helmrich dat er slordig wordt omgesprongen met de Nederlandse rock-’n-rollgeschiedenis, staat in het artikel ‘Indorock ontstond uit discriminatie’ (Het Parool, 21 juni 2018). En dat is precies wat Hetty Naaijkens zelf doet. Zo beweert ze dat The Tielman Brothers de single Rock Little Baby Of Mine in Nederland maakten. In werkelijkheid nam de band dit nummer in Brussel op en werden er 500 exemplaren van geperst, die voor het merendeel in België in de jukeboxen terechtkwam. In Nederland is het plaatje nooit in de handel geweest en vrijwel niemand kende het destijds. Toch is Rock Little Baby Of Mine in 2008 uitgeroepen tot eerste Nederlandse rock-‘n-rollsingle. Daar valt over te discussiëren, maar miskend kun je The Tielman Brothers niet (meer) noemen.

Storender is dat Naaijkens zonder enige grond beweert dat discriminatie en het feit dat ze geen werk konden krijgen de redenen waren waarom Indo’s rock-’n-roll gingen spelen. Voor het gemak vergeet Naaijkens overigens dat in de talloze bands die eind jaren vijftig ontstonden ook Molukkers, Surinamers, Antillianen en Nederlanders zaten. Nog levende topmuzikanten uit die tijd zoals Alphonse Faverey (Indisch maar van Surinaamse afkomst), Robby Latuperisa en Nico Fioole (beide van Molukse afkomst) zijn dan ook opmerkelijke afwezigen in haar documentaire Klanken van oorsprong. De jongeren van toen (van welke etnische afkomst dan ook) gingen muziek maken om precies dezelfde redenen als de jongeren van nu: liefde voor muziek, avontuur, aandacht, plezier, meisjes en geld verdienen. En ja, in die bands zaten voor een groot deel Indo’s (en Molukkers etc.) omdat zij in tegenstelling tot Nederlandse jongeren toen de Amerikaanse muziek kenden en de (elektrische) gitaar beheersten.

Het was dus niet een achterstand maar een voorsprong waardoor ze in de muziek terechtkwamen. Op het podium (want plaatjes maken vonden deze rock-’n-rollers minder belangrijk) sloeg dat vrijwel direct enorm aan. Bij Indo’s maar vooral bij Nederlandse jongens en meisjes. Daarmee waren de muzikanten eerder de glamour boys uit die tijd. Een aantal blonde meisjes viel als een blok voor deze gekleurde Nederlanders, soms zeer tot ongenoegen van de plaatselijke kaaskoppen. Maar structureel gediscrimineerd werden Indo-muzikanten geenszins, getuige ook de enorme hitsuccessen van The Blue Diamonds en Anneke Grönloh (weliswaar geen rockers, maar toch). Vanaf eind jaren vijftig waren Indo-bands van harte welkom in bijna elke bar die live-muziek had en in Duitsland verdienden veel van die bands tot circa 1965 bakken met geld.

‘Witte jongens keken de kunst af’, beweert Naaijkens. Haar bewijs? Willy and his Giants (een Haagse band) die een ‘enorme hit’ zouden hebben gescoord met het al door Indo-bands gespeelde Ajoen, ajoen. Dat plaatje is in geen enkele hitlijst uit 1963 terug te vinden. In dat jaar had wel de rock-’n-rollband The Crazy Rockers (twee Indo’s, twee Surinamers en een Nederlandse bassist) een aardige hit met Mama Papa Twist. Dat is allemaal na te zoeken.

Inderdaad hadden (latere) bands en muzikanten als The Golden Earring, Q65, Jan de Hont en Jan Akkerman een mateloze bewondering voor vooral The Tielman Brothers, The Black Dynamites en The Crazy Rockers. Dat stimuleerde hen om zelf het podium op te stappen, maar met andere muziek.
Bands met Indische, Molukse en Surinaamse muzikanten waren door hun show, muzikaliteit en indrukwekkende live-optredens de pioniers van de Nederlandse popmuziek. Dat verhaal kan niet vaak genoeg verteld worden. Maar dan wel feitelijk en gedocumenteerd, niet door oude mythes opgewarmd te serveren.

Woody Brunings (1938), sinds 1959 zanger/gitarist van The Crazy Rockers
Harm Peter Smilde (1966), auteur van ‘Helden van toen. The Tielman Brothers en de Nederlandse rock-‘n-roll 1957-1967’ (Uitgeverij SWP, 2017)

#klankenvanoorsprong #indorock #discriminatie#harmpetersmilde #hettynaaijkens #hetparool
Lees verder…
10897388887?profile=originalLof aan ICM Team lid, die Kamercommissie VWS het wapen gaf om de Indische moties in stelling te brengen.
 
> velen lazen in de overige media  en op de site van de Tweede Kamer dat na het zomerreces de Kamer terug komt op backpay/knil en de Indische verankering. Graag brengt ICM  het memorabel moment  onder de aandacht dat de twee moties destijds, nadat Martin van Rijn  de Knil uitbetaling ten uitvoer bracht, werd de Tweede Kamercommissie VWS  de avond voor het debat  door een ICM Team lid  gesoufleert dat er 6 miljard op zijn begroting stond van VWS.
 
 Hierdoor stond Martin van Rijn voor een debacle, en leden van Tweede Kamercommissie VWS  o.a. DENK hebben fors uitgehaald. Denk eiste nadrukkelijk dat de alle oorlogsslachtoffers worden gecompenseerd zie motie https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/moties/detail?id=2016Z00569&did=2016D01202
 In aansluiting hiervan was er voldoende draagvlak voor de twee moties in stelling te brengen;  Echter Martin van Rijn van PvdA, adviseerde om deze moties niet ter stemming te brengen toen, overzag kennelijk de situatie. Deze zou door het Kabinet worden verworpen, met name  door de VVD. Kabinet bestond uit twee partijen waar Rutte nadrukkelijk de  regie voerde juist over de PvdA. Iedereen kent het verhaal dat PvdA in dit Kabinet  alleen maar water bij de wijn deed, ten kosten van hun eigen ondergang als als PP.
>
> Nu bestaat Kabinet uit vier partijen;
dus in evenwicht, waar Rutte nadrukkelijk niet meer zijn stempel kan drukken, en de Kamer  net als voorheen nog steeds in de minderheid is.  Ik kan mij herinneren bij eerdere stemming bij Indisch moties dat D66, en CDA pro waren. Pechtold zelf  uitbundig naar ons zwaaide bij het uitbrengen van zijn stem, en gelijk riep de voorzitter Pechtold tot de orde. Ook zagen dat alle PVV'ers een "non" zegden tegen de motie bij het oproepen van hun naam. Immers Gerdi Verbeet wilde dat hier hoofdelijk werd gestemd. Met 7 man stonden wij tot  laat in de avond, of wel  vroeg in de ochtend op de tribune, en uiteraard met Ton Te Meij. Dit 1 van de vele avonden waar Indische moties sneuvelden.
Schattingen nu met betrekking tot de motie van het lid Öztürk  (DENK) over een compensatie ter algehele oplossing van de Indische kwestie,  liggen de kansen nu op  55 % dat de moties het halen. ICM weer heeft een andere plan gelanceerd dat alle 60.000 oorlogsslachtoffers worden gecompenseerd, kostenplaatje ruim 7 miljard euro. ICM heeft toen hiervoor speciaal een pensioenplan ontwikkeld  samen met delegatie lid van het IP. Dus boven de AOW het bedrag van € 600 per maand gedurende 5 jaar met een plafond van 45.000 -  Het plafond is gelijk aan het bedrag die de Joodse Gemeenschap ontving bij het Gebaar- . Bij petitie van Stille Tocht waar ICM ruim 5000 handtekeningen overhandigde aan het IP was dit de eis met het mandaat. Petitie eigenaar was Hans Vogelsang van het NICC, zonder deze petitie was nimmer dit resultaat behaald. 
>
>>
> Zeer benieuwd wat er gaat gebeuren, en lof aan de lid van ICM Team die het wapen in handen gaf aan de leden van de Tweede Kamercommissie VWS, namelijk info van de meevaller van 6 miljard op de begroting VWS, hiermee kan je wat, en misschien is het pensioenplan niet nodig om in 1 keer 45.000 euro uit te keren aan de 60.000 burgers van de oorlogslachtoffers en bersiap. Rutte betaal eerst je oude schulden.
>
> Nog een mooi Indisch jaar en geniet van het mooie weer.
ICM editor 
Ferry Schwab sr.
>
Lees verder…

Recept van de week    Rendang

 10897249890?profile=originalRecept van de week    Rendang                 

Een van de belangrijkste gerechten die deel uitmaken van de Indische Rijsttafel, op basis van Rundvlees in een heerlijke saus van kokosmelk en sambal. Voor kids ook te vervangen door kipfiletblokjes en dan met minder sambal.

Ingrediënten: 

1 kg. doorregen runderlappen. 8 sjalotten of 3 rode uien, 6 teentjes knoflook, 4 rode lomboks of 2 el. sambal oelek, 2 tl. djahé, 2 tl. laos. 1 tl koenjit, 1 serehstengel, 3 salamblaadjes, 6 kemirinoten, 1 liter dikke santen, 5 el. olie, 1/2 l. water, 1 tl. zout.

Bereiding:                         

Snijd het rundvlees in blokjes   van ca. 3 cm. Maal de kemirinoten met de knoflooktenen fijn in het hakmolentje van de staafmixer, doe hier een klein drupje van het water bij en voeg de djahé, laos, koenjit  en  het  zout  toe.  Maal 

alles nog even door tot het goed gemengd is. Maal dan in een keukenmachine de sjalotten of uien fijn. Maak in een wok of braadpan de olie heet en fruit beide mengsel aan gedurende   ca. 5 minuten (blijven omroeren). Kneus de sereh en doe dit samen met de salamblaadjes bij het mengsel en laat nog 10 minuten zachtjes doorbakken. Voeg dan het rundvlees toe en roer op hoog vuur alles om totdat de stukjes vlees rondom bruin zijn. Doe de rest van het water erbij en meng alles goed door. Laat alles op heel laag vuur (evt. sudderplaatje) minstens een uur sudderen. Doe dan de kokosmelk erbij en roer goed door. Laat alles opnieuw een uur heel laag op het vuur staan. Roer af en toe goed door.

Lees verder…

scheepsongeval Indonesië

scheepsongeval Indonesië

Gisteren, 18:49 in BUITENLAND

SULAWESI - Zeker 26 mensen zijn om het leven gekomen door een scheepsongeval in Indonesië. Een veerboot met zo’n 130 tot 140 opvarenden maakte voor de kust van Sulawesi water en liep aan de grond, zeggen de autoriteiten. Passagiers sprongen daarop in het water om zichzelf in veiligheid te brengen.

13be7fa0-7ee1-11e8-910d-cd6f5d72763b.jpg

Ⓒ TWITTER /@ALAANSOR1934

Op televisiebeelden is te zien dat tientallen passagiers zich vastklampten aan het kantelende vaartuig of in zee lagen. Slachtoffers zijn volgens de autoriteiten met vissersschepen en kleine boten in veiligheid gebracht.

De krant Jakarta Post bericht dat de veerboot volgens het scheepsmanifest ook achttien motoren, veertien auto’s, twee bussen en veertien vrachtwagens aan boord had. Reddingsdienst Basarnas meldt volgens de krant dat het incident vermoedelijk is veroorzaakt door een lek in de romp.

Indonesië wordt vaker opgeschrikt door bootrampen. Zo kwamen vorige maand naar schatting zo’n tweehonderd mensen om het leven toen een overvolle veerboot zonk op het Tobameer. De autoriteiten vonden het wrak van dat vaartuig uiteindelijk terug op zo’n 450 meter diepte.

Bent u in de buurt van Selayar of Bira en kunt u ons meer vertellen over dit ongeval, heeft u beeldmateriaal of tips? Mail ons dan via redactie-i@telegraaf.nl.

Lees verder…

   Oostindisch kampsyndroom van Kousbroek

10897279098?profile=originalBesproken door:Pjotr.X.Siccama  

  

Aan het einde van het werk van Kousbroek Oostindisch kampsyndroom, komt wederom het stokpaardje van de schrijver op de proppen met zijn verdediging – of laten we zeggen: rechtvaardiging van zijn beweringen over diverse zaken: Hirohito en de algemene (Wereld) publieke opinie over de schuld en/of betrokkenheid bij de oorlogsmisdadigheid van het Japanse staatshoofd en Kousbroeks kruistocht tegen verschillende opinies van mensen in, die de WO in Azië (en in Europa) aan den lijve hebben ondervonden.

In vorige artikelen heb ik over dit onderwerp uitvoerig gewijd, waarbij ik het standpunt van de schrijver onbegrijpelijk en verdacht vond en overigens nog steeds vind.

Kousbroek wil coûte que coûte het gelijk aan zijn zijde krijgen. De vraag die bij een ieder opkomt in dit verband is: waarom eigenlijk? Hijzelf heeft dit op verschillende manieren duidelijk willen maken. We zetten de argumenten successievelijk op een rij.

Het eerste argument dat hij aanvoerde ter rechtvaardiging van Hirohito’s positie in de oorlog was, dat Hirohitozelfgevangene was van het  Japanse de militaire elite en dus gezien moest worden als een geïnterneerde. (Kousbroek cursivering). Dit is zo goed als fictie, zeker omdat het bekend was dat onder het militaire stafcorps leden van Hirohito’s familie zitting hadden en een niet onaanzienlijke functie daarin hadden bekleed. Hiermee verdedigde Kousbroek met stelligheid Hirohito s positie. Een uiterst bedenkelijk standpunt..

Ten tweede voerde Kousbroek aan dat Hirohito in Machuko (China s provincie waar de laatste Keizer van China als marionet werd gehouden) hij zijn bevoegdheid (als het oppergezag nota bene – opmerkelijk genoeg beschamend vond) had overschreden door: “  ..als tegenstander van geweld en oorlog te gedragen..” (einde citaat Kousbroek) en de tweede maal op het eind van de oorlog (welke oorlog wordt door de schrijver hier overigens bedoeld.?

Wanneer Kousbroek de WO II bedoelde, heeft Kousbroek het helemaal mis, omdat de keizer in jaren niets van zich liet horen, behalve dan in de eerste week van augustus 1945, toen het al veel te laat was om zijn goede zijde van ‘geweldloosheid’ aan de Wereld te tonen. Maar dan spreekt Kousbroek zichzelf tegen door  het volgende te schrijven: citaat”..Een woord van de Keizer en heel Japan en de bezette gebieden hadden zich doodgevochten. Wie Hirohito een oorlogsmisdadiger wil noemen, is niet op de hoogte van de feiten.” Einde citaat. Wij weten maar al te goed dat ze zich wel degelijk dood hadden gvochten, indien de VS de atoombommen niet hadden afgeworpen. Mogen we die feiten dan ook kennen? Maar de keizer was het oppergezag en had (indien hij dat zelf wilde of opdroeg) de keuze tussen leven en dood, om het cru te zeggen.

Ziedaar  het enige feit en het bestaan dat iedereen wist van het gezag: Hirohito zelf in persoon. Wat is hier nog onduidelijks aan en het verwijt van de schrijver aan al die mensen, die net als de schrijver zelf geen enkel werkelijk bewijs in handen hebben?

Kousbroek draaft (tegen alle andere stromingen/beweringen in van andere deskundigen overigens) door als een hol geslagen paard en verliest onderweg heel wat (en niet alleen moreel support).

Was het niet duidelijk genoeg dat, zoals de schrijver  had kunnen gelezen (uit de Memoires van Truman) dat de Amerikaanse president al bij voorbaat wist dat de keizer vrijuit zou gaan, maar niet zozeer omdat hij a priori onschuldig was. (zie mijn vorige artikelen), en dát tegen de Amerikaanse (liever gezegd de Wereld) opinie in? Aan de andere kant wilde het Amerikaanse publiek (en de Wereld)  niet dat

 

Hirohito zou worden gespaard. Toch is dit tegen ieders verwachting gebeurd: de politieke druk van de VS was in die situatie en omstandigheid veel te groot en politieke belangen waren te sterk.

(later bleek dat er stricte geheime afspraken waren gemaakt door de Amerikaanse veiligheidsdienst(en) om een geheel andere weg te in te slaan, gezien de dreiging vanuit

Oost/China en Rusland.) Dat argument van de veiligheidsdiensten van Truman vond ten slotte de doorslag en zeker gezien het in hun opvatting nog groter gevaar van het oprukkende Communisme, met name vanuit Rusland.

Er is maar één gevolgtrekking uit de memoires van president Truman: Hirohito was verantwoordelijk en dus schuldig, maar kon de adviezen van zijn diensten niet zonder meer terzijde schuiven; daar waren immers veel grotere (politieke) wereldbelangen mee gemoeid.

 

De sympathie/emphatie (en wellicht grote genegenheid?) van de schrijver jegens amateur-bioloog Hirohito ten spijt. Er zal niet worden beweerd dat Hirohito bij voorbaat een (oorlogs)misdadiger is; daarvoor zijn er tot nog toe geen enkel bewijs gevonden. Tenminste wat we nu voor gegevens tot onze beschikking

 

10897287675?profile=originalSpoorwegsation in Manchukwo

 

10897287482?profile=original

10897288057?profile=original

hebben staan, zijn wel aanwijzingen en sporen die naar een bepaalde richting en analyses van tijdlijnen wijzen. Zelfs  de schrijver kon niet met concrete bewijzen komen. Waar zijn de door hem genoemde (harde?) feiten?

De bezwaren van velen die in Zuid/Oost Azië de gruwelen lijfelijk hadden en hebben ondervonden tegen het door de schrijver verdedigd standpunt dat Hirohito niet schuldig was, waren dertig jaar na het eind van de 2e WO enigszins verklaarbaar, gezien de vele tegenstrijdigheden in het discours; maar begrijpen doe ik het niet.  En kan de schrijver hier niet kwalijk genomen worden in het licht van die tijd. Maar de schrijver (die overigens zelf eveneens als oorlogsslachtoffer kan worden gezien) scheen in zijn leven geen enkel moeite te hebben (gehad?) om zichzelf niet als (oorlogs)slachtoffer te zien. De vraag is waarom dat zo is? Men hoeft zich niet (zoals hij zelf vele malen probeerde tot uitdrukking te brengen) ‘’zonder meer” de oorlog zien als het grote Kwaad dat een  mensenleven phsychologisch (en ook fysiek) verruineerd heeft.

Het kán wellicht voor een of twee individuen gelden (in restrictieve zin is dit zelfs twijfelachtig

), maar feit blijft dat er sprake was en is van een ernstig oorlogsverschijnsel, een wond (traumatisch voor een ieder met en door angst, foltering, doodsbedreiging,uithongering enz. enz.) die zo goed als nooit zal genezen. Het is zowaar bewezen. Daar kan niemand omheen en ook Kousbroek niet. Maar de schrijver heeft, naar ik heb begrepen, in het begin van zijn schrijverschap reeds geworsteld met de verwerking van zijn eigen oorlogservaringen, die naar het scheen ‘’gelukt’’ was en bagatelliseert het verschijnsel als iemand met een kennelijke overtuiging dat het zo is.

De wetenschap op cerebraal terrein heeft dit ‘’fenomeen’’blijkbaar niet herkend als iets uitzonderlijks, anders zou men haar visitekaartje wel hebben afgegeven en in de rij bij hem hebben gestaan voor een consult.

De schrijver, heeft helaas het zelf opgeroepen hetgeen hier te berde wordt gebracht.

In de jaren zeventig was de schrijver al van leer getrokken tegen alle Indiëgangers in het algemeen en al die mensen die de WOII hebben ervaren en gekend, deskundigen van diverse pluimage inbegrepen.

Het waarom, kunnen we de schrijver helaas niet meer vragen.

Hij wordt dan opeens sadistisch en schopt tegen alle phsychologische hulpverleners en deskundigen aan op ziele gebied, zoals o.a. tegen professor Bastiaans (Univ.Leiden). In zijn tirade tegen deskundigen werd nog meer gevoed door een uitspaak van Komrij en wist zich door hem moreel gesteund, wanneer Komrij die over het oorlogssyndroom de volgende controversiele uitspraak deed:, dat citaat: “wanneer professor Bastiaan er niet mee kwam, het verschijnsel ook niet had bestaan.’’ Een ieder is geheel vrij om onzin uit te kramen, ook Komrij. Dezehumbug van een uitspraak van de schrijver Komrij kan en mag geen reden zijn voor Kousbroek om snel te juichen. Met Komrij‘s uitspraak kun je alle kanten op en is dus multiinterpretabel.

 

(de phsychologische term was immers al heel lang bekend, maar dit terzijde) en op die manier moet men dat ook zien. – In het bewuste artikel uit zijn werk kreeg prof.Bastiaans van de schrijver ook nog zoveel kritiek te verduren aangaande diens wetenschappelijke experimenten die hij zou hebben ondernomen en er volgens de schrijver niets van klopte etc. Veel modder kreeg de professor over zich heen gestort van de schrijver; achteraf bekeken geheel oneerlijk beoordeeld (door de schrijver) maar ook  onterecht, naar ik meen.

In elk geval vind ik de kritieken van de schrijver op alles wat met phsychische hulpverlening te maken heeft (gehad), onjuist, merkwaardig en ook bespottelijk; het geeft louter een modieus (want het was immers ‘en voque’ in die tijd) beeld van de schrijver om er ook bij de kriticasters te willen horen en liefst vooraan op de eerste  rij.

 

Het verschijnsel dat ‘’men slachtoffer van iets was en/of is geworden’’, zegt de schrijver geeft financiele en phsychologische voordelen. Zo n uitspraak is hilarisch, bizar en leidt tot niets.

 

Wel en niet waar; zelfs dát is uiterst betrekkelijk. Het is muggezifterij van de schrijver en lijkt alsof een willekeurige slachtoffer nu zelf dient te verantwoorden waarom hij of zij slachtoffer is geworden. De absurditeit ten top: een ‘’post-traumatische belediging’’ zou je het ook kunnen noemen.

Bovendien lijkt alsof betrokkenen er om hadden gevraagd om hen alsjeblieft in de misere te willen storten. Ik durf er bijna mijn hand voor in het vuur te steken dat de schrijver datgene suggereert, (- waarvoor ik geen bijvoegelijke naamwoord meer kan bedenken - ) wat een ieder al vermoedt: ‘’het slachtofferschap in al zijn verschijningsvormen’’

Dat mag een ieder suggereren of verzinnen, zo men wil, maar van Kousbroek heb ik deze gevolgtrekking allerminst verwacht waarmee hij op deze manier een bevolkingsgroep, oorlogsslachtoffers – in welke hoedanigheid ook -Indiëgangers , maar ook wetenschappers een klap in het gezicht heeft gegeven.

 

Wordt vervolgd

 10897288090?profile=original

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - I     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Zonder er iets dramatisch van te maken, heb ik een probleem, met  veel, zo niet alles, dat mij in het harnas van mijn levensloop heeft gewrongen. Wringen vind ik een zeer goede omschrijving, omdat ik nooit aan wanhoop heb toegegeven, ondanks mijn geweldige eenzaamheid en de totale afwezigheid van een familie verband en nooit een tehuis heb gehad dat daartoe behoorde.      

Na het vele, vele vallen ben ik altijd weer opgestaan. De levenskracht                                                                  daartoe, dank ik aan mijn vader, aangaande de parabels die een beste vriend van mijn Vader,  gedurende  een te korte tijd, aan mij heeft doorgegeven en bovendien van wat   ik te weten ben gekomen over zijn reputatie, samen ook met het geweldige niveau dat hij daarmede    in de  maatschappij en ook  zijn eigen Maatschappij, de B.P.M.-Shell, heeft weten te bereiken. Nu op de leeftijd van 77 jaar, voel ik mij genoodzaakt de balans van mijn leven op te maken. Niet alleen voor mijzelf, maar ook eventueel voor mijn kinderen. Het is mijn gevoel dat, als ooit een van mijn kinderen een probleem heeft, dat de geschiedenis van het leven van hun vader, hen de kracht kan geven om door te zetten

Ik had en heb een uitzonderlijk leven, interessant zelfs, maar toch in mijn persoonlijk gevoel onmenselijk, gemeen, te zwaar en bovenal  zeer eenzaam. Men kan zeggen dat ik redelijk succesvol met het overleven ben geweest, maar letterlijk met elke actie tot een verbetering van mijn leven, heb ik keer op keer ook altijd tegenstand moeten overwinnen. Het was met de handicaps van mijn verleden, altijd weer een strijd. Het is voor mij nooit vloeiend geweest, altijd en eeuwig waren er problemen, die ik heb moeten overwinnen, tot op dit moment toe.

Al verscheidene jaren ben ik van plan, om een boek over mijn leven te schrijven en daarin de ontdekkingen van de menselijke levensfactoren te beschrijven. Graag had ik de hulp ingeroepen van iemand als Adriaan van Dis of van andere schrijvers wiens namen ik tegen ben gekomen. Door het leven van mijn vader en dus met mijn eigen afkomst daardoor, had ik potentieel schatrijk moeten en kunnen zijn, maar door de oorlog is het totaal het tegenovergestelde geworden Armoede werd lange tijd mijn deel en ik voelde mij altijd opgejaagd en uitgebuit.

Maar vanwege en dankzij mijn beide ouders, heb ik kennelijk een geweldige veerkracht meegekregen, waarmede ik niet alleen al mijn tegenslagen heb weten te overwinnen, maar nu zelfs een staat van leven heb weten te bereiken, waar velen zeggen, nou waar heb jij nu nog zorgen voor nodig, Voor mij is het genoeg om nu te kunnen leven. Ik kan nu hopelijk van het aantal jaren die ik mogelijk nog heb, nog een beetje genieten. Maar wat is genieten, als je mogelijkerwijze niet meer weet hoe je dat kunt doen, als je moet oppassen om financieel rond te komen. Maar helaas, genieten, dat ken, of kan ik nu ook al niet meer, de strijd is voor mij te zwaar geweest, naast een vluchtige glimlach en terugkijkend het met een zekere 

voldoening, is het meestal slechts een bittere voldoening die niet echt is. Het is toch ook niet echt, het kan gewoon niet echt zijn. En zo ben je aan het wachten op de volgende klap die moet komen, je hebt toch immers nooit anders meegemaakt.  Zo gaat het met mij.

Adrian Lemmens, twee jaar oud.

Uit mijn historie zal toch zeker blijken dat mijn gedachtegang en mijn levensbeslissingen niet dom of ondoordacht zijn geweest. Waarom is het mij dan ook niet mogelijk om eens achterover te kunnen leunen en van enig succes, met enige voldoening kunnen te genieten? Ik geloof inderdaad dat er zo iets is dat de maat nu vol is; het is allemaal teveel geweest. Maar waarom heb ik in dat geval dan ook niet de moed verloren en ben ik in elkaar gezakt en tot niets meer in staat, dat is toch wel het wonder van het leven. Ik noem het   de veerkracht in de mens en stel vast dat die enorm krachtig is.

Ja, ik ben getrouwd en ik heb drie kinderen, die allen uitstekend terecht zijn gekomen en mijn vrouw is ook mijn zeil kameraad op zee.! Ik stelde zeer hoge eisen aan mijzelf en zonder die eeuwige discipline, had ik het ook nooit overleefd. Het is immers je verstand en je wil tot leven, die een mens in leven houden. In mijn leven heb ik mijzelf altijd van alles  ontzegd om uit mijn armoede omhoog te kunnen klimmen en iets te bereiken. Ik ben nooit  gewend geweest op vakantie te gaan, een ijsje, een bioscoop, met vrienden een drankje drinken of sporten. Als je dat allemaal niet gewend bent, dan is het ook tamelijk gemakkelijk om frugaal en gedisciplineerd te zijn. Uiteindelijk    heb ik redelijk wat bereikt. Maar het geeft geen geluk of genoegen, om er op terug te kunnen kijken, het was immers allemaal te hard en te onmenselijk.

Wat het voor mij nog erger maakte, is dat alles zo anders had gekund. Dat dankzij mijn vaders vooruitziende blik mijn mogelijkheden anders hadden gelopen. Dat mijn vader zijn grootste offer, zijn eigen leven, bracht in het vervullen van zijn vaderlijke plicht  voor zijn nageslacht en na het  voldoen van wat mijn vader als zijn plicht zag, hij slechts een trap na kreeg; van zijn eigen land.

Voor de mensen die de oorzaak van ons ongeluk werden, was er aanvankelijk veel succes en was dat ook voor een langere periode voor hen weg gelegd, maar tenslotte verdronk de een met zijn dikke pensioen in zijn eigen zwembad en was de ander ongelukkig met zijn kinderen en zijn ambitieuze vrouw.  En het feit van het eeuwige mislukte pogingen om mijn persoon te elimineren, alsmede de vele schandalen met secretaresses op zijn kantoor. Met zijn geweldige macht en zijn onaantastbare positie, kon die man doen en laten wat hij wilde. Die man had geen geweten. Inderdaad zijn er in onze wereld mensen die op een gegeven moment zo hoog staan, dat ze zich door gegeven omstandigheden onaantastbaar wanen en zelfs met de duivel zelf heulen. Ik heb nu een pensioen van de WUV, met alle restricties dat voor het Nederland, dat wij nu kennen, gewoon is. Uiteindelijk was ik een kundige advertentiefotograaf, met ook mijn eigen uitstekend geoutilleerde studio. Het maken van ontwerpen voor advertentiewerk, was voor mijn aangeboren handigheid niet zo’n probleem en verdienden wij daarmede extra geld met minder uitgaven En   dat had ook extra voordelen.

Door het in die tijd anti Nederlands heersende sentiment, in Nieuw Zeeland, (de Nederlanders hadden een reputatie voor hard werk en succes waardoor de gemiddelde en kalme steady-as-she-goes Nieuw Zeelander zich bedreigd voelde) en zo kreeg ik meestal alleen maar het werk, waar ik bekend om werd. Werk dat nu alleen met computers gedaan wordt, deed ik in die tijd reeds met het gebruik van meerdere camera’s voor de productie van één foto. Het brood-en-water werk ging weer naar mijn Nieuw Zeelandse collega’s die ook vrienden maakte met “wine and dine”, wijn en etentjes, ter bevordering voor hun werk en hun contacten, iets dat mij en mijn historisch nu zo ingewortelde mentaliteit niet lag, en waardoor wij nooit een geweldig inkomen konden bereiken. Echter op en met mijn vrije tijden en momenten, bouwde ik ons eigen huis en ook een nieuwe studio voor mijzelf, met mijn eigen handen en contractuele hulp.

Mijn studio werd ook bekend, voor het feit dat wij fotografisch bijna het onmogelijke konden doen, met behulp van lasers en met fluorescerende verven, dat zorgvuldig geheim werd gehouden door ons. Zo gebruikte ik mijn tijd om te verdienen wat ik kon, of mijn huis te bouwen, zoals ik dat voor ogen had. Op het einde kwam dat allemaal op zijn pootjes terecht, maar het was wel dubbel hard werk, terwijl mijn vrouw Paula mijn secretaresse was en de moeder van onze kinderen, die op oudere leeftijden vaak in alles meehielpen.

Nu met nieuwe wetten en regulaties kan zoiets ook niet meer, of alleen nog maar ten dele. Gemeten naar mijn inkomen dat in die tijd ook naar ons nieuwe huis ging, werd ik op het gemiddelde inkomen geschat door    de WUV en mijn kwalificaties zonder de Nederlandse papieren, werden volgens Nederlandse maatstaven niet erkend. Een rechtszaak in Utrecht, bepaalde via een vinnige WUV advocaat, dat mijn kwalificaties gelijk stonden met een gewone verkoper in een fotowinkel en daarop werd mijn WUV pensioen berekend. We kunnen er van leven, maar dat is alles.

Adrian Lemmens met zijn ouders, 1939.

Dat is ook geen bevredigende situatie, na alles dat ik heb meegemaakt en verloren heb. Mede door de Nederlandse behandeling voor wat betreft de “Indische Kwestie”, met name door ons met hun acties uiteindelijk zwaar te bestelen, werd ons gezin behoorlijk getroffen. Ergo voor mijn Vader, die werkelijk het hoogste offer bracht voor de goede zaak en het met zijn leven betaalde. Ik ben en voel mij echter nog steeds een Indische jongen van “Tempo Doeloe”, met een Hollandse (Amsterdamse) vader en een Duitse moeder. Beiden krachtige, nee kolossale mensen. Helaas de omstandigheden hebben mij mijn vader ontnomen met de torpedering van de “JUNIO-MARU”, met de zo velen andere kostbare Nederlanders en de arme meedogenloos bedrogen ROMUSHA’S. Alle 5860 van onze mensen, van ons nu vroegere Nederlands-Indië kwamen daarbij om het leven.

Via het internet heb ik merkwaardige belevenissen en kennismakingen meegekregen, zowaar net ook weer van een naamgenoot, familie zelfs, een kampgenoot uit het Banyu-Biru kamp 10.

Toen wij op het laatste moment door de B.P.M.-Shell uit Borneo werden afgevoerd naar Java, op vrachtwagens door de jungle naar Banjermasin en  op een boot van de K.P.M.  werden geladen als deklading met onze bedienden en bagage. Ik heb dat schip als een toenmalig zesjarige altijd in mijn herinnering meegedragen, een drie eilanden schip van het type dat toen bekend stond, zwarte romp en wit bovendek.

Ik heb dat schip, waarvan mijn Moeder in die verwarring zelfs de naam niet meer wist,  meer dan twintig jaar gezocht; ik weet, of wist, dat het klein was. Na de boeken van Bezemer (zowat 1500 pagina’s) te hebben doorgeworsteld, viel mijn oog op het K.P.M. schip de Janssens, onder gezag van een merkwaardige man en gezagvoerder G.N. Pras. Toevallig begon in dezelfde tijd ook de Australische schrijver “Doug Hurst” met een boek onder de titel            “The Fourth Ally” staat daar merkwaardigerwijze de ms. of ss. Janssens op blz. 44 en de afbeelding van het schip (er zijn merkwaardig veel toevalligheden die in mijn leven voorkomen) is nagenoeg het evenbeeld van wat nog in mijn herinneringen staat. En dat is nog niet alles: op dat moment komt opeens ene Gerardus Lemmens uit Engeland via e-mail zich aandienen. Zijn vader blijkt op het moment van de inscheping in Banjermasin, de tweede boordwerktuigkundige te zijn geweest op dat schip. Terwijl zijn moeders naam Lemmens Guetjens G.C., als onze kampgenote van camp tien “Banyu-Biru” onder die van mijn Moeder Lemmens-Finger T.G. staat, in die kamplijst van “Camp 10 Banyu-Biru”. Allemaal ongelooflijk.

Gerard Lemmens, een van drie kinderen is pas na die oorlog geboren. Zijn vader overleefde de oorlog, zijn broer en zus zijn van voor de oorlog. Gerard Lemmens  gehuwd met een Schotse vrouw woont nu in Sussex in Engeland.

Wat zo bijzonder is over dit schip, is dat wij buitengaats van Banjermasin en op weg naar Java, door twee Japanse Zero’s werden aangevallen, met onder elke vleugel een bom, dus vier bommen, ik zie ze nu nog hangen, als op mijn netvlies gegrift. Daar gaat de eerste bom, het schip vaart nu op volle kracht, de officieren volgen de baan van de bommen en maken uitwijkingsmanoeuvres. De dekken zitten vol met vrouwen en kinderen waaronder veel baby’s, vele bedienden, waaronder mijn baboe “Sumina” en de barang (bagage) Een beginnende bijna geluidloos  geschreeuw gaat op. Het is angstwekkend, schreeuwden ze toch maar echt. De bom komt rakelings langs de bakboordzijde, vlak langs ons heen aan het achterdek. Een geweldige fontein schiet omhoog en stort zich op het dek. Wij spartelen allen schreeuwend op dek tussen de ronddrijvende bagage. Naar mijn herinneringen kwam het water tot mijn heupen. Dit gebeurd in totaal vier keren. Het schip gaat geheel schuin in de bochten, waardoor allen aan dek overal tegen aan en tegen elkaar botsten, een baby spoelt bijna overboord. Het was een verschrikkelijke nachtmerrie, waarvan de beelden mij mijn gehele leven achtervolgd hebben, vooral als ik in mijn tegenwoordige leven de een of ander haai tegen kom (wij zijn namelijk zeezeilers).  

Mijn vader in het uniform van reserve sergeant bij het KNIL.

Vier bommen overleven wij op die manier, daarna kwamen die Zero’s weer op ons af en wij wisten het instinctmatig: wij zouden nu mitrailleervuur moeten ondergaan. Maar plotseling braken zij hun aanval af en verdwenen. Oorzaak is een eenzame “Glenn-Martin” van een basis op Noord Java, die om welke reden dan ook, de Japanners op de vlucht deed slaan en wij hadden dit drama overleefd. De Glenn-Martin vloog drie rondjes om het schip, met haar vleugels wiegend als een groet en een gejuich van het schip ontlokte en wij bereikten tenslotte Java.

Na het lezen van veel beschrijvingen, over de verschillende acties, van de dappere “Janssens” uit het boek van de Australische auteur en die de gehele oorlog overleefde, ben ik er 99% zeker van, dat zij de “ms. Janssens” was, die ons naar Java bracht, maar die ene procent zou ik toch nog graag verzekerd zien. 

Na mijn korte beschrijving, voor onze mensen, in het ICM-online van Ferry Schwab, met de “Indische Kwestie”, aangaande het incident met Marlies van Zanten Hyllner in 2012, ging ik op vakantie naar Europa Twee van mijn drie kinderen wonen overzees. Ik had mijn artikel aan ICM-online laten lezen, die het prompt publiceerde, eigenlijk zonder daar eerst mijn toestemming voor te vragen, maar “no matter”. Mijn artikel heb ik met de grootste moeite gedurende mijn reizen proberen te volgen.

Doordat ik constant onderweg was, kon ik zonder de medewerking van Ferry Schwab ook geen lid worden, ik ben niet zo’n computerheld en heb ik nooit ooit iets van het kennelijk regelmatige commentaar op mijn artikel kunnen volgen. Dit vond ik zeer spijtig en werd ik daar door ICM en Ferry zelf ook niet verder geholpen. Ik heb nu het contact met ICM en Ferry  verloren; ook al omdat zij met hun activiteiten meer op de Nederlandse dan op de buitenlandse Indische bevolking zijn gericht. Pasar Malam dit en Pasar Malam dat, waar wij (van overzee), helaas niet naar toe kunnen gaan. Bovendien wil ik hem verder ook niet met mijn besognes lastigvallen. Mijn reden daarvoor is gewoon, omdat ik samen met mijn familie niet alles alleen maar heb verloren in en van het oude Nederlands-Indië, maar dat wij dankzij mijn vaders hoge functie (de nr. drie in de top bij de B.P.M.-Shell, op Balikpapan Borneo en daarbij Tarakan), ondanks de oorlog nog geweldige investeringen hadden in Engeland en de U.S.A. Tegoeden van de B.P.M. die onder grote woede van de toenmalige Nederlandse Regering, wel al haar mensen het achterstallige salaris en pensioen uitbetaalde. Maar onze investeringen, bezittingen en gelden, zijn ons in Nederland allemaal door toedoen van de Nederlandse Staat ontnomen. De Nederlandse autoriteiten zijn er ook de schuld van geweest, dat ook ons eigen huis of eigenlijk dat van mijn (voogd) grootvader, waar wij notabene in opgegroeid waren, ons ontnomen is. Ons huis is gewoon geconfisceerd      en dat 24 uur voor we in Amsterdam als repatrianten aan wal kwamen.  

Komt daarbij ook nog eens de Wet tot de HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW (die pas in 1956 gewijzigd werd)  EN DAAR OOK NOG EENS BOVEN OP, MIJN MOEDER EN HAAR DUITSE ACHTERGROND, kregen we de zoveelste schop onder ons achterwerk. Daar kwam nog bij dat wij bij de, door Nederland en haar bevolking, ongewilde Indische Nederlanders behoorden. Hoe is dat mogelijk, wat kon er nog meer tegen ons worden ondernomen. Hoe meer konden wij nog vernederd worden. Helaas, alsof dit allemaal nog niet genoeg was, dit was in feiten nog maar het begin van onze ellende, zoals men in deze artikelenserie die ik speciaal voor de NICC Nieuwsbrief heb beschreven, zal ontdekken.

Buitengaats van IJmuiden, kregen wij op de “ms. Slooterdijk van de HAL”, waarmede wij uit Indië arriveerden een telegram van de Amsterdamse Autoriteiten. Ons huis in Amsterdam Centrum werd nu opgeëist voor Nederlanders en wij moesten nu zelf maar voor onze accommodatie zorgen. Er werd ons door deze autoriteiten geen verdere hulp verleend voor het vinden van een andere behuizing.

Ons huis, het ouderlijk huis van mijn Vader, was gedurende de depressie, door mijn Vader, van mijn grootvader gekocht, om hem met zijn kunst schilders zaak, beneden in zijn souterrain te redden van bankroet. Dat was dus vanaf dan ook ons huis, Cornelis Anthoniszstraat nr. 8 in Amsterdam Centrum.  

Mijn grootvader, tevens mijn voogd, en de wet  handelingsonbekwame vrouwen, toen ook nog benodigd als haar mannelijke familie lid, woonde nog steeds in het souterrain. Het bovenhuis had hij helemaal opgeknapt met parketvloeren en nieuw behang, zodat het voor ons prettig wonen zou zijn. Ook had hij in de buurt naar scholen voor mij  geïnformeerd, ik was nog niet naar school geweest en kon nog steeds niet lezen of schrijven, of zelfs tellen. Dat was in oktober 1946 en ik was dus tien jaar oud.

Nogmaals mijn ouders in ons huis in Pladjoe aan de Moesi rivier.

NU KOMT  VOOR ONS,  ONS DUBBELE ONGELUK.!!! 

A.)  Van Indië komende waren wij in Nederland niet welkom.

B.)  Vanwege de confiscatie van ons huis, verloor ik mijn voogd (groot-vader ) die al in zijn tachtiger jaren was en hij was nog steeds herstellende van de laatste en vreselijke hongerwinter in Amsterdam.

C.)  Mijn Moeder was een Duitse en sprak dus met een Duits accent en in Nederland heerste een grote anti Duitse gezindheid en haat. Haar Nederlandse paspoort, was van geen consequentie.

D.)  Mijn Moeder was door de wet van de “HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW,” onbevoegd en onmachtig, om voor haar eigen belangen te zorgen, zonder een mannelijke bijstand of familielid. Mijn grootvader niet alleen mij als voogd, was maar ook mijn Moeder  ontnomen als inwonend mannelijk familielid, door die actie tegen ons.

E.)  Mijn Grootvader was vanwege zijn gezondheid ook behoeftig aan mijn moeders hulp en bijstand; een wederzijds drama.

F.)  Mijn moeders familie zag een kans in Duitsland, in de Britse bezettings-zone, mar de mogelijkheid voor ons, om daarheen te vluchten was nihil en er werd niet bemiddeld.

G.) Mijn alarmerende tekort aan educatie werd door deze situatie verzwaard. Er was voor mij geen oplossing en was ik vaak opgesloten en alleen, terwijl mijn Moeder noodgedwongen op stap was.

H.)  Mijn moeders, of liever mijn vaders reputatie, was mijn Moeder voorgegaan. Bij de B.P.M.-Shell, was mijn moeder bekend als de “Gouden weduwe Lemmens” Later ook de weduwe van de “JUNIO-MARU”.

I.)  Mijn Moeder ging voor hulp naar de B.P.M.-Shell, gesteund voor het voor-oorlogse advies van  haar man en mijn Vader, om nooit iemand te vertrouwen en zich alleen bij de B.P.M.-Shell te vervoegen. Ik was daar bij en hoorde die waarschuwing van mijn vader ook In Bandoeng, na de capitulatie.

J.)  Mijn Moeder werd naar de B.P.M.-Shell weduwen en wezen afdeling verwezen, waar een  een zekere J. den Besten zich onmiddellijk over haar ontfermde en haar omringde, met alle zo welkome attentie, die zij van de Nederlandse autoriteiten moest ontberen. Deze man had in zijn functie natuurlijk inzage in onze papieren, hij liet mijn moeder na die tijd niet meer los en ging de begeleidde haar, totdat hij mijn Moeder binnen het jaar te pakken had, met hemelse beloften, ook jegens mij en met grote vooruitzichten en alle mogelijke attenties. Het was de Heer of liever de “bandiet”, Jannes den Besten gelukt om ons in te palmen. Zijn broer NICOLAAS den Besten, zou in de latere vijftiger en zestiger jaren de Amsterdamsche Bank oplichten voor 60 miljoen gulden met de zogenaamde “SOCRATES AFFAIRE”.

Waar was de verantwoording van de B.P.M.-Shell, in deze situatie  voor een gewezen en eens “zeer” belangrijke top-employé’, zijn weduwe en zijn weeskind (hierop geef ik ook een antwoord, verderop in mijn relaas). Helaas, voor mijn Vader, in zijn hoge positie, waren er ook vijanden en die waren nu zelfs machtiger na die oorlog, die door die ons beiden individuen was overleefd. Een was de zoon van een zittend directie lid van de B.P.M.-Shell in het hoofdkantoor, nu zat hij zelf in die directie, ir. Jan Brouwer en de andere, een verrader en collaborateur met de Japanners, die daarmee zijn familie had gered, een dr.ir. in de Archeologie, H.H. Brons, Ab in de omgang. Hij was later in Nederland, de oprichter en directeur van de R.R.P., de Rotterdam Rijn Pijpleiding Maatschappij,  een dochteronderneming van de Shell, voor het transport van olieproducten naar Duitsland, die dat werd dankzij zijn vriendje de eerder genoemde directeurszoon, ir. Jan Brouwer. Beide “heren” werden door mijn Vader gecorrigeerd, uit naam en in opdracht  van de B.P.M.-Shell, vanwege hun slechte openbare gedragingen en hun onbetaalde rekeningen van voor de oorlog. Voor welke redenen ook hun  

aanvraag tot een salarisverhoging was geweigerd.

Het was niet mijn vaders keuze maar het was wel in zijn functie, deze mensen daarvoor te berispen. Wat een ongelukkige omstandigheid, dat ook in dit geval, het wederom de B.P.M.-Shell was, die ons daarmede dupeerde, vooral met de toekomst- mogelijkheden, die deze twee individuen later zouden of konden hebben.

Wij, mijn moeder en ook ik, moesten daar na die oorlog een dubbele prijs voor betalen, was dat nodig, was dat fair. Onze familie was door deze ongelooflijke samenloop van omstandigheden ernstig gedupeerd.

(tot zover het eerste deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef).

 

Reactie Jan De Keten Webmaster ICM.

In het artikel werd Ferry Schwab (ICM)  in het negatief daglicht gesteld. Ferry kennende staat voor iedereen klaar van "hoog" tot "laag"; Ik ken hem al lang van uit zijn projecten van zijn bedrijf. Een manager waar velen een voorbeeld aan kunnen nemen - desondanks de grote druk en spanningen, stond hij altijd klaar, en al bel je hem om  2 uur s'nachts uit zijn bed. Ik kan mij niet vinden in het verhaal van Adrian Lemmens, wie publiceert kosteloos een verhaal, en waarom hebben de andere leden uit New Zeeland zoals een Ivo geen problemen gehad! Adrian had drukker met zijn rijzen en moet zich afvragen of hij ook dat over heeft voor andere Indo's, behalve dat zijn eigen verhaal centraal wil plaatsen.

Deze vraag zal Adrian zich zelf moeten stellen het feit dat dit ook bij NICC is gepubiceerd zegt genoeg, lijkt mij een excuusjes wel op zijn plaats. Welke Indo runt 14 jaren een toko als ICM, met ondankbare mensen, sorry het moet er even uit!. Zonder ICM was dit verhaal niet wereldwijd verspreid. Waarom heeft Ivo geen problemen met ICM, is nu al 2 jaren abonnee van ICM, woont ook in New Zeeland.

Jan De Keten Webmaster ICM

8 juli 2013.

Lees verder…

Rutte: lange tijd te weinig erkenning Molukse KNIL-veteranen


Video afspelen
01:11

Het kabinet vindt dat Molukse KNIL-veteranen lange tijd te weinig erkenning en waardering hebben gekregen. Premier Rutte sprak op de veertiende editie van Veteranendag in Den Haag over een vergeten groep. "De Molukse KNIL-veteranen zijn lange tijd onvoldoende onderdeel geweest van de veteranengroep", zei Rutte in de Ridderzaal. "Dat is gelukkig veranderd."

Rutte had voor zijn toespraak een ontmoeting met KNIL-veteranen en was aansluitend bij het defilé:

Molukse KNIL-veteraan Bakarbessy (90) is er ook bij op Veteranendag

Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1945 bleven Molukse militairen uit het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) trouw aan Nederland. In 1951 kwamen meer dan 3500 Molukse KNIL-militairen naar Nederland, omdat voor hun leven in Indonesië werd gevreesd. Ze werden in speciale kampen ondergebracht en veel militairen voelden zich in de steek gelaten.

Onderscheidingen

Pas jaren later, in 2017, werden de nog levende Ambonese KNIL-militairen officieel door Defensie ontvangen en de Molukse gemeenschap zag dat als een vorm van erkenning. Sinds 2017 hebben meerdere Molukse KNIL-veteranen de onderscheidingen gekregen waar ze recht op hadden.

In de Ridderzaal ging Rutte uitgebreid in op de aanwezigheid van de 90-jarige Mezak Bakarbessy, geboren op het Molukse eiland Ambon. Hij verloor veel familie tijdens de Tweede Wereldoorlog. "Ik ben blij dat hij hier vandaag is. Vanwege zijn eigen verdiensten en als symbool voor de belangrijkste groep van KNIL-veteranen die hij vertegenwoordigt. "

Veteranendag is een jaarlijks nationaal evenement als eerbetoon aan de ruim 111.000 veteranen die Nederland telt.


Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives