Alle berichten (27)

Sorteer op

10897281292?profile=original10897293462?profile=originalINDIËGANGERS KOTSMISSELIJK VAN INDONESISCHE SCHADECLAIMS

Klopjacht op de staatskas

Het is de Nederlandse burger een doorn in het oog, die alsmaar aanhoudende schadeclaims tegen de Staat en de reeks verzoeken tot strafvervolging van individuele militairen.

„Dát is nou onze wens voor 2015, dat die ellende eindelijk eens ophoudt”, zeggen Greetje en Charles van Dijck. Jarenlang woonde het echtpaar in Indonesië, waar hij door Nederland gebouwde marineschepen afleverde. „Er wordt daar 11.000 kilometer ver weg een klopjacht gehouden op ons belastinggeld.”

Vorige week was het alweer raak: twee hoogbejaarde Indonesiërs zeggen in respectievelijk 1947 en 1949 te zijn gemarteld en verkracht. Het Comité Nederlandse Ereschulden heeft advocaat Liesbeth Zegveld in de arm genomen om de Staat aansprakelijk te stellen voor psychische en fysieke schade.

Antwoord binnen vijf dagen, eisten het comité en de raadsvrouw. Want vanwege de hoge leeftijd van mevrouw Tremini (84) telde elk etmaal. De verkrachting zou ruim 65 jaar geleden hebben plaatsgevonden.

Dagvaarden

De andere zaak betreft een Indonesische gevangene. Voormalig vrijheidsstrijder Yaseman (86) zou in 1947 door KNIL-militairen op Java met stroomstoten zijn behandeld in pogingen een bekentenis los te krijgen. Ook moest hij, naar eigen zeggen, liters water drinken, waarna Nederlandse soldaten op zijn buik gingen staan.

Advocaat Liesbeth Zegveld: „Het ultimatum van vijf dagen is verstreken, de Nederlandse Staat kwam niet met inhoudelijke antwoorden. Dus gaan we dagvaarden.”

Zegveld slaagde er eerder in schadevergoeding af te dwingen voor tien weduwen van het Rawagede bloedbad van 9 december 1947 op West-Java. Ze kregen allemaal 20.000 euro. Gevolgd door eenzelfde uitkering van twintig mille per persoon aan achttien nabestaanden van wreedheden die door kapitein Raymond Westerling, commandant Speciale Troepen, op Sulawesi zouden zijn begaan.

Nog eens tien vrouwen van dit voormalige Celebes wachten op vonnis van de Nederlandse rechtbank, 28 januari. Vijf kinderen van hetzelfde eiland zijn óók een procedure begonnen…

Als Liesbeth Zegveld haar zoveelste zaak tegen de Staat aankondigt, ontploft Twitter. ‘Niet wéér die geldwolf’, heet het dan. En: ‘waar zijn toch de bewijzen’?

Dat vragen Charles en Greetje van Dijck zich ook af. „Die weduwen van 84, 86 en soms zelfs 104 jaar oud, bestaan die eigenlijk wel? In Indonesië worden mensen niet zo oud, zeker niet als ze uit de kampong komen. Is er eigenlijk ooit dna afgenomen?”

Advocaat Zegveld is overtuigd van de geloofwaardigheid van haar cliënten. „Ik heb geen enkele reden om aan hun verhalen te twijfelen. Er is daar systematisch gemarteld, zo blijkt ook uit de excessennota. Die mensen hebben toch recht op genoegdoening? En wat is nou 20.000 euro voor marteling…”

Charles van Dijck werkte als koopvaardijofficier bij de Holland Amerika Lijn. Daarna ging hij als technicus aan de slag op de voormalige marinewerf Wilton-Feijenoord. Geboren in toenmalig Batavia, de lokale taal sprekend en in 1980 naar Soerabaya vertrokken om tot 1983 door Nederland gebouwde fregatten af te leveren aan de Indonesische marine.

Net teruggekeerd uit de archipel laat hij lokale kranten zien. Bijvoorbeeld de Tribun Metro. Op de voorpagina: ‘Nederlandse overheid zal 65,6 miljard ruipah verstrekken voor 200 slachtoffers van door troepen onder leiding van Raymond Westerling in Gowa, Zuid-Sulawesi, aangerichte slachtpartijen’.

„De financiële afhandeling van die Rawagede affaire werd gemakshalve maar als leidraad genomen voor 200 andere zogenaamde nabestaanden, op een heel ander eiland”, zegt Van Dijck. „Zij die in Rawagede 20.000 euro schadevergoeding kregen, werden vervolgens in de kampong van hun geld beroofd door andere dorpelingen, agenten en politici. Want twintig mille is daar gelijk aan twintig jaarinkomens…”

Overdreven

Het Nederlandse geweld in Rawagede zou volgens mensenrechtenorganisaties 431 Indonesische slachtoffers hebben gekost, sommigen spreken zelfs van duizenden doden. Maar generaal-majoor b.d. Leen Noordzij, voorzitter van veteranenorganisatie VOMI, eerder in deze krant: „Ik ken Nederlandse ooggetuigen die over maximaal 22 doden spreken. Ook het aantal van 40.000 slachtoffers op Sulawesi lijkt schromelijk overdreven.”

Het ministerie van Buitenlandse Zaken meldde in oktober dat er nog 21 dossiers van Indonesische nabestaanden lopen. Beide procedures voor vermeende marteling en verkrachting die vorige week werden aangekondigd niet meegeteld.

„Ik ken Indonesië als mijn broekzak”, zegt Charles van Dijck. „Van mijn vroegste jeugd, de jaren onder Japanse bezetting en de beruchte Bersiap -eriode vlak na de oorlog. Toen Nederlanders en Indische Nederlanders bij bosjes werden vermoord door ‘vrijheidsstrijders op drift’; deels pure etnische zuiveringen. Als je ook maar tien procent Nederlands bloed had, ging je over de kling.”

Het echtpaar Van Dijck wantrouwt alle claims vanuit ’s werelds grootste eilandengroep. „Want het Indonesische alfabet begint met de C. Van corruptie”, aldus de gepensioneerde zeeman en zijn vrouw.

Analfabeet

Greetje: „Als ik dan lees van hoogbejaarden die zeventig jaar na dato nog precies weten hoe ze door onze militairen zijn misbruikt of gemarteld, schud ik mijn hoofd. Wij hadden destijds in Soerabaya kokkie Sihati. Zij wist niet eens haar geboortejaar! In de lagere sociale klassen zijn vrijwel alle Indonesiërs analfabeet. En waarom toch zo lang wachten met dat claimen?”

Advocaten geven toe: mede veroorzaakt door de publiciteit. Liesbeth Zegveld: „Natuurlijk werkt het wervend als het Comité Nederlandse Ereschulden op Indonesische voorpagina’s staat. Maar waar het echt om gaat, is dat Nederland destijds verzaakte en vertrok. Daarvoor krijgt Den Haag nu de rekening.”

Een rekening die uiteindelijk exorbitant hoog kan uitpakken, vrezen veteranen. Zij die van 1946 tot 1949 in de archipel dienden, vaak als dienstplichtige of oorlogsvrijwilliger uitgezonden, stellen dat aan beide zijde sprake was van wreedheden.

Indonesische pemuda’s vielen Nederlandse compounds op Java en Sumatra aan. Ze noemden zich vrijheidsstrijders, maar aarzelden niet om een weerloze verpleegkundige met haar voltallige gezin uit te moorden.

„Stel, ik vraag Indonesië om schadevergoeding voor leed dat mijn lang geleden overleden ouders daar is aangedaan”, zegt Charles van Dijck. „Dan worden we met die oosterse glimlach weggestuurd. Indonesische stille kracht versus Hollandse naïviteit.”

Want zo omschrijven Nederlandse veteranen de vonnissen waarbij rechters telkens weer geld toekennen aan nabestaanden van het oorlogsgeweld in de archipel. „Ze hebben geen idee wat zich daar toen afspeelde”, aldus Greetje van Dijck. „Dat die soldaten voor herstel van orde en veiligheid door regering en parlement waren gestuurd. Het was geen illegale oorlog, maar een guerrillastrijd die wij nooit konden winnen.”

Hoeveel claims er nog komen? Als het aan het Comité Nederlandse Ereschulden ligt zoveel mogelijk. Huisadvocaat Liesbeth Zegveld – zij speelt ook een juridische hoofdrol in een poging Dutchbat-commandant Thom Karremans en zijn twee plaatsvervangers strafrechtelijk te laten vervolgen voor het Srebrenica-drama – stelt dat het in Indonesië „nog om slechts een handjevol mensen gaat”.

Maar ook na acties aan het thuisfront liggen Nederlandse militairen onder vuur en dreigen schadeclaims. Zelfs als het om beëindiging van gijzelingen gaat. Zo willen een overlevende kaper en nabestaanden van zes gijzelnemers die omkwamen toen mariniers in 1977 Hondekop treinstel nummer 747 bij De Punt bestormden genoegdoening van de Nederlandse Staat.

Tot verbijstering van passagiers die de kaping destijds overleefden. Zoals Arie Dijkman: „De wereld op zijn kop. Die Molukkers pleegden een misdaad en namen heel bewust risico. Het zijn geen slachtoffers.”

Liesbeth Zegveld die ook hier tegenover de Nederlandse Staat acteert: „Zeker twee kapers – Max en Hansina – zijn door de mariniers weerloos afgeslacht.”

Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) bevestigde op 19 november, nadat Liesbeth Zegveld de Nederlandse Staat namens haar Molukse cliënten aansprakelijk had gesteld, dat door de mariniers zorgvuldig was gehandeld. Deze maand liet de bewindsman echter plotsklaps weten alsnog onderzoek te laten doen of een vorm van aansprakelijkheid bestaat…

Frauderen

Mariniers van de topgeheime Bijzondere Bijstandseenheid (BBE), destijds ingezet, voelen niets voor de gang richting rechtbank. Maar advocaat Zegveld zegt: „Als er geprocedeerd moet worden, dan is het horen van getuigen daarvan onderdeel…”

Begin volgend jaar wordt duidelijk of ook voor dit dossier een greep uit de staatskas moet worden gedaan. Charles en Greetje van Dijck vrezen het ergste.

„Net als bij al die zogenaamde slachtoffers van Hollands geweld in voormalig Nederlands-Indië”, zegt Greetje van Dijck. „Ik moet er niet aan denken. Al die klagende weduwen op Sulawesi en Java… Ze zijn geen 80 plus, in Indonesië kan iedereen frauderen.”

Echtgenoot Charles, citerend uit een lokale krant: „Hier, het wordt ronduit toegegeven. ‘Ongetwijfeld zullen er in de te verzamelen gegevens over slachtoffers van Nederlands oorlogsgeweld ook een aantal fictief blijken’. Wij zijn weer eens het braafste jongetje van de klas. En daar, aan de andere kant van de wereld, gaan ze schuddebuikend van het lachen in polonaise door de kampong.”

Reactie / REDACTIE ICM.

Typisch Nederlands,  advocaten moeten instelling worden gebracht  en aan de orde te komen na 70 jaren om met claims te komen bij Ministerie van Buitenlandse zaken. Nu de andere kant van het verhaal. In 1966 kwam de Indonesische regering met 698 miljoen oude guldens om alle Indische Nederlanders te compenseren:  Met het verdrag van Wassenaar werd deze overeenkomst getekend door Indonesie en Nederland.

Indonesie heeft zijn afspraken nagekomen, die 698 miljoen oude guldens daar moet nog de eerste oude Gulden aan de Indische Nederlanders worden betaald door Ministerie van Buitenlandse zaken.

Beiden, Charles en Greetje moeten eerst beter hun geschiedenisboekjes na lezen en bestuderen. Of bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Brochure "Traktaat Verdrag Wassenaar" maar eens opvragen. Ook hier is meer dan corruptie aan de hand om de Indische Gemeenschap niet te informeren. 

300 jaren heeft Nederland "daar" geroofd, gemoord, vrouwen verkracht , de bevolking verkracht en zich verrijkt met economische-bomen die nog verder dan de hemel groeiden, alle te korten werd aangevuld uit de Indische Economie.

Over corruptie gesproken was is dit dan 689 miljoen toe eigenen wat van De Indische Gemeenschap is, voeg daar nog aan toe de oorlogsslachtofferschade, en niet uitgekeerde salarissen van ambtenaren over een periode van 4 jaren. De Indische Gemeenschap moet die claim van welgeteld 7 / 8 miljard ook bij Zegveld leggen.

Charles en Greetje de corruptie heeft Indonesie van Nederlandse regering aangeleerd, zie hier weer een bewijs, 689 miljoen oude gulden zijn bij de begunstigden gekomen ergo, het geld is nu nog van de Republiek Indonesia.

Waarvan Akte geboren in Bali, als 13 jarige vertrokken naar Nederland, niet welkom  bij de Nederlanders met koele Kille ontvangst!

UIT DE MEDIA

Bewerken

Lees verder…

I
10897295062?profile=original10897295294?profile=originalICM met leespodium pasar malam Zwolle en Zeist, noteer het al vast in uw agenda.

Beste ICM Vrienden gisteren (29/12) druk in de weer geweest bij pasar BurgerZoo.

Silvia Elders presentatrice van de pasars van Wout Nijland, Koos en Free Line zijn al druk bezig met het bestuderen van onze ICM Jaarboek voor de pasar malams waar ICM lezerspodium gaat verzorgen met ICM stands. Het worden de pasars Zwolle , Zeist en onder voorbehoud Utrecht. Wout Nijland is zeer ingenomen met dit Jaarboek, en ziet dit als een waardevolle document als betekenis voor de geschiedschrijving (Wout heeft al gelezen) .

Wout wil daarom al het Jaarboek promoten en ondersteunen via WN Productions en zijn pasar malams. Net als PM Rijswijk geldt hetzelfde concept. Dus ondersteuning van Silvia, die op het hoofdpodium veel reclame maakt voor ICM Jaarboek, en op de achtergrond wij met ons lezersprogram podium.

De grote pasars zoals Burgerzoo (60.000) en nieuw verworven project door Wout Pasar Malam Azia in het RAI gebouw in samenwerking met de huishoudbeurs waar ruim 240.000 bezoekers op afkomen (Is Wout gevraagd om een pasar voor het eerst te organiseren), vind ik persoonlijk dat onze lezersvoordrachten niet in passen. Wout heeft als enige organisatie de boodschap van ICM ooit in het verleden begrepen en opgepakt als oud-politicus, namelijk zoveel mogelijk pasars in bestaande organisaties in te passen. Ik moet zeggen dat het Wout aardig is gelukt is als Belanda (maar voelt zich meer Indo, hopelijk is Martin van Rijn dat ook, ondanks de PvdA en VVD senatoren in de Eerste Kamer constant om de haren vliegen).

Dus mensen noteren in je agenda:
Zwolle van 13 maart tot 15 maart ( vrij, za, zo) 
Zeist van 26 juni tot 28 juni (vrij, za, zo) 
Utrecht (onder voor behoud).

BurgerZoo is open tot 6 januari zie www.wnproductions.nl

Lees verder…

Moed, Beleid en Trouw Door: Bert Immerzeel

10897296094?profile=originalMoed, Beleid en Trouw       Door:  Bert Immerzeel

 

Deze week werd door de Koning aan majoor Gijs Tuinman de hoogste Nederlandse dapperheids-onderscheiding, de Militaire Willems-Orde, toegekend. Het was voor het eerst sinds vijf jaar dat iemand ‘voor daden van moed, beleid en trouw’ werd geridderd. Gelukkig gebeurt dit maar zelden. Hoe minder oorlog, des te minder gelegenheid om dapper te zijn.

Ooit was dat anders. De Militaire Willems-Orde, ingesteld in 1815 door Koning Willem I, werd vroeger heel vaak toegekend. Tot 1940, zo lezen we op de website van het Ministerie van Defensie, maar liefst 5866 keer. Na de Tweede Wereldoorlog nog ongeveer 200 keer.

10897296477?profile=originalKNIL officieren in Atjeh

Atjeh

De meeste toekenningen hadden te maken met de late Napoleontische tijd en de strijd tegen de Belgen in 1830, en onze koloniale oorlogen in Indië. Meer dan de helft van alle MWO’s is gebaseerd op activiteiten in Indië, waarbij het overgrote deel gebaseerd op de 19e eeuwse ‘pacificaties’. De strijd in Atjeh alleen al heeft een duizend onderscheidingen opgeleverd.  

Dat laatste lijkt bijzonder. Is de verovering van Sumatra niet in ons geheugen opgeslagen als die van een superieur Nederlands leger tegenover arme onbewapende drommels? Zoiets als de Italianen tegenover de Abessijnen, als u dat nog iets zegt? Of komt het, omdat we de laatste tijd steeds geconfronteerd worden met die paar foto´s van slachtpartijen uit deze oorlog, gebruikt ter vervanging van niet-bestaande foto´s van Rawagedeh en Zuid-Celebes? Ons blikveld lijkt te zijn vernauwd. We zijn blijkbaar vergeten  dat  we  heel  erg  hard

moesten strijden om Atjeh eronder te krijgen, en dat bij die strijd heel veel dapperheid nodig was, wát dat ook mocht inhouden.

Niet aangeleerd

Wat is dat eigenlijk, dapperheid? En hoe dapper moet je zijn om een MWO te mogen ontvangen? Omdat ik meer wilde weten, kwam ik terecht bij het deel van de website *) van Defensie dat beheerd wordt door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Sinds kort bevindt zich hier een databank dapperheidsonderscheidingen **), waar voor het eerst vrijwel alle namen van dragers van      alle Nederlandse dapperheids-onderscheidingen tussen 1815 en 2000 (zijn) samengebracht.”

 

Het is een indrukwekkend geheel. We zijn (of waren) een dapper volkje. Vele tienduizenden werden in het verleden zó dapper bevonden dat ze werden gelauwerd. Over dapperheid in het algemeen vermeldt de site: “Dapperheid kan niet worden aangeleerd. Vaak is dapper gedrag pas zichtbaar in een onverwachte, levensbedreigende situatie waarin iemand boven zichzelf en anderen uitstijgt. Een persoon krijgt een dapperheidsonderscheiding dan ook op basis van handelen. Daarnaast speelt zo’n onder-scheiding een belangrijke rol in de maatschappij: dapper gedrag is immers een voorbeeld voor anderen.” Daar moeten we het voorlopig mee doen. Dapperheid overkomt je, zo lijkt het. Het is er, of het is er niet. Ook de toekenning van de MWO aan Gijs Tuinman leert ons niet veel meer, behalve dan dat hij in alles beter was dan zijn kameraden. Outstanding.

Steeds moeilijker

De website van het NIHM vermeldt per onderscheiding  wél in drie woorden de gebeurtenis, maar geeft verder helaas geen toelichting. Zo blijven we in het duister als we bijvoorbeeld willen weten waarom scheepskok Proost tijdens het beleg van Palembang in 1821 bijzonder dapper was. Bij een andere onderscheiding was het Kapittel zeer openhartig. Mangkoe Adie Ningrat kreeg in 1833 de MWO “omdat hij de derde vorst op Madoera en broer van de sultan was”.

In verband met gebeurtenissen en activiteiten in Indië in de Tweede Wereldoorlog werden 38 MWO’s uitgereikt, in verband met de Politionele Acties nog 26. Schamele aantallen, als je ze vergelijkt met die van de voorafgaande periode. Misschien werd het wel steeds moeilijker om dapper te zijn. De activiteiten van de personen waar het om gaat (naast Koningin Wilhelmina kreeg slechts één vrouw de onder-scheiding) zijn echter allen met een scherp oog beoordeeld. En van allen werd geconcludeerd dat zij, binnen de context waarin zij opereerden, zeer bijzonder waren. Hun onderscheiding heeft daarmee hopelijk de voorbeeldrol gespeeld die de overheid voor ogen had.

10897296896?profile=originalMajoor Tuinman wordt geridderd door Koning Willem-Alexander op 4 december 2014

Alhoewel de MWO sinds 1940 ook is opengesteld voor burgers, is het toch vooral een militaire onderscheiding gebleven. Een onderscheiding die slechts wordt verleend op grond van activiteiten in oorlogstijd. Laten we om       die reden alleen al hopen, dat     in de toekomst nog maar zeer, zeer weinigen zullen worden gelauwerd. Vrede zij met u.

*)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/inhoud/militaire-willems-orde

**)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/nieuws/2014/11/28/databank-dapperheidsonderscheidingen-online

Lees verder…

Strip over veteraan in Nieuw-Guinea

Strip over veteraan in Nieuw-Guinea

 10897296262?profile=original

De jonge striptekenaar Aimée de Jongh zette het verhaal van veteraan Theo van Hees, die in 1961 naar Nieuw-Guinea ging, op papier.

Aimée is een van de tien striptekenaars die meedeed aan het project van de Stichting Nederlandse Veteranendag. Tien veteranen werden gekoppeld aan tien Nederlandse stripmakers. Het resultaat is een heel bijzonder stripboek met verhalen die beginnen in 1944 in Normandië en die eindigen in april 2010 voor de Somalische kust. Aimée vertelt in dit artikeltje over haar ontmoeting met de veteraan Theo van Hees.

 

“Het meest bijzondere vond ik dat we als striptekenaars niet alleen de verhalen mochten vertalen in een strip, maar ook dat we zelf het interview mochten doen.  Dat was voor mij echt cool. Om Theo te interviewen, ben ik naar Emmen gereden. Van tevoren had ik mij goed voorbereid en heel veel gelezen over de Nederlandse geschiedenis met Nieuw-Guinea en de Papoea’s. Theo vertelde honderduit en is nog steeds zichtbaar geroerd door wat de Papoea’s tot op de dag van vandaag doormaken. Hij liet me een boek zien met veel foto’s en elke tien minuten vertelde hij me hoe bijzonder hij de Papoea’s wel vindt.   

Alles wat Theo vertelde zag ik direct voor me. Ik denk vooral in beelden en in kleuren. In mijn hoofd maakte ik al gelijk een soort film van het verhaal van Theo. Tijdens het verhaal maakte ik ook kleine schetsen. O; die manier kan ik het verhaal beter onthouden. Hij vertelde dat de Nederlanders uit Indonesië werden weggejaagd. Supermarkten mochten bijvoorbeeld geen producten meer aan Nederlanders verkopen. Bij weer anderen werd het gas en licht afgesloten. Kortom, ze waren   niet meer welkom. Sommige Nederlanders gingen daarop richting Nieuw-Guinea. Indonesië wilde ook over Nieuw-Guinea de beschikking hebben en om die reden besloot Nederland om de Papoea’s, de oorspronkelijke bewoners van Nieuw-Guinea, op te leiden tot soldaat om te vechten tegen de Indonesiërs.

Daar begint het verhaal van Theo van Hees. Theo was namelijk een van die opleiders en werkte samen met de Papoea’s. Uit het verhaal van Theo blijkt dat dit de mooiste tijd uit zijn leven was. De Papoea’s waren niet bang, niet vijandig en ondanks dat Nederland Nieuw-Guinea toen bezette, voelde dat volgens Theo niet zo. Hij vertelde mij dat hij nog steeds emotioneel wordt als hij nu denkt aan de situatie van de Papoea’s. Ze leven nu nog steeds onder de bezetting van Indonesië. Tot op de dag van vandaag breekt het hart van Theo. Ik vind dit een magisch verhaal en ben daarom heel erg blij dat ik aan dit project heb mogen werken”.

Het stripboek is te bestellen via: http://www.strip2000.nl

Lees verder…

Indoweb Top 50 Allertijden

Indoweb Internationale Top 50 Allertijden

10897301658?profile=original

Tussen Kerst en Oud en Nieuw is Nederland in de ban van lijstjes. De 10 beste en slechtste dingen van 2014 en natuurlijk op Radio 2 de Top 2000 Allertijden. Maar wat zijn nu de grootste Indische hits allertijden. Indoweb zette 50 Indo-evergreens voor je op een rij. Wat is jou Indo-hit allertijden?

1. Tielman Brothers – Little Bird
2. Blue Diamonds – Ramona
3. Anneke Grönloh – Brandend zand
4. Ernst Jansz – Een eerste klein verraad
5. Andy Tielman & Tjendol Sunrise – Rock little baby of mine
6. The Crazy Rockers – Mamma-Pappa Twist
7. Anneke Grönloh – Nina bobo
8. Yopie Latul – Poco poco
9. Rudi van Dalm – Begawan solo
10. Dinand Woesthoff – Dreamer (Gussie’s song)

11. The Young Sisters & The Black Dynamites – Let’s have a party
12. Boudewijn de Groot – Verdronken vlinder
13. Van Halen – Jump
14. Liesbeth List – Pastorale
15. Blaudzun – Promises of no man’s land
16. Wieteke van Dort – Arm Den Haag
17. Eddy Chatelin – Down by the riverside
18. Royal Hawaiian Minstrels – Mooi Hawaii
19. The Hot Jumpers – I’ll never let you cross my mind
20. Kane – No surrender

21. Ricky Risolles – Poco poco style
22. Michelle Branch – Everywhere
23. Massada – Sajang é
24. Armand van Helden – You don’t know me
25. Lois Lane – It’s the first time
26. Jiggy Djé – Ik heb je
27. The Eastern Aces – The Way I Treat You
28. Jamai – Step right up
29. Blue Diamonds – That’ll be the day
30. Tielman Brothers – Rock little baby of mine

31. Jack Jersey – Papa was a poor man
32. Tjendol Sunrise – Rays of morning sun
33. Wieteke van Dort – Klappermelk met suiker
34. Blaudzun – Flame on my head
35. The Partysquad – Rampeneren
36. Ernst Jansz – De ballade van Nina Bobo
37. Tielman Brothers – Java guitars
38. Kane – Rain down on me
39. Liesbeth List – Te veel te vaak
40. The Desmounts – Midnight blue

41. George Baker – Little green bag
42. Sandra Reemer – The party’s over
43. Lois Lane – Tonight
44. Justine Pelmelay – Blijf zoals je bent
45. Sjors van der Panne – In het zicht van de haven
46. Jack Jersey – In the still of the night
47. Justine & Marlon – Waarom huil je toch Nona Manis
48. Original Talkatives – Squeeze Louise
49. Boudewijn de Groot – Testament
50. Dewi Pechler & Jamai – When you walk in the room

Lees verder…

Schrijver Sitor Situmorang (91) overleden

10897290287?profile=original

Schrijver Sitor Situmorang (91) overleden

De Indonesische schrijver Sitor Sitomorang is afgelopen zondag in zijn huis in Apeldoorn overleden. Situmorang was een van de meest vooraanstaande schrijvers van Indonesië. Het bekendst was hij in Nederland om zijn romans ‘Bloem op een rots’ en ‘De oude tijger’. In de jaren tachtig doceerde Sitor Situmorang Indonesische taal en letterkunde aan de Universiteit Leiden.

Situmorang is in 1923 geborden in Noord-Sumatra. Hij groeide op tijdens de koloniale tijd en vond het storend dat goed onderwijs alleen voor de elite was. Bovendien vond hij het een gemis hij op school alleen onderwezen werd in Europese literatuur en in de Nederlandse taal. Toen hij 15 jaar oud was vertaalde hij daarom het gedicht Saijah en Adinda en een stuk uit Multatuli’s Max Havelaar naar het Batak. Hij begon zijn journalistieke carrière in 1945 als journalist voor de Sumatraanse ‘Suara Nasional’. Zijn eerste gedicht ‘Kaliurang’ verscheen in 1948. Van 1950 tot 1953 verbleef Situmorang in Parijs en Amsterdam om een studie naar Europa te doen.

In de jaren vijftig raakte Situmorang betrokken in polemieken over de vorm en richting van de Indonesische cultuur. Hij werd een prominent lid van de Lembaga Kebudayaan National. Een cultureel orgaan dat nauwe banden had met de toenmalige president Soekarno. In 1967, na de machtsgreep van Soeharto, werd Situmorang zonder proces gevangen gezet. Hij werd pas in 1976 weer vrijgelaten.

10897291087?profile=original

Lees verder…

Second generation - Een fotografie project

Second  generation Een fotografie project

Inleiding

Mijn naam is Jochem Sanders.    Al jaren lang heb ik het idee om in mijn fotografie uiting te geven aan mijn relatie met de achtergrond van de familie van mijn vader. Mijn vader is getekend door de oorlog en ook ik heb daar iets van mee gekregen. Ik ben opgegroeid als zoon van een vader die als jong kind tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Japans Interneringskamp heeft gezeten. Daarmee ben ik een tweede generatie kind. Het is zoals een Japanse officier zei bij de capitulatie in augustus 1945: ‘Jullie zijn nu de winnaars, maar zullen voor de komende vier generaties de verliezers zijn.’ Dat geldt ook voor zijn volk. Het is helaas van alle tijden en plekken dat oorlogservaringen doorsijpelen in volgende generaties. Trans-generationele traumatisering, zoals het in de psychologie genoemd wordt, is een universeel gegeven.

 

De Tweede Wereldoorlog was helaas niet de laatste oorlog. Er zijn momenteel meer brand-haarden dan er in de laatste 70 jaar zijn geweest. Dat maakt het een urgent onderwerp.

Dat oorlogservaringen vat blijven hebben op latere tijden werd nog maar eens benadrukt door Koning Willem Alexander tijdens zijn bezoek aan Japan afgelopen oktober: "De wonden die zijn geslagen blijven het leven van velen beheersen", zei hij tijdens het staatsbanket aldaar over de Tweede Wereldoorlog. En niet alleen de levens van degenen    die het daadwerkelijk hebben meegemaakt.

In het project Second Generation onderzoek ik op welke wijze traumatische oorlogservaringen van ouders vaak op hun kinderen (en ook op latere generaties) doorwerken. Centraal in dit project staan de kinderen van de slachtoffers uit Nederlands-Indië. Middels een serie portretten wil ik hun trauma zichtbaar maken.

Trauma’s die immer aanwezig zijn en deel uitmaken van een persoon, maar bijna altijd onder de oppervlakte blijven.

 

Ik kies bewust voor ‘mensen zoals ik’: tweede generatie Indo’s. Dit zijn mensen met (gedeeltelijk) Nederlands bloed wiens vader en/of moeder de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië hebben meegemaakt en zelf na 15 augustus 1945 zijn geboren. Door deze specifieke inkadering wil ik meer de diepte in gaan en tevens extra aandacht geven aan een nog steeds relatief onderbelicht onder-werp uit de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog en haar cultureel erfgoed.

 

Jochem Sanders Photography

 

Er zijn in Nederland ongeveer 800.000 mensen die tot deze tweede generatie behoren.

De onbekendheid heeft voor een groot deel te maken met het verzwijgen van het onderwerp door mensen die de oorlog zelf hebben meegemaakt. Ondanks dat dat door het steeds ouder worden van betrokkenen wel minder is geworden. Velen die deel uitmaken van de eerste generatie hebben de behoefte in hun laatste jaren van hun leven met open hart en ogen terug te kijken, juist ook naar de minder leuke dingen.

 

De Geschiedenis

De geschiedenis die zich tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië heeft voorgedaan verschilt op veel vlakken sterk van wat er zich destijds in Europa afspeelde. Temeer daar men hier te maken had met een koloniale context, vermengd bloed en een bevrijding die het begin van een geweld-dadige periode van onafhankelijk-heidsstrijd betekende die pas 4 jaar na de Tweede Wereldoorlog uitgevochten was. Toen in 1942 de tot dan toe nog ‘vrije’ kolonie Nederlands-Indië bezet werd door de Japanners, betekende dit het begin van het einde van een tijdperk van 150 jaar. Onder het Japanse anti-westerse bewind werd de Nederlandse bevolking en een groot deel van hen met gemengd bloed, geïnterneerd in kampen. De mannen werden van de vrouwen en kinderen gescheiden. Drie jaar lang werden zij blootgesteld aan honger, ziekte en mishandeling die vaak de dood tot gevolg hadden. Tot de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, stierf zeker 1 op de 6 geïnterneerden. Daarnaast verbleven er ook veel Indische Nederlanders buiten de kampen die door de Japanners, en ook vaak door de lokale bevolking, als minderwaardig werden gezien. Met alle problemen van dien.

 

De Japanse bezetting had bij de lokale bevolking de onafhankelijk-heidsdrang aangewakkerd. Twee dagen na de Japanse capitulatie riep Sukarno en Hatta de Republik Indonesia uit. Tot 1949 werd      er door Nederlandse regering tevergeefs geprobeerd om het koloniale gezag te herstellen. Deze periode kan onderverdeeld worden in de Bersiap; de chaotische tijd tot 1947 waarin er een gezags-vacuüm was en de periode van de politionele acties, waarin de Nederland met geweld de macht tevergeefs weer in handen probeerde te krijgen. In december 1949 vond de soevereiniteitsover-dracht plaats.

Na de bevrijding keerden veel Nederlanders terug naar hun vaderland. Aangekomen in Nederland moest men een geheel nieuw bestaan opbouwen in een vreemd geworden land. Er was geen ruimte en aandacht voor de gebeurtenissen die zij in de voormalige kolonie hadden meegemaakt. Ook de slachtoffers zelf wilden vaak maar al te graag

vergeten en bouwen aan een nieuwe toekomst.

In de periode van 1945 tot 1949 verlieten ook veel mensen met gemengd bloed Nederlands-Indie om zich in Nederland te vestigen. Voor hen was het geen terugkeer maar een reis naar een nieuwe toekomst in een land waar zij nog nooit waren geweest.

 

Het Project

Wat dragen volgende generaties van deze geschiedenis met zich mee en hoe uit zich dat in hun bestaan? In een serie van ongeveer twintig portretten van tweede generatie Indo’s wil ik hierop een antwoord geven. De komende tijd ga ik op zoek naar deze mensen en in gesprek met hen over hun herinneringen van vroeger thuis, de verhalen die zij thuis wel of niet hebben meegekregen over de hierboven beschreven periode en hoe dit alles hen heeft gevormd tot wie zij nu zijn. In de aanpak om elk van hen te portretteren ben ik vooral ook op zoek naar elementen die een visuele blijk kunnen geven aan hoe zij hierdoor zijn gevormd. Je kunt hierbij denken aan bijvoorbeeld een herinnering, voorwerp of gewoonte van betekenis. Zo heb ik een man ontmoet die van huis uit heeft geleerd altijd een vluchtkoffer onder zijn bed te hebben klaarliggen. Hem wil ik met deze koffer op straat fotograferen. Door zulk soort elementen visueel in de portretten te verweven krijgen de portretten een verhalende laag die direct of indirect verwijst naar de trans-generationele trauma’s van de geportretteerden.

10897290068?profile=originalJochem Sanders Fashion Photo

Stijl en Karakter

De beelden zijn naast dat ze deze psychologisch verhalende laag hebben ook van documentaire aard. De mensen worden namelijk als zichzelf gefotografeerd, echter op gestileerde wijze geplaatst in de visuele werkelijkheid van een gedachte, angst of herinnering; bijna cinematografisch. Om dit te bereiken houd ik er rekening mee dat er situaties kunnen ontstaan waarin er gebruik dient te worden gemaakt van art-direction, styling en visagie.

 

Geportretteerden

Essentieel in het project is het vinden van mensen met verhalen die te visualiseren zijn in fotografisch sterke beelden. Aangezien in Nederland meer dan 800.00 mensen binnen de doelgroep vallen moeten deze te vinden zijn. Zonder gericht op zoek te zijn geweest, heb ik al twee mensen ontmoet wiens verhaal een interessant sleutel-element bevat en medewerking willen verlenen aan dit project. Ik wil zorgen voor een zo gevarieerd mogelijke afspiegeling van de onderwerpsgroep. Dit geeft extra blijk aan de universaliteit van de problematiek, zowel in het hier gestelde kader als ook in het algemeen.

 

Presentatievorm, Locatie en doelgroep

De serie portretten wordt gepresenteerd in een museale expositie begeleid door een publicatie. De beelden worden vergezeld door beknopte teksten, gebaseerd op gesprekken met de geportretteerden, waarin wordt ingegaan op de achtergrond van zijn of haar ouder(s) en hoe deze hen heeft gevormd. Daarnaast zal de catalogus teksten bevatten die dieper ingaan op de historische en psychologische context van het onderwerp.

Het publiek dat ik wil bereiken is grofweg in vieren te delen: Ten eerste: publiek dat geïnteresseerd is in de oorlogsgeschiedenis van Nederlands-Indië en de gevolgen daarvan, zowel vanuit historisch als sociaal-maatschappelijk pers-pectief. Voor direct betrokkenen uit deze groep kan het uitnodigen tot in gesprek gaan over dit moeilijke onderwerp en daarmee

bijdragen aan verwerking.

Ten tweede: publiek dat in bredere zin interesse heeft in oorlogen en sociaal-maat-schappelijke gevolgen. Hierbij kan ook gedacht worden aan historici en psychosociale hulpverleners. Ten derde: publiek dat geïnteresseerd is in kunst     en cultuur en in het bijzonder hedendaagse fotografie.

Tot slot kan het project voor jongeren een educatieve bijdrage zijn in de bewustwording over de gevolgen van oorlog op de lange termijn.

 

Als laatste wil ik zeggen dat ik hoop dat dit project haar steentje kan bijdragen aan de bewust-wording van mensen om respectvol met anderen om te gaan. Dagelijks worden we geconfronteerd met conflicten op grote en op kleine schaal. Deze raken mij, zoals velen die ons doen raken. Misschien dat ik mij door mijn achtergrond nog wel sterker besef hoe kwetsbaar ons leven hier in vrede is.

 

De Makers

Jochem Sanders – Initiator

Nadat ik als fotograaf begon in Amsterdam heb ik van 2008 – 2012 in New York gewoond waar ik naast vrij werk op straat te maken gewerkt heb voor regisseur en fotograaf Ellen von Unwerth. Tijdens deze periode heb ik gewerkt voor vele grote mode-merken en internationale mode-bladen. Na vier jaar besefte ik me dat ik mijn tijd voor 100% wilde gaan gebruiken voor het verder ontwikkeling van mijn eigen werk als fotograaf en ook het zwaartepunt te verschuiven naar autonoom werk.

Second Generation is het eerste grote project waarbij het startpunt iets puur persoonlijks is, in tegenstelling tot andere series die vaak de straat als startpunt hebben.

 Fleur Lamers

 

In mijn werk ben ik vaak op zoek naar de spanning tussen een documentaire en enscenering. Naast mijn vrije werk maak ik ook toegepast werk voor verschillende bladen en merken.

 

10897290082?profile=originalFleur Lamers – Projectcoördinator

Fleur Lamers (1982) is kunst-historica en adviseert met haar bedrijf ‘Artist Advisory’ vele kunstenaars in hun praktijk. Als projectleider coördineert ze projecten en initiatieven van kunstenaars, waarbij ze zich onder meer richt op communicatie, het onderzoeken van subsidie en sponsor mogelijkheden.

Fleur was werkzaam bij het MuHKa in Antwerpen, Het Stedelijk Museum en de Rijks akademie voor beeldende kunst en is sinds 2013 werkzaam als zelfstandige.

Tijdens haar loopbaan heeft ze verschillende functies bekleed en daardoor een breed perspectief van de kunstwereld ontwikkeld.

 

Heeft u interesse om Jochem Sanders behulpzaam te zijn of heeft u ideeën waarmee u hem kunt ondersteunen bij zijn fotografieproject? Het gaat dus om mensen van de 2e generatie. Neemt u dan contact op met Jochem, via zijn e-mailadres: info@jochemsanders.com. Wilt u meer weten? Bekijkt u dan zijn website www.jochemsanders.com

 

 

 

 

Lees verder…

Bersiap periode Door: Rita Kopetzky

10897288689?profile=original

Bersiap periode   Door:  Rita Kopetzky

Voor alle lezers die nog niet helemaal op de hoogte zijn van alle geschiedkundige feiten en verhalen, in dit artikel even een opfrissertje.

De Japanners, noch de Britten waagden zich aan enige vorm van gezagshandhaving, tenzij ze van hogerhand daartoe de opdracht kregen. De Pemuda’s, jonge Indonesiërs, waren op straat de baas. De Japanse kampcomman-danten moesten wel de kampen bewaken tegen de explosie van geweld van de Pemuda’s. Deze jongelui waren tijdens de oorlogsjaren door de Japanners opgehitst tegen de Nederlanders.

10897289260?profile=originalDe Pemuda’s waren jonge rebellen, die niet behoorden tot het Indonesische leger. Zij waren bijzonder fanatiek en gingen aggressief en vaak zeer wreed te werk. De ergste uitbarsting van geweld vond plaats in het najaar van 1945. De Japanse eenheden in Soerabaja hebben er na de capitulatie alles aan gedaan om het de geallieerden zo moeilijk mkogelijk te maken. Japanse wapenarsenalen werden open-gesteld voor Indonesische strijd-groepen, terwijl de Indonesische jongeren die door hen eerder waren opgehitst tegen de Nederlanders, nu aangespoord werden om wraakacties te beginnen. Echter ook de ca 400 Chinezen in Soerabaja werden het slachtoffer van deze acties. En tenminste 600 Nederlanders vonden op vaak afschuwlijke wijze de dood.

In totaal zouden ook ca. 12.000 Indonesiërs worden gedood in de strijd om Soerabaja, die nog zou volgen. In die strijd kwamen ook zeker 429 Brits-Indische militairen de dood. Het 16e leger van Japan stelde zijn wapendepots open voor de Indonesiërs en  selecteerde een duizendtal officieren en onder-officieren om een regulier leger in Indonesië op te zetten.

Nationalistische Pemuda’s vormden tot de tanden gewapende groepen met samoeraizwaarden (van de Jappen gepikt of gekregen), klewangs, indrukwekkend lange politiesabels (waar ze meestal als eerste naar grepen) en Hun uitrusting werd gecompleteerd door één of twee pistolen in holsters, een bajonet en een zonnebril. Vaak ook hadden ze vlijmscherp geslepen bamboe-speren bij zich. Enkelen hadden zelfs patroonbanden weten te bemachtigen, die ze kruislings over de borst droegen. Ze reden rond in vrachtwagens die ze van de Jappen hadden geconfisceerd. Trots en vol vuur schreeuwden zij uit alle macht om vrijheid en revolutie: “Merdeka – merdeka”.

10897288898?profile=originalBuiten de kampen werd het erg gevaarlijk; als ze je te pakken kregen, werd je onherroepelijk “getjingtjangt” (in mootjes gehakt) Een zekere Soetomo, die de drijvende kracht was achter deze haarcampagnes tegen alles wat Nederlands was, trok zich niets aan van Soekarno en Hatta, die lieger op een constructieve manier en met steun van de Verenigde Naties de vrijheid van hun land wilden bevechten. Het optreden van de extremistische groepen leidde ertoe dat Soekarno en Hatta zich genoodzaakt voelden om totaal onvoorbereid de onafhankelijkheid uit te roepen op 17 augustis 1945.

Hiermee brak de Bersiap periode aan. Commandant Whitmarsh-Knight, die op dat moment aan het hoofd stond van de 5e Indian Division, getuigde over ene Jack Boer, reserve kapitein bij het KNIL over zijn daadkracht en zijn strategisch inzicht. Er zaten 2348 Nederlanders opgesloten in de Werfstraatgevangenis in Soerabaja en die stonden op het punt om door de extremisten te worden vermoord. Er stonden voor de uitgehongerde gevangenen tonnen met vergiftigde rijst klaar. Als ze die gegeten zouden hebben had niemand het overleefd en daarna zou de gevangenis met vaten benzine in brand worden gestoken, waarbij ieder die er zich bevond, dood of nog levend, verbrand zou worden.

10897288689?profile=originalOp 10 november 1945 vond een spectaculaire bevrijding plaats, waarbij Jack Boer en 10  Gurkha’s de Nederlanders hebbemn bevrijd. Na het uitschakelen van de wachten, werd met een tank de muur doorboord, waardoor de gevangenen konden vluchten. Degenen die nog in hun cellen zaten, werden bevrijd door de celdeursloten kapot te schieten. Buiten stond een vrachtwagen klaar om de in veiligheid te brengen. Bij deze actie verloor slechts één Gurkha het leven.    De bloedbaden van de Simpang-club en het Goebeng-transport vormden een blinde vlek in de Indonesische onafhankelijkheids-geschiedenis, zo beschrijft Inez Hollander. Zij geeft een aanval weer    op    een    transport    van vrouwen en kinderen. De bronnen in Indonesië over de revolutie in Soerabaja noemen het bloedige lot van het Goebeng-transport niet eens. Na de agressie van een zwaar beproefd volk, kwam men tot bezinning. Men sprak er liever niet meer over. Inez Hollander is zo’n beetje de enige die het in haar boek “Verstilde stemmen en verzwegen levens” beschrijft. Er is een massagraf van dit transport in Soerabaja. De juiste aantallen van Indonesiërs die in de slag om Soerabaja het leven lieten, zijn niet bekend, maar het zullen er duizenden zijn geweest.

Soekarno

In 1927 Richtte Soekarno de Partai Nasional \indonesia (RNI) op. Deze partij streefde naar de onafhankelijkheid van Indinesië. In 1929 werd hij door de Nederlanders gearresteerd en in de Soekamiskin gevangenis gezet. Hij kreeg strafverkorting en werd op 31 december 1931 vrijgelaten. Zijn reis naar huis werd een ware triomftocht. In augustus 1933 werd Soekarno weer gearresteerd en verbannen naar Flores. Vanwege zijn gezondheid werd hij in februari 1938 overgeplaatst naar Benkoelen in Zuid-Sumatra. Die tocht bracht weer massa’s mensen op de been. Toen de oorlog met Japan uitbrak, in 1942, kwam hij weer vrij. Men dacht dat Soekarno en Hatta gemanipuleerd waren door de Japanners, maar eigenlijk was het juist Soekarno die een heel sluw spel speelde met de Japanners. Hij heeft de Japanse autoriteiten geholpen, soms ten koste van zijn eigen volk, door zijn mensen als dwangarbeiders uit te leveren; deze werden door de misleidemde campagnes geronseld Hij gebruikte de Japanners om zijn doelen te verwezenlijken. Door de onvoorwaardelijke capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 was er een gezagsvacuum ontstaan, wat de Britten weigerden om op te vullen. Hierdoor werd Soekarno door zijn eigen achterban gedwongen om op 17 augustus de Republik Indonesia uit te roepen. Na de oorlog werd Soekarno (niet democratisch) gekozen om te regeren over alle eilanden die door onder andere de Nederlanders bij elkaar gebracht waren, maar die daarvoor nooit één rijk vormden. De Molukkers, Timorezen, Papua’s en Medanezen, aan wie door Koningin Wilhelmina onafhanke-lijkheid was beloofd, vonden het verschrikkelijk dat Soekarno met geweld over hen ging regeren. Veel Molukkers kregen via de rechter een verblijfsvergunning in Nederland.

10897289497?profile=originalBritse hulp

Door de verwarring rond de Japanse capitulatie was een snelle overname van de macht dpoor geallieerden van het nog door Japan bezette Nederlands-Indië onmogelijk. Het inschepen van Maharata-, Gurkha- en Sikh-troepen vanuit Brits Indië (India) geschiedde pas in o0ktober 1945. In deze twee verloren maanden had de terugkeer van de krijgs-gevangenen naar hun familie en vooroorlogse standplaatsen moeten plaatsvinden. De leiding van het Britse leger bewapende de Japanse soldaten opnieuw met bajonetten en geweren (zonder kogels) voor de verdediging van de kampen. Hierdoor werden de Japanners gedwongen de bajonetten, die zij voorheen op ons hadden gericht, nu op de Pemuda’s te richten.

De duistere rol die de Japanners in de naoorlogse politiek gespeeld hebben is nooit helemaal duidelijk geworden. Zij hadden immers de tijd gekregen al het belastende materiaal over hun wandaden te vernietigen. Dit heeft dan ook de berechting van van veel Japanners wegens oorlogsmisdaden ernstig bemoeilijkt. De Britten hebben zich aanvankelijk geconcentreerd op de bevrijding van de krijgs-gevangenen en de ontwapening van de Japanners. Het herstel van het gezag zoals dat voor de oorlog was, behoorde niet tot hun taak. Ook met de Indonesische onaf-hankelijkheidsstrijd bemoeiden ze zich niet. Daardoor werden de eerste vijf bataljons van de Nederlandse oorlogsvrijwilligers maandenlang in Malakka in quarantaine gehouden, terwijl de Pemuda’s de Nederlandse burgers aan het afslachten waren.

Twee politionele acties waren nodig om Nederland militair tot overwinnaar te maken, maar de Nederlanders verspeelden op politiek terrein alle sympathie van de internationale gemeenschap en was hierdoor feitelijk de grote verliezer. De Nederlandse politiek was en bleef de enige schuldige aan het zinloos geweld en niet de Indische Nederlanders of de vanuit Nederland gezonden soldaten, die thans veteraan zijn.

 ______________________                  

Lees verder…

Japan: Er waren geen troostmeisjes….

10897292252?profile=originalJapan:  Er waren geen troostmeisjes 

Het is niet waar dat het Japanse leger tijdens de Tweede Wereld-oorlog bijna

200.000 vrouwen uit bezette gebieden tot seksslaven heeft gemaakt. Integendeel, er was sprake van ‘prostitutie volgens een vergunningenstelsel’, waarbij sommige vrouwen meer geld verdienden dan Japanse generaals…” Dit stond in een paginagrote advertentie, die op donderdag 14 juni 2007 geplaatst werd in de Amerikaanse krant “The Washington Post”. De adverteerders – Japanse hoog-leraren, journalisten en 44 Japanse parlementariërs – stelden onder de vette kop “De Feiten”, dat zij “het Amerikaanse volk de waarheid wilden vertellen”.

We schrijven inmiddels 2014. Op 27 januari bood de nieuwe topman van de Japanse staatsomroep zijn excuses aan voor de volgens hem   

bagetelliserende opmerkingen over de “troostmeisjes”. Omroep-baas Katsuto Momii had zich in de nesten gewerkt door zich openbaar te verbazen over de telkens terugkerende ophef over het onderwerp. Tijdens zijn eerste persconferentie zei hij dat “alle landen  die  oorlog  voerden  zulke

10897292668?profile=originalVoormalige Troostmeisjes tijdens een manifestatie in Den Haag. Foto  V.l.n.r. Ellen van der Ploeg (Nederland, 84 jaar); Menen Medina-Castilli (Philippijnen, 78 jaar); Won-Ok Gil (Zuid-Korea, 80 jaar). Foto: Bas de Meijer.

vrouwen hadden”. Zuid-Koreaanse politici reageerden furieus en ook Amnesty International reageerde boos en noemde Momii’s opmerkingen “een belediging voor de 200.000 vrouwen die tot seksuele slavernij werden gedwongen door het Japanse leger”. Momii bood zijn excuses aan en zei dat zijn uitspraken bij nader inzien “ongerpast” waren. De Japanse regering had al  eerder laten weten dat Momii    zijn uitspraken “als privépersoon deed” en dus niet namens de omroep.

Op 28 februari 2014 gaat de Japanse regering kritisch kijken naar de excuses die het land in de jaren ’90 heeft gemaakt aan de troostmeisjes. Een speciale commissie gaat onderzoeken hoe de Japanse regering destijds tot haar  verklaring  is  gekomen,  zo

wordt door het persbureau Kyodo gemeld. “Wij willen een nieuw onderzoek en de achtergronden begrijpen”, aldus kabinetssecretaris Yoshihide Suga. Hij zei niet of Japan na dat onderzoek met een nieuwe verklaring zou komen. Volgens Suga zal de huidige conservartieve regering van premier Shinzo Abe een “zorgvuldige overweging” maken.

10897292693?profile=originalWoedende reacties van voormalige Zuid-Koreaanse troostmeisjes.  

De Japanse regering distantieerde zich van recente uitspraken van rechtsnationalistische organisaties over de Tweede Wereldoorlog. Rechtse politici ontkenden onlangs dat de massamoord bij het Chinese Nanjing, waarbij in 1937 en 1938 zo’n 200.000 tot 300.000 doden vielen, ooit had plaats-gevonden. Een andere politicus bagetelliseerde het gebruik van vrouwern als seksslavinnen. China en Zuid-Korea waren woedend over deze uitspraken.

Volgens de Japanse minister van Buitenlandse Zaken Fumio Kishida is de Japanse historische inter-pretatie niet veranderd. “Het is erg jammer dat deze opmerkingen tot mnisverstanden over de positie van de Japanse regering hebben geleid”, aldus Kishida. Hij noemde verder de militaire expansie van China in de regio een serieuze reden tot zorg, maar ging niet zover om dit als bedreigend te bestempelen.

Hoewel schattingen uiteenlopen, denken historici dat Japan ongeveer 200.000 vrouwen uit de bezette gebieden tijdens de Tweede Wewreldoorlog heeft ingezet als seksslavinnen aan het front. Het merendeel bestond uit Koreanen, maar er waren ook minstens 250 Nederlandse troost-meisjes

Op 20 juni 2014 verklaart Japan de excuses, die het land in 1993 heeft gemaakt aan de troost-meisjes, te handhaven. Echter de conservatieve parlementariërs die geloven dat het misbruik nooit heeft plaatsgevonden, wilden een nieuw onderzoek naar de achtergronden van de excuses. De Japanse regering keek daarop kritisch naar de totstandkoming van de verklaring, maar trekt de excuses niet terug. Dat meldde persbureau Kyodo. Een speciale commissie heeft de afgelopen tijd onderzocht hoe de Japanse regering destijds tot haar verklaring is gekomen. De onder-zoekers zijn tot de conclusie gekomen dat die verklaring vooral politiek was. Japan en Zuid-Korea onderhandelden uitvoerig over de tekst die toen werd uitgegeven, maar er was eigenlijk maar weinig onderzoek geweest naar de mis-bruikpraktijken.

De Japanse miloitairen gebruikten tijdens de oorlog stelselmatig vrouwen uit de bezette gebieden in legerbordelen, waaronder ook Nederlandse vrouwen in het bezette Nederlands-Indië. Pas in 1993 erkende Japan dat in de zogeheten Kono-verklaring. Of het Japanse leger zich wel of niet schuldig had gemaakt aan het misbruik in de Tweede Wereld-oorlog is nu nog steeds onderwerp van debat. “Het is afschuwelijk om die gebeurtenissen in twijfel te trekken”, zei de van geboorte Nederlandse ex-seksslavin Jan Ruff-O’Herne (91). “Er zijn zoveel vrouwen die hierover naar buiten zijn gekomen”. Ruff-O’Herne werd

10897293280?profile=originalDe van oorsprong Nederlandse mevrouw Huff-O’Herne, schrijfster van “Cry of the raped”.

samen met haar Nederlandse ouders gevangen genomen op Java. Later werd de jonge vrouw tewerk gesteld in een bordeel waar ze stelselmatig werd verkracht. 50 jaar lang zweeg ze over haar ervaringen, tot ze begin jaren ’90 naar buiten trad met haar verhaal om Koreaanse vrouwen te steunen die excuses eisten.

Zuid-Koreaanse vrouwen waren toen een rechtszaak begonnen  tegen hun eigen regering die hen zou hebben aangemoedigd om als troostmeisjes te dienen voor de Amerikaanse soldaten. De 122 vrouwen stelden dat de overheid hen tijdens de Koreaanse oorlog opleidde tot prostituees en pooiers hielp om een uitgebreid prostitutie netwerk op te zetten. Hierdoor zouden Amerikaanse soldaten aan hun gerief kunnen komen. Volgens de Zuid-Koreaanse vrouwen – inmiddels allemaal bejaard – zijn hun mensenrechten geschonden.

De zaak is uiterst pijnlijk voor de regering in Seoul, die al decennia overhoop ligt met Japan over het gebruik van seksslavinnen door de Japanse militairen tijdens de Tweede Wereldoorlog.

28 november 2014. De Japanse krant Jomiuri bood zijn excuses aan voor het gebruik van begrippen die impliceerden dat de vrouwen tot seks gedwongen werden. De conservatieve krant zei het ongepasst te vinden dat deze en vergelijkbare termen gebruikt zijn in zijn Engelstalige editie. Het gaat in totaal om 85 artikelen die de krant tussen 1993 en 2013 publiceerde.

Rechtse activisten ageerden al veel langer tegen het gebruik van het woord seksslaven. Zij beweren dat de vrouwen nooit zijn gedwongen tot seks. Zij staven hun beweringen dat in officiële documenten nooit bewijzen zijn gevonden. Dat gegeven wordt nu door conservatieve parlementariërs aangegrepen voor hun stelling     dat er dus geen gedwongen troostmeisjes waren. Deze kwestie heeft de betrekkingen met Zuid-Korea ernstig aangetast. Ook elders in de wereld waar de vroegere troostmeisjes nu nog in leven zijn, is met grote verontwaardiging gereageerd.

Bron: De Persgroep Digital.

Lees verder…

10897299283?profile=original


10897251071?profile=originalVoor het eerst organiseert  Pasar Malam Rijswijk in samenwerking met ICM Online  "Het Schrijvers Collectief " . De column schrijvers en schijvers ; Han Dehne,  Elly Hauwert, Henk Harksen, Albert van Prehn, Rolo Lapre, Ferry Schwab sr en Wijnand van de Meeberg zullen deze twee pasardagen op het bij-podium hun verhalen  voordragen  uit de pas uigebrachte boeken. Leidend in deze is de verhaalroute uit ICM Jaarboek 2009 - 2010 "toegang tot de Indische wereld". In deze route komt geschiedenis aan de orde van de Indische Nederlanders die anno 2000 in de Nederlandse samenleving woont.  Als passend voorbeeld komt het thema pasar malam aan de orde, naast andere zeer interessante andere thema's. Aansaluitend voordrachten van de boeken van de schrijvers. Aan het einde van de voordrachten kan door het lezerspubliek in Q &A sessies over en weer vragen worden gesteld. Presentatie  & discussieleider  Ferry Schwab sr.  Alle voordrachten uit de boeken zijn aan te schaffen op ICM Stands 061 en 062  

 

 10897289873?profile=originalICM Jaarboek "Toegang tot de Indische Wereld"

De verschillende schrijvers zullen hun bijdrage leveren tijdens de voordrachten uit ICM Jaarboek.

De geschiedenis van de Indische Nederlanders anno 2000, is vastgelegd in het boek “Toegang tot de Indische Wereld”. Zoals iedere krant wordt er teruggeblikt op afgelopen jaar. ICM als krant blikt terug op het jaar 2009 – 2010, van de Indische Nederlanders in de huidige Nederlandse samenleving met haar pasar malams, koempoelan, lezingen, boeken, schrijvers, documentaire, Indische nieuwtjes, Indische muziek, de Indie herdenkingen, Indische ontwikkelingen, Indisch Platform met haar gelieerde aangesloten Indische organisaties, en ten slotte de laatste stand van zaken met betrekking tot de Indische kwestie, die op dit moment bij de staatsecretaris Martin van Rijn ligt. De verwachtingen zijn dan binnenkort met de oplossing komt.

 10897290099?profile=original“Door de ogen van het kind

De vader van een bekende schrijver overleefde het jappenkamp door op zijn tellen te passen en door de macht van het getal de macht over zijn leven in eigen hand te houden (Adriaan van Dis, Indische Duinen).   Ellen dat als Indisch kind juist op het verkeerde moment (WAR II, overdracht, bersiap, koele kille ontvangst) en plaats ( Tegal in Het Voormalige Indiër ) het licht van aardse voor het eerst mocht aanschouwen, kreeg haar rugzakje al mee.  Een bestemming met een gave, die zorgde dat ze van bizarre gebeurtenissen even afstand kon nemen van het aardse om te kunnen overleven. Zij kende maar even de liefde van haar ouders waarna zij als een “ stuk vuil " van het ene gezin in andere belandde, waar ze opnieuw haar integriteit moest bewijzen. De aankomst in het kille koele Holland stond niemand aan de kade om haar op te vangen.   

10897290295?profile=original

Het boek "Liefde als ruwe diamant" vertelt u onder  andere over de recente ontwikkelingen van de Indische kwestie. Zoals U bekend dient dit dossier onder staatssecr. Martin van Rijn van VWS. Naar verwachting zal hij binnen een maand met het antwoord komen of met het voorstel.

 
Vertelt U op pagina 133 haar bronnen o.a.:
Gesprekken met Frits Bolkenstein, Herman Bussemaker oud vz - IP, Henk Beekhuis, NIOD instituut Jeroen Kapperman, Hans Vervoort, en ICM Online.

Vanaf pagina 138;
wordt het Indische Platform in beeld gebracht, en de Indische kwestie onder de loep genomen.

Vanaf pagina 140;
doet Slifraire Delhaye nieuwe Vz IP zijn kerndoelstellingen en het IP beleid uit te doeken. Brengt de ontwikkelingen in beeld de dialoog met staatsecr. Martin van Rijn van 24 mei 2013 tot het heden. 
Dan neemt Ton te Meij IP delegatie het woord over de politieke dialogen die begonnen op 12-01-2007 tot het heden.
Tot slot komt staatsecr. Martin van Rijn in beeld met zijn Veegbrief Kerstreces 20 december 2013.

Dit is slechts een topje van Liefde als ruwe diamant !

10897291672?profile=original    DOCUMENTAIRE ZOEKTOCHT INDISCHE KINDEREN NAAR JAPANSE VADERS Naar het boek van Han Dehne.

De door de Japanse documentaire maakster Yuki Sunada gemaakte film, waarin o.a. Nippy Noya (de beroemde percussionist) en Mary Dehne (echtgenote van ons redactielid) een prominente rol spelen is de afgelopen woensdag tijdens het filmfestival in Jakarta onderscheiden met een Global Award.  Deze documentaire gaat over Japans Indische kinderen in Nederland die vaak nog altijd op zoek zijn naar hun biologische Japanse vader. In een eerdere kolom van Han Dehne is hier al uitvoerig over geschreven en is voor ICM-leden altijd bereikbaar op zijn NING-pagina bij icmonline.ning.com   Binnenkort zullen de direct betrokkenen een voorvertoning bijwonen in één van de Nederlandse theaters. Hoe de verdere gang van zaken is zal binnenkort bekend gemaakt worden evenals hoe, waar en wanneer deze indrukwekkende documentaire is te zien. 

10897291863?profile=originalVoorbode van het turbulente Millennium - Hoe Mischa ons leven veranderde

DE VELE ONTHULLINGEN MET VELE PRIMEURTJES , DE ONTMOETINGEN MET O.A. PRESIDENTEN, GEO ‘S EN CFO’S DOOR DE OGEN VAN EEN SENIOR INTERNATIONAAL MANAGEMENT CONSULTANT 

Ode aan Mischa

Dit boek is opgedragen aan Mischa, een viervoeter. Onze dochter Avril Lorraine R.I.P 18-10-1968 / 11-12 -2013 o.a. inspireerde ons tot uitgave van dit boek dat vanaf 1999 stoffig lag te worden.

Bill en Hillary Clinton, Barack Obama en First lady, prinses Beatrix en Poetin beschikken over een dergelijke viervoeter als spindoctor, adviseur en vertrouweling. Politicus Jan Terlouw ging ons voor met zijn boek over zijn trouwe viervoeter. Uit ons leven gegrepen speelde zich af van 1989 - 1999. 
Het moment dat de wereld aan de vooravond stond van grote innovatieve veranderingen, met dynamische, turbulente ontwikkelingen, die mondiale afstanden overbruggen, de voorbode van de globalisering, millennium, de Euro, en de financiële ontwikkelingen die later tot de kredietcrises leidde. In deze turbulente dynamiek overleefden Ferry, Astrid en Mischa Schwab.


 

 

 

 

 

 

Lees verder…

 

10897262476?profile=original

10897253880?profile=original

Zal het "schip Indische Petitie" van Martin

van Rijn door de senatoren van de Eerste Kamer ook tot zinken worden gebracht?

 

Wie had dat gedacht dat het schip “Keuze beperking van zorgverleners” van Edith Schippers op het laatste moment tot zinken wordt gebracht door de dissidenten nota bene van de coalitiepartner de PvdA, die vooraf hun akkoord gaven. Misschien een schrale troost dat deze actie is gericht tegen de "clown" die Samsom wordt genoemd. Zolang hij aanblijft zullen deze doelgerichte acties van de PvdA senatoren niet ophouden.  Nog die zondag bij de boekpresentatie  van "Indisch Verdriet" zei ondergetekende "dit kabinet gaat sneuvelen"!

“So far so god” . 

De ambtenaren van Edith hebben tot in de puntjes alles geregeld met zorgverzekeraars en zorgverleners, met de bijhorende voorbereidingen dat per 1 januari 2015 direct operationeel is, en Edith Schippers heeft het keurig door Tweede Kamer geloosd. Alles was akkoord. Per 1 januari zou deze regel ingevoerd moeten worden, waarop 1 miljard wordt bespaard.  Overigens, dit is de trend die vandaag aan de dag gezet wordt in de Tweede Kamer. Pan klare plannen die als wetten  als een speer  door de  Tweede 1 na de andere  worden gejaargd om vervolgens met het riscco dat een senator in de Eerste Kamer afhanhelijk van zijn toestand deze als nog afserveert.  

(als U niets te doen heeft, raad u aan op mooie vrije dag gewoon op tribune te gaan zitten, is gewoon een spel geworden, maar een gevaarlijk spel waar je veel risico's op inzet). Want de kapers liggen op de loer! 

Tegelijkertijd wordt binnen de media en ICM vooruitgeblikt door tanend vertrouwen in PvdA of dit Kabinet Rutte het nog wel voor de Kerstreces haalt.

Want in de peilingen heeft de aanhang (stemmers) van de PvdA al lang afscheid genomen. Vergeten wordt dan dat de leden die zitting nemen in de Eerste - en Tweede Kamer van de PvdA als hun partij,  tegelijkertijd  wel op die "clown Samsom" kunnen schieten! Samsom mist in alle opzichten het beeld dat hij het veld moet ruimen en plaats moet maken voor een ander. De twee Nederlandse allochtonen gaven het voorbeeld, alleen gaven net een verkeerd signaal af. Deze drie dissidenten in de Eerste Kamer zagen hun kans om definitief een einde te maken aan de “Clown vertoning van Samsom”. Het krediet is op binnen de eigen gelederingen van de partij, en hun achterban die op PvdA heeft gestemd. 

Dus deze acties zijn zeker niet gericht niet tegen de VVD maar gewoon tegen de koers van de huidige eigen PvdA. Tel daarbij op dat senatoren uit in andere generatie politiek tijdperk komen, die gewend zijn aan sterke leider met visie, die totaal ontbreekt in dit Kabinet. Het vertrouwen is totaal zoek.  

De burgers zullen de drie dissidenten op handen dragen die het bootje van Schippers tot zinken hebben gebracht. Het schip wordt nu in alle ijl geborgen en gerepareerd om alsnog klaar te maken wederom voor een behouden vaart, velen hebben hier een hard hoofd in. Vijf dissidenten in nog geen maand tijd binnen de PvdA, wie zijn de volgende die uit PvdA-kast komen, kortom een kabinet op drijfzand. 

“So far So Good”,

Ligt er nog niet een andere schip in de werf "De Indische Kwestie" met de bouwer Martijn van Rijn, sinds 19 maart 2013? 

Net als de aanpak van Schippers loopt de bouw op planning weten de bron(nen), te melden. Voor een stuk empathie komt Martin van Rijn op Indische primeurtjes zoals o.a. Buitenkampers om toch die betrokkenheid te tonen. Totdat historicus ( oud-voorzitter van het Indisch Platfofrm ) Herman Bussenmaker met zijn boek "Indisch verdriet" uit de politieke-kast komt, en kennelijk Martin van Rijn het manuscript mocht ontvangen. Herman Bussemaker niets onvermeld laat, en man en paard noemt, voor die 70 jaren strijd tegen Nederlandse poltieke onwil jegens de Indische kwestie.

Was Martin van Rijn not amused, tegelijkertijd doorbrak de uitgave van het boek de gehouden radio - stilte op ICM en de Indische media na bijna twee jaren.  Dit keer sloeg Martin van Rijn de uitnodiging af.

Vanaf 19 maart 2013 belooft Martin van Rijn - volgens bronnen (en)- met definitieve oplossing te komen en alles loopt alles op planning. so far so good! 

Hoe betrouwbaar is PvdA in Indische kwestie eigenlijk? Een rondgang door de analyse leert dat die in vorige kabinetten achter de Indische zaak zijn gaan staan met PvdA voorop! . Hierdoor veel stemmen hebben gewonnen bij de Indische gemeenschap als bevolkingsgroep met een populatie van 1,2 - 1,5 miljoen. (Ook Mark, Geert, Ben Bot, Wenny, en Frits, hebben de Indische achtergrond).  

A la de werkwijze die VWS zich zich eigen heeft gemaakt binnen de Kabinet Rutten" om pan klaar plannen door de Kamer te jagen " om de ene na de andere wet door de Tweede kamer heen te lozen ter beslissing voor te leggen aan de Eerste Kamer, is naar zeggen ook al het werk gedaan dat zo operationeel gemaakt kan worden. 

Zou dit Indisch schip ook tot zinken worden gebracht in de Eerste Kamer? 

Waarom niet hoor ik U zeggen, dit schip is immers van de eigen partij in tegenstelling tot die van Schipper (VVD).

Sof ar so good.  

WORDT VERVOLGD OP ICM MEDIA.

Lees verder…

Oproep medewerking aan boek over 1945

10897300289?profile=originalOproep medewerking aan boek over 1945

Volgend jaar is het 70 jaar geleden dat op 15 augustus 1945 de Tweede Wereldoorlog in Azië eindigde met de capitulatie van het Japanse leger. En twee dagen later, op 17 augustus, werd     door Soekarno en Hatta de onafhankelijkheid van Indonesië uitgeroepen. In de geschiedenis van Nederland en Indonesië zijn deze twee data van beslissende betekenis.

Journalist-schrijver Kester Freriks, verbonden aan NRC Handelsblad, is voornemens een boek te schrijven over deze twee data en de gevolgen daarvan voor individuele mensen. Hij zou graag in contact komen met hen die zich wellicht nog persoonlijk herinneren hoe de gebeurtenissen in 1945 zich ontwikkelden. Hij wil hen vragen om hun herinneringen ten behoeve van zijn boek te delen en hun verhaal daarvoor willen prijs-

geven. De journalist is op zoek naar mensen, zowel burgers (totoks en Indo’s) als KNIL-ers, personen met Chinese roots en hen die in Indonesië of in Nederland nauw bij de gebeurtenissen betrokken waren. Hij is ook benieuwd naar de mate van onthechting van mensen met een Indisch of Indonesisch verleden en in hoeverre zij in staat waren zich te “ontwortelen”. Het gaat  dus  niet  uitsluitend  om het

verleden, maar ook om het heden en de toekomst. Ook kinderen uit de derde generatie kunnen in de gesprekken een rol spelen. Vanzelf wordt alle informatie vertrouwelijk gebruikt, geheel naar de wens van hen die aan dit boek mede willen bijdragen met hun ervaringen.

Kester Freriks is in 1954 geboren in Jakarta. Voor NRC schrijft hij veelvuldig over onderwerpen die met Nederlands-Indië  en Indonesië

Onafhankelijkheidsproclamasi 1945

samenhangen. Hij schreef eerder biografieën over de schrijfsters Maria Demoût en Madelon Székely-Lulofs. Indien gewenst kunt u contact opnemen met Kester Freriks via de volgende gegevens: e-mail: kesterfreriks@hotmail.com Postadres: Windroosplein 188, 1018 ZW Amsterdam, Telefoon: 06-53187716.

 

Lees verder…

10897294494?profile=originalIndonesische  deltawerken/ Eerder bekend onder Jakarta Baru Masterplan (JBM)

Jakarta is begonnen met de uitvoering van zijn Deltaplan en dat is hard nodig. Elk jaar zakt de stad 10 centimeter en 40 % van de 10 miljoen inwoners van de Indonesische hoofdstad lopen elk jaar het risico dat hun huizen onder water komen te staan. Deze overstromingen moeten binnen niet al te lange tijd tot het verleden behoren. Een 35 kilometer lange zeedijk en 17 kunstmatige eilanden moeten de wereldstad gaan beschermen tegen het wassende zeewater. De 17 eilanden krijgen de vorm van een Garuda, de grote mythische vogel die het nationale symbool van Indonesië is.

Megaproject

Alleen al om alle grond uit te graven die nodig is om de 17 eilanden te bouwen, zijn meer baggerschepen nodig dan er wereldwijd bestaan. Het gehele project zal in totaal zo’n 35 miljard euro gaan kosten. Een bedrag dat de Indonesische overheid nog niet volledig bijeen heeft. Ondanks dat is onlangs met de eerste fase begonnen van dit ambitieuze plan.

De bestaande zeewering wordt verhoogd, de eerste kunstmatige eilanden worden aangelegd en de nieuwe zeewering in de baai van Jakarta moeten de stad tegen overstromingen tijdens het regen-seizoen beschermen.

Grondwater

Om verdere verzakking van de stad tegen te gaan, za;l ook de drinkwatervoorziening van de stad aangepast worden. Nu wordt het water nog uit de grond gepompt, waardoor de grond onder de stad sponsachtig wordt en vol met holtes. Hierdoor verzakt de stad. Om dit probleem te lijf te gaan, wordt een uitgebreid leidingnet aangelegd dat de stad in staat moet stellen om drinkwater uit andere bronnen te winnen.

2040

De Indonesische Deltawerken moeten over 25 jaar klaar zijn. De nieuwe zeewering is tussen 2025 en 2030 voltooid en de Garuda eilanden 10 jaar later. Het gehele plan is ontworpen door een Nederlands consortium, dat wordt aangevoerd door Witteveen+Bos en Grontmij. Andere Nederlandse bedrijven die participeren zijn Kuiper Compagnons, Delatares, Triple-A en Ecorys.

Lees verder…

Vrijmetselarij in Nederlands-Indië Door: Han Dehne

 10897295075?profile=originalVrijmetselarij  in  Nederlands-Indië        Door:  Han  Dehne 

Vrijmetselarij is de oudste en grootste broederschapsorganisatie ter wereld. Er zijn wereldwijd ongeveer 6 miljoen leden. Vrijmetselaren omvatten elk volk, ras, sociaal en economisch niveau. Zij hebben allemaal gelijksoortige idealen en overtuigingen. Het overkoepelende voor al deze mensen is dat zij geloven in iets dat groter is dan henzelf. Ze houden vast aan bepaalde principes in dit leven, die helpen de grote vragen in het leven te beantwoorden en die uiteindelijk leiden naar een betere mensheid. De auteur dezes is nu ruim 26 jaar

aangesloten bij deze broederschap. Moderne vrijmetselarij vindt haar wortels in de vroege 18e eeuw en bewaard de tradities die het uit deze tijd geërfd heeft. Het zijn deze tradities die de vrijmetselarij een uniek gezelschap maken binnen de maatschappij. De vrijmetselarij biedt mannen van deze tijd een methode om te komen tot zingeving en ethische plaatsbepaling. De principes zijn die van tolerantie, gelijkheid, mededogen en eer. Vrijmetselaarstonen dit door tolerant te zijn voor andere opvattingen, zich te gedragen met vriendelijkheid en begrip en bijstand te verlenen binnen de gemeenschap. Vrijmetselarij erkent de geweldige rijkheid van alle culturele overtuigingen en sluit op voorhand geen enkel individu uit op basis van geloof of politieke overtuiging. Hoewel het van een vrijmetselaar gevraagd wordt om te geloven in een overkoepelend ordenend principe, is het geloof van de vrijmetselaar een persoonlijke zaak.

De eerste vrijmetselaarsloge werd in 1762 in Batavia opgericht onder de naam "La Choicie"door Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher. Maar na zijn vertrek in 1767 uit Indië hield deze loge weer op te bestaan. Een paar jaar later werd deze loge echter weer opnieuw opgericht en door de sterke groei van Batavia ontstond al snel een tweede loge aldaar in 1770, onder de naam "La Vertueuse”. Een derde loge volgende al snel en deze loge "La Fidèle Sincérité" werd al snel bezocht door lager  en middenkader van de VOC en landeigenaren. Deze loge kwam bijeen in de Heerenlogement aan de Moorsegracht van Batavia. De andere loges kwamen bijeen ten huize van één der leden.

Aan het eind van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouding, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden zijn. Op 18 januari 1786 werd openbaar de hoeksteen gelegd voor een logegebouw in Batavia door de loge "La Vertueuse" die hiervoor 12.000 gulden had verzameld door het uitgeven van aandelen.

De inwijding van de Javaanse kunstschilder Raden Sarief Bastman Saleh en de inwijding van Abdul Rachman een achterkleinkind van de Sultan van Pontianak op Borneo in de loge "De Vriendschap" in Soerabaja in 1836 en 1844 gelden als beginpunten van de acceptatie van Indische autochtonen in de loges. De eerste Chinees die toegelaten werd was de suikerproducent The Boen Keh. Zijn aanvraag tot het lidmaatschap werd eerst in 1857 aangenomen.

In 1859 werd opgemerkt dat      de Javaanse bevolking de logegebouwen "Gedung Setan" noemden, oftewel "Het huis van Satan", De vrijmetselaars in die tijd legden deze titel uit als een verbastering van "Sint Jan" of "Rumah pengsitan (huis van meditatie). Vanaf 1870 was de vrijmetselarij in Indië wijd verspreidt over het land. Diverse loges werden opgericht en in kleinere dorpen en steden ontstaan vrijmetselaarskringen met fluctuerende lidmaatschappen

De loges opereerden vrijwel autonoom en hadden weinig contact met elkaar. In de loop der jaren werd werden onder het gezag van het Grootoosten der Nederlanden zo'n 35 loges gesticht, met name op Java en Sumatra.

10897294689?profile=originalTijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ook de vrijmetselarij in Indië een zware periode door. Zij slaagden er soms in om in het geheim bijeen te komen, zelfs in de Japanse interneringskampen. Het herstel echter na de oorlog was van korte duur. Eigenlijk wordt op 3 maart 1950 bij een bezoek van Soekarno aan een loge duidelijk dat hij allemaal negatieve  berichten had gekregen en sprak weer over Rumah Setan. Hierna werden tot aan 1954 nog  vier loges opgericht maar de vrijmetselarij werd  al snel gezien als een subversieve organisatie. Dat werd nog sterker nadat in 1957 als gevolg van het Nederlands-Indonesisch conflict over Nederlands Nieuw Guinea er de oorzaak van werd dat alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht werden gesteld en genationaliseerd. Er vond toen een ware exodus plaats van de Nederlanders uit Indonesië. De loges liepen leeg. Ook de Indonesische leden van de loges hielden het voor gezien toen bleek dat zij door hun lidmaatschap werden gezien als pro-Nederlands.  Op 23 juni 1960 staakte de laatste loge haar werkzaamheden, Op 27 februari 1961 vaardigt een bevel van de Generale Staf uit waarin staat dat vrijmetselarij haar basis heeft buiten Indonesië en niet overeenstemt met de nationale identiteit. Daarmee kwam na 2 eeuwen de maçonnieke arbeid  van de vrijmetselarij in Indonesië aan het eind. Hoewel er sinds 2000 een versoepeling van het verbod op een aantal levens-overtuigingen in Indonesië  geldt, is het tot op heden onduidelijk of ook de vrijmetselarij hiertoe behoort. 

10897294873?profile=originalToen ik ruim 26 jaar geleden tot de Orde der Vrijmetselaren toetrad wist ik alleen een aantal basale zaken die ik had gelezen in een aantal boeken die over deze Orde gingen. Ook heb ik toen een voorlichtingsavond bijgewoond waar iemand toen van alles vertelde. En hoe summier ik ook op de hoogte hiervan was, heb ik toch het besluit genomen om te vragen lid te mogen worden. Ik bedacht mij toen dat je soms in je leven wel meer een stap maakt die, min of meer, in het duister    is gehuld en ondanks die vele onduidelijkheden en onzekerheden heb ik toch die stap gemaakt. Eigenlijk meer op intuïtieve gronden of andere niet rationele gronden.

De vrijmetselarij is, en dat moet ik als eerste kwijt is geen religie. In absolute zin bestaat de vrijmetselarij niet. Er is geen collectieve leeropvatting zoals   die bij de religie bestaat. Vrijmetselarij is een zinnebeeldige methode die kan leiden tot een individuele levenshouding. Wat is het dan verder wel of niet? Het is een inwijdingsgenootschap, een broederschap van vrij denkende mensen die niet gehinderd worden door welke vorm van dogmatiek dan ook. Voor mij persoonlijk betekent het een confrontatie met jezelf, met je diepste zelf; niet zwevend, maar gewoon met je beide benen op de grond.

10897296065?profile=originalVrijmetselarij betekent voor mij een terugkeer naar het wezenlijke van het menselijk bestaan, de eenheid tussen je verstand en je gevoel, tussen je medemens en jezelf. Maar dat betekent niet dat wij daardoor een stelletje wereldvreemde kerels zijn. Neen, wij zijn gewoon mensen die een totaler of completer mens willen worden. Wij zijn ook geen club van er jezelf bij aansluiten om er enig maatschappelijk gewin te vinden. Wij zijn ook geen elitaire club van wereldverbeteraars. Neen, wij zijn gewoon een club van mannen die dankzij de grote vertrouwelijkheid en vriendschap een broederschap vormen die uit eerbied en respect voor de persoonlijkheid van de ander zekere omgangsvormen in acht nemen.

Voor ons is ieder individu van evenveel waarde. Je kan eigenlijk zeggen dat de vrijmetselarij een levensstijl is waarbij een ieder naar eigen inzichten de waarheid zoekt en zijn best doet een beter mens te worden om daarmee voor zijn omgeving een beter mens te zijn. Om het in een redelijk korte zin samen te vatten is de vrijmetselarij een eigentijdse stroming, geworteld in een eeuwenlange traditie, waarin vrijmetselaren permanent bouwen aan zichzelf om daardoor bewuster keuzes in het leven te kunnen maken, onafhankelijk, vrij van dogma's en los van politieke of religieuze overwegingen. Vrijmetselarij is een bewust kiezen voor een leven onder een soort vergrootglas. Tegelijk aanvaard je daarmee de plicht om met alle mogelijke mensen schouder aan schouder in een broederketen te staan.

10897295880?profile=originalLoge “Ster in het Oosten”, Batavia

Vrijmetselarij is voor mij een accentuering van het niet beïnvloedbare verschil waardoor de ene mens nu eenmaal anders voorkomt dan de andere. De verscheidenheid maakt eenheid mogelijk. En die inspirerende verscheidenheid van verschillen is het palet van het leven op aarde, zonder weet te hebben van schakering kun je geen vrijwilliger van deze aarde omspannende eenheid zijn. Wij noemen dat palet "broederschap". Vrijmetselarij is op deze manier een soort leerschool, mede omdat het een voortdurend appèl doet op zelfwerkzaamheid om een beter mens te worden met een eigen verantwoordelijkheid voor relaties en de eigen positie.

  10897295898?profile=original   Het symbool van de vrijmetselarij verwerkt in tuinaanleg bij een loge Boven: luchtfoto; onder: tekening

Maar alleen al dit gegeven maakt het boeiend om met elkaar regelmatig van gedachten te wisselen. We kennen een manier van omgaan met elkaar waarbij een ieder tot zijn recht kan komen. zo hij dat wil. Niemand zal hem in de rede vallen als hij iets wil zeggen of meedelen. Een ieder blijft in zijn waarde omdat wij gewend zijn om hooguit onze mening naast die van de ander te zetten zonder te proberen de ander te overtuigen of een mening op te dringen. Immers respect voor de ander staat boven aan ons lijstje. 

U begrijpt dat wij naast het regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over allerlei onderwerpen, wij ook nog op een andere manier arbeiden. Dat doen wij op bepaalde avonden met behulp van een soort mythisch spel, een rituaal noemen wij dat. Op zo'n avond zijn wij wat 10897296095?profile=originaldeftiger gekleed en voeren met elkaar een rite op. Deze ritualen hebben wij met elkaar afgesproken en voeren wij uit zoals alle broeders in Nederland dat eenvormig doen. Wij gebruiken daarbij allerlei symbolen tegen een mythische achtergrond met bepaalde voorwerpen.

Hoe dat gaat vertel ik niet, want dat is nou juist de clou. Bij een inwijding als lid of zo moet dat nou juist worden ervaren als een soort verjaardagsgeschenk. Men moet blindelings vertrouwen op  de medebroeders die deze symbolische handelingen samen mee uitvoeren. En als er al iets geheim is in die vrijmetselarij dan is het dat. Voor het overige zijn er geen echte geheimen, niets engs, niets controversieel. Wij zijn een normale vereniging met een normale bestuurlijke samenstelling die geheel binnen de wet van het land functioneert. We hebben statuten en een huishoudelijk reglement.

U heeft kunnen lezen dat wij streven naar een geestelijke groei, maar wij spreken niet over de richting waarin die groei zich zou moeten ontwikkelen. Die keuze ligt geheel bij de vrijmetselaar zelf. Er zijn immers even zoveel meningen als er vrijmetselaren zijn, maar de kracht ligt - volgens mij - juist in de vrijheid van waarheidsvinding en de daaruit voortvloeiende verdraagzaamheid. Een gangbare uitdrukking bij ons is "op u komt het aan" en dat betekent dus primair een eigen werkzaamheid om datgene te bereiken dat u wilt. Voor mij betekent dat een beter mens worden in deze maatschappij. Niets meer en niets minder. Als ik dit allemaal samenvat dan kan ik zeggen dat vrijmetselarij een ethisch systeem is die zich bedient van symbolen en ritualen. Nou is dat ook al niet bijzonder want in het dagelijks leven zijn wij allang gewend aan het werken met symbolen. Denk maar aan de trouwring als uiterlijke vorm van de diepe verbondenheid met een ander. Je kan ook denken aan een anker of het kruis. Ook degenen onder u die een kerk bezoeken ondergaan allerlei ritualen.

10897296476?profile=originalHet doel van ons systeem is dat je met behulp daarvan jezelf tot een beter mens kan vormen en dan beter in de zin van completer mens, harmonieuzer en even-wichtiger ontwikkeld. Zoals al eerder aangegeven: door onze manier van denken en werken zijn wij wars van dogma's. Immers dogma’s belemmeren altijd je geestelijke groei. Als iemand zegt "dat is zo" dan zeggen wij; "nou dat kan wel zo zijn maar ik onderzoek dat liever zelf" en soms betekent dat, dat je ergens grote vraagtekens bij stelt. In dictatoriale staten en onder streng religieuze regimes is vrijmetselarij altijd bestreden omdat het haar leden aanspoort zelfstandig naar waarheid te zoeken en dat is dus in dit soort staten niet welgevallig. Het streven van vrijmetselaren naar vrijheid heeft in gesloten maatschappijen vaak een krachtige impuls gegeven aan democratisering.

______________________

Lees verder…

10897297688?profile=originalNederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog Door:  Humphrey de la Croix

Precies 100 jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog, die ook z’n invloed had op Nederland en haar kolonie Nederlands-Indië. De redactie is daarom gaan zoeken op het internet naar een artikel dat de situatie destijds goed weergaf en daarmee aantoonde dat ook Nederlands-Indië op tal van manieren getroffen werd door wat toen nog werd genoemd “De Grote Oorlog”. Het hierna volgende artikel van de hand van historicus Humphrey de la Croix paste goed in dit kader en werd uitgekozen om in NICC Magazine te plaatsen.  (De redactie)

De Grote Oorlog was een wereldomvattende gebeurtenis die aan neutrale landen als Nederland niet kon voorbijgaan. Door de strategische ligging aan de Noordzee en de rol in de wereldhandel (overslag naar Duitsland, België) raakte ons land de belangen van de belangrijkste oorlogvoerende landen. In die internationale handel speelde de kolonie Nederlands-Indië een zeer belangrijke rol vanwege het bezit van olie, kolen, metalen, agrarische producten en andere grondstoffen. Het Europese conflict was door de betrokkenheid van de grote koloniale mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland onvermijdelijk een wereldoorlog geworden. Deze landen grensden zowel in als buiten Europa aan het koninkrijk.

Was de keuze voor neutraliteit passend in een Nederlandse pacifistische gedachte? Vast wel en niet geheel symbolisch kan het in 1913 voltooide Vredespaleis in Den Haag daar een bevestiging van zijn. Real-politiek gezien was het vooral een verstandig standpunt van een klein Europees land dat geen militaire middelen had om buitenlandse machts-politiek te voeren. Het bezit van de grote kolonie Indië deed daar niets aan af. Misschien waren het bezit en onderhoud van de geografisch grote kolonie eerder een dusdanig grote last om te onderhouden dat Nederland ook niet tegelijk een sterke koloniale mogendheid kon zijn. Spoedig zou blijken dat Indië ook niet te verdedigen kon zijn tegen buitenlandse agressors.

Mobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht

Ook als neutrale mogendheid zag Nederland zich met de dreigende oorlog in zicht genoodzaakt op 30 juli 1914 de algehele mobilisatie af te kondigen. Die neutraliteit moest verdedigd kunnen worden. 
De sterkte van het Nederlandse landleger bedroeg in 1914 ruim 200.000 man, wat vergeleken met Duitsland (2.147.000 man) en de Britten en Fransen samen (2.282.000 man) amper militair kon afschrikken. Ter zee was de Koninklijke Marine vergeleken met de Duitse, Britse en Franse in omvang en vuurkracht een kleine zeemacht en niet berekend op het aangaan van een gewapend treffen met die sterke vloten.

De gevolgen voor de economie

Economisch was de mobilisatie een zware last voor ons land. Een deel van het productieproces verminderde of lag stil omdat mannen waren opgeroepen. In augustus 1914 hadden de Britten een handelsblokkade ingesteld en controleerden het scheepsverkeer naar Nederland op verboden verklaarde goederen, zogenoemde “contrabande”. Hieronder vielen onder andere graan, suiker, diverse voedingsmiddelen, leer, schoenen en katoen. Dit soort zaken kon bedoeld zijn voor de vijandige legers. De Britse marine hield schepen aan en dwong ze naar Engelse havens te varen voor controle. De lading kon bestemd zijn voor Duitsland en Oostenrijk of er vandaan komen.

De oorlog dreigde voor Nederland desastreuze gevolgen te hebben zoals grote schaarste, massale werkloosheid en verzwakking van de militaire kracht. De jaren 1917 en 1918 zouden de zwaarste periode worden. Voedselschaarste zorgde voor een strikt rantsoeneringsbeleid en ook de kwaliteit van voedsel verminderde ook. Uit die tijd dateren termen als eenheidsworst en standaard-schoenen, die uitdrukking gaven aan de ontstane noodzaak tot soberheid. Hoewel er geen hongersnood dreigde gingen er geruchten rond over het bestaan van katten- en hondenslagers.

Kwetsbare neutraliteit

Zich bewust van de beperkte militaire kracht om die neutraliteit af te dwingen wanneer die bedreigd zou worden, was de Nederlandse regering er helemaal niet zo gerust op dat Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk, en in Azië Japan de Nederlandse positie zouden respecteren. Het verloop van de oorlog zou zo maar vanwege strategische redenen Nederland actief en ongevraagd  in de oorlogs-handelingen zélf kunnen betrekken. Onzekerheid heerste gedurende de hele oorlogsperiode. Was het echt ondenkbaar dat Duitsland van ons land, zoals in hun opmars in augustus 1914, ook een kortste weg en dit geval naar  de Noordzeehavens zou maken? En was van de Britten echt niet te verwachten dat ze de doorvoer-havens naar Duitsland, Vlissingen en Rotterdam, ongemoeid zouden laten? Nederland was en bleef de zwakke schakel in de Britse zeeblokkade en daarmee een potentieel doelwit. De Nederlandse neutraliteit werd zwaar op de proef gesteld tijdens de oorlog. Schendingen van het grondgebied waren niet bepaald zeldzaam.  De Britse vliegtuigen bombardeerden in de nacht van 29 op 30 april 1917 Duitse stellingen aan de Belgische kust in en rond Zeebrugge. en Oostende.                       

 

Rotterdam, 1917. De voedsel-schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eerste centrale keuken (gaarkeuken) in Nederland, De kok en het personeel bij de kookketels en pannen. Foto: Nationaal Archief / Spaarnestad.

Om aan het vijandelijk afweer-geschut te ontkomen vlogen ze over Zeeuws-Vlaanderen en ook  boven Zierikzee waar om niet duidelijke reden een bom werd afgeworpen. Een Duitse schending van het Nederlandse luchtruim boven Schouwen-Duiveland en Goeree-Overvlakkee vond plaats op 18 augustus 1917. Er was toen een luchtgevecht met Engelsen en vervolgens vielen er twee Duitse bommen op Nederlandse bodem.
In beide gevallen was  er geen echte “spierballenreactie” van Nederlandse zijde. De regering wilde Engelsen noch Duitsers voor het hoofd stoten. De Nederlandse zwakte op het politieke en        het militaire wereldtoneel werd daarmee alleen maar benadrukt.

Nederlands-Indië in 1914 een opkomende inheemse nationalistische beweging

De oprichting van de Sarekat Islam in 1912 als eerste Indonesische politieke partij zou het begin betekenen van de laatste fase van de koloniale relatie tussen het moederland en de volken van de archipel. Het ontstaan van een nieuwe zelfbewuste, intellectuele elite was het resultaat van de toegang tot Westers onderwijs en de daarin gepropageerde waarden als vrijheid, zelfbeschikking en gelijkheid van alle volken, en van ideeën als democratie en socialisme. Een Ethische Politiek gericht op ontwikkeling van de inheemse onderdanen van de kolonie, had dus als effect dat kritiek op de koloniale band wortel had geschoten. Het Nederlands-Indische Gouvernement onder leiding van de gouverneur-generaal bekeek de ontwikkelingen met het nodige wantrouwen.  Heel Indië was op dat moment na de lange Atjeh-oorlog nog maar drie decennia onder Nederlandse controle gebracht. Recenter, in 1908 had Bali na een opstand zich onderworpen. En nu werd de interne stabiliteit alweer danig uitgedaagd door het ontwakend inheems nationalisme. De in 1912 opgerichte eerste Indonesische politieke beweging Sarekat Islam verlangde voor de bevolking van Indië dezelfde rechten als de Nederlanders in Europa en in de kolonie. Gaandeweg de volgende jaren werd de Sarekat Islam alleen maar radicaler en linkser in haar eisen. De in 1913 actief geworden Indische Partij van Ernest Douwes Dekker (‘DD’) kende al van meet af aan geen terughoudendheid om te verklaren dat Indië uiteindelijk los moest komen van Nederland. DD’s streven was dat het toekomstige land van de ‘Indiërs’ door dezen zélf moest worden bestuurd. De Indo-Europeanen  zouden daarin als groep voortkomend uit twee werelden maar met de intellectuele, bestuurlijke en organisatorische bagage van de moderne Westerling, een voor-trekkersrol moeten spelen. Wat het koloniaal bestuur extra zorgen baarde was dat de Indische Partij marxistische elementen omarmde.
Naast de Sarekat Islam kwamen in de periode 1910-1920 andere politieke, politiek getinte (vakbonden) en politiek-religieuze organisaties opzetten. Toen de oorlog uitbrak was deze ingezette binnenlandse ontwikkeling de grootste zorg van het Indische bestuur. Vanaf augustus 1914 zou echter de wereldoorlog de agenda van het Indische Gouvernement gaan beheersen. Begrijpelijk gezien de grotere en fundamentele vragen die inmiddels waren gerezen: waren Nederland en zijn kolonie in gevaar en hoe zou het Koninkrijk door die oorlog komen? De grote onzekere, nabije factor was het toen nog verre Japan. Het eerste Aziatische land dat in de moderne tijd de grote Europese mogendheid Rusland in 1905 had verslagen.

Japan als nieuwe machtsfactor

Het effect van de door Japan gewonnen oorlog tegen Rusland was het besef dat een in de regel als minder ontwikkeld beschouwd Aziatisch volk een Westers land kon verslaan. In Nederlands-Indië speculeerden allerlei politici, journalisten, ondernemers en intellectuelen over wat de Japanners zouden willen doen met het toegenomen politieke prestige en hun militaire kracht. Het was duidelijk dat het land van de rijzende zon tot aanzienlijk meer in staat was dan zelfverdediging. Gezien de vrij recentelijke ontwikkeling als een feitelijk Westers gemodelleerde moderne industriestaat, leek het land nog maar aan het begin te staan van een verdere vergroting van zijn macht.
In Indië was er een enorme scepsis ontstaan over alles wat Japans was. Immigranten uit Japan werden met argusogen bekeken en vaak verdacht van spionage. De komst van steeds meer Japanners werd gezien als een voorbereiding op overname van de kolonie. En deze bespiegelingen vonden niet alleen plaats in de kranten. Ook in het landsbestuur speculeerden politici en ambtenaren over de werkelijke Japanse intenties. 

10897298081?profile=original1915 KNIL. Troepen op mars, links een Japanse veldkeuken getrokken door kleine inlandse paarden.

Foto: Spaarnestad Photo.

De wens om een grote marine te hebben

Hoe sterk dat vooroorlogse wantrouwen tegenover Japan leefde, bleek al uit de discussies in Den Haag en Batavia over de wenselijkheid de vloot te versterken. Een Vlootcommissie was van mening dat de zeestrijdmacht niet minder dan negen slagschepen (de grootste oorlogsschepen in die tijd) nodig had om het Koninkrijk te verdedigen én om een serieuze offensieve afschrikkingsmacht te zijn. Door de open ligging van de archipel was Indië in zijn geheel moeilijk te verdedigen door het handvol (ongeschikte) schepen van de Gouvernementsmarine en het eskader van de Koninklijke Marine. Daarbij beschikten de potentiële aanvallers over zwaar materieel als dat slagschepen, slagkruisers en onderzeeboten. Schepen die Nederland niet eens had. 
In de discussies over de te volgen strategie passeerden verschillende scenario’s. Vaak kwam daarin de vraag naar voren of de nadruk moest liggen op “alleen” de verdediging van het hoofdeiland Java. Of waren de Buitengewesten ook net zo belangrijk? Een antwoord op deze laatste vraag kwam vanzelf gezien de groter wordende rol van olie, kolen en metalen in de moderne economie en oorlogvoering. Juist deze grondstoffen waren overvloedig te vinden in Sumatra en Celebes (Sulawesi).
Gouverneur-generaal Idenburg (van 1911 tot 1916) vond dat Indië over een grote vloot van vijf slagschepen moest beschikken om een vijand te kunnen afschrikken door de zekerheid dat een aanval op Nederlands territorium tot aanzienlijke schade aan de eigen vloot en strategische sterkte zou leiden.
Naar goed Nederlandse traditie werd de discussie uiteindelijk gedomineerd door het kosten-aspect. De ambitie van een sterke vloot die een aanval van de grote mogendheden kon voorkomen en afslaan, plus ook nog aanvallend kon opereren, was echter niet betaalbaar. Praktisch was er een ander probleem om op te lossen: het gebrek aan (geschoold) personeel en met name in de lagere rangen. Waar moest dat vandaan komen? Door de gestegen welvaart was een baan in de krijgsmacht (als een soort laatste heenkomen) niet meer zo nodig. Mannen konden genoeg aantrekkelijker en beter betaalde banen vinden.

De besluitvorming over de te bouwen slagschepen is niet tot stand gekomen in de oorlogsperiode. Door de oorlog zou de bouw van de schepen toch niet hebben kunnen doorgaan omdat die in een van de oorlogvoerende landen zou moeten gebeuren. De beslissing over de vlootversterking is pas in 1923 genomen: het voorstel werd met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer weggestemd, 51 stemmen tegen en 49 vóór.

 
Het  Nederlands-Indisch Leger

De nadruk op versterking van de vloot zorgde bij het leger voor een tegengeluid. Uit vrees voor uitblijven van de gewenste versterkingen wees de legerleiding op de noodzaak om te kunnen optreden tegen eventuele binnenlandse massaopstanden om de Nederlandse hegemonie niet te verliezen. Een sterk argument gezien het besef bij het landsbestuur dat de Nederlanders numeriek verre de mindere waren van de Indonesiërs. En recentelijk  bleek uit de opkomende nationale bewegingen een  roep om zelfstandigheid en inspraak. Het Gouvernement was extra beducht voor het ontstaan van geweld-dadige opstanden als gevolg van radicale oproepen zoals de Indische Partij.

Door de internationale politiek was het Gouvernement gedwongen na te denken over de toekomst van het koloniale leger. Totdat de internationale spanningen zo hoog waren opgelopen, hoefde  het koloniaal bestuur zich helemaal niet bezig te houden met de strategische rol van de Indische strijdmacht. De koloniale krijgsmacht  was na de onder-werping van de laatste verzets-haarden Atjeh en Bali een politioneel leger geworden, gericht op het handhaven van orde en rust. Tactische en strategisch was het niet toegerust op een treffen met een modern aanvalsleger dat geavanceerde wapens bezat en getraind op nieuwe strijdwijzen. De opbouw van een dergelijk leger zou  meerdere jaren kosten. Materieel moest opnieuw worden ontworpen en gefabriceerd en de vraag was of Nederland de technologie al in huis had. Om zelf slagschepen te bouwen in ieder geval niet. De Britten, Engelsen en Duitsers hadden die wél. Daar kwam nog bij dat het in Nederland zélf ontbrak aan expertise in moderne oorlogsvoering.

Het leger in Nederland was bovendien in het algemeen niet goed genoeg getraind vanwege allerlei procedurele en praktische belemmeringen zoals niet meewerkende bezitters van land en onwelwillende gemeente-besturen. Het moet gezegd dat het Nederlandse leger niet eens ouderwets was of niet echt geïnteresseerd in innovaties, maar er was gewoonweg te weinig van alles: manschappen, materieel en actuele strategieën en tactieken.

10897298471?profile=originalEerste Wereldoorlog. Mobilisatie vrijwilligers Nederlands Indië. Na erkenning door de regering worden de blanke en inlandse vrijwilligers van kleding en wapens voorzien door het gouvernement  en gaan ze daarmee oefenen. Groepsfoto tijdens een velddienst-oefening op Buitenzorg (bij Batavia), Java, Ned. Indië (het huidige Indonesië), 1915.  Foto: Spaarnestad Photo

Bij het uitbreken van de oorlog had van de Nederlandse strijd-macht alleen het KNIL recente gevechtservaring. Echter, de kracht van het KNIL was gelegen in de eenheden die in Atjeh hadden gevochten. In vaak moeilijke fysische omstandigheden had het koloniale leger als een van de eerste Westerse krijgsmachten een contra-guerillaoorlog gevoerd met kleine gevechtseenheden, vergelijkbaar met hedendaagse special forces (toen: het Korps Marechaussee te voet). Deze ervaring was echter niet zinvol voor een treffen met een geregeld modernen  deels gemechaniseerd invasieleger.
Toch was de top van defensie hard aan het nadenken over een moderne krijgsmacht. Ten eerste over de vorming van een groter leger en vervolgens over nieuw aan te schaffen wapens. In de discussies kwam ook de oprichting van het toen nieuwe luchtwapen (zeppelins en vliegtuigen) aan de orde. Vanaf 1916 was die ook realiteit.

Leger en marine bij het uitbreken van de oorlog

De bevelhebbers schout-bij-nacht F. Pinke en luitenant-generaal Michielsen hielden rekening met betrokken raken in oorlogs-handelingen. Engeland  en Frankrijk  waren potentiële bedreigingen voor Indië, Duitsland in mindere mate (ook al zou de handel last krijgen van zogeheten Duitse raiders in de Indische Oceaan en zeeën rond het Maleisisch schiereiland). Maar geen van de oorlogvoerende landen bezat een grote strijdmacht ter plekke voor een invasie van de archipel. Japan zou het grootste en meest reële gevaar vormen, maar daarvan gingen beide militairen niet uit. Uit voorzorg besloot schout-bij-nacht Pinke het marine-eskader niet in Soerabaja (Tandjoeng Perak) te houden maar naar Tandjong Priok, de haven van Batavia te sturen. Hij was van mening dat in het westen van de archipel issues rond de neutraliteit zich het meest zouden kunnen voordoen omdat daar de invloedssferen van Engeland, Frankrijk en Duitsland lagen. Het beschermen van de neutraliteit zou het best geëffectueerd kunnen worden vanuit  Batavia als uitvalsbasis. Toen de oorlog echt een feit was geworden besloot Pinke zijn schepen naar de veiliger haven van Banten in West-Java te sturen. Het is de vraag of met deze beslissing uit voorzorg het pal staan voor bescherming van de neutraliteit was gediend. Het wekt toch de indruk van weglopen. Tegelijkertijd was het reëel omdat het kwetsbare Nederland geen partij was voor de Geallieerden of Centralen, mochten deze staten al hun oog hebben laten vallen op ons Nederlands-Indië.

Het Gouvernement is bij het uitbreken van de oorlog in Europa niet overgegaan tot mobilisatie van het koloniale leger. Reden was om Japan niet voor het hoofd te stoten door de indruk te wekken dat land als een potentiële agressor te zien. Wél heeft het opperbevel verordend dat voor-bereidingen werden getroffen voorafgaand aan een daad-werkelijke mobilisatie. Het betrof onder andere magazijnen aanvullen, scenario’s uitwerken voor het overnemen van civiele taken door militairen en ook de voorbereiding van terughalen en plaatsen van troepen die nog in de Buitengewesten waren gelegerd. Ten slotte werden draaiboeken geoefend voor verplaatsing van het centrale bestuursapparaat van Batavia naar andere plaatsen meer in het binnenland van Java.
Bevelhebber Michielsen kampte intussen met een onderbezetting van zijn leger met ruim 3000 Europese mannen en meer dan 1700 inheems personeel. Daarbij kwam dat er geen financiële middelen waren om te werven en extra personeel te betalen. Eerder al werden KNIL-militairen met verlof in Nederland aangespoord zich daar aan te sluiten bij het leger.
Het tekort aan manschappen leidde tot suggesties vanuit de Indonesische groeperingen en van nationalistische voorlieden, om dienstplicht te overwegen of een inheemse militie in het leven te roepen. Op het volkenrijke Java (destijds meer dan 30 miljoen inwoners) kon genoeg personeel worden gerekruteerd. Echter het Gouvernement verwierp het idee van gewapende Indonesiërs met het oog op de numerieke minderheid van de Europese machthebbers.

De oorlog en het leven van alledag in Indië
De onrust kende een bijna hysterisch moment in de eerste oorlogsdagen.  Door geruchten verspreid in de kranten Java Bode, Preanger Bode en De Locomotief dachten velen dat er 15 Japanse schepen lagen in de Wijnkoops-baai in het zuiden van West-Java. Uit onderzoek op last van de resident van Soekaboemi bleek er totaal geen sprake van zo’n Japanse aanwezigheid.

 

Bataviaasch Nieuwsblad 10 maart 1917

Dat er een gevoel van oorlog heerste uitte zich in de eerste dagen door het massaal hamsteren van eten en andere eerste levensbehoeften. Ingeblikt voedsel was snel uitverkocht of slechts tegen hoge prijzen te koop. Toen het besef was doorgedrongen dat de kolonie niet direct in gevaar was, ebde de paniek snel weg. De mensen stelden in ieder geval wel niet-direct noodzakelijke aankopen uit; een normale reactie in tijden van onzekerheid.
De aankoop door het leger van grote voorraden rijst, bloem, suiker, koffie en ingeblikt voedsel had echter gevolgen voor de burgerbevolking. Het zorgde voor schaarste en prijsstijgingen. Vooral de armere sociale groepen als de lagere Europese klassen en de inheemse bevolking werden getroffen.
Geruchten en aperte onwaarheden veroorzaakten ook nog eens een sfeer van onrust en soms paniek. Verhalen over niet meer kunnen beschikken over banktegoeden en over het niet meer op krediet te kunnen kopen in winkels en bij leveranciers, verergerden de onrust onder velen. Echter, ook dit ebde weg toen bleek dat kopen op de pof gewoon weer aan de orde van de dag was. Dat de prijzen voor voedsel hoog bleven leidde tot zorg bij ondernemers en bestuurders. Het onbetaalbaar geworden basisvoedsel zoals rijst raakte het dagelijks leven van de Indonesiërs direct. Kwalitatief zou hun voedingssituatie in de loop van de oorlog er op achteruit gaan. De vrees voor sociale onrust was reëel en inmiddels was er een opkomend nationaal bewustzijn dat latente ontevredenheid onder de bevolking zou kunnen mobiliseren.

Een emotioneel effect had het nieuws dat koningin Wilhelmina de oprichting van het Nederlands Koninklijk Nationaal Hulp Comité had uitgeroepen. Hiermee konden hulpgoederen en geld worden verzameld voor landgenoten die door de gevolgen van de oorlog inkomen dreigden te verliezen. De vrees was dat het stilvallen van de wereldhandel voor grote werk-loosheid zou zorgen. Ook werden door de zeeoorlog families van elkaar gescheiden waardoor de kostwinners uit Indië geen geld meer konden betalen aan hun gezinnen als gevolg van het stoppen van internationaal betalingsverkeer. De verbonden-heid met de mensen in Nederland uitte zich in de oprichting van comité’s die geld inzamelden voor arme Nederlanders, voor mensen met verlof die niet naar Indië terug konden en voor Belgische vluchtelingen in Nederland. De oorlog was voor de mensen direct voelbaar door de gevolgen van de Engelse handelsblokkade met inbegrip van het censureren en blokkeren van het overzeese post-telegraaf en betalings-verkeer.   De Britten controleerden en  censureerden brieven en telegrammen. Betalingen werden gecontroleerd of ze niet ten gunste waren van de vijand. 
Het meest voelbaar voor de mensen in de kolonie was dat contacten wegvielen en er onzekerheid ontstond over het welbevinden van familie en vrienden. De angst dat Duitsland Nederland zou aanvallen en bezetten was groot. Dat zou de kolonie direct raken omdat de strijdende mogendheden dan de strategische positie van Indië anders konden gaan zien. Een inval van Indië was dan niet meer zo heel fictief. De stemming onder de Nederlandse bevolking van Indië raakte dan ook bedrukt en de mensen pasten zich aan door een stemmigheid te creëren. Zo vond men het niet meer gepast te gaan feesten. De mensen bepleitten een ingetogen viering van Koninginnedag op 31 augustus, dus zonder uitbundige activiteiten als dans en muziek.

De economische gevolgen van de oorlog

De jaren 1914 en 1915 kwam de kolonie nog redelijk goed door ook al was de handel met West-Europa ongeveer komen stil te vallen en  had dat voor werkloosheid en meer armoede gezorgd onder de bevolking. De handel met de oorlogvoerende landen kelderde enorm. Indië kom zijn suiker, copra, olie, katoen en andere producten niet meer kwijt in Europa. De Engelse en Franse vloot hadden de wateren in het Verre Oosten net zo goed onder controle als in Europa. Door de zeeblokkade kreeg Indië ook te maken met schaarste aan machines, medische apparatuur, hoogwaardige technische producten en aan metalen. De zeeoorlog en blokkades, de contrabande op veel goederen, het tekort aan vracht capaciteit omdat wereldwijd schepen voor de oorlogsvoering waren ingezet, zorgden voor een stagnatie in de import en export. Nederlands-Indië kon de genoemde goederen niet meer uit Europa halen en andersom konden de producten van de archipel het land niet meer verlaten. Voor handelsnatie Nederland was dit een enorme klap.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010367235%3Ampeg21%3Aa0001

Een omslag begon zich te aan te dienen omdat de kolonie moest zoeken naar alternatieve handels-contacten. Voorheen bestaande argwaan ten opzichte van Japanse producten maakte plaats voor interesse en openstelling. De Verenigde Staten kwamen in beeld als afzetmarkt voor tabak en als leverancier    van metalen en hoog waardige technische producten. Naarmate de oorlog voortduurde wijzigde de economische oriëntatie van Indië van Europa richting Japan, de Pacific en Amerika. Toch compenseerde deze trend niet geheel het wegvallen van de Nederlandse en andere Westerse markten als gevolg van de zeeblokkade. De vrije val van de export zorgde naast het verlies van markten grote werkloosheid.

De effecten van de voort durende oorlog werden het meest voelbaar in de jaren 1917 en 1918. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog had positie van Nederland verzwakt. De nieuwkomer op het strijdtoneel streefde naar een zo hard mogelijk treffen van Duitsland zodat de strijd niet langer dan nodig zou duren. Als gevolg van het blokkeren van handel aan landen die aan Duitsland grensden, viel er nog een handelsactiviteit weg. Handel met de Geallieerden was nog wel toegestaan. De situatie was gewoonweg dat Nederland op het wereldtoneel politiek machteloos was gemaakt omdat de Geallieerden alles dicteerden.  De Duitsers op hun beurt gingen daardoor steeds meer twijfelen aan de Nederlandse neutraliteit.  

Ons land hield zijn hart vast voor een lot dat België al in 1914 was beschoren.
De gevolgen van de oorlog waren in Nederland zélf groter dan in de kolonie. Voedsel werd erg duur en samen met andere eerste levensbehoeften kwamen ze op de bon. De kolonie kon door de oorlog producten als suiker, rijst, copra, tapioca, thee, kapok en peper niet meer kwijt. Hierdoor werden bedrijven én de inheemse arbeidskrachten en hun gezinnen flink getroffen.  Ook hier schoten de prijzen van voedsel de hoogte in.
Het einde van de oorlog in 1918 zou niet zondermeer een herstel betekenen van de vooroorlogse economische groei en stabiliteit. De jaren twintig zouden sociale onrust kennen als gevolg van bezuinigingen op lonen en een groei van de socialistische en communistische beweging. Nadat het Gouvernement deze hadden onderdrukt volgde de Grote Depressie van 1929 die pas tegen 1938 zou eindigen, gevolgd door het begin van het einde van Indië in 1942.

De oorlog: Indië op eigen benen?

Door zeeblokkades, de inzakkende handel en verminderd post- en telegraafverkeer verminderde het contact tussen moederland en kolonie dusdanig dat deze laatste gedwongen zag zelfstandig ingrijpende beslissingen te nemen. Wachten op toestemming van ‘Den Haag’ kon te lang duren waardoor op te lossen problemen alleen maar groter konden worden. Banken, bedrijven en Gouvernement konden geen maandenlange of jaren durende wetgevingsprocedures afwachten wanneer er meteen iets moest gebeuren. De Javaasche Bank moest bijvoorbeeld de nodige extra kredieten verschaffen aan suikerproducenten om door de stil gevallen export, voorraadvorming te kunnen financieren. Probleem was dat van bedrijven  hoofd-kantoren in Nederland zaten en vaak als enige majeure beslissingen mochten nemen. Daarbij kwam ook nog het argument dat de verschaffers van kapitaal óók in Nederland of andere Westerse landen zaten. Dus “wie betaalt, bepaalt”.

Maar dit beginsel was niet      meer werkbaar wanneer de communicatielijnen niet meer functioneerden, waardoor de “filiaalhouder”  in Indië zijn maatregelen niet kon voorleggen noch daarop antwoord kon krijgen.

De verwijdering tussen het moederland en de kolonie zorgde voor een heroriëntatie van de beide economieën. Beide onderdelen van het koninkrijk werden minder van hun onderlinge handel afhankelijk. Nederland richtte zich op nieuwe markten in Europa en Nederlands-Indië intensiveerde de betrekkingen met Japan, andere Aziatische landen en de Verenigde Staten. Naast een ontwakend inheems nationaal bewustzijn begonnen ook de bedrijven en de bestuurders autonomie, maar dan economisch gezien, aan de orde te stellen.   De onverdedigbaarheid van de kolonie door het moederland had het besef dat meer autonomie en daardoor slagkracht gewenst was, alleen maar versterkt.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010555244%3Ampeg21%3Aa0001

De Grote Oorlog had niet alleen de dominante positie van de twee grote koloniale mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk aangetast, maar zeker ook het aanzien van Nederland als een koloniale macht.

Indo-Europeanen en de Grote Oorlog

Detailstudies over de Indo-Europeanen in de oorlogsperiode zijn nog niet verricht. Het is in meer algemene lijnen dat over hen informatie te vinden is. Tóch is er op basis van verricht onderzoek een beeld weer te geven van de geschiedenis van Indo’s  in relatie tot de oorlogs-situatie.
In de jaren van 1910 tot 1920 zien we in de kolonie de veranderingen voorkomen die het lot van de Nederlandse over-heersing zouden gaan bepalen. En vanzelf daarmee ook van de Indo’s als onderdeel van de Europese bovenklasse. De belangrijkste ontwikkeling was het ontstaan van een Indonesisch bewustzijn over de ongelijke machts- en welvaartsverdeling in en als gevolg van de koloniale overheersing. Toegang tot het Europees onderwijs en banen die voorheen waren voorbehouden aan Europeanen, werden meer en meer bezet door geschoolde Indonesiërs. Deze trend was deels het gevolg van de Ethische Politiek waarmee het Gouvernement erkende dat slechte woon- en werkomstandigheden, uitbuiting en onderbetaling hadden geleid tot een verarming van de inheemse bevolking. Zeker ook ter voorkoming van sociale onrust heeft het koloniaal bestuur maatregelen getroffen om de zogeheten ‘mindere welvaart’ van de bevolking te bestrijden. Daarnaast was er ook de missie om de bevolking ‘op te heffen’, in het Nederlands van toen betekende dat ontwikkelen van de Indonesiërs tot goede onderdanen, goed Europees opgeleid personeel en opgevoed naar Westerse waarden en normen.

Dat sociale beleid ging echter voorbij aan de Indo-Europeanen die door het bestuur niet tot de doelgroep van de welvaartspolitiek behoorden. Hoewel  zij gemiddeld een hogere welvaart hadden dan Indonesiërs, was er onder hen een aanzienlijk deel dat tot de lagere welvaartsgroepen behoorde. Een groot effect van de Ethische Politiek was dat Westers geschoolde Indonesiërs de Indo-Europeanen gingen beconcurreren en ook wel verdringen op de arbeidsmarkt. Ze waren niet alleen even goed gekwalificeerd maar ook veel goedkoper.
Onder de Indo’s begon een gevoel van achterstelling toe te nemen. Hoewel nooit openlijk massaal geuit vanuit de groep, voelden veel van hen dat veel blanke, “echte”, Nederlanders hen niet als gelijkwaardig zagen. De Indo werd in media en in besloten kringen vaak indirect en direct bespot en smalend bekeken. Dat kwam vaak juist doordat Indo’s als vanzelf zich de Westerse manieren en leefwijze maakten om zichzelf te bewijzen. Tegelijkertijd zorgde deze oriëntatie op de Europese leefwereld voor een verwijdering van hun Indonesische wortels.

Deze ongemakkelijke en tragische positie werkte door in sociaal-economisch opzicht. Voor de meeste ontwikkelde Indo’s was er uiteindelijk een ‘glazen plafond’ dat hen buiten de Nederlandse elite hield. Ze waren uiteindelijk niet gelijkwaardig aan de totoks. Voor topfuncties werden meestal geschikte kandidaten uit Nederland gehaald. Een ander effect hiervan was een scherper etnisch bewustzijn. Omdat de kolonie voor langere vestiging aantrekkelijker was geworden (meer voorzieningen, meer comfort) kwamen de nieuwkomers uit Europa met hun vrouwen en kinderen. Dit zorgde voor een groter aandeel van blanken die zich onderscheidender opstelden tegenover niet-blanken inclusief Indo’s. Het blanke superioriteits-gevoel als gevolg van de successen van wetenschap, industrialisatie  en gerealiseerde hogere welvaart, versterkte alleen maar een raciaal bewustzijn, waarmee Indo’s anders dan voorheen ook te maken konden krijgen.
Indo’s onderaan de sociale ladder  zagen zich constant bedreigd met terugvallen naar hun Indonesische wortels. Concreet te belanden in de ‘kampong’ of Indonesische woonwijk, metafoor voor de verpaupering in zowel materieel als cultureel opzicht. Onder de blanke Europeanen of totoks was er geen algemeen idee dat Indo’s systematisch werden achter-gesteld of dat er officieel racisme was. In de Sumatra Post van 26 oktober 1917 werd dat nog eens onderstreept.

Er waren ook tegengeluiden, zo blijkt uit De Tijd van 4 september 1917. Passages uit het artikel geven ook wel weer aan dat in Europese kringen (naar de geest van die tijd) de Indo’s werden gezien als een bevolkingsgroep die aan de onderkant van de samenleving was gesitueerd.

10897298491?profile=originalEen eerbetoon door Australische  veteranen aan de vele miljoenen gesneuvelde paarden en ezels (9-11-2014).

Pleidooi voor een sociaal-economische geschiedenis van de Indo’s

Is na te gaan welke gevolgen de oorlog heeft gehad op de sociaal-economische situatie van Indo-Europeanen? Het antwoord op deze vraag houdt in een onderzoek over een langere periode. Bijvoorbeeld lopend van 1900 tot 1930 en dan is de periode 1914-1918 een kort-durende fase in een langer lopend onderzoek naar trends en patronen in de welvaarts-ontwikkeling van de Indo’s als sociale groep. Sociaal-economisch historisch onderzoek gaat minder over incidentele feiten dan over trends en patronen in loon-ontwikkeling, werkgelegenheid, economische sectoren, de sociale mobiliteit, onderwijskansen en deelname aan cultuur, sport en verenigingsleven. Belangrijke bronnen zijn daarbij de officiële welvaartsonderzoeken, lonen en prijzen, sterfte- en, geboorte-cijfers, gegevens over verhuis- en migratiebewegingen.
Dat de Grote Oorlog van invloed is geweest op de algehele welvaart van alle bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië staat vast. Echter, in welke mate de Indo’s binnen de Europese bevolking in meer of mindere mate  zijn getroffen, is niet bekend.

Indonesisch politiek bewustzijn en loyaliteit aan Nederland

De Grote Oorlog versterkte in Indië de aanhankelijkheid aan het moederland en koningshuis. Ook de nieuwe sociaal en politiek zelfbewuste Indonesiërs betoonden hun loyaliteit. De periode laat een opkomend Indo-bewustzijn zien, zich uitend in het ontstaan van een politieke beweging de Indische Partij en een belangen-vereniging Indo-Europees Verbond

De Indo-emancipatiebeweging was een feit, vaak ook aangemerkt als een einde van indolentie.
De Indische Partij trok veel Indo’s aan in 1913 maar de beweging was door haar radicale ideeën te vroeg verschenen.  Doorslag-gevend waren het verbod op de partij en verbanning van de politieke leiders Ernest Douwes Dekker, Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesoemo, waardoor ze op een dood spoor terechtkwam. Bij nader inzien hadden de Indo’s behoefte aan concrete  en directe  belangen-behartiging nodig. Het ging hun om grotere toegang tot Europees onderwijs op alle niveaus, goede en betaalbare gezondheidszorg en natuurlijk banen waardoor ze welvaart konden bereiken die bij hen als Europeanen hoorde. De doelstellingen van het Indo-Europees Verbond speelden hier wél op in én politiek was ze meer gericht op de consensus en samenwerking met het bestuur.  
Gaandeweg richting 1920 uitten de Indonesische bewegingen zich meer expliciet voor een toekomstige zelfstandigheid. Het moederland zou daarin nog wel voorkomen maar hoe? In de jaren tot 1927 werd duidelijk dat door leiders als Soekarno, niets minder dan een onafhankelijk Indonesië het streven was.

Het Gouvernement zou de Indonesische nationalistische bewegingen effectief elimineren totdat de Japanners de kolonie zouden bezetten.

Samenvattend

De Grote Oorlog viel in een periode waarin Nederlands-Indië zich midden in sociale en politieke veranderingsprocessen bevond. Door grotere toegang tot het onderwijs kregen Indo’s en Indonesiërs kansen op beter werk en sociale stijging. Educatie vormde ook een nieuwe sociaal en politiek bewuste klasse van Indonesiërs die voor het eerst hardop begonnen te spreken over zelfstandigheid en onafhankelijk-heid. De eerste politieke bewegingen als Sarekat Islam, Indische Partij en vakbonden deden hun intrede. Het Indische Gouvernement was als altijd alert op sociale onrust en onderdrukte waar nodig al te radicale geluiden. De Indische Partij ondervond dat aan den lijve in 1913 en leidde tot haar beëindiging. De oorlog zorgde voor het verminderen van directe invloed van ‘Den Haag’   op de kolonie. De Engelse zee-   en handelsblokkade, de agressie van de Duitse oorlogsschepen   (de zogeheten Raiders en het onderzeebootwapen) en ook de algehele Geallieerde controle op zee tot in het Verre Oosten, maakten dat Nederland de belangen van Nederlands-Indië niet effectief en direct kon verdedigen. Hoewel in 1914 en 1915 de Indische economie nog redelijk goed presteerde, dreigden exportproducten hun markten in het Westen te verliezen. Zo verloor het belangrijke koloniale product suiker de Britse markt omdat Cuba een nieuwe leverancier was geworden.

10897298684?profile=originalDrs. Humphrey de la Croix

De oorlog noodzaakte Indië om economisch zelfstandiger te worden. Nieuwe markten en wederzijdse handelsvoordelen werden gevonden in de grote Amerikaanse markt en (in mindere mate) in Japan. Voor Nederlands-Indië was de Pacific het nieuwe oriëntatiepunt aan het worden. De Grote Oorlog, en eerder de Japans-Russische oorlog, vormen het bredere kader waarin de Nederlands-Indië past. Japan maakte Aziaten duidelijk dat de Westerlingen niet onoverwinnelijk waren. De jaren ’1914-1918′ lieten de kwetsbaarheden van het Westen zien, mede door het extra beroep op onderdanen en de grondstoffen uit de koloniën.     De Indonesiërs merkten dat Nederland hen niet had kunnen beschermen tegen een aanval van Britten, Engelsen en meer tot de verbeelding sprekend: Japanners. Tot aan het begin van  de volgende wereldoorlog in Indië en het eind van de Nederlandse overheersing volgden slechts nog 23 jaren.

Drs Humphrey de la Croix

Geboren in 1957 in Modjokerto, studeerde hij geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is de sociaal-economische geschiedenis van het Nederlands kolonialisme. Hij heeft meegewerkt aan publicaties als: “Indië herinnerd en beschouwd, sociale geschiedenis van een kolonie 1930-1957” en “Gelders Blauw, het Indische leven in de provincie (2007). Daarnaast is hij recensent voor het “Tijdschrift voor Geschiedenis” en geeft hij tal van lezingen op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse koloniën. Tevens is hij hoofd-redacteur van de website www.indischhistorisch.nl, over de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Verder is hij mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Arisan Indonesia.

Literatuur:
Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918. Leiden KITLV 2008.
Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. De Arbeiderspers. Amsterdam 2011.
Paul van der Veur, The lion and the gadfly. KITLV, Leiden.

 

Song of Remembrance to those who perished in The Great War 1914-1918, zie: pagina 23.

______________________

Lees verder…

10897294855?profile=originalVerhuizing IHC op losse schroeven      Vfonds trekt de stekker eruit na gesteggel door Provincie

De toekomstige en zo gewenste verhuizing van het Indisch Herinneringscentrum (IHC) is op losse schroeven komen te staan. Het Vfonds ziet alsnog af van    een miljoenenbijdrage voor het beoogde nieuwe Nationale Vrijheidsmuseum WO2 in Nijmegen in het oude industrie-complex Vasim aan de rivier de Waal. Hierdoor is de realisatie van het museum en de daarmee gepaard gaande samenvoeging met het Indisch Herinnerings-centrum feitelijk kansloos geworden.

Het Vasim-complex nu

Het Vasim complex gaat snel achteruit. Om het monumentale gebouw toch voor de toekomst te behouden is een grondige restauratie noodzakelijk, hetgeen prima gecombineerd kan worden met de vestiging van het nieuwe Vrijheidsmuseum waarvoor dan tevens een uitbreiding van het complex nodig is. De bedoeling was dat het museum het totale verhaal van de Tweede Wereldoorlog zou vertellen; de aanloop naar die oorlog, de oorlog zelf, de bevrijding en de wederopbouw. Daarbij zou via bijzondere wisselexposities het verhaal continu geactualiseerd worden. Hiervoor werden samen-werkingsovereenkomsten gezocht met culturele instellingen, diverse andere musea en onderwijs-organisaties. Het Nationaal Fonds voor Vrede, Vrijheid en Veteranen stond vanaf 2012 garant voor een bijdragen van tenminste 6 miljoen euro. Het Vfonds steunde het initiatief zelfs vanaf het allereerste begin in 2008. Het Fonds had al een financiële injectie gegeven voor de uitwerking van de plannen.                                         De Provincie Gelderland was in 2013 bereid om 6,5 miljoen euro in het project te steken. De Gedeputeerde Staten waren erg enthousiast over de plannen. Ook de Gemeente Nijmegen wilde miljoenen bijdragen aan het Museum, dat in totaal op 25 miljoen euro was begroot. Bij andere fondsen moest nog 4 miljoen gevonden worden. Eind november 2013 drong het Vfonds er bij de Provincie op aan om nog voor 31 december dat jaar een definitief besluit te nemen. De directeur van het Vfonds, Ton Heerts, dreigde de toegezegde 6 miljoen euro in te trekken als er op die datum geen definitief besluit was genomen.

Over het nieuwe Vrijheidsmuseum wordt al sinds 2008 gesproken. In 2012 heeft het Vfonds een eerste bijdrage beloofd. Het wachten was op de Provincie. Eind 2013 werd overeengekomen om deze beslissing van de Staten van Gelderland uit te stellen tot eind 2014. In eerste instantie was het Vfonds hier niet zo gelukkig mee, maar stemde uiteindelijk “in het belang van de zaak” toe.

Artist-impression van het nieuwe Vrijheidsmuseum

Nu echter wil de Provincie opnieuw uitstel en het zelfs over de komende Statenverkiezingen heen tillen. Dit is bij het Vfonds in het verkeerde keelgat geschoten en Ton Heerts heeft nu de stekker eruit getrokken: “We zijn nu al 6 jaar bezig en nog steeds is er geen besluit. Dat accepteren we niet  langer”.  Hij  benadrukte  dat het Vfonds nog steeds het idee van het museum als “zeer goed” bestempelt. Ook de Nijmeegse wethouder Bert Veldhuis en gedeputeerde Jan Jacob van Dijk reageren teleurgesteld maar zien toch nog een opening. Zij houden vast aan de toezegging van het Vfonds en hoopt dat men alsnog over de bijdrage wil nadenken als de zaak bespoedigd wordt en het financiële plaatje sluitend gemaakt kan worden.         De Gelderlander

Lees verder…

10897293864?profile=originalAh Min en de laatste rit over de Pakan Baroe spoorweg                         

Door:  Martin Babeliowsky

 

Op 31 december 1948 werd middels een moedig huzarenstuk  van het Korps Speciale Troepen het belangrijke vliegveld en de stad Pakan Baroe in midden Sumatra bezet. Op dat moment zaten twee LSK-mannen, Jim Beudeker, meteoman uit Bandoeng en ik, vliegverkeers-leider van Kemajoran, Batavia,   bij de commandant vliegbasis Padang. “Jullie landen morgen op Pakan Baroe. Het vliegveld is uiterst belangrijk voor ons, maak het met de meeste spoed weer operationeel. Er is daar vrijwel niets, dus jullie moeten zoveel mogelijk zelf oeroesen. Je regelt je voeding en veiligheid zelf. Hier krijgen jullie wat noodrantsoenen, een radio-zend-ontvanger, wat meteospullen. Er wordt veel van jullie verwacht. Veel succes en sterkte“. Einde briefing.

Een paar uur later zaten we in de lucht, voorzien van een belachelijk kleine voorraad  spullen om midden in de jungle een vliegveld operationeel te maken, op weg naar de meest avontuurlijke en angstige periode van ons leven. Ondanks de zeer grote problemen

wisten we in recordtijd in de brandende zon of natgeregend het veld weer operationeel te maken. We huisden in een kapotgeschoten hok, hadden te maken met alles wat de jungle te bieden had: een overmaat aan stekende insecten, slangen, tijgers en wilde varkens, onregelmatige schietpartijen van onzichtbare peloppors, soms honger, en een groot gebrek aan de meest eenvoudige middelen om onze taak te vervullen. Het vliegveld kreeg ondanks alles een goede naam bij onze vliegende ML-collega’s. Onze veiligheid nam echter zienderogen af. Een bevriende loerah kon ik nauwelijks redden van de dood door ernstige verwondingen van een klewang-houw van een peloppor.

Op een van onze struintochten wilden Jim en ik de Pakan Baroe-spoorlijn aflopen tot aan de Kamparrivier om te zien of de Jappen nog iets bruikbaars hadden achtergelaten. De spoorlijn kruiste  de weg van het vliegveld naar de stad Pakan Baroe in een dal en wij volgden het spoor in de richting van de rivier. Een paar honderd meter verder liep de lijn tussen hoger wordende taluds. We letten meer op de omgeving en mogelijke tegenstanders, zonder op de rails te letten.

Dat hadden we wel moeten doen, zoals later bleek. Een eind verder zagen we boven op het talud  aan de linkerkant een degelijk uitziend gebouwtje. We liepen tot aan de rivier en keken naar de overkant langs de vernielde spoorbrug. Plotseling werden we onder vuur genomen. Kogels sloegen in vlak naast ons in bomen en brugdelen. Het was zinloos om een vuurgevecht te voeren met onzichtbare tegenstanders aan de overkant. We besloten dus terug te lopen. Bij het huisje gekomen klommen we omhoog  en vonden een goed gebouwd houten gebouw dat waarschijnlijk als seinhuis was bedoeld. We konden dit best ergens voor gebruiken. Dat dachten we ook van het platte spoorkarretje waarmee men zware lading over het spoor kon vervoeren en dat ergens naast de rails lag. Belangrijke vondsten,  we konden alles gebruiken. Tegen de ongeregelde tegenstander hadden we weinig kracht. De sterkte die we op de grond niet hadden moest dan maar vanuit de lucht komen. De noodzaak daartoe werd ingezien en zo werd het plotseling druk op Pakan Baroe .

We kregen versterking met een vlieger met Piper Cub, 2 monteurs en twee verbindingsmannen.  Grote logistieke en sanitaire problemen! Hoe verzorgen we die mannen…? Hadden we geen recht op een baboe? Jawel, we hadden recht op een baboe. Een dag later hing er een soeratje aan de ingang met de uitnodiging om te solliciteren naar de functie van Baboe dari Kepal Terbang: Baboe van het Vliegveld. Een schitterende titel. Mooie en minder mooie, jonge en oude dames stonden om 8 uur keurig opgelijnd. Onze techneuten keken likkebaardend toe en gaven Jim en mij ongevraagd commentaar met betrekking tot de keuze die we moesten maken. Vooral jong moesten ze zijn en mooi. Jim en ik hadden echter andere eisen en kozen de oudste dame voor een onderhoud. De slag was gelijk gewonnen. Ah Min had voor de oorlog bij een Hollandse familie gewerkt, ze zei dat ze goed kon koken, naaien en wassen. Ze maakte een betrouwbare indruk en sprak zelfs een paar woorden Nederlands. Er was echter een probleem. Ze woonde te ver van het vliegveld en kon dus alleen komen als ze een woning kreeg voor haar en haar gezin. Gelijktijdig kregen Jim en ik       de brainwave: Het seinhuis van  de Pakan Baroe-spoorlijn! We maakten ons plan. Hadden tien man nodig. Vier werkweigeraars werden gedreigd met een baboeloos tijdperk, zonder enige verzorging en een leven als paria, door allen geschuwd en veracht en toen hadden we 10 man.  

Het was een fluitje van een cent. Zet een huis op balken op de platte wagen, duw het geheel  naar de weg, til daar  het gebouwtje op een batterij Japanse oliedrums en rol het geheel tegen de helling op naar het vliegveld  en klaar is Kees. Problemen waren er nauwelijks. Dachten we. Het huis kon met moeite worden losgemaakt van de fundamenten. Het was veel zwaarder dan we dachten en het versjouwen zonder hulpmiddelen langs het steile talud naar beneden, was uiterst vermoeiend. Maar eindelijk stond het op lange balken op de kar. 

Toen maakten we echt kennis met de spoorlijn. We wisten toen nog weinig van de verschrikkingen die zo vele krijgsgevangenen tijdens de oorlog moesten ondergaan bij de bouw van deze vervloekte spoorlijn. Hovinga’s boek “Eindstation Pakan Baroe” las ik pas in 1997. Toen drong de vreselijke oorlogstijd die in ’49 nog zo pas geleden was tot mij door. Nu stonden tien man klaar om wellicht voor de laatste maal gebruik te maken van de Pakan Baroe spoorlijn, maar nu voor een goed doel. Maar bij de eerste aanzet zakte het gevaarte krakend tussen de rails. De bouten van de rails zaten volkomen los in de verrotte bielzen. Dat hadden we bij onze verkenning moeten zien. We stonden voor een vrijwel onmogelijke taak. Eerst moest het huis worden opgelicht en de rails van opzij worden aangeduwd met palen om ze op hun plaats te houden. Bijna bij elke biels was het raak.

Door de steile taluds was er erg weinig ruimte om de steunpalen  te hanteren. Het was bijna onbegonnen werk en we vorderden dan ook nauwelijks. Elke centimeter was een kwelling, want de kar zakte regelmatig tussen de rails…De inspanning om het gevaarte weer omhoog te krijgen was moordend onder de brandende zon en we waren aan het eind van ons Latijn. Na vele uren bereikten we de weg. Met onze laatste krachten werd het gevaarte op de lange balken op een batterij van vier maal negen oliedrums gezet, en een vreemde optocht begon van een langzaam op tonnen rollend huis tegen de helling op naar het vliegveld. Telkens als achter vier tonnen los kwamen moesten die snel naar voren worden gedragen en synchroon in het “rolwerk” worden ingebracht. Scheef ingebrachte tonnen bleken rampzalig en zorgden voor grote woede vanwege het gevaar voor kapseizen van het bouwwerk. Het was donker toen het huis eindelijk op zijn plaats stond. Een zeer opwindende dag eindigend met tien doodvermoeide mannen en een ingelukkige Ah Min die met haar kinderen onmiddellijk bezit namen van hun Roemah Baboe, waarop nog voor eenmaal de Nederlandse vlag stond.

Ah Min bleek een geweldig goede baboe te zijn. Ze zorgde voor ons als een moeder. We liepen weer in schone kleding en aten eindelijk weer voldoende. Ze was een geschenk van boven na al die weken van noodrantsoenen. Dank zij de Pakan Baroe-spoorweg kreeg Ah Min een huis en wij een lieve zorgzame hulp. Voor de overlevenden van de Pakan Baroe-spoorlijn toch nog een beetje troost....

Lees verder…

Koninklijk staatsbezoek aan Japan

10897294071?profile=originalKoninklijk staatsbezoek aan Japan

Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima brachten op uitnodiging van de Japanse regering van woensdag 29 tot en met vrijdag 31 oktober 2014 een staatsbezoek aan Japan. Zij werden daarbij vergezeld door  minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken. Minister Kamp van Economische Zaken leidde gelijktijdig een omvangrijke economische missie.

Het staatsbezoek bestendigde de goede bilaterale betrekkingen tussen beide landen. Het staatsbezoek richtte zich op kennisuitwisseling en nieuwe samenwerkingsverbanden op het gebied van energie en land- en tuinbouw. Het bezoek bood mogelijkheden om met inzet van het meereizende 150 deelnemers tellende delegatie van het bedrijfsleven uitwisseling tot stand brengen met overheidsinstanties, het bedrijfsleven en kennis-instellingen. Het staatbezoek bevatte de gebruikelijke vaste onderdelen als een welkomst-ceremonie op het Keizerlijk paleis

Koning Willem-Alexander en Koningin Maxima worden begroet door Keizer Akihito en Keizerin Michiko.

in Tokyo, een inspectie van de erewacht en een audiëntie met de Keizer en Keizerin. Ook het staatsbanket op het Keizerlijk paleis, een ontmoeting met de minister-president en het officiële afscheid van de Keizer en Keizerin waren een officieel onderdeel van het staatsbezoek.

Woensdag  29 oktober

Het Koninklijk paar bezocht “21_21 DESIGN SIGHT”, een instituut, opgericht op initiatief van de modeontwerper Issey Miyake en ontworpen door architect Tadao Ando. Het instituut is bedoeld om de belangstelling voor design te stimuleren en een maatschappelijke discussie te bevorderen. Het Koninklijk Paar bezocht er de tentoonstelling 'THE FAB MIND: Hints of the Future in a Shifting World' die gaat over de invloed van de informatie maatschappij op ethiek en  sociale ongelijkheid.  
Na een ontmoeting met de Nederlandse gemeenschap, kreeg het Koninklijk Paar een rondleiding langs een Shinto tempel en een Boeddhistische tempel. Hierbij lag de nadruk op de rol die de twee levensbeschouwingen in het dagelijks leven van de Japanners spelen.

Koning Willem-Alexander heeft bij het staatsbanket in Japan aandacht gevraagd voor de Tweede Wereldoorlog. “De wonden die zijn geslagen blijven het leven van velen beheersen”, zei de koning. Willem-Alexander zei verder dat de herinneringen aan gevangenschap, vernedering en dwangarbeid nog steeds bepalend zijn in het leven van de slachtoffers. En dat de gewone Japanners ook geleden hebben onder de oorlog. De koning noemde erkenning van het leed de basis voor verzoening en zei dat door de inzet van Nederlanders en Japanners nieuw vertrouwen is ontstaan.

Donderdag 30 oktober

De tweede dag van het staatsbezoek opende de Koning een bijeenkomst over (wind) energie. Japan zoekt, mede na de kernramp in 2011, naar energiebronnen die onder andere betaalbaar, veilig en milieu-vriendelijk zijn. Japan biedt, gezien de ligging, veel mogelijkheden voor offshore windparken. Nederland beschikt over de kennis en kunde om offshore windparken te realiseren. Tijdens de bijeenkomst werd ingegaan op wat nodig is om deze vorm van energie grootschalig te kunnen invoeren. Het Koninklijk Paar bezocht bedrijfspresentaties van Nederlandse en Japanse bedrijven die werkzaam zijn in de sector offshore windenergie. De ochtend werd afgesloten met een bijeenkomst met CEO's van Japanse bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Nederland kent, na het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, het grootste aantal vestigingen van Japanse bedrijven in Europa.
In de middag bezochten de Koning en Koningin de Tokyo University. Japan is het snelst vergrijzende land ter wereld. Tijdens het bezoek maakten de Koning en Koningin kennis met nieuwe innovatieve ontwikkelingen op het gebied van ouderenzorg in Japan. Het Koninklijk Paar sprak met vertegenwoordigers van de overheid, autoriteiten, planners en ouderen over het realiseren van speciale leefgemeenschappen voor ouderen en het gebruik van medische apparaten en robots in de ouderenzorg. Ook kwam Buurtzorg Nederland aan orde. Deze thuiszorgorganisatie heeft model gestaan bij de oprichting van een soortgelijke organisatie in Japan.

Foto: Reformatorisch Dagblad.

Vrijdag 31 oktober

Koning Willem-Alexander hield een openingstoespraak op de Food & Agribusiness Conferentie. Tijdens de conferentie stonden voedsel-zekerheid en kansen in de agribusiness centraal. Japan wil van de landbouwsector een groeisector maken die aanzienlijk bijdraagt aan economische groei. Het land kijkt daarbij met veel belangstelling naar Nederland als tweede exporteur van agri & food producten ter wereld en als goed voorbeeld van een productieve, hoogtechnologische, innovatieve en duurzame landbouwproducent. Het Koninklijk Paar maakte aansluitend een rondgang langs bedrijfspresentaties van diverse Nederlands-Japanse samenwerkings verbanden.
Na de conferentie ontmoette het Koninklijk Paar de voorzitter en de erevoorzitter van TOKYO 2020 die uitleg gaven over de aanpak van de Olympische Spelen in 2020. Aansluitend namen de Koning en Koningin deel aan een CEO rondetafelbijeenkomst over de samenwerking  tussen het Japanse en het Nederlandse bedrijfsleven.

Aan het eind van de middag boden de Koning en Koningin als dank voor hun ontvangst in Japan, een concert aan van Musica Amphion. Dit ensemble speelt muziek uit de 17e en 18 eeuw, uitgevoerd met originele instrumenten.

De Japanse keizer Akihito en zijn vrouw Michiko hebben gesproken met enkele Nederlandse oorlogs-slachtoffers. Dat gebeurde op een receptie na afloop van het staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Maxima aan Japan.  De oorlogsslachtoffers woonden in de Tweede Wereld-oorlog in Nederlands-Indië, het huidige Indonesië, dat door Japan was bezet. Volgens Japanse media waren ze voor de receptie uitgenodigd.

Behalve met de Japanse keizer en zijn vrouw spraken ze ook met de koning en de koningin. Ook minister Bert Koenders van Buitenlandse Zaken was op de receptie aanwezig.

Verzoening

Japan en Nederland hebben een uitwisselingsprogramma met als doel de verwerking van het oorlogsleed en verzoening tussen Japanners en Nederlanders, het Peace Exchange Program. Geprobeerd wordt om jaarlijks oorlogsslachtoffers uit te nodigen voor een reis naar Japan.

De receptie was een gebaar van koning Willem-Alexander en koningin Maxima naar het Japanse keizerspaar. De laatste dag van het staatsbezoek stond verder in het teken van de landbouw.

Het staatsbezoek dat koning Willem-Alexander en koningin Maxima brengen aan Japan kreeg ook in dat land veel belangstelling. Voor het eerst in lange tijd zal de Japanse kroonprinses Masako namelijk aanwezig zijn bij een staatsbezoek. De vrouw van kroonprins Naruhito lijdt aan een aanpassingsstoornis en is depressief. Het is daarom voor het eerst in elf jaar dat Masako (50) een dergelijke gelegenheid bijwoont. De laatste die de eer had was president Fox van Mexico.

De prinses komt sinds 2002 weinig in het openbaar, maar morgen is ze aanwezig bij zowel de welkomstceremonie als bij het staatsbanket dat het keizerlijke paar aan de Nederlandse gasten aanbiedt. Dat de prinses zich daarbij vertoont, was voor de media in Japan groot nieuws.

Inhuldiging

Masako maakte eerder een uitzondering voor het Nederlandse koningspaar: vorig jaar maakte ze haar eerste officiële buitenlandse reis in twaalf jaar door haar man te vergezellen naar de inhuldiging van Willem-Alexander. In 2006 bracht ze op uitnodiging van koningin Beatrix de zomervakantie door op het Oude Loo in Apeldoorn. De ouders van Masako wonen in Nederland. Haar vader Hisashi Owada is rechter bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag.

Het staatsbezoek duurde van woensdag tot en met vrijdag. Willem-Alexander en Maxima bleven tot zondag in Japan. De week daarna op maandag en dinsdag was het paar voor een staatsbezoek in Zuid-Korea.

______________________

 

          

Lees verder…

10897297300?profile=original

Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) buigt zich over de aansprakelijkheid voor het doodschieten van zes kapers tijdens het beëindigen van de treinkaping op 11 juni 1977 in De Punt.

media_l_2654878.jpgMolukkers bij het Drentse De Punt voor de herdenking van de zes Molukse treinkapers, eerder dit jaar. © anp.
 
De regering heeft destijds een overmacht aan geweld ingezet
Advocaat van de nabestaanden Liesbeth Zegveld

Nabestaanden hebben vorige maand de Staat aansprakelijk gesteld voor onder meer disproportioneel geweld tegen en het opzettelijk doden van de kapers. Dit terwijl ze op één na niet bewapend waren. 

De minister heeft pas per brief geantwoord dat ,,met een zorgvuldige beoordeling de nodige tijd is gemoeid'', meldt advocaat Liesbeth Zegveld van de nabestaanden. Ze verwacht dat een besluit ,,nog wel even gaat duren''. Opstelten zei vorige maand nog dat er volgens hem geen sprake is geweest van executies tijdens het beëindigen van de kaping. 

De nabestaanden hebben nog niet lang de beschikking over de autopsierapporten. Hieruit blijkt dat de regering Den Uyl in 1977 onjuiste informatie over de bestorming gaf. De regering meldde toen dat de kaping met ,,beheerst geweld'' was beëindigd. Alleen schutters buiten de trein zouden slachtoffers hebben geraakt. In de trein was niemand doodgeschoten die zich niet heeft verzet. 

Van dichtbij doodgeschoten
Uit de secties blijkt echter dat drie kapers opzettelijk van dichtbij in de trein werden doodgeschoten. Twee van hen hadden geen wapens. Er is volgens Zegveld dus buitensporig geweld gebruikt. ,,De regering heeft destijds een overmacht aan geweld ingezet, dat slechts tot doel het doden van alle kapers kon hebben. Duizenden kogels zijn afgevuurd op de coupes waar mensen lagen te slapen. Deze mate van geweld tegen slapende kapers, is buitenproportioneel.'' 

Uit de sectieverslagen blijkt verder dat mariniers op korte afstand op de lijken van de kapers hebben geschoten. Ook maken de verslagen duidelijk dat de mariniers in de trein verboden munitie hebben gebruikt. Het gaat om zogenoemde 'Hollow Point 5' munitie, die extra zware verwondingen aanrichten, stelt Zegveld. 

Gelogen
De overheid heeft verder nog informatie vervalst. Over de dood van de toen gegijzelde 40-jarige Rien van Baarsel is gelogen, benadrukt Zegveld. ,,Zijn weduwe kreeg na veel moeite een uittreksel van het autopsierapport waarin staat dat hij door één 'Molukse kogel' was gedood. In werkelijkheid werd hij door zes kogels van mariniers getroffen.''

Lees verder…

Column door: Anita Bunt

10897290077?profile=original

  Column      door:  Anita Bunt

Het is druk in de straat, overal staan auto’s en het is lastig om nog een parkeerplaats te vinden. We willen niet te ver weg staan met de auto, want de vader van mijn vriendin is slecht ter been. We rijden nog een stukje door en zien gelukkig al snel een mooi plekje om de auto neer te zetten. De Pasar Malam Rumah Kita trekt echt veel bezoekers. De zon en de gezellige sfeer zorgen voor veel vrolijkheid. Overal waar ik kijk, zie ik blije mensen die samen lachen en praten. Dochters en zonen met hun ouders en kinderen, hele families zijn samen op deze speciale dag, om elkaar te ontmoeten, te luisteren naar de muziek en te genieten van elkaar in de zo geliefde, vertrouwde Indische sfeer.

Langzaam lopen wij van de auto naar het gezellige plein, waar we langs de kraampjes lopen en ons laten meenemen door de beelden van de exotische schoonheid van de Gordel van Smaragd. Houtsnijwerk, batik, vilt, vliegers, kaarten, sieraden, wierook, kook -en geschiedenisboeken, kleding, kunst en natuurlijk de geur van overheerlijke koekjes en Indische gerechten. Dit alles begeleid door het licht en de warmte van de zon en het geluid van Indische rockmuziek, mijn dag kan niet meer stuk. Al genietend van deze zintuigprikkelende indrukken lopen we ondertussen het verzorgings-huis binnen en laat ik mij direct verrassen door de tropische sfeer; wat bijzonder om te ervaren!

Bij binnenkomst is de verbinding met Nederlands Indië zo voelbaar, je stapt binnen in het koloniale tijdperk. De kleuren, meubels en accessoires, ze ademen het uit, wat mooi! We lopen door de gangen en ontmoeten nog meer bekenden van de familie. Sommigen wonen al hier, anderen zijn op bezoek. “Aduh, wat leuk jullie hier te ontmoeten! Hoe is het met u? Lang niet gezien, alles goed? Wanneer komt u ook hier wonen, meneer? Gezellig toch?” Ze zijn allemaal enthousiast en vragen de vader van mijn vriendin het hemd van zijn lijf. Ik zie dat het hem goed doet, zijn ogen glinsteren en op zijn gezicht is een grote glimlach. Tegelijkertijd zie ik ook dat hij moe wordt en dat het tijd is om ergens te gaan zitten, even uitrusten! Ook mijn vriendin en ik zijn door alle indrukken een beetje moe, willen ook graag even zitten en natuurlijk iets lekkers eten en drinken! Als we iets verder door lopen komt de geur van lekker eten steeds dichterbij; pisang goreng, kokos en pandan, maar ook de geur van bawang putih en ajam goreng! We volgen onze neus en die leidt ons naar het restaurant. Daar liggen de vitrines vol met kleurrijke koekjes en gerechten, onze smaakpapillen zijn al bezig met het proeven van de smaak van al deze heerlijke lekkernijen…..

Veel bezoekers, bewoners en familieleden zitten al aan grote tafels in het restaurant, anderen lopen nog met bordjes eten op zoek naar een stoel, weer anderen staan in de rij voor een bekertje tjendol, een stuk pandancake of een nasi rames van het huis. We vinden een plek aan tafel bij wat oudere Indische dames; ze vertellen ons allerlei avonturen en verhalen over vroeger en nu, over hun huwelijk, de kinderen en ook hoe het nu voor ze is om hier in dit verzorgingshuis te wonen. Aandachtig luisteren we naar hun verhalen, de een vertelt nog smeuïger dan de ander, het is wel lachen geblazen! Wat een humor! De vader van mijn vriendin mengt zich voorzichtig in het gesprek, zachtjes begint hij ook wat te vertellen over zichzelf. Het is mooi om te zien dat er al snel contact ontstaat en dat hij zich snel op zijn gemak voelt. Er is verbinding, het kan ook niet anders. Er is zoveel gebeurd in het land hier zo ver vandaan, het thuisland van al deze mooie mensen. Ze hebben herinneringen om te delen. Ze lachen wat af, maar er is ook die andere kant. De heimwee, het verdriet en de boosheid, ze worden gemaskeerd. Als een soort bliksemafleider volgt de ene grap de andere in rap tempo op. Het raakt me. Deze, op het oog zo vrolijke, dames hebben zoveel meegemaakt in hun leven, humor heeft ze geholpen om door te gaan en te vechten voor hun bestaan. Wat moeten ze elkaar nog vertellen? Ik zie dat zonder woorden deze ervaringen worden gedeeld. Door een oogopslag, de manier van praten en af en toe het contact dat ze maken door elkaars arm of hand vast te pakken. Ik krijg kippenvel en voel mijn ogen troebel worden, ik pink een traan weg.  Ik kan alleen maar kijken en ervaren, er zijn met aandacht en een luisterend oor. Er zijn geen woorden voor nodig om te zien hoe belangrijk het is dat deze mensen elkaar hier in het verzorgingshuis ontmoeten. Ze delen hun verleden, alleen zij weten hoe het is om uit Nederlands Indië te komen, nergens bij te horen en een nieuw leven op te moeten bouwen in Nederland. Ik ben diep onder de indruk en als we na een tijdje ons buikje hebben volgegeten en mooie ervaringen hebben gedeeld met ons gezelschap, lopen we nog even samen door de gangen om de rest van het huis te bekijken. Onze aandacht wordt getrokken door een grote landkaart. Het is de kaart van Nederlands Indië. Naast deze kaart hangt een lijst met namen, hierin staat te lezen wie er hier in huis wonen en waar ze zijn geboren en hebben gewoond, voordat ze naar Nederland kwamen.

Zo ver van het (ouderlijk) huis en nu samen…………… Zo fijn dat er voor onze (voor)ouders zulke mooie verzorgingshuizen door heel Nederland zijn en dat er misschien nog meer komen. 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives