Alle berichten (2936)

Sorteer op

Molukse identiteit zonder Molukse wijk ???

 

Molukse identiteit zonder Molukse wijk ???

 

10897245695?profile=original

 

Met deze prikkelende titel probeert  Stichting Muhabbat in samenwerking met  Stichting Buah-Hati, de lokale Molukse stichting  in de Molukse wijk in Tiel een dialoog  aan te gaan tussen Molukse, Nederlandse  bewoners van de wijk Hertogenwijk  en andere belangstellenden over de betekenis van de Molukse wijk anno 2011 en op middellange termijn.

 

De Molukse wijk in Tiel kent 71 huishoudens en recentelijk  zijn 63 huisbezoeken geweest onder de Molukse bewoners in de Molukse wijk . De Molukse wijk is onderdeel van de Hertogenwijk en op dit moment is er een vernieuwing - en veranderingsproces in de Molukse wijk aan de gang in fysieke zin. Men kijkt naar de mogelijkheden van de wijk in de nabije toekomst. De dialoog gaat over de fysieke, maar vooral over de sociale, culturele en wellicht politieke en economische samenhang van de Molukse identiteit.

 

Op dit moment staan 71 sociale huurwoningen met een voor- en achtertuin die huisvesting  bieden aan de Molukse gemeenschap en enkele Nederlandse bewoners. Het centrum van de wijk bestaat uit een Moluks wijkcentrum (Stichting Bua-Hati en een Molukse kerk.

 

Het merendeel van de Molukkers in de Hertogenwijk wonen in de Diderik Vijghstraat (de oneven nummers), Willem van Kesselstraat, Lambert Hendriksstraat en de Bisschop Adelboldlaan.

In de dialoog over de Molukse identiteit zonder een Molukse wijk is belangrijk een onderscheid te maken tussen de verschillende generaties Molukkers.

 

Op dit moment bestaat (15%) van de Molukkers uit de eerste generatie, Molukkers, die in der jaren ’50 vanuit Indonesië naar Nederland zijn gekomen en in kampen zijn ondergebracht. De tweede generatie (63,3%) zijn nu volwassen mensen met kinderen, die in de kampen en in de wijken zijn opgegroeid . Een deel ervan zijn met hun ouders naar Nederland gekomen, een ander deel op de verschillende schepen geboren en een deel in de kampen en de Molukse wijken  geboren en opgegroeid. De derde generatie (21,7%)  zijn de kinderen van de tweede generatie en voornamelijk in de wijken opgegroeid. De vierde generatie dient zich inmiddels ook aan.

 

Geplaatst tegen deze achtergrond met een toename aan gemengde huwelijken en relaties en toch het gevoel hebben dat we dienen teruggaan naar de Molukse wijk als belangrijke voeding van onze identiteit lijkt de vraag gelegitimeerd als we de Molukse wijk tot kracht van de Molukse identiteit wil maken. Waar moet het aan voldoen of kan de Molukse identiteit floreren zonder een Molukse wijk???

 

U/Jij wordt uitgenodigd om een bijdrage te leveren aan deze dialoog door onder andere op 24 september a.s. om 11:00 uur aanwezig te zijn en je stem te laten horen.

Neem een goed humeur mee, een scherp inzicht en lever een constructieve bijdrage aan de sociale cohesie van het gemeenschapsgebeuren.

 

Schrijf U/Je in ieder geval in vai BUAH-Hati of via MUHABBAT. Dan hebben wij een idee hoeveel mensen er komen.

Voor een ondersteuning in de kosten wordt van U/jou een vrijwillige bijdrage gevraagd.

Wees Welkom  Selamat Datang.

Salam dan Hormat

De organisatoren:

Stichting Muhabbat en Stichting Buah-Hati.

Voor informatie: www.muhabbat.nl en/of rinsampessy@muhabbat.nl  tel:06-537 60 152 zie ook www.medjabundar.nl  

Voor Uw bijdrage: gironummer 48 31 897 t.n.v. Muhabbat Dienstverlening te Nijmegen.

 

Lees verder…

Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

10897244469?profile=original

Nr. 105 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 2 augustus 2011

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 28 juni 2011 overleg gevoerd met staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

·         – de brief van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het Indisch Platform (20 454, nr. 103).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Smeets

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Teunissen

Voorzitter: Smeets, Griffier: Clemens

Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten: Bruins Slot, Dijkstra, Dille, Eijsink, Van Gerven, Lodders, Smeets, Voortman, en staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik heet de staatssecretaris, de ambtenaren en het publiek welkom. Wij hebben een spreektijd van vier minuten per fractie afgesproken. Ik kijk even naar de mensen op de publieke tribune. U bent in groten getale aanwezig. Dat waarderen wij altijd zeer. Ik deel een huisregel mede: wij zijn niet gewend dat men vanaf de publieke tribune goed- of afkeuring laat blijken.

Mevrouw Dille (PVV): Voorzitter. Wij spreken vandaag over het langstlopende dossier uit de Kamergeschiedenis. Dat is niet iets om trots op te zijn. Waar wij wel trots op moeten zijn en groot respect voor moeten hebben, is onze Indische gemeenschap, hoewel deze niet altijd even rechtvaardig is behandeld in de afgelopen 66 jaar. Het is een gemeenschap die trots is op haar Indische afkomst en de idealen die zij aanhangt. Deze gemeenschap bestaat uit hardwerkende, eervolle burgers en heeft zich altijd vreedzaam en beschaafd opgesteld. De PVV heeft dan ook enorme waardering en respect voor de Indische gemeenschap in ons land. Het verleden drukt nog steeds op het heden. Het verleden kunnen wij echter niet veranderen, hoe graag de PVV dit ook zou willen. Is de staatssecretaris het met de PVV eens dat er lessen te leren zijn uit deze kwestie en dat het uitgeven van 5 mln. aan NIOD-rapporten die vervolgens nooit in de Kamer zijn besproken, niet te verkopen is? De PVV zou niet willen dat er wederom verwachtingen worden gewekt bij de Indische gemeenschap die niet kunnen worden bewaarheid. Eerlijkheid, duidelijkheid en respect voor de Indische gemeenschap zijn zeer belangrijk voor de PVV, ook als deze duidelijkheid helaas niet brengt waarop de Indische gemeenschap al zo lang wacht en hoopt. De PVV is realistisch en begrijpt dat de financiële kwestie afgedaan is met «het gebaar». De geschiedenis laat zich wat dat betreft niet herschrijven.

Zoals reeds aangegeven, draagt de PVV de Indische gemeenschap een zeer warm hart toe. Wij zouden dan ook op korte termijn een aantal zaken geregeld willen zien. Is de staatssecretaris bereid om er bij haar collega van Onderwijs op aan te dringen dat de geschiedenis van de Indische gemeenschap een prominente rol krijgt in het middelbaar onderwijs? Mijn drie kinderen – zij zitten alle drie op de middelbare school – hebben hierover nog nooit één woord gehoord tijdens de geschiedenislessen. Ik vind dit echt niet kunnen. Deze periode vormt een zeer belangrijk onderdeel van onze vaderlandse geschiedenis en dient ook als zodanig te worden behandeld. De PVV vindt het essentieel dat onze jeugd hiervan op de hoogte is en hiervan kan leren.

Wij hebben nog een vraag over het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek. Het Indisch Platform zou graag een depot krijgen waar materiaal kan worden opgeslagen, zodat de tentoonstelling in Bronbeek geen statisch karakter heeft. Dit moet toch te regelen zijn vandaag? Verder vragen wij dat er een goed woordje wordt gedaan bij het Nationaal Comité 4 en 5 mei om te voldoen aan de wens van het Indisch Platform om zitting te nemen in het dagelijks bestuur zodat het Indische geluid beter kan worden gehoord. Tot slot roep ik alle woordvoerders op om 15 augustus aanwezig te zijn bij de jaarlijkse herdenking om zo onze betrokkenheid bij de Indische gemeenschap in woord en daad te tonen.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Vandaag staat de brief van de regering aan het Indisch Platform geagendeerd. Het gaat om het standpunt van de regering inzake de zogenoemde backpaykwestie en het eerherstel voor de Indonesische Nederlanders op basis van eerdere brieven en onderzoek. Voordat ik inhoudelijk zal ingaan op deze brief, wil ik graag het volgende zeggen. Het voorliggende agendapunt betreft een emotioneel onderwerp. De mensen over wie wij spreken, mannen, vrouwen en kinderen, hebben vreselijke dingen ervaren: afgrijselijke gebeurtenissen waarover zeer weinig gesproken werd en wordt. In de aanloop naar dit debat heb ik dat zelf ook ervaren. Zo kwam ik er recentelijk achter dat een familielid van mij als kleine jongen een tijd in een kamp heeft doorgebracht, zijn moeder bij de kinderen en zijn vader ver weg van hen, onder erbarmelijke omstandigheden. In later jaren heeft hij zijn ervaringen en de resultaten van eigen onderzoek aan het papier toevertrouwd. Ik kom hier later op terug.

Voor ons ligt de brief van de staatssecretaris, namens de regering, aan het Indisch Platform. In deze brief gaat de staatssecretaris naar aanleiding van een aantal gesprekken uit het verleden en het nadere onderzoek dat is gedaan, in op het finale karakter en de reikwijdte van «het gebaar». In de afgelopen maanden heeft het Indisch Platform de politiek benaderd over deze zaak. Namens de VVD heb ik een aantal gesprekken gevoerd met de vertegenwoordigers van het platform en heb ik diverse mailwisselingen met hen gehad. Recentelijk is ook een hoorzitting gehouden. Ik ben geraakt door de enorme inzet van deze stichting en de betrokkenheid van de mensen. Toch moet ik nu – vanwege het emotionele karakter van het onderwerp voelt dit niet gemakkelijk – namens mijn partij een oordeel hebben over het al dan niet finale karakter van «het gebaar», de excuses en de rapporten. De VVD ondersteunt het kabinet in de lijn dat «het gebaar» uit 2000 een finaal karakter had. In de brief van de minister-president en de ministers van VWS en Financiën van maart 2000 en de brief van de minister van VWS van december 2000 is dit naar de mening van de VVD duidelijk weergegeven: erkenning, excuus en een financiële tegemoetkoming. Daarnaast is langs twee lijnen nader onderzoek gedaan, waarbij duidelijk is aangegeven dat dit geen invloed zou hebben op het finale gebaar, maar dat het bedoeld was om de witte vlekken in te vullen.

Is het boek daarmee gesloten? Voor de VVD is de vraag over de backpaykwestie en het rechtsherstel hiermee afgerond. Dat weerhoudt ons er echter niet van om de gebeurtenissen uit deze periode levendig te houden. Dat is een verplichting. Ik kom terug op het verhaal van mijn familielid, waarover ik aan het begin van mijn inbreng sprak. Dit familielid heeft deze ervaring aan den lijve ondervonden. Hij heeft zijn vader verloren en heeft een afschuwelijke tijd meegemaakt. Terug in Nederland, ging hij over tot de orde van de dag. Er werd en wordt nog nauwelijks gesproken over de Japanse bezetting en de gevolgen daarvan. Dat blijkt uit mijn persoonlijke ervaring. Ik heb het nooit geweten, want er werd niet over gesproken. Ik sluit mij aan bij de woorden van de vorige spreker: binnen het onderwijs lijkt hiervoor heel weinig aandacht te bestaan. Ik ben dan ook enigszins verheugd, als ik dat woord mag gebruiken, dat de staatssecretaris in haar laatste brief van 6 juni ruimte biedt om hierop in te zetten. De VVD onderschrijft dit van harte. De herinnering moet levend blijven. Het is onze taak, dit te borgen.

Op welke wijze denkt de staatssecretaris de Indische geschiedenis een gepaste plaats te kunnen geven binnen het onderwijs? Ziet zij mogelijkheden om dit wellicht ook op andere wijzen vorm en inhoud te geven? Kan de staatssecretaris aangeven of er randvoorwaarden worden gesteld – en zo ja, welke – aan de subsidieverlening aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei, om tijdens de herdenking van 4 mei stil te staan bij de Indische geschiedenis?

De VVD heeft een duidelijk standpunt over de afronding van «het gebaar». Zij deelt het standpunt zoals dit door het kabinet is verwoord. Daarnaast ziet zij het als zeer belangrijk om de herinnering levend houden. Het betreft nu nog herinneringen van mensen die deze periode persoonlijk hebben meegemaakt. Het is belangrijk dat deze herinnering ook voor de volgende generaties beschikbaar blijft.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 blijkt dat het draagvlak voor herdenken 66 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog onverminderd groot is. Van de wereldproblemen waarover mensen zich zorgen maken, staat oorlog nog steeds in de top drie. Voor jongeren tussen de dertien en zeventien jaar is het zelfs het allerbelangrijkste onderwerp. Voor 76% van de mensen blijft herdenken actueel, zolang oorlog en onderdrukking nog bestaan. Deze cijfers geven aan hoe belangrijk Nederlanders het herdenken van oorlog vinden.

Achter die cijfers zit echter een werkelijkheid van oorlogsgetroffenen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië en Nederland en op andere plekken in de wereld leed en ellende hebben meegemaakt. Veel van deze mensen zijn in de afgelopen jaren overleden, maar hun verhalen horen wij ook via onze ouders en op school, wij kunnen ze lezen in boeken en zien op televisie. Daarom is het goed dat de staatssecretaris zorgt voor hulpverlening aan oorlogsgetroffenen. Daarbij hoort de staatssecretaris er ook voor te zorgen dat de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog en andere conflicten levend blijft en hoort zij zorg te dragen voor bewustmaking bij ouderen en jongeren. De kern van het beleid ligt in de ereschuld en de bijzondere solidariteit die de huidige generaties hebben tegenover de generaties van de vorige eeuw.

In de afgelopen maand heeft de staatssecretaris meerdere gesprekken gevoerd met het Indisch Platform. Twee weken geleden hebben wij ook met vertegenwoordigers van het Indisch Platform gesproken. Het was een intens gesprek en ik heb veel respect voor de betrokkenheid, de levenservaring en de innerlijke overtuiging van de leden van het Indisch Platform. Het is een zwarte bladzijde uit de geschiedenis. Ongeveer 300 000 Nederlanders verbleven in maart 1942, vlak voor de inval van de Japanse bezettingsmacht, in voormalig Nederlands-Indië. Daarna volgde een periode van verschrikkingen voor deze mensen. Na de bevrijding en de terugkeer in Nederland, wachtte deze overlevenden van een zeer barre periode in de geschiedenis een kille ontvangst. In 2000 erkende de Nederlandse regering met «het gebaar» dat er sprake was geweest van een kille ontvangst in Nederland. Uit het rondetafelgesprek met het Indisch Platform bleek dat de vertegenwoordigers van het Indisch Platform vinden dat «het gebaar» geen recht doet aan de achterstallige betaling van lonen en pensioenen, de zogenaamde back pay, en de individuele oorlogsschade. Zij vragen verdere erkenning, excuses en een tegemoetkoming van de Nederlandse regering.

In de brief is de staatssecretaris hierop al ingegaan. Toch vraag ik haar hoe zij het karakter van «het gebaar» ziet. Is het nu wel of niet een finale kwijting? Hoe beoordeelt zij de verzoeken van het Indisch Platform? De staatssecretaris heeft tevens aangegeven dat zij wel met de vertegenwoordigers van het Indisch Platform in gesprek wil blijven. Over welke onderwerpen wil de staatssecretaris verder van gedachten wisselen? Het CDA vindt het van belang dat de herinnering aan de geschiedenis van Nederlands-Indië levend blijft. Dit is van groot belang voor de bewustwording van de jeugd en ons collectief geheugen.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Circa 300 000 Nederlanders verbleven in maart 1942, vlak voor de inval van de Japanse bezettingsmacht, in voormalig Nederlands-Indië. Voor deze mensen, hun gezinnen en families vraagt het Indisch Platform na 66 jaar, terecht, nog steeds aandacht: aandacht voor erkenning, voor excuses en voor een tegemoetkoming. Zolang er overlevenden en levende getuigen zijn, kan er geen finale afsluiting zijn. Zo lang blijft het boek geopend en zo lang zijn mijn generatie en alle generaties daarna er verantwoordelijk voor om de gedachte aan alles wat gebeurd is, levend te houden, door te vertellen en te delen.

Ik hoef niemand hier te vertellen wat pay back is; dat zou pretentieus van mij zijn. Ik tel 51 jaar. Er zitten hier mensen die al 66 jaar met de Indische kwestie bezig zijn. Daarover wil ik geen woord zeggen, want volgens mij is dit in de afgelopen jaren al zo vaak gewisseld dat het pijnlijk zou zijn, mensen te moeten vertellen wat het inhoudt. Voor mij ligt het boek Indische rekening van de heer Meijer. De NIOD-rapporten heb ik niet meegenomen, want dat is een enorme stapel; die wilde ik niet voor mij neerleggen. Ik heb mij daarin verdiept en mijn fractie en voorgaande regeringen hebben zich daar ook mee bezig gehouden. De brieven die vandaag worden besproken, gaan over mensen met pijn. Overal zijn meningsverschillen over: over de pijn en de excuses. Wij kunnen daarover heel lang met elkaar praten en ik kan heel veel verwijzen naar brieven. Ik ken het standpunt van het kabinet. Het mooie is dat in de brieven gesteld wordt dat het Indisch Platform en de regering van mening verschillen. Dat is wederzijds erkend.

Toch vraag ik de staatssecretaris, nog eens naar de rapporten te kijken. Dat is een vraag van de Kamer, laat ik daarover duidelijk zijn. De staatssecretaris heeft in haar brief gezegd: ook al zou ik opnieuw naar de rapporten kijken, dat zou niet veel veranderen. Toch hecht mijn fractie eraan om goed te kijken naar de historische feiten. Ik zeg niet dat ik het boek en de geschiedenis tot op de millimeter ken; dat zou, wederom, veel te pretentieus zijn van mijn kant. Mijn partij vindt echter dat wij daar goed naar moeten kijken. Het gaat om historische feiten. Daarover is verschil van mening. De PvdA is van mening dat daarnaar gekeken zou kunnen worden door een kleine groep mensen. Er is een voorstel gedaan door het Indisch Platform. Daar heb ik op dit moment niet echt een voorkeur voor, maar het is wel van belang om goed naar de feiten te willen kijken. Dat is afgelopen jaren ook al gedaan. Laat ik ook zeggen, zoals al vaker is gezegd, dat wij geen verwachtingen moeten willen wekken. Als ik het Indisch Platform goed heb begrepen in de gesprekken die wij hebben gevoerd, gaat het om de erkenning van de feiten. Er is verschil van mening over de historische feiten. Daar moeten wij recht aan doen. Wij mogen, moeten en willen daarover spreken. Ik sluit mij aan bij de voorstellen voor onderwijsprojecten. Naar mijn mening is het aan onze generaties om dit onderwerp levend te houden. Het is aan onze generaties om dit in het onderwijs te houden. Daar zijn wij verantwoordelijk voor. Ook dat zou ik graag van de staatssecretaris vernemen. Uiteraard zou het goed zijn, een depot te hebben voor Bronbeek. Ik wist niet dat dit niet bestond. Ook de opmerking over een behoorlijke plek voor het Indisch Platform in het Nationaal Comité 4 en 5 mei is op haar plaats. Hetzelfde geldt voor de vlaginstructie uit de laatste brief. Daarover wil ik graag nog iets horen.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Wij bespreken vandaag een slepende en gevoelige kwestie, namelijk de Indische kwestie. Die kwestie ligt gevoelig, omdat het over de oorlog gaat en omdat een grote groep mensen zich na die oorlog in de steek gelaten heeft gevoeld door de Nederlandse Staat. Wij hebben het vandaag over mensen die gedurende de Tweede Wereldoorlog leefden en werkten in Nederlands-Indië en die als gevolg van de Japanse overheersing en daarna door de strijd voor een onafhankelijk Indonesië heel veel bezittingen en tegoeden zijn kwijtgeraakt.

Op 19 juli 1946 installeerde de heer Van Mook de backpaycommissie onder die naam. Terwijl de politieke en financieel-economische situatie in de kolonie steeds nijpender werd, toog de backpaycommissie in augustus van dat jaar aan het werk. Haar benaming wekte de indruk dat integrale back pay nog tot de mogelijkheden behoorde. Dit zette destijds al de rechthebbenden op het verkeerde been en het voedde hun hoop. Desillusie werd hun deel. Volledige back pay was geen optie. Dit is een citaat uit een onderzoek van het NIOD uit 2005. Sinds dit citaat uit 1946 lijkt het niet meer anders te zijn geweest. Rechthebbenden bleven hoop koesteren, maar raakten keer op keer gedesillusioneerd, tot 28 oktober 2009. Op die dag maakte toenmalig staatssecretaris Bussemaker nieuwe afspraken met het Indisch Platform. Zij zou opnieuw kijken naar de officiële motivatie voor «het gebaar». Was dit gebaar nu een genoegdoening voor alleen de kille ontvangst destijds, of ook voor rechtsherstel? Ook zou zij andere ministeries betrekken bij de Indische kwestie en een gesprek regelen met de premier.

De brief van de huidige staatssecretaris laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Zij stelt dat «het gebaar» finaal is en dat nieuw historisch onderzoek daar niets aan af doet. Ik wil graag van de staatssecretaris weten waarom de uitkomsten van nieuw historisch onderzoek, of het nu gaat om rechtsherstel of oorlogsschade, haar standpunt over het finale karakter van «het gebaar» niet zouden wijzigen. De staatssecretaris zegt dat er teleurstellend weinig archiefmateriaal beschikbaar is. De regering stelt daarom vast dat nieuw onderzoek weinig nieuwe aanknopingspunten, inzichten, feiten of claims inzake het rechtsherstel zal opleveren. Waar baseert de staatssecretaris zich dan precies op? Zij geeft namelijk in diezelfde brief van 28 april aan dat breed historisch onderzoek noodzakelijk was om de vele witte vlekken in de geschiedschrijving ongedaan te maken. In hoeverre zijn de andere ministeries betrokken geweest bij de grondige bestudering van dat weinige feitenmateriaal? Heeft de regering het NIOD, dat in 2005–2006 onderzoek naar de Indische kwestie deed, hierover geraadpleegd?

Uit de correspondentie van het Indisch Platform blijkt dat het platform zich door het ministerie van VWS onvoldoende begrepen en nauwelijks gehoord voelt. De bittere gevoelens binnen de Indische gelederen zijn gebleven omdat de zeer uiteenlopende betekenisgeving van de back pay blijft voortbestaan. Het oorlogsverleden is daarom menig Indische Nederlander anno 2011 nog altijd tot last. D66 vindt daarom dat zolang dit zo is, de Nederlandse Staat niet eenzijdig kan besluiten om een punt te zetten achter de Indische kwestie. Zij vindt dat de Staat als betrouwbare partner zijn beloften moet nakomen en dat de Staat alsnog de onderzoeken van het NIOD moet betrekken bij zijn finale oordeel over de Indische kwestie. Gezien de moeizame relatie met het Indisch Platform vraag ik de staatssecretaris om bijvoorbeeld een driemanschap van onafhankelijke deskundigen samen te stellen dat naar aanleiding van de NIOD-rapporten uit 2005 en 2006 een finaal oordeel velt over de wijze waarop de Nederlandse Staat het rechtsherstel van de Indische gemeenschap zou moeten vormgeven.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Verschillende fracties hebben er al op gewezen: Indië is al 65 jaar een open Nederlandse zenuw. Tot op de dag van vandaag ervaren degenen die deze periode hebben meegemaakt een schrijnend gebrek aan gevoelens van spijt van het kabinet. Vandaag spreken wij specifiek over de backpaykwestie, dus ik wil mij daartoe beperken. Ik zal ingaan op de manier waarop de Indische gemeenschap in Nederland zich na de oorlog behandeld voelt. In andere landen werden slachtoffers van de Japanse bezetting gecompenseerd. In Nederland is voor veel groeperingen een compensatie gegeven, maar bij de Indische gemeenschap heerst nog steeds het gevoel dat er voor hen geen finale kwijting is geweest. Zij voelen zich daardoor tweederangs burgers; dat woord is ook gebruikt in het gesprek met het Indisch Platform.

Wel is er "het gebaar" geweest. Verschillende fracties hebben al gevraagd: is dat nu een finale kwijting geweest of niet? Op basis van de rapporten van het NIOD concludeer ik dat dit niet het geval is geweest, want het NIOD constateert dat de in het verleden geboden compensatie weinig van doen had met een schadeloosstelling, maar meer als een algemene vorm van smartengeld moet worden gezien. Mede daardoor wordt het oorlogsverleden van veel Indische Nederlanders tot op de dag van vandaag als onvoltooid verleden tijd gevoeld. Het gaat om mensen die nu vaak al een hoge leeftijd hebben. Als wij willen dat zij nog meemaken dat dit goed wordt afgerond, zullen wij op korte termijn een beslissing moeten nemen. Ik zou het heel vervelend vinden als wij over tien of twintig jaar moeten zeggen: wij hebben dat toen niet goed afgehandeld. Dan zijn er immers minder mensen om het echt mee te maken. Ik sluit mij dan ook aan bij hetgeen mevrouw Dijkstra erover heeft gezegd. Wat is erop tegen om een commissie van wijze mensen in te stellen, zoals het Indisch Platform vraagt, om vast te stellen wat hiervoor een waardige oplossing zou zijn?

Dan kom ik op het aanbieden van excuses. Het Indisch Platform wil volledige excuses. De regering zegt dat deze al aangeboden zijn. Daarmee wordt het een woordenspel. De ene partij voelt dat hetgeen gezegd is, niet voldoende is; de andere partij zegt dat het dubbelop is als nogmaals excuses worden aangeboden. Omdat dit al zo lang loopt, vraag ik mij af of wij op de eerstvolgende herdenking – die stond overigens al in mijn agenda, mevrouw Dille – niet echt goed sorry kunnen zeggen. Er is discussie over de vraag of het al een keer is gezegd en of het wel genoeg is gezegd. Nu kun je een keer goed sorry zeggen en welgemeende excuses aanbieden. Wij hier aan tafel hebben het geen van allen meegemaakt, maar ik zou het goed vinden als de staatssecretaris als vertegenwoordiger van de Nederlandse regering dit zou doen bij de herdenking. Verder sluit ik mij aan bij hetgeen mevrouw Dijkstra en mevrouw Eijsink hierover hebben gezegd.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Als het heel slecht ging, zei mijn moeder altijd: wacht maar tot het schip met geld komt. Eerst zag ik dat al helemaal voor mij: een tjalk, geladen met geld, zou voor ons huis afmeren en dan zouden wij van alle zorgen zijn bevrijd. Daarna begreep ik dat mijn moeder het niet zo letterlijk bedoelde en dat het slechts een gezegde was. Nog veel later drong het tot mij door dat er wel degelijk een schip met geld bestond. Als zij zoiets riep, doelde mijn moeder namelijk op het salaris dat mijn vader nog van de Nederlandse Staat tegoed had over de jaren die hij in krijgsgevangenschap had doorgebracht.

Wij zijn nu 66 jaar verder. De Indische gemeenschap van toen vindt nog steeds dat er betreffende de back pay en de Indische rekening geen sprake is van een perkara habis, niet met de uitkering aan Indische geïnterneerden en niet met «het gebaar» van begin deze eeuw. De Indische rekening is niet vereffend en velen voelen zich nog steeds bedonderd. De conclusies in het werk van Meijer en Keppie zijn niet misselijk. Ten onrechte werd niet overgegaan tot het betalen van de niet-betaalde salarissen in de oorlog. De redelijkheid en serviliteit van de Indische ambtenarij werden niet beloond, maar misbruikt door de Nederlandse overheid. Dit leidde tot een onherstelbare breuk in het vertrouwen van de Indische gemeenschap. Andere ambtenaren, in bijvoorbeeld Duitse of Zuid-Afrikaanse krijgsgevangenschap, hebben wel hun volledige salaris gekregen. Zo werden diepe wonden geslagen. Er werd gezegd: de trouweloosheid is de ernstigste grief, de dodelijkste belediging en het grootste leed dat de overheid haar ambtenaren heeft kunnen aandoen. Dat was toen de basis.

Bij het lezen van de rapporten is het cruciaal om na te gaan wat de kern van het probleem is. Minister Zalm heeft gezegd: wij moeten heel zeker weten of de Nederlandse schatkist op Indisch geld zit en wij moeten glashelder krijgen waarom de Indische gemeenschap zich, ondanks «het gebaar» en ondanks de wetten van 1981 en de beperkte uitkeringen die daarvoor zijn gedaan, nog steeds tot op het bot gekrenkt voelt en zich als tweederangs burger behandeld voelt. Gezien de rapporten die er liggen, vind ik dat het kabinet en de staatssecretaris er niet mee mogen wegkomen door dit voor kennisgeving aan te nemen. Zo moet ik het toch formuleren. Ik heb de rapporten bekeken. Daaruit moet toch iets meer voortvloeien: een erkenning dat hetgeen het Nederlandse kabinet toen heeft gedaan uit financiële overwegingen, keiharde excuses vereist. Wij moeten dat moreel erkennen. Er moet een oplossing komen voor die enorme gekrenktheid. Wij moeten proberen dit finaal op te lossen. Wij hebben nog maar weinig tijd. Op de tribune zit weer een aantal mensen op hoge leeftijd. Het kabinet moet beloven dat het alles op alles gaat zetten om deze kwestie voor eens en altijd op te lossen. Het «hoe» hoor ik graag van het kabinet.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. Namens de regering voer ik het beleid betreffende de Tweede Wereldoorlog uit. Dit bestaat uit twee onderdelen: de materiële en de immateriële voorzieningen voor oorlogsgetroffenen en verzetsdeelnemers, gebaseerd op ereschuld en bijzondere solidariteit.

De voorzitter: Ik zie dat een groot deel van de aanwezigen in de zaal opstaat als gebaar van protest. Ik verzoek iedereen, te gaan zitten. Zoals reeds gezegd: zowel in de plenaire vergadering als in de commissievergaderingen is het de aanwezigen op de publieke tribune niet toegestaan om goed- dan wel afkeuring te laten blijken. Gebeurt dit toch, dan moet ik de vergadering schorsen en u verzoeken de zaal te verlaten. Ik hoop dat ik het er niet op aan hoef te laten komen. Dat heb ik in alle jaren dat ik voorzitter ben nog niet meegemaakt. Ik hoop dat dit zo blijft.

Het woord is aan de staatssecretaris zodat zij kan antwoorden op de vragen van onze geachte afgevaardigden.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. Ik begin opnieuw. De Nederlandse regering heeft een beleid betreffende hetgeen is gebeurd in de Tweede Wereldoorlog. Aan de ene kant heeft het beleid betrekking op de mensen die de oorlog hebben meegemaakt en die daarvan schade hebben ondervonden. Daarvoor is een ingewikkeld samenstel van materiële en immateriële voorzieningen. Deze zijn in de loop van een groot aantal jaren met voortschrijdend inzicht ontwikkeld en deze blijven in stand tot de laatste persoon die het aangaat er niet meer is. Aan de andere kant weten wij dat, naarmate er minder mensen zijn die de oorlog zelf hebben meegemaakt, het steeds belangrijker wordt om zowel datgene wat is gebeurd als de effecten daarvan op de mensen vast te leggen. Wij willen dit zo bewaren dat wij dit liefst zo puur mogelijk tot ons kunnen nemen. Dit geldt ook voor onze kinderen en de kinderen van onze kinderen. Onze bedoeling daarbij is dat de mensheid daarvan iets leert en dat het niet nog een keer gebeurt. De Tweede Wereldoorlog heeft niet alleen in Europa, maar in de hele wereld plaatsgevonden en heeft ook heel lang geduurd; eigenlijk is hij vandaag nog niet afgelopen. Tegenover mij zitten heel veel mensen die op dit dossier op dit moment verwachtingen hebben en hopen dat er alsnog van de Nederlandse regering iets komt wat de pijn zal verzachten.

Ik heb een heel andere tekst. Over de grootste verwachting die u hebt, de verwachting van de back pay, de materiële vergoeding, is mijn standpunt, zoals ik ook in de brief heb verwoord, dat door het kabinet van 2000 het finale gebaar is gemaakt. Dat is niet omdat ik de rapporten niet heb gelezen, zoals een mevrouw in de Kamer leek te suggereren; ik heb de rapporten wel gelezen. Het is ook niet omdat ik niet met andere departementen heb gesproken; ik heb wel met andere departementen gesproken. Het is ook niet omdat er dubbelzinnigheid over de historische feiten zou bestaan. Als deze er zou zijn, zou deze in historische onderzoek moeten worden vastgelegd.

De reden is dat de voorgaande regeringen met overlappende maatregelen, binnen de situatie van toen, iedere keer weer hebben gepoogd om datgene te doen wat op dat moment nodig leek. Mijn voorgangers, mevrouw Borst van D66 en mevrouw Bussemaker van de PvdA, hebben daar stappen in gezet.

(Protest vanaf de publieke tribune)

De voorzitter: Er wordt nu zo luid geprotesteerd vanuit de zaal dat ik de vergadering moet schorsen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: Na deze korte schorsing gaan wij verder met het antwoord van de staatssecretaris op de vragen van onze volksvertegenwoordigers.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Ik mag niet een-op-een met de zaal spreken.

De voorzitter: Nee, u moet via mij praten.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Dat doe ik ook. In de Indische gemeenschap leeft heel sterk het gevoel dat er niet genoeg besef is geweest van wat de oorlog in Indië heeft betekend. Mijn woorden "ik erken de finaliteit van "het gebaar"", zoals mevrouw Borst dat ook heeft verwoord in de toenmalige regering in 2000, betreffen de financiële afwikkeling, de back pay. Dat is geen politieke onwil. Ik heb de feiten bestudeerd en op elkaar gelegd en ik ben andere departementen langs geweest. Daarna ben ik tot deze conclusie gekomen.

Ik kan echter wel iets doen aan het gevoel dat er geen excuses zijn gemaakt. Daaraan zal ik nu iets doen, want dat hoeft niet te wachten tot 15 augustus. Ik wil graag nu in exact dezelfde bewoording herhalen wat mijn voorganger toen heeft gezegd. De Nederlandse regering meent dat lering moet worden getrokken uit de resultaten van de historische analyse die de commissies de regering hebben geschetst. Belangrijk is dat het boek over dit verleden nooit mag worden gesloten. Onze gezamenlijke herinnering – dit zijn woorden van mij – is dus nooit klaar. Het is belangrijk dat de regering en de samenleving zich daarvan bewust blijven en dat daaraan ook conclusies worden verbonden voor de toekomst. De regering erkent ten volle, dus met de ogen van toen in 2000 en met de ogen van nu in 2011, dat er te veel formalisme, bureaucratie en vooral kilte in het rechtsherstel is geweest. Daarvoor spreekt de regering, dus de huidige regering, haar oprechte spijt en verontschuldigingen uit naar degenen die toen hebben geleden, zonder overigens verkeerde bedoelingen te veronderstellen bij degenen die toen verantwoordelijkheid droegen. Ik herhaal, namens de huidige regering en ook namens de huidige minister-president met wie ik samen met u heb gesproken, dat dit vandaag niet anders is dan toen in 2000. Wij realiseren ons dat dit verdriet bestaat en dat dit verdriet niet minder of «onweetbaarder» was dan het verdriet dat de oorlogstijd in Europa heeft veroorzaakt. Wij realiseren ons dat het bestaan van dit verdriet moet worden overgebracht.

Ik reageer uit mijn hoofd op de vragen die zijn gesteld. Uiteraard blijf ik in gesprek met het Indisch Platform. Ik ben er zeker van dat wij samen goede plannen kunnen maken rond de onderwerpen waarover wij spreken. Uiteraard ga ik in gesprek met minister Van Bijsterveldt van Onderwijs. Ook ik heb immers gemerkt dat mijn kinderen op school nooit de verhalen over Indië hebben gehoord, terwijl zij thuis wel leerden wat er in Indië is gebeurd. Uiteraard zal ik ook spreken met de minister van Binnenlandse Zaken over het op 15 augustus strijken van de vlag tot halfstok. Graag zal ik zelf komen naar de eervolle herdenking bij het monument en de waterpartij in Den Haag en graag zal ik ook de Kamerleden meenemen. Ik meen dat het goed is dat wij met één mond spreken over dit onderwerp, omdat wij allemaal respect hebben voor wat er toen is gebeurd. Uiteraard zal ik de mogelijkheden onderzoeken om voorwerpen in het depot bij Bronbeek te bewaren, zodat de dierbare spulletjes – ik zeg het wat oneerbiedig – die u straks bij uw ouders moet opruimen, een Indische plek kunnen krijgen. Ik zal dit ook voor de andere musea onderzoeken.

Ik ga nu kijken naar de aantekeningen die voor mij liggen. Ik heb geen zeggenschap over het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Bij die constatering zal ik het echter niet laten. Ik zal met de voorzitter van het Nationaal Comité 4 en 5 mei in gesprek gaan. Ik zal spreken over het feit dat enerzijds een bestuurlijke constructie bestaat en anderzijds mensen het gevoel hebben het eigen verhaal niet helemaal te kunnen vertellen. Ik zal zeggen dat dit gevoel blijft bestaan en ik zal bezien of ik op dat punt voor een beweging uw kant op kan zorgen. Hierover ga ik dus in gesprek met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ik ga onderzoeken wat u bedoelt met meer aandacht voor Indië tijdens de herdenking op 4 mei. Ik kom daarop dus bij u terug. Er zijn verschillende herdenkingen en één grote voor Nederland, namelijk die op 4 mei. Ik zal onderzoeken wat precies uw vraag daarover is. Ik wil op de vragen in dit kader geen antwoord geven voordat ik precies heb begrepen wat u tijdens de viering van 4 mei terug zou willen zien wat er nu nog niet is.

Ik heb zojuist al gezegd dat ik naar de rapporten heb gekeken. Dit zijn historische rapporten. Mevrouw Borst heeft indertijd gezegd dat er een heleboel informatie beschikbaar is. Zij heeft gesteld: op grond daarvan is dit de juridische constellatie. Inderdaad zijn in de rapporten historische feiten op tafel gelegd die blijkbaar nog niet goed genoeg zijn onderzocht. Ik ben bereid om, met het geld dat beschikbaar is, historisch onderzoek te laten doen. Ik wil vandaag echter niet de verwachting wekken dat zulk onderzoek alsnog betrokken zou kunnen worden bij het antwoord op de vraag of «het gebaar» van 2000 finaal of niet finaal is geweest. Ik wil die twee zaken dus volstrekt helder scheiden. Er is een juridische kant en er is een historische kant van de zaak. Als volstrekt helder is dat die scheiding er ligt, kan ik bewegen op het punt van het historisch onderzoek. Dit doet echter niets af aan het feit dat ook de huidige regering vindt dat «het gebaar» van 2000 een finaal gebaar is geweest.

Er is gevraagd waarom de Tweede Kamer de stukken niet heeft besproken en of ik dat erg vind. Op deze vragen moet ik een formeel antwoord geven. Het is immers niet aan mij om te bepalen welke stukken de Tweede Kamer bespreekt. Ik geef de Tweede Kamer uiteraard alle vrijheid om alle stukken te bespreken. Helaas is mijn antwoord op deze vraag een formeel antwoord.

Er is gevraagd of ik het NIOD heb geraadpleegd. Uiteraard heb ik het NIOD geraadpleegd.

Er is ook gevraagd of ik een onafhankelijk driemanschap wil aanstellen. Ik begrijp dat dit een sympathiek idee is. Ik heb echter het hele dossier bestudeerd en ik heb gesproken met alle departementen die hierbij betrokken zijn. Op grond daarvan kom ik tot de conclusie dat mijns inziens het aanstellen van een onafhankelijk driemanschap geen toegevoegde waarde heeft. Het aanstellen van zo'n driemanschap zal daarentegen helaas wel met zich meebrengen dat de helderheid die ik nu probeer te creëren, weer wordt vertroebeld. Daarom zeg ik: ik doe dit niet.

Volgens mij heb ik hiermee alle vragen van de Kamerleden beantwoord.

De voorzitter: Voor de tweede termijn van de Kamer hanteren wij een spreektijd van twee minuten per fractie. Het woord is aan mevrouw Dille van de PVV.

Mevrouw Dille (PVV): Voorzitter. Het is weer gebleken dat het onderwerp waarover wij vandaag spreken, een beladen onderwerp is. Ik merk dat aan de staatssecretaris, aan de Kamerleden en aan de reacties van de mensen op de publieke tribune. Ik moet zeggen dat ik erg veel waardering heb voor de manier waarop de staatssecretaris hiermee is omgegaan. Ik vind het ook erg dapper dat zij nogmaals namens de regering haar excuses heeft aangeboden voor de zaken die in het verleden zijn gepasseerd.

Ik ben erg blij met de toezeggingen die de staatssecretaris heeft gedaan op het vlak van het onderwijs. Ik zal zeer zeker nauwlettend in de gaten houden of deze toezeggingen worden nagekomen. In het verleden is immers wel vaker gezegd dat ervoor zou worden gezorgd dat dit onderwerp extra aandacht zou krijgen binnen het onderwijs. Volgens mij is dit tot nu toe nog veel te weinig gebeurd. Wij zullen ontwikkelingen op dit vlak dus zeker volgen.

Ik ben ook blij met de toezegging om weer in gesprek te gaan met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Ik snap dat de staatssecretaris op zich geen zeggenschap heeft over de activiteiten van dat comité, maar als zij opnieuw in gesprek gaat en dit onderwerp weer op de kaart zet, is dat mijns inziens een goede impuls. Wij willen gewoon dat het Indisch Platform duidelijker zijn stempel kan drukken op de activiteiten van het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Verder heeft de staatssecretaris een toezegging gedaan over het depot in Bronbeek. Dit moet volgens mij gewoon lukken. Wij willen geen statische tentoonstelling. De opzet in Bronbeek moet levend blijven, dus af en toe veranderen. Ik hoop dat dit op zeer korte termijn gaat lukken.

Wij moeten inderdaad leren van de fouten die in het verleden zijn gemaakt, maar door het instellen van een commissie van wijze mannen zouden wij volgens mij een stapje terug zetten. Wij weten volgens mij met zijn allen dat het instellen van zo'n commissie niet zal leiden tot nieuwe conclusies. Ik zie het aanstellen van zo'n onafhankelijk driemanschap zelf daarom niet zitten.

Mevrouw Lodders (VVD): Voorzitter. Ik eindigde mijn betoog in de eerste termijn met de opmerking dat de VVD-fractie een duidelijk standpunt heeft over de afronding van «het gebaar». Wij steunen op dat punt de lijn waarvoor het kabinet heeft gekozen. Wij vinden het belangrijk om de herinnering levend te houden. Ook ik ben diep geroerd door de woorden van de staatssecretaris en de wijze waarop zij in de eerste termijn heeft gesproken over dit heel emotionele dossier. Ik ben er diep door geraakt. Dit is een emotioneel en ontzettend moeilijk onderwerp. Het is voor de mensen die hierbij betrokken zijn heel moeilijk. Maar ook voor de Kamerleden en de staatssecretaris is het moeilijk om de juiste woorden en insteek te kiezen.

De VVD-fractie wil in ieder geval niet dat er valse hoop wordt gewekt. De staatssecretaris heeft dat streven om geen valse hoop te wekken volgens mij erg goed verwoord. Ook ik ben erg blij met de toezeggingen die zij heeft gedaan over onderwijs, over de gesprekken met het ministerie van Binnenlandse Zaken, over het depot in Bronbeek en over de gesprekken met het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Uiteraard heeft zij niet heel veel invloed op dat comité op bestuurlijk niveau, maar het feit dat zij in gesprek wil gaan met het comité en dat zij aandacht wil geven aan de kwestie, kan ik alleen maar waarderen.

Mevrouw Bruins Slot (CDA): Voorzitter. De CDA-fractie herkent de worsteling van de staatssecretaris en voelt ook de diep gevoelde emotie in de zaal. Het is waardevol dat de excuses zijn herhaald. De staatssecretaris stelt dat zij met het Indisch Platform in gesprek wil blijven. Ook de CDA-fractie vindt het ontzettend belangrijk dat dit gebeurt. Het is ook van groot belang dat de staatssecretaris met haar collega's in het kabinet werkt aan het levend houden van de herinnering. Zij heeft dat toegezegd. Verder is belangrijk dat de staatssecretaris in haar handelen recht doet aan de bijzondere solidariteit die wij met de oorlogsslachtoffers hebben. De CDA-fractie steunt de voorstellen die het kabinet nu doet.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Natuurlijk moeten wij in gesprek blijven. Dat stelt ook de staatssecretaris. Het is duidelijk dat dit voor iedereen een lastige kwestie is, maar met name voor de mensen die hiermee al 66 jaar bezig zijn. Zij voelen dit en hun gezinnen voelen dit.

De staatssecretaris verwees naar een aantal uitspraken die mevrouw Borst toentertijd heeft gedaan en naar zaken die zijn geregeld. Het rapport van de heer Meijer en rapporten die daarna zijn verschenen – ik heb ernaar verwezen en ook anderen hebben dat gedaan – zijn rapporten die zijn verschenen nadat mevrouw Borst haar uitspraken had gedaan. Ik heb de brief van de staatssecretaris van 28 april hier voor mij liggen. Daarin heeft zij het over standvastigheid en zakelijke helderheid. Met de woorden die zij zojuist sprak, heeft zij dat standpunt herhaald. Er is gesproken over een commissie van wijze mannen. Het mogen wat mij betreft ook vrouwen zijn. Het lijkt mij goed als zo'n commissie eens beziet waar de verschillen liggen. De regering en het Indisch Platform hebben erkend dat zij van mening verschillen. De staatssecretaris stelt dat zij met het Indisch Platform in gesprek wil blijven. Het lijkt mij belangrijk om te bezien waarover zij dan in gesprek wil blijven. Uiteraard vindt ook de PvdA-fractie zaken als de onderwijsprojecten en het depot in Bronbeek belangrijk, maar dat zijn zaken van onze generatie. Onze generatie wil de herinnering levend houden. Dat is de verantwoordelijkheid van mijn generatie; het is niet iets dat als genoegdoening kan worden opgevat voor de generaties voor de onze. Het levend houden van de herinnering is onze verantwoordelijkheid op dit moment. De staatssecretaris zei op de vraag of zij bereid is om een commissie in te stellen: ik ga dat niet doen. Volgens haar heeft zo'n commissie geen toegevoegde waarde. Het instellen van zo'n commissie zou leiden tot vertroebeling van de helderheid die op dit moment is geboden. Daarmee ben ik het niet eens. Van wie uit gezien zou zo'n commissie geen toegevoegde waarde hebben? Ja, voor de regering heeft zo'n commissie mogelijk geen toegevoegde waarde. Luisterend naar het Indisch Platform moet ik echter concluderen dat er een intense behoefte bestaat om de rapporten te onderzoeken. Ik trek mij ook aan dat de Kamer, wij volksvertegenwoordigers, opnieuw daarover in gesprek moeten gaan. Nee, wij moeten geen valse hoop wekken. Ik heb echter de heer De Jong deze ochtend op de radio horen spreken. Ik geloof niet dat «valse hoop» aan de orde is. Ik meen dat wij met mensen te maken hebben die zelf heel goed weten dat erkenning en excuses waardevol zijn. Nee, het gaat niet direct over de miljarden waarover wordt gesproken. Daaraan gaat heel veel vooraf. Ik heb de brieven goed gelezen. Nee, ik ken de meters dossier niet helemaal. Ik zeg dat in alle bescheidenheid. Ik heb mijn best gedaan om het gevoel en de gedachte erachter te begrijpen en te bevatten. Dat is voor mij al heel veel. Ik vraag de staatssecretaris om over het aanstellen van een driemanschap goed na te denken. In gesprek blijven doe je ook door mogelijk een commissie in te stellen. Op die manier kan worden onderzocht wat precies de verschillen zijn tussen de rapporten die verschenen zijn na de afspraken die zijn gemaakt met mevrouw Borst en de rapporten die daarvoor zijn verschenen.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik vond het opvallend dat de staatssecretaris begon met te zeggen dat de regering beleid voert. Zij sprak dus over beleid. Ik had veel liever gehoord dat zij was begonnen met te spreken over de mensen om wie het gaat. Zij zei ook dat zij zich bewust is van het feit dat mensen hopen dat de pijn wordt verzacht. Verder zei zij dat in 2000 het finale gebaar is gemaakt op het vlak van een materiële vergoeding. De staatssecretaris heeft ook minister Borst geciteerd. Ik wijs erop dat minister Borst in 2000 heeft gepleit voor meer onderzoek. Zij schreef toen: als de resultaten van het onderzoek bekend zijn, zal de regering zich daarin verdiepen en vervolgens geen discussie uit de weg gaan. Mijn indruk is echter dat de opeenvolgende regeringen juist niets anders hebben gedaan dan de discussie uit de weg gaan, om welke reden ook. Mijn indruk is ook dat het hoog tijd wordt dat deze discussie wel wordt gevoerd met het Indisch Platform. Behalve het herhalen van een oprechte spijtbetuiging, van de verontschuldigingen die in 2000 zijn uitgesproken en van het erkennen van het feit dat men beseft dat er sprake is van veel verdriet, is ook van belang dat de regering heel duidelijk excuses maakt voor het feit dat er nooit voldoende aandacht is geweest voor de materiële situatie waarin de mensen zijn gebracht die in Indië ambtenaar of militair waren. Het is van groot belang dat de regering dit duidelijk erkent. In Engeland is dit ex gratia uitgesproken. Ik vraag de staatssecretaris, dit ook in Nederland te doen. Dat betekent niet direct dat de regering alle schuld op zich neemt, maar het is wel een erkenning. Het betekent dat je weer met elkaar in gesprek raakt. Ik heb de indruk dat dit gesprek op het ogenblik niet mogelijk is.

De staatssecretaris stelt dat het aanstellen van een driemanschap geen toegevoegde waarde heeft en de helderheid zou vertroebelen. Ik sluit mij aan bij de woorden die mevrouw Eijsink hierover sprak. Ik vraag de staatssecretaris om zo'n driemanschap juist wel aan te stellen. Dat zou ook leiden tot een gevoel van erkenning voor de mensen van het Indisch Platform en de Indische gemeenschap. Op die manier zou kunnen worden geprobeerd om echt met elkaar stappen te zetten en in deze kwestie verder te komen. Als dit niet gebeurt, voorzie ik dat wij hierover nog heel lang op een heel onaangename manier met elkaar blijven spreken.

Ten slotte wijs ik erop dat de heer Zalm, die toentertijd minister van Financiën was, over "het gebaar" zei dat oorlogsschade daar niet onder viel. Kan de staatssecretaris hierop nog eens reageren?

(Applaus vanaf de publieke tribune.)

De voorzitter: Ik moet de aanwezigen op de publieke tribune erop wijzen dat wij echt geen blijken van goed- of afkeuring willen horen vanaf de publieke tribune. Het woord is aan mevrouw Voortman van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Voortman (GroenLinks): Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de vraag van mevrouw Dijkstra over de oorlogsschade. Sinds «het gebaar» van 2000 is er veel gebeurd. Er zijn sinds die tijd nieuwe rapporten verschenen. Daarin staat dat de compensatie weinig te maken had met een schadeloosstelling, maar meer het karakter had van een algemene vorm van smartengeld. Ik heb het idee dat de staatssecretaris redeneert: als ik nu een commissie instel, gaat de discussie daarover weer door en komt die nooit tot een goed einde. Ik meen echter dat de discussie juist blijft doorgaan als er géén commissie wordt ingesteld. Is de staatssecretaris bereid om in ieder geval na te denken over een oplossing in die richting? Ik heb liever dat zij dat toezegt, dan dat zij nu nog een keer nee zegt. Wil de staatssecretaris dit in ieder geval in overweging nemen?

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. 648 000 oorlogsslachtoffers kregen tot 1971 6,3 mld. gulden als vergoeding voor materiële oorlogsschade. Ruim 300 000 Indische oorlogsslachtoffers kregen 250 mln. gulden. Dat zijn de cijfers van toen. Het zou de staatssecretaris sieren als zij erkent dat we het toen gewoon fout hebben gedaan. Het zou haar sieren als zij zou erkennen dat we 3,5 jaar geen salaris hebben betaald, terwijl andere landen hun ambtenaren wel hebben betaald voor die tijd. Dat is wat de mensen in de eerste plaats vragen. Ik vraag de staatssecretaris om zich niet op te stellen als een gesloten oester. Ik vraag haar en het kabinet om de oester te openen. Dat is wat er moet gebeuren om een begin van een oplossing te vinden voor de bestaande gekrenktheid. Als dat niet gebeurt, voeren wij over twee jaar of over vijf jaar nog dezelfde discussie.

Wij moeten leren van de fouten die wij in het verleden hebben gemaakt. Anderen hebben gezegd dat wij de nieuwe rapporten moeten bespreken. Ik eindig met Hans Meijer. Die schrijft dat volgens het kabinet alles is opgelost en dat de rekening is vereffend. Verderop schrijft hij: «De bittere gevoelens binnen de Indische gelederen zijn niet verdwenen, ook niet nadat de overheid in de vorm van het gebaar»« een schadeloosstelling gaf voor de weinig hartelijk ervaren ontvangst in Nederland van alle repatrianten. Deze compensatie had niet direct iets van doen met achterstallige betalingen, maar was meer een algemene vorm van smartengeld. Aldus is de back pay blijven knagen aan het Indische gemoed. Mede daardoor is het oorlogsverleden menig Indische Nederlander nog altijd tot last.» Ik meen dat dit ware woorden zijn die een probleem schetsen dat om een oplossing vraagt.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. Ik begin met een antwoord op de laatste vraag. De werkelijkheid bestaat uit veel kleine stukjes. Daarom is dit dossier zo ingewikkeld. Ook al zijn alle kleine stukjes verwoord op een bepaalde manier, als je de stukjes op een lange rij achter elkaar zet, creëren zij het beeld van een situatie waarin op elk moment op de meest integer mogelijke manier is gehandeld in gesprekken die zo goed mogelijk zijn gevoerd en waarin grote verschillen te overbruggen waren. Ik meen dat het onverstandig is om op korte opmerkingen die een minister ooit deed in te gaan, of om een korte opmerking uit een enkel rapport te lichten. Wij zouden samen het dossier moeten bestuderen. Als ik het dossier bestudeer, zie ik hoe iedere keer een klein stukje apart wordt belicht, wat dan een aanleiding is om opnieuw te beginnen. Ik wil daarover vandaag glashelder zijn, ook als mensen dat glashard vinden. De regering wil dat er een einde komt aan het spreken over wat de back pay wordt genoemd.

De heer Zalm zou iets hebben gezegd. Mijn ambtenaren hebben dit zojuist uitgezocht. In 2000 heeft de heer Zalm een opmerking gemaakt over "het gebaar" voor rechtsherstel. Het kabinet zag rechtsherstel als een containerbegrip, een veelomvattend begrip. Daaronder vielen ook de back pay en de oorlogsschade. In die context is zijn opmerking gemaakt.

De heer Van Gerven zegt: wees eerlijk en zet het op een rij. Ik heb een lijst voor mij liggen van alle verschillende gebaren en regelingen die op deze zaak van toepassing zijn. Ik spreek dus niet over maar één regeling of gebaar, maar over vele. Ik kan die regelingen op een rij laten zetten zodat de lijst kan worden bestudeerd. Uit die lijst zal blijken dat op het ene moment het ene is gedaan en op het andere moment het andere, en dat er steeds ook sprake was van overlap tussen het een en het ander. Tegelijkertijd bleven er ook steeds gaatjes over. Iedere regeling heeft onvolkomenheden gehad. Die creëren iedere keer onduidelijkheid. Ik herhaal dat ik dit keer duidelijkheid wil scheppen. Ik heb hier een lijst van gebaren voor mij liggen. Er staan heel ingewikkelde dingen op. Ik noem de rehabilitatieregeling van het einde van de jaren veertig, de uitkeringsregeling van het einde van de jaren tachtig, «het gebaar» van 2000 en, los hiervan, de individuele claims bij de Pensioen- en Uitkeringsraad van de Sociale Verzekeringsbank. Die claims blijven sowieso voor iedereen levenslang bewaard.

Mevrouw Dijkstra heeft mij gevraagd waarom er nooit een inhoudelijke discussie heeft plaatsgevonden. Het procedurele antwoord op die vraag is dat de Kamer zelf haar agenda bepaalt. Ik heb dat zojuist al gezegd. Ook tegen mevrouw Dijkstra zeg ik dat het nu weer ter discussie stellen van een klein onderdeel volgens mij niet zal leiden tot een verandering van de complexiteit en de volgtijdelijkheid van de feiten. Ik meen dat het niet doeltreffend zal zijn. Bovendien zal het verwachtingen creëren. Daarover moet ik zeggen dat mensen deze verwachtingen mijns inziens onterecht zouden hebben. Ik heb het hierbij dus over de rapporten.

Ik kom nog even terug op de commissie van wijzen. Uiteraard is het mij om het even of deze wijzen dames of heren zijn. Het gaat vandaag over veel belangrijker zaken. Wat ik van iets vind en dat ik dit moeilijk vind, is ook helemaal niet belangrijk. Wij kunnen immers allemaal zien dat het verdriet dat ik tegenover mij zie op de publieke tribune vreselijk is. Het zou erg spijtig zijn als u net zo verdrietig en boos weggaat als u bent gekomen.

De voorzitter: Ik vraag de staatssecretaris om via de voorzitter te spreken.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Ja, dat is moeilijk. Deze kwestie is al bestudeerd door heel veel wijze mensen. Veel mensen zijn hiermee in de afgelopen jaren bezig geweest. Voorgaande regeringen zijn ermee bezig geweest. Het NIOD is ermee bezig geweest. Hetzelfde geldt voor de mensen die ik nu in deze ronde heb gesproken. Het zijn allemaal verantwoordelijke en wijze mensen. De suggestie lijkt mij onterecht dat nóg een commissie van wijzen aan deze feitelijkheid en aan deze degelijkheid iets zou kunnen veranderen. Ik snap wel dat dit inspeelt op de gevoelens van niet gehoord te worden. Dat spijt mij. Het spijt mij ook als u mij niet hoort. Ik wil graag verdergaan met de dingen die ik wel voor u kan doen. Ik wil er graag voor zorgen dat het verhaal voor Nederland wordt bewaard via uw perspectief. Dat kan nu. Verder wil ik doorgaan met het inlossen van de belofte die ik eerder heb gedaan over het andere deel van het dossier. Daarvoor zal ik mij blijven inzetten.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter, ik vraag bij u een VAO aan. Ik wil de Kamer om een uitspraak vragen over de wenselijkheid van het instellen van zo'n driemanschap.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. De nieuwe rapporten zijn nooit voorzien van een reactie van de regering. Op de eerste pagina van de brief van 28 april van de staatssecretaris schrijft zij dat een en ander grondig is bestudeerd en dat bepaalde feiten elkaar toch tegenspreken. Zij schrijft dat dit waarschijnlijk ook zo zou blijven als er nogmaals breed historisch onderzoek naar zou worden gedaan. De staatssecretaris stelt terecht dat iedere regeling onvolkomenheden kent, waardoor herhaling ontstaat.

De voorzitter: Wat is uw vraag, mevrouw Eijsink?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter, staat u mij toe om nog één opmerking te maken. Ik heb hierover ook met mijn voormalige collega Klaas de Vries gesproken. Hij was in 1972 bij de totstandkoming van de eerste regeling betrokken. De staatssecretaris stelt volkomen terecht dat alle regelingen onvolkomenheden bevatten. Die regelingen zijn door de verschillende regeringen getroffen. Ook de Partij van de Arbeid was daarbij betrokken; daarover wil ik heel duidelijk zijn. Er liggen nu echter rapporten die zijn verschenen nadat de afspraken zijn gemaakt. Het lijkt mij goed als de regering daarnaar kijkt. Dit is geen poging om de regering te vermoeien met complexe zaken. De staatssecretaris vindt een commissie niet doeltreffend. Ik vind dat dit besproken moet worden met het Indisch Platform. Het is niet eenzijdig aan ons om te bepalen wat doeltreffend is en wat niet.

De heer Van Gerven (SP): Voorzitter. Ik steun dit verzoek van mevrouw Eijsink. Ik heb enkele zaken uit de rapporten genoemd. Ik vind dat het kabinet hierop gewoon inhoudelijk moet ingaan. Er zijn nog heel veel vragen. Laat de feiten maar spreken. Ik vraag dus om een nadere reactie van het kabinet op bijvoorbeeld het citaat dat ik aan het einde van mijn tweede termijn heb gegeven. Daarop moet een goed gefundeerde reactie van de regering komen. In de twee rapporten staan heel veel zaken die om een gedetailleerde reactie van het kabinet vragen.

Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten-Hyllner: Voorzitter. Er is gevraagd om de rapporten te bestuderen. Ik herhaal dat de inhoud van de rapporten geen politieke of juridische consequenties zal hebben. Het gaat hierbij echter om historische rapporten. Ik heb gezegd dat ik uiteraard geen enkel bezwaar heb tegen het op één lijn krijgen van de historische feiten. Ik wil echter niet de verwachting wekken dat ik, als derde bewindspersoon, alsnog afstand zal nemen van de conclusies die eerder zijn getrokken. Daarover wil ik volstrekt helder zijn. Ik wil niet dat daarover open eindjes overblijven.

De voorzitter: Ik zal naar aanleiding van dit algemeen overleg een VAO aanvragen. Tijdens dat VAO kunnen over dit onderwerp in de plenaire zaal desgewenst moties worden ingediend. Het VAO wordt wellicht donderdag laat in de avond gehouden. Ik dank de staatssecretaris, haar ambtenaren en de Kamerleden. Ik dank vooral het publiek op de publieke tribune voor de medewerking die wij alsnog hebben gekregen.

Lees verder…

PERSBERICHT - Wieteke van Dort ontvangt Society Award

10897245682?profile=originalPERSBERICHT

DEN HAAG, 9 SEPTEMBER 2011

Wieteke van Dort ontvangt Society Award; couturier Irving Vorster showt cateringkleding Taat & de Regt 

Dinsdag 13 september ontvangt actrice Wieteke van Dort om 19 uur de Society Award van de Stichting Nederland Positief. Zij krijgt deze oeuvreprijs, omdat zij zich op bijzondere en positieve wijze verdienstelijk heeft gemaakt voor de maatschappij. Couturier Irving Vorster showt aansluitend de werkkleding die hij speciaal voor Taat & de Regt / Space Catering heeft ontworpen. De functionele cateringoutfits worden exclusief gedragen in Spherium (Houtweg 60, Den Haag - tevens de feestlocatie dinsdagavond) tijdens evenementen ter promotie van ruimtereizen.

De in Indonesië geboren Louisa Johanna Theodora (Wieteke) van Dort (Soerabaja, 16 mei 1943) is een veelzijdige actrice, cabaretière en zangeres. Ze is vooral bekend geworden door haar medewerking aan kinderprogramma's als 'De Stratemakeropzeeshow' en het Indonesische personage Tante Lien uit de 'Late Lien Show'. Aansluitend aan de uitreiking van de Society Award, showt couturier Irving Vorster speciale cateringkleding. Hij ontwierp de outfits voor de medewerkers van Taat & de Regt /Space Catering. De kleding wordt exclusief gedragen in Spacetrade Center Spherium, Houtweg 60, Den Haag. De feestavond met catering van Raat & de Regt start om 18 uur en duurt tot 20 uur.

 

Over Irving Vorster

Het label IRVINX van modevormgever Irving Vorster startte in 2004. Vorster maakte in 2008 zijn internationale debuut in Londen, organiseerde in 2009 een varende catwalk op een riviercruise en opende begin 2010 zijn eigen couturesalon midden in het modekwartier van Arnhem. Irving Vorster ontwerpt couture en prêt-à-porter voor vrouwen die houden van unieke en tijdloze kleding, vervaardigt uit natuurlijke en luxueuze stoffen. Typisch Irvinx zijn asymmetrische  vormen en een ritmisch lijnenspel, soms ook 'edgy' met oog voor vrouwelijke elegantie en een creatieve twist. Naast innovatieve kleding voor de catering, werkt Irving samen met een trendwatcher aan een nieuw revolutionair modeconcept! www.irvinx.com

 

Over Taat & de Regt

Taat & de Regt is een Haags cateringbedrijf, dat laat zien dat catering niet langer bijzaak is, maar juist een middel om de boodschap van een evenement over te brengen op de gasten. Taat & de Regt richt zich op de zintuiglijke beleving; het zien, horen, voelen, proeven en ruiken. Want, hoe meer zintuigen er worden aangesproken, des te krachtiger de beleving van de boodschap. www.taat-deregt.nl

 

Over de Society Awards

De Society Award wordt toegekend aan personen die zich op bijzondere wijze verdienstelijk maken voor de maatschappij en bovendien uitblinken in positieve uitstraling. Stichting Nederland Positief zet zich in voor een betere samenleving. TV-presentator Henny Huisman is beschermheer van de Stichting. Eerder ontving Majoor Bosshardt de Society Award. www.nederlandpositief.nl

 

 Bij Spherium is het mogelijk om in het diplomatieke hart van Den Haag op de Houtweg 60 een conferentie, vergadering, diner of ander soort evenement te organiseren. Daarnaast beschikt het wereldhandelscentrum voor commerciële ruimtevaart over flexplekken om te werken. Spherium biedt de uitgelezen mogelijkheid voor regeringsleiders, de top van het bedrijfsleven of andere invloedrijke zakenmensen en journalisten om elkaar in een anonieme, informele setting te ontmoeten. www.spherium.nl

 

 

 Op 14 november bezoekt Sir Richard Branson, eigenaar van ruimtereisorganisatie Virgin Galactic, Spherium voor een exclusieve lunch met (potentiële) ruimtereizigers. 

 

Spherium

Houtweg 60

2514BN Den Haag

www.spherium.nl

Vertegenwoordigers van de media die op 13 september vanaf 17.30 uur in Spherium, Houtweg 60, Den Haag aanwezig willen zijn bij de uitreiking van de Society Award en de modeshow van Irving Vorster worden verzocht dit per ommegaande te laten weten. Bij voorbaat dank.

 

Richard Branson

 

Over Spherium

Lees verder…

De indo groepen op Facebook verschillen t.o.v. Hyves.

10897245264?profile=original

De indo groepen op Facebook verschillen t.o.v. Hyves

 

Tot deze conclusie moet een gemiddelde gebruiker komen die een account op Hyves en Facebook heeft. In aantallen is Hyves wat dit betreft de Indische sites, fora en groepen marktleider.

 

Hier worden groepen gekend o.a. Indo-groep met 3.950 leden, IndoWeb met 9.800 leden en Indisch Eten met 19.800 leden. Al en al komt het aantal op ruim 200.000 Indo's die op Hyves zich vertoeven. Op Facebook ligt dit anders hier heeft een Indo-groep nog geen 500 leden tot maximaal 2900 leden, en zijn de Indische groepen nog dun bezaaid.  De aantallen op Facebook komen niet verder dan nog geen 20.000.

 

ICM als krant zit op beide social media en heeft op Hyves groepen als krant een vaste rubriek naast de eigen groep, waar alle ICM Breaking News worden gepubliceerd.

 

Facebook begint steeds populairder te worden, Dit ligt is gelegen aan het feit de gezelligheid hier is te vinden waarop Facebook goed inspringt met tools (gereedschappen) die het moeten maken dat de contacten nog intensiever worden. Er is duidelijk een verschil te constateren dat de groep Indo's op Hyves duidelijk verschillend zijn dan op Facebook. Op Hyves wordt dicht tegen de Indische Cultuur aangeleund namelijk alles wat over het" Indisch zijn" betreft. Dit is te merken aan stellingen die ICM hier poneert waarop vele reacties opkomen gevolgd met de discussies, en op Hyves de Indo's hier geen  "oor" naar hebben. Wel staat het plezier meer in de belangstelling naast het dagelijkse praatje poep, dat eigenlijk niets te maken heeft met de Indische cultuur. Op Facebook - desondanks adverteren mogelijk is - vliegen de gratis evenementen en flyers letterlijk om je oren tot grote ergenis van Facebook die alle moeite doet om het op alle pagina's duidelijk te maken!

 

Op Hyves scoort ICM beter als het om serieuze onderwerpen gaat o.a. de Indische Kwestie. Toch mist Hyves die gezelligheid! 

 

T.a.v. plaatsen van evvenementen op Facebook en Hyves waarop de Indo's komen, hier zijn de cijfers nog niet bekend.

 

 

 

 

 

Lees verder…
6 september jl werd het maandelijkse etentje gegeven van de Haagsche Indo vrienden club.
 
10897244275?profile=original
 
Inmiddels is de zesde keer dat het maandelijkse etentje wordt gegeven in het hartje van Den Haag in de wagenstraat bij het Chinese resaturant Longting. Longting ligt op loopafstand naar het Plein en uiteraard andersom als er gegeten moet worden in de Haagsche Chinatown. Ook de gang van de ministers die regelmatig in deze wijk worden gesignaleerd om te  eten bij de vele echte Chinese restaurants.
 
Desondanks de afwezige buitenlandse Indo's die huiswaarts keerden (o.a. Ron Schwab Colorado Springs) was het wederom een volle bak . De Indische Haagsche wereld draait gewoon door desondanks Tong Tong Fair is geweest vele buitenlandse Indo's dit gelijk combineren met hun vakantie in Den Haag. Toch zijn er weer andere feestelijke activiteiten of de partys van Rens en Jacques Wentink bijvoorbeeld.
 
 
Lees verder…

Moet er een Indische politieke partij (IPP) komen.

Moet er een Indische politieke partij (IPP) komen.

10897244469?profile=original

 

 

Deze vraag werd voorgelegd op Hyves bij het Indo-forum die ruim 3900 leden telt. Hiervan zijn de resultaten als volgt:

  1. 35,3 % is voor.
  2. 47,1 % is tegen.
  3. 17,6 % weet het niet.

Verassend is deze uitslag niet voor iedere Indo.

Zeker er ooit in het verleden een Indisch Partij meedeed aan de verkiezingen. 

 

Had oud - premier Ruud Lubbers toch een goede kijk op de Indische Gemeenschap waar eenheid en samenhorigheid sterk ontbrak. Met dit gegeven uiteindelijk het Indisch Platform in het leven riep als Politiek Platform Overleg met de Overheid om de belangen van de Indische Gemeenschap te dienen.

Lees verder…

Extra liveconcerten Wouter Muller & Friends

Extra liveconcerten Wouter Muller & Friends
 
10897243298?profile=original
 
Eind mei presenteerde Wouter Muller zijn nieuwe (dubbel) CD 'Verleden Land' met succes in Den Haag (TongTong Fair) en Hengelo (Rabotheater). Wie daar niet bij kon zijn, krijgt binnenkort een nieuwe kans om dat mee te maken.
  • Zaterdagavond 17 september, Apeldoorn, theater Gigant, Nieuwstraat 377, zaal open 19.30 uur. Entree: 12,50 euro. Reserveren: 055- 521 63 46 / 06- 40 72 18 61.
  • Zondagmiddag 18 september, Enschede, Helmertheater, Broekheurnering 1050. Entree: 10 euro. Reserveren: 053- 480 72 60.
Lees verder…

ICM Breaking news nu ook op ICM Facebook Vrienden.

ICM Breaking News nu ook op ICM Facebook vrienden.
10897243657?profile=original
  

ICM heeft een groot deel van haar email-bestanden naar Facebook getransporteerd, en van Facebook de contacten opnieuw opgebouwd. Dit werpt nu al vruchten af.

 

Voorheen ontvingen de ICM lezers de breaking news alleen via ICM - verzendservice. Nu ontvangen de ICM Facebook vrienden dit ook via hun eigen Facebook profiel. Gezien de structuur van het model socialmedia bereidt zo Facebook profiel snel uit door de methodieken die Facebook hiervoor hanteert. In tegenstelling tot de ICM Krant bouwen de leden /abonnees snel hun eigen netwerk met Facebook Vrienden, die begint  bij 30 tot 5000. Bekende Indo's komen hier wel volledig in het voetlicht staan, en hebben in een korte tijd een groot netwerk.

.Hier heeft ICM min of meer gehoopt door een groot deel van haar ICM bestanden op Facebook te zetten,

Vanuit ICM zijn deze tools naar Facebook geimplementeerd met 1 druk op de ICM  Enter toets en alle ICM leden/abonnees ontvangen nu ook op Facebook ICM Breaking News samen met hun Facebook Vrienden.

Lees verder…

Pasar Toko Neba topattractie Heideweek

Pasar Toko Neba topattractie Heideweek

10897242857?profile=original

 

Door: Toko Neba | 24-08-2011 13:27
0 reacties

Met een zonovergoten dag verzorgden de 95 vrijwilligers van Toko Neba weer een topattractie in de Heideweek 2011. Het aantal bezoekers benaderde de 6000 ( red. op deze 1 daagse pasar).

 

Uit geheel Nederland en zelfs uit Duitsland kwamen belangstellenden af op de gezelligheid en de uitgebreide collectie van de  indische Winkel in Indonesische kunstvoorwerpen en meubelen. Het lekkere eten, het grote aantal topartiesten, de Indische sfeer en de professionele organisatie van de pasar waren de succesvolle ingrediënten. 

 

Recordopbrengst voor kinderprojecten in Indonesie.Door de hoge kwaliteit van de Indische gerechten, gemaakt door Ini Dia, die op de Pasar te verkrijgen waren kon een ieder genieten van de puur indische keuken. De sateh kambing (geit) van Toko Neba was in een recordtempo uitverkocht, terwijl de geroosterde maiskolven als broodjes van de bakker over de toonank gingen. Ook de proeverij van Lonny Gerungan (TVkok) was weer een groot succes en trok duizenden belangstellenden.Vele bezoekers raakten zo in de ban van de indische sferen, dat zij zich meteen vastlegden om een kind in Indonesie financieel te adopteren.De uitgebreide collectie handwerk en tuinbeelden van Toko Neba was aan het eind van de dag gedecimeerd. Buurtactie.De buren van Toko Neba, Stationsweg midden, organiseerden ter ondersteuning van de actie voor de kinderen in Indonesie een succesvolle garagesale op de Stationsweg met een prachtige opbrengst. 

 

Hoogtepunt van de dag was het optreden van de Gold, een nieuwe formatie met Lonny Gerungan, Riem de Wolff, Ben Rahadet en Rob Buis. Met hun Old Days Show ging menig hart sneller kloppen. De acht bandjes uit Ede en omgeving zorgden de gehele dag voor professionele achtergrond muziek met een Indisch tintje. Het bestuur van Toko Neba kan terugkijken op een uitermate geslaagde dag met een recordopbrengst ten behoeve van de projecten. Dankzij de uitgebreide sponsoring door de gemeente Ede en diverse bedrijven uit de regio, konden de investeringskosten laag gehouden worden.

 

Mede dankzij de verdubbelingsubsidie van Impulsis was de opbrengst van deze geslaagde dag bijna € 50.000,--! De inzameling van mobiele telefoons gaat gewoon door. Sponsors& vrijwilligers bedankt!Alleen dankzij de inzet van de 95 vrijwilligers, de bijdragen van sponsors, het benefietoptreden van alle artiesten en de samenwerking met de gemeenste Ede kon Pasar Toko Neba 2011 zo’n groot succes worden.

 

Bedankt! www.tokoneba.nl

Lees verder…

NIOD - Rechtsherstel

NIOD - Rechtsherstel

De themateksten binnen dit cluster bieden een toelichting op de onderwerpen oorlogsschade, roof en rechtsherstel.

De oorlogsschade die werd toegebracht en de roof die plaatsvond tijdens de Duitse en Japanse bezetting worden in hoofdlijnen geschetst. Vervolgens worden de opzet en uitvoering van de verschillende aspecten van het rechtsherstel na 1945 belicht. Een groot aantal onderwerpen komt aan de orde, zoals de backpay-kwestie, het vermogensrechtsherstel, verstrekte schadevergoedingen en de onderzoeken die aan het einde van de vorige eeuw zijn uitgevoerd door de commissies naoorlogs rechtsherstel.

In Van Dale. Groot woordenboek der Nederlandse taal wordt rechtsherstel gedefinieerd als ‘herstel in onrechtmatig ontnomen rechten’. In deze onderzoeksgids heeft de term rechtsherstel betrekking op de wettelijke regelingen die de Nederlandse overheid na de Tweede Wereldoorlog heeft toegepast om eigendomsverhoudingen die als gevolg van door de bezetter genomen maatregelen waren verstoord, te herstellen.

 

Lees verder…
17 augustus viert de republiek Indonesia Hari Merdeka (onafhankelijkheidsdag).
 
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Hari Merdeka ( Independence Day ) is a national day of Malaysia commemorating the independence of the Federation of Malaya from British colonial rule in 1957, celebrated on August 31 each year. Hari Merdeka (Independence Day) is een nationale dag van Maleisië ter herdenking van de onafhankelijkheid van de Federatie van Malaya van de Britse koloniale heerschappij in 1957, gevierd op 31 augustus van elk jaar. In a wider context, it is to celebrate the formation of Malaysia. [ 1 ] In een bredere context, is het te vieren de vorming van Maleisië. [1]

 

Gebeurtenissen in de aanloop naar de onafhankelijkheid

De inspanning voor de onafhankelijkheid werd aangevoerd door Tunku Abdul Rahman , de eerste premier van Maleisië , die een delegatie van ministers en politieke leiders van Malaya leidde in de onderhandelingen met de Britten in Londen voor Merdeka , of onafhankelijkheid samen met de eerste president van de Maleisische Chinese Association (MCA) Tun Dato Sir Tan Cheng Lock en vijfde president van de Maleisische Indiase Congres Tun VT Sambanthan . Once it became increasingly clear that the Communist threat posed during the Malayan Emergency was petering out, agreement was reached on February 8, 1956, for Malaya to gain independence from the British Empire. Zodra het werd steeds duidelijker dat de communistische dreiging in de Maleise Emergency was petering out, overeenstemming werd bereikt op 8 februari 1956, voor Malaya de onafhankelijkheid van het Britse Rijk te krijgen. However, for a number of logistical and administrative reasons, it was decided that the official proclamation of independence would only be made the next year, on August 31, 1957, at Stadium Merdeka (Independence Stadium), in Kuala Lumpur. Echter, voor een aantal logistieke en administratieve redenen, werd besloten dat de officiële proclamatie van de onafhankelijkheid alleen maar zou worden gemaakt het volgend jaar, op 31 augustus 1957, bij Stadion Merdeka (Independence Stadion), in Kuala Lumpur.

 

31 augustus 1957

In de nacht van 30 augustus 1957, mensenmassa's verzamelden zich bij de Royal Selangor Club Padang in Kuala Lumpur aan de overdracht van de macht van de Britse getuige. Prime Minister-designate Tunku Abdul Rahman arrived at 11:58 pm and joined members of the Alliance Party 's youth divisions in observing two minutes of darkness. [ 2 ] On the stroke of midnight, the lights were switched back on, and the Union Flag in the square was lowered. [ 3 ] The new Flag of Malaya was raised as the national anthem Negaraku was played. Eerste minister-aangewezen Tunku Abdul Rahman aangekomen op 23:58 en leden van de aangesloten Alliance Party 's jeugd divisies in het observeren van twee minuten van de duisternis. [2] Op slag van middernacht, de lichten terug waren ingeschakeld en de Unie vlag op het plein werd verlaagd. [3] De nieuwe vlag van Maleisië werd opgevoed als het volkslied Negaraku werd gespeeld. This was followed by seven chants of 'Merdeka' by the crowd. [ 2 ] [ 3 ] Tunku Abdul Rahman gave a speech hailing the ceremony as "greatest moment in the life of the Malayan people". [ 2 ] Dit werd gevolgd door zeven liederen van de 'Merdeka' door de menigte. [2] [3] Tunku Abdul Rahman gaf een toespraak afkomstig van de plechtigheid als "de grootste moment in het leven van de Maleisische bevolking." [2]

Tunku Abdul Rahman announcing the independence of Malaya from the British on August 31, 1957 at the Merdeka Stadium Tunku Abdul Rahman de aankondiging van de onafhankelijkheid van Malaya van de Britten op 31 augustus 1957 op het Merdeka Stadium

On the morning of Saturday, August 31, 1957, the festivities moved to the newly-completed Merdeka Stadium . Op de ochtend van zaterdag de 31 augustus 1957, de festiviteiten verplaatst naar de nieuw ingevulde Merdeka Stadium . More than 20,000 people witnessed the ceremony, which began at 9:30 am. Meer dan 20.000 mensen getuige van de ceremonie, die begon om 09u30. Those in attendance included rulers of the Malay states, foreign dignitaries, members of the federal cabinet and citizens. [ 4 ] The Queen 's representative, the Duke of Gloucester presented Tunku Abdul Rahman with the instrument of independence. [ 4 ] Tunku then proceeded to read the Proclamation of Independence , which culminated in the chanting of 'Merdeka' seven times with the crowd joining in. The ceremony continued with the raising of the National Flag of Malaya accompanied by the national anthem being played and a 21-gun salute, followed by an azan call and a thanksgiving prayer in honor of this great occasion. [ 4 ] De aanwezigen onder heersers van de Maleise staten, buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, leden van de federale kabinet en de burgers. [4] The Queen 's vertegenwoordiger, de hertog van Gloucester gepresenteerd Tunku Abdul Rahman met het instrument van de onafhankelijkheid. [4] Tunku heeft vervolgens te lezen van de Proclamatie van de Onafhankelijkheid , dat culmineerde in het zingen van 'Merdeka' zeven keer met de menigte mee inch De ceremonie ging verder met het verhogen van de Nationale Vlag van Malaya begeleid door het volkslied wordt gespeeld en een 21-gun salute, gevolgd door een Azan gesprek en een dankgebed ter ere van deze grote gebeurtenis. [4]

 

 

 

Lees verder…
Herdenkingen op zijn Nederlands door de bril van Mark Rutte.

Hartverwarmend, zo betitelde premier Mark Rutte de grote animo onder jongeren om de capitulatie van Japan te herdenken.''Je moet blijven herdenken en blijven realiseren'', zei de minister-president, die er in een NOS-uitzending voor pleitte dat ook deze herdenking wordt 'doorgegeven' aan een volgende generatie.
NIOD-rapporten heeft premier Rutte kennelijk niet nodigt, hij kent ze beter dan zijn staatsscretaris Veldhuijzen van Zanten van VWS .
Als nakomertje wist Rutte ze allemaal nog op een rijtje die Indische Geschiedenis op te noemen. Den Haag de Weduwe van Indie, Indo Rock (POP), Indische eten en de vele Indische huizen in Den Haag. Ook de familie van Rutte heeft in de Jappekampen gezeten. Juist bij de familie Rutte gebeurt alles juist net tegenovergestelde wat bij een doorsnee Indisch gezin gebeurde dat de oorlog heeft meegemaakt in jappenkampen, en de bersiapperiode die tot 1960 duurde. Geen 1 negatief woord over deze periode valt bij Rutte te bespeuren , net als zijn staatscretaris ingestudeerd net als die voorlichting van die Grikse Miljarden.

Het was weer schijnvertoning ten top vandaag voor de nabestaanden van diegenen die worden herdacht!

Hoe kijkt de Indische Gemeenschap tegen deze Indische herdenkingen nadat de Indische Kwestie motie niet had gehaald wat juist om die erkenning gaat van diegenen die worden herdacht, en al 66 jaren om erkenning vragen en om compensatie zoals hier alle Nederlandse oorlogsslachtoffers die wel hebben gehad. Kortom de nabestaanden van diegenen die worden herdacht vandaag. Zullen deze niet in het graf omdraaien?

Dit is nou de hypocrisie ten top ...van de Ned.Regering ! En ook al die Indo's die met alle winden meewaaien....als het hun maar uitkomt !
Gewoon gebrek aan empathie ! Nu is feitelijk het moment om schoonschip te maken met al het onrecht dat zij de Indische gemeenschap heeft aangedaan !
Wel status en vooral geen gezichtsverlies aan de buitenwereld tonen ! ....Bah.....om hiervan te walgen. Het spreekt ons allang niet meer aan !
Kijk de Ned.regering eens meeleven ! Wij maken wel onderscheid tussen de de Ned. regering en Ned.burger in zijn algemeenheid ! ....er zijn gelukkig goede en wel ruimdenkende Nederlanders bij die er ook zo overdenken voorbeeld alle politieke partijen die hun al hun stemmen (73) gaven bij de motie van de Indische Kwestie !

Uiteraard herdenken wij in stilte onze slachtoffers en daar hebben wij de aanwezigheid van de Ned. regering nu hierbij niet nodig.

Lees verder…

 

10897243480?profile=original

 

ICM met haar stand op pasar malam Alkmaar op 17 en 18 september.

 

ICM - Indische Internetkrant - staat op PM Alkmaar op die dagen met haar stand. Hier kunnen lezers / abonnees kennismaken met het team. Mensen die een abonnement sluiten ontvangen een geschenk naar keuze uit de CD/DVD van ICM shop (tw. vanaf 16 tot € 19.95).

Abonnees die hun abonnement hebben verlengd op vertoon van ICM Batch (is op ICM site op te halen onderaan de rechter balk van de pagina) ontvangen tevens een geschenk naar keuze uit CD/DVD van ICM Shop.

Voor meer info www.stichtingstellar.nl

 

Lees verder…

PERSBERICHT                  13 augustus 2011

 

N.I.C.C. op maandag 15 augustus te vinden in de informatiestand van Het Indisch Platform.

 10897241091?profile=original

Het Nederlands Indisch Cultureel Centrum is a.s. maandag tijdens de Nationale Indië Herdenking in Den Haag te vinden in een gezamenlijke stand met Het Indisch Platform in het World Forum Convention Center, Churchillplein in Den Haag.

Het Indisch Platform is, zoals bekend een overkoepelende organisatie, die de belangen behartigt van alle leden van de aangesloten Indische Organisaties en namens deze de onderhandelingspartner is met de Nederlandse Regering.

Hier kunt u zich inschrijven bij Het Indisch Platform, als donateur, als begunstiger of u kunt lid worden met uw organisatie.

Tevens kunt u zich bij deze stand inschrijven als abonnee op de Indische Nieuwsbrief, die maandelijks gratis per E-mail naar de abonnees wordt verstuurd. Momenteel heeft de Nieuwsbrief bijna 2700 abonnees en is daarmee de grootste Indische Nieuwsbrief in het Nederlandse taalgebied. Inzage-exemplaar van de laatste drie nieuwsbrieven zijn aanwezig.

De besturen van Het Indisch Platform en het N.I.C.C. hopen u maandag aanstaande vanaf 10.30 uur in het World Forum te mogen begroeten.

Herman Bussemaker (Indisch Platform)   www.indischplatform.nl                                                                Hans Vogelsang (N.I.C.C.)    www.indisch-centrum-denhaag.nl

Lees verder…

 

10897241091?profile=original

De digitale nieuwsbrief van de Stichting Nederlands Indisch Cultureel Centrum te Den Haag is uit.

                             Jaargang 3 - nr. 8 - augustus 2011 I  Oplage 2700

 

Beste lezers,


Hierbij ontvangt u de 8e editie van 2011 van onze Indische Nieuwsbrief.

Download hier de Nieuwsbrief  Nieuwsbrief.NICC.or…

 

 Het is een Herdenkingsspecial geworden met veel interessante artikelen zoals: 

  • 15 augustus en de oorlog in Zuid-oost Azië
  • Onze website is nu meertalig
  • Herdenkingen en bijeenkomsten rondom 15 augustus
  • De Nationale herdenking in Den Haag met het volledige programma
  • Memorial Day voor Oscar Rexhäuser
  • Het trieste lot van Koeto Reh (reactie van een lezer)
  • Jubileum Oorlogsgravenstichting

en natuurlijk:
Boekennieuws, De Indische Agenda en de Column (dit keer van Albert van Prehn)
 
Wij wensen u een sfeervolle herdenking op 15 augustus en veel leesplezier met deze nieuwsbrief.

Met vriendelijke groet,
Nederlands Indisch Cultureel Centrum
Hans Vogelsang.

 

Download hier de Nieuwsbrief 

Nieuwsbrief.NICC.or…  van 3 augustus 2011
Lees verder…

Indisch Monument (Den Haag)

Indisch Monument (Den Haag)
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ga naar: navigatie, zoeken
210px-Indisch_Monument_te_Den_Haag.JPG
magnify-clip.png
Indisch Monument te Den Haag

Het Indisch Monument is een monument in Den Haag ter nagedachtenis aan alle Nederlandse burgers en militairen die in de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer zijn geworden van de Japanse bezetting (1941-1945) van het voormalige Nederlands-Indië. Zij kwamen om in de strijd, in de kampen of tijdens dwangarbeid.

 

Het is ontworpen door Jaroslawa Dankowa en bevindt zich in de Scheveningse Bosjes. Het is op 15 augustus 1988 onthuld door Koningin Beatrix, 43 jaar na de capitulatie van Japan. Het monument bestaat uit 17 bronzen beelden, een kaart van Indië en de tekst “de geest overwint”.
Tot de oprichting werd in 1986 besloten door Ivo Samkalden (burgemeester van de gemeente Amsterdam en oud-bestuursambtenaar in Nederlands-Indië) en Harry Verheij (wethouder van de gemeente Amsterdam, en oud-verzetsstrijder).

 

De Japanse premier Toshiki Kaifu legde op 19 juli 1991 tijdens een staatsbezoek een krans bij het monument. Later die dag werd de krans, vermoedelijk door een demonstrant, in het water gegooid. Over dit incident betuigde premier Lubbers zijn spijt bij Kaifu, wat tot extra woede leidde onder Indische Nederlanders en andere Nederlanders met een oorlogsachtergrond in het toenmalige Indië.

Ter gelegenheid van de zestigste verjaardag van de Japanse capitulatie is op 27 juli 2005 in Madurodam een miniatuur van dit monument onthuld door Marc Albers, dat jaar burgemeester van Madurodam. Eigenlijk is het nu een “monument in een monument”, want weinigen beseffen dat Madurodam is opgericht ter nagedachtenis van oorlogsslachtoffer George Maduro, die in het verzet zat en later in Dachau terechtkwam.

 

 

Indisch monument in Den Haag klok.JPG
magnify-clip.png

De klok

In 1993 werd het bestuur van de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 benaderd door het Comité Nationaal Vrijheidscarillon om één van de vier klokken van een carillon te financieren dat zij wilden aanbieden als Nationaal Geschenk. De geldinzameling werd gestart en € 36 000 werd opgehaald. Toen bleek dat de gemeente Den Haag niet akkoord ging met de plannen, mede omdat het carillon geplaatst zou worden bij het gebouw van de Staten Generaal. De plannen werden gestaakt en het geld werd uitgegeven aan de klok, die nu bij het Indisch monument staat.

Op 11 juli 1995 is een klok toegevoegd. Hij zal 30 minuten worden geluid tijdens de herdenking op 15 augustus en bij elke andere herdenking die bij het monument zal plaatsvinden.

Omdat de klok een latere toevoeging is, wilde kunstenares Dankowa niet dat de klok naast het monument zou komen, omdat het zou lijken alsof de klok bij haar monument zou horen. Hij is er toen achter geplaatst.
De klok is gemaakt door de Royal Bell Foundry en Petit Fransen te Aarle-Rixtel, in Noord-Brabant.

Zie ook

Lees verder…

Bron Wikipedia- De politionele acties

De politionele acties (ook wel politiële acties genoemd) zijn de militaire operaties die Nederland op Java en Sumatra tegen de uitgeroepen Republiek Indonesië ondernam in de periode 21 juli tot 5 augustus 1947 (eerste actie) en 19 december 1948 tot 5 januari 1949 (tweede actie). Deze acties vonden plaats tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949).

 

10897240880?profile=original

 

In het spraakgebruik wordt de term 'politionele acties' vaak gebezigd om het jarenlange Nederlandse militaire optreden tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog aan te duiden. Dit is strikt genomen onjuist, want de twee politionele acties duurden bij elkaar maar een week of vier. Hier worden de beide politionele acties beschreven tegen de achtergrond van de algemene politieke en militaire situatie, vanaf de capitulatie van Japan in augustus 1945 tot aan de soevereiniteitsoverdracht in december 1949.

 

Aanvankelijk kwam het tot een gewapende confrontatie tussen de Indonesische nationalisten en de Britse troepen die na de Japanse capitulatie in augustus 1945 strategische posities in de archipel hadden bezet. In oktober 1945 ontbrandde de strijd om Soerabaja, welke stad de nationalisten na bloedige gevechten moesten prijsgeven. Pas in maart 1946 werden Nederlandse troepen in Indonesië toegelaten om de Britse posities over te nemen.

Afgezien van de politionele acties (kortdurende Nederlandse offensieven) had de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog meestentijds het karakter van een guerrilla van de Indonesische nationalisten tegen de Nederlandse troepen. De vijandelijkheden duurden tot het staakt-het-vuren in augustus 1949

Na 1949 flakkerde de strijd (afgezien van de coup van ex-kapitein Westerling in 1950) nog éénmaal op. Dat was tijdens de vijandelijkheden die voorafgingen aan de overdracht van Nederlands Nieuw-Guinea in 1962.

 

Nederland erkende de Republiek niet als een onafhankelijke staat, maar beschouwde haar als een opstandige beweging in de kolonie Nederlands-Indië. Daarom bezigde men de term 'politionele actie'. 'Politioneel' was van oudsher de gebruikelijke term voor militair optreden tegen opstanden in de kolonie, maar het gebruik van die term kan ook worden gezien als een middel om buitenlandse kritiek op het militaire optreden te pareren. In meer recente literatuur wordt om deze reden ook wel gesproken van de Nederlands-Indonesische Oorlogen, zoals door Van den Doel in zijn boek Afscheid van Indië: de val van het Nederlandse imperium in Azië (2000).

 

Tijdens beide politionele acties telde de Nederlandse troepenmacht in Indonesië, met inbegrip van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL), meer dan 100.000 man. Het grootste deel hiervan werd bij de acties ingezet. Deze omvang maakte duidelijk dat van een beperkte ‘politieactie’, zoals de Nederlandse regering het probeerde voor te stellen, geen sprake was.

 

Tijdens de bijna vier jaar durende militaire aanwezigheid van Nederland in Indonesië lieten circa 5000 Nederlandse militairen het leven, waarvan ongeveer de helft door gevechtshandelingen en de overigen ten gevolge van ziekten en ongevallen. Aan Indonesische zijde viel een veelvoud daarvan: naar schatting 100.000. Dat waren zowel slachtoffers van Nederlands militair optreden als van geweld uitgeoefend door de Indonesische nationalisten tegen politieke tegenstanders en vermeende pro-Nederlandse elementen onder de eigen bevolking.

Lees verder…

De ondergang van de Junyo Maru

 

De ondergang van de Junyo Maru

10897239880?profile=original

September 1944: een Engelse onderzeeboot torpedeert een Japans vrachtschip. Vracht is er niet aan boord, wel 4200 Indonesische dwangarbeiders en 2500 krijgsgevangenen, de meesten Nederlanders. Een catastrofe: vier keer zoveel doden als op de Titanic, duizend keer zo onbekend. Andere Tijden over de ondergang van de Junyo Maru.

 

De opvarenden

September 1944: In de voormalige kazerne van het 10e infanterie bataljon van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) in Batavia worden krijgsgevangenen van verschillende nationaliteiten en van verschillende legeronderdelen vastgehouden. Nieuwe gevangenen worden uit alle delen van de archipel verzameld en als zakken zand weer naar elders getransporteerd. Zonder dat ze te horen krijgen waar de reis naar toe gaat of wat hen daar te wachten staat.
In de nacht van 15 op 16 september bereidt een groep van 1600 gezond verklaarde mannen zich voor op een transport. Waar de reis naar toe gaat is ook nu weer onbekend. Het grootste deel van de groep bestaat uit leden van de vroegere Stadswacht van Batavia en gevangen genomen Engelse, Australische en Amerikaanse militairen. Daarnaast maken burgers en personeelsleden van de koopvaardij deel uit van de groep. Ook ruim driehonderd KNIL-militairen (Nederlanders, Ambonezen en Menadonezen) zijn door de Japanners geselecteerd. Willem Punt, matroos op de koopvaardij, is eveneens in de voormalige kazerne ondergebracht. Hij heeft al veel omzwervingen over de wereld gemaakt, werd in Indië overvallen door de Japanse invasie in maart 1942 en is min of meer bij toeval in het kamp beland. Punt heeft van de nood een deugd gemaakt en is tijdens zijn verblijf een studie begonnen voor stuurman. Hij herinnert zich nog goed hoe de Japanners bepaalden of je wel of niet geschikt was om op transport gesteld te worden: ‘De Japanners voerden medische keuringen uit. Dat betekende dat iedereen met een pisangblad met zijn ontlasting erop langs moest lopen om goedgekeurd te worden voor transport. Dan werd op basis daarvan vastgesteld of je dysenterie had, of niet.’
Op vrijdagmorgen 15 september loopt de groep krijgsgevangenen naar het treinstation van Senen. Ze moeten de trein in die ze naar de haven van Batavia zal vervoeren, naar Tandjong Priok. Eenmaal in de haven zien de krijgsgevangen een groot schip liggen. Het is een roestbak en lijkt geen naam te hebben. Op de schoorsteen zijn vaag wat letters te zien, maar veel valt er niet van te maken. De aanwezige Japanners jagen de groepen naar de boot toe. De krijgsgevangen zien dat een grote groep Javaanse dwangarbeiders de ruimen van het vooronder worden ingedreven, het blijken 4200 werksoldaten te zijn, die aangeduid worden met de naam ‘romoesja’s’.


De Nederlandse krijgsgevangene Willem Punt ziet het allemaal aan en zegt tegen zijn vriend Leen Sloot: ‘We moeten langzaam lopen want dan komen we waarschijnlijk op het dek terecht in plaats van in het ruim.’ Het lukt Willem Punt inderdaad om als een van de laatsten aan boord te komen en hij zoekt een plaats op het dek waar het een beetje uit te houden is. De zon staat inmiddels hoog aan de hemel en de passagiers op het dek zitten in de verzengende hitte. In de ruimen is het vol en benauwd. De Japanners hebben tussenruimen gebouwd, wat betekent dat de passagiers een zeer kleine plaats hebben waar ze kunnen zitten of liggen. Staan is er in het ruim niet bij. In totaal zitten er bij vertrek 1100 Nederlandse, ongeveer 1100 Britse en Amerikaanse krijgsgevangenen en 4200 Javaanse contractarbeiders aan boord. Daarnaast vermoedelijk 100 Japanners die de reis begeleiden

 

 

Aan boord van het schip

 10897239688?profile=original

Zoom

Route van de Junyo Maru

Erbarmelijke omstandigheden

Op zaterdag 16 september 1944 om 15.00 vertrekt de Junyo Maru vanuit de haven van Batavia, Tandjoeng Priok in noordwestelijke richting. De Japanners hebben nog steeds niet verteld waar de reis naar toe gaat. De opvarenden zien dat het schip in zeer slechte staat is; overal roest en achterstallig onderhoud. Er is nooit schoongemaakt en er zijn vele sporen van cement en koolstof van vorige reizen. Water voor de opvarenden om zich te wassen is er niet. Een zoetwatertank op het dek is bestemd voor drinkwater voor de Japanners.
Aan dek wordt geschreeuwd dat er gerouleerd moet worden. Willem Punt ziet dat niet zo zitten en biedt zich als hulp aan bij de latrines. Dit zijn houten kistjes die buiten boord hangen en waar mensen op moeten gaan staan om hun behoeften te doen. Willem Punt: ‘Als ik tegen mijn vriend Leen Sloot zeg: kom, we gaan bij de latrines helpen, zegt Leen dat hij geen zin heeft om de juffrouw van de retirade uit te hangen.’ Leen zoekt een plek elders aan dek. Het is smerig werk bij de latrines want Punt moet de mensen helpen op de houten plankjes te gaan staan. Al gauw zit hij onder de uitwerpselen. Het deert hem niet, want zo heeft hij wat te doen. Hij hoeft zijn plek niet te verlaten en kan bovendien gewoon aan dek blijven. De rij wachtenden voor de latrines is lang; vanuit het ruim klimmen veel mensen omhoog die last hebben van dysenterie (buikloop). De hitte en viezigheid in het ruim dragen niet bij aan de gezondheid van de mannen.

Het is steeds ondraaglijk heet aan boord van het schip, maar laat in de middag van zondag 17 september, als de Westkust van Sumatra al in zicht is, wordt het weer slecht. De opvarenden hebben het koud en zitten verkleumd bij elkaar. De volgende dag is het weer heel anders. Al vroeg in de ochtend is het ontzettend heet en al gauw sterven verschillende opvarenden, de belangrijkste reden hiervoor is uitputting. Ze worden zonder ceremonie over boord gezet.
Maandagmiddag 18 september om negen voor vier, doet een zware explosie het hele schip schudden. Willem Punt: ‘De torpedo sloeg midscheeps in. Ik werd door de klap van de latrines weggeschoven en belandde ergens midden op het schip’ Delen van het schip vliegen de lucht in. Het is doodstil op het schip; iedereen lijkt zijn adem in te houden. Om paniek te voorkomen roept de Japanse kapitein van het schip door de luidsprekers dat de motoren zijn uitgevallen. Maar na enkele ogenblikken wordt het schip voor de tweede keer getroffen. Aan de stuurboordkant. Willem Punt ziet dat een truck die vlak bij de latrines aan de reling was vastgezet is losgekomen en tegen de reling aan is geschoven; precies op de plek waar hij enkele ogenblikken daarvoor nog mensen stond te helpen. Op die plek zijn andere krijgsgevangenen door de vrachtwagen geplet. In de ruimen klimt iedereen over elkaar heen. Iedereen wil zo snel mogelijk aan dek komen. Een groot aantal mannen springt onmiddellijk het water maar toch blijft het nog tamelijk rustig aan boord. Veel opvarenden realiseren zich waarschijnlijk niet dat het schip zinkende is. Willem Punt kijkt eerst eens goed om zich heen. Aan stuurboordzijde kun je beter niet in het water springen, realiseert hij zich, want dan word je onmiddellijk weer, via het gat in de romp, het schip ingezogen. Op verschillende plekken worden vlotten overboord gegooid. Dus ook daar moet je oppassen; voor je het weet heb je een vlot op je hoofd.
Alex Bloem, een andere overlevende van de ramp, weet na de tweede explosie zeker dat het schip beschoten is en staat aan dek te kijken naar de mensen die her en der over boord springen. Hij twijfelt. Want hij kan niet zwemmen en weet niet wat er gebeurt als hij de Indische Oceaan in springt. Dan hoort Bloem een stem achter zich die zegt: ‘Toe maar, spring maar. Het komt wel goed.’
Bloem weet niet waar die stem vandaan komt maar hij wordt helemaal rustig en laat zich bij de latrines in het water zakken. Eenmaal in de zee vindt hij een grote houten kist waar hij zich aan vastklampt. Al gauw voegen andere drenkelingen zich bij hem.
Willem Punt is ook de zee ingesprongen en houdt zich vast aan een houten plank. Als hij om zich heen kijkt ziet hij zeer veel drenkelingen maar nog meer mensen op het schip. Het zijn voornamelijk de romoesja’s die aan boord blijven. De meesten kunnen niet zwemmen en klampen zich vast.
Als de steven van het schip omhoog komt en de rest in zee begint te verdwijnen breekt er paniek uit. Als trossen hangen de mensen aan het schip; bij honderden vallen ze in de zee. Het duurt twintig minuten voor het hele schip in zee verdwenen is. Overal roepen mensen om hulp en om hun moeder. Ook horen ze: ‘Toeloeng Nippon’ (Japanners, Help!)
Uiteindelijk verdwijnt de Junyo Maru met donderend geraas in de golven, vijftien kilometer ten westen van Bengkulu voor de westkust van het Indonesische eiland Sumatra.
De drenkelingen in zee kijken om zich heen. Bloem: ‘Ik zag allemaal mensen die voorover gebogen in het water lagen. Dood. Verder dreef er van alles om ons heen. Planken, hout, touwen etc.’ Sommige drenkelingen maken een vlot van spullen die ze opvissen uit de zee, anderen vinden een baal sisal waar ze zich aan vast kunnen klampen.

 

 

 

 

Lees verder…

Dutch Indonesians' search for home

Dutch Indonesians' search for home

Tifa Asrianti, THE JAKARTA POST, JAKARTA | Sun, 01/10/2010 3:51 PM
A | A | A |

Many stories of Dutch Indonesians who left Indonesia shortly after Independence are lost in the passage of time. Legend has it that they went to Holland. But some found a second home, or perhaps a third, in the USA.

Michael Hillis, a part-time teacher and history buff who resides in Portland, Oregon, estimates there are around 200,000 Dutch Indonesians, or Dutch Indos as they call themselves, living in the United States.

"Not many people in America know about them," Hillis, who is making a film about the Dutch Indos, told the Sunday Post during a recent research trip to Indonesia.

"They left Indonesia and headed to The Netherlands shortly after Independence. But when they got there, they faced racial issues."

The Dutch Indos repatriated to Holland between 1945 and the 1960s. But it seemed that Dutch society was not ready for an influx of postwar Eurasians hailing from the former Dutch East Indies colony.

As Eurasians, the Dutch Indos' physical features vary greatly, with some having blond hair and blue eyes, and others having a dark complexion and black eyes. Many of these were believed to be Hispanic immigrants and so faced racial slurs.

However, their ability to speak fluent Dutch raised questions from people who were not aware of their origins. Hillis said that the Dutch Indos simply answered that they had learned the language during the journey by ship.

"In my opinion, I think they probably realized that they had gone through terrible things," he said. "They lost their homes and their money in Indonesia. On the other hand, they had to cope with new issues, such as eating potatoes, instead of rice, and racial issues."

He said that after arriving in Holland, most Dutch Indos learned martial arts to defend themselves, such was the extent of the attacks on them. Unable to bear the continuing discrimination, an estimated 60,000 Dutch Indos immigrated to the United States in the 1960s.

"Once they arrived in the US, they took any kind of job they could get and they worked really hard," Hillis said.

"For them, the US was a place where they could work and live in freedom. They did not have to worry about people trying to kill them."

Nowadays, he said, the Dutch Indos in the United States are into their third generation; Los Angeles is home to the largest Dutch Indo community, with some 100,000 people.

The first generation of Dutch Indos still speak Dutch, as it was the language they were born with, Hillis said, adding they also speak Indonesian because they spent a lot of time with their nannies, servants and helpers.

"Most of the first generation came from wealthy families. They used to have 10 maids in their houses. When they reached the US, they decided that they had to make it there so they learned English. Most of them are around 80 years old now," he said.

"These people would have loved to stay in Indonesia but they had no choice, they had to leave. Many of them still live in Holland but I believe there many who left for the US or perhaps other countries."

Members of the second generation, now aged up to 60, speak English; the third generation, aged between 20 and 30, no longer speak Dutch and are unaware of their Dutch Indo roots.

The Dutch Indos quickly assimilated into their new country, marrying people outside the community; most never returned to Indonesia.

Hillis first came across the issue of the Dutch Indos when he read Jan A. Krancer's The Defining Years of the Dutch East Indies 1942-1949. He contacted the writer, who introduced him to Bianca Dias-Halpert, a Dutch Indo residing in Seattle. Dias-Halpert invited Hillis to a Dutch Indo community gathering.

The Dutch Indo community often holds gatherings where they cook Indonesian food and do line dancing to Indonesian music played on small guitars, which, Hillis said, sounded to his ears like Hawaiian music. They also publish a bulletin about their community activities, all written in Dutch.

"When I first saw them, I was wondering who these people were," Hillis said with a smile. "They look like Hispanic people, speak Dutch, eat Indonesian food and sing Hawaiian-like songs."

As the younger generation immerse themselves into America's melting pot multicultural society, the older Dutch Indos are concerned that the young ones will forget their roots.

As Hillis learned more about this concern, he was inspired to make a film about the Dutch Indos.

After Hillis met filmmaker Marlin Darrah, the project began. They financed it privately and invited selected people to invest in the project.

"I have a strong relationship with this movie, because I'm married to an Indonesian woman," Hillis said. "I want my daughters to understand the history of Indonesia during hard times."

Hillis said that the movie would paint a new picture of Indonesia for Americans, most of who know little about Indonesia apart from terrorism threats and Bali. He said that the movie would take audiences to the World War II base of American general Douglas MacArthur on Morotai Island, as well as to other places of interest.

"Most Americans know little about Indonesia. We hope this movie can show them that Indonesia and America have a historical relationship," he said.

"We also want to see Garuda Indonesia flying to the US again. The US is the second largest country, Indonesia the third but there is no direct flight between these two countries."

Hillis and Darrah visited Indonesia last December to do research. During their stay in Jakarta, they met and interviewed historian Des Alwi. They also met with a former Army official, who agreed to help with security during filming.

"We will begin filming in April, shoot for 35 days and leave for other shooting places in May," Darrah said. "We plan to go to Holland to track down the Dutch Indo community there. Perhaps we will return to Indonesia in June for extra shots."

Darrah, an experienced documentary filmmaker, said that the documentary would be shot in high definition format and would be 90 minutes long. He plans to submit it to this year's Jakarta International Film Festival as well as to other international film festivals.

They also plan to distribute the movie through PBS, BBC and Discovery Channel.

"I think the film will help the Dutch Indos to be at peace with their past," Hillis said. "They will be happy to see the film. It's going to be a legacy, something they can pass on to their children."

Lees verder…

PASAR MALAM, DE PASAR IS PASSEE, VOORBIJ,

PASAR MALAM, DE PASAR IS PASSEE, VOORBIJ,
Een persoonlijke overpeinzing van: Albert van Prehn (ICM Moderator
 
Het pasar seizoen is weer daar, menige stad of plaats herbergt wel een of ander pasar.
Ik heb geen tijd om alle pasars te bezoeken, maar een ding zal voor mij geen verrassing meer inhouden en dat is het bezoek.
Het maakt niet uit welke pasar ik ook bezoek, de overeenkomsten zijn dezelfde, althans er is een uitzondering en dat is de pasar malam besar te den haag.
Je mag van alles aandragen als kritiek, en ik ben nogal kritisch ingesteld, het is toch iets anders van opzet dan de gemiddelde pasar hier te lande.

Ik heb mij weleens afgevraagd, wat doet mensen een pasar organiseren, is het winst bejag of ook een soort ideologie.
Beide aspecten spelen een rol denk ik en ik gun alle organisatoren hun winsten, wat laten wij eerlijk zijn, zij bieden ons toch keer op keer een stukje cultuurgoed aan, als Indische gemeenschap en ook onze vele Nederlandse bezoekers, iets wat sterk aan onze cultuur is gerelateerd. Daarom kan ik met enige kritische waarnemingen wel stellen dat deze organisatoren goed werk doen.
Als criticus moet ik ook, en dat is helaas, een kanttekening maken bij sommige organisatoren. Ik bedoel de wijze van oncollegiaal gedrag en wedijver. Natuurlijk hoor ik het een en ander als men loopt te klagen over het gedrag en mentaliteit van collega organisatoren. Het is soms net oorlog en dat vind ik nou persoonlijk erg erg jammer. Want wie is er bij gebaat om elkaar de das om te doen?
De organisatoren in personae zeker niet, want de ene zijn dood zal de ander zijn brood echt niet zijn. Ga maar na voor je jouw collega om zeep hebt geholpen gaat een lang tijd voor bij, je moet vele concurrerende pasar houden om iemand van het toneel te verwijderen.

Wat is het gevolg ervan, een massa aanbieding van pasars op gelijktijdige tijdstippen en soms ook in dezelfde plaatsen. De dupe ervan is de standhouder en tegelijker tijd gooit de pasarorganisator zijn eigen ruiten in, want veelvoud maakt oververzadiging. Bij de tijd dat de concurrent uitgeschakeld is, is het publiek pasar beu.
Dat is een van de aspecten waar men denk ik hier te lande aan moet denken, veelvoud en concurrentie is niet goed voor het product wat afhankelijk is van een kleine groep bezoekers. Gemeten naar de plaatselijke bevolking is het bezoek in verhouding te laag tegenwoordig. En wie zullen de bezoekers moeten zijn? Ik denk vele die al een pasar hebben bezocht want ga maar na, als een plaatsje een aantal duizenden inwoners heeft, zullen er slechts een handje vol de pasar gaan bezoeken. Dat is realiteit en dan nog komen er ook vele fanaten uit andere plaatsen.
Ik denk dat gezien de aard van de bezoekers dat je zuinig met de pasars moet omgaan, in die zin, niet te veel van het zelfde en niet te veel achtereen. Leuk als je veel pasars organiseert maar daarbij organiseer je ook de verzadiging.

De modus voor succes ligt in de inventiviteit van de organisator, als het je lukt om even anders te zijn dan de doorsnee, bereik je dat jouw pasar het bezoekers aantal trekt waar je op hoopt. Zal niet gelijk zijn, maar bijzonderheid gaat van mond tot mond.

Dus wat moet de pasarorganisator doen om zijn pasar zo speciaal te maken? Naar onderdelen zoeken die de pasar anders maakt dan de vele collega’s. Het is aan de organisator zelf om hierover goed na te denken alvorens hij überhaupt met zijn planning bezig is, lijkt mij commercieel gezien.
Ik draag de pasar organisatoren een warm hart toe, want het is niet niks om zo’n evenement op te zetten. Er zijn financiële risico’s aan verbonden en je investeert heel veel tijd en stress erin.
Dus leve de pasar bazen, moge jullie het succes krijgen die jullie verdienen. Zoals het er nu voor staat is dat geen zekerheid en dreigen de pasars te verdwijnen. Mede, en dat zeg ik ter ondersteuning, door de pasarbazen zelf.
Wat bieden die voor bijzonderheid? Het zijn NIET de artiesten die het moeten maken, hebben wel een grote rol in het geheel, maar daar moet je niet afhankelijk van zijn.
Hoe creëer je de uitnodigende sfeer? Hoe stel je jouw kramen samen, biedt dat het publiek wat?
Een samenraapsel van kramen die je op ieder pasar ziet is gezien de specialiteit moeilijk te selecteren, er zijn altijd wel dezelfde specifieke kraamhouder, dat kun je niet omzeilen.
Een ander aspect wat ik meemaak als bezoeker maar ook als musicerende muzikant is dat de kraamhouders veel al erg passief achter hun kraampjes zitten, niets van uitstraling dan alleen wachten op koopjes jagers.
Ik denk dat je daarmee al moet beginnen, de kraamhouders in het licht zetten, en dan niet een keer, maar keer op keer, ieder op zijn beurt met zijn specialiteit. Ook de kraamhouders zullen meer actie moeten ondernemen dan alleen maar passief afwachten. Een pasar moet een spektakel zijn, je moet als publiek meegevoerd worden in het rumoer en misschien is het ook leuk om mobiele venters in te zetten die met hun koopwaar de pasar rondstruinen.

Wat de muziek en entertainment betreft zou ik als publiek graag eens wat anders zien dan optredende bands die hun sets afwerken. Als ik het mocht kiezen zou ik als muzikant een concertachtig optreden willen doen, met mijn eigen specialiteiten als band en zeker niet wat men op de kumpulans ook hoort. Een pasar podium leent zich bij uitstek voor een theater show of concert. Optredens van bands die hun gebruikelijke repertoire afdraaien zou ik beperken, of een act van een of ander concert invoegen, als is het maar kort. Gebeurt nu ook met bekende artiesten, het kan ook door bijvoorbeeld een echt concert te geven in de bandvorm. Het is maar een idee, tuurlijk persoonlijke wens als ik een pasar zou bezoeken.

Het publiek bestaat vaak uit vele plaatselijke inwoners en die staan vaak even te kijken naar de muziek om vervolgens weer weg te lopen. Jammer is dat want juist als je het podium voor een korte tijd vult zou je eigenlijk het publiek moeten vasthouden, waarna het spektakel van de kraamhouders weer zou moeten volgen.
Een pasar is een bijzonderheid en zou als bijzonderheid moeten kunnen fungeren om de dalende bezoekersaantallen tegen te gaan. Het moet niet zo maar een braderie zijn, men moet er als het voorbij is nog over moeten praten.

Een positieve indruk maken leent zich voor het bezoekers aantal voor de volgende keer.
Het is moeilijk, ga er maar voor staan als pasar baas. Ik geef deze mensen zo wie zo een pluim dat ze het aandurven.
Anderzijds vind ik het erg jammer dat men niet verder nadenkt dan alleen een pasar op te zetten voor economisch gewin alleen. Dat belemmert mijnsinziens de creativiteit.

Gezien de dramatische terugloop die vele oorzaken heeft, o.a. de geldcrisis waarin wij verkeren, de onzeker heden voor het bestaan doet veel, maar aan de andere kan speelt de verzadiging een grote rol in het geheel.
Men moet wat anders verzinnen en zeker met elkaar samenwerken anders is het:
PASAR MALAM, PASAR VOORBIJ.
Een persoonlijke overpeinzing van:
Albert van Prehn (ICM Moderator)
Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives