Alle berichten (74)

Sorteer op

10897412481?profile=original

10897405889?profile=original

Pasar Malam Tropenvrienden Den Helder 8 t/m 10 juni 2019.

In de prachtig aangeklede Mastenhal op het Willemsoord in Den Helder zal alweer voor de vijftigste keer de Pasar Malam Den Helder worden georganiseerd. Een waar jubileum met tal van verrassingen. Maar daarover later deze maand meer.

Een passe-partout als leuk Moederdag cadeau?

Wat is het leuk om nu al samen met de hele familie te plannen om naar de jubileum uitvoering van Pasar Malam Tropenvrienden te gaan?

En natuurlijk komen Ais Lawa-Lata en Tante Lien ook!

In de online voorverkoop zijn de tickets en ook de passe-partouts voordeliger dan bij de kassa. Zieonderstaande link!

10897406666?profile=original

10897406874?profile=original

 

10897407076?profile=original

10897407300?profile=original

10897407870?profile=original

Lees verder…

Man van Marion Bloem doet zijn verhaal

ZIN VAN HET LEVEN IVAN WOLFFERS, ARTS-SCHRIJVER

‘Iedere poging de chaos te bedwingen is legitiem’

De arts en schrijver Ivan Wolffers is gefascineerd door het thema overleven. Hoe kan het dat de mens in vrijwel alle omstandigheden standhoudt?, wil Fokke Obbema van hem weten.


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Ivan Wolffers. Beeld Jitske Schols

In december 2002 krijgt arts en schrijver Ivan Wolffers te horen dat hij ‘gevorderde prostaatkanker’ heeft – de prognose van de behandelend arts is ‘tussen vijftien maanden en vijftien jaar’. Ruim zestien jaar later leeft hij nog altijd. Hij is inmiddels opa van drie kleindochters en heeft diverse boeken aan een omvangrijk oeuvre van proza en non-fictie toegevoegd. Zijn laatste werk is het persoonlijke Overleven. De titel slaat niet alleen op zijn eigen lot, maar ook op dat van de mensheid. De inmiddels 70-jarige Wolffers blikt vooruit: zijn kleindochters kunnen het ‘al over enkele decennia’ een stuk zwaarder krijgen dan hijzelf. ‘Pessimistisch in het hoofd, optimistisch in het hart’, zo omschrijft hij zichzelf.

Hij blikt in Overleven ook terug. Voor zijn Joodse familie van vaderskant was daarvan tijdens de Tweede Wereldoorlog nauwelijks sprake: van de 70 familieleden worden er 67 vergast. Onder de drie overlevenden bevinden zich zijn vader en zijn opa. Dat dramatische verleden blijft in huize Wolffers in Amersfoort na de oorlog onbesproken: ‘Al mijn vragen stuitten af op een muur van zwijgen.’

In de jaren vijftig zit hij op een zwaar christelijke School met de Bijbel: ‘Ik voelde me daar een buitenstaander, want ik geloofde niet in God, ook al deed ik mijn best.’ Als ­puber identificeert hij zich sterk met zijn Joodse achtergrond. Geruime tijd gelooft hij, ten onrechte, dat zijn Joodse ouders in de oorlog zijn omgekomen en dat hij is geadopteerd: ‘Ook in het gezin voelde ik me een buitenstaander.’

Ondanks een fascinatie voor geschiedenis kiest hij voor medicijnen, want die studie biedt hem uitstel van militaire dienst. Marion Bloem, later succesvol schrijver, komt op zijn pad: ‘Door haar Indische achtergrond bevond zij zich ook in de positie van outsider. Dat verbond ons.’ Samen krijgen zij al snel een zoon – Bloem is 20. Het jonge stel besluit hun passies, schrijven en reizen, uit te leven – zoon Kaja doorloopt de lagere school grotendeels op wereldreis, dankzij les van zijn ouders.

Als jonge huisarts krijgt Wolffers in de jaren zeventig landelijke bekendheid met een dagelijkse Volkskrant­column. Aanvankelijk gaat die alleen over geneesmiddelen, later ook over onderwerpen als seks en dood. Met zijn directe stijl doorbreekt hij taboes, zonder dat zelf echt te beseffen: ‘Een arts die over de dood schreef, dat leek me niet zo bijzonder.’ Uit zijn ­columns volgt het standaardwerk Medicijnen, dat lezers in staat stelt zich mondiger tegenover artsen op te stellen: ‘Ik wilde mensen de kans bieden hun kennispositie te versterken.’ De rol van ‘publieke gezondheidsexpert met geniale ideeën’, zoals hij zichzelf licht spottend noemt, doet zijn gevoel buitenstaander te zijn, afnemen. Toch is dat niet verdwenen – het etiket ‘kankerpatiënt’ waarmee hij al zestien jaar is belast, heeft het weer versterkt.

Wat is de zin van ons leven?

‘De biologische essentie is overleven en reproduceren. Wat we daar als mensen aan toevoegen en waarmee we ons van dieren onderscheiden, is dat we zin aan ons leven willen geven. Voor mij is dat wat het overleven mogelijk maakt. Die zin geven we eraan door verhalen. Zo vertellen we aan onszelf het verhaal van ons eigen ­leven. Dat geeft er structuur aan – het maakt deel uit van making sense, zoals de Amerikaanse antropoloog Clifford Geertz het noemde. We zijn voortdurend bezig het verhaal kloppend te krijgen. Dat hebben we nodig om de chaos te bedwingen die het bestaan in wezen is. Religies spelen daar ook op in, ze voorzien in die behoefte door met hun verhalen orde te scheppen in de chaos. We kunnen niet zonder dat soort zingeving, het is eigen aan mensen. Onderzoeken naar geluk en welzijn laten ook zien dat mensen die de zin van hun leven zien, gemiddeld langer leven. Een goed verhaal helpt bij het overleven.’

Heeft uw ziekte tot een ander verhaal geleid?

‘Nadat ik te horen had gekregen dat ik prostaatkanker had, nam ik me voor dat ik meer wilde zijn wie ik ben en minder wilde acteren. De mens vertelt zijn verhaal niet alleen aan zichzelf, maar ook aan anderen. Vaak probeert hij dan indruk te maken door te beweren dat alles goed gaat, dat er niks aan de hand is. Ook dat maakt deel uit van ons overlevingsmechanisme. Wanneer mensen met hun eindigheid worden geconfronteerd, gaan ze vaak hun verleden herzien door alle eindjes netjes aan elkaar te knopen. Maar ik wilde geen Jip en Janneke-verhaaltje. Zo eenvoudig is het leven niet.

‘De ziekte betekende dat er opeens chaos was in mijn bestaan. Door te schrijven hoopte ik daar vat op te krijgen. Ik ben begonnen met een blog over het alledaagse, waarin ik alles beschreef wat met die kanker te maken had. Ik nam me voor tot de kern door te dringen, de essentie te benoemen.’

LEESTIP

Leven en lot van Vasili Grossman speelt zich af tijdens de slag om Stalingrad en gaat in op hoe klein wij zijn tijdens ons destructief handelen. De dood schuilt om elke hoek en mensen kruipen voor even tegen elkaar aan op zoek naar beschutting. Vooral indrukwekkend zijn de prachtige beschrijvingen van de natuur. Die is eeuwig, terwijl de mens maar tijdelijk is.’

Lukte dat ook?

‘Gedeeltelijk. Het probleem is dat je altijd iemand hebt die over je schouder meeleest. Grote schrijvers kunnen zich daaraan onttrekken. Reve schreef wat er in hem opkwam, hij bekommerde zich niet om anderen. Ik heb dat ook geprobeerd, maar betwijfel of het me gelukt is. Ik kwam erachter dat mijn blog door veel meer mensen werd gelezen dan ik had verwacht. Ik dacht dat vooral wat vrienden en familieleden zo op de hoogte zouden blijven, maar veel meer mensen gingen het lezen. Daardoor voelde ik me toch weer gedwongen bepaalde zaken achter te houden. Marion (Bloem, red.) zal ongetwijfeld zeggen dat ik nog niet eerlijk genoeg ben geweest.’

Heeft ze gelijk?

‘Ja, er zijn wegen die ik niet in wil gaan. Ik heb mijn best gedaan het verhaal zo zuiver mogelijk te krijgen, omdat ik geen rommel wil achter­laten. Maar ik houd ook wel dingen geheim, omdat ze niet goed in mijn verhaal passen.

‘Met mijn blog hoopte ik de plek van de ziekte in mijn leven zo klein mogelijk te houden. Dat is wat naïef geweest. Ik dacht: ik communiceer er langs die weg over, verder is het klaar. Ik wilde niet alleen maar op die ene dimensie worden aangesproken.’

Werkte dat?

‘Nou, de buitenwereld is er altijd om je aan je ziekte te herinneren. Wanneer iemand tegen je zegt: ‘Ik vind dat je er nu beter uitziet dan de vorige keer’, dan heeft hij het over mijn ziekte. Terwijl ik helemaal niet zo beoordeeld wil worden, maar het gewoon wil hebben over leuke zaken: welke mooie boeken heb je gelezen, welke mooie films heb je gezien? Ik vind het heel onprettig de hele tijd als kankerpatiënt te worden gezien.’

Nood doet bidden, luidt het gezegde. Heeft u dat wel eens overwogen?

‘Toen ik van mijn ziekte te horen kreeg, dacht ik vooral: zo gaat het leven. Bidden kwam niet in me op, al begrijp ik het tegenwoordig beter. Vroeger dacht ik: wat een onzin, nu sta ik daar veel milder tegenover. Wanneer mijn schoonmoeder voor het eten bidt, doe ik ook maar mijn ogen dicht, uit respect. Een God is er voor mij niet, ik geloof niet dat er een hogere kracht is die de boel bestuurt. Maar er kan voor mij wel goddelijkheid zijn. Besef maar eens hoezeer we als mensen gezegend zijn. Dat de evolutie met die basale principes van ­leven en overleven ons zo ver heeft gebracht; dat we nu zo oud kunnen worden, ook al ben je ziek. Dat is echt een gezegend verhaal, het had zo anders kunnen lopen. Ga ik dood, dan is het fantastisch geweest: dan is van 1948 tot en met mijn sterfjaar het licht aan geweest in een wereld waarin alles bijzonder en interessant was. Natuurlijk doen we ook stomme dingen in dit leven, maar het is prachtig en goddelijk.’

Hoe kijkt u aan tegen religies?

‘Mensen verwachten nogal eens een harde, wetenschappelijke afwijzing van mij, maar ik kijk met respect en piëteit naar iedere poging van mensen de chaos te bedwingen. Zo zie ik religies. Richard Dawkins (evolutie­bioloog, red.) heeft steekhoudende argumenten voor atheïsme, maar ik vind zijn dwangmatige kant irritant. Laat mensen toch, denk ik dan.’

Wat heeft u van uw ziekte geleerd?

‘Als je ziek wordt, leer je beter zien wat de essentie van het leven is. Je beseft wat je over het hoofd zag toen je nog gezond was. Zelf kwam ik bijvoorbeeld achter de schoonheid van de natuur. Die had ik nauwelijks tot me laten doordringen, ook al liep ik dagelijks hard door de bossen. Wat je vooral niet wilt zien als je gezond bent, is de dood. Die beschouwen we als iets voor anderen. Dat is geen verwijt, want je moet daar ook helemaal niet dagelijks mee rondlopen. Ga maar zolang mogelijk uit van het eeuwige leven.’

Dan houd je jezelf toch voor de gek?

‘Ja, maar toch moet je die illusie koesteren. We kunnen dat, want ons besef van sterfelijkheid is vooral cognitief, niet gevoelsmatig. Natuurlijk, iedere dode in onze omgeving doet vreselijke pijn en op dat moment beseffen we: ‘Eens kom ik aan de beurt.’ Maar al vrij snel schakelen we over op: ‘Ik voel met best goed, er is toch niks ernstigs met me aan de hand?’ Dan wint onze overlevingsdrang het van ons besef van sterfelijkheid.

‘Door de lange duur van mijn ziekte ben ik weer gaan leven als de meeste mensen, namelijk alsof er geen einde aan komt. Waarom zou ik niet wereldkampioen prostaatkanker kunnen worden? Laat ik maar van het gunstigste scenario uitgaan. Natuurlijk besef ik mijn eindigheid, maar ik druk de dood graag uit mijn bewustzijn. Zolang je een gezond gevoel voor humor weet te bewaren, kun je er wat van maken. Al zijn de problemen waarmee ik te maken krijg, zoals ­incontinentie en problemen met ­seksualiteit, bepaald niet grappig.’

Zitten er aan uw verhaal nog losse eindjes?

‘Over mijn Joodse achtergrond zit ik nog met veel vragen, maar ik merk dat ik verder onderzoek uitstel. Stel dat ik van alles vind, dan kan het voelen alsof de puzzel is gelegd. Dat schrikt me af. Verder ben ik, naarmate ik ouder word, meer bezig met de vraag: wat heb ik bijgedragen? Ik heb veel gepubliceerd en afgrijselijk veel foto’s gemaakt, maar wat stelt het voor? Op zich kan ik best tevreden zijn, maar veel werk is toch ook weer snel verdwenen. Er zijn veel golven over het strand gespoeld, heel wat sporen zijn uitgewist. Ik voel me daar vaak melancholisch over. Maar dat is niet hetzelfde als somber. Ik houd nog altijd erg van het leven. Voor mij is melancholie schoonheid zien in het verdwijnen.’

ZIN VAN HET LEVEN

Journalist Fokke Obbema kreeg op 1 april 2017 een hartstilstand. In een reeks interviews gaat hij op zoek naar de zin van ons leven. Lees hier eerdere verhalen.

Lees verder…

Er moet een nieuw verdrag komen

Er moet een nieuw verdrag komen tussen Nederland en de republiek Indonesie.

10897335255?profile=original

10897414276?profile=original 

De verdragen zijn  een politieke modetrend geworden tegenwoordig. Op zich een goede overeenkomst waar je op land - of landen nivo keiharde afspraken vastlegt naar de toekomst toe.

De werking is net als in natuurkunde geënt op communicerende vaten. Met zo’’n verdrag wordt getracht om de rechten van de mensen te nivelleren. De culturen dichter bij elkaar te brengen, de gevoerde politiek op 1 lijn brengen, niet onbelangrijk de economieën doelmatig in stappen in elkaar te laten vloeien voor een gestaagde groei, en uiteraard de democratie verder gestalte te geven als het om de rechten van mensen gaat.

De bedenker van de Euro - Oud-premier Lubbers- had dezelfde missie voor zich zoals bovengenoemd. 1 Europa net als de Verenigde Staten. 1 Europa zou vele voordelen opleveren als wij naar VS kijken, maar VS kent niet de verschillende landen en een ieder met zijn eigen cultuur. Met Verdrag van Maastricht werd de Euro ingevoerd. Ambitieus werd dit Europroject opgepakt en door de strot van de Burgers geduwd. De Euro heeft de burgers alleen veel geld kost en in de ellende gestort, naast dat NL Overheid alles heeft weggesaneerd; In de zorg, scholen, Ouderen, en  veel geld dat naar Brussel gaat. Niet te vergeten als consequentie voorvloeiend uit het verdrag de tientallen miljarden om Griekenland te redden. Verdrag meldt dat ieder Lid van de Euro moet een lid in nood moet redden. Echter de burgers worden door politiek en de media nog verder dom gehouden, ook de goeroes uit de scholen van de economieën hullen in het zwijgen.

Hoe zit het nu met de waarde van onze bezittingen “Assets”? Als Nederland nu terugkeert naar de oude harde Nederlandse Gulden, is deze door de koers van de euro diep gevallen tot wel 45 %. Stel dat voor de invoering van de Euro uw huis 300.000 guldens bedroeg, is deze rond de 180.000 gulden waard. 120.000 gulden is aan de luchtbel van de Euro in rook opgegaan.

 

Wij hebben nog een verdrag dat het Traktaat van Wassenaar heet.

 Geratificeerd  door de regeringen van Nederland en Indonesie in 1966. Deze beoogde dezelfde ambities en intenties van de huidige president Jokowi voor het onderdeel hervormingen van toepassing op beide landen.

Het andere onderdeel financieel paragraaf hield in dat de republiek Indonesië 689 oude Nederlandse guldens diende te betalen aan het Ministerie van Buitenlandse zaken van Bert Koenders. Deze gelden hebben de bestemming voor het compenseren van de Indische Gemeenschap, die al hun bezittingen in het voormalige Indie hebben verloren, omdat deze het land moesten uitvluchten. De republiek heeft in 2001 de laatste termijnbetaling gedaan. Nimmer zijn deze gelden door NL Overheid uitbetaald aan de Indische Gemeenschap. Inmiddels is bedrag opgelopen door de rente op rente, en de invoering van de Euro op 2,4 miljard. Hierboven op komt dat de Indische Gemeenschap als vluchteling alles tot op de laatste cent hebben moeten terugbetalen  aan de Overheid voor: de overtocht, tijdelijk verblijf, en voorschot herinrichtingskosten dit in tegenstelling tot de huidige vluchtelingen. Om de Overheid tot de orde te roepen heeft de Indische Gemeenschap het Actie Comité TvW-66 in leven geroepen om de Overheid – Min. Buza – te sommeren om over te gaan tot uitbetaling.

Het verdrag van Oekraïne is nu in beeld.

Nederland zal eerst moeten beginnen om in de spiegel te kijken. Twee verdragen van het merk “Nederland” die bevolkingsgroepen in de ellende hebben gestort. In het bijzonder werd bij het Traktaat van Wassenaar de Indische gemeenschap als bevolkingsgroep hard getroffen dat nu 51 jaren wacht op hun eigen geld.

 

Sluiten nieuw verdrag tussen Nederland en Indonesie.

De communicerende vaten komen weer uit de kas. Indonesie heeft een economische groei van jaarlijks ruim 7`,7 % dit heb ik Jokowi persoonlijk zeggen in business forum in Kurhause in Scheveningen,  tegen Nederland nog geen 1%. Hier liggen mogelijkheden voor Nederlandse economie. De vele masterplannen in de republiek biedt Nederland voor meer dan ruim 100.000 arbeidsplaatsen tot 2027. De republiek weer kan haar infratrustructuur verbeteren en op een next level zetten. De intensiveringen van de betrekkingen en de banden die het verdrag traktaat van Wassenaar beogen, kan nu worden geconcretiseerd naar een gezamenlijke toekomst toe.

Maar eerst zal  het financieel deel uit het Traktaat Wassenaar uitbetaald moeten worden aan de rechthebbenden.

Lees verder…

ICM Archief : SCHERPE KRITIEK OP STAATSECRETARIS

10897295885?profile=original10897296273?profile=originalSCHERPE KRITIEK OP STAATSECRETARIS VAN RIJN OVER INDISCHE KWESTIE

Leo Tho Neijenhuis, voorzitter van de Bond van Ex-geïnterneerden en Gerepatrieerden Overzee (BEGO) heeft in een open brief scherpe kritiek geuit op staatsecretaris Van Rijn. Hij verwijt hem laksheid en loze beloften bij het afhandelen van de zogenaamde Indische kwestie die al sinds 1951 speelt. Van Rijn heeft de afgelopen 3 jaar tot 5 maal toe beloofd met maatregelen te komen en die voor te leggen aan de Tweede kamer, maar heeft dit nooit gedaan. Neijenhuis overweegt nu een klacht tegen de Nederlandse Staat in te dienen bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Hieronder is de tekst van de open brief te lezen.

TEKST OPEN BRIEF

"Maar al te graag had ik een positief bericht willen geven over de nu alweer 3 jaar durende onderhandeling met staatssecretaris Van Rijn over de z.g. Indische Kwestie. Nog steeds is er echter niets positief te melden, ondanks het feit dat deze staatssecretaris tot 5 maal toe aan de onderhandelaars van het Indisch Platform (IP) heeft beloofd deze zaak uit te willen werken en aan de Kamercommissie van WVC voor te leggen.
Als participant van het IP ben ik nauwkeurig op de hoogte gehouden, met steeds weer de mededeling dat wij ons nog even rustig moesten houden en dat wij geen overijlde reacties moesten geven aan onze leden. Er komt echter een moment dat er binnenin iets knapt en er geen energie meer over is om verder maar af te wachten. 

BELOFTEN POLITIEK

Decennia lang zijn er door allerlei politieke partijen beloften geuit om de Nederlands Indische samenleving het recht van een rechtvaardige behandeling te geven. Echter op het moment dat deze partijen regeringsverantwoordelijkheid kregen, lieten zij volledig afweten.
En ook nu, met behulp van een onverschillige houding t.a.v. de laatste nog levende oorlogsgetroffenen, gesteund door onwelwillende en tegenwerkende ambtenaren worden wij nog steeds aan de kant geschoven. Zelfs over de aantallen oorlogsslachtoffers die in Z.O.- Azië zijn gevallen wordt bagatelliserend gesproken, over de aantallen vermoordde slachtoffers tijdens de Bersiapperiode nog maar te zwijgen. Er waren voor de oorlog meer dan 300.000 Nederlandse burgers in Indië en ruim 20% is nooit teruggekeerd. Complete families zijn volledig verdwenen en nooit is er ook maar iets van hen vernomen. En maar volhouden dat er hoogstens zo’n 23.000 slachtoffers waren te betreuren.

SCHAAMTE NEDERLAND

“Nederland schaamt zich over haar koloniale verleden” kreeg ik te horen van een medewerker van het Nationaal Comité 4/5 mei. Ik zei hem dat Nederland zich moet schamen voor het verraad aangedaan aan de Joodse burgers tijdens W.O.- II en aan het verraad nà W.O.- II aan de Nederlands Indische samenleving. Immers tijdens de onderhandelingen in San Francisco (Peace Treaty) in 1951 over de herstelbetalingen die Japan zou opgelegd moeten worden, bezweken de onderhandelaars onder druk van de Amerikanen (overigens tot grote woede van de Britten). Uit het z.g. Yoshida – Sticker akkoord dat uiteindelijk werd afgesloten, kwam  een schamele tien miljoen dollar aan herstelbetalingen voort. In 1956 werd per persoon 325 gulden uitgekeerd (en velen hebben zelfs dat niet ontvangen), voor verlies van al hun bezittingen en het verblijf van ruim 3,5 jaar in Japanse concentratiekampen. En nog steeds tot vandaag de dag beroepen de opeenvolgende Japanse regeringen zich op dat akkoord, ondanks het feit dat er meermalen naar voren is gekomen dat dit schaamteloze akkoord opengebroken had moeten worden. De Nederlandse regering heeft toen voor de eerste maal, zonder ruggespraak met de Indische gemeenschap rechten weggegeven of overgedragen.

380 MILJOEN NIET UITGEKEERD AAN PARTICULIEREN

Bij de overdracht van Nederlands Indië in december 1949 werd de z.g. Wet op de Soevereiniteits Overdracht afgesloten. Via artikel 4, de Amnestie Ordonnantie werd een uitzondering gemaakt op het Internationale oorlogsrecht om te voorkomen dat over en weer blijvende beschuldigingen geuit zouden worden. Hiermee komen wij automatisch op het z.g. Traktaat van Wassenaar dat is overeengekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië op 7 september 1966. Het oogmerk van de overeenkomst was om met de afspraak over betaling van een lump sum door de Republiek Indonesië ervoor te zorgen dat in ieder geval nog een deel van de claims van de Nederlandse Staat EN van particulieren gehonoreerd zou worden. Het totaal bedrag zou om 600 miljoen gulden gaan. Opvallend is dat de Republiek Indonesië in termijnen van 1973 t/m 2003 689 miljoen gulden, inclusief rente aan de Nederlandse Staat heeft uitbetaald. 223 miljoen gulden was bestemd ter voldoening van een gedeelte van de claim die de Nederlandse Staat op de Republiek Indonesië had. Het resterende bedrag (van 466 miljoen -red.) zou worden uitgekeerd ter voldoening van claims van particulieren, maar wel met name als gevolg van nationalisering van bedrijven. Aan de oproep voor particulieren zou ruim bekendheid zijn gegeven door bekendmaking van de Verdelingswet in het Staatsblad, maar ook door publicatie in de landelijke pers. De landelijke pers? Jawel in het Reformatorisch Dagblad, maar wie las die krant eigenlijk en wie was geabonneerd op de Staatscourant? Uiteindelijk blijkt er rond de 86 miljoen gulden te zijn uitgekeerd aan particulieren, de rest ( 380 miljoen-red.) verdween in het bedrijfsleven en de Staatskas.

TWEEDE KEER RECHTEN WEGGEGEVEN

Feitelijk was dit de tweede keer dat de Nederlandse regering, zonder ruggespraak met de Indische gemeenschap hun rechten heeft weggegeven en aan zichzelf en het bedrijfsleven heeft overgedragen. Nederland had allang zijn schuld aan de Nederlanders uit het voormalig Nederlands Indië moeten voldoen door erkenning van hun schuld, maar door politieke onwil, die tot vandaag de dag nog steeds doorklinkt, is hier geen sprake van. De rechtsgeleerde prof.dr.mr. W.J. Vervaart stelde een aantal jaren geleden al vast dat “wat het naoorlogse rechtsherstel zo schrijnend maakte, was dat Nederlandse Staat in strijd met zijn eigen uitgangspunten van gelijkheid en solidariteit, de Joodse getroffenen niet op dezelfde wijze heeft behandeld als alle Nederlanders. Deze pijnlijke naoorlogse ervaring van voortgezet onrecht hebben de beroofde en berooide oorlogsslachtoffers uit voormaling Nederlands Indië in nòg sterkere mate moeten ervaren. De blijvende ongelijke behandeling tussen Joodse Nederlanders en de Nederlanders uit voormalig Nederlands Indië treft hen nog dagelijks.”

AANKLACHT TEGEN NEDERLANDSE STAAT

Bij dit alles ben ik mij gaan afvragen of er niet een aanklacht tegen de Nederlandse Staat voorbereid moet worden en voorgelegd aan de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. De opgestapelde leugens en verdraaiingen van de Nederlandse Staat, die gesteund wordt door politiek correcte, ethisch moralisten gaan veel te ver. Met ijver proberen zij de geschiedenis over hun koloniaal verleden weg te poetsen, zoals het opzettelijk vernielen en weggeven van de Indische archieven en het uit de geschiedenisboeken halen van 4 eeuwen koloniaal verleden.

Ook deze misselijk makende gedragingen van de Nederlandse Staat moeten wij wel degelijk gedenken bij het 70 jarige verleden van de capitulatie van Japan. Of zoals Hegel al zei: “Niet op de theorie moet je beoordelen, maar op praktisch handelen komt het aan.”

w.g. Leo tho Neijenhuijs,voorzitter BEGO

Meer informatie: info@pia-media.nl

Lees verder…

De buurman van Rudy Burgwal

10897303482?profile=original

De buurman van Rudy Burgwal            Door:  Herman Keppy

Gelooft u in toeval? Ooit vond ik in het Tropeninstituut toevallig een verwijzing naar de lezing van een Ambonese arts die in 1907 in Nederland woonde. Jaren later probeerde ik zijn geschiedenis te achterhalen en dat lukte wonderwel. Kon ook niet missen. Toevallig woonde ik in Amsterdam om de hoek waar hij ooit woonde, met zijn broer, eveneens arts. En op Ambon had ik, opnieuw toevallig, hun moeilijk bereikbare geboortedorp bezocht, toen ik nog niet wist dat dit hun geboortedorp was. Ik heb een dik boek over die broers kunnen schrijven: Tussen Ambon en Amsterdam.

 

Een lange inleiding naar de verhuizing die ik binnenkort ga maken. Al geruime tijd wil ik weer in Den Haag wonen, maar de laatste twee maanden heb ik er druk achter gezet. Websites in de gaten gehouden, gereageerd op leukuitziende woningen, zoals dat gaat. Tja, en dan blijkt het ene huis toch te klein, het andere in deplorabele staat, en de ideale woning gaat net aan je neus voorbij. Tot opeens: een huis in de Bomenbuurt. Ik zal u allereerst verklappen dat die huurwoning mij is gegund en dat ik binnenkort de sleutel krijg. Ik heb geen moment getwijfeld. Ook niet toen ik de andere kandidaten zag die eveneens graag wilden. Hé, dit is mijn buurt.

 

Gebroeders Poetiray

 

Niemand lijkt het meer te weten, maar vlakbij woonden bij het uitbreken van de oorlog de Molukse gebroeders Poetiray. Beiden trachtten Engeland te bereiken, de lange route over land. Donald werd opgepakt en belandde in Buchenwald. Zijn broer Henk kon neutraal  Zwitserland bereiken, raakte ongeduldig, trok over de Alpen en hij werd ingerekend door de carabinieri. Overgedragen aan de Duitsers en te werk gesteld in Berlijn. De broers stuurden brieven naar hun moeder in de Bomenbuurt en keerden na de oorlog terug.

Om de hoek in de Populierstraat daar woonde Indische mevrouw Burgwal met haar enig kind. Zoon Rudy wist met een eenvoudige boot naar Engeland te vluchten. Hij volgde een vliegopleiding bij de RAF en werd Spitfirepiloot. Hij haalde onder meer zeventien-eneenhalve V1 uit de lucht voordat die dood en verderf zouden kunnen zaaien op het Engelse vasteland. Zeventien zeker, de halve deelde hij ruiterlijk met een andere piloot die tegelijkertijd op de vliegende bom schoot. Rudy overleefde de oorlog niet, want in 1944 trof Duits afweergeschut zijn vliegtuig. Hij stortte neer in Normandië.

Zijn geschiedenis zou misschien zijn vergeten als de familie Leidelmeijer, van Haags restaurant Bami Kwa, zich niet na de dood van moeder Burgwal over de spullen van haar zoon ontfermden. Zij schonken zijn fotoalbum, zijn dagboek en de bronzen medaille aan het NIOD, Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocide studies. En ze lieten mij weten dat het daar lag.

  

Gebroeders Spook

 

Op een steenworpafstand op het Valkenbosplein verzamelde zich tijdens de oorlog een knokploeg om een kantoor met distributie-bonnen te overvallen. Allemaal Indische jongens onder leiding van de jonge jurist Rutger Webb. O ja, hoorde één Hollands meisje bij. Dat werd later de moeder van Ernst Jansz.

Ik ga straks winkelen in de Fahrenheitstraat waar de Indische gebroeders Spook met andere vaderlandslievende jongens een groep NSB-ers een lesje wilde leren. Helaas, op de daken stonden Duitse soldaten met mitrailleurs. De broers en vele anderen werden ingerekend. Toen de Spookbroers vrijkwamen uit het Oranjehotel, stond hun besluit vast: wij proberen Engeland te bereiken. Dat lukte. Een van de broers, Cor, vertelde mij het verhaal in Canada. Al wist hij niet meer in welke straat het NSB-incident had plaatsgevonden. Heb ik uitgedokterd. Hé, dit is mijn buurt.

Er woonden in de Bomenbuurt nog meer dappere Indische mensen. Ze zijn er niet meer. Sommigen, zoals Rudy Burgwal, overleefden de oorlog niet, anderen zoals de gebroeders Spook en Poetiray emigreerden zo gauw zij de kans schoon zagen. Maar hun verhalen zijn niet weg, want oom Herman schrijft ze op. En geen betere plek daarvoor dan de Bomenbuurt, waar het ooit begon.

Lees verder…

De staf van Prins Diponegoro

10897293881?profile=original De staf van Prins Diponegoro                  Door: Michel Maas en Lidy Nicolasen

 De pelgrimsstaf van prins Diponegoro (de Willem van Oranje van Indonesië), veroorzaakt 181 jaar na dato opwinding in zijn thuisland Indonesië. Volkskrant correspondent Michel Maas legt uit waarom en Lidy Nicolasen reconstrueert met de Nederlandse bezitters hoe de staf uiteindelijk kon terugkeren naar Indonesië.

De staf van Diponegoro staat stilletjes in een zijzaaltje van de tentoonstelling Aku Diponegoro (Ik Diponegoro). Piepkleine spotjes werpen een schemerig, bijna geheimzinnig licht op de staf. Spiegelwanden weerkaatsen het licht, maar het blijft te donker om er selfies te maken. Flitsen is verboden. Er zijn weinig bezoekers in de Nationale Galerie in Jakarta. De stilte in het zaaltje staat haaks op het rumoer dat de staf heeft veroorzaakt in de Indonesische media.

De terugkeer van Diponegoro’s staf, na 181 jaar, was groot nieuws. Het was bijna alsof de Javaanse prins en nationale held zélf een beetje was teruggekeerd. Grote kranten als Kompas en Jawapos besteedden er hele en halve pagina’s aan en maakten daarmee duidelijk dat deze staf veel meer is dan alleen maar een stok met een kunstig gesmede metalen bovenkant die lijkt op de zon of de maan of de aarde waarover de houder regeerde. Diponegoro gebruikte de staf als hij op bedevaart ging naar heilige plaatsen op Java – vooral in Yogyakarta. Daarmee heeft de staf zelf ook iets heiligs gekregen. Er liggen krachten in verscholen van een geschiedenis die teruggaat tot de Javaanse godenwereld.

    Prins Diponegoro

Held

Ook Diponegoro (1785-1855) is meer dan zomaar een prins. Hij staat in de Indonesische herinnering gegrift als de eerste en grootste held van de strijd tegen de Hollandse kolonialen. Prins Diponegoro is de Willem van Oranje van Indonesië. Bij hem begon volgens de geschiedenis-boeken de bevrijding. Alle schoolreisjes in Jakarta eindigen bij de cel onder het oude stadhuis waar de prins werd vastgehouden. Ieder schoolkind heeft wel een selfie met de tralies.

De terugkeer van de ‘Staf van Diponegoro’ uit Nederland was voor iedereen een grote verrassing. De makers van de tentoonstelling hadden die goed geheim gehouden, tot de avond van de opening. Twee nazaten  van gouverneur-generaal Jean Chrétien Baud overhandigden daar, in de Nationale Galerie, de 1.40 meter lange staf aan de minister van Onderwijs en Cultuur. De gouverneur-generaal had     het object 181 jaar geleden meegenomen naar Nederland, waar de familie langzaam vergat wat het eigenlijk was. Erika en Michiel Baud brachten de staf terug, en werden daarmee op slag lokale beroemdheden die overal door media werden gevolgd.

De staf kreeg zijn schemerige ereplekje op de tentoonstelling. De stilte daar ligt misschien niet alleen aan de duisternis. Misschien deinzen veel mensen ook een beetje terug om al te dicht bij de staf te komen. Je weet maar nooit. Het kan immers zijn dat de spirituele kracht ervan nog niet is uitgewerkt. Dat is iets waarmee je in Indonesië altijd rekening moet houden.

10897305674?profile=originalDe gevangenneming van Prins Diponegoro

Magie

Kompas, een serieuze en gerespecteerde krant, suggereert dat magie de reden was om de staf 181 jaar geleden aan gouverneur-generaal Baud te overhandigen. De Javanen wilden de Nederlanders betoveren: via de magische staf probeerden zij ‘de Nederlanders hun kracht af te nemen’, schrijft de krant. Dat is voor Indonesiërs niet zo raar als het lijkt. Magie speelt een grote rol in hun leven, tot op de dag  van vandaag. Zelfs presidenten hebben er last van. Om de hoek, in de grote zaal, hangt bijvoorbeeld het centerpiece van de tentoonstelling: het schilderij ‘De gevangenneming van Diponegoro’ door Raden Saleh, onbetwist de grootste schilder uit de Indonesische geschiedenis, de Rembrandt van Indonesië, en dit schilderij is zijn Nachtwacht. Het was er bijna niet meer geweest. Het schilderij hing jarenlang in  het presidentieel verblijf in Yogyakarta, maar ‘Ibu Ani’, de echtgenote van de vorige president Susilo  Yudhoyono, was er bang voor. Dat gevoel had zij wel vaker. Zij dacht dat de geschilderde personages ‘s nachts door het paleis spookten en kreeg daar echt kippenvel van. Het onbetaalbare schilderij werd toen liefdeloos in de kelder opgeborgen waar het ten prooi viel aan vocht, schimmel en ongedierte.

Besar Kepala

Bezoekers drommen nu samen voor het gerestaureerde schilderij. Monkelend wordt gewezen op de hoofden van de Hollanders op   het doek, die er een beetje opgeblazen uitzien. De schilder heeft ze met opzet iets te groot geschilderd, maar hij heeft dat zo subtiel gedaan dat het bijna niet opvalt. De Hollanders merkten het niet. Besar Kepala mompelt een bezoeker, en de anderen lachen. Besar Kepala (dikke kop) betekent in Indonesië arrogant of lelijk.  Om de staf van Diponegoro lacht niemand. Dit ‘belangrijke artefact van de Indonesische geschiedenis en het Indonesische volk’ (Kompas) blijft voortaan in de Nationale Galerie, waar het met grote eerbied wordt behandeld. Je weet immers maar nooit hoe sterk hij nog is. Het kostte wat tijd, maar de Nederlanders zijn uit Indonesië verdreven; wie weet heeft de magie echt gewerkt.

10897305492?profile=originalEen geschenk, geen roofkunst

In de hoek van de gang leunen een wandelstok, een speer en een ingeklapt antiek veldkrukje tegen elkaar aan. Erboven hangt een missiebusje. ‘Kijk, hier stond het ding. Op de muur zie je de afdruk nog’, zegt Erica Baud (64), net terug uit Indonesië. ‘Ik heb deze spullen uit het huis van mijn ouders. Niemand keek er ooit naar om. Ik nam ze mee omdat ik ze mooi vond’. Het ‘ding’ is de pas teruggevonden pelgrimsstaf van de in 1785 geboren Javaanse prins en vrijheidsstrijder Diponegoro. De prins is een nationale held aan wie op dit moment in Jakarta een tentoonstelling is gewijd. Samen met haar broer Michiel heeft Erica Baud de staf tijdens de opening van de tentoonstelling officieel overgedragen aan het Nationaal Museum. ‘Michiel hield een woordje en ik overhandigde de staf aan de minister van Onderwijs. Er stond een batterij fotografen en ik vergat de staf bijna los te laten. Het was een groots gebeuren, heel emotioneel.’ De staf komt uit de nalatenschap van haar voorvader Jean Chrétien

Baud. In juli 1834 werd hem als beginnend gouverneur generaal van Nederlands-Indië de 1,40 meter lange houten stok met zilveren beslag en een smeed-ijzeren schijfvormige kling, door een voormalige medestrijder van Diponegoro ‘in onderwerping’ aangeboden. De prins had de oorlog tegen de Nederlanders verloren en was gevangen gezet. Zijn bediende was met de staf aan de haal gegaan om die aan de Nederlandse machthebber te overhandigen na zijn overgave.

Sultans

Van oorsprong was de staf niet van de prins, maar van de Sultans van Demak, en dus veel ouder. Prins Diponegoro kreeg hem van een gewone Javaan. Hij droeg de staf altijd bij zich als hij op pelgrimstocht ging om de zegen van het Opperwezen te vragen voor zijn ondernemingen. Jean Chrétien Baud bracht de staf naar Nederland. Maar de kennis over het belang van de staf ging in de loop der jaren verloren. Dat veranderde vorig jaar zomer, vertelt nazaat van de vijfde generatie Erica Baud. Ze kwam in contact met Harm Stevens, conservator van het Rijksmuseum. Hij had in Bauds archief een beschrijving gevonden van de pelgrimsstaf. En dat niet alleen. Uit een briefwisseling bleek dat Baud de staf en andere voorwerpen had willen overdragen aan het Rijksmuseum en het Museum voor Volkenkunde in Leiden. Om onbekende redenen is dat nooit gebeurd.

Erica Baud: ‘Harm Stevens klopte bij een nicht aan, maar niemand van de familie wist er iets van. Er moest iets van een staf zijn. Ik zei: ik heb wel een paar dingen staan. Stevens kwam meteen kijken en toen hij zei dat het best dé staf zou kunnen zijn, heb ik hem meteen in bubbeltjesplastic verpakt en naar het Rijksmuseum gebracht. Toen we eenmaal de betekenis van de staf kenden, wisten we heel zeker: hij gaat terug naar Indonesië.’De staf komt uit het ouderlijk huis, dat is eigenlijk het enige dat Erica Baud zich herinnert. Zij en haar broers en zussen kunnen zich niet herinneren waar de staf al die jaren heeft gelegen of gestaan.

10897304677?profile=originalAankomst van Prins Diponegoro bij het Nederlandse gezag na zijn overgave.

Geschenk

‘Wij waren totaal verrast. Het is geen roofkunst, het is een geschenk, dat zei Stevens meteen. We hebben ook gezocht naar een notitie van Jean Chrétien Baud. Die was nergens meer       te vinden. Toen de staf onder   een sterke tl-lamp van het Rijksmuseum lag, vroeg iemand ineens: wat staat er op geschreven? We bogen ons allemaal naar voren. Bleek dat het briefje van opa op het houten kapje van de kling was geplakt. Het was in de loop der jaren helemaal bruin geworden. We hebben geprobeerd het te ontcijferen. Dat lukte niet helemaal, maar wat we konden lezen, overtuigde ons er nog sterker van dat dit de bedoelde staf was.’

Op de tafel van Erica Baud liggen stapels boeken over de voormalige kolonie. Allemaal in de loop der jaren aangeschaft. Indië keerde immers altijd terug in de familieverhalen. Ze toont het portret van haar voorvader, geschilderd door de destijds in Nederland en Duitsland beroemde Javaanse schilder Raden Saleh. ‘Een niet onaantrekkelijke man’, zegt ze. ‘Je wilt natuurlijk ook dat hij een niet al te onaardige man was. Uit wat erover hem is geschreven, blijkt dat hij, hoewel een koloniaal heerser, veel aandacht had voor de Javaanse cultuur en gebruiken. In Nederland werd hij minister van Koloniën en toen heeft hij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde opgericht. Een familieportret geschilderd door Raden Saleh hangt daar nu.’

Geen van de nazaten van Jean Chrétien Baud  heeft later bemoeienis gehad met Indië. De vader van Erica Baud stond weliswaar in 1949 op de nominatie als dienstplichtige te worden uitgezonden, maar dat is vanwege een ziekte niet doorgegaan. Zelf werkt Erica Baud met Nederlandse gamelangroepen, maar pas nu heeft ze ‘op onze bedevaartreis’ de plaatsen bezocht waar haar voorvader ooit de baas was en waar ook een doodgeboren kind van hem begraven ligt.

‘Mensen vragen me vaak wat ik met Indië heb. Nu kan ik ze vertellen over mijn bet- bet- betovergrootvader en de staf van Diponegoro.’

Dit artikel verscheen eerder in De Volkskrant, 25 maart 2015. 

Lees verder…

.helaas, zo ging dat.....

10897303671?profile=originalZo ging dat...helaas....

http://julieallebewijzen-buzzfeed.blogspot.nl/…/

1947-soedah… had de boodschap goed begrepen na haar aankomst eind 1946. Zwijgen over Indië en meehelpen met de wederopbouw van Nederland. Terwijl haar moeder en haar twee kinderen in een contractpension in Markelo verbleven was Julie begin 1947 op zoek naar werk in Amsterdam. Zij vond al snel een baan bij een Notaris kantoor aan de Vossiusstraat. Een paar maanden later leerde zij Anton kennen en zouden al snel gezamenlijk een etage betrekken aan de Amstel. In januari 1948 werd hun eerste kind geboren.

De inmiddels zo bekende ‘zwijgzaamheid’ van de eerste generatie gerepatrieerden en later de spijtoptanten uit Nederlands-Indië kan gerelateerd worden aan: de koele ontvangst door de Nederlanders, de discussies over ‘wat is een Indo’ een Nederlander of een Indonesiër (lees Socioloog Wertheim ‘ze moeten maar in psychoanalyse om te ontdekken dat zij Indonesiër zijn’). Hun Indische opvoeding die vaak conservatief was geweest en gebaseerd op gehoorzaamheid (je vader en de Europeaan weten het beter). De gerepatrieerde Indo's hadden een vaak zeer verschillende culturele achtergrond en kwamen zeker niet allemaal van het eiland Java. De nieuwe bewoners met een Indische achtergrond werd echter als één groepering met een grote culturele achterstand beschouwd. Betutteling was het gevolg.

Het merendeel van de Indo’s kreeg hierdoor het gevoel dat zij tweederangs burgers waren. Door dan maar te zwijgen, te gehoorzamen en hard te werken zouden zij op termijn wel een plaats in de maatschappij gaan veroveren. Het duurde echter soms jaren voordat Indische families een eigen huis en werk hadden gevonden. De Nederlandse overheid vindt echter nog steeds dat de 'inburgering' van de Indo's zeer geslaagd zou zijn. Opvallend vaak waren de Indo’s de bescheiden maar wél aanwezige gangmakers in het verenigingsleven wat weer langzaam op gang kwam toen de Nederlanders weer geld voor contributies hadden. In bijna elke vereniging in Nederland zitten wel een of twee Indo’s die op een bescheiden manier veel werk verrichten.

De opvang en hulp aan oorlogslachtoffers was vanaf 1945 langzaam op gang gekomen. Men had geleerd van de eerste wereldoorlog van 1914-1918 dat men wel degelijk aandacht moest besteden aan de individueel getroffenen ook als het een heel volk betreft. In de psychiatriese instellingen in Nederland werden veel Nederlanders verpleegd die niet alleen hun echtgenoot/echtgenote waren verloren maar soms ook hun kinderen of gehele familie. De huisartsen maakten melding van veel patiënten die klachten van depressieve aard hadden. De ontwikkeling van antidepressiva die aansloot op een goed onderzocht ziektebeeld moest nog op gang komen. Dus het advies was al snel ‘ach mevrouwtje van tobben wordt je ook niet beter’. Een goede “volksgezondheid” was immers hard nodig om het land weer op te kunnen bouwen. Het was ook nog de periode dat slachtoffers ‘recht op privacy’ hadden. In de tegenwoordige tijd is dat bijna andersom. De media zoals kranten en TV staan soms eerder dan de hulpverleners een drama ‘te verslaan’. Terwijl men zich vroeger schaamde voor een depressie kan men heden een groot arsenaal aan ‘hulp’ zoeken los van de tips en het begrip van familie en partners.

Terwijl veel gerepatrieerde Europeanen hun Nederlandse familie hadden kan dit niet gezegd worden over de Indo’s zoals Julie. Die had in Nederland alleen haar moeder en een verre aangetrouwde nicht. Over haar Vader was niets bekend geweest bij het Rode Kruis. De Indo’s moesten ook nog een zekere schroom overwinnen om naar de zo ‘Nederlandse’ artsen op bezoek te gaan. Zou de arts hun wel begrijpen en goed verstaan? Hoeveel Indo mannen en vrouwen de huisarts bezochten met depressieve klachten vanwege hun opspelende oorlogservaringen is niet echt bekend.

Als er indertijd een stichting ‘Soedah, laat maar’ was opgericht ipv bijvoorbeeld Stichting Pelita dan waren er zeker zo’n 150.000 Indo’s lid geworden. Hun passieve houding is pas vanaf eind jaren ’60 veranderd. De gordijnen van de huizen ging verder open en er kwam een periode dat er ‘leefkuilen’ en ‘knuffelmuren’ in zwang kwamen. Flowerpower, Peace en Love. Oorlogslachtofferhulp werd veranderd in erkenning en hulpverlening. Het sobere beleid van de jaren '50 bleek succesvol geweest. De sociale zekerheid nam toe en de sociaal-maatschappelijke veranderingen werden aangejaagd door de eerste naoorlogse generatie jongeren die de ‘grijsheid’ van de jaren ’50 als benauwd hadden ervaren en de liberale oprispingen van de jaren ’60 ten volle wilde benutten.

De Indo broers de Wolff scoorden in 1959 een eerste hit onder de naam de Blue Diamonds en Anneke Grönloh veroverde in 1962 met het liedje Brandend Zand de Nederlandse harten. De Indo muzikanten werden vanaf eind jaren ’60 steeds minder gevraagd en moesten plaats maken voor uit Engeland en Amerika afkomstige of door Nederlandse muzikanten geïmiteerde populaire (Pop) muziek. De bevolking was tussen 1945 en 1970 met drie miljoen inwoners toegenomen en de TV was van zwart/wit naar kleur gegaan. Door het Groot Indonesisch Kookboek van Bep Vuyk maakten vele Nederlanders kennis met de gevarieerde rijsttafels. Onder Indo’s en hun families met Nederlandse aanhang was de eerste Pasar Malem Tong Tong in Den Haag 1959 een groot succes. Ook het voorbereidend werk door Mary Bruckel-Beiten in de voorgaande jaren (waaronder de eerste grote Pasar Malam in 1958 en vergelijkbare evenementen in de jaren daar voor) en vele anderen zoals o.a. Tjalie Robinson die vonden dat het Indies (Indo) gedachtegoed bewaard moest blijven sloeg niet alleen aan bij de Indo's er kwamen ook steeds meer Nederlanders naar de Pasar Malam's.

De ‘zelfhulp’ onder de Indo’s kwam op gang door met elkaar in gesprek te gaan tijdens deze steeds populairder wordende evenementen. De menukaarten van de Chinese restaurants werden uitgebreid met Indische recepten die vergeten leken te zijn. De termen ‘Binnenkampers’ en ‘Buitenkampers’ werden nog niet openlijk gebezigd. Bijna geheel Nederland had immers buiten de gevangenis en concentratie kampen de oorlog doorgemaakt. En toch wilde men nauwelijks horen dat ‘de toestand’ op o.a. Java onvergelijkbaar was met de ‘verschrikkelijke jaren' tijdens de Duitse bezetting van Nederland. Koningin Wilhelmina heeft in November 1945 nog wel een heel lief briefje geschreven aan de ‘Kinderen die geïnterneerd geweest zijn’. De twee jonge kinderen van Julie en de vele andere Indo kinderen hebben dit lieve briefje nooit gekregen want zij waren immers nooit ‘geïnterneerd' geweest. Wilhelmina wist kennelijk ook niet dat veel kinderen opnieuw 'geïnterneerd waren in zogenaamde 'beschermingskampen'. De kinderen die wel geïnterneerd waren geweest zullen nog wel eventjes verbaasd zijn geweest over de opmerking over hun Moeders en (door omstandig heden elders geïnterneerde Vaders:
Wist de Koningin dan niet de er mannen/jongens en aparte vrouwenkampen waren geweest en dat veel geïnterneerde kinderen met name hun vaders nauwelijks herkenden als zij al verenigd werden? Willem Nijholt over het contact met zijn Vader na de oorlog; 'Mama hij zegt dat we naar bed moeten'. Was zij ook niet op de hoogte dat er géén Nederlands onderwijs aan de kampkinderen gegeven mocht worden. De 'buitenkamp' kinderen moesten net als Julie en alle andere buiten de kampen verblijvende Indo's zo snel mogelijk 'gejapaniseerd' worden.

Veelzijdig acteur Willem Nijholt leerde in de jaren '80 zijn publiek nog een Japans liedje om daarna pas te vertellen dat het een liedje was uit zijn kamptijd als jonge jongen. Nijholt in 1934 geboren in Gombong uit Nederlandse ouders, kwam op zijn achtste ook in een kamp terecht. Hoewel hij zei daar geen trauma's aan overgehouden te hebben, waren het wel vormende jaren. ‘Je slaat je jeugd over als je op je twaalfde dode mannen moet afleggen, terwijl je ook nog zo aan jezelf moet denken dat je daarnaast ook hun eten gaat ophalen, zodat je wat extra voedsel hebt’. Jaren later, in 2002 zegt hij:

"Het kamp, daar word ik vooral aan herinnerd als ik Japanse toeristen zie, of iets níet koop omdat het een Japans merk is. Laatst ging ik een grasmaaimachine kopen en ze hadden in de winkel alleen Japanse. Ik zei tegen Ben, mijn vriend: 'Ik doe het niet.' Maar ik kon niet anders, we hadden het ding nodig. Toen zei ik: 'Oké, dan zal deze Jap godverdomme voor míj werken.' Ja, en dat 55 jaar na dato.'' ''Ik heb er de laatste jaren weer meer last van. Een bitter gevoel, omdat ik door het kamp geen goede scholing heb gehad, omdat ik mijn moeder heb verloren...

Terwijl Willem Nijholt in een van de kampen verbleef leefde ‘buitenkamper’ Okke Norel in een boom.

De in Nederland aangekomen Indo’s hielden aldus noodgedwongen de lippen op elkaar . Er waren vanaf 1945 veel discussies op gang gekomen over wie ‘goed’ en wie ’fout’ in de oorlogsperiode was geweest. De Indo’s kregen vaak het verwijt te horen dat zij eigenlijk ook een beetje fout waren geweest. Zij hadden ‘hun’ land immers niet goed verdedigd en kwamen eenmaal Nederland aangekomen hun hand op houden. Ook de kinderen van Julie en Anton werden al op jonge leeftijd geconfronteerd met geheimzinnige uitspraken zoals ‘die melkboer daar is verkeerd geweest’. Of ‘oh, ben jij er een uit dat NSB gezin’! Nog in 1965 hoorde de kinderen over ‘die verkeerd geweest zijnde familie. ‘Ja daar, schuin aan de overkant!’ Wat de kinderen dan zagen was een grote vrijstaande villa met een mooi onderhouden tuin. Was dat huis betaald met oorlogsbuit? In die villa woonden ook kinderen met dezelfde leeftijd als de kinderen van Julie en Anton.

Natuurlijk vroegen de kinderen niets aan de kinderen van de villa maar je paste er wel voor op om het hen om te gaan. Pas jaren later hoorde je dan de achtergrond. Het was de grootvader van de villa eigenaar geweest die een rol in de NSB gespeeld zou hebben en met de moffen geheuld zou hebben. De Nationaal Socialistische Beweging van Anton Mussert die samen met de bezettende Duitsers het land wilde gaan regeren. Ja, die waren goed ‘fout’ geweest. Had de moeder van Charlotte ook niet meegelopen met de Indische NSB optochten in Bandoeng 1935 toen Mussert Indië bezocht? Julie was laaiend van woede geweest toen zij haar moeder in een bruin hemd voorbij zag marcheren.

Wie ‘goed’ was geweest kon rekenen op repatriëring naar Nederland. Dat ging echter niet vanzelfsprekend de Nederlandse regering was er logistiek maar ook psychologisch niet echt op ingesteld om hun ‘onderdanen die in den verre verbleven’ snel naar Nederland te halen. En wie zou de transportkosten moeten betalen? Nederland was immers zwaar ‘berooid’. Er was wel genoeg (geleend) geld om tussen 1945 en 1950 meer dan 200.000 militairen naar Nederlands-Indië te sturen. De Nederlandse politici waren echter wel zo ‘slim’ om er op toe te zien dat Nederlands-Indië zogenaamd autonoom was geweest waardoor de ‘eigen’ schulden waaronder de achterstallige salarissen en pensioenen van de Europeanen en Indo’s dus niet uitgekeerd behoefde te worden. Laat staan dat er sprake was van schadevergoeding vanwege het achterlaten van huizen

Foto :Station Utrecht 1956 - aankomst repatrianten uit Indië

De blogspot is uit de lucht gehaald en als ""gevaarlijk""aangegeven....vreemd!

Lees verder…

Mijn moeders Indië

Mijn moeders Indië

10897293855?profile=original

foto- Els Groos in haar geboortestraat in Cimahi

Ze werd er geboren, zat er als kind in een kamp, maar verder? Volkskrant-journalist Olaf Tempelman nam zijn moeder mee op herontdekkingsreis door het Java van haar jeugd.

Door Olaf Tempelman  

De hemel betrekt boven de Prins Hendriklaan, pardon, de Jalan Sudirman. Mijn moeder weet dat je nu een bananenblad moet plukken, onder een bananenblad blijf je even droog als onder een paraplu. Er was weinig dat ik minder met mijn moeder associeerde dan het bananenblad. Ik wist ook niet dat ze thuis was in tropisch riet, op Java het winkelassortiment kent en dat ze houdt van jeruk panas, heet sinaasappelsap.

Els Groos, mijn moeder

Els Groos, mijn moeder

Wat wist ik eigenlijk wel? Dat er op één fotootje na geen babyfoto’s van haar zijn, dat ze van sambal houdt en is opgevoed door Indische kindermeisjes, baboes, over wie ze met meer affectie sprak dan over haar eigen moeder. ‘Zo deed de baboe dat’, klonk het vaak. De baboe zei kasian! als je je knie openhaalde, de baboe kookte de heerlijkste nasi en hield een paraplu boven je hoofd als er druppels begonnen te vallen.  

Zoeken naar mijn moeders geboortehuis

De Jalan Sudirman is zo’n straat op Java die je in de 21ste eeuw nauwelijks kunt oversteken. Op busjes en betjaks volgen stromen brommers en scooters, bereden door gezinnen en vrouwen met baby’s aan de borst. In een moment van waaghalzerij slepen we mijn moeder de weg over. Behoofddoekte brommermeisjes remmen op het nippertje en lachen ons lief toe.

Wat doen we in dit verkeer? We zoeken naar mijn moeders geboortehuis. Google weet dat deze straat tot 1949 door het leven ging als de Prins Hendriklaan. Google liegt niet, want de huizen hier zijn op en top koloniaal, destijds wit, nu geel en groen en omringd door hekken. Zelfs modale Hollandse bouwsels zijn in trek bij beter verdienende Indonesiërs. In één van die huizen is mijn moeder geboren. Aan deze ooit idyllische weg moeten mijn grootouders gelukkige jaren hebben beleefd. Helaas voor mijn moeder vielen die voor haar geboorte.

Echte herinneringen

Ergens wilde ze haar geboorteland graag terugzien, ergens was ze er bang voor – een dubbel gevoel dat veel voorkomt bij eigenaars van een Indische jeugd. Het echte geboorteland bestaat immers niet meer.

Je kunt beter spijt hebben van iets wat je hebt gedaan dan wat je hebt verzuimd, zeggen ze. Mijn zussen en ik besloten met onze moeder op reis te gaan nu het nog kan. Dat vrienden de laatste jaren moeders verloren met latere geboortejaren dan 1942, was een aansporing. Heimelijk hoopten we uit de eerste hand dingen te horen over de laatste jaren van dat koloniale rijk waarvan Nederland met zo veel moeite afstand deed.

Mijn moeder behoort tot de laatste generatie met echte herinneringen aan dat imperium. Eind 1950 werd ze uit een inmiddels onafhankelijk Indonesië gerepatrieerd. De in Indië opgegroeide generatie van Hella Haasse en Rudy Kousbroek is Nederland de afgelopen jaren ontvallen. Als mijn moeders generatie er niet meer is, dan is Nederlands-Indië definitief iets van naslagwerken en archieven – en een land op papier is toch iets anders dan een land dat mensen zich nog kunnen herinneren.

Na 64 jaar terug

En zo zette mijn moeder na 64 jaar weer voet op Javaanse bodem. Vertrokken per boot, terug per vliegtuig. Vroeger was Jakarta minder heet, zegt ze als we uit de airco van de Soekarno Hatta Airport in het Indonesië van nu stappen: toen het hier nog Batavia heette, had je geen smog die blijft hangen tusssen wolkenkrabbers die hoger zijn dan die in New York.

Dichter bij haar geboorteplaats wordt het koeler. De weg slingert 150 kilometer door theevelden de bergen in. Tussen Bandung en Tjimahi (Cimahi) zit al het gemotoriseerde verkeer vast, anderhalf uur doen we over de laatste 25 kilometer. Tjimahi. ‘Een klein garnizoensplaatsje bij Bandung’, zei mijn moeder altijd over dat woord in haar paspoort. Het Tjimahi dat wij binnenrijden, heeft kilometerslange buitenwijken, groothandels, shoppingmalls en bijna een miljoen inwoners.

Ongepland kind

De oude koloniale straten zijn de enige lommerrijke. ‘Gek idee dat mijn moeder hier zwanger heeft rondgelopen’, zegt mijn moeder na enkele minuten stilte. Driekwart eeuw terug waren mijn grootouders hier totoks, ‘witten vers van de boot’. Een tropische tuin, een binnengalerij, baboes die dag en nacht klaarstonden – dat ze het hier heerlijk vonden, laat zich begrijpen.


Mijn grootvader vond in de malaise van de jaren dertig werk als verpleger bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Om zijn verloofde naar Indië te halen, moest die eerst trouwen. Omdat de bruidegom al in Indië zat, trouwde de bruid in haar eentje op het Haagse gemeentehuis – ‘met de handschoen’, in jargon. Belangrijker destijds was het kerkelijk huwelijk. Dat werd enkele uren na mijn oma’s aankomst in Tjimahi voltrokken in de katholieke kerk die er nog gewoon blijkt te staan, in de oude Prins Hendriklaan.

Kerkelijke huwelijken leidden in katholieke kringen van weleer meestal snel tot zwangerschappen. Lang niet altijd tot vreugde. Een eerste meisje, Eleonora Melania Maria Groos (Nony) werd geboren op 18 december 1940. Een tweede, Elizabeth Laetitia Maria Groos (Els), mijn moeder, volgde minder dan dertien maanden later, op 13 januari 1942. De Japanse invasie van Indië was in volle gang, mijn opa was gemobiliseerd en afwezig bij de geboorte. Dit kind was, alles wijst erop, niet gepland.

Urenlang in de tropenzon op appèl

In het licht van de geschiedenis bleek het extra onwelkom. Mijn moeder was een paar weken oud toen Nederland capituleerde en mijn grootmoeder met een grote én een pasgeboren baby uit de Prins Hendriklaan naar het verderop gelegen kamp Baros verhuisde. Vroeg in ’42 belandden bijna alle Hollandse vrouwen uit het garnizoensstadje hier achter prikkeldraad. In 1944 gingen ze verder, achterin een vrachtwagen, naar de door de Japanners afgezette wijk Tjihapit in Bandung. Vanuit Tjihapit volgde transport per laadbak naar Tjideng (Cideng) in Batavia.

In de oorspronkelijke woonwijk woonden in 1942 een paar honderd mensen. In kamp Tjideng zaten in 1945 ruim 10 duizend Nederlandse vrouwen en kinderen geïnterneerd. Hier beginnen de herinneringen van mijn moeder. De oudste is het hongergevoel, de één-na-oudste het samen met andere kinderen duiken naar citroenschilletjes op de grond.

Mijn jongste zus heeft een plattegrond van Tjideng uitgetekend. Het oude kamp valt vrijwel samen met een betere wijk in het Jakarta van nu. Die wordt, zoals dat gaat in dit deel van de wereld, 24 uur per dag bewaakt tegen armoedzaaiers uit een bewoonde vuilnisbelt verderop. In deze straten was mijn moeder een ondervoede peuter, over deze plek hoorde zij haar moeder een jeugd lang praten in monologen. Tjideng: urenlang stonden vrouwen daar in de tropenzon op appèl. Tjideng: daar moest je ‘kikkeren’ op bevel. Het kan niet anders of het was traumatisch voor mijn oma. In 1939 betrok ze een prachtig huis met bediendes, amper drie jaar later zat ze in een Jappenkamp met twee matig tot niet gewenste, kleine kinderen.

De smaak van chocola

Het moeilijkste, zegt mijn moeder terwijl schoolmeisjes uit het Tjideng van nu naar haar zwaaien, was dat zij en haar zusje in de verhalen van hun moeder nooit voorkwamen: meer dan ‘jullie zaten daar te spelen’, ‘voor jullie was het niet erg’, ‘jullie hadden geen idee wat daar gebeurde’ hoorden ze niet. De monologen hadden een vast einde: ‘Ik heb jullie door het kamp gesleept.’ Daar ging je je als kind extra schuldig van voelen.

Gezin Groos, 1946

Gezin Groos, 1946

Mijn moeders volgende herinnering is van na de Japanse capitulatie in augustus 1945: de smaak van chocola die werd uitgedeeld en het weldadige gevoel van een volle maag. Een paar maanden later kwam mijn grootvader terug uit Japanse krijgsgevangenschap. Mijn moeder herkende hem niet. Hoe kon het anders: ze had deze broodmagere man nog nooit gezien. Dat mijn grootmoeder in latere jaren telkens opnieuw zou vertellen dat ‘Elsje haar eigen vader niet herkende!’, deed deze onder een slecht gesternte begonnen verhouding geen goed.

Wanneer mijn grootouders precies zijn herenigd, is onduidelijk. Dat er in augustus 1946 een derde kind werd geboren, duidt op een hervatting van het katholieke huwelijksleven eind 1945. Wat de jaren erna fascinerend maakt, is dat mijn grootouders conform instructies van de Nederlandse overheid probeerden door te leven in ‘ons Indië’ alsof er niets was gebeurd. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, had Soekarno al de republiek Indonesië uitgeroepen. Onafhankelijkheid? Begin 1946 vestigde de familie zich in Soerabaja waar mijn grootvader weer aan het werk ging voor het KNIL. De vlucht van Batavia naar Soerabaja in een Nederlands militair vliegtuig, was mijn moeders eerste vliegreis, en de enige waarbij zij met de rug naar het raam tegenover soldaten zat.

Soerabaja, Soerabaja

‘Soerabaja, Soerabaja, met je zee en je hemel zo blauw.’ De zee die wij in Soerabaja zien is smerig en van een onbestemde kleur, onder de hemel hangt witte smog. De straten trillen, er verrijzen wolkenkrabbers, het verkeer zit vast. Ter verdediging van Anneke Grönloh: haar nummer-1-hit over deze idyllische stad is al 52 jaar oud.

Uit de zee die hier blauw was, viste mijn grootvader in 1946 een garnaal op van dertig centimeter. Mijn moeder heeft dat beest nog steeds op haar netvlies staan. Het plaatselijke Chinese restaurant had er veel Nederlands-Indische guldens voor over. De zee zo blauw zat ook vol haaien. Mijn grootvader assisteerde bij de amputatie van het been van een marinier die was gaan zwemmen – voor zijn kleuterdochters een even huiveringwekkend als fascinerend verhaal. Verpleegde opa in Soerabaja ook gewonde Nederlandse soldaten? Dat moet haast wel, want er werd in 1946 meer dan incidenteel gevochten.

Het probleem is dat we zo weinig van hem weten, van de vader van mijn moeder. Wat hij in krijgsgevangenschap heeft gedaan, wat hij heeft gezien van oorlogshandelingen – deze man was weinig mededeelzaam. Deze man was ook bescheiden en zelden aan het woord. Mijn grootmoeder voerde het woord, 98 zo niet 99 procent van de tijd. In haar monologen over Indië kon ze tot tien keer toe hetzelfde zeggen. Mijn grootvader luisterde en knikte, een filterloze sigaret in de hand. Ik heb dit tafereel een paar keer zelf aanschouwd voor zijn vroege dood in 1979, en ik moet altijd aan deze man denken als je weer eens leest dat mannen vroeger gezag hadden.

Gevechten

Deze gesloten man, honderd procent onder de plak, móet in 1946 in het militair hospitaal van Soerabaja bebloede Hollandse jongens op brancards hebben zien binnenkomen. Dat het KNIL in een strijd met de lokale bevolking was verwikkeld, vertelden de verplegers niet aan hun vrouwen en kinderen die in de rustige Nederlandse wijk hun tropenslaapjes deden. Mijn moeder herinnert zich de wilde kat die krijste in de uren dat ze de slaap niet kon vatten.

Herfst 1945 waren in Soerabaja gevechten uitgebroken nadat bevrijde Nederlanders hun vlag hadden gehesen op ‘hun’ Oranje Hotel. De daaropvolgende volksopstand was neergeslagen door Britse troepen die snel beseften hoe de wijzers stonden op de klok van de geschiedenis, en zich in 1946 door het KNIL lieten aflossen. Het Oranje Hotel bestaat nog, ingeklemd tussen betonnen nieuwbouw. Vandaag de dag heet het Majapahit. Het heeft vijf sterren en een Indonesische herdenkingplaquette op de plaats waar Nederlanders hun rood-wit-blauw hesen om duidelijk te maken dat ze terug waren – maar niet voor lang.

Voelden mijn grootouders dat ze hier minder welkom waren dan in 1938? Het kan niet anders. Voorvoelden ze dat het weleens snel afgelopen kon zijn met de Nederlandse heerschappij? Nee. In 1948 was de familie om medische redenen in Nederland; mijn grootvader kampte, toen al, met hartklachten, het in 1946 geboren zusje had Engelse ziekte. Bij de inhuldiging van Juliana in september 1948 stonden ze in Den Haag langs de kant van de weg. Mijn grootmoeder sprak toen woorden die mijn moeder zijn bijgebleven: ‘Kijk goed naar de Gouden Koets, want we gaan terug naar Indië en jullie zullen Nederland heel lang niet meer zien.’

Zusters Ursulinen-handschrift

Dat was minder dan zestien maanden voor de soevereiniteitsoverdracht! Die tekende Nederland, het is bekend, alleen onder zware druk van een zeldzaam eensgezinde internationale gemeenschap. Hoe konden mensen dat niet zien aankomen? Doordat de Nederlandse autoriteiten zo uit de pas liepen met de geschiedenis, waarschijnlijk. Het respect voor het gezag was in die jaren nog groot. Die deftige mannenstem van het Polygoonjourmaal die vertelde dat de orde in Indië was hersteld, die werd geloofd. De familie woonde aan de Gerth van Wijkweg in Batavia, vlak bij het Koningsplein, toen in december 1948 de tweede politionele actie begon.

Het waren heerlijke middagen aan de Gerth van Wijkweg in 1949. De meisjes waren amper in bed gestopt voor hun tropenslaapje of ze kropen door het raam naar buiten, de binnentuin in, waar ze mango’s plukten die ze op de grond fijnstampten en mengden met ketjap. Zo kreeg je een heerlijk goedje dat rudjak heet. Aan het eind van de middag gingen ze vaak ijs eten in ijssalons waar witten in 1949 nog werden bediend.

De katholieke meisjes uit Batavia zaten op school bij de Zusters Ursulinen, vlak bij het Koningsplein. De nonnen leerden mijn linkshandige moeder met rechts schrijven, door een bel aan haar linkerpols te binden. Ging ze in de fout, dan hoorden de zusters dat meteen. Maar met of zonder gerinkel, mijn moeders krabbels bleven afwijken van het befaamde, door Hella Haasse beschreven ‘zusters ursulinen-handschrift’.

Per betjak in haar mooiste witte jurk

Eerste heilige communie

Eerste heilige communie

Sancta Ursula. Dat staat in 2014 gewoon op de gevel van het schoolgebouw langs een verkeersader. Als mijn moeder de binnenplaats inspecteert met een overdekte galerij die dwars door een tropische tuin loopt, zien we waar we op hadden gehoopt: de pure herkenning van een plek van vroeger. De kathedraal waar ze in 1949 haar eerste communie deed, is er ook nog. Ze arriveerde per betjak in haar mooiste witte jurk. De rit ging dwars over het Koningsplein van Batavia. Een paar maanden later ging dezelfde rit over het Merdekaplein van Jakarta. Want op 27 december 1949 tekende Nederland de soevereiniteitsoverdracht.

Medan Merdeka, Vrijheidsplein. Op weg naar school zag mijn moeder Soekarno, nu staatshoofd van een onafhankelijke republiek, met een luidspreker in de hand een grote menigte toespreken. Ze herinnert zich ook de duizenden ruggen van moslims op het plein tijdens het vrijdagmiddaggebed. Het was nu 1950 en de grote geschiedenis was volop bezig de wereld van 8- en 9-jarigen binnen te dringen. In de loop van 1950 konden mijn moeder en haar zus niet meer alleen over het Merdekaplein naar school. Vanaf nu moesten de baboes mee, als bodyguards. Geruchten over ontvoeringen van witte kinderen verspreidden zich als lopend vuur door de Nederlandse gemeenschap. Rijen baboes leverden de kinderen om zeven uur ‘s ochtends op school af en wachtten ze op voor de middaghitte begon. Die lieve baboes deden alles om alles hun solidariteit met de Nederlanders te betuigen. ‘Onze baboe sprak het woord Merdeka altijd heel boos uit’, herinnert mijn moeder zich, ‘na het woord Merdeka spuwde ze twee keer in haar handen.’

Zonder bewaking

Medan Merdeka – 64 jaar later kan mijn moeder er weer zonder bewaking overheen. Noem het een vreemde ervaring. Dat komt vooral door het Monumen Nasional, gereedgekomen in 1975, dat met een hoogte van 137 meter nogal in het oog springt. ‘Vroeger was dit een pléín’, zegt mijn moeder, ‘nu is het een open vlakte rondom die enorme paal.’

In de tweede helft van 1950 veranderde het gezinsleven snel. Eerst kwam er een einde aan de zondagse uitstapjes naar een populair stuk strand dat Palm Beach heette. Reden: daar waren op klaarlichte dag witten vermoord. Onbekommerd winkelen was er ook niet meer bij. Steeds meer middenstanders weigerden nog aan witte klanten te verkopen. In november 1950 kreeg de familie levensmiddelen bezorgd door het leger.

Kort voor de repatriëring mocht mijn moeder met haar vader mee naar een begraafplaats buiten Jakarta. Mijn opa droeg een fototoestel om zijn nek en speurde met een lijst namen in de hand naar graven. ‘Waarom moet je die fotograferen, papa?’, vroeg zijn dochter. ‘Daar liggen dienstplichtigen die vorig jaar zijn gesneuveld’. ‘Voor wie zijn de foto’s?’ ‘Voor hun ouders. Die zullen hier nooit komen, maar die willen wel graag een foto van het graf van hun zoon.’

De dood ingestuurd

De dienstplichtigen van 1949: ze werden de dood ingestuurd in een strijd waarvan destijds bijna de hele wereld schande sprak. Tegenwoordig is hun laatste rustplaats één van de zeven Nederlandse erevelden op Java. Mijn moeder loopt hier tussen dezelfde graven als toen en hoort dezelfde krekelgeluiden. Hoe anders is de omgeving: in 1950 lag het veld in tropische natuur, nu is het aan de vier zijden omzoomd door wolkenkrabbers.

In de winter van 1951 woonde het gerepatrieerde en nu uit zes personen bestaande gezin achtereenvolgens in een hotel in Doorn en in een huisje in Amerongen, een tijd die mijn moeder zich herinnert als, nou ja, akelig. De kou was snijdend, het eten smakeloos, de Hollandse kinderen waren meedogenloos. Op school werden de witte tropenmeisjes uitgescholden voor ‘bruine beren’ en ‘poep-Chinezen’.

Volgend trauma: het sloven voor mijn grootmoeder, die onthand was zonder baboes en haar twee oudste dochters aan het werk zette. Leven in Nederland, dat bleek op je knieën de vloer schrobben van koude kamers. Vijftig jaar later zat mijn grootmoeder, de 90 voorbij, in een randstedelijk verpleegtehuis en deelde daar dermate veel instructies uit dat haar dochters de vraag kregen: ‘Heeft ze soms dienstmeisjes gehad?’ Hun antwoord: ja, tot 1951 had ze baboes, na 1951 had ze dochters.

Baboe

In Indië was het leven fijner geweest, voor alle gezinsleden. Mijn moeder miste de baboes op een andere manier – affectief. Die baboes, die deden wat haar moeder nooit deed, je knuffelen en troosten. Tegen de baboe kon je je aanvlijen, bij de baboe kon je uithuilen. Vrij snel na repatriëring bleek dat de baboes ook een buffer waren geweest tussen mijn grootmoeder en de kinderen die ze door het kamp had gesleept. In Nederland verhardden de verhoudingen, vooral die met mijn moeder – het kind dat op het slechtste moment was geboren en ook nog eens geneigd was tot tegenspraak. Om twistgesprekken te beslechten, had mijn grootmoeder maar één zin nodig: ‘Ik heb jou door het kamp gesleept.’

Ik heb het haar zelf horen zeggen, op één van die jaarlijkse bezoeken in de jaren tachtig. Mijn moeder zag er steevast als een berg tegenop, wij voelden ons steevast ongemakkelijk. Mijn oma praatte doorgaans anderhalf uur achter elkaar, zei dan drie, vijf of zeven keer hetzelfde over Tjimahi, Tjihapit en Tjideng, vroeg niets aan mijn moeder en niets aan ons. Daarna gingen we weer weg, voor een jaar, of voor twee jaar.

Desalniettemin: die zin waarmee ze haar Indië-monologen bijna ritueel beëindigde, is een historisch feit. Ze gíng met twee baby’s het kamp in en kwam er, na bijna vier jaar omringd te zijn geweest door kindersterfte, met twee kleuters uit.

Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat

In het busje naar het vliegveld kijkt mijn moeder naar de wolkenkrabbers, de smog en de natte bananenbladeren. Ben je nou blij dat je nog een keer bent teruggegaan?, vragen we. Ja. Dat ze veel Indië meedraagt, dat wist ze wel, maar ze was niet gewend erover te praten: bij haar thuis bestond alleen het Indië van iemand anders. Dit was nu eens een keer háár Indië. Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat. Voor ze de vertrekhal inloopt, ademt ze nog een keer de lucht in die voor tropenmeisjes nooit buitenlands wordt.

x

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Volkskrant, 21 februari 2015.

x

Lees verder…

Indonesie kapt er lustig op los

Indonesie kapt er lustig op los 

10897303275?profile=original

Nieuwsartikel - 23 februari, 2015
Ruim een jaar geleden presenteerde Asia Pacific Resources International (APRIL) een nieuw ‘Duurzaam bosbeheerplan’. De Aziatische pulp- en papierproducent beloofde serieus werk te maken van de bescherming van de Indonesische bossen. De realiteit blijkt helaas anders…

We hadden er al niet veel vertrouwen in. APRIL heeft eerder mooie beloftes gemaakt én gebroken. Al in 2004 beloofde het bedrijf in vijf jaar tijd te stoppen met ontbossing voor de productie van papierpulp. Je voelt ‘m al aankomen: de mooie woorden bleken in praktijk nog geen cent waard.

 

Het kappen gaat door

Ook nu belooft APRIL veel, maar tegelijkertijd is deze papier- en pulpgigant van plan tot 2019 door te gaan met het kappen van de Indonesische bossen. Het bedrijf weigert ook te stoppen met het afwateren van veengronden, ondanks dat dit leidt tot bos- en veenbranden.

Het afgelopen jaar hebben we de activiteiten van APRIL op Padang Island, voor de kust van Sumatra, in de gaten gehouden. De foto’s laten nog maar eens zien wat de praatjes van APRIL waard zijn. Zolang ze niet gedwongen worden te stoppen zal dit bedrijf net zoveel Indonesisch regenwoud kappen als het kan.

Bekijk hier de volledige fotoserie:

 

Goede voorbeeld

Twee jaar geleden gaf Asia Pulp & Paper, een grote concurent van APRIL al het goede voorbeeld, door niet langer te ontbossen. Het bedrijf kwam tot deze stap na jarenlange campagnes van Greenpeace en andere organisaties. Onder druk van miljoenen supporters wereldwijd verbraken grote afnemers en financiers van APP zoals Unilever, Douwe Egberts en ING hun banden met het bedrijf. Het bedrijf kon niet anders dan haar beleid verduurzamen.


Dat is dan ook precies wat klanten en financiers van APRIL nu moeten doen: zeg de contracten op tot dat het bedrijf écht verandert. De omstreden papiergigant wordt onder meer gefinancierd door banken als Santander en de Nederlandse ABN AMRO. Pijnlijk, want ABN AMRO schrijft zelf voor dat zij niet betrokken wil zijn bij transacties die leiden tot de vernietiging van kostbare ecosystemen. Greenpeace is in gesprek met ABN AMRO en het lijkt er op dat de bank deze zaak serieus oppakt. We hopen snel te horen hoe ABN AMRO er voor gaat zorgen dat ze niet langer bijdragen aan ontbossing.

Lees verder…

10897281292?profile=original10897239901?profile=originalGroningen gaat ten gronde door ontbreken Kabinet visionaire missie.
Reactie van Min. uit Indonesie.

Tegenwoordig door de Internet zijn alle ontwikkelingen te volgen. Zo stuitte ICM als redactie op de Mega Masterplannen die het Kabinet van de Indonesische regering ontwikkelde. Masterplannen met grote investeerders uit het buitenland die de infrastructuur, sociaal en economisch naar een hoger plan tilde. Iedereen profiteert hiervan.
Heeft Indonesie Nederland ver achter zich gelaten als het om Mega Master plannen  ontwikkelingengaat ?

Ja, kan hier resoluut op worden geantwoord.


Henk Kamp is nu al een jaar bezig om de “Quatar & Dubai “ te redden daar lijkt op. Kan hier van zijn collega’s in de republiek Indonesia wel wat van leren, die wel duizenden provincies met een populatie van 251 miljoen besturen. Sinds het vertrek van de Nederlanders uit het voormalige Indie is dit land sterk ontwikkeld, en met grootste economische groei ruim 7,8 % op bevolking van 250 Miljoen, en Nederland 1,2 op 16 miljoen.


Henk Kamp en de zijnen lijken totaal visieloos te zijn. De geschiedenis van de provincie Groningen laat zien dat gedurende 55 jaren de Dubai & Quatar is van Europa. Nederlandse huishoudens als Europese huishoudens zijn afhankelijk van deze rijke energie bron, waar provincie Groningen niets voor terug heeft gehad. Geen voorzieningen zoals in Dubai & Quatar o.a.: gratis zorg, gratis school etc.. In tegenstelling verzakte bodem gepaard met dagelijkse aardlaag verschuivingen die zorgen dat infrastructuur en gebouwen doen in storten. Hun leven van de ene dag in een hel veranderde, net zoals de Indische Nederlanders toen Koningshuis Japan de oorlog verklaarde, zie hun lot nu anno 2015 hoe Martin van Rijn dit oppakt of liever gezegd wegvlucht!

55 jaren wordt het rijkelijk energie uit deze bodem gehaald, die langzaam zorgt dat de druk wegneemt en verschuivingen te weeg brengt die uiteindelijk resulteren in aardbevingen, en verwoestingen van gebouwen en infrastructuur.

De geschiedenis heeft geleerd hoe het Kabinet omgaat met problemen die te wijten zijn aan visieloos zijn van een Nederlandse regering. Neem het voormalige Indie, dankzij het wanbeleid en oorlogsverklaring aan Japan, en later niet erkennen van de republiek Indonesia heeft ze haar onderdanen in Indie - De Indische Gemeenschap, die met 341.000 het land Indonesie moesten verlaten tot anno 2015 - in de steek gelaten door steeds onderzoekcommissie in te stellen. Dit begint nu ook aan de oppervlakte te drijven wat de provincie Groningen betreft.

Correspondent uit Indonesie mailde de ICM redactie :
Provincie Groningen heeft ruim 55 jaren rijke energie bronnen geleverd voor alle huishouden in West – Europa, dit is een harde constatering. De minister Kampt richt zich puur op quick en dirty oplossingen, terwijl dit probleem op een doelmatige wijze vraagt naar alle partijen toe. Shell (Nederlandse regering) zijn afhankelijk van de inkomsten voor de begroting van de Nederlandse regering, en is verplicht te blijven leveren aan alle huishoudens in West Europa. Waarom wordt nu NIET  alle opbrengsten direct aan de provincie Groningen beschikbaar gesteld om de Infrastructuur en de gebouwen te herbouwen als aardbevingsbestendig zoals die landen waar aardbevingen aan orde dag zijn o.a. Japan. Hiervoor een megaplan ontwikkelen. Dit zal resulteren dat infrastructuur en gebouwen bestendig blijven tegen de aardbevingen, die zullen blijven in de toekomst. De Groningse Economie zal weer gaan aantrekken en de werkloosheid zal dalen. Niet onbelangrijk de leveranties aan alle huishouden zullen blijven behouden, en uiteraard ontwikkelingen van alternatieve bronnen. Ten slotte niet afhankelijk te zijn van Poetins gas.
In die 55 jaren is ruim 700 miljard verdiend (BNP = 248 miljard). 
Trima Kasih banjak!

Lees verder…

Nasi Goreng

10897293058?profile=original

Recept van de maand   Nasi Goreng

Nasi goreng werd in Indië altijd gegeten als er van andere maaltijden restjes over waren. Restanten rijst, vlees, enz. werden samengevoegd  tot een “kliekjesmaaltijd”. Volgens deze zelfde formule kennen we uit Spanje ook de Paëlla. Sinds de komst van Indische mensen naar Nederland vlak na de Tweede Wereldoorlog, is de Nasi een eigen leven gaan leiden en staat het regelmatig bij vrijwel iedere Nederlander op het menu. Een goede nasi is echter een ware traktatie.

Ingrediënten:                      

500 gram rijst, 400 gram (restjes van) vlees, kip, ham in kleine blokjes, garnalen, enz. 4 eieren, 300 à 400 gram groenten (witte kool, prei, peen, sperziebonen, doperwtjes, of wat u maar voor handen heeft. 200 gr. taugé, 200 gram gesnipperde uien, 2 el. gehakte bladselderie, 4 teentjes gehakte knoflook, 1/2 blokje trassi, 2 lomboks of sambal oelek/badjak, 2 tl. djahé, 2 à 3 el. ketjap manis, 1 el. gula djawa (palm- of bruine suiker), snufje zout.

 

Bereiding:                          

Kook de rijst goed droog en laat ze afkoelen. Liever nog gebruik de overgebleven rijst van de vorige dag. Maak van de eieren twee mooie dunne omeletten met een snufje zout, rol ze op en laat ze afkoelen. Snipper de uien, snijd de andere groenten zeer fijn, evenals het vlees en fruit alles samen met alle kruiden aan in een wok in wat olie, behalve de ketjap, taugé en de fijngehakte selderie.  Laat de groenten echter niet gaar worden. Doe dan de rijst in kleine hoeveelheden erbij en warm alles goed door, maar voorkom dat het gaat koken, zodat de groenten knapperig blijven. Schep alles voortdurend goed om. Maak de nasi af met de ketjap en meng er vlak voor het opdienen de selderie en de taugé door. Snijd nu de afgekoelde omeletten in dunne ringetjes en serveer dit aan tafel erbij om over de nasi te strooien. Serveer met wat atjar ketimoen, kroepoek en wat extra s

Lees verder…

10897290267?profile=originalVerhaal regering blijft overeind in rapport Molukse gijzelingsacties             Door:  Ana van Es

Het regeringsverhaal uit 1977, dat bij de bestorming slechts 'beheerst geweld' is gebruikt, blijft ook na onderzoek recht overeind staan. Dat zegt Karel Monsjou, de vader van een omgekomen gegijzelde. Hij is medio november 2014 als een van de eersten bijgepraat over de uitkomsten. Op 18 november presenteerden minister Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) en minister Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) een onderzoek naar de bestorming van de door Molukse jongeren gekaapte trein bij De Punt.

Dat het regeringsverhaal uit 1977 overeind blijft, bleek eveneens uit uitspraken die toenmalig minister van Justitie Dries van Agt (CDA) deed in De Telegraaf.  Ook hij was bijgepraat over de uitkomsten van het onderzoek en er was volgens hem geen bewijs van doelbewuste executies door mariniers die een einde maakten aan de Molukse treinkaping bij De Punt in 1977.

Zorgelijke gezichten bij Premier Den Uyl en Minister Van Agt

'Het is allemaal zoals ik al verwachtte. Ik ben met een sereen gemoed thuisgekomen’.
Bij de beëindiging van de trein-kaping kwamen zes Zuid-Molukse kapers en twee gegijzelden om het leven. De destijds officiële regeringslezing van Van Agt (1977) ligt sinds anderhalf jaar in de Tweede Kamer onder vuur. Maar de onderzoekscommissie past voor deze kritiek, zegt Monsjou, die zijn 20-jarige dochter Ans verloor bij de bestorming. 'Ze verwijzen steeds weer terug naar wat Van Agt indertijd heeft gezegd.'

Monsjou, zelf een oud-militair, verdenkt mariniers ervan dat ze het vuur hebben geopend op het portaal waar zijn dochter sliep, hoewel ze dankzij een warmte-camera en afluisterapparatuur van haar aanwezigheid op de hoogte hadden kunnen zijn. Maar de onderzoekscommissie maakte hem niet veel wijzer. 'Eigenlijk hebben ze niets nieuws verteld. We hebben altijd gewacht op een woord van sorry, en nu hebben we nog steeds geen excuses gehad.'

 

De presentatie van het onderzoeksrapport vond plaats onder strakke regie. In besloten sessies van een uur werden    eerst de mariniers, de Molukse gemeenschap en ex-gegijzelden bijgepraat. Molukse nabestaanden van de zes omgekomen kapers zijn ook uitgenodigd, maar zij weigeren te komen.  Via hun advocaat Liesbeth Zegveld stelden ze eerder deze maand de staat aansprakelijk voor 'executies'. 

Aan het einde van de middag volgde de onthulling van een animatiefilm door beide ministers, waarin te zien is hoe de bestorming van de gekaapte trein door Nederlandse mariniers op 11 juni 1977 volgens de onderzoeks-commissie is verlopen. Vervolgens werd het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd.

Ik heb nog nooit gehoord: excuses meneer Monsjou

Of: ‘sorry, maar er was geen alternatief.' Karel Monsjou (83) wacht  al  sinds  1977  op  uitleg

waarom zijn dochter Ansje, passagiere in de gekaapte trein bij De Punt, bij de bevrijding is omgekomen. Hij voelt zich door de overheid 'onbeschoft' behandeld.

Maar dan, na 37 jaar, lijkt er toch tekst en uitleg te komen. Dinsdagmiddag staan er twee ambtenaren van het ministerie van Veiligheid en Justitie bij hem op de stoep. Ze hebben onderzoek gedaan naar de beëindiging van de treinkaping. Monsjou werd  als eerste over de conclusies geïnformeerd, in een privégesprek. Andere betrokkenen werden pas later bijgepraat, op de dag dat het onderzoeksrapport verschijnt.

Ja, het zou kunnen dat hij nu eindelijk te horen krijgt: waarom is zijn dochter bij de bevrijding doodgeschoten, als een van de twee gegijzelden? 'Ik hoop dat de waarheid boven tafel komt, dat men er niet weer iets van maakt', zei Karel Monsjou. Zijn dochter Ansje vierde haar 20ste verjaardag in de door Zuid-Molukkers gekaapte trein. Van haar laatste drie levensweken heeft hij alleen nog een tekening, gemaakt door een ook gegijzelde leraar. Hij zag haar zitten in de coupé, schetste een portret. Toen de trein bevrijd was - hij vrij      en Ansje dood - kwam hij het langsbrengen. 'Die tekening is voor ons erg waardevol.'

Ansje sliep die laatste nacht op een portaaltje tussen twee coupés, met een andere gegijzelde jonge vrouw. Precies dat portaal is bij de bestorming zwaar onder vuur genomen. 'Ze zat in een compartiment dat door mitrailleurs is geraakt, daar kom je niet levend uit.' Maar waarom is er geschoten, terwijl zij daar lag? 'Ik ben haar vader, ik wil alles doen om de waarheid te achterhalen.' Het weekend voor de kaping logeerde ze bij een vriend. Wist hij niks van. 'Dat mocht niet.' Het kwam uit toen bleek dat ze maandag in de gekaapte trein zat, onderweg naar Groningen. 'Ze moet zoveel spijt hebben gehad.' Ach, zoals hij en zijn vrouw in de rouwadvertentie stelden: ze genoot 'van het leven en haar vrijheid.'

De doorzeefde trein na de aanal door de mariniers.

Rauwe mededeling

Hij neemt zich voor: zo meteen zal hij die twee ambtenaren van Justitie niets verwijten. 'Het zijn juristen hè. Ze worden alleen gestuurd. Zij kunnen ook niet helpen wat er is gebeurd.'
Maar zoals de overheid zich opstelde, dat is 'diep droevig'. Op zaterdag 11 juni 1977 staat hij kort na de bestorming van de trein in het opvangcentrum voor slachtoffers in Groningen. Karel Monsjou denkt: zo meteen sluit ik mijn dochter in de armen. Komt een man van de spoorwegpolitie naar hem toe. 'Hij tikt me op de schouders en zegt: 'Ansje is dood.' Zo hoef je dat toch niet te zeggen?'

'Daar stond ik dan, met mijn twee zoons, midden in dat opvang-centrum. Niemand bekommerde zich om mij. Zelfs de taxi terug naar Eibergen, waar wij woonden, moest ik zelf betalen. De crematie van onze dochter hebben we ook grotendeels zelf betaald. Uitleg is er niet gegeven.' Een arts praat hen later bij over de doods-oorzaak, in een restaurant 'tussen de koffiedrinkers'.

Monsjou is zelf militair. Hij weet: de mariniers hadden warmte-camera's. Daarop moet te zien zijn geweest dat zijn dochter in het portaal sliep. In de trein was afluisterapparatuur. 'Een militair van verbindingen vertelde me: er is een gesprek afgeluisterd met mijn dochter waarin ze zei: 'Laten we vluchten.' Ik denk dat ze wisten dat ze in het portaal zat, maar desondanks het vuur hebben geopend.'

Pantserwagens bij De Punt

Zullen de twee ambtenaren van Justitie hem na 37 jaar nu echt bijpraten? Hij laat ze binnen. De voorzitter van de onderzoeks-commissie, Jan Tom Bos, lijkt niet onaardig. Zijn collega, ook een jurist, 'die knikt dapper van ja.'
Hij is voorbereid op elk nieuws. Hij kent de roddel - doorverteld tot in de regering Den Uyl - dat Ans, een meisje met Indische wortels, in het portaal sliep omdat ze geflirt zou hebben met een Zuid-Molukse kaper. Onzin, lijkt het hem, maar stel dat zoiets wel waar zou zijn, dan wil hij dat weten. 'Als het zo zou zijn, dan deed ze het misschien om de trein uit te komen.'

Van Agt, indertijd minister van Justitie, hield altijd zijn kaken op elkaar. 'Die geeft geen krimp. Ik vroeg hem: zou u de bestorming hebben laten doorgaan als úw dochter in de trein zat? Zegt hij: het moest wel. Nou, dat is onzin. Als zijn dochter in die trein had gezeten, had hij het niet gedaan.'
Maar nu hoopte Karel Monsjou  van de twee ambtenaren op huisbezoek eindelijk te horen: waarom openden militairen het vuur op mijn dochter, terwijl ze te zien was op warmtebeelden? Maar nee. Ook na 37 jaar en hernieuwd onderzoek komt de overheid niet met meer uitleg over de dood van zijn dochter. 'Ze verwijzen steeds weer terug naar wat Van Agt indertijd heeft gezegd. Ze hebben niets nieuws verteld. Ja, dat ze op het balkon sliep, dat wisten we al. We hebben altijd gewacht op een woord van sorry, en nu nog steeds hebben we geen excuses gehad.'

Waarom is het filmpje van de treinkaping bij De Punt geheim?

De onderzoekers van minister Opstelten bekeken een Kodak film in de winter van 2013-14. Op de film, jarenlang weggesloten in de kluis, is dit te zien: weilanden, een boerderij, een snelweg, een kanaal, een boerderij, meer weilanden. Nee, concludeerden de onderzoekers, deze film zal niet de waarheid dichterbij brengen over het doodschieten van de Molukse treinkapers door Nederlandse mariniers in 1977. Maar als er alleen weilanden op staan, waarom zit deze Kodak film dan tussen gevoelige dossiers over de treinkaping bij De Punt, en zal de band pas in 2052 officieel openbaar worden?

Maanden nadat de onderzoekers vertrokken zijn, bekeken technici van het Fries filmarchief de band opnieuw. 'Kijk, de perforand'. Daar zitten witte stukjes tussen. Met andere woorden: de film lijkt wel een kopie. Daarmee is niet        uit te sluiten dat delen van             de oorspronkelijke inhoud zijn weggevallen. Of zoals Sydse Wiersma, hoofd van het Fries filmarchief, zich afvroeg: 'Is er iets gewist?'

Woensdag 19 november 2014 presenteerde minister Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) een rapport over de bestorming van de gekaapte trein. Aanleiding waren vragen van de Tweede Kamer over veronderstelde executies van kapers. Het rapport verscheen op een explosief moment: Molukse nabestaanden stelden onlangs de staat aansprakelijk voor de 'executies' bij De Punt. Zij weigeren woensdag het verhaal van de minister aan te horen.
Alles wees erop dat Opstelten  volhield dat er geen bewijs is voor executies van kapers. Daarmee gaat de al 37 jaar durende worsteling van de staat met het geweldsgebruik bij De Punt een nieuw hoofdstuk in.

Dit staat vast: de bestorming van de gekaapte trein in de vroege ochtend van 11 juni 1977, onder codewoord Mercedes, was de bloedigste antiterreuractie in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog. Zes van de negen Zuid-Molukse kapers en twee gegijzelden kwamen om. Vooraf-gaand aan de bestorming is de trein door scherpschutters en mitrailleurvuur doorzeefd met kogels. De gedode kapers hadden bij elkaar 144 schotwonden.

Frame uit de animatie over het beëindigen van de gijzelingsactie met de posities van de kapers in het rood

 

Kogelregen

Op 30 november 2013 schreef de Volkskrant onder de kop 'Justitie verzweeg kogelregen' dat zes omgekomen treinkapers bij De Punt in 1977 door 144 kogels zijn getroffen. Dit is onjuist, blijkt bij herlezing van de onderliggende archiefstukken. In een nota van toenmalig ambtenaar Ernst Hirsch Ballin, de latere minister van Justitie (CDA), staat dat de treinkapers bij de beschieting in totaal 144 verwondingen opliepen. Dat valt echter niet één op één   te vertalen naar 144 kogels. Reguliere kogels veroorzaken doorgaans twee verwondingen: een inschot- en een uitschotwond. Bij de bestorming van de trein is er ook met kogels geschoten (zogenaamde hollow point munitie) die alleen een inschot-wond veroorzaken en daarna in het lichaam blijven steken. Door hoeveel kogels de kapers zijn getroffen, valt daarom niet precies vast te stellen. Dit doet niets af aan de conclusie die Hirsch Ballin in zijn nota trekt: dat men uit de verwondingen zal afleiden dat 'de treinkapers, anders dan minister Van Agt op 23 juni 1977 in de Tweede Kamer verklaarde, wel degelijk door een regen van kogels getroffen zijn.'

Begrafenisstoet van omgekomen treinkapers

In een ander land, in een andere geweldscultuur, zou de staat trots zijn op zo'n bevrijdingsoperatie. Ter vergelijking: toen een Amerikaanse commando in 2011 Osama Bin Laden liquideerde, werd dat direct met veel bombarie wereldkundig gemaakt. Twee jaar later al liet de betrokken commando zich interviewen over de fatale schoten ('bap, bap'). Die schutter ruziet met een collega over wie met de eer van de fatale salvo's mag strijken.

In het Nederland van 1977, onder het linkse kabinet Den Uyl, was dodelijk overheidsgeweld reden voor schaamte. De beëindiging van de langste treinkaping in     de wereldgeschiedenis ging niet gepaard met trots. Premier Joop den Uyl ervoer de bestorming als een 'nederlaag', zei hij na afloop op de televisie. Zelfs nu nog gelden de namen van de betrokken mariniers als staats-geheim. Hun verhaal moet uit de publiciteit blijven.

Zodra de kruitdampen waren opgetrokken, vatte de regering de gebeurtenissen in geruststellende woorden. Er is bij de bestorming slechts 'beheerst geweld' gebruikt, zei minister Van Agt (Justitie, CDA) op 23 juni 1977 in de Tweede Kamer. De kapers zijn niet getroffen 'door een regen van kogels'. En natuurlijk was er niet geschoten om te doden. Waarom ook twee gegijzelden omkwamen, blijft onbesproken. De woorden van Van Agt zijn altijd de enige verklaring van de overheid gebleven. Zelfs toen Den Uyl vlak voor zijn dood voor een draaiende camera zei dat het neerschieten van de kapers 'een executie' was geweest, hield het officiële verhaal stand. Nu pas, na bijna vier decennia, is Opstelten de eerste bewindsman die er niet mee wegkomt. Dat is een doorbraak, zei SP-Kamerlid Harry van Bommel. 'De woorden van Van Agt zijn altijd de enige officiële verklaring van de overheid gebleven.'

Dat de officiële lezing niet klopt, werd overigens al binnen een jaar na de kaping op het ministerie van Justitie vastgesteld, bleek vorig jaar uit onderzoek van de Volkskrant. Om vragen over het optreden van de mariniers te voorkomen, is de strafeis tegen de overlevende kapers met opzet laag gehouden. De Molukse nabestaanden kregen decennia lang geen inzage in autopsie-rapporten uit angst voor zogenaamde 'schadevergoeding en stemmingmakerij'. Pas vorig jaar kreeg de voormalige kaper    Junus R. de autopsierapporten in handen. Er staat in dat enkele van zijn maten in het hoofd zijn geschoten. Dit hoeft geen bewijs te zijn voor executies, maar het wordt in Molukse kringen wel zo gezien. Wilde de staat geen open kaart spelen uit louter moreel ongemak of is er meer aan de hand? Het is de vraag of het onderzoek van Opstelten alle feiten boven tafel zal brengen. Hij heeft namelijk geen betrokkenen laten horen, zoals de nabestaanden graag wilden, maar beperkt zich louter tot het archiefonderzoek.

Materiaal zoekgeraakt

 

Veel archiefmateriaal over de treinkaping is in de loop der jaren echter verdwenen. Neem alleen al de 4,5 meter aan materiaal over de Molukse gijzelingen die in 2005 nog bij het ministerie van Justitie lagen. Daarvan is bij nadere selectie een 70 cm. lange boekenplank vol dossiermappen in de papierversnipperaar geëindigd.  

Minister Ivo Opstelten

Gaat het daarbij nog om materiaal dat als irrelevant werd beoordeeld, ook gevoelig materiaal is in de loop der tijd zoekgeraakt. Gesprekken in de trein werden afgeluisterd, maar verslagen daarvan zijn er nauwelijks. En er zijn de brisante vergadernotulen ('geheim') waarin de ambtelijke top bij Justitie zich actief bemoeide met de strafeis, om lastige vragen in de rechtszaal over het optreden van de mariniers te voorkomen. Die notulen vormen deel 10. Delen    1 tot en met 9 ontbreken.

Maar het logboek van de procureur-generaal in Leeuwarden bestaat nog wel. Vlak voor de bestorming begint, krijgt hij een telefoontje. Het blijkt Jacques Fonteijn, een topambtenaar op Justitie, een van de breinen achter de operatie. In zijn schuine priegelhandschrift noteert de

procureur-generaal de woorden van Fonteijn. Die zegt, terwijl     er nog geen dode is gevallen:   'Nú gaat de aanval beginnen; een bloederige zaak.' Tussen de paperassen van de Friese procureur-generaal zit ook de Kodakfilm, in een geel hoesje. Zoals de val van Srebrenica (1995) een mislukt fotorolletje heeft, zo heeft de treinkaping bij De Punt een mysterieuze filmband. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de staat dit dossier binnenkort kan sluiten.

Staat niet aansprakelijk

Op 9 februari 2015 schreef het ministerie van Veiligheid en Justitie een brief namens Minister Ivo Opstelten aan advocate Liesbeth Zegveld. Zegveld stelde namens de nabestaanden van de gedode Molukse treinkapers de Nederlandse staat aansprakelijk voor het gebruik van buitensporig geweld, ten gevolge waarvan de dood van de kapers uitgelegd kon worden als een executie. Vijf kapers en twee gijzelaars kwamen bij het beëindigen van de drie weken durende kaping om het leven. De advocate stelde dat er daarbij kapers opzettelijk zouden zijn gedood.

Minister Opstelten schrijft in de brief dat “Feitelijkheden uit hun context gehaald zijn en worden vervolgens vergaande en veelal onjuiste conclusies getrokken”. Geen van de kapers is volgens de minister met opzet gedood en uit niets zou blijken dat de staat onrechtmatig handelde: “Uit het onderzoek volgt dat het uitgeoefende geweld viel binnen de grenzen van de geldende geweldstoepassing die door de Staat was voorzien en aanvaard. Op grond van het verslag is de Staat dan ook van oordeel dat van onrechtmatig handelen geen sprake is geweest en dat er overigens geen enkele grondslag is voor aansprakelijkheid jegens uw cliënten op grond waarvan de Staat verplicht zou zijn enige schade te vergoeden. Voor zover er al sprake zou zijn van vorderingen tot schadevergoeding, zou deze bovendien ruimschoots zijn verjaard”.

De gehele brief van de Minister aan Liesbeth Zegveld is te lezen via de volgende link: http://pe-webservice.persgroep.nl/static/asset/2015/9_februari_201

Lees verder…

dwangarbeiders Birma Spoorlijn

10897294864?profile=original

Veel dwangarbeiders Birma Spoorlijn ontvingen nooit uitkering

Veel KNIL-militairen die tijdens de bezetting van Nederlands-Indië door Japan als dwangarbeider werkten aan de Birmaspoorweg, hebben nooit de uitkering ontvangen waarop ze recht hadden. De Nederlandse staat incasseerde bijna 1,5 miljoen gulden (4,9 miljoen euro), geld dat was bedoeld voor de krijgsgevangenen die het werk aan de 'dodenspoorlijn' hadden overleefd.


foto p Krijgsgevangenenkamp in Birma

De onlangs opgerichte stichting Task Force Indisch Rechtsherstel onderzoekt in samenwerking met advocaat Liesbeth Zegveld of er namens de ex-dwangarbeiders een groepsclaim (op basis van indexatie en rente over 60 jaar) bij de staat kan worden ingediend. Morgen maakt de stichting haar plannen in Den Haag bekend. Inmiddels hebben zich reeds 211 van de voormalige dwangarbeiders

aangemeld, onder wie 22 overlevenden en 189 erfgenamen. Velen van hen hoorden dezer dagen voor het eerst dat ze recht hadden op een uitkering. Ze hebben de advertentie gemist die de Nederlandse staat in 1954 in enkele kranten had laten zetten. De voormalige krijgsgevangenen dan wel dwangarbeiders werden daarin opgeroepen een briefkaart te sturen naar het ministerie van Buitenlandse Zaken om zich te melden voor de uitkering. Ze zouden recht hebben op eenmalig 61,75 gulden.

Namenlijst 17.391 Nederlandse krijgsgevangen KNIL militairen hebben gedwongen aan de spoorlijn gewerkt, naast vele burgers. Ten minste 6.424 van de voormalige dwangarbeiders hebben de oproep nooit gezien. Ze lazen de betreffende kranten niet, waren als Moluks KNIL-militair het Nederlands onvoldoende machtig, woonden in Indonesië, Nederlands Nieuw-Guinea of Engeland.

Sommige rechthebbenden waren al overleden. Hun nabestaanden wisten van niets. De meeste militairen die in dienst waren van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) stapten in 1950 over naar de Koninklijke Landmacht in Nederland. Het KNIL werd met de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië opgeheven. En een veel kleiner aantal  militairen sloot zich aan bij het leger van de onafhankelijke Republiek Indonesië. De Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP) neemt nog altijd aanvragen in behandeling van ex-militairen die menen recht te hebben op een uitkering.

Volgens woordvoerder Ad Beijk was het na de onafhankelijkheid van Indonesië bijna onmogelijk alle namen en adressen te achterhalen. 'Het was niet exact te controleren wie wel of niet aan de spoorweg hebben gewerkt', zegt hij. Pas nu is gebleken dat er wel degelijk een complete namenlijst bestaat van de voormalige dwangarbeiders.                          

D10897299870?profile=originalwangarbeid bij de aanleg van de Birma-Siam Spoorweg

De lijst bevindt zich in de besloten archieven van het instituut voor oorlogsdocumentatie NIOD in Amsterdam. De namenlijst is tijdelijk niet te raadplegen vanwege de digitalisering van de Indische collectie. Er is zeker een jaar gemoeid met het overzetten van alle informatie. In tegenstelling tot de landmacht slaagde de Koninklijke Marine er wel in om de adressen van al  haar 1.450 marinemannen te achterhalen, waar ook ter wereld. Zij kregen hun uitkering wel uitbetaald, blijkt uit niet-openbare documenten van het Nationaal Archief in Den Haag. In totaal hebben 17.391 Nederlandse krijgsgevangenen (marine en KNIL)  gedwongen aan de spoorlijn gewerkt, naast vele burgers. Na de capitulatie van Japan werd de spoorlijn aan Thailand verkocht.

Bron: De Volkskrant.

Noot van de redactie:  In de eerste plaats is ook voor die tijd   61,75 gulden natuurlijk een fooi, vergeleken met wat die dwangarbeiders hebben moeten doormaken. Echter er is nog iets vreemds aan dit bedrag, want als ik 1,5 miljoen gulden ga delen door 17.391, dan kom ik aan   86,25 gulden per persoon. Over dat bedrag vind ik een verschil van 14,50 gulden (voor die tijd) vrij behoorlijk. Waar is dat bedrag gebleven? Administratiekosten of iets dergelijks?     Hans Vogelsang

 

Lees verder…

Het ICM jaarboek werd overhandigd aan Wieteke van Dort en Ais.

10897290496?profile=originalHet ICM jaarboek werd overhandigd aan Wieteke van Dort en Ais

ICM redactie maakte gebruik van de gelegenheid om  bij Meet & Greet Ais & Wieteke  het ICM Jaarboek te overhandigen bij Pasar Malam Azie in de Rai 22/2/2015  van WN Productions!  

De intentie was om van deze historische gebeurtenis een kort registratie te doen voor een samenvattingsreportage op www.icm-online.nl, YouTube, en Facebook. Echter het mooie aanblik, decor en podium resulteerde dat de volledige optredens werden opgenomen van onze Blue Diamond Riem de Wolff, Tantie Lien & Ais Show, en The Streetrollers toch met een geschiedenis wat de moeite waard is voor de documentaire van Hetty Naaykens (Music Nevers dies). Met de vader van Jerry, Jim van der Hoeven hebben wij tijdens ons wonen in Calpe a/d costa blanca regelmatig opgetrokken, en met Jack Barkeley beiden van de oude Rollers (jaren 50-60). Als ik het goed heb is Jim verder gegaan naar The Hot Jumpers (met die topper die grijs werd gedraaid op Veronica). Nu hebben de zonen van Jim van der Hoeven overgenomen, een voorbeeld dat Indisch muziek stokje is overgedragen aan derde generatie Indo.

Er is ruim 4 uren aan beeld  & Geluid geregistreerd. 

De samenvatting van 25 min - 30 min, is te zien op ICM, YouTube, en Facebook, en is zaterdag a.s te zien op de genoemde kanalen.  Er wordt gestreefd om een mooie ICM Dvd  hiervan te maken van dit historisch moment. De bronmaterialen zijn door de betrokken op te vragen in bekende code. 

Deze samenvatting van 25 min bevat een deel van. Tante Lien Show, Blue Diamond Riem de Wolff en de The Streetrollers, en sfeerbeelden van de pasar.

Het was bizar druk, om door te komen moest je op de hoofden van de mensen lopen, tot 1 maart is pasar Azie in de RAI, zie www.wnproductions.nlof volg het op www.icm-online.nl.

 Een aanrader die U beslist niet mag missen!

Weergaven: 140

Lees verder…

ICM Column 19 februari 2015 Rolo E. Lapré   Laat ik beginnen te zeggen dat ik de doodstraf verafschuw. Vervolgens is mijn volgende vraag of er wel voldoende kennis is van het Besturen van zo’n grote …

10897297453?profile=originalICM Column 19 februari 2015

Rolo E. Lapré

 

Laat ik beginnen te zeggen dat ik de doodstraf verafschuw.

Vervolgens is mijn volgende vraag of er wel voldoende kennis is van het Besturen van zo’n grote land als Indonesië bij de kritisische schrijvers.

En waarom zij als onafhankelijke media het gedrag overnemen van de m.n. Nederlandse Politici?

Relativeren, is mijn advies in het grote politieke toneelspel.

 

Laat ik bij de redenen blijven stilstaan van de afgelopen uitgevoerde ter dood veroordeling.

Op elk Internationaal airport van Indonesië staat dat bij drugshandelingen de doodstraf tot gevolg kan hebben.  Toch heeft Ang Kim Soei dat risico genomen.

Waarom dit zware bericht op een Internationaal airport?

 

Eén van de vele redenen is dat er veel meer slachtoffers (zieken & doden vallen) door drugsgebruik. Ook bij ons in Europa.

2) Vele jongeren overgaan tot agressief gedrag, door drugsgebruik, met het gevolg van het doden van de onschuldige mensen.

Realiseren wij ons dat nog wel?

3) Dat het machtsmiddel van het vele geld hebben in handen komt van de verkeerde bedoelende mensen. (de producent-o.a.de politieke machthebbers-de dealers o.a. ook in het politieapparaat- de geldschieters etc.etc.)

Kennen wij de vele gevolgen hiervan in de wereld?

 

Weet U de betekenis van de gouden driehoek?

De ter dood veroordeelde is: Ang Kim Soei, hij is van Chinese afkomst met een Nederlands paspoort. Heeft U kennis van zijn chinese cultuur achtergrond. o.a. is in hun cultuur geimplementeerd het nemen van een risico (de gok) om te komen tot het  financieel onafhankelijk zijn.

Zie de voorbeelden die nu ook Europa treft met dit cultuurgedrag, o.a. in de sport, drugsdealing, voedselketens, casino’s, bankovernamen etc. etc.

Ook Indonesië heeft hier al heel lang last van.

Heeft U dit meegenomen in Uw kritiek als een probleem?

 

Ik schets U een mogelijk voorbeeld van zo’n gouden driehoek :

 

                                                                                             -Nederlandse financiële organisatie.  

10897296691?profile=original

                                                                                                  

                                                                                                             -Chinese drugsproducent(Ang)

Indonesië het confrontatieland

Die dan de wet moet uitvoeren.                                                             met het verkregen ‘n NL. paspoort

 

U mag U zelf de vraag stellen wie de verantwoordelijkheid draagt van deze zgn. etische/beschaafde benadering van de gouden driehoek?

 

Ik weet dat in Nederland wordt gepropageerd :

1) Meedenken, maar als meedenken door de machthebbers (o.a. Politici-Bandirekteuren-Topmanagers etc.) wordt ervaren als negatieve kritiek. Dan neem je als meedenker een risico op een zijspoor te worden gemanouvreerd. En als lastig/gefrustreerd wordt je dan weg gezet, zelfs met behulp van de media.

Want de machthebber wil niet gestoord worden in zijn ideale droom.

 

2) Klokkeluider : deze worden alleen gezien als aanvallers op de droomwereld van de machthebbers. Immers de klokkeluider verteld hem de voorbeelden/ervaringen in de realiteitszin (in de uitvoering).

De gevolgen hiervan heeft U gezien in de zgn. neutrale media van NL. , die laat zich hiervoor gebruiken. Het angst oproepende tot het persoonlijke besmeuren van de klokkenluider, en dat in het vrije democratische Nederland.

 

Vervolgens : Een land Indonesië dat vele malen groter is dan Nederland, dus een probleem oplevert met het implementeren van de wetgeving, is één probleem van o.a. de corruptie.

Maar hoe is dat in het kleine Nederland als welvaartstaat?

 

Naar mijn inziens moet dit worden meegenomen bij het schrijven van kritiek over Indonesië. Zelfs een goedwillende President ziet zich ongevraagd geconfronteerd met deze problemen.

De grote van het land is niet alleen het probleem : de zovele eilanden met de verschillende culturen en de verschillende ingebrachte ontwikkelingen van de verschillende bezetters, (koloniale verleden) van o.a. Europese landen, is een vreselijke opdracht om dit land beheersbaar te krijgen. (Waarbij educatie en honger nog een grote rol spelen).

Realiseren wij dat tegenwoordig eigenlijk nog wel?

En weet U hoe gevaarlijk een hongerende mens kan worden?

 

Als laatste wil ik opmerken :

Waarom willen wij als “nutrale media” van Nederland altijd alleen maar het negatief beeld uitzenden van andere landen? Terwijl Nederland tot nu toe nog steeds profiteert van de grondstoffen van o.a. Indonesië ( het economische belang).

Ook Nederland, heeft sinds kort oorlogschepen verkocht aan Indonesie. (met welk doel?) En zelfs tanks aanbied. Hiermee aangevend dat wij het slechte aanbieden, om vervolgens naar hun te kunnen wijzen?

Heeft U er weet van dat ook de mogelijkheid betstaat hoe ilegale praktijken kunnen worden beschermt?

 

Zoals Annelie Langerok schrijft in haar column ICM over de corrupte KAPOLRI Budi Gunawan.

Weet zij waar hij o.a. zijn opleiding heeft gevolgd?

Heeft zij kennis van de conflicten tussen het Politie apparaat en het leger van Indonesië?

Heeft Annelie kennis van de vele Indonesië wetgevingen die overgenomen zijn van de toen heersende Nederlandse kolonialisatie?

Zie in eigen Nederland (welvaartstaat) hoe moeilijk het is om wetgeving aan te passen naar een nieuwe situatie.

 

Probleemgebied van elke Indonesische President :

a) Is OOK een President niet afhankelijk van de binnenlandse politiek (krachten)?

b) Is er al zekerheid tot de benoeming van de KAPOLRI? En toch schrijft zij het AL als een negatieve punt van de President.

Laatste nieuws 16-2-2015 : Gen. van Politie Budi Gunawan is door het Hogere Gerechtshof vrij gesproken. En OOK de Rechtstaat Indonesië heeft zich neer te leggen bij deze uitspraak. Toch heeft de President Gen.v. Politie Badrodin Haiti naar voren geschoven als de nieuwe KAPOLRI.

Weet zij wel dat een corrupte Parlementslid van de VVD in  NL. wordt gehandhaafd.

In de politiek wordt natuurlijk afgewogen de (vermoedelijke) deskundigheid van deze betrokkene en niet onbelanrijk de samenhang met de andere leden van die zelfde Politieke Partij.

Dat zijn nu eenmaal de Politieke krachten (machten) die spelen.

c) Het is de eerste BURGER President van Indonesië (geen miltaire achtergrond.). Mocht dit een vooruitgang zijn(?).

Waarom schrijven wij daar bijna niets over?

 

Ik heb deze President Jokowi (ter plekke) gevolgd vanaf zijn eerste publieke optredens – begonnen in Solo (Surakarta). Waar hij het goed heeft gedaan op het gebied van democratie – bevolkingsgericht – met een gelijkwaardige economische inslag.

Daar wordt weinig over gesproken in de Nederlandse media?

 

Hoe deze man, daardoor, gekozen is tot Gouverneur van de probleem hoofstad van Indonesië - Jakarta. (overstromingen-het vast gelopen verkeersprobleem etc. etc.)

Heeft Nederland er weet van dat hij dit probleem gaat aanpakken (Masterplan Indonesia). Dat hij zelf aanwezig is bij de overstromingen, om op die manier dichtbij het volk te geraken die het moeilijk hebben door deze oorzaken.

 

Is het niet zo dat Nederland zijn macht (van watermanagement) misbruik op het oude koloniale land.  (Geen medewerking verricht in het Masterplan – VAPRO & ORIO?)

Dat het ten kostte van het Nederlandse economische belang, maar wel vrede propageert in de wereld.

Hebben de Politici in Nederland door dat ze met dit gedrag aggresie oproept?

I.p.v. hun zgn. doel om te komen tot het bruggenbouwen?

 

Laten wij hopen, dat juist de geschiedenis en de culturele achtergronden van een land worden meegenomen in ons kritiek en onze overdenkingen.

Daarbij de frustratie van de OUDE Nederlandse Politici, NU eens eindelijk erkennen als een tegenstrijdige vrede beweging, tussen Indonesië en Nederland.

Laat deze jonge Nederlandse Regering eens overgaan tot een gedrag van een “gentleman” te zijn, in een democratische en beschaafde welvaartstaat.

Het “Tractatenbsluit van Wassenaar 1969”  Stb 183, ligt al 12 jaar te wachten op het uitkeren aan de betrokkenen.

 

Met alle respect mijnheer Frits Bolkestein (VVD), U hoeft van mij niet op straat te roepen dat U een Indo bent. Zie moesson 5.november 2014.

Maar mag ik wel van U verwachten, dat U als (toen) vertegenwoordiger van de Nederlandsestaat, het Recht doet aan de minder geschoolden/geluk hebbende, Indische Gemeenschap?

Overigens dat mag ik toch van iedereen verwachten die de Nederlandse Rechtstaat vertegenwoordigd ?

Daar gaan wij toch prat op, door met ons vinger te wijzen naar anderen?

Laten de drie over gebleven vingers niet ’n keer in Uw nadeel werken.!

 

Ik pleit (als een persoon uit ’n welvaatrtstaat die geluk heeft gehad te mogen studeren) voor een inzet van een hogere prioriteit te geven aan de scholing (educatie) van de jongeren van zo’n land als Indonesië.  En tevens het beter begeleiden van diegene die nu aan de macht zijn. Waarbij de gelijkwaardigheid van de mensen onderling, als groot goed mag worden meegenomen. (Respect).

 

Zie het voorbeeld hier onder.

Een voorbeeld Jan 22, 2015:  Working Visit by Mr. Henny Janssen Police Immigration Officer for Malaysia and The Philippines, Kingdom Of the Netherlands.

The Executive Director received Mr. Henny Janssen who sought to discuss potentive areas of cooperation between ASEANAPOL, the countries in the BENELUX area, EUROPOL and the Netherlands and foster networks for inter-regional collaboration.

10897297487?profile=original

 

10897297873?profile=originalMegawati Sukarnoputri

she tried to push her favorite candidate, Police Commissary General BudiGunawan, for the post of the Indonesian Police Chief, despite he was being investigated

28 KB (3,044 words) - 04:28, 11 February 2015.

Corruption Eradication Commission

the parliament-approved candidate for the chief of Indonesian Police Budi Gunawanas suspect of gratification case on 14 February, just days before his

19 KB (1,992 words) - 12:12, 26 January 2015.

Badrodin Haiti

from the service and awaiting for elected Police Chief Police-General BudiGunawan which now being a suspect on a corruption case. Akpol (1982) PTIK (1989)

3 KB (291 words) - 21:14, 20 January 2015.

Lees verder…

10897302101?profile=original

Het eerste program “ Aan tafel bij ICM forum” is succesvol verlopen bij de Pasar Malam van Rijswijk.

Uitgangspunt is de verhaalroute van ICM Jaarboek dat onlangs van de persen is gerold. Het team is zeer trots hierop,  net als een krant de Telegraaf en Volkskrant worden de abonnees en lezers verwend aan einde van het jaar met een boek “ Het Jaaroverzicht”. Uiteraard gaat de vergelijking niet helemaal op gezien het bereik, en toch bestaat sinds 1999 op het Internet, kan ICM best meer abonnees gebruiken. Niet onbelangrijk het Indisch Platform steunt bij haar missie o.a. de Indische kwesties, naast het voeren van de Pasarkalender in het land. Dit zijn slechts enkele items uit ICM krant, bovendien heeft ICM digitale Maand Magazine N.I.C.C., dit naast de vele videoreportages dat uit samenvattingen bestaat. 

Om schrijvers en columnschrijvers van ICM een podium te bieden om hun bijdragen te kunnen voordragen aan de lezers, heeft Ferry Schwab (editor) diverse lezingen gevolgd. Nee, het moet anders meer dynamiek en het publiek erbij te trekken met  Q en A sessies. Bovendien is ICM een krant dus een media voor de Indische wereld met een geschiedenis waar iedereen over kan meepraten.  

Op Pasar malam Rijswijk zijn o.a. de thema’s ; pasar malams, Wieteke van Dort wordt niet geaccepteerd door de omroepen,  Zoek tocht in het verleden,  Ontkenning van bevolkingsgroep, Nederland telt 1,3 miljoen Indo’s, Weg uit Indie, Indische Kwestie en vervolg Gebaar. Dit werd het forum gevormd door : Rita Kopetzky, Cornelia Stuyver, Han Dehne ook wel Pakhan, Henk Harcksen, en Ferry Schwab sr.   Met een kijkje in de redactievoering ICM.  

Er is nog veel stof te behandelen uit ICM Jaarboek onder andere; Muziek  / Indo Rock met de vele hoogte punten in die tijd; Andy Tielman de grondlegger van de Nederpop, en 50 jaren Ramona van Riem de Wolff, en Wieteke van Dort niet geaccepteerd bij de omroepen (o.a. Max), de Indische politiek hoe staat  het kabinet in de Indische zaak, dat na 70 jaren eindelijk de eindstreep heeft bereikt dat onder Martin van Rijn ligt, zal dit lukken om het wetsvoorstel door de senaat te lozen? De oplossing is nabij meldt het Indisch Platform zeer resoluut.  De geschiedenis van Indische kwestie dat begon in 2000 met het Gebaar, het tussenstation, de geschiedenis van de pasar malam en nog veel meer .....  

Bij het zien bij Pasar Malam Rijswijk van dit primeur, heeft dit ertoe geleid  dat  het program “ Aan tafel bij ICM forum”  bij de pasars van Wout Nijland in Zwolle, Zeist, Taman Indonesia wordt gegeven , en naast  IndoMania (49 %)  hebben andere organisaties  belangstelling getoond.

Het ICM redactie team is zeer content met deze massale belangstelling, en is net begonnen. Met de Indische krant en Jaarboek wordt bewezen en aangetoond dat er een Indische gemeenschap is in de Nederlandse samenleving, dat 70 jaren wordt ontkend door de Nederlandse regering, lees de stukken op na op www.icm-online.nl

Alle fracties hebben ICM Jaarboek gehad, dit naast dat ze vanaf 1999 ICM Breaking News ontvangen kun je niet meer ontkennen dat er een Indische gemeenschap als bevolkingsgroep bestaat met een populatie van 1,2 miljoen.

 

Boek is te bestellen info@ICM-ONLINE.NL  of op onze ICM stands bij de pasar malams

10897297856?profile=original

10897303053?profile=original

Weergaven: 111.312

Lees verder…

Een vuil oorlogje op Bali

10897298893?profile=original

Een vuil oorlogje op Bali       Door:  Anne-Lot Hoek 

De Nederlandse gezagsdragers runden Bali na de oorlog als hun particuliere koninkrijkje. Een vernietigend officieel rapport over corruptie en intimidatie werd weggewerkt. Net als de man die het schreef, blijkt uit recent ontdekte documenten.

14 maart 1948. Het is bijna middernacht als de handgranaat naar binnen vliegt. Theo van Meerwijk, hoofd van de militaire politie op Bali, springt in een reflex op vanachter zijn bureau en duikt naar buiten. Als hij even later asgrauw en trillend op zijn benen naar het gat in de cementen vloer staart, dat de granaat heeft geslagen, rinkelt zijn telefoon.

Kapitein Treffers, hoofd van de militaire inlichtingendienst (MID) op Bali, wil weten “wat er in godsnaam is gebeurd”. Tien minuten later verschijnt Treffers in persoon met vier man, en arresteert Van Meerwijk. De 31-jarige sergeant-majoor “stond verward in zijn onderkleding met een pistool in zijn hand”, zou Treffers later verklaren. “En aangezien hij nog wel eens met zijn dronken kop een vuurwapen had afgeschoten, meende ik dat hij vast weer een rare streek had uitgehaald.” Mogelijk heeft Van Meerwijk “zelf een hand in de kwestie” gehad, aldus Treffers.
Van Meerwijk wordt vastgezet. De psychiater die hem tijdens zijn zestien dagen cel onderzoekt constateert een ‘paranoïde psychose’. “Patiënt denkt dat ieder zich tegen hem samenspant.”   

Niet lang na de aanslag stuurt generaal Spoor, commandant van de 140.000 Nederlandse militairen in Nederlands-Indië, een officier van Batavia naar Bali. Hij moet grondig onderzoek doen naar vermeende ‘wantoestanden’, waarover Van Meerwijk inmiddels heeft gerapporteerd. Het onderzoek begint in oktober 1948 en zou tot eind december duren. Het dossier – getuigenverhoren, verklaringen en het proces-verbaal dat het eindverslag vormt – leest als een duistere thriller. Het maakt aannemelijk dat de militaire en burgerlijke autoriteiten op Bali corruptie, diefstal en handel in gestolen goederen mogelijk maakten en toedekten. En ook dat Treffers’ militaire inlichtingendienst op grote schaal gevangenen martelde.

Toch volgde geen enkele maatregel tegen het militair-civiele establishment op Bali. De officier die het onderzoek verrichtte en het proces-verbaal schreef, werd op een zijspoor gerangeerd. Een jaar later, 1949, zou Nederland de Indonesische onafhankelijkheid erkennen. Het omvangrijke dossier vol met onverkwikkelijkheden uit de jaren daarvoor verdween – letterlijk – in een la bij Defensie. Sinds 2006 lag het onopgemerkt in het Nationaal Archief in Den Haag.

Eerdere onderzoeken richtten zich op zogenoemde ‘geweldsexcessen’ in Indonesië. Dit dossier laat juist goed zien – en dat is nog lang niet door historici uitgezocht – hoe geweld en intimidatie het karakter van het koloniale systeem kenmerkten.

In maart 1946 landden een   kleine tweeduizend Nederlandse militairen van het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) met Britse landingsvaartuigen op Bali. Met een ceremonie waarbij Japanse officieren hun samoerai-zwaarden inleverden, namen de Nederlanders het gezag na drieënhalf jaar Japanse bezetting terug. Op veel verzet van de hindoeïstische bevolking werd niet gerekend, maar toch ontbrandde ook op Bali al snel de onafhankelijkheidsstrijd, waarbij Nederlandse militairen het vrijheidsstreven met veel geweld de kop in probeerden te drukken.

Nederlandse militairen op Bali

Zoals elders was ook op Bali een klein contingent van het Korps Koninklijke Marechaussee/Militaire Politie aanwezig, herkenbaar aan de witte helm, bekend als de ‘kalkemmer’. Hun taak was het opsporen van kleinere en grotere strafbare feiten onder militairen, van diefstal tot desertie. Sergeant-majoor Theodorus van Meerwijk, een Amsterdamse oorlogsvrijwilliger en betrokken bij het verzet, was sinds 1947 MP-commandant in Denpasar.

Schot in de lucht

Een maand na de aanslag schrijft Van Meerwijk zijn hoogste chef, de commandant van het MP-korps in Batavia, dat Nederlandse gezags-dragers op Bali en het naburige eiland Lombok zich inlaten met zwarthandel, afpersing en smokkel. En dat hij bij zijn onderzoek wordt tegengewerkt door het troepen-commando. “Er werd daar vanuit gegaan dat het KNIL 300 jaar geen MP gekend had, en het nu ook niet nodig was.”

Als Van Meerwijk twee MP’s naar Singaradja (in het noorden van Bali) stuurt om betrouwbare tips over corruptie na te trekken, wordt het duo door de troepencommandant op Bali, majoor König, teruggeroepen. Een collega waarschuwt hem daarop voorzichtig te zijn; anders kon het wel eens “verkeerd” met hem aflopen.

Van Meerwijk krijgt inlichtingen dat ook op Lombok staatsgeld wordt verduisterd en fraude gepleegd. Maar de auditeur militair – officier van justitie voor de krijgsraad op Bali – laat hem weten geen onderzoek in te stellen, omdat anders “heel Lombok en half Bali in de rechten zou worden betrokken en deze zaak zich niet alleen uitstrekte tot het mindere personeel”. Met lede ogen ziet Van Meerwijk aan hoe de troepencommandant König bevoegdheden van zijn mensen inperkt. Of ze worden overgeplaatst. Bij zijn directe chef, die op Celebes kantoor houdt, krijgt hij geen gehoor. “Door al deze tegenwerking werd ik zenuwachtig”, zal hij later verklaren. Dan raakte hij “wel eens dronken of loste in een driftbui een schot in de lucht”.

Vlak voor het handgranaatincident kreeg Van Meerwijk ook nog een zedenzaak aan zijn broek. Hij werd ervan beschuldigd een vrouw uit Thailand te hebben verkracht. Daar blijkt – na onderzoek – geen grond voor te bestaan. Het verbaast hem dat die zaak werd opgeblazen. Want volgens Van Meerwijk was het juist de MID die zich schuldig maakte aan geweld. Gevangenen worden tijdens de verhoren mishandeld: “branden met kruitstaafjes, elektrificeren, gebogen over een kookplaat waardoor de geslachtsdelen schroeien” en ook worden „tijdens acties gemaakte gevangenen met gespleten bamboe op hun rug afgeranseld in het bijzijn van officieren”.

Dwarskijker

In Batavia wordt Van Meerwijks noodkreet gegrond bevonden. Als in Surabaya, waar hij inmiddels naar toe is overgebracht, door twee artsen wordt vastgesteld dat er aan zijn geestelijke toestand niets mankeert, is de maat voor Batavia vol. “Men probeerde Van Meerwijk als dwarskijker weg te krijgen”, noteert de commandant van het MP-korps. Generaal Spoor stemt in met een onderzoek.

Op 9 oktober 1948 landt kapitein Sjoert Kuikenga op het vliegveld van Denpasar. De 35-jarige Amsterdammer is sinds 1935 als beroepsmilitair in Nederlands-Indië, waar hij trouwde met de Nederlands-Indische Alma de Lang. Na de Japanse inval in 1942 was hij als krijgsgevangene geïnterneerd in verschillende kampen op Java. Het kost geen moeite om de boomlange Kuikenga – hij was bijna twee meter – op foto’s uit die tijd te herkennen, marcherend aan het hoofd van een troep witgehelmde MP’s. Direct na de bevrijding werd hij weer onder de wapenen geroepen, en eind 1946 overgeplaatst naar de militaire politie.

In Denpasar neemt Kuikenga zijn intrek in het koloniale Bali Hotel. Daar ontmoet hij zijn assistent, sergeant William Wijnhamer. De komende drie maanden, tot 20 december 1948, zullen zij tientallen betrokkenen horen in verschillende zaken. Wijnhamer ontfermt zich over het vermoedelijk grootste dossier: de smokkelhandel en corruptie in Singaradja. Kuikenga houdt zich bezig met verhoren in Denpasar en zaken als verduistering van legermateriaal.

Uit zijn dienstverslagen aan Batavia wordt duidelijk dat hij en zijn assistent in een intimiderend spiegelpaleis zijn beland. Zo meldt Kuikenga dat “de gekste en meest luttele gevallen” op Lombok zeer nauwkeurig werden uitgezocht, terwijl zaken van meerdere betekenis “ogenschijnlijk geheel in de doofpot zijn gestopt”.

Overal waar Kuikenga en zijn assistent gaan, worden ze geschaduwd, schrijft hij naar zijn baas. Veel betrokkenen zwijgen uit angst voor het hoofd van de MID, kapitein Treffers. Voor en nadat ze bij Kuikenga verschijnen, moeten ze bij Treffers komen. Het blijft niet bij intimidatie. Op het MID-kantoor in Singaradja wordt iemand doodziek na het drinken van een kop koffie op Wijnhamers kamer. Kuikenga aan Batavia: “Vermoedelijke poging tot vergiftiging van Wijnhamer. Wordt nader onderzocht.”

10897298693?profile=originalNederlandse militairen en de plaatselijke bevolking

Toen rechter F. Vermeulen begin 1948 op Bali arriveerde, kreeg   hij “al zo’n gevoel van geheimzinnigheid over zich”, zegt hij. De president van de krijgsraad in Denpasar is als een van de weinigen zeer open tegen Kuikenga en is niet verbaasd over diens observaties. Ambtenaren probeerden invloed op zijn vonnissen uit te oefenen, de MP werd belemmerd in het uitvoeren van haar taak en de Staatspolitie (lokale politie) in Singaradja was corrupt. “Ernstige feiten” konden zo ongestraft gepleegd worden, en de MID van Treffers zat daarbij “overal met zijn neus in en maakt het vaak te bont”, aldus Vermeulen.

Een voorbeeld is een zedenzaak waarbij zeven minderjarige Balinese meisjes – verdacht van betrokkenheid bij het verzet – aangifte deden van verkrachting door Nederlandse militairen tijdens hun verhoor. Treffers had de zaak aan de MP moeten overdragen voor een officieel politie-onderzoek, maar loste het zelf op door de verdachten een paar weken vast te zetten. Vermeulen lijkt wel begrip te hebben voor justitie, die zaken waarin Nederlandse militairen betrokken waren, leek te zijn “vergeten”. Het verzet beging zoveel misdaden – vooral tegen pro-Hollandse Balinezen dat justitie “minder ernstige feiten” uit tijdgebrek terzijde schoof.

Ook was het onmogelijk burgerverdachten zoals politie-beambten “knijp” te zetten: de gevangenissen waren overvol. Om die reden was bijvoorbeeld een zaak met 96 verdachte verzetsstrijders in slechts vijf dagen met vele doodstraffen afgedaan, waarbij de beklaagden – “vreemd” genoeg, aldus Vermeulen – niet door een verdediger waren bijgestaan.

Koninkrijkje

Intussen ontdekt Kuikenga’s assistent Wijnhamer dat sergeant Van Eyden, afdelingschef van de inlichtingendienst in Singaradja, méér doet dan spionnen runnen en smokkelaars vangen. Hij profiteert ook zelf van de smokkel. Hij is de spin in een web van Chinese handelaren, Balinezen en corrupte politie- en douane-beambten. Volgens verschillende getuigen zou Van Eyden Noord-Bali als zijn eigen particuliere koninkrijkje bestieren. In beslag genomen goederen, zoals koffie en suiker, werden met grote winst doorverkocht. Zowel binnen als buiten Bali. Inspecteurs van de Staatspolitie kochten koffie, kippen, varkens en eieren voor bodemprijzen op, en verkochten ze buiten Bali, waarbij Nederlandse ambtenaren een oogje toe zouden knijpen. Daarnaast getuigden meerdere onderofficieren over sabotage: wapens en munitie werden, als  het uitkwam, tegen betaling ‘uitgeleend’ aan Indonesische verzetsstrijders. Volgens een verhoorde luitenant wist “praktisch iedere ingezetene” dat er „ongelofelijk veel gesmokkeld werd” en waren de politie en de legerleiding daar ook van op de hoogte. Ook Treffers, zijn directe superieur, wist dat „Van Eyden weleens iets te ver ging”, maar “door de (moeilijke) politieke omstandigheden” was een sterke man als Van Eyden daar nu eenmaal nodig.

Van Eyden moet zich onkwetsbaar hebben gevoeld. Op borrels en partijen gaf hij graag hoog op van zijn vergaarde rijkdom. Toch leek het bijna niemand te interesseren hoe hij daaraan gekomen was. Het moet hard zijn aangekomen toen een nieuw aangestelde officier de sergeant zijn macht uiteindelijk ontnam en de opdracht gaf dat Van Eyden naar Nederland terug moest. Een dag na die aanzegging sneuvelde de betreffende officier echter onder zeer vreemde omstandigheden.

Kat-en-muisspel

Om de zaak rond te krijgen moeten Kuikenga en Wijnhamer ook ‘burgers’, zoals ambtenaren en politie kunnen verhoren. Maar daar loopt het onderzoek vast, want resident Boon, de hoogste civiele bestuurder op Bali en Lombok, ziet dat niet zitten. Na een kat-en-muisspel tussen Boon en Kuikenga en een aarzelend hoofd van justitie in Batavia die geen verantwoordelijkheid durft te nemen, wordt officier van justitie J. Kruythof met deze kwestie opgezadeld. Die besluit ten slotte: geen toestemming. Tegelijkertijd probeert de resident Kuikenga via Batavia het werk onmogelijk te maken. In een rechtstreeks aan generaal Spoor gerichte brief maakt Boon ernstige bezwaren tegen het onderzoek.

10897299274?profile=originalHet uitdelen van voedsel

“Het is absoluut ontoelaatbaar op grond van allerlei losse geruchten actie te nemen en in het wilde weg personen te horen”, aldus Boon. Het optreden van Kuikenga zou kunnen leiden tot “verwarring en verstoring van lopende politieonderzoeken en het in de wereld helpen van gevaarlijke geruchten die tot gezags-ondermijning leiden”, waarbij de resident zich zorgen maakte over “diverse te goeder naam en faam bekend staande personen” die “een corrupte rol wordt toebedeeld”.

Hoewel Kuikenga de betrokkenheid van het militaire en civiele establishment niet hard krijgt, schrijft hij na drie maanden onderzoek een proces-verbaal. Uit zijn 36 pagina’s komt het beeld naar voren van een legerleiding die eigen regels hanteert en onvoldoende toezicht heeft op de troepen “waardoor het mogelijk werd dat goederen uit legerdumps konden worden gehaald, dat personeel deelnam aan smokkel, zwarte handel, verduistering van distributiegoederen, het buiten hun soldij ontvangen van andere inkomsten, het verkopen van staatsgoederen en het verrichten van diensten niet behorende tot hun functie”.

De inlichtingendienst was daarbij oppermachtig omdat troepen-commandant König “de MID als zijn politieapparaat” beschouwde terwijl de MP van zowel König als Treffers weinig medewerking kreeg in het uitoefenen van haar taak. Ook concludeert Kuikenga dat ambtenaren betrokken zijn bij zwarthandel op Lombok en acht hij het horen van burgers “dringend noodzakelijk” om de zaak in Singaradja rond te krijgen.

Geheime brief

Op 20 december 1948 vliegen Kuikenga en zijn assistent terug naar Batavia. Hoe het afloopt, wordt niet duidelijk uit het opmerkelijke dossier dat Defensie in 2006 aan het Nationaal Archief overdroeg en dat sindsdien openbaar is. Een jaar later maakt Kruythof korte metten met Kuikenga’s bevindingen. In een geheime brief aan justitie in Batavia meldt hij dat Kuikenga zich had gebaseerd op het rapport van een „overspannen sergeant-majoor, die in een zedenzaak verwikkeld was” en zich kennelijk uit “eigen moeilijkheden poogde te redden” – de zaak Van Meerwijk en de handgranaat.

Als het echt zo’n bende op Bali en Lombok zou zijn geweest, dan hadden Kuikenga en Wijnhamer „toch stellig een massa belangrijke en concrete feiten” moeten ontdekken, schrijft Kruythof. Van de ontmaskering van „een groots schandaal” was dan ook volstrekt geen sprake. Sterker nog: de koffiesmokkel – een verwijzing naar de Singaradja-zaak die aan de Staatspolitie was overgedragen – was inmiddels volledig berecht. Er waren “tweehonderd getuigen gehoord” en “van enige medeplichtigheid van militairen en politie was niets gebleken”, aldus Kruythof. “Alleen tegen een kamponghoofd is naar ik meen een zaak aanhangig gemaakt.”

Wie het hardst naar Batavia schreeuwde, werd blijkbaar het best gehoord, want het onderzoek naar de ‘wantoestanden’ van Kuikenga leidde niet tot een grootscheepse schoonmaak onder de autoriteiten op Bali en Lombok. Inmiddels was het ook al 1949, generaal Spoor was overleden en eind dat jaar erkende Nederland de onafhankelijkheid van  Indonesië. Terwijl op Bali hard werd afgerekend met mensen die als spion of tolk met de Nederlanders hadden samen gewerkt, werden verreweg de meeste KNIL-militairen naar Nederland gerepatrieerd. Hoe kon  dit onderzoek zolang onder het stof verdwijnen? “Het was een wilde tijd”, reflecteert een verhoorde luitenant op de chaotische toestanden na de landing op Bali. De aandacht lag bij de bestrijding van het verzet, 

niet bij interne aangelegenheden van het leger zelf. Veel ondervraagde militairen vonden dat toen logisch, dat hoort nu eenmaal bij een oorlog. Maar bijna zeventig jaar later is dat een dun excuus om ons te blijven richten op ‘ontsporingen van geweld’ in plaats  van  op  het  gewelddadige

karakter en de onderdrukking die inherent waren aan onze vuile oorlog.

10897299097?profile=originalHistorica Anne-Lot Hoek werkt aan een boek over de dekolonisatie van Bali, dat zowel de Nederlandse als Balinese perspectieven behandelt. Zij wil graag in contact komen met mensen die zelf op Bali hebben verbleven (als militair, burger of in een andere hoedanigheid) gedurende de dekolonisatie (of vlak daarvoor of daarna) en die daarover willen vertellen. Haar    e-mail: annelot@annelothoek.com

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in NRC Handelsblad. Het is tot stand gekomen met steun van het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en het Lira Auteursfonds. Bron: Java Post

Lees verder…

Diepte punt in de Haags IndoRock wereld !

10897300278?profile=original

Club TARI MERAK De Haagsche Liverpool van de IndoRock stopt na 23 jaren!

Ingekomen bericht ICM Facebookgroep

Ferry Schwab 2 uur heeft een bericht van Jacques Wentink gedeeld. 51 min.

Jacques Wentink beste leden van club TARI MERAK bands artiesten collega,s en bezoekers. helaas moeten wij jullie mededelen dat vanaf heden onze club ophoudt te bestaan gelet op dat VELO en de LEUNINGJES hun huur voor 2015 bijna met de 80% hebben verhoogd plus de gezondheid van Jeannette die veel te wensen overlaat zo zijn wij tot dit besluit gekomen na zo,n 23 jaar 10 tallen dansavonden en 21 indo rock gala,s moeten wij met weemoed afscheid nemen van jullie en mijn club. in al die jaren zijn wij verrijkt met vele vrienden en met de vele jaren met de bands doen ons met veel plezier terug kijken. maar wij willen graag afscheid nemen van onze leden en doen dit op VRIJDAG 6 maart met THE EASTERN ACES in zaal Stervoorde te Rijswijk.

Om de kosten te dekken vragen wij jullie een bijdrage van €.5- voor de band en de zaalhuur.Let op, er mogen maar 180 man in de zaal en kunnen wij niet reserveren dus vol is vol !!! zaal open om 19uur einde om 00.00uur.toko TUTI is er en een tombola. namens jacques/jeannette/armand/ en onze gehele crew de leden krijgen hierover nog een brief met het hele verhaal.Tot 6 maart ?? p.s. eventuele introducee,s betalen €.8.- Vind ik leuk · · Delen Jannie Kuiters vindt dit leuk.

°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°°° Cornelia Stuyver Schande ...een huurverhoging van 80% mag dat zomaar.... .? Verder een mooie laatste keer toegewenst! 49 min. · Vind ik leuk -------------------------------------------------------------------------------------------

Reactie Ferry Schwab op ICM Facebook.

Jacques Wentink Doet pijn om dit te horen als oud Hagenaar,

Den Haag de Liverpool van The Indo Rock, waar jij deze bands 23 jaren een podium gaf, en waaruit de rest van Nederland o.a. pasars profijt van trokken.

Met ICM heb ik deze bewegingen dat voor mij begon in Darling / market als ik mij goed herinner, maar jaren daarvoor was je al bezig. Pam Pam,  Palais Dance, noem ze maar op verdwenen en jij pakte de Indo draadje op.  NON-STOP optredens van zo´n wel 10 formaties  met zo´n 1600 man schat ik.

Maar jij zal gedegen met veel wijsheid weloverwogen je besluit hebben genomen.

Met ICM zijn er vele IndoRock Gala´s DVD reportages gemaakt destijds en ik  zal er maar geen geheim maken kwam voor ICM reportage vaak helemaal over vanuit  warme Calpe a-d Costa waar ik tot 2008 woonde, om dit  uniek event te mogen registreren , zal heel zuinig zijn op deze DVD´s IndoRock Gala, en om eerlijk te zijn wanneer een dipje op komt pak ik weer 1 van deze dvd´s

Ik wens jou en Jeannette veel sterkte bij dit besluit!

Ter herinneringen ter aan Tari Merak onderstaande fragmenten uit ICM archieven.

Lees verder…

Het Hollandia-rapport

10897294864?profile=originalHet Hollandia-rapport          Door:  Bert Immerzeel De opsporing en beoordeling van anti-Japanse activiteiten 

Bij de herovering van Nederlands-Indië vonden vele zware veldslagen plaats, met aan beide kanten duizenden doden. Zo niet bij de inname van Hollandia, Nieuw-Guinea, op 18 april 1944, toen ongeveer 15 duizend Japanners zich volkomen lieten verrassen. Misschien was het juist dit verrassingselement dat er toe leidde dat allerlei documenten werden aangetroffen die anders mogelijk zouden zijn vernietigd. Eén van deze documenten was wel zeer bijzonder: een gestencild rapport van bijna 400 pagina´s over het anti-Japanse verzet op Java. De Amerikanen haastten zich het te vertalen.

De vraag is, of de informatie uit het rapport Anti-Japanese Activities in Java later nuttig is gebleken. In het kader van de oorlogsvoering waarschijnlijk niet. De kopie die uiteindelijk terechtkwam bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken

 

Kempeitai officieren

en sinds kort bij het Nationaal Archief toont en marge enkele handgeschreven aantekeningen van na-oorlogse geschiedvorsers: vooral pogingen de namen te ontcijferen. Eenvoudig is dit niet. De Japanners schreven de Nederlandse namen in het Japans, en dát werd weer vertaald in het Engels. Uiteindelijk moeten we in enkele gevallen afgaan op een interpretatie van de klanken om de oorspronkelijke namen te achterhalen. Een voorbeeld:

“Hafukasuhetsu, a person of mixed blood, of Kalimas Station in Soerabaja, under the guidance of Knoop, head of the Eastern SS

Bureau, and via Kamaheru, an Ambonese of Soerabaja, plotted the uplifting of the morale through the exchange of illegally heard information about the enemy offensive and the gathering of military information.”

De genoemde Knoop kunnen we thuisbrengen. Het betreft hier Ir. J.J. Knoop van de Staats Spoorwegen (SS). Maar wie hier de Indo Hafukasuhetsu is, of de Ambonees Kamaheru? Geen idee. De namen van de leiders van het verzet werden meestal correct geschreven, de overige meestal verbasterd. Het rapport dat afkomstig is van de Japanse geheime politie, de Kempeitai, bestaat uit vier delen: een hoofdrapport (229 pagina´s), getiteld ‘Overzicht van alle anti-Japanse activiteiten op Java, februari 1944’, en drie bijlagen:

1. een rapport van het Gouvernement in Batavia uit september 1941 over het beoogde gezag ná de oorlog. Dit rapport werd in oktober 1943 door de Kempeitai gevonden bij Pieter Colijn, één van de leiders van het verzet in Soerabaja.

2. Een compilatie van de verschillende Intelligence rapporten van de verzetsbeweging op Java uit december 1942.

3.  Een rapport over door het verzet gebruikte coderingen en communicatievormen.

In de Japanse versie telt het geheel maar liefst 389 pagina´s. Indrukwekkend, niet alleen om grote aantal bijzondere details in de tekst, maar ook om de prachtige uitvouwbladen, waarop getekende overzichten, organo-grammen, van alle connecties tussen de verschillende lokale verzetsgroepen. Het anti-Japanse verzet moet van enorme omvang zijn geweest. Maar was dat wel zo?

De Jong

Dr. Lou de Jong, die het rapport veelvuldig gebruikte voor Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, relativeerde deze veronderstelling. Hij constateerde dat het rapport getuigt van een enorme achterdocht. De Japanners zagen overal verzet, ook daarvan in het geheel geen sprake was. De Nederlanders werden gezien als ‘geharnaste tegenstanders van het regime van de bezetter’, en de Indische Nederlanders waren al niet veel beter. “Het is noodzakelijk”,  citeert De Jong het rapport,“deze tot ongehoorzaamheid neigende groep, die de ware bedoelingen van ons zo welwillend militair bestuur niet begrijpt, streng te controleren.” Over de Ambonezen ten slotte: “De Ambonezen zijn niet de minderen van de Indische Nederlanders. Zij zijn anti-Japanse en pro-geallieerde socialisten. Zij hebben volhard in hun anti-Japanse gevoelens. De grondslag van hun denken is niet dezelfde geweest als die van de Javanen en overeenkomstige volkeren. Dit komt door hun grondige Christelijke vorming en door de gunsten welke zij van Nederland ontvangen hebben.”

 

‘Chain of command’

 

Waar hij spreekt over het beoordelen van het verzet, wijst De Jong op de verschillen tussen Nederlands-Indië en Europa: “Wij zullen niet alleen schrijven over de reële illegale activiteiten maar ook over die welke, zonder voldoende basis in de werkelijkheid, door    de  Japanners  als zodanig werden

bestempeld. Zouden wij die laatste terzijde laten, dan zou het op ons overzicht volgend beeld van de werkzaamheid van Kempeitai en PID, van de voor de Japanse rechtbanken gevoerde processen en van het lot van diegenen die tot gevangenisstraf werden veroordeeld, hoogst onvolledig zijn.

Er is namelijk een markant verschil geweest tussen, enerzijds, de Sicherheitspolizei und SD en de organen van de Duitse justitie en, anderzijds, de Kempeitai, de PID en de organen van de Japanse justitie: de eerste hebben louter reële illegale activiteiten vervolgd, de tweede zowel reële als fictieve, en ook in dat opzicht was het bestaan van de Nederlanders en Indische Nederlanders in bezet Indië moeilijker dan dat van de Nederlanders in bezet Nederland.”

Verschillen met Europa

Schijn en werkelijkheid waren moeilijk van elkaar te onderscheiden. Dit had alles te maken met de Japanse achterdocht, en het Japans beleid om alles wat ook maar enigszins op verzet leek, zwaar te onderdrukken. Iedere verdachte werd gemarteld tot hij bekende. Uiteindelijk werden zo hele netwerken opgerold van personen die elkaar weliswaar kenden, maar die naar objectieve maatstaven gezien misschien niet veel meer gedaan hadden dan onschuldige berichten uitwisselen. Tientallen, honderden vonden de dood om niet meer dan een verdenking. Bij het beoordelen van aanvragen in het kader van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) gaf dat later soms problemen. Als de Japanners iemand hadden veroordeeld vanwege verzetsactiviteiten, en er waren geen bewijzen van het tegendeel: was dan wel sprake geweest van verzet?

Een ander verschil met de situatie in Europa was het gegeven dat   de mogelijke verzetsdeelnemers herkenbaar waren aan hun huidskleur. De Japanners hadden de verschillende bevolkingsgroepen van Nederlands-Indië, gebruik makend van al bestaande rechts-verschillen, handig tegen elkaar uitgespeeld. De Inheemsen werd onafhankelijkheid beloofd, zodat deze groep – althans in het begin van de bezettingsperiode – weinig reden zag te protesteren. Pas in 1944 zou dit anders worden, echter toen was het te laat. Tegen de Nederlanders, de voormalige koloniale macht, werd van het begin af aan hard opgetreden. Wat ten onrechte wel eens wordt verondersteld: de internering van het blanke bevolkingsdeel had geen raciale motieven. Het in  april 1942 ingestelde pendaftaran (persoonsbewijs waarop raciale kenmerken) had niet ten doel blanken te treffen, maar ‘slechts’ de Nederlanders. Andere blanken, niet-Nederlanders zijnde, bleven buiten internering. Het gevolg van de Japanse interneringsmaatregelen was echter dat de blanken geen ruimte werd gegund voor verzetsactiviteiten, en dat niet-geïnterneerde pro-Nederlandse Indo-Europeanen, Ambonezen, Menadonezen en Chinezen reden hadden bang te zijn om te worden opgepakt.

Een derde onderscheid, tenslotte, is het feit dat de verzets-deelnemers, anders dan in het bezette Nederland waar er voortdurend contact met Londen werd gehouden, geen radio-verbinding met de buitenwereld onderhielden. Er kon weliswaar op illegale wijze naar buitenlandse zenders (meestal radio San Francisco) worden geluisterd; men had geen zendinstallatie die vanuit bezet gebied berichten naar bijvoorbeeld Australië of Brits-Indië kon uitzenden. Het gevolg was, dat het gepleegde verzet vaak tamelijk ongecoördineerd    is gebleven. De conclusies van  het Hollandia-rapport ten spijt,   de Japanners hadden het georganiseerde verzet vanaf medio 1943, nauwelijks meer dan een jaar na hun inval, volledig onder controle.

Waaruit bestond het verzet? Samengevat: zo ongeveer alles wat afbreuk kon doen aan het Japanse gezag. We kunnen hierbij denken aan militairen die zich niet onderwerpen aan krijgsgevangen-schap, het verbergen van wapens, aan het luisteren naar illegale radiozenders en het verspreiden van nieuwsberichten, spionage- en sabotage-activiteiten, aan het voorbereiden van de terugkeer van de Geallieerden, etc. De definiëring van verzetsactiviteiten is natuurlijk afhankelijk van wie  of wat deze beoordeelt. De Japanners hanteerden een wel zeer ruime interpretatie: het Hollandia-rapport staat vol met conspiracies en subversive actions.

 

Verzetsster Oost-Azië 1942-1945

Drie regelingen

In na-oorlogse jaren konden Nederlanders een beroep doen op drie regelingen die, naast militaire onderscheidingen voor dapperheid specifiek het verzet in Nederlands-Indië waardeerden: De Verzetsster Oost-Azië (Koninklijk Besluit, 26 oktober 1948) werd uitgereikt aan diegenen die zich “door geestkracht, karakter-vastheid of gemeenschapszin op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor door krijgs-gevangenschap, internering of anderszins in de macht van de vijand geraakte Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dan wel in het verzet tegen de vijand”. Hulp aan geïnterneerden – verzet van humanitaire aard – stond hier dus op de eerste plaats. De Verzetsster Oost-Azië, die slechts kon worden verkregen op voordracht door derden, werd 468 keer uitgereikt.

Het Verzetsherdenkingskruis (bij Koninklijk Besluit, 19 december 1980) was bedoeld voor zowel verzetsdeelnemers in Nederland als wel Nederlands-Indië. Omdat de situatie in Indië zoveel anders was als in Nederland, werden de criteria voor toekenning op basis van verzet aldaar, bewust vaag gehouden. Het kruis werd uitgereikt aan “een ieder, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië op door Japan bezet gebied of Japans gebied aan, naar het oordeel van het Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis als verzet tegen de vijand aan te merken handelingen heeft deel-genomen”. Toen deze regeling in 1985 werd gesloten waren 15.300 kruisen toegekend, het overgrote deel op basis van activiteiten in Nederland. Het precieze aantal toekenningen op grond van verzetsactiviteiten in Nederlands-Indië is onbekend.

In navolging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945,  bedoeld  voor  Nederlandse

verzetsdeelnemers (1947), werd in 1986 de Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet in het leven geroepen. Recht op een buitengewoon pensioen hebben deelnemers aan het verzet die ten gevolge van dat verzet tenminste 10% invalidering hebben opgelopen. Ook hun weduwen/ weduwnaars hebben recht op dat pensioen. Tot verzet in de zin van de wet wordt gerekend: “activiteiten welke na de capitulatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, anders dan in militair verband, werden verricht met het oogmerk door daad of houding afbreuk te doen aan de militaire of ideologische doeleinden van de bezetter zonder dat daarbij persoonlijk gewin of andere persoonlijke motieven een rol speelden en welke een zekere mate van duurzaamheid of intensiteit inhielden en waaraan voor betrokkene een duidelijk risico verbonden was”.

‘Anders dan in militair verband’ betekent dat reguliere militaire activiteiten buiten beschouwing blijven. ‘Activiteiten door daad of houding’ laat ruimte voor een erkenning in verband met de weigeringen om een loyaliteits-verklaring te ondertekenen. ‘Duurzaamheid’ vereist een wat langere periode, uitgezonderd die situatie waarin de verzetsstrijder wordt gearresteerd of gedood. En tenslotte, de toevoeging ‘duidelijk risico’ impliceert dat de activiteiten door de Japanners als gezags-ondermijnend moesten worden gezien. In afwijking van bij        de Verzetsster Oost-Azië wordt humanitaire hulpverlening hier niet als verzet beoordeeld. In het kader van deze wet werden ruim 2500 aanvragen ingediend. In ongeveer een kwart daarvan was sprake van erkenning van de verzetsactiviteiten. Vooral de bewijslast was na zoveel jaren een struikelblok.

Radio in veldfles

Omvang

 

De omvang van het verzet is moeilijk in te schatten. In afwijking van bijvoorbeeld de internering, is hier natuurlijk geen sprake geweest van enige vorm van registratie. Iedere schatting is daarom per definitie onvolkomen. In geen enkele publicatie over het verzet in Nederlands-Indië is geprobeerd op dit punt tot een onderbouwde conclusie te komen.

Als we ons beperken tot het pro-Nederlandse verzet (van het Inheemse verzet is zeer weinig bekend, en valt buiten het bestek van dit artikel), is hier misschien toch iets over te zeggen. In het Hollandia-rapport (dat alleen het verzet op Java betreft) wordt melding gemaakt van 20 opgerolde verzetsgroepen met 1730 leden, en 42 nog in behandeling zijnde (?) groepen met 1468 leden. Dit naast 8 ‘communistische verzetsgroepen’ met 691 leden. Deze cijfers zijn met enige goede wil te vergelijken met de hierboven genoemde cijfers in het kader van de Nederlandse verzetsregelingen. Misschien mogen we – rekening houdende met aftrek van het vermeend verzet – concluderen dat twee à drieduizend personen het hebben aangedurfd om de Japanse bezetting actief te weerspreken. Dat mag misschien weinig lijken, de Japanners moeten er hun handen vol aan hebben gehad.      Bron: Java Post

 

Lees verder…

Australiërs zoeken VOC schip

10897291284?profile=originalAustraliërs zoeken VOC schip Fortuyn

In 1724 verdween het VOC schip “Fortuyn” spoorloos. Australische maritieme archeologen zeggen een idee te hebben waar het  schip is vergaan en starten een zoekactie. De Fortuyn was een vrachtschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie en vertrok in september 1723 vanaf Texel voor een reis naar Batavia. Begin 1724 bereikte de Fortuyn Kaap de Goede Hoop, waar de VOIC destijds een bevoorradings-haven had. Op 18 januari vervolgde het schip haar reis, samen met de schepen “Hogenes”, “Doornik” en “Anna Maria”.

Oude afbeelding van Christmas Island (Daniël Beekman, 1718)

Na het vertrek uit Kaap de Goede Hoop is het schip nooit meer gezien. Wat er met de Fortuyn, met aan boord ongeveer 225 bemanningsleden, gebeurd is, is altijd een raadsel gebleven. Australische onderzoekers zeggen nu in Nederlandse archieven aanwijzingen te hebben gevonden die erop zouden kunnen duiden dat de Fortuyn is vergaan bij Christmas Island. Dit eiland ligt iets ten zuidoosten van Java, maar geografisch behoort het tot Australië.  Het onderzoek wordt geleid  door  maritiem  archeoloog Graeme Henderson, die eerder ook de Cocoseilanden heeft genoemd hoopt onder andere kanonnen van het schip te vinden. De Fortuyn had er daarvan in totaal 36 aan boord.

Graeme Henderson is geen onbekende. Op 16-jarige leeftijd ontdekte hij het wrak van het Nederlandse handelsschip “De Vergulde Draeck”, toen hij met enkele vrienden bij de westkust van Australië aan het vissen was. De zoektocht naar het wrak van de Fortuyn maakt deel uit van een serie activiteiten die georganiseerd worden in het kader van de 400ste

Kanon met touwwerk zoals dat op VOC schepen gebruikt werd

verjaardag van de eerste landing van een Europeaan in het westen van Australië. Dat was de Nederlandse ontdekkingsreiziger Dirck Hartog.

Australiërs zoeken VOC schip Fortuyn

In 1724 verdween het VOC schip “Fortuyn” spoorloos. Australische maritieme archeologen zeggen een idee te hebben waar het  schip is vergaan en starten een zoekactie. De Fortuyn was een vrachtschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie en vertrok in september 1723 vanaf Texel voor een reis naar Batavia. Begin 1724 bereikte de Fortuyn Kaap de Goede Hoop, waar de VOIC destijds een bevoorradings-haven had. Op 18 januari vervolgde het schip haar reis, samen met de schepen “Hogenes”, “Doornik” en “Anna Maria”.

Oude afbeelding van Christmas Island (Daniël Beekman, 1718)

Na het vertrek uit Kaap de Goede Hoop is het schip nooit meer gezien. Wat er met de Fortuyn, met aan boord ongeveer 225 bemanningsleden, gebeurd is, is altijd een raadsel gebleven. Australische onderzoekers zeggen nu in Nederlandse archieven aanwijzingen te hebben gevonden die erop zouden kunnen duiden dat de Fortuyn is vergaan bij Christmas Island. Dit eiland ligt iets ten zuidoosten van Java, maar geografisch behoort het tot Australië.  Het onderzoek wordt geleid  door  maritiem  archeoloog Graeme Henderson, die eerder ook de Cocoseilanden heeft genoemd hoopt onder andere kanonnen van het schip te vinden. De Fortuyn had er daarvan in totaal 36 aan boord.

Graeme Henderson is geen onbekende. Op 16-jarige leeftijd ontdekte hij het wrak van het Nederlandse handelsschip “De Vergulde Draeck”, toen hij met enkele vrienden bij de westkust van Australië aan het vissen was. De zoektocht naar het wrak van de Fortuyn maakt deel uit van een serie activiteiten die georganiseerd worden in het kader van de 400ste

Kanon met touwwerk zoals dat op VOC schepen gebruikt werd

verjaardag van de eerste landing van een Europeaan in het westen van Australië. Dat was de Nederlandse ontdekkingsreiziger Dirck Hartog.

 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives