SCHERPE KRITIEK OP STAATSECRETARIS VAN RIJN OVER INDISCHE KWESTIE
Leo Tho Neijenhuis, voorzitter van de Bond van Ex-geïnterneerden en Gerepatrieerden Overzee (BEGO) heeft in een open brief scherpe kritiek geuit op staatsecretaris Van Rijn. Hij verwijt hem laksheid en loze beloften bij het afhandelen van de zogenaamde Indische kwestie die al sinds 1951 speelt. Van Rijn heeft de afgelopen 3 jaar tot 5 maal toe beloofd met maatregelen te komen en die voor te leggen aan de Tweede kamer, maar heeft dit nooit gedaan. Neijenhuis overweegt nu een klacht tegen de Nederlandse Staat in te dienen bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Hieronder is de tekst van de open brief te lezen.
TEKST OPEN BRIEF
"Maar al te graag had ik een positief bericht willen geven over de nu alweer 3 jaar durende onderhandeling met staatssecretaris Van Rijn over de z.g. Indische Kwestie. Nog steeds is er echter niets positief te melden, ondanks het feit dat deze staatssecretaris tot 5 maal toe aan de onderhandelaars van het Indisch Platform (IP) heeft beloofd deze zaak uit te willen werken en aan de Kamercommissie van WVC voor te leggen.
Als participant van het IP ben ik nauwkeurig op de hoogte gehouden, met steeds weer de mededeling dat wij ons nog even rustig moesten houden en dat wij geen overijlde reacties moesten geven aan onze leden. Er komt echter een moment dat er binnenin iets knapt en er geen energie meer over is om verder maar af te wachten.
BELOFTEN POLITIEK
Decennia lang zijn er door allerlei politieke partijen beloften geuit om de Nederlands Indische samenleving het recht van een rechtvaardige behandeling te geven. Echter op het moment dat deze partijen regeringsverantwoordelijkheid kregen, lieten zij volledig afweten.
En ook nu, met behulp van een onverschillige houding t.a.v. de laatste nog levende oorlogsgetroffenen, gesteund door onwelwillende en tegenwerkende ambtenaren worden wij nog steeds aan de kant geschoven. Zelfs over de aantallen oorlogsslachtoffers die in Z.O.- Azië zijn gevallen wordt bagatelliserend gesproken, over de aantallen vermoordde slachtoffers tijdens de Bersiapperiode nog maar te zwijgen. Er waren voor de oorlog meer dan 300.000 Nederlandse burgers in Indië en ruim 20% is nooit teruggekeerd. Complete families zijn volledig verdwenen en nooit is er ook maar iets van hen vernomen. En maar volhouden dat er hoogstens zo’n 23.000 slachtoffers waren te betreuren.
SCHAAMTE NEDERLAND
“Nederland schaamt zich over haar koloniale verleden” kreeg ik te horen van een medewerker van het Nationaal Comité 4/5 mei. Ik zei hem dat Nederland zich moet schamen voor het verraad aangedaan aan de Joodse burgers tijdens W.O.- II en aan het verraad nà W.O.- II aan de Nederlands Indische samenleving. Immers tijdens de onderhandelingen in San Francisco (Peace Treaty) in 1951 over de herstelbetalingen die Japan zou opgelegd moeten worden, bezweken de onderhandelaars onder druk van de Amerikanen (overigens tot grote woede van de Britten). Uit het z.g. Yoshida – Sticker akkoord dat uiteindelijk werd afgesloten, kwam een schamele tien miljoen dollar aan herstelbetalingen voort. In 1956 werd per persoon 325 gulden uitgekeerd (en velen hebben zelfs dat niet ontvangen), voor verlies van al hun bezittingen en het verblijf van ruim 3,5 jaar in Japanse concentratiekampen. En nog steeds tot vandaag de dag beroepen de opeenvolgende Japanse regeringen zich op dat akkoord, ondanks het feit dat er meermalen naar voren is gekomen dat dit schaamteloze akkoord opengebroken had moeten worden. De Nederlandse regering heeft toen voor de eerste maal, zonder ruggespraak met de Indische gemeenschap rechten weggegeven of overgedragen.
380 MILJOEN NIET UITGEKEERD AAN PARTICULIEREN
Bij de overdracht van Nederlands Indië in december 1949 werd de z.g. Wet op de Soevereiniteits Overdracht afgesloten. Via artikel 4, de Amnestie Ordonnantie werd een uitzondering gemaakt op het Internationale oorlogsrecht om te voorkomen dat over en weer blijvende beschuldigingen geuit zouden worden. Hiermee komen wij automatisch op het z.g. Traktaat van Wassenaar dat is overeengekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië op 7 september 1966. Het oogmerk van de overeenkomst was om met de afspraak over betaling van een lump sum door de Republiek Indonesië ervoor te zorgen dat in ieder geval nog een deel van de claims van de Nederlandse Staat EN van particulieren gehonoreerd zou worden. Het totaal bedrag zou om 600 miljoen gulden gaan. Opvallend is dat de Republiek Indonesië in termijnen van 1973 t/m 2003 689 miljoen gulden, inclusief rente aan de Nederlandse Staat heeft uitbetaald. 223 miljoen gulden was bestemd ter voldoening van een gedeelte van de claim die de Nederlandse Staat op de Republiek Indonesië had. Het resterende bedrag (van 466 miljoen -red.) zou worden uitgekeerd ter voldoening van claims van particulieren, maar wel met name als gevolg van nationalisering van bedrijven. Aan de oproep voor particulieren zou ruim bekendheid zijn gegeven door bekendmaking van de Verdelingswet in het Staatsblad, maar ook door publicatie in de landelijke pers. De landelijke pers? Jawel in het Reformatorisch Dagblad, maar wie las die krant eigenlijk en wie was geabonneerd op de Staatscourant? Uiteindelijk blijkt er rond de 86 miljoen gulden te zijn uitgekeerd aan particulieren, de rest ( 380 miljoen-red.) verdween in het bedrijfsleven en de Staatskas.
TWEEDE KEER RECHTEN WEGGEGEVEN
Feitelijk was dit de tweede keer dat de Nederlandse regering, zonder ruggespraak met de Indische gemeenschap hun rechten heeft weggegeven en aan zichzelf en het bedrijfsleven heeft overgedragen. Nederland had allang zijn schuld aan de Nederlanders uit het voormalig Nederlands Indië moeten voldoen door erkenning van hun schuld, maar door politieke onwil, die tot vandaag de dag nog steeds doorklinkt, is hier geen sprake van. De rechtsgeleerde prof.dr.mr. W.J. Vervaart stelde een aantal jaren geleden al vast dat “wat het naoorlogse rechtsherstel zo schrijnend maakte, was dat Nederlandse Staat in strijd met zijn eigen uitgangspunten van gelijkheid en solidariteit, de Joodse getroffenen niet op dezelfde wijze heeft behandeld als alle Nederlanders. Deze pijnlijke naoorlogse ervaring van voortgezet onrecht hebben de beroofde en berooide oorlogsslachtoffers uit voormaling Nederlands Indië in nòg sterkere mate moeten ervaren. De blijvende ongelijke behandeling tussen Joodse Nederlanders en de Nederlanders uit voormalig Nederlands Indië treft hen nog dagelijks.”
AANKLACHT TEGEN NEDERLANDSE STAAT
Bij dit alles ben ik mij gaan afvragen of er niet een aanklacht tegen de Nederlandse Staat voorbereid moet worden en voorgelegd aan de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. De opgestapelde leugens en verdraaiingen van de Nederlandse Staat, die gesteund wordt door politiek correcte, ethisch moralisten gaan veel te ver. Met ijver proberen zij de geschiedenis over hun koloniaal verleden weg te poetsen, zoals het opzettelijk vernielen en weggeven van de Indische archieven en het uit de geschiedenisboeken halen van 4 eeuwen koloniaal verleden.
Ook deze misselijk makende gedragingen van de Nederlandse Staat moeten wij wel degelijk gedenken bij het 70 jarige verleden van de capitulatie van Japan. Of zoals Hegel al zei: “Niet op de theorie moet je beoordelen, maar op praktisch handelen komt het aan.”
w.g. Leo tho Neijenhuijs,voorzitter BEGO
Meer informatie: info@pia-media.nl
Opmerkingen