Alle berichten (24)

Sorteer op

10897284898?profile=original
Indische activiteiten in Den Haag tijdens de Tong Tong Fair 2014

Stichting Tong Tong organiseert tijdens de Tong Tong Fair ook activiteiten buiten het Malieveld elders in Den Haag. Steeds meer Haagse organisaties sluiten met Indische activiteiten aan.

Willemspark, het eerste villapark in Nederland

Annemargriet Vaartjes van ‘t Gilde geeft in Panorama Mesdag een lezing over Indisch Willemspark, het eerste villapark van Nederland, bewoond door hoge militairen, ambtenaren, ministers en vooral repatrianten uit Nederlands-Indië in de 19e eeuw. Lees meer…

Nationaal Archief

Het programma start met een introductie op de tentoonstelling Het geheugenpaleis – met je hoofd in de archieven. Een van de verhalen in deze tentoonstelling gaat over de opvang van Indische ‘repatrianten’ in de Nederlandse contractpensions. In aansluiting daarop kunnen bezoekers dit verhaal en de rest van de tentoonstelling bezoeken. De originele soevereiniteitsoverdracht van Indonesië uit 1949 is in de tentoonstelling te bekijken. Lees meer…

Tentoonstellingen in het Stadhuis Den Haag

Het grote Atrium van het  Stadhuis van de Gemeente Den Haag kleurt Indisch tijdens de 56e Tong Tong Fair. Er staan drie tentoonstellingen: ‘Oma’s Sarong. Familieverhalen in batik’, ‘Sporen van Smaragd’ (over Indisch architectonisch erfgoed in Den Haag) en ‘Wayangs van Pak Ledjar’ (wayang uit Indonesië). Lees meer…

Stadswandeling Indisch Den Haag met ‘t Gilde

 ‘t Gilde Den Haag organiseert al meer dan 25 jaar talrijke stadswandelingen met een gids door Den Haag. Tijdens de Tong Tong Fair voert ‘t Gilde u langs de sporen van de ‘Gordel van Smaragd’, die in de binnenstad nog in ruime mate aanwezig zijn. De wandeling duurt ca een uur. Lees meer…

Bustocht langs de Sporen van Smaragd

Als u in korte tijd de sporen van smaragd in Den Haag wilt zien, kunt u dit jaar mee met een speciale bustour die Stichting Tong Tong i.s.m. Monumentenzorg Den Haag tweemaal organiseert. De bus rijdt door Centrum, Benoordenhout, Van Stolkpark, Statenkwartier en Duinoord; een gids van Het Gilde geeft een toelichting. In circa een uur krijgt u een mooi beeld van de vele vormen waarin Indië zijn sporen naliet in de architectuur van Den Haag. Lees meer…

Per boot door Indisch Den Haag met de rederij ‘Willemsvaart’

Rederij Willemsvaart laat je kennis maken met Indisch Den Haag vanaf het water! Vaar mee met de Grachtengordel van Smaragd. Er zijn twee rondvaarten, naar de Mauritskade en naar het Indisch Monument. De boottocht duurt ongeveer een uur. Lees meer…

Masterclass ‘Nederlandse bieren en Indisch eten’

Een gouden duo, bleek vorig jaar: biersommelier Henri Reuchlin en kenner van de Indische keuken, Chyco Brouwer, herhalen hun succesvolle masterclass ‘Nederlandse bieren en Indisch eten’ op het Nederlands Bierproeffestival. Lees meer…

Indisch-literaire fietstocht

Het voordeel van de fiets is dat je in korte tijd een veel groter gebied kunt doorkruisen. Bij deze Indisch-literaire fietstocht door Den Haag, die speciaal voor de Tong Tong Fair is samengesteld, voert de route vanaf het Malieveld

door het Willemspark, de Archipelbuurt en Duinoord naar het Statenkwartier. Daar woonden o.a. de schrijvers Tjalie Robinson, Maria Dermoût en Margaretha Ferguson, en daar was ook de Indische Kunstkring Tong Tong gevestigd. Lees meer…

Humanity House

Meer dan 250.000 Indische Nederlanders bleven tijdens de oorlog buiten de Japanse kampen. De documentaire Buitenkampers vertelt door de kinderen van weleer voor het eerst over deze pijnlijke periode uit onze eigen vaderlandse geschiedenis. Lees meer…

WK Hockey in Den Haag

Den Haag is gastvrouw van de Wereldkampioenschappen Hockey. Het Tong Tong Festival doet mee met het randprogramma. Sanggar Mirah, Dwi Mekar, Tjendol Sunrise en pentjak silat van de Maastrichtse groep Panca Sila treden aan. Kijk op de website http://www.denhaag.nl/hockey/haags-hockey-plein-5.htm voor alle speeldata en locaties.

Balinese dans in Korzo

In Korzo danst het bekende Balinese gezelschap Dwi Mekar maskerdansen onder begeleiding van de aanstekelijke ritmes van de kendang én van tapdans. Marije Nie is een van Neerlands beste tapdansers;  zij gaat een bijzonder dialoog aan met het percussie-instrument. Dwi Mekar nodigt ook de toeschouwers uit om mee te doen met de rituele dans kecak, ook wel apendans genoemd. Lees meer bij Korzo.

Bron http://tongtongfair.nl/nieuws  

Lees verder…

2 x de vijf beste (1) Indonesische restaurants

10897282256?profile=original2 x de vijf beste (1)           Indonesische restaurants

Nu de Nederlandse economie weer langzaam uit het dal kruipt, is er weer wat over om af en toe lekker uit eten te gaan. Indonesisch eten is dan een smakelijke keuze, te meer daar wij Nederlanders met deze keuken vertrouwd zijn geraakt. Hier hebben we de vijf beste Indonesische restaurants van Nederland op een rijtje gezet en in het volgende deel de vijf beste toko’s van Nederland. We hebben het hier over 2014 en deze ondernemers kregen de hoogste waarderingen van hun gasten op de vergelijkingssite Iens.nl. Hier eerst de restaurants.

5. Keraton Dumai in Den Haag. Volgens velen al jarenlang het beste Indonesische restaurant in Den Haag. Keraton Dumai serveert rijsttafels van een constante hoge kwaliteit. Het restaurant onder de rook van het Vredespaleis staat bekend om zijn intieme huiskamersfeer. Ook als je geen trek hebt in een complete rijsttafel, is het prima toeven in Keraton Dumai. Alles, ook de simpele gerechten zijn om van te smullen. De pangsit is een aanrader. Bezoekers gaven dit restaurant een 8.6

4. Mulia in Dordrecht. Mulia wordt wel e4ens het best bewaarde geheim van Dordrecht genoemd. Het is een klassiek Indonesisch restaurant zoals dat zo hoort te zijn. De inrichting en aankleding is ietwat gedateerd, maar dat wordt ruimschoots goedgemaakt door werkelijk verrukkelijk eten. Het mag dan ook geen verrassing zijn dat het er dag in dag uit vol zit. Pure en authentieke smaken en heerlijk mals vlees. Mulia kreeg een 9.0

3. Bali Baru in Roosendaal. Restaurant Bali Baru staat dit jaar op de 3e plaats. Net als Bandung is Bali Baru al decennia lang een culinair begrip. Begonnen in Tilburg, maar tegenwoordig in hartje Roosendaal nodigt het uit om in een prima ambiance uit eten te gaan. En dat is dan ook erg lekker en de bediening uiterst vriendelijk. Dit wordt dan ook wel bevestigd door het welgemeende advies om vooraf te reserveren. Ook Bali Baru kreeg van de gasten een dikke 9.0

2. Bandoeng in Oost-Soeburg. Restaurant Bandoeng staat dit jaar op de 2e plaats. Dit begrip    in Zeeland serveert al meer dan 40 jaar absolute topkwaliteit. De vele vaste bezoekers van het restaurant kiezen bij voorkeur het Javaanse buffet. Handig hierbij zijn de rode lepels bij de pittige gerechten. Zo voorkomt men dat bij de ongeoefende pedis-eter onverwachts de tranen in de ogen schieten. De bezoekers hebben Bandoeng dit jaar eveneens gewaardeerd met een 9.0

1. Seray Bistroriental Hillegom Vorig jaar stond dit restaurant in de Bollenstreek nog op de 4e plaats. Dit jaar belonen de gasten op de site van Iens, Seray Bistroriental met de eerste plaats. In dit biologische slow-food Indonesische restaurant kan ook de vegetarische liefhebber van de Indonesische keuken prima terecht. Maar ook voor wie van een lekkere babi, ayam of kambing houdt is de kaart niet te versmaden. De bezoekers van Seray Bistroriental waardeerden het met een 9.1

______________________       

Lees verder…

De vloek van de religies.

10897284474?profile=originalDe vloek van de religies. 

Religie is iets wat de mens al vanaf zijn ontstaan met zich mee draagt.

Vanaf het moment dat hij zijn brein kon gebruiken en de wereld wonderen om hem heen begon te aanschouwen kwam hij tot de ontdekking dat  er zaken zijn die hij niet kon verklaren en zo gebeurde het dat de mens het dan maar toeschreef als iets wat bovennatuurlijk is en niet verklaarbaar omdat er een almachtig wezen moet zijn wat zoveel onverklaarbaars teweeg brengt.

Het geloof in het bovennatuurlijke heeft de mens sindsdien alleen maar vastgehouden en al naar gelang de tijd vorderde zijn er zovele geloofsovertuigingen geweest naarmate de mens zich ontwikkelde al intelligent wezen.

Met de toename van het intelligentie peil nam ook de overtuiging toe dat er een almachtig wezen moest bestaan en daarbij ook een wezen met kracht, macht en geweld waar je diepe respect voor moet hebben en het strafproces voor het NIET respect hebben kwam om de hoek kijken.

De bovennatuurlijke macht werd al gauw gezien als een goddelijk wezen die je gunstig moet stemmen om dingen gedaan te krijgen die je zelf als mens, niet voor elkaar zou kunnen krijgen zoals  jouw eigen gelukzaligheid en voorspoed, tegenslag, overleven, goede oogsten, droogte en regen tijden, ziekten en heling en ga zo maar door.

Ieder stam heeft zijn eigen goddelijk wezen en deze kreeg vaak een eigen naam, maar met het bewustzijn van de aanwezigheid van een goddelijk wezen kwam ook de tussenpersoon in het leven die kon bemiddelen tussen mens en God. De man (meestal) of vrouw die bijzondere gaven had.

Dat werd een sjamaan, priester, medicijnman of wat voor benaming ook, die zijn macht en invloed had op de rest van de stam, het volk of gemeenschap.

Deze persoon was vaak bepalend voor de normen en waarden die hij of zij bedachten in combinatie met die van de stam, groep, of volkstradities in de cultuur verweven.

Heden ten dage zijn de primitieve geloofsovertuigingen bestempeld als bijgeloof, heidense gedachtenspinsels en noem maar op en heeft zich het fenomeen voorgedaan dat het overgrote deel van de menselijke aardse bevolking zich tot de christelijke of mohammedaanse geloofsovertuiging heeft gekeerd.

Niet geheel vrijwillig maar veelal heeft de geschiedenis laten zien dat het onder dwang is gebeurd, bijvoorbeeld door onderwerping, bij kolonisaties.

Er zijn zovele godsdiensten geweest en de goden hadden allemaal een eigen stam, volks, gemeenschap etc. naam.

Zo hadden de Noordeuropeanen Wodan, Thor en weet ik veel nog meer, de Grieken hadden Zeus, de Romeinen, Spanjaarden Egyptenaren en ga zo maar door allen hun eigen godsbeelden.

Totdat er vanuit het Midden-Oosten twee religies hun grote invloed konden uitbreiden, de joodse geloofsovertuiging en die van de Arabieren.

Deze twee voornaamste geloofsovertuigingen staan bol van cultuur inhoudelijke zaken die bij de betreffende volkeren hoort.

Doordat invloedrijke machthebbers zich tot deze geloofsovertuigingen wenden, werden al heel snel de onderworpenen al dan niet onder dwang ook bekeerd. Via de machthebbers in Rome in de tijd van het christusverhaal.

Maar laten wij eens dieper op de inhoud van de religies in het algemeen duiken.

Allereerst valt meteen op dat de goden menselijke gelijkenissen hebben en niet alleen dat, ze hebben ook de menselijke eigenschappen in zich en nog erger de menselijke gedachten gangen en hiërarchieën.

Zo is er een boven god die zijn zetel heeft als gelijk een menselijke koning, die heeft weer zijn onderdanen, er is een straffende God die vreselijk te keer kan gaan als je niet gehoorzaam bent en diezelfde god staat je bij in jouw strijd bij oorlogen, bevoordeelt je als je maar goed gehoorzaam bent en heeft jouw eigen volk als voorkeurs volk zodat je boven de andere volkeren een rechtspositie hebt verkregen en je het recht hebt om anderen te onderwerpen aan jouw god.

Dat is al eeuwen aan de gang en het gebeurt nog steeds, waardoor ik persoonlijk overtuigd ben geraakt dat er helemaal niet zo’n goddelijk wezen bestaat.

Bepaalde geloofsovertuigingen zijn net als clubjes waar je lid van moet worden, en als je er geen lid van bent ben je per definitie ongelovig, heiden, verdwaalde, en verlorene.

De heilige geschriften beelden de mannelijke denkwijze uit waar de vrouw de onderdanige en nietszeggende rol toebedeeld krijgt en eigenlijk alleen als broedmachine, lustobject, verkoopwaar, en slavin van de man is.

Het is ook niet anders want de geschriften zijn door mannenhanden samengesteld met mannengedachten in een mannencultuur, bovendien zijn ze puur menselijk met alle menselijke eigenschappen, zoals het belonigsstelsel, de vader, zoon verhoudingen alsof het gewoon een vleselijke menselijkheid is, het priesterschap wat alleen mannelijke leden heeft, kortom alles wat wij als structuur in onze maatschappijen hebben zo zal het ook daar in de vermeende hemel moeten zijn.

Is dat zo? Nee, zeg ik persoonlijk als ongelovige, in mijn optie is een Almachtig wezen ver van onze bekrompen ideeën verwijderd en wie zegt dat de Almachtige een man moet zijn. Ja, volgens de geschriften wel, maar die zijn zoals eerder vermeldt door mannen handen geschreven en beïnvloed door mannen gedachtegangen.

Zo is er ook een duivel uitgevonden wat in mijn ogen puur een middel is om de eigen onvolmaaktheid een plaats te geven en die figuur van satan is HET middel om je te verlossen van jouw geweten, immers je kunt er niets aan doen als die duivel je aanzet om rottigheid te veroorzaken.

Zo wordt je met 12 maagden beloond in de hemel als je als islamiet je eigen leven offert voor jouw geloofsgenoten in de strijd, alsof je daar in de hoedanigheid van geest nog seksverlangens kunt hebben. Alweer zon geval waar men abusievelijk aanneemt dat het daar niet anders aan toe gaat dan hier op aarde.

Er is een pracht en praal in Rome met een machtscentrum van jewelste die bepaalt of je veilig mag vrijen of niet en zich niet bezighoudt met het feit dat al die rijkdommen best eens aangewend kunnen worden aan het hongerprobleem op deze aardkloot waar men het simpele geld als echte ware god aanbidt. Het is ook nog een politiek bolwerk wat zich bezighoudt met dood en verderf en onderdrukking zoals zijn tegenhanger de islam. Politiek hoort niet in een echte religie thuis.

Je mag naar hartenlust andersdenkenden vervloeken, vermoorden, uitroeien en vooral als je machtswellustig bent. Wel in dienst van de godheid die je aanbidt of gebruikt voor jouw eigen frustraties en wellust/wreedheden. Alle eigen kwaadheid goedpraten in naam van allah of jezus of weet ik veel  wie nog meer. En dan ook anderen voor jouw vieze eigen karretje spannen en zelf proberen buiten schot te blijven.

Kortom zoals ik erover denk, en dat is persoonlijk, bestaat er geen god zoals de religies ons willen doen geloven, voor mij is het TE menselijk en is men met niets anders bezig dan met zijn eigen overtuigingen ZONDER eerst te kijken waar het om je heen echt aan toe gaat.

In mijn ogen is een goddelijke overtuiging niets anders dan het weten dat er een macht is wat jou en het hele universum beheerst, alle ingewikkelde natuurwetten heeft gecreëerd.

Anders dan dat wij willen geloven zijn wij allemaal, dieren planten en mensen, uit een zelfde energie ontstaan en dat bij iedere aantasting ervan je bezig bent met je zelf aan te tasten.

De vloek van de religie is het primitieve brein van de mens die zijn ego niet kan overwinnen.

Indien U en ik, en wij als mens allemaal niet alleen met onszelf bezig zijn, onze eigen IKKE, maar met de werkelijke essentie van het bestaan hier op aarde, HET LEVEN SAMEN MET ELKAAR, dan is geen religie nodig en hadden wij voor onszelf en voor onze medeschepselen een paradijs kunnen scheppen.

In mijn belevenis en overtuiging is het Almachtige wezen verre van menselijk en doen wij het te kort door religies die het uitbeelden als zijnde een mens met als onze hebbelijk en onhebbelijkheden.

Religies zijn nuttig voor het bewustzijn van het noodzakelijke om alles met elkaar te delen en doen, zonder onderscheid om gewoon simpelweg te overleven, maar ze zijn onbewust ontwikkeld tot een ordinair politiek spel van macht en overheersing.

De mens zal de ware Almachtige pas leren kennen als het zijn primitieve ego heeft overwonnen.

Tot die tijd zijn religies een vloek voor de mensheid door misbruik en eigen belang.

Wat wel is dat, hoe gestudeerd je ook denkt te zijn, je er niet omheen kunt dat het simpele van jouw eigen bestaan en de dingen om je heen zoals een simpele bloem, niet hebben KUNNEN ontstaan zonder een scheppende kracht. Alle ingewikkelde natuurwetten zijn er niet zomaar ineens uit het niets.

Ben je daarvan bewust, dan ben je ook bewust van jouw eigen nietigheid, en ben je daarvan overtuigd geraakt zal je heel anders in het leven staan. Het simpele feit dat je leeft is al een wonder op zich want je bent niets anders dan een product van stoffen uit de natuur die ook aanwezig zijn in ieder ander wezen op deze planeet. Intelligentie kan ook domheid inhouden die vernietiging van jezelf teweegbrengt. Intelligentie wat het  persoonlijke ego NIET kan uitschakelen is niets anders dan primitief aanwezig zijn. Op dat gebied verschillen wij niets van het dier.

In alle simpelheid beschreven met persoonlijke overtuiging.

Albert van Prehn.26 mei 2014.

Lees verder…

56e Tong Tong Fair

10897289658?profile=original56e Tong Tong Fair 

Van 29 mei tot en met 9 juni   (van Hemelvaartsdag t/m 2e Pinksterdag) is Den Haag weer even de Indische hoofdstad van het westelijk halfrond. Twaalf dagen lang zal het tentencomplex de tachtig- tot honderdduizend bezoekers verwelkomen in een oosterse ambiance. De organisatie is dit keer trots op de komst van de Indonesische danser Didik Nini Thowok uit Yogyakarta. Ook uit Java komt de Gamelangroep SambaSunda, met een schitterend programma aan wereldmuziek, geïnspireerd door verschillende Soedanese muziekstijlen. Verder kunt u genieten van dans en muziek  van de Kraton en Puro Pakualaman, die de muzikale dansepos Ramayana op het grote podium zullen opvoeren. 

  10897289882?profile=originalHet gebouw van de Haagse Dierentuin, waar het in 1958 allemaal begon.

Eveneens uit Yogyakarta komt Afif Syakur met een wervelende modeshow. Ook een modeshow uit Solo van Joko SSP (Semarak Seni Persada Production Solo). De theaters brengen een bonte mix van muziek, dans en literatuur. Meer informatie over het complete programma van het Tong Tong Festival: http://tongtongfair.nl/programma-2014/.   In de eetwijk kan men weer naar hartenlust de smaakpapillen testen bij de vele restaurants en in de grote tent is  zoals gebruikelijk de grootste oost-west bazaar ter wereld neergestreken met enkele

 

 

10897290260?profile=originalNa de sloop van de Haagse Dierentuin nam de (toen nog) Pasar Malam Besar zijn intrek in de Houtrusthallen.

honderden standhouders die voor elk wat wils in de aanbieding hebben.

Indisch feest voor iedereen

Juist de cross-over van culturen uit Zuid-oost Azië en het Westen maakt de Tong Tong Fair tot een evenement van wereldformaat. Daarbij is de TTF het grootste Indische evenement ter wereld buiten Indonesië. Een belangrijke plaats wordt ingenomen door het Tong Tong Festival. Dit is de naam van een compleet en heel gevarieerd theaterprogramma, dat plaats vindt in de diverse theaters op het Malieveld en tijdens de TTF ook op andere plekken in Den Haag. Bij de programmering is de Indische cultuur (een van de oudste mengculturen ter wereld) een leidraad. Het Tong Tong Festival brengt wetenschappers, artiesten en auteurs van (inter)nationale faam naar Den Haag. Verder produceert het ook zijn eigen multidisciplinaire voorstellingen en maakt een fusion van muziek- en dans-tradities. Dagelijks zijn er tevens lezingen, workshops, concerten en dans- en toneelvoorstellingen.

Het gehele tentencomplex bestaat uit: de entreetent met kassa’s, garderobe, infobalie en een aantal “eigen” stands, alsmede de “kidscorner” waar u eventueel de allerkleinsten met een gerust hart aan de goede zorgen van professionele kinderleidsters kunt overlaten. Dan natuurlijk de Grand Pasar, waar u genietend van de exotische geuren van wierook en tropisch fruit kunt rondslenteren en winkelen bij enkele honderden kramen. De “Indische Stad” heeft dit jaar twee theaters, waar u tal van voorstellingen kunt bijwonen. Tong Tong Theater en de Bengkel zijn hier de “places to be”. En   natuurlijk het Indorock Café.

10897291063?profile=originalNu al weer vele jaren op de vertrouwde plek in Den Haag: het Malieveld. En al jaren is het uitgegroeid tot een ware Indische Stad.

En dan de eetwijk, waarbij wij nadere uitleg eigenlijk overbodig vinden. Ga gewoon uw neus achterna en maak een keuze uit de rijke Indische en Indonesische keuken. Verder zijn er nog        het Cultuurpaviljoen met het Kooktheater en het Indonesië-paviljoen met vanuit Indonesië ingevlogen standhouders die u met hun Indonesische producten tot kopen trachten te verleiden. Het complete overzicht van wat u allemaal kunt verwachten op de 56e Tong Tong Fair vindt u op:  www.tongtongfair.nl.

 

 

 

Archief ICM Videoreportages, toen alles .......

  1. http://icmonline.ning.com/video/the-valiants-comeback-met
  2. http://icmonline.ning.com/video/the-crazy-rockers
  3. http://icmonline.ning.com/video/black-coffee-van-blue-diamond
  4. http://icmonline.ning.com/video/indorock-the-raylettes-zie

 

 

Lees verder…

Van puputan tot pasar malam door: Sabina de Rozario

10897281665?profile=originalVan puputan tot pasar malam                    door:   Sabina de Rozario 

 

Waar ooit duizenden mensen omkwamen, wordt nu elke zaterdagavond vertier gezocht en gevonden.  Ik zie vanaf de straat al de gezellige drukte op het plein.  Een monument, dat ter nagedachtenis van de gebeurtenis in 1906 is geplaatst, siert de historische plek in Denpasar. Veel gezinnen, jonge geliefden en studenten vertoeven er in alle ontspannenheid.

Monument Puputan in Denpasar

De politie houdt  er toezicht en leidt het verkeer in goede banen, parkeerwachters zijn druk in de weer om de bezoekers naar de parkeerplaatsen te loodsen. Als ik het ‘grasveldje’, meer is het niet, betreed, heerst er een ambiance vergelijkbaar met die van een pasar malam die ik ken van Nederland. Overal zie ik lichtjes, speelgoedverkopers en ruik ik de geur van vers geroosterde saté. Ik koop een maïskolf en besluit een rondje om het monument  te lopen.  De specifieke sfeer, die herinneringen bij me oproept, is me onverwacht niet vreemd. 

Hoge dosis trots

In het begin van de vorige eeuw was het op deze plek , het ‘veldje’ in de hoofdstad van Bali, waar gewapende Nederlandse militairen tegenover een Balinese koning met zijn onderdanen stonden.     De reden: radja Gede Ngurah Denpasar  werd verantwoordelijk gehouden voor het vergaan van een Chinees schip voor de kust van Sanur. Deze radja besloot zich niet zomaar over te geven  aan het Nederlandse leger en bedacht een scenario waarbij een hoge dosis trots aan ten grondslag lag. Het was voor de Balinezen al duidelijk dat zij de strijd nooit konden winnen met hun traditionele wapens. Echter, overgeven aan de vijand behoorde niet tot de opties.

Wat er toen gebeurde heeft niet veel Nederlandse geschiedenis-boeken gehaald. De radja droeg zijn onderdanen op zich in witte ceremoniële kleding  met hun mooiste juwelen te hullen. De zwaarden werden ter hand genomen en het paleis van de radja werd in vuur en vlam gezet. Gezeten op zijn draagstoel omringd door zijn familie, Hindoe priesters en onderdanen, wachtte hij het Hollandse leger op.

10897281283?profile=originalHet stoffelijk overschot van                  de vorst van Badung wordt overgebracht naar Denpasar

Puputan

Onder begeleiding van oorlogs-trommels gooiden de Balinese vrouwen geld en juwelen naar de naderende indringers. Terwijl dit vernederende schouwspel zich afspeelde, schoot het Nederlandse leger onder het commando van Generaal-majoor Rost van Tonningen verward om zich heen. Op dat moment liet de radja zich door de priester in het hart steken, het teken voor de onderdanen om zichzelf van het leven te beroven. Mannen, vrouwen en zelfs kinderen onderwierpen zich aan hun lot. Het bloedbad waarbij honderden mensen die zich voor de ogen van de Nederlanders ter aarde stortten, is de Balinese geschiedenis ingegaan onder de naam Perang Puputan Badung.

Puputan is een Balinees ritueel gevecht tot de dood erop volgt en heeft begin vorige eeuw in een korte tijd meerdere keren plaatsgevonden. Van 1894 tot 1908 komen duizenden Balinezen om tijdens zo’n rituele zelfmoord, waarvan de koloniale troepen niet alleen getuigen waren, maar ook aanstichters. Niet alle radja’s van Bali maakten vrijwillig een einde aan hun koningschap. De radja’s van onder meer  Badung, Denpasar en ook Pemucutan weigerden hun zelfstandigheid op te geven ten tijde van de kolonie en waren bereid ten onder te gaan. De radja van Tabanan besloot tot vrijwillige overgave, maar pleegde na twee dagen gevangenschap toch zelfmoord. Zijn stoffelijk overschot werd naar de Puri van Denpasar overgebracht tijdens de zevende Bali-expeditie, gericht tegen de vorst van Badung in 1906. De vorst van Klung Kung kwam tot een akkoord met de overheerser, tot ‘zijn’ puputan een einde maakte aan de samenwerking in 1908.

Archieffoto’s uit Nederland

Elk jaar worden de puputans herdacht bij het monument op het Puputan plein. Hoe dramatisch de toedracht ook is geweest, Bali zou Bali niet zijn om voor de gelegenheid van het 100-jarige jubileum in 2006 met alle trots een week lang optredens en andere feestelijkheden te plannen. Om begrip van de Nederlanders te generen werd de toenmalige Koningin Beatrix voor deze feestweek uitgenodigd. Voor de special gelegenheid werden archieffoto’s van de puputan ingevlogen, afkomstig uit de fotocollectie van de Leidse Universiteit. Het hoogtepunt van het wekelijkse festival was de kroning van Ida Tjokorda Ngurah Denpasar IX, de nieuwe radja van de hoofdstad.

Al lopend naar de uitgang probeert een verkoper me een Mickey Mouse-ballon aan te smeren. Uitgelaten kinderen rennen om me heen of spelen met hun net gekregen voetbal. De maïsverkoper ruimt zijn boeltje op, nog voor middernacht is hij ‘los’ en kan hij tevreden naar huis. De feestelijkheden op het Puputan plein achter zich latend zonder een notie te hebben van het bloedbad  dat er ooit heeft plaatsgevonden.

Bron: Java Post

 

 

Lees verder…

10897286880?profile=originalPasar Malam, de eerste jaren 1958-1965    door:   Wim Brückel en Geraldine Brückel-Lang   

In aanloop naar de 56e Tong Tong Fair (vroeger: Pasar Malam Besar) hier een artikel over de oprichtster Mary Brückel-Beiten die in 1958 de allereerste Pasar Malam organiseerde in de Grote Zaal van de Haagse Dierentuin. De start van de Pasar Malam wordt heel vaak toegeschreven aan Tjalie Robinson, pseudoniem voor Jan Boon. Hier volgt het werkelijke verhaal, geschreven door de zoon en schoondochter van Mary, die nu al 55 jaren in Canada wonen.

Wie was Mary Brückel-Beiten?

Anna Maria (Mary) Beiten werd op 6 oktober 1904 in Bondowoso op Oost-Java geboren. Haar vader, Anton Beiten was een suikerplanter en haar moeder Emmy Aban was een Javaanse. Haar latere echtgenoot, Alexander Brückel, was bestuursambtenaar, geboren op 4 september 1902 in Amsterdam. Zij trouwden in 1935.   Mary Brückel-Beiten was in Indië al een pionierster op tal van gebieden. Zo deed ze als vrouw mee aan een autorally van Soerabaja naar Batavia, waarbij ze nog won ook. De volgende dag stonden alle kranten vol met de koppen dat een vrouw de rally had gewonnen, wat nauwelijks voor mogelijk werd gehouden. Smalend berichtten sommige kranten dat ze waarschijnlijk een man in haar auto had verstopt, die het grootste deel van de race voor haar reed. Mary was toen pas 18 jaar oud. Een tijd later werd in de kranten gevraagd welke vrouw in een klein vliegtuigje durfde te reizen en weer was Mary branie genoeg om dit te doen.

Mary Brückel-Beiten was lerares, journaliste en schrijfster. In de oorlog schreef ze gedichten voor kinderen en maakte ze schetsen en notities, die ze in een wasmand voor de Jappen verborg. Altijd stond Mary klaar om haar medemens te helpen.

Na de oorlog, in 1946, kwam Mary met haar gezin in Nederland terecht. Ze deed er direct alles aan om goed in de Nederlandse samenleving te integreren. Ze reisde van dorp naar dorp om de plattelandsvrouwen kennis te laten maken met de Indische cultuur en hen Indisch te leren koken. Soms kreeg ze ongezouten commentaar van een boer, die zei dat alleen kippen rijst eten, waarop zij terug kaatste, dat de varkens ook aardappelen eten, waarop de boer afdroop.

De vrouwen echter vonden haar kookkunst geweldig en al gauw werden er fancy fairs gehouden. Dit deed Mary gedurende een aantal jaren en de Nederlanders begonnen de Indische cultuur te begrijpen. Door de boekjes, die zij voor de Hollandse huisvrouw uitgaf werd zij al gauw een graag geziene gast op diverse bijeen-komsten, waar ze demonstraties gaf om het Indische koken in Nederland te promoten. Op een dag fluisterde een Indische vrouw haar in het oor: “Goh, Mary, het lijkt wel een pasar Malam, net als in Indië”. Toen ze thuiskwam, dacht ze dat dit klopte; haar fancy fair wás net als een pasar malam.

10897287499?profile=originalNa een kookdemonstratie voor de Vereniging van Huisvrouwen wordt er natuurlijk geproefd.

Tijdschrift “Onze Brug”

Op 3 oktober 1957 kreeg Mary een brief van Tjalie Robinson. Hij vroeg haar om mee te werken aan zijn tijdschrift “Onze Brug”. Mary stemde toe en al gauw stelde ze in december 1957 voor om het blad om te dopen in “Tong Tong”.      Ze had thuis een boek waarin     de Indonesische Tong Tong beschreven was. Ik vroeg haar of haar naam nu op de voorkant zou komen. Mary antwoordde: “Nee, dat is voor Tjalie… het is zijn blad. Hij is schrijver en journalist en hij gaat schrijven over wat we met de Vereniging Indische Nederlanders (VIN) gaan organiseren”. Door Mary’s instigatie werd toen met de leden van de VIN de “Indische Kunstkring” opgericht.

Een van de eerste evenementen die Mary organiseerde was het Tong Tong Cabaret samen met leden van de VIN. Tjalie was hierbij komiek en gaf ook speeches. Het geheel werd opgeluisterd door een Gamelan band. Ook Mary zelf deed mee en de première vond plaats op 12 april 1958 in aanwezigheid van Koningin Juliana en Minister Marga Klompé.

Tong Tong

Voorafgaand aan de première, tijdens een repetitie, zei Tjalie aan de andere leden: “Ik ga een nieuw blaadje oprichten; willen jullie meedenken aan een naam?” Velen verzonnen gekke namen, totdat er één zei: “Waarom niet Tong Tong, net zoals het Cabaret?” Tjalie vond dat een goed idee en zo werd het besloten. Mijn moeder begreep hier niets van. Had ze Tjalie niet al eerder gezegd dat het zo zou moeten heten?

10897288262?profile=originalTjalie en Mary

Maar Mary had nog steeds een voornemen om de fancy fairs uit te laten groeien tot een echte Pasar Malam. Zij vroeg de andere VIN leden haar initiatief te steunen, maar omdat niemand geld had, heeft Mary zelf met haar hele familie alle centjes op tafel gelegd om deze droom te realiseren. Iedereen deed mee: haar twee zusters, Bets en Ems, haar man, ook Jo, haar twee dochters Maud en Dee en schoonzoon Loek Mol. Haar twee zonen, waaronder ikzelf, zaten al in Canada. Uiteindelijk hadden ze geld genoeg om de allereerste Pasar Malam te organiseren, die toen in 1958 gehouden werd in de grote zaal van de Haagse Dierentuin. Het werd een groot succes, mede door het optreden van de Tielman Brothers, culturele Indonesische dansvoorstellingen en kookdemonstraties en dan  natuurlijk allerlei standjes en kramen. Het succes was zo groot dat besloten werd in 1959 opnieuw een Pasar te houden.

Nadat ze een achttal Pasars had georganiseerd vond Mary het te commercieel worden en droeg in

10897288659?profile=originalDansvoorstelling op Pasar Malam 1958

1965 haar gehele organisatie over  aan Tjalie Robinson. Tjalie populariseerde de Pasar Malam, die inmiddels verhuisd was naar de Houtrusthallen. Mary begon een nieuwe uitdaging in de vorm van de stichting “Uit en Thuis”.  Ze organiseerde vliegreizen per chartervlucht naar de USA en Canada, zodat ouders daar hun geëmigreerde kinderen konden opzoeken. Toch bleef zij op de jaarlijkse Pasar Malams haar kookdemonstraties ten beste geven, hetgeen zij tot op hoge leeftijd volhield.

10897288486?profile=originalTjalie was een vervent beoefenaar van de katapult

Pasar Malam Selamat Datang  in  Holland

Wie meer wil weten over het ontstaan van de pasar Malam in Nederland en het leven van Mary Brückel-Beiten, kan het boek bestellen dat door haar geschreven is onder de titel: “Pasar Malam Selamat Datang     in Holland”, verkrijgbaar bij www.amazon.com, ISBN nummer: 978-1-77136-099-9. Prijs: 16,00 US$, exclusief de verzendkosten.

Voor NICC Magazine: Wim Brückel en Geraldine Brückel-Lang. 

Lees verder…

Indische hawaiian van Wayland Paradise

11-05-2014

Indische hawaiian van Wayland Paradise

Nederland heeft een bijzondere traditie op het gebied van hawaiian muziek en dans. In Nederlands-Indië werd het genre veel beoefend en via deze Indische link waren al in de jaren ’30, met name in Den Haag, hawaiian muziekgroepen actief. Vandaag de dag is deze traditie nog vooral zichtbaar in de dans; Nederlandse groepen als Maeva, Mai’ana, Hawaiian Treasure en Hawaiian Fantasy (met opvallend veel leden met Indische roots) dansen met succes op internationale podia.

Waylan_Paradise_webWAYLAND PARADISE

Op muzikaal gebied is het daarentegen stiller; de glorietijden van de Royal Hawaiian Minstrels, het wereldberoemde ensemble rond steelgitarist George de Fretes en later zijn broer Peter de Fretes, liggen alweer een tijdje achter ons.

Guus Paat wil dit veranderen. Op de 56e Tong Tong Fair (woensdag 4 juni) debuteert een nieuw ensemble onder zijn leiding, Wayland Paradise, dat de Indische stijl van hawaiian herintroduceert. De band is een eerbetoon aan de meester van de Indische hawaiian, Georges de Fretes. Naast een concert op het Tong-Tong-Podium, interviewt Siem Boon Guus Paat in het Tong-Tong-Theater, waarbij ook muziek gedraaid wordt. ‘s-Avonds geeft Guus een clinic in de Bengkel, waar hij de typische sound van Indische hawaiian laat horen en toelicht.

LAPSTEEL/HAWAIÏAN GITAAR

Wayland Paradise is ontstaan door een toevallige ontmoeting van Guus Paat en Ernst Kraft van Ermel na een concert van Ernst Jansz. Guus speelde op de lapsteel/hawaiïan gitaar een aantal Indische liedjes in de band van deze ex-Doe Maar-icoon.

De naam Wayland Paradise is een verwijzing naar Guus’ leermeester Wayland Kraft van Ermel. Maar eigenlijk is het een eerbetoon aan de eerste generatie Indische Nederlanders die de hawaiian muziek naar Nederland hebben gebracht en alle grote bespelers van de hawaiian gitaar, in het bijzonder Georges de Fretes, die deze muziekstijl zo populair maakte in Nederlands-Indië en die eind jaren ’60 van de vorige eeuw naar Amerika vertrok om daar een carrière op te bouwen.

Deze muziekstijl mag wel de voorloper genoemd worden van alles wat zich heden rock- en popmuziek noemt. Omdat alle leden van de band ook nog in andere formaties spelen, beschouwen zij Wayland Paradise als een muziekproject van vrienden die in hun schaarse vrije tijd graag deze muziekstijl op het podium ten gehore brengen.

DE BAND

Guus Paat, hawaiian steel-gitaar. Was jarenlang lid van het Indisch Muzikanten Collectief, is vaak op pad met Ernst Jansz en Wouter Muller en speelt al sinds zijn jeugd in de formatie Jaya. Ernst Kraft van Ermel, zang, gitaar en ukulele. Speelt ook bij de Cliff & Shadows band en The Red Strats. Jeannette Berlauwt, zang. Lid van de formatie Free Line.
Benny Stevens, gitaar, basgitaar, toetsen en ukelele. Ook lid van de formatie Free Line.
Ernst Makily, basgitaar en ukulele. Lid van Jaya.

 

Lees verder…

10897284057?profile=originalBoek: “Opgevangen in andijvielucht” doet veel stof opwaaien

Niet vaak verschijnt er een boek, dat zoveel stof doet opwaaien en waarover voor en tegenstanders nog net niet rollebollend over de straat gaan, als het boek: “Opgevangen in andijvielucht” van Griselda Molemans. De auteur had zelf ook al ruim van tevoren voorspeld dat dit zou gaan gebeuren.

In het blog van het NIOD schrijft Peter Keppy dat Molemans valse hoop wekt bij veel Indische Nederlanders. Hij zegt onder andere naar aanleiding van het artikel van Lidy Nicolasen in de Volkskrant, dat NICC Magazine in de vorige editie plaatste:  

Het boek “Opgevangen in andijvielucht” begint met een invoelend geschreven relaas over de kille opvang van Indische Nederlanders in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Maar de epiloog lijkt een ander boek.

NIOD onderzoeker Peter Keppy

Molemans’ verontwaardiging over misstanden bij de opvang ontaardt aan het slot van haar boek namelijk in een slecht gefundeerde en warrige aanklacht tegen instanties, personen en onderzoekscommissies. Zij harkt het Indische repertoire van oorlog gerelateerde kwesties bijeen (veronderstelde verdwenen bank-tegoeden, niet uitbetaalde soldij van KNIL-militairen, het uitblijven van schadevergoeding). Volgens Molemans liggen er nog ergens door Indische Nederlanders niet-opgeëiste miljoenen. Zij slaagt er echter niet in dit hard te maken; erger nog: haar epiloog werkt vertroebelend voor wat we al weten.

Ongenoegen 

Molemans' ongenoegen lijkt een echo uit het midden van de jaren negentig. Er was een discussie gaande over Joodse tegoeden. Minister van Financiën Gerrit Zalm schokte de Indische gemeenschap met de uitspraak dat de Nederlandse regering niet op ‘Indisch geld’ zat. Onder druk van het Indisch Platform, het overkoepelend orgaan van Indische belangenorganisaties, besloot de Nederlandse regering  in 1998 tot onderzoek naar bank- en verzekeringstegoeden van de Indische Nederlanders.

Ik maakte deel uit van het onderzoeksteam van historici dat werd bijgestaan door enkele bancaire en juridische experts (bekend als de Commissie van Galen). Gedreven om aan te tonen dat Zalm het wel eens mis zou kunnen hebben, togen we aan het werk. We veronderstelden dat Indische Nederlanders als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) en de daarop volgende Indonesische revolutie (1945 - 1949) waren beroofd van banktegoeden en verzekeringsgelden en dat de Nederlandse en de Nederlands-Indische overheid nalatig waren geweest.

Onze aanname bleek niet te kloppen. We vonden geen enkele aanwijzingen voor bij financiële instellingen geparkeerde tegoeden noch een grote groep rechthebbenden die daar na de oorlog aanspraak op zou kunnen maken. Wel vonden we bewijzen dat zowel overheden als banken en verzekeringsmaatschappijen die uitbetaling tijdelijk, en in een klein aantal gevallen zelfs permanent, hadden verhinderd. In 1955 was er sprake van dertig rechthebbenden die door twee levensverzekeringsmaatschappijen uit Canada waren benadeeld.

10897283898?profile=originalMolemans' miljoenen


Hoe zit het dan met Molemans’ miljoenen verdwenen bank- en verzekeringstegoeden? Volgens haar geeft een document van de Federal Reserve in New York, gedateerd in juni 1945, antwoord op de verzekeringskwestie. Zij betoogt dat dit document aantoont dat het mogelijk is onderzoek te doen naar individuele gevallen van niet-uitgekeerde verzekeringen, hetgeen door de Commissie van Galen is bestreden. Het document toont volgens Molemans dat in 1938 de zeventien grootste verzekeraars in Nederlands-Indië voor 251,8 miljoen gulden aan levensverzekeringen verkochten.

Als Molemans meent dat onderzoek naar gedupeerden uitvoerbaar is op basis van dit document, waarom heeft zij dit dan niet gedaan? Het antwoord is eenvoudig. Niemand kan op basis van dit enkele document uitleggen hoe levensverzekeringen ná juni 1945 zijn afgewikkeld. Het geeft slechts een inventarisatie van de stand van zaken in 1938. De Commissie van Galen daarentegen heeft in 2000 wel het antwoord gegeven op de vraag hoe in       de context van de in augustus 1945 uitgebroken Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en de soevereiniteitsoverdracht van 1949 levensverzekeringen en banktegoeden zijn afgewikkeld.

Journaliste en auteur Griselda Molemans

Dat Molemans deze onderzoeks-uitkomsten negeert is lichtzinnig. Haar suggestie van het bestaan van niet-opgeëiste miljoenen wekt valse hoop bij vele Indische oorlogsgetroffenen en ook hun nabestaanden over de kansen op vergoeding van materiële en immateriële schade. Dat is in mijn ogen regelrecht kwalijk. Molemans wil derhalve meerdere rekeningen vereffenen, maar het effectbejag in haar epiloog zit dat in de weg. Het principe van hoor en wederhoor is zoek. Collega-historici publiceerden over de   kille opvang van de Indische Nederlanders, over minister van Financiën Lieftinck die in de naoorlogse jaren zijn hand stijf op de knip hield, over de achterstallige salariëring van voormalige KNIL-militairen, de uitgebleven schadevergoedingen, en de strijd voor erkenning van leed en onrecht.

De boekenkast is inmiddels goed gevuld, maar we vinden deze bevindingen en titels niet terug bij Molemans. Onderzoeker Lizzy van Leeuwen poneerde de prikkelende stelling dat “Indische cultuur en identiteit zijn gaan behoren tot de groeiende cluster van mythen, legenden en broodje-aap verhalen”. Molemans doet haar duit onbeschaamd in dat zakje.

Reactie van Griselda op Keppy

Over de felle reactie van Keppy in het NIOD blog, wil ik het volgende zeggen:                                    De reden dat Keppy fors uithaalt naar het boek 'Opgevangen in andijvielucht' is eenvoudig te verklaren: in de epiloog lever ik bewijs voor A). het in veiligheid stellen van de administratie op microfilm en het belegd vermogen van de verzekeringsmaatschappij Nillmij in de kluizen van de Federal Reserve in New York en B). het in bewaring stellen van de geld- en goudvoorraden van De Javasche Bank bij diezelfde Federal Reserve in februari 1942. (De rechtsopvolger van de Nillmij is AEGON)

Keppy en zijn mede-onderzoekers namens het NIOD hebben naar eigen zeggen uitvoerig onderzoek naar de Indische Tegoeden verricht in buitenlandse archieven en hierover een eindrapport gepubliceerd, ook wel het 'rapport Van Galen' genoemd. Staat het bewijs voor deze kapitaalvlucht vanuit Batavia naar New York vermeld in het rapport? Met geen woord.                             Opmerkelijk genoeg komt mijn bewijslast uit de National Archives and Records Administration in College Park, Maryland; nota bene hetzelfde archief waar Keppy cum suis onderzoek heeft gedaan.

Wat nu? Hebben de heren onderzoekers de betreffende 'classified' documenten niet kunnen vinden? Of niet willen publiceren? Hadden ze de waarheid wel gepubliceerd, dan was dit grote bedrog door banken en verzekeraars al lang bekend geweest: het geld- en goudkapitaal is niet door de Japanse bezetter geconfisqueerd, maar in veiligheid gesteld in New York inclusief de administraties op microfilm. Hoeveel geld heeft de Nederlandse overheid ook alweer onder de vlag van Het Gebaar betaald voor dit rapport? Met andere woorden: hoeveel heeft de Nederlandse overheid aan haar eigen instelling betaald om de waarheid toe te dekken? Laat    het NIOD haar naam maar     liever veranderen in NIGOOD: Nederlands Instituut voor Gecensureerd Onderzoek en Oorlogs Documentatie.

10897284261?profile=originalTegoeden

 

Tenslotte het commentaar van de hoofdredacteur van ICM-online, Ferry Schwab over deze kwestie. De 381.000 Indische Nederlanders die tussen 1950 en 1970 Indonesië moesten ontvluchten, hebben nog miljoenen euro's tegoed van de Nederlandse overheid, meldde de Volkskrant op 18 maart jl.

Men veronderstelde dat het om nieuwe feiten zou gaan. In eerste instantie betreft het 341.000 mensen die hierdoor zijn getroffen en niet 381.000. Wat de Volkskrant meldt,  betreffen drie afzonderlijke dossiers die reeds onder aandacht staan van het Ministerie van VWS.  Vorig jaar 19 maart 2013 werd een Indische Petitie met ruim 10.000 handtekeningen na een Stille Tocht aan betreffende Ministerie van VWS overhandigd. Hierbij schitterde met name de Volkskrant door afwezigheid, waar deze Stille Tocht op voet werd gevolgd door andere media o.a. Omroep Max.  

ICM-online hoofdredacteur Ferry Schwab

Het Rapport van Gaalen staat geheel los van de andere die al bekend zijn binnen VWS en verdient daarom ook een andere benadering. Hier liggen de al opgestelde NIOD-Rapporten aan ten grondslag onder andere opgesteld door drs. Keppy en Drs. Meier die de belastingbetaler ruim anderhalf miljoen heeft gekost.  Dit dossier is nu in behandeling  en onder beheer bij de staatssecretaris Martin van Rijn, die binnenkort met het antwoord komt richting voorzitter van het Indisch Platform Silfraire Delhaye. Deze zal dit eerst terugkoppelen naar Dagelijks Bestuur van Het Indisch Platform of de voorgestelde compensaties als redelijk en fair mogen worden beschouwd voor die 69 jaren onrecht. De staatssecretaris is diverse malen gevraagd door het Parlement om met oplossing te komen in deze zaak. Als referentie wat betreft de compensatie ligt er al een kader, namelijk de Joodse Gemeenschap en Roma's. Deze hebben in 2001 wettelijk individueel tussen de 40 en 50 duizend gulden gecompenseerd gekregen. Veel geld voor de Overheid die een dergelijke regeling ook aan de Indische Nederlanders verschuldigd is. De Staatssecretaris zal echt met creatieve oplossingen moeten komen. Want hoe je ook wendt of keert, de Overheid heeft een forse schuld openstaan die al bijna 70 jaren oud is.

Het  dossier "Onderzoeksrapport naar tegoeden particuliere banken en levensverzekering van Nederlanders in Indië 1940 -1958", beter bekend als het Rapport van Gaalen dat in 1998 in opdracht van het Ministerie van VWS werd opgesteld dat door een team van 12 deskundigen,  werd verricht  o.l.v. de Commissie van Gaalen. Dit onderzoek gaat uit naar de verrichtingen en handelswijze van het Bankwezen - en Verzekeringswezen in het voormalige Nederlands-Indië. De essentie was dat alle geldstromen met de assets (goudvoorraden, waardepapieren, en -objecten)  in kaart zijn gebracht. Waar de assets zoals de goudvoorraden, polissen en overige naar toe zijn verhuisd tijdens de periode voor, tijdens en na de oorlog. Welke Banken,    Verzekeringsbedrijven, Handelsmaatschappijen en welke Multinationals hadden in voormalig Nederlands-Indië een vestiging of waren er aantoonbaar zelfstandige ondernemingen. Waar werden de consolidaties gehouden en belast (in Indonesië, Nederland of elders). Zo zijn de Amrobank en Mees & Pierson bekenden die hier uitspringen. In hoeverre heeft de Javaanse Bank een link met de Nederlandse Bank. Niet te vergeten de Handelshuizen die nu wereldwijd zijn vertegenwoordigd maar toen in het bijzonder in het voormalige Nederlands-Indië als groot deel van het volume omzetten, bijvoorbeeld Borsumij Wehry die later o.a. via Holland Systema als een van haar dochters de grote huisleverancier werd van de Banken in Nederland; die o.a. heeft geprobeerd om het selfbanking Concept Dassault binnen het Nederlandse Bank-wezen te introduceren.  Hier was sprake van duidelijke link naar het voormalige Indië en in hoeverre deze nu nog kunnen worden aangesproken voor het Indisch kapitaal. Wie nu naar de AEX gaat ziet nog vele maatschappijen op de lijst staan, gedreven door het Indisch Geld.  Betekent dat deze organisaties nu als nog via de AFM kunnen worden benaderd voor de openstaande claims.

Het rapport geeft conclusies, maar vreemd genoeg geen echte aanbevelingen met alternatieven en oplossingen met de te volgen stappen voor Het Vervolg. Dit zijn vragen die NU aan de opdrachtgever van het rapport kunnen worden gesteld  en aan de opstellers van het rapport. Ja, als journalist heb je een boek kennelijk nodig! Zeker als je materiedeskundige bent, of werkzaam bent geweest in deze sector. Ik weet niet of dit voor de onderzoekers geldt van dit rapport. In ieder geval is hier het laatste woord nog niet over gezegd.

 

______________________              

Lees verder…

MM & ICM doneren wederom Anak Bangsa

10897281083?profile=originalMM & ICM doneren wederom Anak Bangsa

Op de Pasar malam Bali Zwolle in het verlengde van eerdere donaties stelden MM & ICM wederom 200 dvd's beschikbaar.

Met opbrengsten uit verkoop worden kinderen op Lombok ondersteund Anak Bangsa .


Dit project wordt al jaren door onze oudste ICM Lid Ewald Jurgen gedaan die op alle pasar malams staat om zo gelden op te halen.

Lees verder…

Het verloren gevecht.

10897280092?profile=originalHet verloren gevecht.
Jaren lang hebben wij geprobeerd om de opeen volgende regeringen zover te krijgen dat de ere schulden eindelijk eens worden erkend en uitbetaald. Is dit een verwachting met daadwerkelijke inhoud?
Ik denk van niet en gezien de ploegen die onze vertegenwoordigers moeten voorstellen heb ik weinig hoop en verwacht ik eindelijk, na jaren pogen en hopen, dat men daar in den haag totaal niet geïnteresseerd is om aan de eisen voor een eerlijke afhandeling te voldoen.
Eerlijkheid is nooit te combineren met die figuren die daar in de tweede kamer HET VOLK moeten vertegenwoordigen, zij zitten daar niet alleen voor zich zelf maar ook voor de grote bonzen, banken en al van die instellingen en personen. Nu komt er nog iets om de hoek kijken denk ik en dat is, als men met onze eisen gaat werken zouden er best stinkende beerputten opengehaald kunnen worden, wie weet wat er allemaal is gebeurd met die gelden, ik kan me best voorstellen dat die inmiddels ontvreemd zijn op de legale manier, net zoals er nu wordt gestolen van de mensen die hun leven lang de maatschappij hebben opgebouwd, gespaard hebben voor werkgelegenheid en pensioen. Wat te denken van diegenen die nu als oudere een klein vermogen hebben opgebouwd? Gespaard en vergaard met kromliggen en ijverig werken. Men doet nu net of dat DAT een misdaad is en de zogenaamde solidariteit met de jongeren, die moeten maar eens zien met hun verwende leventje door onze generatie op gebracht, om het zelfde te bereiken.
Sparen kunnen ze niet, al heel jong zitten ze met torenhoge schulden en het kan gewoon niet op. Moet dat nu alsnog op de zakken van de ouderen blijven teren?
Het is gewoon geen moraal en die jonge politici behoren bij de huidige hebberige en egoïstische generatie die de woorden norm en fatsoen al heel lang uit hun woordenboekje hebben geschrapt.
Maar nu terug naar de ereschulden of hoe die ook heten moge.
Denken wij nou echt dat wij begrip kunnen verwachten van politici die in een tijdstip van nu zijn opgegroeid? De asociale maatregelen die alleen maar de genen treffen die het minst te besteden hebben zijn daar goede voorbeelden van en wat wij kunnen verwachten.
Recentelijk is het schandaal van de ouderen die door kinderen moeten worden verzorgd nog even naar boven gekomen. De minst bedeelden uit onze maatschappij dragen weer de zwaarste lasten, want als je jouw ouders in huis zou halen, vervallen de vene toeslagen waar je recht op hebt en daartegenover verhogen jouw lasten, 5000 euro per jaar inleveren, hoe slim en geniepig is het systeem in elkaar gezet. Het is maar dat een paar slimme koppen vandaag de uitslag van de berekeningen op TV bekend maakten. Mijn tenen staan gewoon zo krom dat ze dwars door mijn schoenen dreigen te gaan.
Om maar niet te spreken over de gulle weggevertjes naar noodlijdenden in het buitenland, en nog erger het koesteren van hen die slimgebruik maken van de Nederlandse idioterie en in het buitenland prachtige inkomens genieten. Je kun beter Marokkaan of een andere buitenlander zijn in dit land dan Nederlander zelf, die gulheid en makkelijke tolerantie die genieten wij hier niet. Misschien dat we toch maar de zaak hier weggeven en ons in het buitenland vestigen, denkt u zich dat eens in, oude dag goed verzorgd met een inkomen waar je heel luxe van rond komt.
Laten de buitenlanders de zaak hier maar overnemen waarvan her en der wordt beweerd dat zij dat doel hebben. Maar laten ze dan ook die hele kliek in de tweede kamer ook overnemen, want daar hebben ze toch heel veel steun van gehad zou ik zeggen. Als ex-koloniaal of de afstammeling ervan koester ik weinig hoop op de eerlijke afhandeling van de ereschulden en perkara’s, zeker als het om duiten gaat. Wij kennen en ervaren nog steeds hoe zaken verlopen als het hier in dit land om centen gaat, als zouden die bij wijze van voorbeeld in een beerput liggen.
Nee lieve en beste lotgenoten, ik steun de berichten van de pogingen van onze mensen niet meer die de hoop wekken dat wij onze rechten nog ooit zouden krijgen, niet op de manier waarop het zo lang gaat, het enige is dat men het aandurft om het via het internationale recht erop aan laat komen, maar daar is de animo niet voor en waarschijnlijk ook door gebrek aan steun vanuit onze gemeenschap. Ik denk, dat naarmate gewacht wordt, naarmate de tijd verstrijkt, het een hopeloze en op niets uitlopende strijd gaat worden.
Indië is een verloren zaak en dat was het al bijna 70 jaar geleden al en de grote verliezers zijn zij, die uit de ex kolonie moesten verkassen. Net als al die ouderen die nu als weggooi gebruiksvoorwerp worden beschouwd, zo is het ook met ons, de ex-kolonialen, diegenen die TOEN nuttig genoeg waren om voor koningin en vaderland de stormen van de bersiap hebben moeten doorstaan.
Leve de koningin. leve het vaderland en verrek maar nu je niet meer van nut bent.

Albert van prehn (persoonlijke mijmeringen-12 mei 2014)

Lees verder…

10897279662?profile=originalToen was het gezellig met Jet Bussemaker en Jan Peter Balkenende.

 

Het hele team was druk met de voorbereidingen, een week van te voren kwam het verzoek richting het team van ICM van het net nieuw geinstalleerde Indisch Platform onder voorzitterschap van Herman Bussemaker. Het leek net het Eurosongfestval, want er moest een soort kleine pasar malam zijn. Ja, dan nog de programmering van het arrangement van liedjes.  Je kunt moeilijk de mensen die van ver komen 3 uren voor een leeg podium zetten. Dus het ICM entertainment team Marshal Manengkei en Albert van Prehn sprokkelende diverse leden van andere formatie bij elkaar voor deze gelegenheid, en het Indisch strijdlied werd geboren "Storm never last". 

Het andere team zorgde dat andere schrijvers en documaker werden benaderd. Andere team zorgde voor de rest.  

Alleen met een geoliede orgaan is zo iets te verwezenlijken. Waarom ICM heeft vertrouwen en kriediet opgebouwd bij iedereen, blindelings varen ze hier op! Geen woorden maar 15 jaren daden achter de schermen en geen Indo Jago gedrag, en toegankelijk voor alle Indo's. 

Nu komt het en toch werd dit feestje  waar 300 Indo's  en de landelijke pers op afkwamen, bedorven door onze Jetje Bussemaker met Indische wortels  van VWS.

JP gaf de opdracht op de NIOD rapporten te onderzoeken en met voorstellen te komen richting de tweede Kamer, die kwam niet. Na 8 maanden viel het Kabinet, ook heeft onze Jetje niet zo'n soort overdracht geregeld voor haar opvolger; Wel had ze de tijd in die maanden om haar Indische boek te schrijven de presenteren bij IHC Bronbeek, de zoveelste!  Wij waren 8 maanden toen verder; 

Wat het tijdbestek betreft vertoont de Stille Tocht van 19 maart jl. - zonder dat je het beseft kunnen 5 jaren Manifestatie Indische Gemeenschap gaan vieren - nu vele overeenkomsten steeds "uitstellen desondanks de diverse aanmanningen van de voorzitter van de Tweede Kamer", Jet Bussemaker werd door de gong gered ( De val van het Kabinet), wie zal Martin van Rijn redden ? 

Lees verder…

Vergeten groep Joodse oorlogsslachtoffers

10897284858?profile=originalVergeten groep Joodse oorlogsslachtoffers

 

Duitse Joden achter Indische Kawat

 

door Werner Stauder

 

Wat er met de Joden in Nederland gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog weet vrijwel iedereen. Over het lot van de Duitse en Oostenrijkse Joden in Nederlands-Indië van vóór de Japanse bezetting is hier daarentegen weinig bekend. Zij vormen een vergeten groep oorlogsslachtoffers. Het doel van dit artikel is het eerherstel van deze mensen. Om aan deze anonieme groep een gezicht te geven zal ik het lot van de heer Otto Moszkowicz als voorbeeld naar voren halen.

 

Otto Johann Ludwig Moszkowicz, geboren in 1911, was in Nederlands-Indië als ingenieur werkzaam bij de B.P. Maatschappij in Terisi, Djatibarang op West-Java. De heer Moszkowicz was één van de honderden Joden, die in de jaren 30 Duitsland en Oostenrijk waren ontvlucht en zich in Nederlands-Indië hadden gevestigd omdat zij dachten, daar een veilig heenkomen te hebben gevonden onder de Nederlandse bescherming. Zij kwamen van de regen in de drup, want zij ontsnapten weliswaar aan de nazi’s, maar kwamen evengoed in kampen terecht achter het prikkeldraad. Velen van hen hebben het niet overleefd, waaronder ook de heer O.J.L. Moszkowicz. Tijdens de recherches voor mijn boek over de interneringskampen in Indië kwam ik in Duitse en Nederlandse archieven een van de grootste schandalen uit de maritieme geschiedenis van Nederland op het spoor, waarover tot op heden een mysterieuze sluier hangt. Meer dan 70 jaar geleden, op 19 januari 1942, voltrok zich circa 150 zeemijl voor de kust van Sumatra een haast onbeschrijfelijk drama, waarvan de ware toedracht door de desbetreffende autoriteiten decennia lang angstvallig in de doofpot is gehouden. Ik nam daarom het besluit, mij intensief met deze Nederlands-Indische doofpotaffaire bezig te houden om in mijn boek een waarheidsgetrouw beeld te scheppen van alle gebeurtenissen rondom de tragische dood van 411 onschuldige gevangenen, waaronder talrijke Joden, die men op uitdrukkelijk gezag van hoger hand willens en wetens heeft laten verdrinken en aan de bemanning vervolgens het bevel gaf, daarover te zwijgen. Ook Otto Moszkowicz was één van deze verzwegen Joodse oorlogsslachtoffers. Met het onderstaande verhaal wil ik hem en al de anderen uit de anonimiteit halen en postuum eer bewijzen.

 

Het begon allemaal op 10 mei 1940. Onmiddellijk nadat Tjarda van Starkenborgh, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, te Batavia op de hoogte was gebracht van de Duitse inval in Nederland, werden in de gehele Indische archipel alle burgers van Duitse afkomst gearresteerd en in interneringskampen opgesloten, in totaal ruim 2.800 mannen en vrouwen, waarbij geen onderscheid gemaakt werd tussen ‘arische’ Duitsers, Indo’s met een Duitse achternaam en uit Duitstalige landen afkomstige Joden. Dat ook deze Joden, die juist voor de nazi’s gevlucht waren en zich in Indië veilig waanden, werden gearresteerd en opgesloten - en dan ook nog op vrijdagavond bij het begin van de sabbat - is onbegrijpelijk. Te meer als men bedenkt, dat zij reeds voor de oorlog door de nazi’s van hun burgerrechten werden beroofd en dus stateloos waren. Op deze bewuste Erev Sjabbat van de 3e Ijar 5700, die om 18:11 uur plaatselijke tijd begon, werd de Parasja Emor gelezen. Na de sjabbatviering werd Otto Moszkowicz laat op de avond door Nederlandse politie-agenten en BB-ambtenaren gearresteerd en naar het politiebureau gebracht, waar hij de nacht achter tralies doorbracht samen met andere Duitse en Joodse arrestanten. De volgende dag werden zij op transport gezet naar een verzamelkamp op West-Java en van daar uit naar Tandjong Priok, de haven van Batavia, waar een KPM-schip klaar lag om hen verder te brengen naar het eiland Onrust. Zij moesten aan de kade in het gelid gaan staan, omringd door zwaar gewapende inheemse militairen, en ontvingen de mededeling, dat zij zich aan boord van het schip moesten begeven nadat aan een tafel de gegevens van alle arrestanten waren genoteerd. Ook de heer Moszkowicz moest zijn naam en adres opgeven en zijn portemonnaie, portefeuille, sleutels, horloge enz. inleveren. Alles werd geregistreerd en in zakjes gestopt. Daar zag hij later nooit meer iets van terug. Tegen de avond werden ze aan boord gebracht en moesten meteen naar het bloedhete overvolle ruim toe. Na ca. 1 ½ uur varen werden ze aan wal gebracht. De ontscheping van de gevangenen vond onder groot militair vertoon plaats met veel geschreeuw en gesnauw. Ze werden daarbij dikwijls geschopt en geslagen. Onder het toeziend oog van de kampcommandant kapitein H. J. de Vries werden Otto Moszkowicz en zijn lotgenoten via een hoge, met prikkeldraad omgeven en van tralies voorziene poort gedreven en in groepen van ruim 100 man naar de diverse barakken afgevoerd, dertig in getal. Daar werden de Joden van de overige Duitsers gescheiden en apart gezet. Elke barak was 30-40 meter lang en 5 meter breed, had een vochtige betonnen vloer zonder bedden, was afgedekt met gegolfd plaatijzer en slechts schaars belicht. Bovendien wemelde het er van allerlei ongedierte. Iedere barak was genummerd en werd door middel van een drie meter hoge omrastering afgescheiden van de overige barakken en het was ten strengste verboden de prikkeldraadomheining dichter dan op 2 meter afstand te benaderen. Barak 18 was de zogenoemde ‘Jodenbarak’. Daarin werden alle Duitse en Oostenrijkse Joden gehuisvest. Een van hen was Johnnie Duell, de directeur van het Metropooltheater in Batavia, die als Duitse Jood in de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front had meegevochten en zelfs voor zijn moedig optreden als piloot gedecoreerd werd. Ondanks het feit dat hij zich tot Nederlander had laten naturaliseren, kwam hij toch evengoed samen met Otto Moszkowicz in barak 18 op het eiland Onrust terecht. Zij moesten een bundel stro oprapen en daarmee een plekje op de kale vloer zoeken om daarop te slapen. Dekens tegen de nachtelijke afkoeling werden niet uitgereikt en zowel fysiek alsook verbaal geweld was geen uitzondering.

 

De Joden werden net zo slecht en onbeschoft behandeld als de overige Duitsers, want zij werden gewoon als Duitsers beschouwd en niet als Joden. Niemand stond er blijkbaar bij stil dat deze mensen helemaal geen Duitse staatsburgers meer waren en dat zij juist uit Nazi-Duitsland moesten vluchten om aan de afgrijselijke jodenvervolging te ontsnappen. Dat de Duitse Joden door de Nederlandse politie werden gearresteerd in het land waar zij rust en vrijheid dachten te vinden, en dan op het beruchte eiland Onrust ook nog in een zogenaamde ‘Jodenbarak’ werden opgesloten in plaats van hen als vluchtelingen op te vangen en hen politiek asiel te verlenen is ronduit schandalig te noemen. Dat dit echter niet per vergissing gebeurde, maar juist van hogerhand beslist werd blijkt uit het feit, dat het besluit hiervoor door de gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer werd genomen als een veiligheidsmaatregel op grond van artikel twintig van de Regeling Staat van Oorlog en Beleg. De Duitse Joden werden in Indië als ‘veiligheidsrisico’ beschouwd omdat men vreesde, dat zij door de nazi’s konden worden gechanteerd met hun familieleden in de concentratiekampen. Om deze reden liet Starkenborgh de veiligheid voor de menselijkheid gaan met alle gevolgen van dien. Zo werd ook de onschuldige ingenieur Otto Johann Ludwig Moszkowicz het slachtoffer van dit noodlottige besluit en kwam onder onmenselijke omstandigheden achter het prikkeldraad terecht.

 

In de vroege ochtend van 15 mei 1940 werd hij getuige van de brute moord op zijn jonge barakgenoot Rudolf Frühstück. De geïnterneerden van barak 18 gingen naar buiten om te luchten. Vlak voor de omheining waren enkele Javanen in de hoge bomen geklommen om daar wat takken af te kappen in verband met het monteren van een elektrische leiding. Natuurlijk was dit voor Moszkowicz en zijn barakgenoten een prachtige afleiding om naar te kijken en ook de jonge Frühstück was één van deze toeschouwers. Met opgeheven hoofd stond hij gefascineerd te kijken hoe snel en behendig deze inlanders in de boom konden klimmen en had daarbij niet eens door dat hij inmiddels op minder dan twee meter van de prikkeldraadomheining was gekomen. Onbewust wilde hij op een gegeven moment met zijn hand op één van de peilers van het hek steunen, waardoor die hand zich dus boven het verboden gebied bevond met het gevolg dat hij nietsvermoedend en zonder waarschuwing door een sergeant van het bewakingsdetachement van achteren werd doodgeschoten door een welgemikt schot in de hartstreek. Er ontstond onmiddellijk een groot tumult in het kamp. Zijn barakgenoten renden naar hem toe om hem te helpen, waaronder ook dr. Emil Mengert uit Batavia, terwijl ook militairen van alle kanten kwamen aanlopen, die de arts onder bedreiging van het geweer dwongen zijn patiënt te verlaten en iedereen de barak in joegen. Uit de omliggende barakken klonken luide protesten tegen deze handelwijze. Onder de toegesnelde militairen bevond zich ook kapitein De Vries, die, met zijn pistool in de hand, de zwaargewonde jongeman zieltogend in het gras aantrof. Kort daarop stierf hij. Rudolf Frühstück was een jonge Jood, die in de jaren ’30 van Duitsland naar Singapore emigreerde, maar daarna zijn toevlucht in Nederlands-Indië zocht toen de oorlog tussen Engeland en Duitsland uitbrak, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij in Indië veilig zou zijn. Frühstück ontmoette in Indië de dood, die hij in Duitsland wilde ontlopen. Heel tragisch!

 

Toen de gouverneur-generaal van Starkenborgh samen met de legercommandanten luitenant-generaal Berenschot en generaal-majoor Schilling eind mei 1940 het kamp op het eiland Onrust bezocht en constateerde dat de toestand daar ‘zeer onvoldoende’ was, gaf hij opdracht om onmiddellijk een centraal kamp te bouwen waar alle Duitse mannen van de hele Indische Archipel konden worden ondergebracht. In alle haast werd er in het zuiden van Atjeh op het eiland Sumatra het centrale kamp Lawé Sigala-gala gebouwd in de Alasvalei vlakbij Kota Tjané. Op 6 juli 1940 ging het eerste transport van vijfhonderd man met de Op ten Noort van Onrust op weg naar het nieuwe kamp en op 14 juli met de Plancius het tweede. Met het derde transport werden op 8 augustus 1940 de laatste gevangenen van het eiland Onrust naar Sumatra gebracht, eveneens met de Plancius. Het is mij niet bekend onder welke groep de heer Moszkowicz zich bevond, maar ook hij belandde in Lawé Sigala-gala opnieuw achter het prikkeldraad. De gevangenen werden volgens een bepaald systeem over zes blokken verdeeld, genummerd van A tot F, die in twee rijen van drie tegenover elkaar stonden. Elke blok telde 8 tot 12 slaapbarakken voor ongeveer 400 man, vier eetbarakken, sanitaire barakken, een keuken en een hospitaal. De blokken A en D waren de zogenoemde nazi-blokken, blok B was voor de de rooms-katholieke priesters, protestantse zendelingen en andere a-politieke mensen, de blokken C en F voor de zeelui en overige gematigden, en tenslotte blok E voor de Joden. De diverse blokken werden onderling van elkaar gescheiden door een hoge dubbele prikkeldraadomheining en Spaanse ruiters. Op alle hoeken van het kamp stonden wachttorens met schijnwerpers en mitrailleurs. Het kamp werd streng bewaakt door een versterkte KNIL compagnie van 250 man. Hoewel er op het eiland Onrust een aantal Duitse Joden werden vrijgelaten, moest het merendeel toch mee naar het nieuwe kamp en zo kwam ook Otto Moszkowicz hier in het ‘Jodenblok’ terecht. Vanuit de cellen van het beruchte Fort Ngawi alsook vanuit de kampen op de andere eilanden werden eveneens talrijke Joodse gevangenen overgebracht naar blok E in Lawé Sigala-gala. Wat er met hen verder allemaal gebeurde in dit verschrikkelijke kamp dat twee jaar later door de Japanners zou worden gebruikt om daarin de Nederlanders te interneren, zal ik in mijn boek uitvoerig beschrijven aan de hand van diverse ooggetuigenverslagen en dagboekaantekeningen.

 

Eind december 1941 werd in verband met de verwachte landingen van de Japanners besloten het kamp op Sumatra te ontruimen en de gevangenen naar Brits-Indië af te voeren. In een geheim codebericht aan minister van Kleffens schreef Starkenborgh: “Britsch-Indië is bereid onderbrengen Duitsche geïnterneerden welke vertrekken 28 December en 2 Januari. Het schijnt mij juister gezien belang maatregel de Duitsche Regeering Uwerzijds inlichten, echter niet voordat tweede groep is aangekomen omdat eerder bekendmaken eventueele Japansche voor ontzetting zou kunnen verhaasten dan wel pogingen zou kunnen uitlokken om het transport op zee op te vangen. De datum van aankomst zal ik U nader seinen.” Er was hierbij dus slechts sprake van twee transporten. Over een derde transport staat niets in de officiële telegramwisseling tussen de gouverneur-generaal en de minister in Londen. Op dat moment bevonden zich nog ruim 2450 Duitse en Joodse gevangenen in Lawé Sigala-gala, die in met prikkeldraad ‘beveiligde’ vrachtauto’s werden overgebracht naar de havenstad Sibolga. Op 29 december 1941 vertrok het eerste transport geïnterneerden met de KPMer Ophir uit Sibolga. Het schip had bijna duizend gevangenen aan boord, waaronder zich dertig fanatieke nazi’s bevonden, de rest waren vooral jonge mannen, velen uit de blokken A en D, enkelen uit F en C en een heel enkele uit E en B. Op 3 januari volgde de Plancius met ruim negenhonderd Duitsers aan boord, eveneens uit de diverse blokken zorgvuldig geselecteerd zodat de gevaarlijkste gevangenen alvast het land uit waren. Op 16 januari 1942 vertrok het derde en laatste transport uit Sibolga met 477 Duitse gevangenen aan boord van het omgebouwde koopvaardijschip Van Imhoff. Deze groep, waartoe ook Otto Moszkowicz behoorde, bestond uit de rest van Blok E, het Joodse blok, mannen van wie de namen met L t/m Z begonnen en de ouderen uit alle andere blokken alsook zeelui. Op 19 januari 1942 werd in een geheim codebericht de mededeling gedaan, dat de twee transporten van respectievelijk 975 en 938 Duitsers op 7 en 10 januari in Brits-Indië zijn aangekomen en dat er op 16 dezer een derde en laatste transport uit Nederlands-Indië vertrok. Verder wordt in dit bericht melding gemaakt van de aankondiging dat de evacuatie uit Nederlands-Indië over een week gepubliceerd zal worden, waarbij het feit dat de laatste groep onderweg is, zal worden verzwegen. Waarom moest dit worden verzwegen? Wist men soms van tevoren al dat het schip nooit zou aankomen?

 

De kans om Bombay te bereiken was eigenlijk reeds vanaf het vertrek vrijwel nihil omdat de Van Imhoff, die blijkbaar doelbewust niet als gevangenentransport aangemerkt was, al door Japanse verkenningsvliegtuigen gesignaleerd werd toen het nog in de haven van Sibolga lag. De omstandigheden aan boord waren voor de geïnterneerden mensonterend. De 477 grotendeels bejaarde gevangenen werden beneden in het bloedhete ruim van het vrachtschip opgesloten en zaten dicht opeengepakt in 2 meter brede kooien van prikkeldraad, elk met een capaciteit voor dertig man. Omdat elke kooi amper één meter tien hoog was en het voor de gevangenen dus onmogelijk was rechtop te staan, hurkten en lagen zij dicht op elkaar. Er was te weinig drinkwater, ventilatie en sanitaire voorzieningen waren vrijwel nihil. In de kooien hing een vreselijke stank en het was er niet uit te houden van de hitte. Alleen al het laten vertrekken van het schip onder deze barre omstandigheden, die sterke overeenkomsten vertonen met die in de slavenschepen van de West-Indische Compagnie zoals de Leusden waar ik straks nog op zal terugkomen, was reeds een grove schending van het volkenrecht. Daar komt nog bij dat er onvoldoende reddingsmiddelen op het schip aanwezig waren om iedereen te kunnen redden en, zo later bleek, sowieso uitsluitend bedoeld waren om de Nederlandse bemanning en het bewakingsdetachement in veiligheid te brengen.

 

Het duurde dan ook niet lang totdat er zou gebeuren wat iedereen vreesde, want omstreeks tien uur in de ochtend van de noodlottige 19e januari 1942 werd de Van Imhoff door een Japanse jachtbommenwerper aangevallen. Door één van de bommen scheurde op een gegeven moment de scheepswand onder de waterlinie open, waardoor er zoveel water binnenstroomde dat het schip langzaam begon te zinken. Toen de Van Imhoff tegen één uur slagzij begon te maken, werd door kapitein Hoeksema de order gegeven de motorsloep alsook de vijf reddingsboten te vieren en alle reddingsvlotten in het water te werpen. Een zesde reddingsboot bleef echter hangen omdat die zat vastgeroest in zijn ophangmechanisme. Voorts werd order gegeven om de Duitse en de Joodse gevangenen in hun kooien kalm en zo nodig in bedwang te houden, zodat de Nederlandse bemanning en het bewakingsdetachement het schip zonder tegenstand kon verlaten. Pas toen alle Nederlanders van boord waren, werden door de laatste militairen kniptangen en sleutels naar beneden gegooid. De geïnterneerden werden in het ruim verder aan hun lot overgelaten.

 

Wat toen volgde, is haast niet te beschrijven. Sommigen konden weliswaar met behulp van de ijzertangen de prikkeldraadomheining openknippen, toch lukte het slechts de jongste en vitaalste mannen het ruim te verlaten. De rest bleef achter. Velen werden verdrukt of vertrapt, want iedereen probeerde in paniek vanuit de krappe kooien over elkaar heen naar buiten te kruipen. Anderen sneden hun polsen open om niet levend door haaien opgevreten te worden. Weer anderen sprongen overboord en verdronken. Degenen die hun sprong overleefden en probeerden de Nederlandse sloepen zwemmend in te halen, werden onder dreiging van gerichte pistoolschoten op afstand gehouden. Een van hen, Stephan Walkowiak, kreeg bij deze poging weliswaar een schot dwars door zijn hand, werd daarna echter door inheemse militairen in een van de achterste reddingsboten bloedend aan boord gehesen hoewel er vanuit de motorsloep gecommandeerd werd de man aan zijn lot over te laten.

 

Te midden van de grote chaos aan boord van het zinkende schip hielden sommige gevangenen hun hoofd koel en zochten naar allerlei mogelijkheden om het vege lijf te redden. Algauw vonden zij de sloep die de Nederlanders in hun haast niet los konden krijgen. Uiteindelijk slaagden de mannen er na twee uur zwoegen alsnog in om de aan de davits vastgeroeste reddingsboot los te wrikken en te water te laten. Officieel kon de sloep slechts 42 inzittenden bevatten, maar desondanks konden er toch wel 53 man mee en in een werkboot dat zij op het voorschip aantroffen, konden nog eens 14 man plaatsnemen. De riemen en het noodrantsoen waren helaas door de Nederlanders uit de boot verwijderd maar gelukkig lagen de mast en de zeilen er nog in. Velen waren vanaf het schip in het water gesprongen en probeerden zich op planken en deuren, houten meubels en kasten zo lang mogelijk drijvende te houden of een plaats te bemachtigen op enkele bamboevlotten.

 

Tegen de avond van 19 januari 1942, rond half zeven, verdween de boeg van de Van Imhoff in de golven. Het schip zonk weg in de diepte, terwijl ruim 300 Duitse gevangenen, die geen kans hadden gezien zich in veiligheid te brengen, zich nog steeds in hun prikkeldraadkooien aan boord bevonden. Zij werden samen met de zwemmenden mee de diepte in gesleurd. In totaal zijn 411 onschuldige Duitse en Joodse gevangenen hierbij omgekomen. Een van hen was Otto Johann Ludwig Moszkowicz. Van de Joden heeft niemand de ramp overleefd!

 

Onder de slachtoffers bevonden zich naast de talrijke Joden ook enkele tientallen protestantse zendelingen, katholieke missionarissen, dominees en priesters, ook diverse bekende kunstenaars waaronder de kunstschilder Walter Spies en zelfs een groot aantal actieve en gepensioneerde KNIL-militairen en politie-ambtenaren, die al meer dan 20 jaar genaturaliseerd waren en trouwe dienst aan de koningin bewezen. Van al deze gevangenen kan derhalve moeilijk gezegd worden dat zij nazi's of gevaarlijke elementen geweest zouden zijn hetgeen hun gruwelijke dood zou kunnen rechtvaardigen. Het feit dat de bemanning en de bewakers zichzelf in de reddingsboten in veiligheid hadden gebracht terwijl zij de aan hen toevertrouwde gevangenen keihard aan hun lot overlieten druist in tegen alle regels op zee. Tot op heden zijn de verantwoordelijken nooit berecht!

 

Dit verhaal zal ongetwijfeld nare herinneringen oproepen bij de lezers die bekend zijn met de koloniale geschiedenis van Nederland, want het lijkt wel een déjà vu. Op 1 januari 1738 verging in een onweer voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden van de West-Indische Compagnie, waarbij kapitein Outjes willens en wetens ruim 700 slaven, die benedendeks aan kettingen waren vastgeklonken, liet verdrinken terwijl hij zelf met zijn Nederlandse bemanning op de sloepen stapte en naar de wal vertrok. De kapitein durfde de slaven niet los te laten omdat hij bang was dat ze de bemanning op het zinkende schip zouden overmeesteren. Dezelfde reden gaf ook kapitein Hoeksema aan ten opzichte van de Duitse gevangenen op de Van Imhoff. Op 18 november 1737 vertrok de Leusden vanaf het Nederlandse Fort Elmina aan de kust van het huidige Ghana naar Suriname met honderden slaven aan boord. Benedendeks was het erg donker en benauwd en door het ontbreken van sanitaire voorzieningen stonk het daar verschrikkelijk. Het slavenruim van de Leusden was in twee lagen verdeeld zodat er meer slaven vervoerd konden worden. Hetzelfde principe werd 200 jaar later ook toegepast op het ruim van de Van Imhoff. Vandaar dat de kooien waarin de Duitsers opgesloten werden slechts één meter tien hoog en twee meter breed waren waardoor zij net als de slaven op de Leusden op elkaar gepakt als haringen in een ton zaten. Zowel de mannelijke alsook de vrouwelijke slaven waren naakt en twee aan twee aan elkaar geketend. Toen het slavenschip eind december 1737 zijn eindbestemming naderde kwam het voor de kust van Suriname in een noodweer terecht. De slaven zaten als ratten in de val toen de romp brak en water de ruimen binnen stroomde. Kapitein Outjes had namelijk de luiken dicht laten spijkeren om te voorkomen dat de slaven naar boven zouden komen, toch hoe hadden ze dat kunnen doen als ze vastgeketend waren? Zonder ook maar één vinger uit te steken om hen te redden liet de kapitein de sloepen strijken en vertrok met zijn bemanning. Ruim 700 onschuldige Afrikaanse slaven hebben deze scheepsramp niet overleefd en men moet zich afvragen hoe het mogelijk is dat deze grootste tragedie uit de Nederlandse scheepvaarthistorie bijna 300 jaar lang in het moederland zelf vrijwel onbekend bleef. Het antwoord laat zich wel raden.

 

Terug naar de Van Imhoff. Ook de weinige overlevenden, in de beide booten en op de vlotten, die de volgende ochtend werden waargenomen door het KPM-schip Boelongan, mochten op uitdrukkelijk bevel van de Commandant Zeemacht niet gered worden. Daarom weigerde de kapitein om humanitaire hulp aan de drenkelingen te verlenen en gaf onder luid gemor van zijn eigen inlandse bemanning het bevel te vertrekken en de drenkelingen zonder water en voedsel aan hun lot over te laten. Hij beriep zich hiervoor op een geheime order van admiraal Helfrich. Een van de drenkelingen, de Duitse Jood Arno Schönmann uit Soerabaja, sprong van een vlot in het water en zwom het schip achterna. Een inlandse matroos, die medelijden toonde, gooide hem een werplijn toe. Schönmann probeerde daaraan omhoog te klimmen, werd daaraan echter gehinderd door de eerste stuurman en is achteraf verdronken. De vlotten dreven af en werden nooit teruggevonden. Ook twee inzittenden van de beide booten hebben het niet gehaald. Zo waren er uiteindelijk van de 477 geïnterneerde Duitsers nog slechts 65 overlevenden, die door de Nederlandse autoriteiten op het eiland Nias, waar zij enkele dagen later aanspoelden, opnieuw werden gevangengezet.

 

Uit de zeer geheime correspondentie uit 1942 tussen gouverneur Starkenborgh in Batavia en minister van Kleffens in Londen blijkt duidelijk dat het Van Imhoff-schandaal in Nederland al vanaf het begin angstvallig in de doofpot is gestopt. Het openbaar worden van de ware toedracht zou de autoriteiten tot de hoogste instanties zowel in Batavia alsook in Londen en later ook in Den Haag behoorlijk in verlegenheid gebracht hebben en moest dus koste wat het kost geheim gehouden worden. De bemanning en het bewakingsdetachement kregen reeds enkele dagen na hun aankomst in Padang het bevel de ware toedracht rondom het gebeurde met de Van lmhoff geheim te houden. In een telegram aan de Minister van Buitenlandse Zaken in London, de heer Eelco Nicolaas van Kleffens, schreef Starkenborgh op 1 februari 1942: “Daar vele geruchten reeds de omloop deden ook onder Duitsche vrouwen dat schip met geïnterneerden vergaan en aangezien het voorts ongewenscht is publicatie langer uit te stellen wegens kans eerder bericht buitenlandsche radio, is heden een korte verklaring uitgegeven dat een transport het voorwerp van Japansche actie is geworden welke een groot aantal slachtoffers heeft geëischt. Over behoud bemanning en bewaking is opzettelijk niets gezegd teneinde verkeerden indruk buitenland te vermijden.” Niettegenstaande deze poging om de ware toedracht te verbergen wisten enkele overlevenden vanaf het eiland Nias later toch een nauwkeurig verslag van de gebeurtenissen door te geven naar Duitsland.

 

Een klacht wegens moord, die een Duitse overlevende in 1953 tegen de gezagvoerder van de Van Imhoff bij de Nederlandse justitie indiende, werd twee jaar later weliswaar in onderzoek genomen, maar resulteerde uiteindelijk 1958 in de conclusie dat er geen redenen waren om een strafvervolging in te stellen. Men beriep zich hiervoor o.a. op de ‘volledige’ scheepsverklaring, die kapitein H.J. Hoeksema op woensdag 4 februari 1942 samen met de vierde stuurman M.R. van der Sluis en de hoofdwerktuigkundige J. van der Ploeg aflegde voor de havenmeester van Batavia, de heer W.H. Morren  ten havenkantoor Tandjong Priok.

 

Ondanks de nadrukkelijke vermelding dat deze verklaring geheel overeenkomstig de waarheid en zonder bijvoeging of weglating van daadzaken zou zijn, roept het lezen van dit zeven A4-tjes tellende document toch wel enkele vragen op: De kapitein verklaarde dat de geïnterneerden goede ligging hadden in de daarvoor genoemde dekken, maar in hoeverre kan bij prikkeldraadkooien van 2 meter breed en 1 meter hoog van een goede ligging gesproken worden? De kapitein heeft samen met zijn bemanning en de militairen het zinkende schip verlaten terwijl daar nog honderden gevangenen in het ruim opgesloten waren, waarvan uiteindelijk 411 personen omkwamen die grotendeels gered hadden kunnen worden. In hoeverre kan hij dan beweren dat hij en zijn ondergeschikten zich aan hun verplichtingen hebben gehouden en steeds met de meeste zeemanschap hebben gehandeld? Een goede kapitein verlaat als laatste het zinkende schip! In zijn verklaring wil kapitein Hoeksema ons laten geloven, dat de reddingsboten allemaal vol waren en dat er voor de 477 geïnterneerden geen plaats was, hetgeen enerzijds betekent dat er al vanaf het begin geen rekening werd gehouden met een eventuele redding van de Duitse geïnterneerden, maar anderzijds spreekt hij zichzelf ook tegen. De Nederlanders beschikten over een motorsloep en vier gewone reddingssloepen met elk een minimale capaciteit van 42 inzittenden. Uit het feit dat er in de achtergelaten vijfde sloep uiteindelijk 53 man konden plaatsnemen blijkt, dat er ruim voldoende plaats was om een groot aantal drenkelingen te kunnen redden. De 84 bemanningsleden en 62 bewakers zaten dus heel uitgebreid in de sloepen terwijl er nog ruim 100 man erbij hadden gekund. Sowieso hadden ze de Joden mee moeten nemen, die in principe niet eens geïnterneerd hadden mogen worden. Wat de zwemmers betreft, die probeerden de reddingsboten te bereiken, heeft de kapitein het in zijn verslag weliswaar over een gewonde geïnterneerde, die in een van de sloepen werd meegenomen, maar hij verzuimde daarbij te vermelden, dat deze Duitser gewond raakte doordat er dwars door zijn hand geschoten werd bij zijn poging om aan boord van de boot te klimmen. Verder wordt in de verklaring de aanwezigheid van voldoende reddingsvesten en enkele reddingsmatrassen vermeld, maar wat hadden de drenkelingen eraan als zij door de haaien werden aangevallen en de Boelongan de volgende dag weigerde om de Duitse overlevenden aan boord te laten? Al deze vragen bleven tot op heden onbeantwoord.

 

In 1964 kreeg de cineast Dick Verkijk van Herman Wigbold van de VARA de opdracht om een documentaire over de Van Imhoff-affaire te maken voor de actualiteitenrubriek ‘Achter het Nieuws’. Vrij Nederland schreef op 1 februari 1969 met betrekking tot het feit dat de kapitein van het zinkende schip de gevangenen in het ruim aan hun lot overliet nadat hij zichzelf in veiligheid had gebracht: ‘Voor Wigbold stond vast dat er geweigerd is Duitsers te redden omdat zij Duitsers waren!’ Hoewel Justitie weigerde om gegevens hieromtrent aan Verkijk te verstrekken was hij er desalniettemin in geslaagd een nauwkeurige reportage over deze beschamende gebeurtenis te maken, die echter nooit is uitgezonden omdat de toenmalige televisiecommissaris Jan Willem Rengelink de uitzending botweg verboden had. Zo bleef de documentaire achter slot en grendel op de planken liggen en was later nergens meer te vinden. Gewoon spoorloos verdwenen! Wij kunnen er gerust van uit gaan, dat het ruwe materiaal vernietigd is. Een tweede documentaire van Verkijk over hetzelfde onderwerp, die wel aanzienlijk korter was dan de eerste, werd door de VARA-voorzitter Jaap Burger persoonlijk verboden, waarbij het niet uitgesloten is dat dit in overleg met de toenmalige regering gebeurde gezien het feit dat Jaap Burger onder Willem Drees oud-fractievoorzitter van de PvdA was.

 

Hoe dan ook, Dick Verkijk liet het er niet bij zitten en publiceerde de resultaten van zijn onderzoek op vrijdag 16 april 1965 in Het Parool, hetgeen nogal enige opschudding veroorzaakte. Naar aanleiding hiervan wijdde Der Spiegel op 22 december 1965 en 7 februari 1966 twee uitgebreide artikelen met foto’s en ooggetuigenverslagen aan de pogingen van zowel de VARA-leiding alsook van de Nederlandse autoriteiten het Van Imhoff-schandaal in de doofpot te stoppen. Dit had tot gevolg, dat de fractieleider van de PSP in de Tweede Kamer, Lankhorst, op 15 februari 1966 lastige vragen over deze affaire aan de toenmalige minister van Defensie Piet de Jong (Kabinet Cals) stelde. In zijn reactie wees de Jong op het onderzoek uit 1956 met het resultaat dat het ministerie van Buitenlandse Zaken de regering in Bonn destijds liet weten dat geen strafvervolging zou worden ingesteld. Ook in maart 1966 werd in de Eerste Kamer door de PSP, gesteund door de PvdA en de ARP, een voorloper van het CDA, op meer inlichtingen over de gebeurtenissen rondom de Van Imhoff aangedrongen. Minister De Jong gaf hierop de schriftelijke reactie, dat er geen onjuiste beslissingen waren genomen en dus geen grond aanwezig was voor een strafrechtelijke vervolging tegen de gezagvoerder van de Van Imhoff. De Kamers kwamen daarna niet meer op het gebeurde terug en de discussie was gesloten.

 

Zo belandde de hele affaire opnieuw in de doofpot en werd door de latere publicaties van Van Heekeren en Bezemer slechts ten dele openbaar gemaakt. Tot op heden werd niemand verantwoordelijk gesteld voor de dood van 411 geïnterneerde Duitsers en Joden, waaronder Otto Moszkowicz, waardoor het Van Imhoff-schandaal nog steeds een zwarte bladzijde in de geschiedenis van maritiem Nederland zal blijven.

 

-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 

Werner Stauder is van Joodse afkomst en was 34 jaar werkzaam bij de Telegraaf.

Hij werkt aan een boek over interneringskampen in Nederlands-Indië.

Lees verder…

Een Balinese nacht.

10897287281?profile=original Een Balinese nacht.

De nacht, niet alleen duisternis om je heen. Boven je wordt je voorzien van duizenden kleine lantaarntjes die je weg wijzen in het donker. Zwijgend staan ze aan de hemel, zo mysterieus en uitnodigend.

Op het pad voor je rent een gekko de weg over om van de ene schuilplaats naar de andere te gaan, zijn fortuin zoekend op een andere locatie.

Hij mag blij zijn dat het even stil is op de weg, want weldra zullen de vele kleine voertuigen weer hun eigendom eisen van deze zelfde weg.

De duizenden scootertjes, de vele taxi’s, de vele voetgangers met ieder hun eigen bestemming, sommigen haasten zich naar huis na een lange werkdag, anderen lopen te slenteren om te genieten van de exotische nacht die zo anders is als waar zij vandaan komen, dat verre land wat ze even gelaten hebben voor wat het is, vakantie heet dat.

De donkere schaduwen van de bamboe en de hoge bomen vertellen je dat het tijd is om jouw rustplaats op te zoeken zodat je hen de volgende dag weer in alle pracht en praal met hun kleuren van bladeren en bloemen in het zonlicht van de dag kunt bewonderen.

De nacht heeft niet alleen de stilte, naar gelang je jouw weg vervolgt kom je vele etensgeuren tegen die vanuit de vele restaurantjes aan de kant van de weg je tegemoet komen en jou uit  nodigen om deel te nemen aan het eetfestijn waar velen voor jou hun plaats reeds gevonden hebben en zich smakelijk te goed doen van de vele heerlijke gerechten.

Je loopt erlangs, want het is niet de bedoeling om deze nacht er deel aan te nemen, je hebt jouw deel reeds in de vroege avond gehad en je bent nu op weg naar de vele winkeltjes met hun koopwaar, en misschien kom je wel wat tegen wat je eigenlijk niet nodig hebt, maar gewoon als tastbare herinnering wil mee nemen naar huis, thuis zo ver hier vandaan en waar je nu even niet aan herinnerd wil worden.

Even verderop klinkt muziek vanuit een bar die je als een magneet trekt naar de plaats van waar het vandaan komt en voor je het weet zit je aan een tafeltje genietend van een lekker drankje te luisteren naar de klanken van de muziekinstrumenten die bespeeld worden door een paar lokale muzikanten.

Ach, het lijkt allemaal zo leuk, men speelt met het publiek, men lacht men zingt en men komt ook nog bij je aan tafel om een praatje met je te maken.

Het hoort erbij en het is hun dagelijkse werkritueel, avond aan avond, nacht na nacht, iedere keer zijn ze er met hun instrumenten, en iedere keer weer zingen ze het hoogste lied en jij, je luistert ernaar en mijmert gelukkig over de heerlijke tijd die je op het moment hebt. Het is alsof je nooit meer anders wil, nooit meer terug naar de wereld van haastige spoed zelden goed en de zinloze verplichtingen die daar, waar je jouw thuis hebt, zo belangrijk lijken.

Even wordt je herinnerd aan het feit dat je nog slechts enkele dagen hebt om hier te zijn en ook aan de lange terugreis naar huis, en je neemt je voor om van de laatste dagen nog even bewust intens te gaan genieten.

Dan raakt jouw drankje op en de muzikanten hebben hun dagelijkse taak volbracht en maken aanstalten om huiswaarts te keren, terug naar hun vrouw en gezin die op hun wachten.

Dan is het ook voor jou tijd om terug te gaan naar het hotel waar je tot rust komt om de volgende dag en nacht het avontuur weer aan te gaan.

Op de weg terug kom je de gekko van daarnet weer tegen, haastig rennend over de weg terug naar waar hij vandaan kwam eerder aan het begin van de avond. Blijkbaar heeft zijn nieuw stek niet hetgeen gebracht wat hij ervan verwacht had en even schiet het je te binnen dat ook voor hem geldt dat het gras groener blijkt bij de buurman.

Of zou hij niet welkom geweest zijn en is er een andere gekko die zijn jachtterrein niet zo maar wil delen met een ander? Je weet het niet, en de gekko zal jou het antwoord niet geven. Geheimzinnig kijkt hij je in het voorbijgaan aan en verdwijnt dan in het nachtelijk struikgewas aan de kant van de weg.

Aan de ander kant van de weg roept een man en wenkt je uitnodigend om gebruik te maken van zijn taxi, hopende dat je deze avond kan zorgen voor wat inkomen zodat zijn gezin weer wat te eten heeft. Tegelijkertijd komt er naast je een andere taxi rijdend voorbij, toeterend om aandacht vragend en je besluit gemakshalve om in te stappen, de andere taxi man teleurstellend achter te laten.

In je hotelkamer kijk je via het raam nog even de nacht in, de schaduwen van de bomen tegen de sterrenhemel zijn het laatste beeld van de nacht voor je jouw ogen sluit om verder te dromen van alle mooie dagen die nog in het verschiet liggen.

De nacht is voorbij, een van de vele zwoele en romantische nachten op Bali, het tropen paradijs.

Albert van prehn.  9 mei 2014. (I.C.M)

Lees verder…

10897284268?profile=original Verzwegen drama , 

Duitse Joden waren ook in Nederlands-Indië niet veilig,  

door Werner Stauder

 

Wat er met de Joden in Nederland gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog weet vrijwel iedereen. Over het lot van de Duitse en Oostenrijkse Joden in Nederlands-Indië van vóór de Japanse bezetting is hier daarentegen weinig bekend. Zij vormen een vergeten groep oorlogsslachtoffers.

 

Tijdens de recherches voor mijn boek over de interneringskampen in Indië kwam ik in Duitse en Nederlandse archieven een van de grootste schandalen uit de maritieme geschiedenis van Nederland op het spoor, waarover tot op heden een mysterieuze sluier hangt.

Talrijke Joden waren in de jaren 30 Duitsland en Oostenrijk ontvlucht en hadden zich in Nederlands-Indië gevestigd omdat zij dachten daar onder Nederlandse bescherming een veilig heenkomen te hebben gevonden. Zij kwamen echter van de regen in de drup, want zij ontsnapten weliswaar aan de vervolging door de nazi’s, maar kwamen evengoed in kampen terecht achter het kawat (prikkeldraad). Velen van hen hebben het niet overleefd.

Op 19 januari 1942 voltrok zich circa 150 zeemijl voor de kust van Sumatra een haast onbeschrijfelijk drama, waarvan de ware toedracht door de autoriteiten decennia lang angstvallig in de doofpot is gehouden. Momenteel werk ik aan een boek over de tragische dood van 411 onschuldige Duitse burgergevangenen, onder wie vele Joden, die men op uitdrukkelijk gezag van hoger hand willens en wetens heeft laten verdrinken.

Onmiddellijk nadat Tjarda van Starkenborgh, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, op 10 mei 1940 te Batavia op de hoogte was gebracht van de Duitse inval in Nederland, werden in de gehele Indische archipel alle burgers van Duitse afkomst gearresteerd en in interneringskampen opgesloten, in totaal ruim 2800 mannen en vrouwen, waarbij geen onderscheid gemaakt werd tussen ‘arische’ Duitsers, Indo’s met een Duitse achternaam en uit Duitsland en Oostenrijk afkomstige Joden.

Dat ook deze Joodse vluchtelingen, die zich juist in Indië veilig waanden, werden gearresteerd en opgesloten - en dan ook nog op vrijdagavond bij het begin van de sabbat - is onbegrijpelijk. Te meer als men bedenkt, dat zij reeds voor de oorlog door de nazi’s van hun burgerrechten werden beroofd en dus stateloos waren.

Velen van hen werden opgesloten in de cellen van het beruchte Fort Ngawi, anderen werden naar het eiland Onrust gebracht. Barak 18 was de zogenoemde ‘Jodenbarak’. Daarin werden alle Duitse en Oostenrijkse Joden gehuisvest. De Joden werden net zo slecht en onbeschoft behandeld als de overige Duitsers, want zij werden gewoon als Duitsers beschouwd en niet als Joden.

In augustus 1940 werden alle gevangenen overgebracht naar een groot verzamelkamp op Sumatra en volgens een bepaald systeem over zes blokken verdeeld, genummerd van A tot F, die in twee rijen van drie tegenover elkaar stonden. Blok E was het ‘Jodenblok’.

Eind december 1941 werd in verband met de verwachte landingen van de Japanners besloten de Duitse en Joodse gevangenen naar Brits-Indië af te voeren. Zij werden overgebracht naar de havenstad Sibolga, van waaruit op 29 december 1941 het eerste transport vertrok met de KPM’er Ophir. Op 3 januari volgde de Plancius met ruim negenhonderd gevangenen en op 16 januari 1942 vertrok het derde en laatste transport met 478 gevangenen aan boord van het omgebouwde koopvaardijschip Van Imhoff.

Tot deze laatste groep behoorden ook de Joden van Blok E wier namen met L tot en met Z begonnen. Op 19 januari 1942 werd in een geheim codebericht de mededeling gedaan dat de twee transporten van respectievelijk 975 en 938 Duitsers op 7 en 10 januari in Brits-Indië waren aangekomen en dat er op 16 dezer een derde en laatste transport uit Nederlands-Indië vertrok. Verder wordt in dit bericht melding gemaakt van de aankondiging dat de evacuatie uit Nederlands-Indië over een week gepubliceerd zal worden, waarbij het feit dat de laatste groep onderweg is, zal worden verzwegen. Waarom moest dit worden verzwegen? En waarom was dit schip niet als gevangenentransport aangemerkt?

Omstreeks tien uur in de ochtend van de noodlottige 19e januari 1942 werd de Van Imhoff door een Japanse jachtbommenwerper aangevallen. Door een van de bommen scheurde de scheepswand onder de waterlinie open, waardoor er zoveel water binnenstroomde dat het langzaam begon te zinken. Toen het schip tegen één uur slagzij begon te maken, werd de order gegeven de motorsloep alsook de vijf reddingsboten te vieren en alle reddingsvlotten in het water te werpen. Een zesde reddingsboot bleef echter hangen, omdat die zat vastgeroest in zijn ophangmechanisme. Voorts werd order gegeven om de Duitse en Joodse gevangenen in hun kooien kalm en zo nodig in bedwang te houden zodat de Nederlandse bemanning en het bewakingsdetachement het schip zonder tegenstand kon verlaten. Pas toen alle Nederlanders van boord waren, werden door de laatste militairen kniptangen en sleutels naar beneden gegooid. De geïnterneerden werden in het ruim verder aan hun lot overgelaten.

Wat toen volgde, is haast niet te beschrijven. Sommigen konden weliswaar met behulp van de ijzertangen de prikkeldraadomheining openknippen, toch lukte het slechts de jongste en vitaalste mannen het ruim te verlaten. De rest bleef achter. Velen werden verdrukt of vertrapt, want iedereen probeerde in paniek vanuit de krappe kooien over elkaar heen naar buiten te kruipen. Anderen sneden hun polsen open om niet levend door haaien opgevreten te worden. Weer anderen sprongen overboord en verdronken. Degenen die hun sprong overleefden en probeerden de Nederlandse sloepen zwemmend in te halen, werden onder dreiging van gerichte pistoolschoten op afstand gehouden.

Te midden van de grote chaos aan boord van het zinkende schip hielden sommige gevangenen hun hoofd koel en zochten naar allerlei mogelijkheden om het vege lijf te redden. Algauw vonden zij de sloep die de Nederlanders in hun haast niet los konden krijgen. Uiteindelijk slaagden zij er alsnog in om de aan de davits vastgeroeste reddingsboot los te wrikken en met 53 man te water te laten. In een werkboot dat zij op het voorschip aantroffen, konden nog eens 14 man plaatsnemen. Velen waren in het water gesprongen en probeerden zich op planken en deuren, houten meubels en kasten zo lang mogelijk drijvende te houden of een plaats te bemachtigen op enkele bamboevlotten.

Tegen de avond verdween de boeg van de Van Imhoff in de golven. Het schip zonk weg in de diepte, terwijl ruim 300 Duitse gevangenen, die geen kans hadden gezien zich in veiligheid te brengen, zich nog steeds in hun prikkeldraadkooien aan boord bevonden. Zij werden samen met de zwemmenden mee de diepte in gesleurd. In totaal kwamen 411 gevangenen om. Van de Joden heeft niemand de ramp overleefd.

  

 

Werner Stauder is van Joodse afkomst en was 34 jaar werkzaam bij de Telegraaf. Hij werkt aan een boek over interneringskampen in Nederlands-Indië.

Lees verder…

Postume eer KNIL-militair

10897279473?profile=originalExclusieve artikelen van de Telegraaf redactie
Locoburgemeester Boudewijn Revis (l.) en Carel van der Vecht junior.
do 08 mei 2014, 05:30

Dappere officier krijgt alsnog onderscheiding

Postume eer KNIL-militair

Jeroen Ketelaars

DEN HAAG - 

Bijna zeventig jaar nadat hij door Indonesische extremisten werd mishandeld en vermoord, kreeg militair Carel van der Vecht gisteren in Den Haag alsnog het Mobilisatie-Oorlogskruis toegekend.

Voor de familie van de dappere beroepsofficier van het toenmalige Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) is de postume onderscheiding een warme huldeblijk voor zijn moedige daden. „Het is grandioos. De erkenning voor wat mijn vader heeft gedaan, daar was het ons om te doen”, zegt zoon Carel van der Vecht junior. „Nu kunnen we de gebeurtenissen eindelijk een plekje geven.”

Jarenlang wisten de nabestaanden van de militair niet wat er met hem was gebeurd. Pas recent kwam daarover duidelijkheid: Van der Vecht werd op 13 november 1945 genadeloos mishandeld en doodgeschoten.

Carel van der Vecht was in 1913 in Nederlands-Indië geboren. Hij studeerde aan de KMA in Breda en trad daarna toe tot het KNIL. In 1942 werd hij krijgsgevangene van de Japanners. Na de Japanse capitulatie volgde een chaotische periode in Indonesië waarin nationalistische extremisten dood en verderf zaaiden.

Lees verder op http://www.telegraaf.nl/premium/feed/krantart/krantart_denhaag/22599569/__Postume_eer_KNIL-militair__.html

Lees verder…

10897281895?profile=originalOPGEVANGEN KINDEREN NOG ALTIJD ÉÉN GROTE FAMILIE

Boek over leven Pa van der Steur door Jeroen Ketelaars

 

Telegraaf DEN HAAG, donderdag

De Stichting Tong Tong uit Den Haag gaat een boek uitgeven over Johannes van der Steur, die zich in toenmalig Nederlands-Indië ontfermde over duizenden kinderen. Voor de uitgave is schrijfster Vilan van de Loo nog op zoek naar ’Steurtjes’, zoals de vroegere bewonertjes van de tehuizen liefdevol genoemd worden.

„Een hoop hebben zich aangesloten bij de Bond van Oud-Steurtjes, maar zeker niet allemaal”, vertelt Van de Loo, die momenteel bezig is met het doornemen van meters aan archiefmateriaal. Dat zoveel mannen en vrouwen die vroeger in een tehuis van Van der Steur woonden, zich in één organisatie verenigd hebben, zegt iets over de onderlinge band. Niet voor niets staat de grondlegger van de organisatie dan ook beter bekend als ’Pa van der Steur’. „Hij heeft de kinderen altijd het gevoel meegegeven dat zij samen een gezin vormden. En hoewel ’pa’ er niet meer is, willen velen het familiegevoel in stand houden.”

Zendeling

De in 1865 geboren zendeling Johannes van der Steur arriveerde in 1893 in wat toen nog Nederlands-Indië heette. Daar zou hij onder de militairen gaan werken, maar hoewel hij hun altijd pastorale zorg is blijven verlenen, ging hij zich ook toeleggen op de zorg voor kinderen.

Aanvankelijk werden er slechts vier ondergebracht in het militaire tehuis, maar uiteindelijk kwam er een eigen terrein van de grond. „Daar bevonden zich een jongenstehuis, een meisjestehuis, een kerk, een kerkhof en werkplaatsen waar de kinderen met hun handen leerden werken”, aldus Van de Loo. „Het groeide uit tot een imperium.”

Pa van der Steur, die later bijgestaan werd door onder anderen zijn zus Marie, zorgde ervoor dat ’zijn’ pakweg 7000 kinderen liefde, aandacht en structuur kregen. Ze werden opgevoed in een warme, maar ook gedisciplineerde omgeving. „De Steurtjes waren doorzetters. Ze hielden van aanpakken en doorzetten. Veel van hen zijn dan ook goed terechtgekomen.”

Het boek moet volgend jaar verschijnen, zeventig jaar na het overlijden van de ’vader’ van die grote familie, die zich ook nog eens inzette voor veteranen. Tijdens de aanstaande Tong Tong Fair, die op 29 mei op het Malieveld van start gaat, wijdt Van de Loo in ieder geval één talkshow aan Pa van der Steur.

Lees verder…
10897287071?profile=originalICM stelde voor deze week de speellijst van video's voor uw samen dit keer thema pasar malam:
 
VOOR MEER  VIDEO REPORTAGES http://icmonline.ning.com/video/ 
Voor Pasar Malam Online Sfeer dvd bestel@icm-online.nl 
 
Lees verder…

10897286674?profile=originalVerkrachte Indonesische vrouw krijgt mogelijk stokslagen

Een 25-jarige Indonesische vrouw die door een groep mannen werd verkracht als vergelding voor buitenechtelijke seks, krijgt mogelijk stokslagen.

Foto:  AFP

Dat meldt persbureau AP. Het slachtoffer heeft volgens de lokale autoriteiten de islamitische wetgeving overtreden en moet daarom publiekelijk gestraft worden. 

De vrouw zou in haar eigen huis door acht mannen zijn verkracht toen zij haar betrapten terwijl zij seks had met een getrouwde man. Het tweetal werd met uitwerpselen besmeurd en de man werd in elkaar geslagen. Vervolgens droegen de acht mannen hen over aan de islamitische politie in de conservatieve provincie Atjeh. 

Het hoofd van de Shariawetgeving in het district, Ibrahim Latief, verklaarde woensdag dat zowel de man als de vrouw negen stokslagen moeten krijgen voor het overtreden van de geloofswet. 

De mannen die verantwoordelijk worden gehouden voor de verkrachting hangt een gevangenisstraf tot vijftien jaar boven het hoofd.

Door: NU.nl
Lees verder…

De 4 mei herdenkingen met een Indisch tintje.

10897283681?profile=original                                             

10897262476?profile=original

10897239901?profile=originalDe 4 mei herdenkingen met een Indisch tintje.

Achter de ICM schermen hebben veel ijverigen het comité 4 en 5 benadert, per mail, telefonisch of zelfs persoonlijk. Juist uit een hoek waar men het niet van verwacht. Het ICM virus begint overal zich te nestelen, alleen al een goede zaak.

Eindelijk wordt in 1 adem ook Nederlands Indie genoemd. Het besef begint te komen dat Nederland en Indie 1 geschiedenis vormen dat al eerder in oktober 2009  door PvdA ''er Marijke van Dijke deze befaamde woorden over haar lippen kreeg. "Het is onze gemeenschappelijke geschiedenis!".

 

Uiteraard had ik verwacht dat een voordracht over Nederlandse Indie kwam van Adriaan van Dis of van Hans Vervoort. Dat is dit jaar nog een brug te ver kennlijk, maar wie weet, misschien volgend jaar.

 

Al heel snel werden mijn gevoelens gecompenseerd toen broederlijk Mark Rutte en Martin van Rijn de Indie kranslegging legden. Bij mij de gedachte opkwam: Martin die Indische zaak komt goed, schiet wel beetje op, de tijd dringt": aldus Mark Rutte.

Wilt U het comité 4 en 5 bedanken voor hun inspanning dat kan.

Zaterdag  31 mei bij de  presentatie van "Liefde als ruwe diamant"  in samenwerking met Indisch Platform en Nationaal Comité 4 en 5 mei bij Galerie Korpershoek in Nieuw Leusen zie http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/zaterdag-31-met-presentatie-van-liefde-als-ruwe-diamant-ism

Lees verder…

Specerijen van Indonesië: Kaneel

10897285660?profile=originalSpecerijen van Indonesië:                 Kaneel

Kaneel is een van de vier zogenaamde fijne specerijen die al vrijwel vanaf het begin van de VOC tot de vaste handelswaar behoorden. Overal ter wereld wordt kaneel gebruikt als keukenspecerij. In veel Aziatische landen, met name in China, wordt kaneel reeds duizenden jaren gebruikt als geneesmiddel. Rond 2800 jaar v. Chr. Wordt het al genoemd in het kruidenboek van de Chinese keizer Shennung en ook in het oude Egypte en in andere streken in het Midden Oosten was kaneel al bekend.

Foto - De kaneelboom, waarvan de binnenbast van de jonge scheuten gebruikt worden

Vaak werd hei daar gebruikt in parfums. In India wordt het veelvuldig toegevoegd aan het mengsel waarvan wierook wordt gemaakt. Ook in de Bijbel wordt kaneel genoemd en zo hoog gewaardeerd dat het als een waardig geschenk aan koningen en andere hoogwaaardigheids-bekleders wordt gegeven. Ook werd het in de tijden van Mozes gebruikt als toevoeging aan zalfolie voor de Tabernakel (Exodus 30: 23-25).

In oude geneeskunsten werd kaneel vooral gebruikt als stimulerend middel bij de spijs-vertering en darmverstoppingen. Ook bij nierproblemen en bij aandoeningen aan de urinewegen werd het vaak met succes toegepast. Kaneel is vanouds een medicinaal toevoegingsmiddel dat de levensvitaliteit sterk verhoogt.

10897285686?profile=originalfoto - Kaneel voordat het gedroogd is

Onderzoeken hebben aangetoond dat kaneel tevens een belangrijk middel is bij de bestrijding van kankerweefsel en stopt het de vermeerdering van schadelijke bacteriën in het lichaam. Omdat in kaneel ook conserverende stoffen zitten, kan het in het lichaam helpen tegen ziektes die met schimmelvormingen te maken hebben, zoals ‘candida’. Op het moment wordt er uitgebreid onderzoek gedaan naar de relatie van kaneel tot diabetes. Men heeft

 

 

 

 

 

 

 

10897286275?profile=original foto -Oude prent van arbeiders bezig met het “schillen” van de kaneel

al ontdekt dat stoffen die in kaneel zitten, de vorming van hoge bloedsuikers tegengaan. Aan de universiteit van Kopenhagen wordt onderzocht dat kaneel een belangrijke bijdrage levert aan pijnbestrijding bij artrose. Men heeft geconstateerd dat bij gebruik van kaneel in combinatie met honing door bijvoorbeeld yoghurt of muesli, de pijneffecten bij artrose na een week bijna verdwenen zijn. In veel andere landen, waaronder in Nederland, wordt artrosepatiënten verteld dat ze “er maar mee moeten leren leven.....” en worden pijnstillers voorgeschreven. In Canada is ontdekt dat gebruik van kaneel in dagelijkse gerechten bijdraagt aan

10897286066?profile=originalfoto Kaneel in pijpjes en als poeder

verbetering van het geheugen en de concentratie bij kinderen. Al met al kan gerust worden beweerd dat kaneel een “superspecerij” is, waarvan de werking nog niet half is ontdekt. Weliswaar is kaneel tegenwoordig ook als supplement verkrijgbaar, maar dat streeft waarschijnlijk zijn doel voorbij. Het is namelijk nog niet aangetoond dat dit werkzaam is. In ieder geval wordt zwangere vrouwen afgeraden om dit als supplement te gebruiken en om kaneel in beperkte mate bij de bereiding van het dagelijkse eten te gebruiken.

De kaneelboom groeit uitsluitend in een tropisch klimaat en dan ook nog liefst in de kuststreken. De boom wordt twee tot drie keer per jaar gesnoeid en daarbij voorkomt men dat de boom te hoog wordt, wat de oogst bemoeilijkt. Als de boom zeven jaar oud is, kan hij voor het eerst worden “geschild”. Van de ca. 2 meter lange scheuten wordt de bast afgestroopt, waarbij de binnenbast van het schors gescheiden wordt. Die binnenbast rolt zich hierbij vanzelf op en wordt gedroogd. Bij het drogen verkleurt het van lichtgroen naar lichtbruin. De kaneelboom komt van nature voor in het kustgebied van Ceylon (nu: SriLanka). In de 16e eeuw werden deze gebieden veroverd door de Portugezen. Samen met de inheemse bevolking verdreef de VOC medio de 17e eeuw de Portugezen en voegden het toe aan het handels-monopoly van de Compagnie.

In de keuken wordt kaneel veel gebruikt als smaakmaker in zoete gerechten, zoals gebak en snoep-waren. De combinatie appel en kaneel, zoals bijvoorbeeld in een appeltaart is niet meer weg te denken. Ook het gebruik van kaneel in koffiesoorten (met name mokka) en in kruidenthee is bekend. In India en in de landen rond de Middellandse Zee wordt kaneel veel gebruikt bij het kruiden van vlees, vleeswaren en groentegerechten. Het is tevens een onderdeel van de meeste kerrie- en massalasoorten en vormt samen met komijn de ideale smaakcombinatie.

f10897286075?profile=originaloto -De combinatie van honing en kaneel heeft een geneeskrachtige werking

De VOC ontving jaarlijks tussen de 0,6 en 1 miljoen pons kaneel. Het merendeel hiervan werd afgezet in Europa. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden bracht kaneel tussen de 2 en 3 gulden per pond op, wat in de 18e eeuw uiteindelijk opliep tot 8 à 9 gulden per pond. Men noteerde in de boeken als inkoopprijs: 25 cent per pond. De Heren van de VOC legden de vorstendommen van Ceylon een “schatting” op en dat garandeerde een levering van zo’n 125 ton kaneel per jaar in het begin. In 1796 werd Ceylon veroverd door de Engelsen en richtte de VOC zich nood-gedwongen tot het aanleggen   van uitgebreide plantages in Indonesië, waar de kaneelboom bijzonder goed gedijde en liep de totale oogst op naar ongeveer 8000 ton per jaar.       

______________________ 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives