Alle berichten (2836)

Sorteer op

Sobat Rolo Lapre uit Zwitserland

10897294063?profile=originalOp zaterdag 7 december 2014 in de Singelkerk te Amsterdam heb ik tijdens de boeken presentatie van het "Indisch Verdriet boek van dhr. H. Bussemaker"  kennis gemaakt met sobat Rolo Lapré uit Zwitserland. Hij sprak gewoon Nederlands, dus geen Duits of Frans.
Mijn petje af voor sobat Rolo Lapré die helemaal uit Zwitserland naar Amsterdam moest reizen om de "Indisch Verdriet boeken presentatie" te kunnen bijwonen.
Op de foto de derde van rechts(achteraan) is sobat Rolo Lapré uit Zwitserland, helemaal links is dhr. Ferry Schwab eigenaar en redacteur van ICM Online.
Deze foto is met mijn digitale foto camera door Peggy Stein opgenomen.
Peggy Stein zei  tegen mij: "Wat heb jij een mooie camera, ik ga jou en de anderen fotograferen ga even naast de anderen staan, a.u.b."  Hierdoor stond ik op deze foto aan de rechterzijde van sobat Rolo Lapre.
Maandag namiddag 23 maart 2015.
Vriendelijk groet,
Ben Vink.
 

Lees verder…

Uitbarsting van de Tambora Door: Enne Koops

10897299065?profile=originalUitbarsting van de Tambora       Door: Enne Koops 

De uitbarsting in 1883  van de Indonesische vulkaan Krakatau is algemeen bekend onder historici. Bijna zeventig jaar eerder deed zich echter een grotere eruptie voor die minder houvast heeft gekregen in het collectieve historische bewustzijn. In april 1815 vloog op het Nederlands-Indische eiland Soembawa de bovenkant van de vulkaan Tambora de lucht in. Het aantal indirecte slachtoffers van deze ramp liep in de tienduizenden.  Historiek.nl

 

De vulkaanuitbarsting leidde wereldwijd tot een klimaats- en temperatuursverandering die van alles tot gevolg had: honger, enorme hagelstenen, lawines, aardverschuivingen, blikseminslagen scheepsrampen en apocalyptische massahysterie. Maar er waren ook positieve gevolgen, zoals de uitvinding van de fiets.

In januari bespraken we het boek “De schaduw van Tambora” van de journalist Philip Dröge. In het boek “De wereld van Tambora” dat dit jaar zal  verschijnen, laat Dröge – initiatiefnemer van het populair-wetenschappelijke  pers-

bureau FAQT en vaste gast in het programma Aan de slag op BNR Nieuwsradio – ooggetuigen aan het woord over de ongelofelijke gevolgen van een van de grootste natuurrampen uit de menselijke geschiedenis.

10897299856?profile=originalTambora vulkaan, die bijna het gehele eiland beslaat met een krater van zo’n 5 km doorsnee

De impact van de ramp was enorm. Dröge zegt er zelf over: “De uitbarsting van de Krakatau in 1883 was maar een kippenscheet vergeleken bij die van de Tambora in 1815”. De uitbarsting van de Tambora, toen ‘de hoogste berg van Nederland’, was 2500 kilometer verderop goed te horen. In de maanden na de eruptie verspreidden de vulkanische asdeeltjes zich over grote delen van de wereld en leiden tot een ingrijpende klimaatsverandering. In India deden zich gigantische hagelbuien voor, in Zwitserland viel ineens sneeuw in de zomer en in Azië, Europa en Amerika braken hongersnoden uit.

Stille, bijna vergeten berg

 

In de zeventiende en achttiende eeuw is het onontgonnen eiland Soembawa, vanuit Europees perspectief, een beetje een vergeten plek. De schepen van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) meren af en toe aan. Het contact met de lokale bevolking is goed, maar de handel tussen de VOC-lieden en de eilandbevolking blijft beperkt. Af en toe koopt de VOC paarden op het eiland, of tabak, amfioen (opium) of hout. De Compagnie gebruikt het eiland vooral om haar schepen te bevoorraden voor de gevaarlijke zeereis verder naar het oosten. Daar liggen de veel interessantere Molukken, waar   de Nederlandse handelaren het voorzien hebben op nootmuskaat en kruidnagel.

Toen de VOC in 1798 na jaren van wanbeleid en corruptie ten onder ging, nam de Nederlandse regering het beheer van de kolonie Nederlands-Indië over, waarbij Soembawa bij deze kolonie werd gevoegd. Maar het eiland bleef een buitenbeentje:

“Ook de nieuwe heersers hebben weinig belangstelling voor dit buitengewest. De meeste inwoners van Soembawa hebben dan ook nauwelijks contact met hun koloniale bestuur. De Nederlandse macht concentreert zich in Java. De andere Indische eilanden – met uitzondering van Bali – staan weliswaar onder Nederlands bestuur, maar meer dan een handvol Nederlandse ambtenaren en soldaten per eiland is er in die tijd niet.”

10897300067?profile=originalKijkje in de enorme krater van de Tambora

10 april 1815: knal van 34.000 megaton TNT

 

Het is de gigantische vulkaan-uitbarsting op 10 april 1815 die het eilandje Soembawa op de kaart zal zetten. In de vroege avond, berekend is dat dit gebeurde tussen 19.00 en 22.00 uur, bereikt de druk in de vulkaan Tambora – de vulkaan rommelt al zo’n vijf maanden – een kritisch hoogtepunt. De explosie die dan volgt is haast onvoorstelbaar en behoort tot ‘de hardste geluiden

die ooit op aarde zijn geproduceerd’ (47). Moderne geluidsspecialisten schatten de hardste knal op 347 decibel:

“De energie die bij de eruptie van de Tambora vrijkomt, staat gelijk aan 34.000 megaton TNT. Dat is de kracht van het tegelijkertijd ontploffen van duizenden atoom-bommen van het Hiroshima-type, of anderhalf keer de verzamelde explosieve kracht van alle kernwapens die de grootmachten in de Koude Oorlog op elkaar hadden gericht.”(31)

De schokgolf gaat meerdere keren de aarde rond, brengt oceanen en zeeën aan het kolken. In totaal wordt 150 kubieke kilometer steen de lucht in geschoten. De vulkanische as – die met een geschatte 1600 graden enorm heet is – stijgt naar 43 kilometer hoogte en gaat dwars door de ozonlaag heen. Tot ver in de omgeving regent het brokstukken die soms zo groot zijn als een auto. Door de enorme luchtdruk ontstaan er spontaan tornado’s, die de mensen, vee en huizen in het stadje Tambora opzuigen en tientallen meters door de lucht smijten. Slechts een handjevol Tamborezen overleeft de ramp. De vulkaanuitbarsting luidt het einde in van hun cultuur en taal.

In Indonesië doen zich volgens ooggetuigen allerlei nogal angst-aanjagende verschijnselen voor. Langs de Indische kusten razen bijvoorbeeld drie tot vijf grote vloedgolven het land in, die alleen al op Soembawa aan ruim 4600

10897299690?profile=originalVulkaanas, feitelijk bestaand uit gruis van 0,1 tot 0,8 millimeter doorsnee

mensen het leven kosten. Zelfs op het kleine eilandje Haruku bij de Molukken, liefst 1260 kilometer verderop, is sprake van een tsunami.

Potentieel dodelijke cocktail

 

De Tamborese vulkaanuitbarsting greep diep in, ook op de langere termijn. Tambora zou de geschiedenis veranderen, zo schrijft Dröge. Op de eilanden Soembawa, Lombok, Bali en ook Java braken in de daaropvolgende weken hongersnoden uit door stoflagen – die soms zeven tot tien meter meter hoog waren, de rijstvelden bedekten en water-bronnen onbruikbaar maakte. Drie dagen achtereen zagen de Indiërs geen zonlicht meer en voor het eerst in hun leven hadden ze het koud. Vissen stierven massaal, vogels vielen dood uit de bomen.

In de maanden na de ramp breken in Indonesië maar ook op oorlogs- en handelsschepen die in het gebied varen ziekten uit, met als hoofdkenmerken diarree, koorts en huidzweren, een combinatie die vaak uitloopt op de dood. Dodelijke ziekten – met name difterie en tyfus – zijn volgens specialisten wel een standaard-verschijnsel na een vulkaan-uitbarsting:

“Verontreinigde waterbronnen, voedselgebrek en schadelijke stoffen in de lucht vormen samen een potentieel dodelijke cocktail voor mens en dier.”

10897300479?profile=originalFoto van de top van de Tambora

Door de enorme hoeveelheid as in de lucht condenseerden water-druppels veel sneller. Hierdoor ontstonden enorme ijsballen ter grootte van cricketballen, die met name neervielen in India en daar veel mensen doodden. In de nazomer van 1815 zijn onder meer China en West-Europa aan de beurt. In die regio’s daalt de temperatuur plotseling een aantal graden, waardoor – in combinatie met grote droogte – de oogsten van rijst, gierst en boekweit massaal mislukken. Het gevolg is massale hongersnood en sterfte.

10897300698?profile=originalGeografische ligging van de Tambora

Er zijn zelfs diverse historici die beweren dat de maatschappelijke chaos in China en de opstanden vanaf de jaren 1820 tegen de keizerlijke dynastie, uitlopend op de grote Chinese communistische revolutie in 1949, zijn oorsprong vindt in de klimaatsveranderingen vanaf 1815.

Het regent kevers en spinnen

 

Ongeveer twee maanden na de vulkaanuitbarsting bereikt de as West-Europa. De winters van 1815-1816 zijn kouder dan ooit. Zo bereikt het kwik in Rome een diepterecord van -22 graden, terwijl in Hamburg -27 graden gemeten wordt. De sneeuw die deze winters naar beneden valt, is in Hongarije bruinig en gelig. De Middelburgsche Courant van 20 januari 1816 meldt over een bijzonder, nieuw soort neerslag dat in Zwitserland en Frankrijk uit de lucht is komen vallen:

“Nabij het Zwitserse stadje Vallorbes, aan de Franse grens, zouden op 22 en 23 december 1815 miljoenen kevers, spinnen en rupsen uit de lucht zijn

gevallen. Daaronder groene rupsen die ‘enkel uit water lijken te bestaan’ en die in Zwitserland niet voorkomen. De diertjes kruipen over een dik pak sneeuw dat eerder is gevallen; het vriest op dat moment hard. Ook van de Franse kant van de grens, in de Jura, komen in deze tijd berichten over insecten die uit de lucht vallen. De kwestie wordt zelfs voorgelegd aan de Franse Academie van Wetenschappen. Maar die kan het fenomeen niet verklaren.”

Ook de frequentie van hevig onweer valt op. De Nederlandse kranten staan vanaf 1815 bol van onweersbuien met Bijbelse proporties. Op 16 december 1815 vallen in Haarlem bijvoorbeeld vuistgrote hagelstenen uit de lucht, die door de lokale bloembollenhandelaar en amateur-weerman Simon Veen, evenals de opvallend lage temperaturen, opgetekend worden. Zijn gegevens behoren tot de oudste meteorologische notities van Nederland.

As neerslaggebied (half zo groot als Europa)

Tot mei 1816 blijft het stevig vriezen in Europa. Een echte zomer komt er dat jaar niet… Het is in dit licht niet vreemd dat er   in de zomer van 1816 een emigratiehausse begint vanuit West-Europa naar Noord-Amerika. Met name Noren, Duitsers en Nederlanders stappen op een zeilschip en kiezen het ruime sop naar Amerika. Het emigratiepiekje blijft enkele decennia op niveau, om vanaf de jaren 1845 – al Europa opnieuw geteisterd wordt door misoogsten en ellende – een echte piek te worden.

12 juni 1817: eerste fietstochtje uit de geschiedenis

 

De loopfiets van Karl Drais De mooiste anekdote in het heerlijk geschreven boek De schaduw van de Tambora, is de relatie tussen de vulkaanuitbarsting en de uitvinding van de fiets. Door de aanhoudende regen en de as in de lucht, wilden gras, haver en andere gewassen in grote delen van West-Europa niet goed groeien. Paarden, toen hét vervoersmiddel (stoommachines), hadden te weinig te eten en werden massaal geslacht.

Het Duitse Mannheim en de omliggende regio werden in 1815-1816 hard door deze situatie getroffen. Door het gebrek aan paarden kwam de handel stil te liggen en was sprake van hongersnood. Dit probleem zette – daarover zijn veel Duitse historici het eens – de Mannheimer, 32 jaar nog maar, Karl Friedrich Freiherr Drais von Sauerbronn ertoe aan met een oplossing te komen: ‘het houten paard’, ofwel: de fiets. Het is donderdag 12 juni 1817 als hij het eerste fietstochtje uit de geschiedenis maakt, op een houten loopfiets met een soort stuurlat:

“De baron trekt zich niets aan van de mensen die hem zullen aangapen en zet zich af door met een voet achterwaarts tegen de grond te duwen. Dan beweegt hij die voet naar voren. De andere voet duwt machine en rijder naar voren. Voorbijgangers zullen vol ongeloof kijken naar het spektakel dat dan volgt. Ook al heeft hij soms geen van beide voeten aan de grond, de baron valt niet om, hij rijdt op slechts twee smalle wielen de weg op! Hoe doet hij dat? Natuurlijk heeft Von Drais geen tijd om uit te leggen dat het balanceren een logisch gevolg is van een natuurkundige wet die zijn landgenot Johann von Bohnenberger toevallig net datzelfde jaar voor de eerste keer wetenschappelijk beschrijft, het gyroscoopeffect.” (184)

Deze Karl Drais was ook op andere terreinen een talentvolle uitvinder. In de strijd tegen Napoleon bedacht hij – niet als eerste, want 100 jaar eerder had iemand hierop al patent aangevraagd – een effectief machinegeweer, terwijl hij voor zijn langzaam blind wordende vader een stenomachine ontwierp zodat die kon blijven schrijven.

______________________

Lees verder…

10897295465?profile=originalRegelmatig ga ik naar de Pasar Malam, maar op zaterdag 8 november 2014 was voor mij toch een bijzondere dag,
omdat op deze dag ook een ICM boeken presentatie is.
Ik ontmoete daar bekende personen en ook nieuwe gezichten bij de GUYABANO stand(naast de ICM stand)
Ook heb ik voor het eerst Rita Kopetzky ontmoet, op de Facebook groepen ken ik haar goed.
Op deze voor mij bijzondere dag heb veel foto's en video opnamen gemaakt. De video opnamen heb ik inmiddels op de Dvd's overgezet(gebrand) en ook naar de ICM-Teamleden per post verzonden.
Ook heb ik een DVD helemaal naar Zwitserland per post verzonden naar de goede sobat Rolo Lapré. Ik ben blij dat hij gewoon Nederlands spreekt....Meermalen ontmoette ik Indische-Nederlanders die in Australië, New Sealand, Alaska, Canada en USA wonen....sommigen spreken bijna geen Nederlands meer......"Bahasa Indonesia en Nederlands lupa(vergeten)",zeiden deze Indo's....Sobat Rolo Lapré uit Zwitserland spreekt dus Nederlands.....en af en toe wat Bahasa Indonesia of Malaysia(Maleis).......CHAPEAU.
Ik plaats hier een groepsfoto van zaterdag 8 november 2014 bij de ICM en GUYABANO stand op de Pasar Malam Rijswijk.
Vriendelijke groeten.
Zondag 22 maart 2015.
Ben Vink.
 

Lees verder…

10897271292?profile=originalNederland ook aansprakelijk voor schade kinderen Sulawesi

 Foto Kapitein Raymond Westerling

Erkenning voor de nabestaanden van Indonesische mannen die in Zuid-Sulawesi op bevel van Kapitein Raymond Westerling van het Nederlandse leger werden geëxecuteerd. De rechtbank in Den Haag heeft op 11 maart 2015 besloten dat Nederland nog altijd aansprakelijk kan worden gehouden voor de geleden schade. Het is echter nog niet zeker of alle nabestaanden die de Nederlandse Staat hebben aangeklaagd ook echt een schadevergoeding krijgen. Een deskundige moet daar onderzoek naar doen.

De nabestaanden zijn zonen, dochters en vrouwen van Indonesische mannen die eind 1946 en begin 1947 werden geëxecuteerd door Nederlandse militairen in het toenmalige Nederlands-Indië. Nederland kan volgens de rechtbank geen beroep doen op verjaring.

In totaal 23 weduwen en kinderen hadden hierover een rechtszaak aangespannen. Het staat volgens de rechter voor negen weduwen vast dat hun man daadwerkelijk is geëxecuteerd. De rechtbank buigt zich later nog over wie van de anderen in aanmerking komen voor een schadevergoeding en wat dan de hoogte van die vergoeding moet worden.

Deskundige naar erebegraafplaatsen


De rechtbank zal een deskundige benoemen die onder meer moet gaan kijken naar de ere-begraafplaatsen in Zuid-Sulawesi. Het gaat dan bijvoorbeeld om de vraag of op die plekken uitsluitend mannen zijn begraven die door het Nederlandse leger zijn geëxecuteerd.                      Zeker 3100 mannen zijn destijds doodgeschoten. Het bloedbad is de Zuid-Celebes-affaire gaan heten. Kapitein Raymond Westerling had carte blanche om het hevige verzet tegen Nederland in Zuid-Sulawesi de kop in te drukken. Hij en zijn ondergeschikten deden dat met veel geweld.

Het is goed mogelijk dat er nu nog meer nabestaanden zich gaan melden, denkt de buitenland redacteur Peper Hofstede: "Er zijn in de  onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië ongetwijfeld wel meer bloedbaden geweest dan deze twee. Dat zou de Nederlandse staat dus veel geld kunnen gaan kosten."

Waar  draaide  de rechtszaak om?


Vanaf 1945 probeerde Indonesië zich los te maken van Nederland, terwijl Nederland de kolonie koste wat het koste wilde behouden.  200.000 Nederlandse militairen moesten voorkomen dat Indonesië onafhankelijk zou worden. Sommige eenheden maakten actief jacht op Indonesische onafhankelijkheidsstrijders, onder meer die van Kapitein Raymond Westerling. Van de Nederlandse legerleiding kreeg hij toestemming om zijn gang te gaan en dat deed hij ook. Op het eiland Sulawesi werden honderden mannen zonder enige vorm van proces geëxecuteerd, vaak zelfs voor de ogen van hun kinderen. Die hebben nu gelijk gekregen en hebben schadevergoeding voor het leed dat hen is aangedaan in het vooruitzicht.

Het gaat nu om vijf kinderen van slachtoffers, maar als de schade-vergoeding wordt toegekend, zullen er misschien wel veel meer kinderen van zich laten horen. Dat zou een miljoenenstrop kunnen zijn voor Nederland. 

Tussen 2009 en 2011 speelde een soortgelijke rechtszaak voor een bloedbad dat Nederlandse militairen aan hadden gericht in het dorp Rawagedeh op Java. Toen waren het de hoogbejaarde weduwen van slachtoffers die een zaak aanspanden. De lands-advocaat bepleitte dat Nederland z’n schuld al had voldaan: in de jaren 60 betaalde het 850.000 gulden aan ontwikkelingshulp aan Rawagedeh. Bovendien zou de zaak inmiddels verjaard zijn.

10897292068?profile=originalFoto Mw. Paturusi en Dhr. Monji

De rechter oordeelde anders: de weduwen verdienden ook een individuele schadevergoeding voor de schade die ze door het handelen van de Nederlandse Staat hadden moeten verduren. Ze kregen per persoon 20.000 euro toegekend en de Nederlandse ambassadeur maakte expliciet excuses aan de inwoners van Rawagedeh. Met deze zaak als precedent heeft de rechter vandaag ook op 11 maart  in het voordeel van de nabestaanden geoordeeld.

En wat nu?

Nu de ‘kinderen van Sulawesi’ bij de rechtbank gelijk hebben gekregen, is het goed mogelijk dat er zich nog meer nabestaanden melden. Er zijn in de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd ook wel meer bloedbaden geweest dan deze twee. Dat zou de Nederlandse staat dus veel geld kunnen gaan kosten. Maar het is natuurlijk wel lang geleden gebeurd. Veel nabestaanden van de slachtoffers zijn al overleden, mensen die zich nu nog zouden kunnen melden zijn vaak bejaard of hoogbejaard. Hoewel dat bij  hen niet het gevoel zal wegnemen dat er nog een schuld te vereffenen valt.

Kunnen  de Sulawesi weduwen  en  kinderen het geld  houden? 

Nabestaanden van slachtoffers van de standrechtelijke executies op Sulawesi in 1946-1947 vrezen dat de weduwen en kinderen, allen hoogbejaard en bejaard, onder druk zullen worden gezet door jongere familieleden om hun compensatiebedrag af te staan of te delen Bij een eerdere compensatiezaak in Rawagedeh bleek    in    december    2011    dat    de

weduwen door het dorpshoofd    en door familieleden werden gedwongen minstens de helft van hun schadevergoeding af te staan. Als ze weigerden te betalen, zouden ze worden uitgesloten    en lastiggevallen. De kans dat    de weduwen van Bulakumba zelfstandig over hun geld kunnen beslissen, lijkt klein. (ANP)

 

 

Lees verder…


10897278678?profile=original
 

De genocide op de Indische Nederlanders en de postkoloniale doofpot van de Nederlandse regeringen                                     Blog:  Diana Bloem           

Blog: Diana Bloem

Dit wordt ‘emotioneel gezien’ mijn moeilijkste blog, omdat mijn familie en vrienden hierbij nauw betrokken zijn geweest. Ikzelf heb hier niet veel van meegekregen, maar ik voel me geroepen om het mensonterende gedrag van onze voormalige én huidige bestuurders (het negeren van genocide op hun eigen volk) aan het licht te brengen! Vooral nu ik zie hoe onze regering zich in allerlei bochten wringt om bijna alle (vaak extremistische) landen in de wereld te helpen en miljarden van ons volk steelt om niet alleen financiële steun, maar ook wapens aan hen te leveren. Terwijl ze hun eigen volk destijds in hun ex-koloniën volkomen in de steek hebben gelaten en zonder enig schuldgevoel lieten vermoorden .

De golf van etnisch geweld in Nederlands-Indië, die begon in 1945, is steeds ten onrechte door Nederland naar de achtergrond verdrongen. De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiap is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, "terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord". Dat zegt de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview maandag in Trouw. Hij spreekt daarin van "post-koloniaal geheugenverlies" van de Nederlandse autoriteiten. De 72-jarige historicus heeft zijn hele wetenschappelijk loopbaan gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Na de capitulatie van Japan vermoordden Indonesische strijders duizenden Nederlanders die net uit Japanse interneringskampen waren bevrijd. Ze wilden koste wat kost voorkomen dat het koloniale gezag zou worden hersteld, aldus Frederick. Een artikel over zijn onderzoek staat in het Britse weten-schappelijke blad Journal of Genocide Research.

Bersiap-periode

"De Bersiap-periode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland", aldus Frederick die zegt geen land te kennen dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten. "Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen."

Er hangt veel mist rond het extreme geweld van de Bersiap-tijd. Waar kwam dat nu vandaan? Wie waren de daders? Wie schuilden er achter de naam ‘extremisten’ die de Britten en Nederlanders op de geweldplegers plakten? Waren het criminelen elementen, opgehitste jongeren, opportunistische sadisten, of religieus fanatici? En wat was hun motief? Iedere oorlog heeft natuurlijk zijn pathologische moordenaars, maar de frequentie van de moorden maakt het moeilijk om die in de schoenen te schuiven van een kleine groep sadisten of criminelen. Het meeste geweld, los van de strijd tussen meer reguliere republikeinse en Britse en Nederlandse troepen, werd gepleegd door radicale nationalisten, islamitische strijd-groepen als de Hizbullah en Sabillilah, en groepen met meer criminele achtergronden. Zij hadden gemeen dat ze moeilijk onder het gezag van het prille leger van de Indonesische Republiek te brengen waren en vaak hun eigen plan trokken. Steeds meer huizen werden gerampokt (geplunderd).

Inwoners werden de bossen in gejaagd, waar ze vaak het slachtoffer werden van andere bendes. Ook verschenen er pamfletten die de bevolking opriepen de Indo-Europeanen uit te roeien.

De Nederlanders buiten de kampen – veelal Indische Nederlanders – lieten zich niet onbetuigd en organiseerden hun eigen strijdgroepen om hun huizen en gezinnen te verdedigen en de moorden te vergelden. Ook Molukkers waren in deze groepen actief, omdat zij vaak het doelwit van de moordpartijen waren. Molukkers waren voor de oorlog dikwijls soldaat in het Indische leger geweest en waren goede vechters. Hoeveel slachtoffers in de Bersiap van de eerste maanden na de onafhankelijkheidsverklaring en de daaropvolgende jaren van revolutie zijn gevallen, is bijna onmogelijk aan te geven. De meest behoudende schatting is 3500 burgerdoden, maar het kan net zo goed een veelvoud zijn geweest.

10897293080?profile=originalMinister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken) vond in 2013 dat instituten die onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië willen doen, dat maar uit eigen budget moesten betalen. "De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein", zegt Frederick in Trouw. "Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Nederlandse diplomaten in Jakarta worden nerveus van een onderzoek, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Terwijl zo’n onderzoek natuurlijk hoogstnoodzakelijk is."

Het schandalige spelletje met de vergoeding voor oorlogsslachtoffers

De regelrechte discriminatie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië is het niet vergoeden van de particuliere

oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.

Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. Men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnood-ramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent.

Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaald kregen, maar de door hen geleden oorlogs-schade evenmin vergoed hebben gekregen. Zeer beschamend is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren met Japan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ook voor de door hen geleden oorlogsschade ruimhartig gecompenseerd.

Ook met de vergoeding via de WUBO en WUV is er een smerig spelletje gespeeld

Wet van 10 maart 1984, houdende regelen inzake de verlening van uitkeringen en  bijzondere voorzieningen aan  burger-oorlogsslachtoffers: Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen betreffende de verlening van uitkeringen en bijzondere voorzieningen aan burger-oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog en hun nagelaten betrekkingen. enz. enz."

Deze "ondersteuning" gold voor degenen die:  – tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolging heeft ondergaan of als burger is getroffen door oorlogsgeweld; – aan deze oorlogsgebeurtenissen blijvende gezondheidsschade heeft overgehouden; – vallen onder de voorwaarden van nationaliteit en waardigheid. Ook de weduwe of weduwnaar van iemand die door vervolging of oorlogsgeweld is omgekomen, kan financieel ondersteund worden. 

10897289858?profile=originalDeze zogenaamde "vergoeding" uit 1984 trad pas jaren later in werking en de procedure was zo ingewikkeld (papieren die uit Indonesië moesten worden aangevraagd die daar al lang waren verbrand), waardoor er weer een andere procedure gevolgd moest worden, zodat uiteindelijk de meeste slachtoffers óf al waren overleden óf ermee zijn gestopt! Ook toen werden al politieke spelletjes gespeeld

De Japanse Ereschuld.

De Stichting Japanse Ereschulden komt op voor de belangen van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog door toedoen van de Japanse overheid schade hebben geleden door hen gevangen te houden in de Japanse kampen, gevangenissen of daarbuiten. In het bijzonder wil de Stichting aandacht vragen voor de schending van de mensenrechten en erkenning voor de daarvoor toegebrachte materiële en immateriële en/of psychische en fysieke schade alsmede de gevolgen daarvan. Daarnaast vraagt de Stichting aandacht voor de wijze waarop die Nederlanders bij terugkomst in het Vaderland werden bejegend, gediscrimineerd en hun grondrechten werden ontnomen. 

Het meest verwerpelijke is de regelrechte discriminatie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië door het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door de Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.

Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. En men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnood-ramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent. Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaald kregen, maar evenmin de door hen geleden oorlogs-schade vergoed hebben gekregen.

Als onderdeel van Het Gebaar uit december 2000 wist Het Indisch Platform te bewerkstelligen dat er wetenschappelijke studies zouden komen naar deze twee aspecten van De Indische Kwestie: de backpay en de materiële oorlogsschade. Deze studies, uitgevoerd door historici van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie), verschenen in respectievelijk 2005 en 2006, met een overzichtsrapportage in 2007. In beide studies werd aangetoond dat de opeenvolgende Nederlandse regeringen ernstig in gebreke waren gebleven wat betreft de Nederlandse land-genoten uit Nederlands-Indië. Aangetoond werd dat Het Gebaar uit 2000 geenszins een compensatie was voor de twee  aspecten van De Indische Kwestie. Eveneens bij de in februari 2001 gehouden Parlementaire behandeling stelde de toenmalige minister van Financiën Gerrit Salm klip en klaar, dat Het Gebaar niets te maken had met het herstel van de materiële oorlogsschade. http://www.65jaarkinderenvanderekening.nl/st-japanse-ereschulden.

Zeer beschamend in deze NIOD-studies is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren met Japan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ruimhartig gecompenseerd, ook voor de geleden oorlogsschade. Zelfs het toen straatarme Portugal heeft in de zeventiger jaren van de vorige eeuw haar landgenoten uit Portugees Timor en Macao volledig gecompenseerd. De Nederlandse overheid slaat wat dat betreft beslist geen al te best figuur. De petitie vermeldt terecht dit "achterstallig onderhoud" door de diverse regeringen. Wat ook de politieke kleur was van de regeringen in die 67 jaar, ze hebben ´De Indische Kwestie´ niet tot een oplossing gebracht. De angst was en is dat een adequate compensatie van de Indische gemeenschap heel veel geld gaat kosten. Het is dan ook een grote groep. In de vijftiger jaren vluchtten immers zo’n 300.000 Nederlanders uit Nederlands-Indië naar het veilige Nederland. Velen van hen hadden de horrorbeelden van de afschuwelijke Bersiap nog op het netvlies gegrift. Zij kwamen naar een land dat ze nauwelijks kenden en waar zowel de overheid als de inwoners hen als vreemdelingen behandelden. Sterker nog, in het beruchte Rapport Werner uit 1953 werden de zogenaamde Oosterse Nederlanders gezien als een ´gevaar voor de openbare orde´ in Nederland. Wie de discriminatie en de kille, bijna vijandige, ontvangst in Nederland heeft meegemaakt, zal dit niet licht vergeten. Deze kille en vijandige ontvangst was voor het Kabinet Kok-1 reden om Het Gebaar in te stellen.

Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogsslachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden; juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn. De consequentie is dat Het Indisch Platform zich in politiek vaarwater gaat begeven. Een eerste stap daarin is de Tweede Kamer. Deze moet, los van de Regering, ervan overtuigd worden dat het haar politieke verantwoordelijkheid is om de twee NIOD-studies te behandelen. De Tweede Kamer heeft dit tot nu toe niet willen of kunnen doen. De Tweede Kamer heeft in de richting van de Regering een controlerende functie.

Dan heb ik het nog niet eens over de 3e tegenovergestelde parallel! De Indische Nederlanders (met de Nederlandse nationaliteit: met een paspoort dus) die na de oorlog naar Nederland kwamen, omdat ze in Indië niet meer welkom waren, werden nóg slechter behandeld dan de asielzoekers! Zij werden in barakken geplaatst en kregen een klein voorschot die ze tot de laatste cent moesten terugbetalen. De mannen die in de oorlog voor Nederland hadden gevochten, en die in krijgs-gevangenschap hadden gezeten, kregen geen baan meer bij het leger en hadden ook geen recht op pensioen van het leger!

Hadden zij zich misschien moeten bekeren en naar Nederland moeten komen als moslim-immigrant? Dan waren ze misschien net zo gastvrij onthaald! Want als Nederlands staatsburger uit de Oost ben je gewoon een paria! https://eunmask.wordpress.com/author/realpredictor/ (Blog Diana Bloem)

Hier de verhalen van overlevenden die deze verschrikkingen hebben meegemaakt: http://www.archiefvantranen.nl/uw-verhaal/

Ook in dit geweldige boek van Ferry Holtkamp leest u over de hartverscheurende werkelijkheid: http://www.indischhistorisch.nl/tweede/oorlog-en-bersiap/oorlog-en-bersiap-ik-beken-het-levensverhaal-van-de-indische-nederlander-ferry-holtkamp-opgetekend-door-journaliste-elise-lengkeek-juli-2009/

En dan natuurlijk het onlangs bij Uitgeverij Boom verschenen boek van Dr. Herman Bussemaker: Indisch Verdriet, strijd om erkenning

Bron: http://nieuws.thepostonline.nl/2013/11/18/nederlanders-waren-slachtoffer-genocide

 

Lees verder…

Australiërs zoeken VOC schip Fortuyn

10897291284?profile=originalAustraliërs zoeken VOC schip Fortuyn

In 1724 verdween het VOC schip “Fortuyn” spoorloos. Australische maritieme archeologen zeggen een idee te hebben waar het  schip is vergaan en starten een zoekactie. De Fortuyn was een vrachtschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie en vertrok in september 1723 vanaf Texel voor een reis naar Batavia. Begin 1724 bereikte de Fortuyn Kaap de Goede Hoop, waar de VOIC destijds een bevoorradings-haven had. Op 18 januari vervolgde het schip haar reis, samen met de schepen “Hogenes”, “Doornik” en “Anna Maria”.

Oude afbeelding van Christmas Island (Daniël Beekman, 1718)

Na het vertrek uit Kaap de Goede Hoop is het schip nooit meer gezien. Wat er met de Fortuyn, met aan boord ongeveer 225 bemanningsleden, gebeurd is, is altijd een raadsel gebleven. Australische onderzoekers zeggen nu in Nederlandse archieven aanwijzingen te hebben gevonden die erop zouden kunnen duiden dat de Fortuyn is vergaan bij Christmas Island. Dit eiland ligt iets ten zuidoosten van Java, maar geografisch behoort het tot Australië.  Het onderzoek wordt geleid  door  maritiem  archeoloog Graeme Henderson, die eerder ook de Cocoseilanden heeft genoemd hoopt onder andere kanonnen van het schip te vinden. De Fortuyn had er daarvan in totaal 36 aan boord.

Graeme Henderson is geen onbekende. Op 16-jarige leeftijd ontdekte hij het wrak van het Nederlandse handelsschip “De Vergulde Draeck”, toen hij met enkele vrienden bij de westkust van Australië aan het vissen was. De zoektocht naar het wrak van de Fortuyn maakt deel uit van een serie activiteiten die georganiseerd worden in het kader van de 400ste

Kanon met touwwerk zoals dat op VOC schepen gebruikt werd

verjaardag van de eerste landing van een Europeaan in het westen van Australië. Dat was de Nederlandse ontdekkingsreiziger Dirck Hartog.

 

Lees verder…

10897294864?profile=originalHet Hollandia-rapport          Door:  Bert Immerzeel De opsporing en beoordeling van anti-Japanse activiteiten 

Bij de herovering van Nederlands-Indië vonden vele zware veldslagen plaats, met aan beide kanten duizenden doden. Zo niet bij de inname van Hollandia, Nieuw-Guinea, op 18 april 1944, toen ongeveer 15 duizend Japanners zich volkomen lieten verrassen. Misschien was het juist dit verrassingselement dat er toe leidde dat allerlei documenten werden aangetroffen die anders mogelijk zouden zijn vernietigd. Eén van deze documenten was wel zeer bijzonder: een gestencild rapport van bijna 400 pagina´s over het anti-Japanse verzet op Java. De Amerikanen haastten zich het te vertalen.

De vraag is, of de informatie uit het rapport Anti-Japanese Activities in Java later nuttig is gebleken. In het kader van de oorlogsvoering waarschijnlijk niet. De kopie die uiteindelijk terechtkwam bij het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken

 

Kempeitai officieren

en sinds kort bij het Nationaal Archief toont en marge enkele handgeschreven aantekeningen van na-oorlogse geschiedvorsers: vooral pogingen de namen te ontcijferen. Eenvoudig is dit niet. De Japanners schreven de Nederlandse namen in het Japans, en dát werd weer vertaald in het Engels. Uiteindelijk moeten we in enkele gevallen afgaan op een interpretatie van de klanken om de oorspronkelijke namen te achterhalen. Een voorbeeld:

“Hafukasuhetsu, a person of mixed blood, of Kalimas Station in Soerabaja, under the guidance of Knoop, head of the Eastern SS

Bureau, and via Kamaheru, an Ambonese of Soerabaja, plotted the uplifting of the morale through the exchange of illegally heard information about the enemy offensive and the gathering of military information.”

De genoemde Knoop kunnen we thuisbrengen. Het betreft hier Ir. J.J. Knoop van de Staats Spoorwegen (SS). Maar wie hier de Indo Hafukasuhetsu is, of de Ambonees Kamaheru? Geen idee. De namen van de leiders van het verzet werden meestal correct geschreven, de overige meestal verbasterd. Het rapport dat afkomstig is van de Japanse geheime politie, de Kempeitai, bestaat uit vier delen: een hoofdrapport (229 pagina´s), getiteld ‘Overzicht van alle anti-Japanse activiteiten op Java, februari 1944’, en drie bijlagen:

1. een rapport van het Gouvernement in Batavia uit september 1941 over het beoogde gezag ná de oorlog. Dit rapport werd in oktober 1943 door de Kempeitai gevonden bij Pieter Colijn, één van de leiders van het verzet in Soerabaja.

2. Een compilatie van de verschillende Intelligence rapporten van de verzetsbeweging op Java uit december 1942.

3.  Een rapport over door het verzet gebruikte coderingen en communicatievormen.

In de Japanse versie telt het geheel maar liefst 389 pagina´s. Indrukwekkend, niet alleen om grote aantal bijzondere details in de tekst, maar ook om de prachtige uitvouwbladen, waarop getekende overzichten, organo-grammen, van alle connecties tussen de verschillende lokale verzetsgroepen. Het anti-Japanse verzet moet van enorme omvang zijn geweest. Maar was dat wel zo?

De Jong

Dr. Lou de Jong, die het rapport veelvuldig gebruikte voor Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, relativeerde deze veronderstelling. Hij constateerde dat het rapport getuigt van een enorme achterdocht. De Japanners zagen overal verzet, ook daarvan in het geheel geen sprake was. De Nederlanders werden gezien als ‘geharnaste tegenstanders van het regime van de bezetter’, en de Indische Nederlanders waren al niet veel beter. “Het is noodzakelijk”,  citeert De Jong het rapport,“deze tot ongehoorzaamheid neigende groep, die de ware bedoelingen van ons zo welwillend militair bestuur niet begrijpt, streng te controleren.” Over de Ambonezen ten slotte: “De Ambonezen zijn niet de minderen van de Indische Nederlanders. Zij zijn anti-Japanse en pro-geallieerde socialisten. Zij hebben volhard in hun anti-Japanse gevoelens. De grondslag van hun denken is niet dezelfde geweest als die van de Javanen en overeenkomstige volkeren. Dit komt door hun grondige Christelijke vorming en door de gunsten welke zij van Nederland ontvangen hebben.”

 

‘Chain of command’

 

Waar hij spreekt over het beoordelen van het verzet, wijst De Jong op de verschillen tussen Nederlands-Indië en Europa: “Wij zullen niet alleen schrijven over de reële illegale activiteiten maar ook over die welke, zonder voldoende basis in de werkelijkheid, door    de  Japanners  als zodanig werden

bestempeld. Zouden wij die laatste terzijde laten, dan zou het op ons overzicht volgend beeld van de werkzaamheid van Kempeitai en PID, van de voor de Japanse rechtbanken gevoerde processen en van het lot van diegenen die tot gevangenisstraf werden veroordeeld, hoogst onvolledig zijn.

Er is namelijk een markant verschil geweest tussen, enerzijds, de Sicherheitspolizei und SD en de organen van de Duitse justitie en, anderzijds, de Kempeitai, de PID en de organen van de Japanse justitie: de eerste hebben louter reële illegale activiteiten vervolgd, de tweede zowel reële als fictieve, en ook in dat opzicht was het bestaan van de Nederlanders en Indische Nederlanders in bezet Indië moeilijker dan dat van de Nederlanders in bezet Nederland.”

Verschillen met Europa

Schijn en werkelijkheid waren moeilijk van elkaar te onderscheiden. Dit had alles te maken met de Japanse achterdocht, en het Japans beleid om alles wat ook maar enigszins op verzet leek, zwaar te onderdrukken. Iedere verdachte werd gemarteld tot hij bekende. Uiteindelijk werden zo hele netwerken opgerold van personen die elkaar weliswaar kenden, maar die naar objectieve maatstaven gezien misschien niet veel meer gedaan hadden dan onschuldige berichten uitwisselen. Tientallen, honderden vonden de dood om niet meer dan een verdenking. Bij het beoordelen van aanvragen in het kader van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (Wiv) gaf dat later soms problemen. Als de Japanners iemand hadden veroordeeld vanwege verzetsactiviteiten, en er waren geen bewijzen van het tegendeel: was dan wel sprake geweest van verzet?

Een ander verschil met de situatie in Europa was het gegeven dat   de mogelijke verzetsdeelnemers herkenbaar waren aan hun huidskleur. De Japanners hadden de verschillende bevolkingsgroepen van Nederlands-Indië, gebruik makend van al bestaande rechts-verschillen, handig tegen elkaar uitgespeeld. De Inheemsen werd onafhankelijkheid beloofd, zodat deze groep – althans in het begin van de bezettingsperiode – weinig reden zag te protesteren. Pas in 1944 zou dit anders worden, echter toen was het te laat. Tegen de Nederlanders, de voormalige koloniale macht, werd van het begin af aan hard opgetreden. Wat ten onrechte wel eens wordt verondersteld: de internering van het blanke bevolkingsdeel had geen raciale motieven. Het in  april 1942 ingestelde pendaftaran (persoonsbewijs waarop raciale kenmerken) had niet ten doel blanken te treffen, maar ‘slechts’ de Nederlanders. Andere blanken, niet-Nederlanders zijnde, bleven buiten internering. Het gevolg van de Japanse interneringsmaatregelen was echter dat de blanken geen ruimte werd gegund voor verzetsactiviteiten, en dat niet-geïnterneerde pro-Nederlandse Indo-Europeanen, Ambonezen, Menadonezen en Chinezen reden hadden bang te zijn om te worden opgepakt.

Een derde onderscheid, tenslotte, is het feit dat de verzets-deelnemers, anders dan in het bezette Nederland waar er voortdurend contact met Londen werd gehouden, geen radio-verbinding met de buitenwereld onderhielden. Er kon weliswaar op illegale wijze naar buitenlandse zenders (meestal radio San Francisco) worden geluisterd; men had geen zendinstallatie die vanuit bezet gebied berichten naar bijvoorbeeld Australië of Brits-Indië kon uitzenden. Het gevolg was, dat het gepleegde verzet vaak tamelijk ongecoördineerd    is gebleven. De conclusies van  het Hollandia-rapport ten spijt,   de Japanners hadden het georganiseerde verzet vanaf medio 1943, nauwelijks meer dan een jaar na hun inval, volledig onder controle.

Waaruit bestond het verzet? Samengevat: zo ongeveer alles wat afbreuk kon doen aan het Japanse gezag. We kunnen hierbij denken aan militairen die zich niet onderwerpen aan krijgsgevangen-schap, het verbergen van wapens, aan het luisteren naar illegale radiozenders en het verspreiden van nieuwsberichten, spionage- en sabotage-activiteiten, aan het voorbereiden van de terugkeer van de Geallieerden, etc. De definiëring van verzetsactiviteiten is natuurlijk afhankelijk van wie  of wat deze beoordeelt. De Japanners hanteerden een wel zeer ruime interpretatie: het Hollandia-rapport staat vol met conspiracies en subversive actions.

 

Verzetsster Oost-Azië 1942-1945

Drie regelingen

In na-oorlogse jaren konden Nederlanders een beroep doen op drie regelingen die, naast militaire onderscheidingen voor dapperheid specifiek het verzet in Nederlands-Indië waardeerden: De Verzetsster Oost-Azië (Koninklijk Besluit, 26 oktober 1948) werd uitgereikt aan diegenen die zich “door geestkracht, karakter-vastheid of gemeenschapszin op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor door krijgs-gevangenschap, internering of anderszins in de macht van de vijand geraakte Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dan wel in het verzet tegen de vijand”. Hulp aan geïnterneerden – verzet van humanitaire aard – stond hier dus op de eerste plaats. De Verzetsster Oost-Azië, die slechts kon worden verkregen op voordracht door derden, werd 468 keer uitgereikt.

Het Verzetsherdenkingskruis (bij Koninklijk Besluit, 19 december 1980) was bedoeld voor zowel verzetsdeelnemers in Nederland als wel Nederlands-Indië. Omdat de situatie in Indië zoveel anders was als in Nederland, werden de criteria voor toekenning op basis van verzet aldaar, bewust vaag gehouden. Het kruis werd uitgereikt aan “een ieder, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Oost-Azië op door Japan bezet gebied of Japans gebied aan, naar het oordeel van het Nationaal Comité Verzetsherdenkingskruis als verzet tegen de vijand aan te merken handelingen heeft deel-genomen”. Toen deze regeling in 1985 werd gesloten waren 15.300 kruisen toegekend, het overgrote deel op basis van activiteiten in Nederland. Het precieze aantal toekenningen op grond van verzetsactiviteiten in Nederlands-Indië is onbekend.

In navolging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945,  bedoeld  voor  Nederlandse

verzetsdeelnemers (1947), werd in 1986 de Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet in het leven geroepen. Recht op een buitengewoon pensioen hebben deelnemers aan het verzet die ten gevolge van dat verzet tenminste 10% invalidering hebben opgelopen. Ook hun weduwen/ weduwnaars hebben recht op dat pensioen. Tot verzet in de zin van de wet wordt gerekend: “activiteiten welke na de capitulatie van het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, anders dan in militair verband, werden verricht met het oogmerk door daad of houding afbreuk te doen aan de militaire of ideologische doeleinden van de bezetter zonder dat daarbij persoonlijk gewin of andere persoonlijke motieven een rol speelden en welke een zekere mate van duurzaamheid of intensiteit inhielden en waaraan voor betrokkene een duidelijk risico verbonden was”.

‘Anders dan in militair verband’ betekent dat reguliere militaire activiteiten buiten beschouwing blijven. ‘Activiteiten door daad of houding’ laat ruimte voor een erkenning in verband met de weigeringen om een loyaliteits-verklaring te ondertekenen. ‘Duurzaamheid’ vereist een wat langere periode, uitgezonderd die situatie waarin de verzetsstrijder wordt gearresteerd of gedood. En tenslotte, de toevoeging ‘duidelijk risico’ impliceert dat de activiteiten door de Japanners als gezags-ondermijnend moesten worden gezien. In afwijking van bij        de Verzetsster Oost-Azië wordt humanitaire hulpverlening hier niet als verzet beoordeeld. In het kader van deze wet werden ruim 2500 aanvragen ingediend. In ongeveer een kwart daarvan was sprake van erkenning van de verzetsactiviteiten. Vooral de bewijslast was na zoveel jaren een struikelblok.

Radio in veldfles

Omvang

 

De omvang van het verzet is moeilijk in te schatten. In afwijking van bijvoorbeeld de internering, is hier natuurlijk geen sprake geweest van enige vorm van registratie. Iedere schatting is daarom per definitie onvolkomen. In geen enkele publicatie over het verzet in Nederlands-Indië is geprobeerd op dit punt tot een onderbouwde conclusie te komen.

Als we ons beperken tot het pro-Nederlandse verzet (van het Inheemse verzet is zeer weinig bekend, en valt buiten het bestek van dit artikel), is hier misschien toch iets over te zeggen. In het Hollandia-rapport (dat alleen het verzet op Java betreft) wordt melding gemaakt van 20 opgerolde verzetsgroepen met 1730 leden, en 42 nog in behandeling zijnde (?) groepen met 1468 leden. Dit naast 8 ‘communistische verzetsgroepen’ met 691 leden. Deze cijfers zijn met enige goede wil te vergelijken met de hierboven genoemde cijfers in het kader van de Nederlandse verzetsregelingen. Misschien mogen we – rekening houdende met aftrek van het vermeend verzet – concluderen dat twee à drieduizend personen het hebben aangedurfd om de Japanse bezetting actief te weerspreken. Dat mag misschien weinig lijken, de Japanners moeten er hun handen vol aan hebben gehad.      Bron: Java Post

 

Lees verder…

Nederlandse Staat aansprakelijk voor 'Kinderen van Sulawesi' 

Nederland is aansprakelijk voor de schade van kinderen en weduwen van geëxecuteerde mannen in Zuid-Sulawesi in Indonesië.

Dat heeft de rechtbank in Den Haag woensdag besloten. Maar of alle nabestaanden die de Nederlandse Staat hebben aangeklaagd ook echt een schadevergoeding krijgen staat nog niet vast. Een deskundige moet daar onderzoek naar doen.

De nabestaanden zijn zonen, dochters en vrouwen van Indonesische mannen die eind 1946 en begin 1947 werden geëxecuteerd door het Nederlandse leger in het toenmalige Nederlands-Indië. Nederland kan volgens de rechtbank, net als eerder bij het bloedbad in het dorp Rawagede op Java, geen beroep doen op verjaring.

In totaal 23 weduwen en kinderen hadden een rechtszaak aangespannen. Het staat volgens de rechter voor negen weduwen vast dat hun man daadwerkelijk is geëxecuteerd. De rechtbank buigt zich later nog over wie van de anderen in aanmerking komen voor een schadevergoeding en wat dan de hoogte van die vergoeding moet worden.

Video: Staat aansprakelijk voor 'Kinderen Sulawesi'  

Lees verder…

10897290267?profile=originalVerhaal regering blijft overeind in rapport Molukse gijzelingsacties             Door:  Ana van Es

Het regeringsverhaal uit 1977, dat bij de bestorming slechts 'beheerst geweld' is gebruikt, blijft ook na onderzoek recht overeind staan. Dat zegt Karel Monsjou, de vader van een omgekomen gegijzelde. Hij is medio november 2014 als een van de eersten bijgepraat over de uitkomsten. Op 18 november presenteerden minister Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) en minister Hennis-Plasschaert (Defensie, VVD) een onderzoek naar de bestorming van de door Molukse jongeren gekaapte trein bij De Punt.

Dat het regeringsverhaal uit 1977 overeind blijft, bleek eveneens uit uitspraken die toenmalig minister van Justitie Dries van Agt (CDA) deed in De Telegraaf.  Ook hij was bijgepraat over de uitkomsten van het onderzoek en er was volgens hem geen bewijs van doelbewuste executies door mariniers die een einde maakten aan de Molukse treinkaping bij De Punt in 1977.

Zorgelijke gezichten bij Premier Den Uyl en Minister Van Agt

'Het is allemaal zoals ik al verwachtte. Ik ben met een sereen gemoed thuisgekomen’.
Bij de beëindiging van de trein-kaping kwamen zes Zuid-Molukse kapers en twee gegijzelden om het leven. De destijds officiële regeringslezing van Van Agt (1977) ligt sinds anderhalf jaar in de Tweede Kamer onder vuur. Maar de onderzoekscommissie past voor deze kritiek, zegt Monsjou, die zijn 20-jarige dochter Ans verloor bij de bestorming. 'Ze verwijzen steeds weer terug naar wat Van Agt indertijd heeft gezegd.'

Monsjou, zelf een oud-militair, verdenkt mariniers ervan dat ze het vuur hebben geopend op het portaal waar zijn dochter sliep, hoewel ze dankzij een warmte-camera en afluisterapparatuur van haar aanwezigheid op de hoogte hadden kunnen zijn. Maar de onderzoekscommissie maakte hem niet veel wijzer. 'Eigenlijk hebben ze niets nieuws verteld. We hebben altijd gewacht op een woord van sorry, en nu hebben we nog steeds geen excuses gehad.'

 

De presentatie van het onderzoeksrapport vond plaats onder strakke regie. In besloten sessies van een uur werden    eerst de mariniers, de Molukse gemeenschap en ex-gegijzelden bijgepraat. Molukse nabestaanden van de zes omgekomen kapers zijn ook uitgenodigd, maar zij weigeren te komen.  Via hun advocaat Liesbeth Zegveld stelden ze eerder deze maand de staat aansprakelijk voor 'executies'. 

Aan het einde van de middag volgde de onthulling van een animatiefilm door beide ministers, waarin te zien is hoe de bestorming van de gekaapte trein door Nederlandse mariniers op 11 juni 1977 volgens de onderzoeks-commissie is verlopen. Vervolgens werd het onderzoeksrapport naar de Tweede Kamer gestuurd.

Ik heb nog nooit gehoord: excuses meneer Monsjou

Of: ‘sorry, maar er was geen alternatief.' Karel Monsjou (83) wacht  al  sinds  1977  op  uitleg

waarom zijn dochter Ansje, passagiere in de gekaapte trein bij De Punt, bij de bevrijding is omgekomen. Hij voelt zich door de overheid 'onbeschoft' behandeld.

Maar dan, na 37 jaar, lijkt er toch tekst en uitleg te komen. Dinsdagmiddag staan er twee ambtenaren van het ministerie van Veiligheid en Justitie bij hem op de stoep. Ze hebben onderzoek gedaan naar de beëindiging van de treinkaping. Monsjou werd  als eerste over de conclusies geïnformeerd, in een privégesprek. Andere betrokkenen werden pas later bijgepraat, op de dag dat het onderzoeksrapport verschijnt.

Ja, het zou kunnen dat hij nu eindelijk te horen krijgt: waarom is zijn dochter bij de bevrijding doodgeschoten, als een van de twee gegijzelden? 'Ik hoop dat de waarheid boven tafel komt, dat men er niet weer iets van maakt', zei Karel Monsjou. Zijn dochter Ansje vierde haar 20ste verjaardag in de door Zuid-Molukkers gekaapte trein. Van haar laatste drie levensweken heeft hij alleen nog een tekening, gemaakt door een ook gegijzelde leraar. Hij zag haar zitten in de coupé, schetste een portret. Toen de trein bevrijd was - hij vrij      en Ansje dood - kwam hij het langsbrengen. 'Die tekening is voor ons erg waardevol.'

Ansje sliep die laatste nacht op een portaaltje tussen twee coupés, met een andere gegijzelde jonge vrouw. Precies dat portaal is bij de bestorming zwaar onder vuur genomen. 'Ze zat in een compartiment dat door mitrailleurs is geraakt, daar kom je niet levend uit.' Maar waarom is er geschoten, terwijl zij daar lag? 'Ik ben haar vader, ik wil alles doen om de waarheid te achterhalen.' Het weekend voor de kaping logeerde ze bij een vriend. Wist hij niks van. 'Dat mocht niet.' Het kwam uit toen bleek dat ze maandag in de gekaapte trein zat, onderweg naar Groningen. 'Ze moet zoveel spijt hebben gehad.' Ach, zoals hij en zijn vrouw in de rouwadvertentie stelden: ze genoot 'van het leven en haar vrijheid.'

De doorzeefde trein na de aanal door de mariniers.

Rauwe mededeling

Hij neemt zich voor: zo meteen zal hij die twee ambtenaren van Justitie niets verwijten. 'Het zijn juristen hè. Ze worden alleen gestuurd. Zij kunnen ook niet helpen wat er is gebeurd.'
Maar zoals de overheid zich opstelde, dat is 'diep droevig'. Op zaterdag 11 juni 1977 staat hij kort na de bestorming van de trein in het opvangcentrum voor slachtoffers in Groningen. Karel Monsjou denkt: zo meteen sluit ik mijn dochter in de armen. Komt een man van de spoorwegpolitie naar hem toe. 'Hij tikt me op de schouders en zegt: 'Ansje is dood.' Zo hoef je dat toch niet te zeggen?'

'Daar stond ik dan, met mijn twee zoons, midden in dat opvang-centrum. Niemand bekommerde zich om mij. Zelfs de taxi terug naar Eibergen, waar wij woonden, moest ik zelf betalen. De crematie van onze dochter hebben we ook grotendeels zelf betaald. Uitleg is er niet gegeven.' Een arts praat hen later bij over de doods-oorzaak, in een restaurant 'tussen de koffiedrinkers'.

Monsjou is zelf militair. Hij weet: de mariniers hadden warmte-camera's. Daarop moet te zien zijn geweest dat zijn dochter in het portaal sliep. In de trein was afluisterapparatuur. 'Een militair van verbindingen vertelde me: er is een gesprek afgeluisterd met mijn dochter waarin ze zei: 'Laten we vluchten.' Ik denk dat ze wisten dat ze in het portaal zat, maar desondanks het vuur hebben geopend.'

Pantserwagens bij De Punt

Zullen de twee ambtenaren van Justitie hem na 37 jaar nu echt bijpraten? Hij laat ze binnen. De voorzitter van de onderzoeks-commissie, Jan Tom Bos, lijkt niet onaardig. Zijn collega, ook een jurist, 'die knikt dapper van ja.'
Hij is voorbereid op elk nieuws. Hij kent de roddel - doorverteld tot in de regering Den Uyl - dat Ans, een meisje met Indische wortels, in het portaal sliep omdat ze geflirt zou hebben met een Zuid-Molukse kaper. Onzin, lijkt het hem, maar stel dat zoiets wel waar zou zijn, dan wil hij dat weten. 'Als het zo zou zijn, dan deed ze het misschien om de trein uit te komen.'

Van Agt, indertijd minister van Justitie, hield altijd zijn kaken op elkaar. 'Die geeft geen krimp. Ik vroeg hem: zou u de bestorming hebben laten doorgaan als úw dochter in de trein zat? Zegt hij: het moest wel. Nou, dat is onzin. Als zijn dochter in die trein had gezeten, had hij het niet gedaan.'
Maar nu hoopte Karel Monsjou  van de twee ambtenaren op huisbezoek eindelijk te horen: waarom openden militairen het vuur op mijn dochter, terwijl ze te zien was op warmtebeelden? Maar nee. Ook na 37 jaar en hernieuwd onderzoek komt de overheid niet met meer uitleg over de dood van zijn dochter. 'Ze verwijzen steeds weer terug naar wat Van Agt indertijd heeft gezegd. Ze hebben niets nieuws verteld. Ja, dat ze op het balkon sliep, dat wisten we al. We hebben altijd gewacht op een woord van sorry, en nu nog steeds hebben we geen excuses gehad.'

Waarom is het filmpje van de treinkaping bij De Punt geheim?

De onderzoekers van minister Opstelten bekeken een Kodak film in de winter van 2013-14. Op de film, jarenlang weggesloten in de kluis, is dit te zien: weilanden, een boerderij, een snelweg, een kanaal, een boerderij, meer weilanden. Nee, concludeerden de onderzoekers, deze film zal niet de waarheid dichterbij brengen over het doodschieten van de Molukse treinkapers door Nederlandse mariniers in 1977. Maar als er alleen weilanden op staan, waarom zit deze Kodak film dan tussen gevoelige dossiers over de treinkaping bij De Punt, en zal de band pas in 2052 officieel openbaar worden?

Maanden nadat de onderzoekers vertrokken zijn, bekeken technici van het Fries filmarchief de band opnieuw. 'Kijk, de perforand'. Daar zitten witte stukjes tussen. Met andere woorden: de film lijkt wel een kopie. Daarmee is niet        uit te sluiten dat delen van             de oorspronkelijke inhoud zijn weggevallen. Of zoals Sydse Wiersma, hoofd van het Fries filmarchief, zich afvroeg: 'Is er iets gewist?'

Woensdag 19 november 2014 presenteerde minister Opstelten (Veiligheid en Justitie, VVD) een rapport over de bestorming van de gekaapte trein. Aanleiding waren vragen van de Tweede Kamer over veronderstelde executies van kapers. Het rapport verscheen op een explosief moment: Molukse nabestaanden stelden onlangs de staat aansprakelijk voor de 'executies' bij De Punt. Zij weigeren woensdag het verhaal van de minister aan te horen.
Alles wees erop dat Opstelten  volhield dat er geen bewijs is voor executies van kapers. Daarmee gaat de al 37 jaar durende worsteling van de staat met het geweldsgebruik bij De Punt een nieuw hoofdstuk in.

Dit staat vast: de bestorming van de gekaapte trein in de vroege ochtend van 11 juni 1977, onder codewoord Mercedes, was de bloedigste antiterreuractie in Nederland sinds de Tweede Wereldoorlog. Zes van de negen Zuid-Molukse kapers en twee gegijzelden kwamen om. Vooraf-gaand aan de bestorming is de trein door scherpschutters en mitrailleurvuur doorzeefd met kogels. De gedode kapers hadden bij elkaar 144 schotwonden.

Frame uit de animatie over het beëindigen van de gijzelingsactie met de posities van de kapers in het rood

 

Kogelregen

Op 30 november 2013 schreef de Volkskrant onder de kop 'Justitie verzweeg kogelregen' dat zes omgekomen treinkapers bij De Punt in 1977 door 144 kogels zijn getroffen. Dit is onjuist, blijkt bij herlezing van de onderliggende archiefstukken. In een nota van toenmalig ambtenaar Ernst Hirsch Ballin, de latere minister van Justitie (CDA), staat dat de treinkapers bij de beschieting in totaal 144 verwondingen opliepen. Dat valt echter niet één op één   te vertalen naar 144 kogels. Reguliere kogels veroorzaken doorgaans twee verwondingen: een inschot- en een uitschotwond. Bij de bestorming van de trein is er ook met kogels geschoten (zogenaamde hollow point munitie) die alleen een inschot-wond veroorzaken en daarna in het lichaam blijven steken. Door hoeveel kogels de kapers zijn getroffen, valt daarom niet precies vast te stellen. Dit doet niets af aan de conclusie die Hirsch Ballin in zijn nota trekt: dat men uit de verwondingen zal afleiden dat 'de treinkapers, anders dan minister Van Agt op 23 juni 1977 in de Tweede Kamer verklaarde, wel degelijk door een regen van kogels getroffen zijn.'

Begrafenisstoet van omgekomen treinkapers

In een ander land, in een andere geweldscultuur, zou de staat trots zijn op zo'n bevrijdingsoperatie. Ter vergelijking: toen een Amerikaanse commando in 2011 Osama Bin Laden liquideerde, werd dat direct met veel bombarie wereldkundig gemaakt. Twee jaar later al liet de betrokken commando zich interviewen over de fatale schoten ('bap, bap'). Die schutter ruziet met een collega over wie met de eer van de fatale salvo's mag strijken.

In het Nederland van 1977, onder het linkse kabinet Den Uyl, was dodelijk overheidsgeweld reden voor schaamte. De beëindiging van de langste treinkaping in     de wereldgeschiedenis ging niet gepaard met trots. Premier Joop den Uyl ervoer de bestorming als een 'nederlaag', zei hij na afloop op de televisie. Zelfs nu nog gelden de namen van de betrokken mariniers als staats-geheim. Hun verhaal moet uit de publiciteit blijven.

Zodra de kruitdampen waren opgetrokken, vatte de regering de gebeurtenissen in geruststellende woorden. Er is bij de bestorming slechts 'beheerst geweld' gebruikt, zei minister Van Agt (Justitie, CDA) op 23 juni 1977 in de Tweede Kamer. De kapers zijn niet getroffen 'door een regen van kogels'. En natuurlijk was er niet geschoten om te doden. Waarom ook twee gegijzelden omkwamen, blijft onbesproken. De woorden van Van Agt zijn altijd de enige verklaring van de overheid gebleven. Zelfs toen Den Uyl vlak voor zijn dood voor een draaiende camera zei dat het neerschieten van de kapers 'een executie' was geweest, hield het officiële verhaal stand. Nu pas, na bijna vier decennia, is Opstelten de eerste bewindsman die er niet mee wegkomt. Dat is een doorbraak, zei SP-Kamerlid Harry van Bommel. 'De woorden van Van Agt zijn altijd de enige officiële verklaring van de overheid gebleven.'

Dat de officiële lezing niet klopt, werd overigens al binnen een jaar na de kaping op het ministerie van Justitie vastgesteld, bleek vorig jaar uit onderzoek van de Volkskrant. Om vragen over het optreden van de mariniers te voorkomen, is de strafeis tegen de overlevende kapers met opzet laag gehouden. De Molukse nabestaanden kregen decennia lang geen inzage in autopsie-rapporten uit angst voor zogenaamde 'schadevergoeding en stemmingmakerij'. Pas vorig jaar kreeg de voormalige kaper    Junus R. de autopsierapporten in handen. Er staat in dat enkele van zijn maten in het hoofd zijn geschoten. Dit hoeft geen bewijs te zijn voor executies, maar het wordt in Molukse kringen wel zo gezien. Wilde de staat geen open kaart spelen uit louter moreel ongemak of is er meer aan de hand? Het is de vraag of het onderzoek van Opstelten alle feiten boven tafel zal brengen. Hij heeft namelijk geen betrokkenen laten horen, zoals de nabestaanden graag wilden, maar beperkt zich louter tot het archiefonderzoek.

Materiaal zoekgeraakt

 

Veel archiefmateriaal over de treinkaping is in de loop der jaren echter verdwenen. Neem alleen al de 4,5 meter aan materiaal over de Molukse gijzelingen die in 2005 nog bij het ministerie van Justitie lagen. Daarvan is bij nadere selectie een 70 cm. lange boekenplank vol dossiermappen in de papierversnipperaar geëindigd.  

Minister Ivo Opstelten

Gaat het daarbij nog om materiaal dat als irrelevant werd beoordeeld, ook gevoelig materiaal is in de loop der tijd zoekgeraakt. Gesprekken in de trein werden afgeluisterd, maar verslagen daarvan zijn er nauwelijks. En er zijn de brisante vergadernotulen ('geheim') waarin de ambtelijke top bij Justitie zich actief bemoeide met de strafeis, om lastige vragen in de rechtszaal over het optreden van de mariniers te voorkomen. Die notulen vormen deel 10. Delen    1 tot en met 9 ontbreken.

Maar het logboek van de procureur-generaal in Leeuwarden bestaat nog wel. Vlak voor de bestorming begint, krijgt hij een telefoontje. Het blijkt Jacques Fonteijn, een topambtenaar op Justitie, een van de breinen achter de operatie. In zijn schuine priegelhandschrift noteert de

procureur-generaal de woorden van Fonteijn. Die zegt, terwijl     er nog geen dode is gevallen:   'Nú gaat de aanval beginnen; een bloederige zaak.' Tussen de paperassen van de Friese procureur-generaal zit ook de Kodakfilm, in een geel hoesje. Zoals de val van Srebrenica (1995) een mislukt fotorolletje heeft, zo heeft de treinkaping bij De Punt een mysterieuze filmband. Het lijkt onwaarschijnlijk dat de staat dit dossier binnenkort kan sluiten.

Staat niet aansprakelijk

Op 9 februari 2015 schreef het ministerie van Veiligheid en Justitie een brief namens Minister Ivo Opstelten aan advocate Liesbeth Zegveld. Zegveld stelde namens de nabestaanden van de gedode Molukse treinkapers de Nederlandse staat aansprakelijk voor het gebruik van buitensporig geweld, ten gevolge waarvan de dood van de kapers uitgelegd kon worden als een executie. Vijf kapers en twee gijzelaars kwamen bij het beëindigen van de drie weken durende kaping om het leven. De advocate stelde dat er daarbij kapers opzettelijk zouden zijn gedood.

Minister Opstelten schrijft in de brief dat “Feitelijkheden uit hun context gehaald zijn en worden vervolgens vergaande en veelal onjuiste conclusies getrokken”. Geen van de kapers is volgens de minister met opzet gedood en uit niets zou blijken dat de staat onrechtmatig handelde: “Uit het onderzoek volgt dat het uitgeoefende geweld viel binnen de grenzen van de geldende geweldstoepassing die door de Staat was voorzien en aanvaard. Op grond van het verslag is de Staat dan ook van oordeel dat van onrechtmatig handelen geen sprake is geweest en dat er overigens geen enkele grondslag is voor aansprakelijkheid jegens uw cliënten op grond waarvan de Staat verplicht zou zijn enige schade te vergoeden. Voor zover er al sprake zou zijn van vorderingen tot schadevergoeding, zou deze bovendien ruimschoots zijn verjaard”.

De gehele brief van de Minister aan Liesbeth Zegveld is te lezen via de volgende link: http://pe-webservice.persgroep.nl/static/asset/2015/9_februari_2015_Zegveld_8076.pdf

Lees verder…

Eenzaam wachten in de dodencel

10897293899?profile=originalEenzaam wachten in de dodencel

10-03-2015
Een drugskoerier wordt naar de gevangenis overgebracht

De begrafeniskisten zijn getimmerd. De dodencellen aangeveegd. Het geïsoleerde gevangeniseiland Nusakambangan voor de kust van West-Java is klaar voor de volgende ronde executies. Ondanks smeekbedes vanuit de hele wereld om de twee Australische jongens Andrew Chan en Myuran Sukumaran te sparen, zet Indonesië toch door.

Tien jaar geleden werden ze met 8,2 kilo heroïne op Bali gearresteerd. In de gevangenis hebben ze hun leven verbeterd door het opzetten van rehabilitatieprogramma's voor lotgenoten. Maar president Joko Widodo is onverbiddelijk. "Ieder dag sterven er vijftig Indonesiërs aan een drugsoverdosis. Waarom zouden we ons druk maken om de dood van twee Australiërs?"

De cipiers hebben er samen met de politie een handel opgezet


Met meer dan vier miljoen drugsverslaafden is Indonesië uitgegroeid tot de grootste markt voor verdovende middelen in Azië. Widodo denkt met zijn schoktherapie, het vuurpeleton, de drugsmaffia af te schrikken. Elke verslaafde die met meer dan één gram aan drugs wordt opgepakt, gaat voor zes jaar de gevangenis in. Het gevolg: detentiecentra puilen uit.

Schone naalden
Zoals in de overvolle gevangenis Pondok Bambu, waar 60 procent van de inzittenden drugsdeliquent is. De meeste verslaafden gebruiken er nog steeds. "Het is gemakkelijker om hier aan drugs te komen dan aan schone naalden", bevestigt Edo Nasution, van supportgroep Solidarity for Indonesian Drug Victims. De cipiers hebben er samen met de politie een handel opgezet.

Het is al lang geen geheim meer dat narcotica-agenten geconfisceerde drugs doorverkopen. Ook militairen en zelfs vooraanstaande zakenmensen, zoals de vice-voorzitter van de Kamer van Koophandel die onlangs werd gearresteerd, zijn betrokken bij de handel in verdovende middelen.

Modeontwerper Aidit bevestigt dat zijn vader 30.000 dollar aan de politie betaalde nadat hij met meer dan een gram heroïne werd gearresteerd


Politiek analist Pitan Daslani noemt Widodo's beleid daarom uiterst kortzichtig. "Drugshandelaren bestaan omdat er een enorme vraag is naar verdovende middelen. Dus moet je eerst die vraag elimineren. Er bestaat in dit land geen beleid om die miljoenen drugsgebruikers van hun verslaving af te helpen. Het enkel executeren van drugskoeriers heeft totaal geen effect."

Ook de voormalige minister van Buitenlandse Zaken Hassan Wirajuda vindt Joko Widodo's opstelling te hard. Alsof Indonesië plezier beleeft aan het doodmaken van mensen.

'Celstraf helpt niemand'
Yola (32) was jarenlang verslaafd en dealde in drugs om haar heroïne te betalen. In de gevangenis vertelt ze dat ze van haar verslaving af wil. Gevangenisdirecteur Taufiquar Rakhman kan haar niet helpen. Hij geeft toe dat Yola eigenlijk in een rehabilitatiecentrum thuishoort. "Celstraf helpt niemand van zijn probleem af."

Maar er bestaan nauwelijks afkickcentra in Indonesië. De Nationale Commissie voor Drugsbestrijding runt er vier verspreid over de hele archipel. De enige op Java, het Lido, is net een fabriek waar 3500 junkies van hun verslaving proberen af te komen. Hier zitten vooral popsterren en kinderen van rijke ouders. Ze hoefden niet naar de gevangenis. Hun ouders kochten ze vrij. In het Lido bevestigt modeontwerper Aidit dat zijn vader 30.000 dollar aan de politie betaalde nadat hij met meer dan een gram heroïne werd gearresteerd.

De handel floreert
Ex-dealer Subianto vindt ook dat Widodo's schoktherapie weinig uithaalt. Sinds de regering de drugshandel keihard aanpakt, floreert de handel. De prijzen van verdovende middelen zijn flink gestegen. De maffia beweert dat het moeilijker wordt om drugs in te voeren. Toch wordt er geen gram minder gesnoven of gespoten. "De beste xtc komt uit Nederland. Voor een pil betaal je 30 dollar. Een gram heroine kost 100 dollar", aldus Subianto. De helft van het minimumsalaris van een fabrieksarbeider.

Hoe sterker je in God gelooft, hoe sneller het voorbij is. Rani was klaar voor haar dood


"Drugs en afkicken zijn nieuwe maatschappelijke verschijnselen in Indonesië. Er bestaan zelfs in het Indonesich nog geen woorden voor", legt de psycholoog David Gordon uit. De Amerikaan zette enkele jaren geleden in het groen buiten de Jakarta een 'herstelcentrum voor drugsverslaafden' op. Er is plek voor twintig verslaafden. Het kost Gordon minstens een jaar om een junkie met succes te rehabiliteren. Zijn kliniek is duidelijk aan een opknapbeurt toe. Het dak lekt en de muren worden steeds kaler. Geen Indonesiër is bereid te doneren. Ze geloven eerder in het vuurpeleton als remedie tegen het toenemend aantal drugsverslaafden dan de zachte aanpak.

Bang en opstandig
Op Dodeneiland, zoals Nusakambangan in de volksmond bekend staat - omdat bijna niemand er nog levend vandaan komt - wachten Chan en Sukumaran afgezonderd in isoleercellen. Tot aan hun dood worden ze begeleid door een geestelijke. "Sommigen zijn bang, opstandig en huilen in de 72 uur dat ze wachten", vertelt de Islamitische Ustad Hasan Makarim. Hij ondersteunde de Indonesische drugskoerier Rani tijdens de vorige executieronde. "Hoe sterker je in God gelooft, hoe sneller het voorbij is. Rani was klaar voor haar dood", beweert Makarim.

Gruwelijke details van de vorige executie, waar de Nederlander Ang Kiem Soei ook bij hoorde, komen steeds meer naar buiten. Vastgebonden met handen en voeten aan wiebelige planken van twee meter hoog en veertig centimeter breed, die niet in de grond zijn gestoken, verschijnen de drugskoeriers voor een vuurpeleton. De dood treedt niet meteen in. Bij de vorige ronde was Rani de 'snelste' met zes minuten. 

Ramptoeristen
De meeste Indonesiërs staan achter hem. In het havenstadje Cilacap, van waaruit de veerboot naar het gevangeniseiland Nusakambangan vertrekt, beschouwen de toegestroomde ramptoeristen de executies als een exotische excursie. Er is geen hotelkamer meer te krijgen. De vakantie valt voor de meesten tegen. "Het eiland is gesloten. Er valt hier niets te zien", moppert er een.

http://www.oneworld.nl/auteur/wilma-van-der-maten
Lees verder…

10897292675?profile=originalVVD met haar eigen Integriteit-commissie tegen corrupte VVD-ers!

Is dit een keurslager die zijn eigen VVD vlees aan het keuren is.

Als bosjes vallen de fractiesleden bij de VVD uit het bootje, en voor de In de Indische Gemeenschap, die kunnen hun borst nat maken, en hopend dat dit Kabinet niet weer valt. 68% wil dit Kabinet niet meer die worden gekenmerkt door trefwoorden : BEZUINIGEN dat gepaard gaat met corruptie en steeds hogere uitgaven van de overheid.

Toch heeft deze MOVE dat zwaar wordt aangerekend dat Teven kennelijk Opstelten het bos heeft ingestuurd, want weer kregen de ambtenaren van het Ministerie de zwarte piet toegeschoven. Gelukkig hebben wij nog Ferry van Mengelen bij program Pauw die dit ook bevestigde gesteund door Advocaat Sprong.

Aftreden is de enige weg bij verkeerd informeren daar valt die 4,27 miljoen onder.

Ook de ambtenaren van Min. Bu Za onder Bert Koenders hadden het zwaar te leiden destijds bij Het Verdrag Traktaat van Wassenaar gesloten in 1966. Soekarno betaalde 688 miljoen (nu 2,4 miljard) voor het nationalisatie - proces ter compensatie van de Indische Gemeenschap, echter Min Bu. Za is het verdrag niet na gekomen in de uitvoering van het financieel deel. Tot heden hebben de Indische Gemeenschap geen 1 euro mogen ontvangen. De betrokken Ambtenaren moesten toezien dat alles in het werk werd gesteld om het Verdrag niet na te komen.

Nu wordt VVD' ers naar huis gestuurd voor 4,27 miljoen, maar hoe zit het nu met Bert Koenders waar het geld van de Indische Gemeenschap op de rekening staat van waarde nu 2,4 miljard, een misdaad tegen een bevolkingsgroep 341.00 die op hun geld wachten; wegens verlies bezittingen, tegoeden en polissen in het voormalige Indie?

Lees verder…

10897281292?profile=original10897239901?profile=originalGroningen gaat ten gronde door ontbreken Kabinet visionaire missie.
Reactie van Min. uit Indonesie.

Tegenwoordig door de Internet zijn alle ontwikkelingen te volgen. Zo stuitte ICM als redactie op de Mega Masterplannen die het Kabinet van de Indonesische regering ontwikkelde. Masterplannen met grote investeerders uit het buitenland die de infrastructuur, sociaal en economisch naar een hoger plan tilde. Iedereen profiteert hiervan.
Heeft Indonesie Nederland ver achter zich gelaten als het om Mega Master plannen  ontwikkelingengaat ?

Ja, kan hier resoluut op worden geantwoord.


Henk Kamp is nu al een jaar bezig om de “Quatar & Dubai “ te redden daar lijkt op. Kan hier van zijn collega’s in de republiek Indonesia wel wat van leren, die wel duizenden provincies met een populatie van 251 miljoen besturen. Sinds het vertrek van de Nederlanders uit het voormalige Indie is dit land sterk ontwikkeld, en met grootste economische groei ruim 7,8 % op bevolking van 250 Miljoen, en Nederland 1,2 op 16 miljoen.


Henk Kamp en de zijnen lijken totaal visieloos te zijn. De geschiedenis van de provincie Groningen laat zien dat gedurende 55 jaren de Dubai & Quatar is van Europa. Nederlandse huishoudens als Europese huishoudens zijn afhankelijk van deze rijke energie bron, waar provincie Groningen niets voor terug heeft gehad. Geen voorzieningen zoals in Dubai & Quatar o.a.: gratis zorg, gratis school etc.. In tegenstelling verzakte bodem gepaard met dagelijkse aardlaag verschuivingen die zorgen dat infrastructuur en gebouwen doen in storten. Hun leven van de ene dag in een hel veranderde, net zoals de Indische Nederlanders toen Koningshuis Japan de oorlog verklaarde, zie hun lot nu anno 2015 hoe Martin van Rijn dit oppakt of liever gezegd wegvlucht!

55 jaren wordt het rijkelijk energie uit deze bodem gehaald, die langzaam zorgt dat de druk wegneemt en verschuivingen te weeg brengt die uiteindelijk resulteren in aardbevingen, en verwoestingen van gebouwen en infrastructuur.

De geschiedenis heeft geleerd hoe het Kabinet omgaat met problemen die te wijten zijn aan visieloos zijn van een Nederlandse regering. Neem het voormalige Indie, dankzij het wanbeleid en oorlogsverklaring aan Japan, en later niet erkennen van de republiek Indonesia heeft ze haar onderdanen in Indie - De Indische Gemeenschap, die met 341.000 het land Indonesie moesten verlaten tot anno 2015 - in de steek gelaten door steeds onderzoekcommissie in te stellen. Dit begint nu ook aan de oppervlakte te drijven wat de provincie Groningen betreft.

Correspondent uit Indonesie mailde de ICM redactie :
Provincie Groningen heeft ruim 55 jaren rijke energie bronnen geleverd voor alle huishouden in West – Europa, dit is een harde constatering. De minister Kampt richt zich puur op quick en dirty oplossingen, terwijl dit probleem op een doelmatige wijze vraagt naar alle partijen toe. Shell (Nederlandse regering) zijn afhankelijk van de inkomsten voor de begroting van de Nederlandse regering, en is verplicht te blijven leveren aan alle huishoudens in West Europa. Waarom wordt nu alle opbrengsten direct aan de provincie Groningen beschikbaar gesteld om de Infrastructuur en de gebouwen te herbouwen als aardbevingsbestendig zoals die landen waar aardbevingen aan orde dag zijn o.a. Japan. Hiervoor een megaplan ontwikkelen. Dit zal resulteren dat infrastructuur en gebouwen bestendig blijven tegen de aardbevingen, die zullen blijven in de toekomst. De Groningse Economie zal weer gaan aantrekken en de werkloosheid zal dalen. Niet onbelangrijk de leveranties aan alle huishouden zullen blijven behouden, en uiteraard ontwikkelingen van alternatieve bronnen. Ten slotte niet afhankelijk te zijn van Poetins gas.
In die 55 jaren is ruim 700 miljard verdiend (BNP = 248 miljard). 
Trima Kasih banjak!

Lees verder…

10897299054?profile=originalBukti Jokowi-Ahok Nikmati Dana Siluman APBD DKI Jakarta Makin Nyata

 Seiring bergulirnya sang waktu, bukti - bukti dana siluman APBD DKI Jakarta pun semakin terkuak. Jokowi dan Ahok di duga menikmati - juga - dana siluman untuk kepentingan tertentu.

Seperti dilansir laman Intelijen, bahwa perang terbuka antara DPRD DKI Jakarta dengan Gubernur DKI Jakarta Basuki Tjahaja Purnama (Ahok) menuju klimaks. Ahok telah melaporkan dugaan “dana siluman” pada APBD DKI Jakarta 2012-2014 ke Komisi Pemberantasan Korupsi (KPK).

Publik pun terbelah, mendukung Ahok atau menentang Ahok. Aktivis politik Sri Bintang Pamungkas  meminta Ahok tidak berdalih soal sengkarut APBD DKI 2012-2014. Bahkan Sri Bintang menuding Ahok dan Joko Widodo ikut menikmati dana siluman APDB DKI 2012-2014.

“Tahun 2012-2014 saat Jokowi-Ahok berkuasa. Artinya yang menikmati pengadaan itu Jokowi-Ahok,”  tegas Sri Bintang Pamungkas kepada intelijen, Selasa (03/03).

Sri Bintang juga meminta ‘penerima tender’ pengadaan barang dan jasa DKI Jakarta periode 2012-2015 harus berkata jujur. “Selama ini yang menentukan pemenang tender itu pihak eksekutif. Dan Jokowi-Ahok harus mengetahui dan bertanggungjawab,” paparnya.

Tak hanya itu, Sri Bintang juga meminta Ahok tidak perlu berdalih dengan menyatakan kasus itu dibongkar Ahok sekarang ini karena Presidennya Jokowi. “Kalau Ahok dahulu tidak melaporkan, artinya Ahok menganggap KPK tidak bagus. Dari pernyataan ini saja Ahok sudah tidak benar. Ahok ini seolah jujur padahal dia menikmati anggaran juga,” pungkas Sri Bintang kepada Intelijen. 

Kemudian, laman Kompas (8/5) merilis judul berita : "Anggota DPRD DKI Minta Ahok Center Diaudit" dan berikut potongan beritanya;

***

Ketua Komisi D DPRD DKI Mohamad Sanusi mengatakan bahwa saat ini masih banyak sumbangan corporate social responsibility (CSR) ke Pemerintah Provinsi DKI yang masuk melalui Ahok Center, sebuah lembaga swadaya masyarakat (LSM) yang berafiliasi dengan Gubernur Basuki Tjahaja Purnama.

Menurut Sanusi, sumbangan yang masuk itu dikelola langsung oleh Ahok Center, tanpa campur tangan satuan kerja perangkat daerah (SKPD) terkait. Sanusi mengatakan, sumbangan yang masuk melalui Ahok Center jumlahnya
mencapai miliaran rupiah. Oleh sebab itu, ia menilai sudah sepatutnya Ahok Center diaudit oleh lembaga berwenang.

"CSR nilainya bisa sampai miliaran, Tapi dikelola oleh LSM. Ini yang perlu diaudit," kata Sanusi setelah menjadi pembicara dalam sebuah diskusi, di kawasan Cikini, Menteng, Jakarta Pusat, Sabtu (7/3/2015).

***

Nah, jika betul ini yang terjadi, maka Ahok yang teriak DPRD masukan dana siluman memang patut di hargai, namun tak salah jika suami Veronica itu juga terbuka tuk audit Ahok Center demi azas transparansi APBD kepada rakyat. Jadi rakyat bisa tahu, mana yang maling dan mana maing teriak maling.

Lain lagi dengan sebuah laman Fanpage Anti Kompas menulis sebuah ulasan sebagai berikut:

***

Kompas Jualan Isu Trending Topic Twitter Untuk Menipu Publik

Jaringan Kompas membodohi publik melalui rekayasa isu di media sosial berupa tranding topic Twitter untuk membela Ahok dan menjatuhkan lawan politik mereka.

Modus kejahatan ini telah dilakukan sejak Pilpres, di mana Twitter dan facebook dijadikan oleh ribuan relawan Jokowi untuk membully Prabowo dan pendukungnya.

Sebelumnya rekayasa serupa juga muncul dalam bentuk isu jajak pendapat dan survei untuk menggiring opini yang berpihak pada Jokowi dan Ahok.

Laporan Pusat Analisa Data IT (LPADI) belakangan menemukan berbagai isu dan opini yang dilancarkan oleh jaringan Kompas di media sosial disinyalir bersumber dari "dana siluman" APBD DKI maupun sumbangan ilagal konglomerat hitam.

Angka sumbangan haram untuk agenda politik Jokowi dan Ahok terbilang fantastik, mencapai ratusan miliar rupiah.

"Bila PPATK menyisir ratusan rekening milik berbagai yayasan yg tergabung dalam Kompas Gramedia Group, maka terungkap adanya aliran dana siluman yang berkaitan langsung dengan aktivitas politik."

Dugaan itu selaras dengan pernyataan KPK beberapa hari lalu, bahwa "dana siluman" APBD DKI 2012 -2014 terindikasi adanya kocoran uang negara benilai puluhan triliun rupiah dan melibatkan pihak-pihak terkait.

Komisioner KPK, Johan Budi kepada pers menegaskan pihaknya akan fokus membongkar kasus-kasus besar dalam skandal APBD DKI, di mana terungkap kebocoran anggaran ABPD DKI mencapai puluhan triliun rupiah.

Namun pernyataan KPK ditutup oleh Kompas, maklum media pembela Jokowi - Ahok tersebut disinyalir ikut kebagian jatah haram. Jadi wajar bila Kompas gencar membela Jokowi dan Ahok dengan segala rekayasa opini yang menyesatkan publik.

***

Anehnya, Kompas malah menyerang Ahok Centre, sedangkan Anti Kompas malah menyerang media Kompas. Jelas, ini menandakan memang ada dana siluman yang Ahok - Jokowi mainkan, bukan? [jks]
Lees verder…

10897249264?profile=original

Een nieuw Indisch Centrum in Den Haag? Door:  Hans Vogelsang

Als alles een beetje meezit, staat er in de toekomst in Den Haag heel wat te gebeuren. Zoals vrijwel iedereen weet, wordt na het sluiten van Het Indisch Huis aan de Javastraat in Den Haag, het ontbreken van een Indisch Centrum als een steeds sterker wordend gemis ervaren. Een Centrum waar mensen met roots in de Gordel van Smaragd en ieder die zich daarmee verbonden voelt, elkaar kunnen ontmoeten en aan activiteiten kunnen deelnemen.

Onze doelgroep bestaat uit mensen die op enigerlei wijze een verbintenis hebben met de Indonesische Archipel, waarbij wij natuurlijk ook de Javaanse Surinamers, de Molukkers en de Papoea’s rekenen. Door middel van het toekomstige Centrum wil het NICC de gezamenlijke cultuur uitdragen en promoten en de beleving ervan alsmede het behoud van het Indisch erfgoed stimuleren en behouden. Dit      zal ook tot uitdrukking komen in de activiteiten die wij willen opstarten. Het Centrum moet het kloppend hart worden van Indisch Den Haag en verre omstreken.

Wij zijn inmiddels de eerste fase ingegaan die tot realisatie van onze plannen zal moeten leiden, namelijk een onderzoek naar de haalbaarheid van een dergelijk groot Centrum. Een van onze belangrijkste wensen is het exploiteren van een intieme theaterzaal met 250 tot 300 zitplaatsen. Zodoende willen wij een   podium   geven   aan   de  in

de Indische cultuur zo geliefde muziek, dans en theaterbeleving.

Eveneens is belangrijk dat wij het ontdekken, coachen en faciliteren van jong talent hoog in het vaandel  hebben. Dit zal ook als een rode draad door deel van onze activiteiten lopen. Natuurlijk zal ook de Indische keuken een prominente rol gaan spelen, maar ook bijvoorbeeld oefenruimtes voor bandjes, lessen en cursussen, lezingen en seminars, concerten en festivals, vergaderruimen, enz. Bovendien willen wij ergens in ons toekomstige Centrum een serene Stilteruimte creëren, waar ieder op elk gewenst moment zich kan terugtrekken om te gedenken en te herinneren.

Teneinde een en ander in een stoomversnelling te brengen, zijn wij verkenningen aan het houden in de Indische gemeenschap om  te onderzoeken of onze plannen voldoende draagvlak hebben, die uiteindelijk zullen leiden tot realisering van ons Indisch Centrum. Daarom richten wij ons hier tot onze lezers, zowel particulier als ook verenigingen en stichtingen die ons NICC Magazine ontvangen. Leest u onze website eens rustig door (adres zie onder) en zie wat een geweldige mogelijkheden een Indisch Centrum in Den Haag kan bieden.

Stel uzelf dan de vraag of u, als zo’n Centrum gerealiseerd is, ervan gebruik zult maken als bezoeker of als deelnemer aan een van de vele activiteiten. En als u in het bestuur van een Indische vereniging zit, zou u dan met uw vereniging al of niet regelmatig van ruimten in ons toekomstig Centrum gebruik willen maken voor uw eigen activiteiten? Met andere woorden heeft een Indisch Centrum in Den Haag uw sympathie en zo ja, wilt u dat ons dan kenbaar maken?

Wat zijn uw eigen gedachten bij een Centrum zoals wij dat voor ogen hebben? Wat zou u graag in zo’n Centrum gerealiseerd zien. Uw mening in deze is voor ons van het grootste belang. Stuur ons een e-mail; dan kunnen wij aan de slag. Wij danken u voor uw moeite.    

E-mail:                               info@indisch-centrum-denhaag.nl. Website:                     www.indisch-centrum-denhaag.nl.  ______________________  


 

(advertentie)

Lees verder…

 10897297868?profile=originalIndo Rock ons cultureel paradepaardje? (13)  door:  Albert van Prehn

 

Lieve mensen, het gaat deze keer over de actualiteit, de huidige situatie. Onze muziekcultuur is er een van stug volhouden en doorgaan tot het gaatje. In al die jaren dat ik nu in het Indo circuit meedraai en dat is pas jaja, vanaf 2006, door toedoen van Ricky Berger in zijn nieuwe opzet, heb ik veel mogen meemaken en eigenlijk is het niet anders dan toen die ouwe tiet, zoals de Indo’s kunnen zeggen.

 

Die oude tijd kenmerkte zich   voor mij alleen door de vele opkomende bands en ook de vele teloorgangen van de goede bands door de veelvuldige wisselingen. Jammer want het waren goede inspirerende bands en men vergat gemakshalve dat je een goed concept nooit moet inwisselen voor iets anders wat je nog niet kent.

In de tijd dat ik weer muziek begon te maken, heb ik het Indo muziek gebeuren gemist. Na een periode van studie en hard werken, gezin etc., u kent dat wel, gaat het kriebelen en als gauw begon ik weer te spelen. Eerst in een country formatie, vervolgens startte ik mijn eigen country band Laredo op die succesvol bleek te zijn, doch na een jaar besloot men de top 40 kant op te gaan omdat die muziek toch meer inhoud had en gevarieerder was. Je speelde de moderne top 40 en het was hard werken om naast de vele optredens de top 40 van toen bij te houden.

Met Laredo hebben wij maar een keer voor een Indische vereniging gespeeld en omdat de toenmalige organisator zo vervelend deed en autoritair, zo vonden wij, hebben wij het nooit meer gedaan. De mensen moesten tijdens het eten bijvoorbeeld allemaal in de rij gaan staan gedirigeerd door een oude kolonel, en zo waren er nog meer van die streng geregelde kleine onzinnige dingetjes.

Niet wat de band betreft, maar meer het mennen van het publiek, dat waren wij in het allround circuit niet gewend, we hadden als band heel veel goed werk, o.a. speelden wij voor grote bedrijven en banken. Dus waren ook nog te duur en helaas wilde men ons wel hebben in het Indische circuit maar er werd getawar, geboden, op onze vaststaande gage die toen te hoog was, meestal.

Dat was de tijd in de tachtiger en negentiger jaren, er speelden heel veel Indische bands in het allround top 40 circuit en van Indo Rock etc., had ik niet veel kaas, of liever gezegd, tahoe gegeten. Er was wel een circuit van kumpulans, toen Indische avonden geheten.

In het jaar 1999 hadden wij het wel gezien in het top 40 circuit want we werden wel wat te oud. We zagen ons niet meer echt     als de muzikanten die voor bruidsparen moeten spelen van 25 jaar of jonger, dus besloten wij de groep te ontbinden. In hetzelfde jaar besloot ik om me helemaal weer andersom, naar de roots te begeven en dat was mijn eerste liefde, The Ventures, dus richtte ik een Ventures Tribute band op  https://www.youtube.com/watch?v=GJzl7M0fHdg.  

Het eerst contact met het Indische circuit was met Ricky Berger & The Rhytm Strings en laten met Roy Clignet bij The Black Wings. Het was een hele openbaring want eigenlijk was je de muziek ontgroeid en was je er niet meer zo in thuis. Ik maakte ook kennis met de Indo scene en naarmate je er langer vertoefde merkte je dat er eigenlijk in al die jaren niets tot nauwelijks iets veranderd is als toen ik voor het eerst in Duitsland ging spelen. Men speelde eigenlijk op de wijze die er altijd was geweest.

 

Ricky Berger & The Rhytm Strings

 

Wennen dus, maar ach, het had zijn charmes en langzamerhand ging je ervan houden, want eigenlijk was het best gevarieerd. Met AdVenture zweefde je er soms tussen maar als je in het circuit zelf zit, merk je toch een aantal zaken op. Allereerst het gemak waar men gewoon van bezetting verandert, het gewoon maar bij een band invallen zonder dat je ooit gedegen hebt gerepeteerd. Allemaal kunstig natuurlijk, maar echt hoogstandjes kon je niet bereiken want een goed draaiende band die een eigen karakter en repertoire wat klinkt als een klok, was gewoon niet.

Men speelde de al grijsgedraaide nummers die zo langzamerhand iedereen wel kent en dat is eigenlijk wel erg jammer want er zijn best hele goede muzikanten in ons circuit. Maar allengs wen je aan de structuren en aan de aanwezige cultuur, die heel anders is dan die van in het Nederlandse Muziekcultuurtje, daar speelt men bijna getrouw covers na, en van effe invalluh, kan vaak geen sprake zijn, want men houdt van een gestructureerde band die zijn eigen repertoire kan draaien en het aanpassen aan een invaller is vaak niet aan de orde. Als je dan invaller bent dan moet je de moeite hebben genomen om de band haar repertoire in te studeren en eigenlijk is dat ook waar ik voor sta. Laat me invallen, geef me van te voren het repertoire. En ik doe mijn best om mij aan de band aan te passen en niet andersom want vaak is het gewoon muzikaal een zooitje al klinkt het voor het publiek wel goed. De hedendaagse bands spelen dus nog steeds het repertoire wat gewoon verlangd wordt op de kumpulans en pasars en Indische fuifjes. Met ieder min of meer zijn specialiteit, want dat is ook gaande, men heeft de neiging om zich af te splitsen van het gebruikelijke en doorgedraaide repertoire.

Ik ken vele goede orkesten met een meer of min eigen geluid en dat doet me plezier; de werkelijke muzikanten onder ons zijn er nog steeds. Gelukkig maar. Ik kan zo een paar goede collega bands noemen waar ik echt bewondering voor heb. Diegenen die zich willen profileren passen binnen een kleine marge, want helaas is het vaak nog steeds zo dat de organisatoren over het algemeen bepalen wat er voor genre en repertoire er gespeeld wordt. Misschien uit voorzorg en uit zekerheid zodat hun publieks-aantallen blijven komen. Een logische gedachte, gezien de huidige afname van de aantallen bezoekers. Maar aan de andere kant zou een gedurfde mentaliteit om iets vreemds te boeken best eens verfrissend werken en zou het bosan gevoel wat bijna bij  alle bezoekers stilletjesaan binnen-sluipt, voorkomen kunnen worden.

Het is heel moeilijk om nog op een zekere opkomst te rekenen en de financiën laten het soms ook niet toe om risico’s te nemen, wat binnenkomt, dekt vaak amper de kosten. Dan krijg je het fenomeen dat bands te duur worden en men gaat dan geheid uitkijken naar goedkopere bands.

Een logisch gevolg en dan krijg je het effect van de mentaliteit van de muzikant die enkel en alleen speelt om de poen of die muzikant die speelt omdat hij muzikaal geïnspireerd is. Voor een ieder zijn eigen keuze, maar het jammere is wel, dat je als broodspeler vroeg of laat toch overstag moet gaan want in de oefenruimte vertoeven zonder optredens lukt niet als band. Men gaat dan uitkijken naar iets anders, bij collega’s die schijnbaar een betere portefeuille hebben. Vaak is dat maar schijn, want momenteel is het kommer en kwel in de muziek scene van de Indische gemeenschap.

Her en der kan men gebruik maken van sponsoring of men kan subsidies gebruiken, maar die gelegenheden zijn zeer schaars. Dus krijg je het fenomeen van pakken wat je pakken kunt en vaak zijn de muzikanten daar de dupe van want allengs gaat het alsmaar duurder worden om op te treden. Ook vanuit de zijde van de bands speelt men het spel mee en treedt op voor de zekerheid om aan de gang te blijven en door zoveel mogelijk op te treden accepteert men kleinere gages.

Het is helaas zo, dat het aanbod groter is dan de vraag en wil je niet meedoen dan val je buiten de kumpulan boot. Jammer is het dat dit nu in deze tijd speelt want wat je krijgt is eigenlijk een verarming van de muziek, want te vaak wordt gekozen voor een  mate van zekerheid en zie je vaak dezelfde gezichten her en der bij de in aantal afnemende feestjes.

In mijn ogen is het beter dat je voor variatie zorgt en je als organisatie en publiek lekker laat verrassen. De ene keer is het beter dan de andere keer maar het blijft spannend en spanning wekt nieuwsgierigheid op en daaraan gerelateerd de prikkeling om het mee te maken.

Wat je vaak ziet, maakt dat het gewoonte wordt en gewoonte neigt naar desinteresse. Wat enerzijds een verarming is, is anderzijds een test voor de ware muzikant, die zich altijd zal willen profileren, wat alleen maar een garantie is voor het voortbestaan van onze muziek cultuur.

 

10897298469?profile=originalAlbert van Prehn

 

Ik heb ook met het fenomeen te maken en in mijn optie moet je als muzikant kiezen waar je voor staat, het geld, wat er niet meer is, of jouw hobby uitoefening wat geld kost. Ik kies voor de wet van de aantallen, de ene keer scoor je, de andere keer verlies je. Je moet echter wel uitkijken dat je je niet laat gebruiken door slimme organisatoren die je willen laten optreden voor weinig en er zelf een leuke cent aan overhouden, want dat heb je binnen onze muziek scene helaas ook, de bangsats (schelmen) onder de organisatoren. Ik vind een eerlijke verhouding en respect naar elkander toe, wederzijds, DE oplossing om onze mooie muziek cultuur in stand te houden. Maak eerlijke goede afspraken en met oog voor ieders kostenpotje heb je een leukere binding met elkaar. Aan mij en mijn collega muzikanten ligt het vaak niet, wij blijven doorgaan zolang wij kunnen, dat was al zo vanaf het begin van onze komst in dit land en zal duren totdat wij hier onder deze grond worden begraven, het liefste spelen wij ook nog door in onze kisten.

Ik zal hopelijk mijn geestelijke gitaar en versterker mee mogen nemen als het zover is, onze Petrus zal me wel vragen wat ik kom doen, dan zal ik hem antwoorden dat ik de Indische muziek cultuur ook in de hemel ga voortzetten.

Ik denk dat hardrockers meer bij de andere partij horen, gezien   hun in onze ogen gewelddadige uiterlijk met doodskoppen en vaak angstaanjagende outfit. Het zou dus heel mooi zijn om My Maria te vertolken en daar verder te gaan met Indische fuifjes.

Ach ja, het is maar gein. Wat belangrijk is, is dat we nog steeds onverminderd met ONZE stijl van muziek maken bezig zijn, alsof we nooit ouder zijn geworden. 

Lees verder…

10897294864?profile=originalVeel dwangarbeiders Birma Spoorlijn ontvingen nooit uitkering

Veel KNIL-militairen die tijdens de bezetting van Nederlands-Indië door Japan als dwangarbeider werkten aan de Birmaspoorweg, hebben nooit de uitkering ontvangen waarop ze recht hadden. De Nederlandse staat incasseerde bijna 1,5 miljoen gulden (4,9 miljoen euro), geld dat was bedoeld voor de krijgsgevangenen die het werk aan de 'dodenspoorlijn' hadden overleefd.


foto p Krijgsgevangenenkamp in Birma

De onlangs opgerichte stichting Task Force Indisch Rechtsherstel onderzoekt in samenwerking met advocaat Liesbeth Zegveld of er namens de ex-dwangarbeiders een groepsclaim (op basis van indexatie en rente over 60 jaar) bij de staat kan worden ingediend. Morgen maakt de stichting haar plannen in Den Haag bekend. Inmiddels hebben zich reeds 211 van de voormalige dwangarbeiders

aangemeld, onder wie 22 overlevenden en 189 erfgenamen. Velen van hen hoorden dezer dagen voor het eerst dat ze recht hadden op een uitkering. Ze hebben de advertentie gemist die de Nederlandse staat in 1954 in enkele kranten had laten zetten. De voormalige krijgsgevangenen dan wel dwangarbeiders werden daarin opgeroepen een briefkaart te sturen naar het ministerie van Buitenlandse Zaken om zich te melden voor de uitkering. Ze zouden recht hebben op eenmalig 61,75 gulden.

Namenlijst 17.391 Nederlandse krijgsgevangen KNIL militairen hebben gedwongen aan de spoorlijn gewerkt, naast vele burgers. Ten minste 6.424 van de voormalige dwangarbeiders hebben de oproep nooit gezien. Ze lazen de betreffende kranten niet, waren als Moluks KNIL-militair het Nederlands onvoldoende machtig, woonden in Indonesië, Nederlands Nieuw-Guinea of Engeland.

Sommige rechthebbenden waren al overleden. Hun nabestaanden wisten van niets. De meeste militairen die in dienst waren van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) stapten in 1950 over naar de Koninklijke Landmacht in Nederland. Het KNIL werd met de overdracht van de soevereiniteit aan Indonesië opgeheven. En een veel kleiner aantal  militairen sloot zich aan bij het leger van de onafhankelijke Republiek Indonesië. De Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP) neemt nog altijd aanvragen in behandeling van ex-militairen die menen recht te hebben op een uitkering.

Volgens woordvoerder Ad Beijk was het na de onafhankelijkheid van Indonesië bijna onmogelijk alle namen en adressen te achterhalen. 'Het was niet exact te controleren wie wel of niet aan de spoorweg hebben gewerkt', zegt hij. Pas nu is gebleken dat er wel degelijk een complete namenlijst bestaat van de voormalige dwangarbeiders.                          

D10897299870?profile=originalwangarbeid bij de aanleg van de Birma-Siam Spoorweg

De lijst bevindt zich in de besloten archieven van het instituut voor oorlogsdocumentatie NIOD in Amsterdam. De namenlijst is tijdelijk niet te raadplegen vanwege de digitalisering van de Indische collectie. Er is zeker een jaar gemoeid met het overzetten van alle informatie. In tegenstelling tot de landmacht slaagde de Koninklijke Marine er wel in om de adressen van al  haar 1.450 marinemannen te achterhalen, waar ook ter wereld. Zij kregen hun uitkering wel uitbetaald, blijkt uit niet-openbare documenten van het Nationaal Archief in Den Haag. In totaal hebben 17.391 Nederlandse krijgsgevangenen (marine en KNIL)  gedwongen aan de spoorlijn gewerkt, naast vele burgers. Na de capitulatie van Japan werd de spoorlijn aan Thailand verkocht.

Bron: De Volkskrant.

Noot van de redactie:  In de eerste plaats is ook voor die tijd   61,75 gulden natuurlijk een fooi, vergeleken met wat die dwangarbeiders hebben moeten doormaken. Echter er is nog iets vreemds aan dit bedrag, want als ik 1,5 miljoen gulden ga delen door 17.391, dan kom ik aan   86,25 gulden per persoon. Over dat bedrag vind ik een verschil van 14,50 gulden (voor die tijd) vrij behoorlijk. Waar is dat bedrag gebleven? Administratiekosten of iets dergelijks?     Hans Vogelsang

 

Lees verder…

De buurman van Rudy Burgwal Door: Herman Keppy

10897303482?profile=originalDe buurman van Rudy Burgwal            Door:  Herman Keppy

Gelooft u in toeval? Ooit vond ik in het Tropeninstituut toevallig een verwijzing naar de lezing van een Ambonese arts die in 1907 in Nederland woonde. Jaren later probeerde ik zijn geschiedenis te achterhalen en dat lukte wonderwel. Kon ook niet missen. Toevallig woonde ik in Amsterdam om de hoek waar hij ooit woonde, met zijn broer, eveneens arts. En op Ambon had ik, opnieuw toevallig, hun moeilijk bereikbare geboortedorp bezocht, toen ik nog niet wist dat dit hun geboortedorp was. Ik heb een dik boek over die broers kunnen schrijven: Tussen Ambon en Amsterdam.

 

Een lange inleiding naar de verhuizing die ik binnenkort ga maken. Al geruime tijd wil ik weer in Den Haag wonen, maar de laatste twee maanden heb ik er druk achter gezet. Websites in de gaten gehouden, gereageerd op leukuitziende woningen, zoals dat gaat. Tja, en dan blijkt het ene huis toch te klein, het andere in deplorabele staat, en de ideale woning gaat net aan je neus voorbij. Tot opeens: een huis in de Bomenbuurt. Ik zal u allereerst verklappen dat die huurwoning mij is gegund en dat ik binnenkort de sleutel krijg. Ik heb geen moment getwijfeld. Ook niet toen ik de andere kandidaten zag die eveneens graag wilden. Hé, dit is mijn buurt.

 

Gebroeders Poetiray

 

Niemand lijkt het meer te weten, maar vlakbij woonden bij het uitbreken van de oorlog de Molukse gebroeders Poetiray. Beiden trachtten Engeland te bereiken, de lange route over land. Donald werd opgepakt en belandde in Buchenwald. Zijn broer Henk kon neutraal  Zwitserland bereiken, raakte ongeduldig, trok over de Alpen en hij werd ingerekend door de carabinieri. Overgedragen aan de Duitsers en te werk gesteld in Berlijn. De broers stuurden brieven naar hun moeder in de Bomenbuurt en keerden na de oorlog terug.

Om de hoek in de Populierstraat daar woonde Indische mevrouw Burgwal met haar enig kind. Zoon Rudy wist met een eenvoudige boot naar Engeland te vluchten. Hij volgde een vliegopleiding bij de RAF en werd Spitfirepiloot. Hij haalde onder meer zeventien-eneenhalve V1 uit de lucht voordat die dood en verderf zouden kunnen zaaien op het Engelse vasteland. Zeventien zeker, de halve deelde hij ruiterlijk met een andere piloot die tegelijkertijd op de vliegende bom schoot. Rudy overleefde de oorlog niet, want in 1944 trof Duits afweergeschut zijn vliegtuig. Hij stortte neer in Normandië.

Zijn geschiedenis zou misschien zijn vergeten als de familie Leidelmeijer, van Haags restaurant Bami Kwa, zich niet na de dood van moeder Burgwal over de spullen van haar zoon ontfermden. Zij schonken zijn fotoalbum, zijn dagboek en de bronzen medaille aan het NIOD, Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocide studies. En ze lieten mij weten dat het daar lag.

  

Gebroeders Spook

 

Op een steenworpafstand op het Valkenbosplein verzamelde zich tijdens de oorlog een knokploeg om een kantoor met distributie-bonnen te overvallen. Allemaal Indische jongens onder leiding van de jonge jurist Rutger Webb. O ja, hoorde één Hollands meisje bij. Dat werd later de moeder van Ernst Jansz.

Ik ga straks winkelen in de Fahrenheitstraat waar de Indische gebroeders Spook met andere vaderlandslievende jongens een groep NSB-ers een lesje wilde leren. Helaas, op de daken stonden Duitse soldaten met mitrailleurs. De broers en vele anderen werden ingerekend. Toen de Spookbroers vrijkwamen uit het Oranjehotel, stond hun besluit vast: wij proberen Engeland te bereiken. Dat lukte. Een van de broers, Cor, vertelde mij het verhaal in Canada. Al wist hij niet meer in welke straat het NSB-incident had plaatsgevonden. Heb ik uitgedokterd. Hé, dit is mijn buurt.

Er woonden in de Bomenbuurt nog meer dappere Indische mensen. Ze zijn er niet meer. Sommigen, zoals Rudy Burgwal, overleefden de oorlog niet, anderen zoals de gebroeders Spook en Poetiray emigreerden zo gauw zij de kans schoon zagen. Maar hun verhalen zijn niet weg, want oom Herman schrijft ze op. En geen betere plek daarvoor dan de Bomenbuurt, waar het ooit begon.

 

Lees verder…

10897232476?profile=original10897297480?profile=originalIndisch Platform start WOB procedure inzake Indische Kwestie

Het Indisch Platform, officiële overleg-partner van de regering, is een WOB-procedure (Wet Openbaarheid Bestuur) gestart om inzage te krijgen in alle stukken van ambtenaren die geleid hebben tot 'een leugenachtig advies'. Ton te Meij: “Jarenlang zijn diverse bewindspersonen vals voorgelicht door de ambtenaren van hun eigen ministeries rond een eventuele vergoeding voor de slachtoffers van de Japanners in de Tweede Wereldoorlog. Dat moet voor eens en voor altijd duidelijk worden”, zegt Ton te Mey in het Leidsch Dagblad.

Ton te Meij werkt sinds 2008 op vrijwillige basis als lobbyist/ delegatielid voor het Indisch Platform, waarbij zo'n 24 Indische organisaties zijn aangesloten. Ook is hij betrokken bij een van de deelnemende organisaties, Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappen-kampen. Te Meij: “Ik ben zelf geen belanghebbende, maar wat die mensen is aangedaan is puur schandalig. Het waren de ambtenaren, mensen die in dienst waren van Nederland (Nederlands Indische Overheid) en die tijdens de Japanse bezetting in een kamp zijn gestopt. Daar hebben ze afschuwelijke dingen meegemaakt. Ook de Indo-Europeanen die buiten de kampen verbleven, hebben een beroerde tijd gehad. Ook daarna was het een afschuwelijke tijd voor hen, omdat ze in een burgeroorlog terecht kwamen. Voor die periode hebben zij nooit enige vorm van schadevergoeding gehad. Van alle geallieerden is Nederland het enige land dat geen compensatie heeft betaald aan de mensen die onder de bezetting van de Japanners hebben geleden. De Nederlandse mensen die in de oorlog in Europa slachtoffer geworden zijn van oorlogs-handelingen, hebben die wel gehad. De Nederlanders, die uit Nederlands-Indië terugkwamen, werden hier uiterst kil ontvangen. Daarvoor hebben ze zo'n tien jaar geleden een klein bedrag ontvangen, voor die beroerde aankomst. Maar dat was een schijntje en zeker geen formele schadevergoeding. Het gaat zelfs nu nog niet om smartengeld, maar om datgene wat deze mensen rechtmatig gezien toekomt”.
De Indische Kwestie draait om uitbetaling van achterstallige salarissen en schadevergoeding aan oud-Indische ambtenaren en militairen die in de Tweede Wereldoorlog in Japanse gevangen-kampen waren geïnterneerd. Volgens het Indisch platform is de Nederlandse regering na afloop van de oorlog ernstig in gebreke gebleven. De ambtenaren en militairen die in dienst waren van de Nederlands-Indische regering hadden nog tweeënveertig maanden salaris te goed, maar het geld is nooit overgemaakt.

Op de vraag waarom het probleem na zeventig jaar nog speelt, zegt Te Meij: “De mensen die uit Indië kwamen zijn te lief geweest,       te braaf, te ondergeschikt. En     ze vormden geen eenheid. Uiteindelijk kwam in 1991 het Indisch Platform er, een officieel overleg- en gespreksorgaan met de Nederlandse overheid. Het heeft heel lang geduurd totdat er een goede dialoog op gang kwam met de regering. Men was eigenlijk niet welkom in Den Haag. Maar nu lijkt er zicht op een oplossing. De huidige staats-secretaris, Martin van Rijn, is de eerste die het Indisch Platform gelijk geeft in de rechtmatigheid van de claim en die aan een oplossing wil werken. Het cynische is wel dat de regering nu eigenlijk geen geld heeft voor deze schadevergoedingen. In de tijd van Lubbers, de man die de keizer van Japan zo welwillend ontving met voorbijzien van de slachtoffers van de Japanners, was er meer geld. Nu is er al een voorstel gedaan door het Indisch Platform om het bedrag niet in één keer uit te keren, maar om het als een soort pensioenregeling over vijftien jaar uit te smeren. Maar of dat doorgaat, is nog niet echt duidelijk”.

Jan de Jong, voorzitter van de Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkampen, snapt ook niet waarom de Nederlandse regering nooit over de brug is gekomen. Hij is zelf wel een belanghebbende: als kind zat hij ruim drie jaar in diverse kampen. “Er zijn in 2005 twee wetenschappelijke studies verschenen  door  het  Nederlands

Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD). Het ene rapport gaat over de 'backpay', betaling van achterstallige salarissen en het andere gaat over de vergoedingen van de geleden schade. Mensen kwamen gedwongen en berooid uit Indië terug. Ze moesten daar alles achter laten. Daarvoor zijn ze nooit gecompenseerd. Het gaat inmiddels om een enorm bedrag. Maar dat niet alleen, het gaat ook om erkenning en excuses. Het een kan echter niet zonder het andere. En het mag duidelijk zijn, dat ze ons met excuses ook niet met een schijntje kunnen afschepen”.


“De huidige staatssecretaris heeft gevoel voor de Indische Kwestie. Maar als hij niet met een oplossing komt, sta ik niet in voor wat er gaat gebeuren. De Indische gemeenschap heeft zich heel lang ingehouden, maar als de staatssecretaris met een negatief bericht komt, barst de bom”. Wordt vervolgd (redactie).

Lees verder…

Indonesie kapt er lustig op los 

10897303275?profile=original

Nieuwsartikel - 23 februari, 2015
Ruim een jaar geleden presenteerde Asia Pacific Resources International (APRIL) een nieuw ‘Duurzaam bosbeheerplan’. De Aziatische pulp- en papierproducent beloofde serieus werk te maken van de bescherming van de Indonesische bossen. De realiteit blijkt helaas anders…

We hadden er al niet veel vertrouwen in. APRIL heeft eerder mooie beloftes gemaakt én gebroken. Al in 2004 beloofde het bedrijf in vijf jaar tijd te stoppen met ontbossing voor de productie van papierpulp. Je voelt ‘m al aankomen: de mooie woorden bleken in praktijk nog geen cent waard.

 

Het kappen gaat door

Ook nu belooft APRIL veel, maar tegelijkertijd is deze papier- en pulpgigant van plan tot 2019 door te gaan met het kappen van de Indonesische bossen. Het bedrijf weigert ook te stoppen met het afwateren van veengronden, ondanks dat dit leidt tot bos- en veenbranden.

Het afgelopen jaar hebben we de activiteiten van APRIL op Padang Island, voor de kust van Sumatra, in de gaten gehouden. De foto’s laten nog maar eens zien wat de praatjes van APRIL waard zijn. Zolang ze niet gedwongen worden te stoppen zal dit bedrijf net zoveel Indonesisch regenwoud kappen als het kan.

Bekijk hier de volledige fotoserie:

 

Goede voorbeeld

Twee jaar geleden gaf Asia Pulp & Paper, een grote concurent van APRIL al het goede voorbeeld, door niet langer te ontbossen. Het bedrijf kwam tot deze stap na jarenlange campagnes van Greenpeace en andere organisaties. Onder druk van miljoenen supporters wereldwijd verbraken grote afnemers en financiers van APP zoals Unilever, Douwe Egberts en ING hun banden met het bedrijf. Het bedrijf kon niet anders dan haar beleid verduurzamen.


Dat is dan ook precies wat klanten en financiers van APRIL nu moeten doen: zeg de contracten op tot dat het bedrijf écht verandert. De omstreden papiergigant wordt onder meer gefinancierd door banken als Santander en de Nederlandse ABN AMRO. Pijnlijk, want ABN AMRO schrijft zelf voor dat zij niet betrokken wil zijn bij transacties die leiden tot de vernietiging van kostbare ecosystemen. Greenpeace is in gesprek met ABN AMRO en het lijkt er op dat de bank deze zaak serieus oppakt. We hopen snel te horen hoe ABN AMRO er voor gaat zorgen dat ze niet langer bijdragen aan ontbossing.

Lees verder…

Mijn moeders Indië

10897293855?profile=original

foto- Els Groos in haar geboortestraat in Cimahi

Ze werd er geboren, zat er als kind in een kamp, maar verder? Volkskrant-journalist Olaf Tempelman nam zijn moeder mee op herontdekkingsreis door het Java van haar jeugd.

Door Olaf Tempelman  

De hemel betrekt boven de Prins Hendriklaan, pardon, de Jalan Sudirman. Mijn moeder weet dat je nu een bananenblad moet plukken, onder een bananenblad blijf je even droog als onder een paraplu. Er was weinig dat ik minder met mijn moeder associeerde dan het bananenblad. Ik wist ook niet dat ze thuis was in tropisch riet, op Java het winkelassortiment kent en dat ze houdt van jeruk panas, heet sinaasappelsap.

Els Groos, mijn moeder

Els Groos, mijn moeder

Wat wist ik eigenlijk wel? Dat er op één fotootje na geen babyfoto’s van haar zijn, dat ze van sambal houdt en is opgevoed door Indische kindermeisjes, baboes, over wie ze met meer affectie sprak dan over haar eigen moeder. ‘Zo deed de baboe dat’, klonk het vaak. De baboe zei kasian! als je je knie openhaalde, de baboe kookte de heerlijkste nasi en hield een paraplu boven je hoofd als er druppels begonnen te vallen.  

Zoeken naar mijn moeders geboortehuis

De Jalan Sudirman is zo’n straat op Java die je in de 21ste eeuw nauwelijks kunt oversteken. Op busjes en betjaks volgen stromen brommers en scooters, bereden door gezinnen en vrouwen met baby’s aan de borst. In een moment van waaghalzerij slepen we mijn moeder de weg over. Behoofddoekte brommermeisjes remmen op het nippertje en lachen ons lief toe.

Wat doen we in dit verkeer? We zoeken naar mijn moeders geboortehuis. Google weet dat deze straat tot 1949 door het leven ging als de Prins Hendriklaan. Google liegt niet, want de huizen hier zijn op en top koloniaal, destijds wit, nu geel en groen en omringd door hekken. Zelfs modale Hollandse bouwsels zijn in trek bij beter verdienende Indonesiërs. In één van die huizen is mijn moeder geboren. Aan deze ooit idyllische weg moeten mijn grootouders gelukkige jaren hebben beleefd. Helaas voor mijn moeder vielen die voor haar geboorte.

Echte herinneringen

Ergens wilde ze haar geboorteland graag terugzien, ergens was ze er bang voor – een dubbel gevoel dat veel voorkomt bij eigenaars van een Indische jeugd. Het echte geboorteland bestaat immers niet meer.

Je kunt beter spijt hebben van iets wat je hebt gedaan dan wat je hebt verzuimd, zeggen ze. Mijn zussen en ik besloten met onze moeder op reis te gaan nu het nog kan. Dat vrienden de laatste jaren moeders verloren met latere geboortejaren dan 1942, was een aansporing. Heimelijk hoopten we uit de eerste hand dingen te horen over de laatste jaren van dat koloniale rijk waarvan Nederland met zo veel moeite afstand deed.

Mijn moeder behoort tot de laatste generatie met echte herinneringen aan dat imperium. Eind 1950 werd ze uit een inmiddels onafhankelijk Indonesië gerepatrieerd. De in Indië opgegroeide generatie van Hella Haasse en Rudy Kousbroek is Nederland de afgelopen jaren ontvallen. Als mijn moeders generatie er niet meer is, dan is Nederlands-Indië definitief iets van naslagwerken en archieven – en een land op papier is toch iets anders dan een land dat mensen zich nog kunnen herinneren.

Na 64 jaar terug

En zo zette mijn moeder na 64 jaar weer voet op Javaanse bodem. Vertrokken per boot, terug per vliegtuig. Vroeger was Jakarta minder heet, zegt ze als we uit de airco van de Soekarno Hatta Airport in het Indonesië van nu stappen: toen het hier nog Batavia heette, had je geen smog die blijft hangen tusssen wolkenkrabbers die hoger zijn dan die in New York.

Dichter bij haar geboorteplaats wordt het koeler. De weg slingert 150 kilometer door theevelden de bergen in. Tussen Bandung en Tjimahi (Cimahi) zit al het gemotoriseerde verkeer vast, anderhalf uur doen we over de laatste 25 kilometer. Tjimahi. ‘Een klein garnizoensplaatsje bij Bandung’, zei mijn moeder altijd over dat woord in haar paspoort. Het Tjimahi dat wij binnenrijden, heeft kilometerslange buitenwijken, groothandels, shoppingmalls en bijna een miljoen inwoners.

Ongepland kind

De oude koloniale straten zijn de enige lommerrijke. ‘Gek idee dat mijn moeder hier zwanger heeft rondgelopen’, zegt mijn moeder na enkele minuten stilte. Driekwart eeuw terug waren mijn grootouders hier totoks, ‘witten vers van de boot’. Een tropische tuin, een binnengalerij, baboes die dag en nacht klaarstonden – dat ze het hier heerlijk vonden, laat zich begrijpen.


Mijn grootvader vond in de malaise van de jaren dertig werk als verpleger bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Om zijn verloofde naar Indië te halen, moest die eerst trouwen. Omdat de bruidegom al in Indië zat, trouwde de bruid in haar eentje op het Haagse gemeentehuis – ‘met de handschoen’, in jargon. Belangrijker destijds was het kerkelijk huwelijk. Dat werd enkele uren na mijn oma’s aankomst in Tjimahi voltrokken in de katholieke kerk die er nog gewoon blijkt te staan, in de oude Prins Hendriklaan.

Kerkelijke huwelijken leidden in katholieke kringen van weleer meestal snel tot zwangerschappen. Lang niet altijd tot vreugde. Een eerste meisje, Eleonora Melania Maria Groos (Nony) werd geboren op 18 december 1940. Een tweede, Elizabeth Laetitia Maria Groos (Els), mijn moeder, volgde minder dan dertien maanden later, op 13 januari 1942. De Japanse invasie van Indië was in volle gang, mijn opa was gemobiliseerd en afwezig bij de geboorte. Dit kind was, alles wijst erop, niet gepland.

Urenlang in de tropenzon op appèl

In het licht van de geschiedenis bleek het extra onwelkom. Mijn moeder was een paar weken oud toen Nederland capituleerde en mijn grootmoeder met een grote én een pasgeboren baby uit de Prins Hendriklaan naar het verderop gelegen kamp Baros verhuisde. Vroeg in ’42 belandden bijna alle Hollandse vrouwen uit het garnizoensstadje hier achter prikkeldraad. In 1944 gingen ze verder, achterin een vrachtwagen, naar de door de Japanners afgezette wijk Tjihapit in Bandung. Vanuit Tjihapit volgde transport per laadbak naar Tjideng (Cideng) in Batavia.

In de oorspronkelijke woonwijk woonden in 1942 een paar honderd mensen. In kamp Tjideng zaten in 1945 ruim 10 duizend Nederlandse vrouwen en kinderen geïnterneerd. Hier beginnen de herinneringen van mijn moeder. De oudste is het hongergevoel, de één-na-oudste het samen met andere kinderen duiken naar citroenschilletjes op de grond.

Mijn jongste zus heeft een plattegrond van Tjideng uitgetekend. Het oude kamp valt vrijwel samen met een betere wijk in het Jakarta van nu. Die wordt, zoals dat gaat in dit deel van de wereld, 24 uur per dag bewaakt tegen armoedzaaiers uit een bewoonde vuilnisbelt verderop. In deze straten was mijn moeder een ondervoede peuter, over deze plek hoorde zij haar moeder een jeugd lang praten in monologen. Tjideng: urenlang stonden vrouwen daar in de tropenzon op appèl. Tjideng: daar moest je ‘kikkeren’ op bevel. Het kan niet anders of het was traumatisch voor mijn oma. In 1939 betrok ze een prachtig huis met bediendes, amper drie jaar later zat ze in een Jappenkamp met twee matig tot niet gewenste, kleine kinderen.

De smaak van chocola

Het moeilijkste, zegt mijn moeder terwijl schoolmeisjes uit het Tjideng van nu naar haar zwaaien, was dat zij en haar zusje in de verhalen van hun moeder nooit voorkwamen: meer dan ‘jullie zaten daar te spelen’, ‘voor jullie was het niet erg’, ‘jullie hadden geen idee wat daar gebeurde’ hoorden ze niet. De monologen hadden een vast einde: ‘Ik heb jullie door het kamp gesleept.’ Daar ging je je als kind extra schuldig van voelen.

Gezin Groos, 1946

Gezin Groos, 1946

Mijn moeders volgende herinnering is van na de Japanse capitulatie in augustus 1945: de smaak van chocola die werd uitgedeeld en het weldadige gevoel van een volle maag. Een paar maanden later kwam mijn grootvader terug uit Japanse krijgsgevangenschap. Mijn moeder herkende hem niet. Hoe kon het anders: ze had deze broodmagere man nog nooit gezien. Dat mijn grootmoeder in latere jaren telkens opnieuw zou vertellen dat ‘Elsje haar eigen vader niet herkende!’, deed deze onder een slecht gesternte begonnen verhouding geen goed.

Wanneer mijn grootouders precies zijn herenigd, is onduidelijk. Dat er in augustus 1946 een derde kind werd geboren, duidt op een hervatting van het katholieke huwelijksleven eind 1945. Wat de jaren erna fascinerend maakt, is dat mijn grootouders conform instructies van de Nederlandse overheid probeerden door te leven in ‘ons Indië’ alsof er niets was gebeurd. Op 17 augustus 1945, twee dagen na de Japanse capitulatie, had Soekarno al de republiek Indonesië uitgeroepen. Onafhankelijkheid? Begin 1946 vestigde de familie zich in Soerabaja waar mijn grootvader weer aan het werk ging voor het KNIL. De vlucht van Batavia naar Soerabaja in een Nederlands militair vliegtuig, was mijn moeders eerste vliegreis, en de enige waarbij zij met de rug naar het raam tegenover soldaten zat.

Soerabaja, Soerabaja

‘Soerabaja, Soerabaja, met je zee en je hemel zo blauw.’ De zee die wij in Soerabaja zien is smerig en van een onbestemde kleur, onder de hemel hangt witte smog. De straten trillen, er verrijzen wolkenkrabbers, het verkeer zit vast. Ter verdediging van Anneke Grönloh: haar nummer-1-hit over deze idyllische stad is al 52 jaar oud.

Uit de zee die hier blauw was, viste mijn grootvader in 1946 een garnaal op van dertig centimeter. Mijn moeder heeft dat beest nog steeds op haar netvlies staan. Het plaatselijke Chinese restaurant had er veel Nederlands-Indische guldens voor over. De zee zo blauw zat ook vol haaien. Mijn grootvader assisteerde bij de amputatie van het been van een marinier die was gaan zwemmen – voor zijn kleuterdochters een even huiveringwekkend als fascinerend verhaal. Verpleegde opa in Soerabaja ook gewonde Nederlandse soldaten? Dat moet haast wel, want er werd in 1946 meer dan incidenteel gevochten.

Het probleem is dat we zo weinig van hem weten, van de vader van mijn moeder. Wat hij in krijgsgevangenschap heeft gedaan, wat hij heeft gezien van oorlogshandelingen – deze man was weinig mededeelzaam. Deze man was ook bescheiden en zelden aan het woord. Mijn grootmoeder voerde het woord, 98 zo niet 99 procent van de tijd. In haar monologen over Indië kon ze tot tien keer toe hetzelfde zeggen. Mijn grootvader luisterde en knikte, een filterloze sigaret in de hand. Ik heb dit tafereel een paar keer zelf aanschouwd voor zijn vroege dood in 1979, en ik moet altijd aan deze man denken als je weer eens leest dat mannen vroeger gezag hadden.

Gevechten

Deze gesloten man, honderd procent onder de plak, móet in 1946 in het militair hospitaal van Soerabaja bebloede Hollandse jongens op brancards hebben zien binnenkomen. Dat het KNIL in een strijd met de lokale bevolking was verwikkeld, vertelden de verplegers niet aan hun vrouwen en kinderen die in de rustige Nederlandse wijk hun tropenslaapjes deden. Mijn moeder herinnert zich de wilde kat die krijste in de uren dat ze de slaap niet kon vatten.

Herfst 1945 waren in Soerabaja gevechten uitgebroken nadat bevrijde Nederlanders hun vlag hadden gehesen op ‘hun’ Oranje Hotel. De daaropvolgende volksopstand was neergeslagen door Britse troepen die snel beseften hoe de wijzers stonden op de klok van de geschiedenis, en zich in 1946 door het KNIL lieten aflossen. Het Oranje Hotel bestaat nog, ingeklemd tussen betonnen nieuwbouw. Vandaag de dag heet het Majapahit. Het heeft vijf sterren en een Indonesische herdenkingplaquette op de plaats waar Nederlanders hun rood-wit-blauw hesen om duidelijk te maken dat ze terug waren – maar niet voor lang.

Voelden mijn grootouders dat ze hier minder welkom waren dan in 1938? Het kan niet anders. Voorvoelden ze dat het weleens snel afgelopen kon zijn met de Nederlandse heerschappij? Nee. In 1948 was de familie om medische redenen in Nederland; mijn grootvader kampte, toen al, met hartklachten, het in 1946 geboren zusje had Engelse ziekte. Bij de inhuldiging van Juliana in september 1948 stonden ze in Den Haag langs de kant van de weg. Mijn grootmoeder sprak toen woorden die mijn moeder zijn bijgebleven: ‘Kijk goed naar de Gouden Koets, want we gaan terug naar Indië en jullie zullen Nederland heel lang niet meer zien.’

Zusters Ursulinen-handschrift

Dat was minder dan zestien maanden voor de soevereiniteitsoverdracht! Die tekende Nederland, het is bekend, alleen onder zware druk van een zeldzaam eensgezinde internationale gemeenschap. Hoe konden mensen dat niet zien aankomen? Doordat de Nederlandse autoriteiten zo uit de pas liepen met de geschiedenis, waarschijnlijk. Het respect voor het gezag was in die jaren nog groot. Die deftige mannenstem van het Polygoonjourmaal die vertelde dat de orde in Indië was hersteld, die werd geloofd. De familie woonde aan de Gerth van Wijkweg in Batavia, vlak bij het Koningsplein, toen in december 1948 de tweede politionele actie begon.

Het waren heerlijke middagen aan de Gerth van Wijkweg in 1949. De meisjes waren amper in bed gestopt voor hun tropenslaapje of ze kropen door het raam naar buiten, de binnentuin in, waar ze mango’s plukten die ze op de grond fijnstampten en mengden met ketjap. Zo kreeg je een heerlijk goedje dat rudjak heet. Aan het eind van de middag gingen ze vaak ijs eten in ijssalons waar witten in 1949 nog werden bediend.

De katholieke meisjes uit Batavia zaten op school bij de Zusters Ursulinen, vlak bij het Koningsplein. De nonnen leerden mijn linkshandige moeder met rechts schrijven, door een bel aan haar linkerpols te binden. Ging ze in de fout, dan hoorden de zusters dat meteen. Maar met of zonder gerinkel, mijn moeders krabbels bleven afwijken van het befaamde, door Hella Haasse beschreven ‘zusters ursulinen-handschrift’.

Per betjak in haar mooiste witte jurk

Eerste heilige communie

Eerste heilige communie

Sancta Ursula. Dat staat in 2014 gewoon op de gevel van het schoolgebouw langs een verkeersader. Als mijn moeder de binnenplaats inspecteert met een overdekte galerij die dwars door een tropische tuin loopt, zien we waar we op hadden gehoopt: de pure herkenning van een plek van vroeger. De kathedraal waar ze in 1949 haar eerste communie deed, is er ook nog. Ze arriveerde per betjak in haar mooiste witte jurk. De rit ging dwars over het Koningsplein van Batavia. Een paar maanden later ging dezelfde rit over het Merdekaplein van Jakarta. Want op 27 december 1949 tekende Nederland de soevereiniteitsoverdracht.

Medan Merdeka, Vrijheidsplein. Op weg naar school zag mijn moeder Soekarno, nu staatshoofd van een onafhankelijke republiek, met een luidspreker in de hand een grote menigte toespreken. Ze herinnert zich ook de duizenden ruggen van moslims op het plein tijdens het vrijdagmiddaggebed. Het was nu 1950 en de grote geschiedenis was volop bezig de wereld van 8- en 9-jarigen binnen te dringen. In de loop van 1950 konden mijn moeder en haar zus niet meer alleen over het Merdekaplein naar school. Vanaf nu moesten de baboes mee, als bodyguards. Geruchten over ontvoeringen van witte kinderen verspreidden zich als lopend vuur door de Nederlandse gemeenschap. Rijen baboes leverden de kinderen om zeven uur ‘s ochtends op school af en wachtten ze op voor de middaghitte begon. Die lieve baboes deden alles om alles hun solidariteit met de Nederlanders te betuigen. ‘Onze baboe sprak het woord Merdeka altijd heel boos uit’, herinnert mijn moeder zich, ‘na het woord Merdeka spuwde ze twee keer in haar handen.’

Zonder bewaking

Medan Merdeka – 64 jaar later kan mijn moeder er weer zonder bewaking overheen. Noem het een vreemde ervaring. Dat komt vooral door het Monumen Nasional, gereedgekomen in 1975, dat met een hoogte van 137 meter nogal in het oog springt. ‘Vroeger was dit een pléín’, zegt mijn moeder, ‘nu is het een open vlakte rondom die enorme paal.’

In de tweede helft van 1950 veranderde het gezinsleven snel. Eerst kwam er een einde aan de zondagse uitstapjes naar een populair stuk strand dat Palm Beach heette. Reden: daar waren op klaarlichte dag witten vermoord. Onbekommerd winkelen was er ook niet meer bij. Steeds meer middenstanders weigerden nog aan witte klanten te verkopen. In november 1950 kreeg de familie levensmiddelen bezorgd door het leger.

Kort voor de repatriëring mocht mijn moeder met haar vader mee naar een begraafplaats buiten Jakarta. Mijn opa droeg een fototoestel om zijn nek en speurde met een lijst namen in de hand naar graven. ‘Waarom moet je die fotograferen, papa?’, vroeg zijn dochter. ‘Daar liggen dienstplichtigen die vorig jaar zijn gesneuveld’. ‘Voor wie zijn de foto’s?’ ‘Voor hun ouders. Die zullen hier nooit komen, maar die willen wel graag een foto van het graf van hun zoon.’

De dood ingestuurd

De dienstplichtigen van 1949: ze werden de dood ingestuurd in een strijd waarvan destijds bijna de hele wereld schande sprak. Tegenwoordig is hun laatste rustplaats één van de zeven Nederlandse erevelden op Java. Mijn moeder loopt hier tussen dezelfde graven als toen en hoort dezelfde krekelgeluiden. Hoe anders is de omgeving: in 1950 lag het veld in tropische natuur, nu is het aan de vier zijden omzoomd door wolkenkrabbers.

In de winter van 1951 woonde het gerepatrieerde en nu uit zes personen bestaande gezin achtereenvolgens in een hotel in Doorn en in een huisje in Amerongen, een tijd die mijn moeder zich herinnert als, nou ja, akelig. De kou was snijdend, het eten smakeloos, de Hollandse kinderen waren meedogenloos. Op school werden de witte tropenmeisjes uitgescholden voor ‘bruine beren’ en ‘poep-Chinezen’.

Volgend trauma: het sloven voor mijn grootmoeder, die onthand was zonder baboes en haar twee oudste dochters aan het werk zette. Leven in Nederland, dat bleek op je knieën de vloer schrobben van koude kamers. Vijftig jaar later zat mijn grootmoeder, de 90 voorbij, in een randstedelijk verpleegtehuis en deelde daar dermate veel instructies uit dat haar dochters de vraag kregen: ‘Heeft ze soms dienstmeisjes gehad?’ Hun antwoord: ja, tot 1951 had ze baboes, na 1951 had ze dochters.

Baboe

In Indië was het leven fijner geweest, voor alle gezinsleden. Mijn moeder miste de baboes op een andere manier – affectief. Die baboes, die deden wat haar moeder nooit deed, je knuffelen en troosten. Tegen de baboe kon je je aanvlijen, bij de baboe kon je uithuilen. Vrij snel na repatriëring bleek dat de baboes ook een buffer waren geweest tussen mijn grootmoeder en de kinderen die ze door het kamp had gesleept. In Nederland verhardden de verhoudingen, vooral die met mijn moeder – het kind dat op het slechtste moment was geboren en ook nog eens geneigd was tot tegenspraak. Om twistgesprekken te beslechten, had mijn grootmoeder maar één zin nodig: ‘Ik heb jou door het kamp gesleept.’

Ik heb het haar zelf horen zeggen, op één van die jaarlijkse bezoeken in de jaren tachtig. Mijn moeder zag er steevast als een berg tegenop, wij voelden ons steevast ongemakkelijk. Mijn oma praatte doorgaans anderhalf uur achter elkaar, zei dan drie, vijf of zeven keer hetzelfde over Tjimahi, Tjihapit en Tjideng, vroeg niets aan mijn moeder en niets aan ons. Daarna gingen we weer weg, voor een jaar, of voor twee jaar.

Desalniettemin: die zin waarmee ze haar Indië-monologen bijna ritueel beëindigde, is een historisch feit. Ze gíng met twee baby’s het kamp in en kwam er, na bijna vier jaar omringd te zijn geweest door kindersterfte, met twee kleuters uit.

Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat

In het busje naar het vliegveld kijkt mijn moeder naar de wolkenkrabbers, de smog en de natte bananenbladeren. Ben je nou blij dat je nog een keer bent teruggegaan?, vragen we. Ja. Dat ze veel Indië meedraagt, dat wist ze wel, maar ze was niet gewend erover te praten: bij haar thuis bestond alleen het Indië van iemand anders. Dit was nu eens een keer háár Indië. Alsof je op je 72ste je vleugels uitslaat. Voor ze de vertrekhal inloopt, ademt ze nog een keer de lucht in die voor tropenmeisjes nooit buitenlands wordt.

x

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in De Volkskrant, 21 februari 2015.

x

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives