Alle berichten (2802)

Sorteer op

Thomas van Aalten - Een vrouw van de wereld (2020)

Thomas van Aalten - Een vrouw van de wereld (2020)

Door Hans Vervoort12247177070?profile=RESIZE_180x180

Aardig plot in een wat opsommerige stijl

 

De negende roman van Thomas van Aalten, Een vrouw van de wereld, gaat over Leonie, een aantrekkelijk meisje uit een arbeiders-milieu dat in de jaren zestig – zonder eigenlijk van hem te houden – trouwt met Dick van Espen. Hij, telg uit een supermarkt-familie, is zelf een succesvol reisbureau begonnen met als grootste attractie goedkope reizen naar de Costa Brava. Thomas van Aalten legt het er in zijn beschrijvingen graag dik bovenop en Leonie’s man wordt dan ook stelselmatig beschreven als een nogal onsmakelijk ogend, ruikend, ronkend en snurkend stuk mensenvlees. Een pafferige Zaankanter die elke dag dezelfde routine volgt, niet verder kijkt dan zijn neus lang is, te veel drinkt en dan wel eens agressief wordt.

Leonie begint al vrij snel na hun trouwen een hekel aan hem te krijgen. Het is dan ook een klein wonder dat zij na enige tijd toch zwanger wordt. Alhoewel.. ‘Dick had weinig oog voor Leonies lichaam, haar wensen en bij vlagen haar weerzin; hij kroop op haar als een dier en nam haar. Zijn witte billen dansten als puddingen tussen haar benen, vaak niet langer dan een minuut. Dan spoot hij in haar.’

 

Meerdere invalshoeken

Rond die tijd maakt zij ook kennis met de Surinaamse student Urvin die in een dansgroepje optrad tijdens een door Leonie georganiseerde cocktailparty. Dat opent haar ogen voor andere werelden dan de Hollandse gezapigheid waarin zij opgroeide en waarin Dick zich thuis voelt. Er groeit bijvoorbeeld  – laat schrijver van Aalten weten –  een wens in haar om nu eens verse basilicum te gebruiken in plaats van de gedroogde die de supermarkt van haar echtelijke familie in het schap had liggen: ‘Leonie had juist verlangd naar de sappige bladen die volgens het artikel uit de krant rijk aan calcium moesten zijn.’
Ze begint er in haar eentje op uit te trekken, maakt zelfs stiekem een reisje naar Parijs als Dick een tijdje weg is om zijn Costa Brava-reisbestemming te inspecteren. Ze is op weg een vrouw van de wereld te worden.
Uiteindelijk lopen de tegenstellingen tussen het duo zo hoog op dat er klappen vallen en Dick een apoplexie krijgt waaraan hij overlijdt. 

Tot zover deel een van de roman. In deel twee krijgen dezelfde gebeurtenissen een andere belichting als blijkt dat Leonie van kinds-af-aan een bedriegster was die met leugens en fantasieën probeerde de zaken naar haar hand te zetten. Was Dick wel zo’n ongenietbare man of wilde Leonie gewoon haar vrijheid? En welke rol speelde de Surinaamse winti-magie waarmee Urvin haar in kennis had gebracht bij de dood van Dick? In het derde en laatste deel, waarin Leonie Suriname bezoekt, worden deze vragen min of meer beantwoord. 

 

Opsommerige indruk

Zo samengevat heeft Een vrouw van de wereld best een aardig plot en had het een lezenswaardig boek kunnen zijn. Maar helaas heeft Van Aalten het verhaal geschreven in een nogal onbeholpen stijl. Het proza maakt vaak een wat opsommerige indruk, alsof de schrijver zijn research naar het leven-in-de-jaren-zestig oplepelt, ‘Muziek klonk er zelden in het huis van de Espens, met uitzondering van de kerst- en paasmuziek tijdens de feestdagen. Af en toe draaide Dick een lp van Neil Diamond of Elton John op hun stereomeubel, maar verder kwam het echtpaar niet in aanraking met moderne muziekstromingen. Ze hielden sowieso veel op afstand.’ Dit doet denken aan acteurs-instructies in het script van een toneelstuk. Ook de beschrijvingen van conversaties en gedragingen maken de indruk een replica te zijn van wat de auteur denkt over de wijze waarop men in de jaren zestig met elkaar omging en sprak. 

De hele roman heeft daardoor iets toneelmatigs, alsof de personages acteurs zijn die bedachte jaren-zestig-personages spelen. Als Leonie aan haar man bekent dat de baby in haar buik vermoedelijk niet van hem is maar van de Surinaamse student en danser Urvin zegt zij: ‘Ik liet me gaan, ik was door lust gedreven, ik kreeg voor het eerst warmbloedige aandacht toen hij hier aan de deur stond om zijn reiskosten te innen.’ En wat was hierop haar man Dick’s reactie? Hij ademde ‘gnuivend als een roofdier en ontstak in een stuurloze, woedende reeks kreten. Hij balde zijn vuist en timmerde die zo hard tegen de keukenmuur dat een tegel losliet en op de grond uiteenspatte.’
Tja…

 

(Deze recensie verscheen op de website van Literair Nederland,  21 oktober 2020)

Lees verder…

ACTW-66 Laatste nieuws Traktaat van Wassenaar

Bestemd voor de deelnemers ACTW-66 (traktaat van wassenaar0

Geplaatst door Jan de Keten op oktober 4, 2023 om 12:15pm

12238017665?profile=RESIZE_180x180

Bestemd voor de deelnemers ACTW-66.

Voor de recente ontwikkelingen  U  kan dit  volgen op de rubriek Traktaat van Wassenaar.

Laatste nieuws is: 

de 2 Kamer  (parlement)  van de republiek Indonesie  er op aandringt  en liet weten  via hun mininster van Buitenlandse Zaken om de gelden die aan Nederland zijn betaald om deze terug te geven.  Ferry Schwab sr. liet weten, rechts - of links om dat  de gelden aan de gedupeerden  dient te worden uitbetaald nu wonen  in Nederland..  Deze  hebben aantoonbaar  oorlogschade geleden  (verlies van al hun bezittingen en banktegoeden,  hier bovenop al hun kosten voor de reis, pension en herinriching zelf hebben moeten betalen. Thans hebben zich 15.000 gedupeerden gemeld bij ACTW-66  via www,im-online.nl. Totaal is de schatting dat om 50,000 gezinnen gaat die hier recht op hebben. Studie leert dat om de lunsum van totaal 7,2 miljard ( Waarde in 1966) gaat.  

Kanttekening plaatste dat de brief met het verzoek aan Mw. Bergkamp voorzitter van de Tweede Kamer dient te worden te gericht, en niet aan dim. minister president Mark Rutte van Min. Algemene Zaken. 

16 oktober aanstaande  wordt verder vergadert bij het KBRI  over deze zaak.  De intensie is dat de Minister  van de republiek  van Ministerie van Buitenlandse Zaken  in de maand november deze in 2 e Kamer aan de orde stelt, en  eist  om de terugbetaling.  Immers na 60 jaar is het verdrag van traktaat september 1966 nog steeds niet uitgevoerd (betaald aan de 50.000 gedupeerden).  Daarnaast is ACTW-66 ruim 7 jaar bezig geweest en alle beschikbare kanalen bewandelt. Nog 15 maart 2022 werd 15.000 handtekeningen met de rapporten +  verhalen van de gedupeerden aan 2 Kamer overhandigd.  Hardnekkig lijkt Kabinet en 2e Kamer het beleid van Kabinet Drees te volgen.  Is een grote schande dat de Republiek Indonesie nu geld terugvordert. 

 

Voorzitter ACTW-66 

Ferry Schwab sr.

 

Een ieder kan zich inschrijven als deelnemer ACTW-66 (traktaat van Wassenaar)  die periode 1947 - 1966 in de republiek verbleef, heeft recht op deze schadecompensatie .  Mocht tot uitbetaling komen dan behoort ook U die groep.  Inschrijving 65 euro  via www.icm-online.nl. Het  Boek rapport traktaat van Wassenaar 50 euro (is overhandigd in de Tweede Kamer  aan alle politieke partijen). De VVD heeft beloofd deze zaak te trekken.

 

 

Lees verder…

Wat de Indische jongen kan als hij wil

12238973492?profile=RESIZE_180x180

 

Wat de Indische jongen kan als hij wil

Wat de Indische jongen kan als hij wil: dat stond boven een artikel in het eerste nummer van Onze Stem, per 1 september 1920 het blad van het Indo-Europeesch Verbond.
De duizenden leden zullen het hebben gelezen, met gemengde gevoelens, dat wel.

De uitdrukking ‘Indische jongen’ ken ik uit de Indische gemeenschap. Het is iets van erkenning, herkenning en genegenheid. Je zegt zo: hij is een van ons, hij hoort bij ons.
Dus dat juist het Indo-Europeesch Verbond die kop boven het stuk zette, was te verwachten. Het Verbond zette zich in voor emancipatie van de Indische bevolkingsgroep, en dat moest op twee manieren:

  1. betere maatschappelijke omstandigheden
  2. beter zelfbewustzijn

Onder nr. 2 viel bijvoorbeeld ook het probleem van de bescheidenheid, en hoe daarmee om te gaan in een Europese maatschappij. Zelfhulpartikelen als deze konden dan weer – bij niet te grote verlegenheid – besproken worden tijdens bijeenkomsten van afdelingen van de Bond.

Suikerfabriek Klampok

Medium-sized-JPEG.jpghttps://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG-300x218.jpg 300w, https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG-400x291.jpg 400w, https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG.jpg 600w" alt="Indische jongen" width="600" height="436" aria-describedby="caption-attachment-4582" data-lazy-srcset="https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG-200x145.jpg 200w, https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG-300x218.jpg 300w, https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG-400x291.jpg 400w, https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG.jpg 600w" data-lazy-sizes="(max-width: 600px) 100vw, 600px" data-lazy-src="https://www.indischeschrijfschool.nl/wp-content/uploads/2023/09/Medium-sized-JPEG.jpg" data-ll-status="loaded" />

Gebouw van Klampok (KITLV 18270).

De redactie had de hand weten te leggen op een brief van de administrateur van de suikerfabriek Klampok (Banjoemas) aan de directie. Die suikerfabriek was, zo licht Onze Stem toe, een van de grootste en modernste onderemingen van Java en het personeel daar bestond ‘vrijwel geheel uit Indische jongens’.
Daar schreef de administrateur over en allereerst over de tegenwoordige neiging om bij voorkeur Hollandse jongens aan te nemen, de ‘volbloed Europeanen’. Uit de brief:

  • Door sommigen is de meening toegedaan bij voorkeur tot aanneming van volbloed Europeanen over te gaan en worden deze dikwijls liefst uit Holland geïmporteerd.
  • Dit is volgens mijn bescheiden mening een zeer verkeerd systeem en bovendien een gevaarlijke politiek. Door het aanstellen van zulke jongelui toch wordt de afstand tussen Javaan en Europeaan steeds groter, terwijl het wantrouwen en de rassenhaat er zeer door bevorderd wordt.
  • Bovendien heeft men 1 grote vijand bijgekregen namelijk de hier geboren Europeaan.

Daarna volgde een uitgebreide opsomming van wat de Indische jongens voor mooi werk deden, een lofprijzing van hun kennis en kunde, zoals bewezen op de suikerfabriek Klampok en elders bij andere ondernemingen. De vergelijking tussen Indisch en Hollands viel gemakkelijk te trekken:

  • Het komt dus hierop neer dat wij de Indische jongens niet in een hoek moeten duwen, terwijl juist de jongens het meest tevreden zijn, omdat Java hun geboorteland is.
  • De tegenwoordig geïmporteerde jongelui zijn vrijwel allen idealisten die met de wonderbaarlijke begrippen hier aan wal stappen om steeds teleurstellingen te ondervinden.

Onze Stem was hier zeer tevreden over. De redactie vond:

  • Zulke van grote waardering voor den Indo getuigende woorden doen goed en bewijzen dat niet alle particuliere werkgevers blind zijn voor de goede eigenschappen van de hier geboren Europeanen.
  • Zij bewijzen tevens dat de Indo een uitmuntende werkkracht kan zijn als hij wil.

Als hij wil

Ja, nee, hoezo? ‘als hij wil’. Daar zat iets in met een onaangename nasmaak.
We zitten in de jaren 1920. De moderne tijd ontwikkelt zich. Fabrieken met machines. Overal auto’s. Telegrafie. De luchtvaart komt langzaam op. De telefonie.
Ook zijn er snellere scheepsverbindingen tussen Indië en Nederland. Het Hollandse element neemt toe, gaat meer dan voorheen domineren. De resultaten van de indertijd ingezette ethische politiek zijn nog voelbaar: daarmee werd de positie van de inheemse bevolkingsgroep bevorderd, wat vaak ten koste ging van de Indo-Europese groep. En als je steeds op achterstand wordt gezet, als je opmerkingen krijgt over wie en wat je bent, en je hebt in je een zekere bescheidenheid, dan is het lastig je te laten gelden. Zwijgen is dan de uitkomst, en eveneens wrokken over het aangedane onrecht. Dat kan weer leiden tot diep wantrouwen tegen dat Hollandse, emoties die gemakkelijk in de volgende generaties terecht komen.

Dat ‘als hij wil’ stak ook iemand anders. Onder het pseudoniem ‘Een Indische jongen’ verscheen een tegenstuk in De Reflector, het blad van de Indische journalist Dominique Beretty. Deze jongen had het artikel “alles behalve sympathiek” gevonden. En wel hierom:

  • Er wordt toch in die mate op de gelijkwaardigheid van den Indo met een volbloed Europeaan, op de flinkheid van ten eerste en zijn energie getamboereerd dat men na lezing zich onwillekeurig afvraagt, of het de redactie erom te doen is den Indische jongen een brevet van inferioriteit uit te reiken.
  • Een hoofdje bijvoorbeeld als ‘Wat de Indische jongen kan als hij wil’, is van zoo holle ijdele kwakzalverige klank dat men onwillekeurig denkt: dus de Indische jongen is zóó beroerd dat het wel speciaal vermeld moet worden, dat er ook nog Indische jongens zijn die wèl wat kunnen.

Dat was een goed punt. Maar de koloniale tijden waren er niet naar, om de capaciteiten van Indische jongens als vanzelfsprekend op waarde te schatten.

Eigenwaarde

Mr Th. Thomas was het die hierop, in Onze Stem, weer een antwoord gaf. Als advocaat en journalist van vooraanstaande kranten van Indië zat hij niet snel om een mening verlegen.
Dat bleek ook nu.
De gestelde vraag kreeg van hem een uitvoerige behandeling. Zo schreef hij:

  • Of het wel speciaal vermeld moet worden dat er ook nog Indische jongens zijn die wèl wat kunnen? vraagt Indische jongen.
  • Mijn antwoord is helaas, ja. En het behoeft niet alleen speciale vermelding, maar bovendien nadrukkelijke scherpe en verzekering. Een verzekering!
  • Een verzekering niet slechts voor een Indische jongen, maar ook en vooral voor zijn mededingers in de harde strijd om het bestaan.
  • Diens concurrenten moet op duidelijke en klemvolle wijze aan het verstand gebracht worden, dat de Indische jongen het vertikt voortaan te zijn als een buigende padi-halm, rijpende voor hen alléén.
  • En den Indische jongen moet op even duidelijke en klemvolle wijze aan het verstand worden gebracht dat hij voortaan niet mag zijn de buigende padi-halm, die er slechts is voor de ani-ani (rijstmesje, VL) zijner beter tot de economische levensstrijd toegeruste mededingers.
  • Daarom acht ik het goed, den Indische jongen telkens en telkens weer voor te houden dat ook zij wèl wat kunnen. Dit geeft hun besef van eigenwaarde, den moed van fieren persoonlijkheid [..].

Zo ging mr Thomas nog even door, ook al had hij nu wel afdoende respons verschaft. Het was helemaal in het straatje van Onze Stem. Emancipatie begon met een positief zelfbeeld, en dat werd vervolgens uitgedragen en door de maatschappij geaccepteerd. Wie als Indische jongen wist veel te kunnen, liet zich nooit meer wegdrukken door een Hollandse jongen, hoopte het Indo-Europeesch Verbond.

 

Lees verder…


12237484288?profile=RESIZE_180x180de Indische burgemeester van Amsterdam was Willem Frederik van Leeuwen, geboren in Soerabaja, hij kon netwerken als geen ander en aan het begin van de vorige eeuw mocht het koloniale bedrijfsleven voor hem op de knietjes, uit dankbaarheid.
Dat zat zo.

O nee, eerst de burgemeester. Op Parlement.com lees ik een typering:

  • Dominante persoonlijkheid die allergisch was voor SDAP’ers.
  • Stond bekend als slim en gevat, maar ook als enigszins driftig.
  • Hekelde als liberaal lid van de Eerste Kamer de bemoeizucht van de minister van Binnenlandse Zaken in Amsterdam.
  • Eerste vicepresident van de Raad van State die niet van adel was.

Dat je denkt: die man durfde wat. En het lijkt me ook iemand die heel graag zijn zin kreeg. Anders kun je niet zo hoog opklimmen. Je moet zijn: vastberaden. Overtuigd van je kunnen. Niet bang zijn.
En dat dus terwijl iedereen naar jouw Indische gezicht kijkt en daar vast wat van vindt.

Topgasten

Burgemeester Van Leeuwen (1860-1930) verdiende de innige dank van het koloniaal bedrijfsleven toen hij in 1904 een grandioze netwerkbijeenkomst organiseerde.
Topgasten: de aanstaande gouverneur-generaal van Indië J.B. van Heutsz en zijn rechterhand H. Colijn. (inderdaad, de latere minister-president van Nederland). In dat jaar werd Van Heutsz in Nederland bejubeld omdat hij de Atjeh-oorlog had gewonnen (wat natuurlijk niet zo was).
De andere gasten:

  •  bedrijven die een kaartje hadden gekocht dan wel gekregen in ruil voor sponsoring van de bijeenkomst, zoals: de Nederlandse Handelmaatschappij, de Nederlandsch-Indische landbouwmaatschappij, de Koninklijke Paketvaart Maatschappij  en de Stoomvaartmaatschappij Nederland.
  •  Amsterdammers die erbij wilden zijn, maar wel Ons Soort Mensen.
  • veteranen.
  • militaire verenigingen, dat stond goed, vooral wanneer ze met vlag en vaandel op muziek gaan marcheren en dat deden ze.

Het was een hele organisatie geweest. Burgemeester Van Leeuwen had al vroeg een comité in het leven laten roepen dat geld inzamelde voor de netwerkdag. Wie wat gaf, werd netjes bijgehouden in de lijst ‘Bijdragen in het Waarborgfonds ter bestrijding der kosten van ontvangst van den Luitenant-Generaal B.J. [sic] van Heutsz, bij diens bezoek aan de hoofdstad’ .

Ambitie

Stapje verder. Het comité, inmiddels uitgebreid met een commissie, gaat delen van de dag verkopen: kaarten voor de middag of de avond.
Het was inderdaad een prijzige bijeenkomst maar dat lag ook aan de ambities. Dure rijtuigen, een middagbijeenkomst in Artis, een feestmaaltijd in het Concertgebouw en dan een boottocht op de Amstel, waar kostbaar vuurwerk te zien zou zijn.
Aanmelden bij elke activiteit leek voor iedereen open te staan, maar elke aanmelding werd natuurlijk aandachtig bekeken. Voor wanklanken was geen plaats.

Verwachting

Op dinsdag 19 juli 1904 genoot burgemeester Van Leeuwen van een besloten lunch in het Amstelhotel. Enkele anderen en dan de VIP-gasten Van Heutsz en Colijn. Toen bracht de burgervader ze naar het stadhuis waar het officiële gedeelte begon. Van Leeuwen hield een knallende toespraak waarin hij Van Heutsz op een voetstuk zette en ook, min of meer, benadrukte wat de verwachtingen waren. Hij zei onder meer:

  • Hier, in de eerste koopstad des rijks, werd met verklaarbare belangstelling gevolgd al wat ginds in het verre Oosten door u en de uwen werd gewrocht.
  • Door uw krachtig optreden werd de hoop weder levendig dat er eerlang een einde zou komen aan de Aljehellende die den voorspoed van onze kolonie in den weg stond, die knaagde aan de eer van Nederland als koloniale mogendheid en de vastberadenheid die uit al uw handelingen sprak en door uw invloed ook het deel werd van hen die geroepen waren u bij te staan, deed den twijfel die langzamerhand was ontstaan, of de krijgsmacht in Atjeh wel opgewassen was voor haar moeilijke taak, weder plaats maken voor vertrouwen, vestigde de overtuiging dat die taak aan uitnemende handen was toevertrouwd.
  • […] Hulde breng ik in de eerste plaats aan den staatsman, wiens streven het was niet slechts het Atjehsche volk tot onderwerping te brengen, maar door een streng, rechtvaardig bestuur, door het invoeren van een goede rechtspraak, door steun van landbouw en nijverheid, in één woord, door bevordering van de moreele en materieele belangen der onderworpenen, een welvarend land met een tevreden bevolking toe te voegen aan ons koloniaal gebied.

De trefwoorden waren duidelijk: koopstad – ons koloniaal gebied. Van Heutzs begreep uiteraard de bedoeling, dat bleek wel uit zijn toespraak. Hij zei onder andere:

  • … namens mij zelf spreek ik de beste wenschen uit voor den voorspoed voor onze schoone hoofdstad, van de handelstad Amsterdam, van waar ook in vroeger eeuwen het gezag in ons schoone Insulinde is uitgegaan.”

Verdienen

De handelstad, dus. En dan ons schoone Insulinde. Een ideale combinatie als het ging om geld verdienen.
Het diner, de boottocht, het vuurwerk: alles was even geweldig. De kranten jubelden. De bedrijven wisten: wij gaan onze donaties dubbel en dwars terug verdienen, dat heeft de burgemeester goed gedaan.

De afrekening liet zien dat ze in de handelstad goed konden rekenen. Er bleef 186,87 gulden en een halve cent over voor het nationaal huldeblijk aan Van Heutsz. Met de groeten van burgemeester Van Leeuwen.

Lees verder…

Herinneringen 1950 -1953

 

12237469660?profile=RESIZE_710xHerinneringen, herinneringen.  1950 -1963..

Van 1950 tot 1953 maakte mijn vader (onderluitenant Boy Vervoort) deel uit van de Nederlandse Militaire Missie, die – na de souvereiniteitsoverdracht - de TNI (het Indonesische leger) hielp een georganiseerd leger te worden. Mijn vader gaf les in militaire administratie in Tretes, een bergdorp bij Malang. Daar was de kaderschool van de TNI gevestigd in wat 'De oase' heette, een vakantie-park. Een verhaal over die tijd. Ik was dertien.
Langs berg en dal
De middag dat het kind van de luitenant stierf, gingen we de berg op. De luitenant was een aardige man met zachte bruine ogen en met een sterk kalende bruine schedel. Uit principe sprak hij alleen Bahasa, maar hij deed niet onvriendelijk tegen ons.
Zijn kamp lag in de bergen bij Trètès, zestig kilometer van het stoffige Surabaya. Mijn vader reed er dagelijks naartoe om het leger te leren boekhouden en in de vakantie mochten wij er twee weken logeren.
Het was er fris, de zon scheen er helderder en zachter dan beneden, al verbrandde je er sneller door. We waren even hoog als sommige wolken, af en toe kwam er één langs, flarden nevel over je gezicht en armen, vochtig maar niet vies.
Wim en ik tafeltennisten, speelden Jokari, zwommen, reden paard en verveelden ons na een week.
De dag dat het kind van de luitenant stierf, lazen we lusteloos een boek, toen er ineens een zenuwslopend gehuil en gesnik uitbrak in het huis aan de overkant.
Amok? Mata gelap? Uit de omliggende gebouwen kwamen al snel wat mannen aansprinten, onder wie mijn vader, maar ma hield ons vast in de voorkamer. Gespannen wachtten we af en keken naar het huis van de luitenant.
Even later kwam pa naar buiten en liep onze richting uit, ma hem tegemoet. Ze praatten even, daarna liep ma resoluut naar de overkant, terwijl pa naar ons toe kwam.
‘Het is het kind van de luitenant,’ zei hij, ‘ze heeft stuipjes.’ Hij schudde zijn hoofd. Hartverscheurend was intussen het jammeren aan de overkant.
‘Gaat het dood, pa?’ vroeg ik.
‘Ik weet het niet, jongen. De luit gaat naar Malang voor een dokter. We moeten er maar het beste van hopen.’ Hij zag er echt bezorgd uit, maar ging toch weer terug naar het leslokaal. Na enige tijd klonk uit het open raam van het lesgebouw zijn luid en eentonig Bahasa als vanouds.
Wim en ik keken elkaar aan. Zouden we zonder meer durven vertrekken? We overlegden, ik was een zoon en had het wel gedurfd, maar hij was een meegekomen vriendje en kon zich geen ongehoorzaamheid permitteren. Ten slotte besloten we dat ik het zou gaan vragen.
In het huis van de luitenant stond mijn moeder met een bezweet hoofd te discussiëren in haar zelfgemaakte Maleis, een natte dampende doek in de hand.
Twee vrouwen liepen huilend rond, drie zaten huilend terneer.
‘Nu niet, Hans,’ zei ze nijdig, toen ik tegen haar begon te zeuren.
‘Een klein eindje maar, mam. Pa zegt zelf dat het hier veilig is.’ Ze liep de kamer uit en weer terug en weer eruit, met pannen potten en doeken, een en al competente totok.
‘Eventjes maar, mam,’ zeurde ik, toen zij even bij mij stilstond.
'Ja, ja, maar kijk uit.’ Ze wist niet meer wat ik gevraagd had.
Verheugd rende ik weg. ‘Het mag,’ riep ik. Snel namen we wat sigaretten uit het tinnetje Chief Whip van mijn vader, Wim vulde zijn aansteker bij en ijlings namen we de benen.
Het kamp, de Oase, lag steil tegen de berghelling aan de rand van Trètès. Het hek was van prikkeldraad dat we makkelijk opzij konden buigen op een plek waar dat kennelijk al vaker was gebeurd. Erachter liep een pad omhoog.
Eindelijk vrij, en bang waren we niet, Trètès was volkomen veilig. Nee, dan Surabaya waar je dagelijks in de Indische Courant kon lezen over de rampokpartijen van de vorige nacht, gelukkig meestal bij rijke Chinezen.
Na een paar honderd meter lag Trètès al duidelijk beneden ons. We wezen elkaar de riante vakantiehuizen van Aniem en BPM aan en de plek waar zwembad Van Vloten moest liggen.
Alle huizen hadden rijke tuinen, een beetje verwilderd nu ze niet zo vaak meer werden bewoond. Dit zijn nu rozen, zei mijn moeder vaak en theerozen wees ze altijd aan. Overal kabbelde water en dat was geen wonder met die steile hellingen.
Op het centrale pleintje kon je paarden huren, sinds de uittocht van de Hollanders waren er meer paarden dan huurders en je kon tot op het bot afdingen.
Heel ver beneden zagen we langs de weg de groepjes vrouwen staan die fruit verkochten, djeruk bali, pisang susu of pisang ambon, durian, mangga, gewone djeruk, zuurzak, soms duku, mangistan of kedondong, rambutan, noem maar op. Als er een auto langskwam, renden ze mee, exemplaren in de handen of in een mand op het hoofd.
Ik genoot van het uitzicht maar Wim wilde verder. Zwaar ademend klommen we omhoog, totdat het pad ophield bij een vlak gedeelte met een droog landbouwveldje waarop jonge onduidelijke aanplant. ‘Nu rechts aanhouden,’ zei Wim zelfverzekerd, ‘als we goed luisteren moet het geluid te horen zijn.’
We luisterden en inderdaad, met een beetje goede wil kon je aan het eind van de horizon rechts een zacht geruis van water horen.
Na een kwartier kwamen we inderdaad bij een waterval. Van zeker vijftien meter hoogte stortte het water zich met een hels kabaal naar beneden, in een grote vergaarbak, van waaruit een vrolijk stroompje naar beneden hobbelde.
De kom was zeker een meter of vijftig rond. Waar het water naar beneden kwam, was het een en al schuim, maar daaromheen was het water blank, rustig en koud.
Er viel niemand te bekennen. We liepen om de kom heen en achter de waterval langs.
‘Waar zijn ze nou?’ riep ik.
Wim haalde zijn schouders op. We gingen zitten, rookten een sigaret en staarden in het water.
‘Ze zouden hier toch komen?’ vroeg ik ten slotte. Je moest hier echt schreeuwen om verstaan te worden.
Wim keek me blanco aan, maar had hijzelf niet de vorige avond, voordat we in slaap vielen, het plan precies uiteengezet?
‘Vet geloerd, man,’ riep ik, toch wel enigszins triomfantelijk, ‘ze komt niet.’
Maar na een halfuur zag ik ze komen, Els en haar zusje. Ze liepen door het stroompje omhoog, schoenen in de hand, en bereikten ons snel.
‘Hai,’ wuifden ze uit de verte. Ze gingen aan de overkant zitten en deden of ze niets met ons te maken hadden. Te horen viel er niets, door het storende geluid van de waterval, maar je kon toch wel zien dat ze druk met elkaar in gesprek waren en veel moesten proesten en lachen.
Wim keek het even aan en stond toen op. Ik volgde, we liepen om en gingen naast hen staan, maar ze hadden zogenaamd geen aandacht voor ons. Els had blond haar, wit gebleekt door de zon, heldere blauwe ogen en een gave gebruinde huid. Ze droeg witte tennisshorts en een witte bloes eroverheen. We stonden een minuut op hen neer te kijken, toen riep Wim: ‘Hé Els, je hebt een bloedzuiger!’
Gillend sprong ze overeind en inderdaad, op haar linkerkuit zat een klein, glad, donker lichaampje. Ze stampte met haar voet en begon eraan te trekken.
‘Niet doen,’ riep ik, ‘dan blijft het kopje zitten.’ Ze was erg geschrokken en we kregen haar met moeite zover dat ze weer ging zitten. Ik haalde een sigaret uit mijn zak en Wim verpulverde hem en wreef de tabak op het beestje.
Het werkte, na een halve minuut liet hij los. Van angst had Els gehuild, maar het ijs was gebroken. We zaten bij elkaar en rookten zwijgend een sigaret.
‘Zin in zwemmen?’ vroeg Wim ten slotte.
‘Kan toch niet?’ zei Els. ‘We hebben geen zwempak bij ons.’
‘Kan best.’ Doodgemoedereerd ging Wim staan, trok met enkele bewegingen zijn kleren uit en sprong naakt het water in. Hij zwom in de richting van het schuim van de waterval, spartelde wat rond en kwam weer terugzwemmen.
‘Kom op,’ riep hij, ‘het is heerlijk.’ We aarzelden, Els en haar zusje smoesden met elkaar, stonden op en verdwenen achter een bosje. Haastig kleedde ik me uit en sprong in het water. Het was ondiep maar koud, het water kwam van hoog uit de bergen.
Naast elkaar lagen we, half zwemmend met de voeten op de grond, te kijken naar de plek waar de meisjes vandaan moesten komen. Het duurde vrij lang, maar toen kwamen ze toch aanrennen. Els achter haar zusje, zo bloot als bloot maar zijn kan. Ik had me meer van dit moment voorgesteld. Els zag er precies zo uit als ik had verwacht, kleine huppelende borstjes, witter dan de rest van haar huid, tussen haar benen de glimp van een gleufje.
Schaterend stortten wij ons op elkaar in het witte schuimwater, duwden, gooiden omver, lichtten beentje, spatten water, trokken aan haren, slikten golven in. Na een tijdje waren we doodop, we keken elkaar aan en ernst daalde over de situatie.
Wim trok Els het water uit. Samen liepen ze in de richting van de waterval en verdwenen achter het watergordijn. Haar billen volgde ik tot ik ze niet meer zag. Toen stapte ik de kant op en trok snel mijn broek aan over mijn natte onderlijf.
Het was me rommelig te moede. Ik ging zitten aan de zijkant, zo ver mogelijk van de waterval, en keek naar het afdalende stroompje. Na enige tijd kwam Martje naast me. Ze was tien jaar, een kind nog, tegen wie je weinig kon zeggen.
‘Hoe gaat het op school?’ vroeg ik ten slotte. Ze keek me verbaasd aan, ze had dezelfde keiharde blauwe ogen als Els, maar dan met zwart haar eromheen.
‘Hoe gaat het op school?’ bauwde ze. ‘Het is vakantie, jongen.’ Ze sprong op en liep weg, op haar dunne blote kinderbenen.
Ik bleef zitten en keek naar beneden. Je kon honderden meters stroomafwaarts kijken. Ver weg, in een bochtje, maakte een bruin figuurtje zich uit de struiken los. Hij deed zijn sarong los en ging gehurkt zitten in het ondiepe randgedeelte van het water. De onderkant van zijn billen hing net in de stroom.
Uit: Kind van de Oost (2005, Nijgh & van Ditmar)
Foto: waterval Tretes
 
 
 
 
Lees verder…

Revelatie door Hans Vervoort

12232590895?profile=RESIZE_584x
 
 
Herinneringen, herinneringen....
Revelatie door Hans Vervoort
 
Tawarren was de nationale plaag, elke prijs was een vraagprijs en moest in onderhandeling bijgesteld worden.
Je begon dan met een tegenbod van een derde en eindigde halverwege tussen die bedragen. Dat stond bij voorbaat al vast.
De tijdrovende zinloosheid van dat ritueel kon alleen gerechtvaardigd worden door de grote hoeveelheid tijd die iedereen beschikbaar had, en wie er het meest geduld voor had, hield er soms een dubbeltje extra aan over.
 
Maar het was mogelijk te ver te gaan, en ik herinner me nog altijd met schaamte een dag in Wendit, een klein vakantieplaatsje bij Malang, waar roeibootjes te huur waren voor een tochtje op de stille modderbruine rivier. Het was een rustige dag, veel boten en weinig klanten.
300 rupiah vroeg de luidste van de tien verhuurders voor een uur roeiboot, en in een bui van landerig zelfvertrouwen bood het blanke kolonialistenzoontje 50 rupiah.
De verhuurder acteerde verontwaardiging en noemde 250 als bodemprijs. Pesterig ging ik omhoog tot 60. Na een kwartier was hij gezakt tot 150 en ik gestegen tot 75.
En toen greep het vriendje in dat met mij zou gaan roeien.
 
‘Joh, die mensen moeten ervan leven,’ zei Wim ten Wolde.
Het was een donderslag bij heldere hemel. Zo had ik het nooit bekeken, het was de eerste keer dat ik de andere partij als mens zag voor wie die paar centen iets betekenden.
Beschaamd betaalde ik de 150 rupiahs en peinzend roeiden we de rivier op.
Van de weeromstuit begon ik erop te letten dat we geen schade aanrichtten aan de kangkung-aanplant aan de zijkanten van het water en zwaaide geruststellend naar de vrouwen die tot hun middel in het water stonden om de natte plantages te verzorgen.
 
Ik was dertien toen ik een beetje mens werd. 
Uit: Kind van de Oost (2005, Nijgh & van Ditmar)
Lees verder…

Binnen ACTW-66 delegatie is bezorgdheid ontstaan.


12232216079?profile=RESIZE_400x

  12232216093?profile=RESIZE_584x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

  Binnen ACTW-66 delegatie is bezorgdheid ontstaan.

Na drukke Pasar Malam waar ICM Webportaal akte de presence gaf.  Kunnen nu  weer nieuwe  betalende abonnees welkom heten.  Verbaasd dat ze ICM op hun Mobiel kunnen ontvangen.  Vol verbazing te zien o.a. de Pasar Malam Kalender. UIteraard het ICM nieuws, en de vele  ICM video's maar nu ook op hun mobiel !.   

Vandaag weer naar Den Haag zoals gebruikelijk. Aan de orde hoe nu met traktaat van Wassenaar verder.  Het feit ligt nu voor,  dat de republiek (2e Kamer  van Indonesie)  een brief heeft gestuurd naar Ministerie Algemene zaken. Na te hebben vernomen van delegatie ACTW-66  (Actie Commite Traktaat van Wassenaar  1966) dat na 6 jaren Nederland de gedupeerden nog steeds niet  heeft uitbetaald.  Nu ligt dus het verzoek van de republiek Indonesie om de gelden  (ongeveer 7,2 miljard gulden  van 1966)  terug te geven.  Binnen ACTW-66 delegatie is bezorgdheid ontstaan.  Gaat de republiek Indonesia als nog aan de 15.000 gedupeerden betalen.  

Er ligt tevens ook nog het andere dossier:   Mark Rutte bood namens het Kabinet in de Tweede Kamer excuses aan het volk van de republiek voor de gepleegde oorlogmisdaden (periode 1947 -1948). Tevens de 97.611 nabestaanden te compenseren.

Team delegatie ACTW-66 haalt opgelucht adem.  Na 7 jaren hard werken en de vele kosten die aan dit project ACTW-66 gemoeid zijn, bedroeg over de 1 miljoen euro omdat gene te bereiken, waar ACTW-66 nu staat.  Juist nu zal delegatie ACTW-66 extra allert moeten blijven dat de gelden in goede handen komt.

Namens ACTW-66 Delegatie

Vz.   Ferry Schwab

Delegatie leden Rob Andreas, Paul Vasseur.

15.000 die mandaat hebben gegeven om namens hen te handelen.

 

Lees verder…

ICM op de Pasar Malam Brababanthallen van 22 t/m 24 september,

12227981864?profile=RESIZE_400x

12227982654?profile=RESIZE_710x12227984279?profile=RESIZE_710x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Yes, wij zijn aanwezig op de pasar malam van Istimewa - events die worden gehouden in de Brabanthallen in Den Bosch van 22 t/m 24 september. Voor de belangstellenden, er zijn vele goede berichten. Voor 41 K heeft al een complete woning en U mag zich nu eigenaar noemen. Voorts heeft ICM team het webportaal vernieuwd voor de Indische sociale media. ICM krant kunt U nu op Uw mobiel ontvangen. Dit geldt ook voor de Pasar Malam Kalender. ICM Video kanaal nu op Uw Mobiel…

Meer weergeven
Lees verder…

Weet U nog 10 jaren geleden hoe de BV Nederland voorstond

12227151876?profile=RESIZE_584x

 
Toch als naar BV - Nederland kijkt economisch op de balans heeft ,  
Weet u dit nog 10 jaren geleden (Jacarta Baru Master Plan)

1. het een kapitaal van 1000  miljard in pensioenfonds
2 onvoorzien 300 miljard in andere sociale fondsen
3 daar tegen overstaan - Schuld Overheid 380 miljard
4. schuld van de burgers 800 miljard
5. waar tegen overstaat bezittingen 600 miljard (200 miljard lucht uit huizen moet er nog uit)
6. blijft per saldo positief over 420 miljard over.

Overheid betaalt per jaar aan rente 2 % ofwel 12 miljard.

Als nu 100 miljard uit pensioenfonds wordt gehaald en geinvesteerd in het Indonesie Economisch Master plan, heeft het rendement van 18% per jaar en Nederland is tijdelijk eigenaar van deze investeringen; komt dus 18 miljard binnen plus orders geraamd rond de 40 miljard aan werk en materialen dat vanaf 2014 tot 2019. Is volgens de troonrede "Investeren in Internationale opkomende markten"

Na aftrek van de rente wordt 6 miljard aan inkomsten verwacht in 2014.

Tegelijkertijd heeft BV-Nederland hervormingen doorgevoerd die het Indonesisch Economisch master eisen, en heel Nederland kan alles inzetten op het gebied van Infrastructuur, ICT, Milieu, waste - en water management in Indonesie, creert structureel werk van 2014 tot 2023. Maar zo ver is het nog niet als Nederland het huwelijk aangaat met Rep Indonesia zal eerste een diepe kniebuiging moeten maken en zich het jasje moeten ontdoen van arrogantie en koloniaal benadering naar Indonesie toe!

Waarvan Akte
Geboren en getogen in Indonesie en Nederland.
.
 
 
 
 
 
Lees verder…

Herrie's Corner

12225542679?profile=RESIZE_710x

𝗛𝗘𝗥𝗥𝗜𝗘’𝗦 𝗖𝗢𝗥𝗡𝗘𝗥
Op 10 -11 & 12 november 2023 staat Herrie's Corner op de PASAR MALAM ISTIMEWA in Zwolle.
Maak kennis met onze * CRISPY TOFU en een * TOFU SALADE en niet te vergeten een overheerlijke KEMBANG TAHU.
Graag tot in Zwolle 🙂
Met culinaire groet,
Harold Roso - Herrie's Corner
Lees verder…

T h e r e s i a s c h o o l , S u r a b a y a 1 9 4 9

12225540885?profile=RESIZE_710x

· 
Herinneringen, herinneringen...
T h e r e s i a s c h o o l , S u r a b a y a 1 9 4 9
Blanke jongetjes in Indonesië krijgen spierwit haar door de felle zon. En die pech had ik. Op school behoorde ik als overduidelijke kaaskop dan ook tot een kleine minderheid.
Kolonisator zijn wordt door hedendaagse historici beschreven als één groot feest, maar heeft iemand van hen ooit weleens gedacht aan de zoontjes van kolonisatoren, die hun vervloekte blanke huid en grove proporties dagelijks moesten meedragen in een schoolverband waar de meerderheid sierlijk bruin en slank was?
Als je niet heel voorzichtig was, kon je je lol wel op.
Omdat ik bevriend was met Ronnie Eekhout, de voorman van de Indische jongens, had ik weinig last. Maar toen hij een week ziek was, liep het onherroepelijk spaak.
In het speelkwartier liep ik per ongeluk Buddy Dumpel omver, een forse en gezette Indische jongen.
‘Choootverdomme, wach maar strak om half een!’
Om half een ging de school uit, maar ik verstopte me in het tekenlokaal, zag Buddy en zijn kornuiten een halfuur aarzelen op het schoolerf en ten slotte vertrekken.
De volgende dag kreeg ik niet de kans om te verdwijnen.
‘Ik lel jou,’ riep Buddy me toe toen de les was afgelopen, ‘flèr... kedebrak’ (het geluid van brekende botten).
‘Wat nou?’ zei ik zo agressief mogelijk en zocht fanatiek naar een excuus om eronderuit te komen.
‘Jij durreft niet.’
‘Man, ik mol jou,’ zei ik brutaal.
We gingen naar het schoolhek, omspoeld door vriendjes die met hun schooltassen zwaaiden, en gingen tegenover elkaar staan.
‘Wat jij,’ riep Buddy.
‘Wat jij,’ riep ik.
Langzaam begonnen we tegenover elkaar rond te draaien in een cirkel.
Luid waren de toejuichingen voor hem. Ik was nog te kort op deze school. Kontol (lul), asu (stomme hond), was wel het minste wat ik toegevoegd kreeg.
Ik liep met knikkende knieën rond Buddy. Laat-ie me maar rot slaan, dacht ik, man begin nou toch. Ik was niet van plan veel weerwerk te geven, gewoon op de grond gaan liggen en het hoofd afdekken.
Toen we zo’n vijf minuten met gebalde vuisten tegenover elkaar hadden gestaan, begon het volk ongeduldig te worden. Daar betaalden ze hun schoolgeld niet voor.
‘Ajo, toe dan,’ riepen ze en ze duwden ons naar elkaar toe.
Elke keer als we elkaar raakten, gaven we elkaar een duw en renden dan weer achteruit.
Na een tijdje keek ik Buddy eens aan. Hij was bang, ik herkende het instinctief. Misschien duwde ik toch harder dan hij had verwacht. Ik raapte mijn tas op en liep naar hem toe.
‘Hij durft niet,’ riep ik schril. Het werd even stil toen ik met mijn schouder tegen hem aanliep en hem opzij duwde.
Ik ging meteen door, boorde me door de menigte en sloeg de weg naar huis in. Ik probeerde niet te hard te lopen.
Toen ik na een paar honderd meter steels omkeek, zag ik dat de groep uit elkaar ging. Buddy bleef achter, pakte ten slotte zijn tas op en ging schouderophalend weg.
Alleen, net als ik.
Foto: Omslag 'Kind van de Oost'. Een deel van de schoolklas. Driemaal raden wie ik op de foto ben!

 

Lees verder…

Herinneringen – Verlof in Nederland 1947-1948 (2)

 
 
Herinneringen – Verlof in Nederland 1947-1948 (2)
J o p i e v a n B e r k e l
 
We kwamen in Utrecht bij mijn grootouders terecht.
Op school baarde het jongetje uit Indië enig opzien, vooral omdat hij bij het knikkeren niet - zoals iedereen in Holland - eenvoudig de knikker in de vuist hield en hem met zijn duim wegschoot. Nee, met wijs- en middelvinger van beide handen bouwde hij een ingewikkelde lanceerinrichting van waaruit hij hem wegkatapulteerde. En won!
 
Geen wonder dat ik spoedig een vriend kreeg. Jopie van Berkel. Van Jopie herinner ik me vooral zijn ouders; soms mochten wij een middag bij hem spelen met de meccano en dan keek ik naar zijn vader en moeder die de zwartste tanden hadden die ik ooit heb gezien.
Jopie zelf onderscheidde zich tijdens een bezoek van een schoolverpleegster aan onze klas, die alle hoofden op luis controleerde. Alhoewel ik zelf niets had, kon ruimschoots meegenieten van de belangstelling die Jopie kreeg, toen hij als enige van de klas een poeder van de zuster meekreeg.
Tegenover onze school stond een broederschool, waarop de rotroomsen school gingen, lange jongens met bleke gezichten. ’s Middags, als de school uitging, achtervolgden zij ons – van de openbare lagere school - in groepjes. Op een dag was ik samen met Jopie op weg naar huis, een stuk of vijf roomsen volgden ons. Ik had aangebeld en mijn moeder had de deur al opengetrokken toen de roomsen – die hun prooi zagen ontsnappen – met stenen begonnen te gooien. Jopie, even lang en broodmager als zij, stortte zich in de strijd en begon terug te gooien. Ik stond voor de open deur en aarzelde. ‘Kom je nou of kom je niet?’ riep mijn moeder, die van het er-in-of-er-uit-type was.
 
‘Ja, maar Jopie vecht,’ riep ik zenuwachtig naar boven.
Mijn moeder had zich al omgedraaid. ‘Kom boven,’ riep ze nog. Ik liet de voordeur open en betrad met lange tanden de trap.
Boven moest ik mijn handen wassen en pas toen ik daarmee klaar was, kon ik haar eindelijk vertellen wat er aan de hand was. Mijn moeder was onthutst en kwaad op zichzelf.
‘Had dat dan meteen gezegd,’ riep ze. ‘Ga maar weer naar beneden hoor, je kunt Jopie niet alleen laten.’ Verbijsterd keek ik haar aan en liep weer naar de trap.
‘Die jongens gooien met stenen!’ zei ik met nadruk tegen haar. Het moest haar toch duidelijk zijn dat het onverantwoordelijk was om een klein kind aan dat gevaar bloot te stellen?
‘Dan gooi je terug,’ zei ze strijdlustig.
Aarzelend zette ik de eerste schreden, maar ik was nog geen drie treden afgedaald toen Jopie hijgend de deur openstootte en trots riep: ‘Ze zijn weg.’ Hij was ongedeerd, had alleen een veeg aan zijn wang.
‘Ik mocht niet, mijn moeder,’ zei ik tegen hem. Hij knikte, hij had ook een moeder. Maar bij het knikkeren liet ik hem winnen, die dag.
 
Uit: Kind van de Oost (2005, Nijgh & van Ditmar)
Lees verder…
 
Herinneringen. Met verlof in Utrecht (1947 - 1948)
 
In 1947 werd mijn vader met zijn gezin voor verlof naar Nederland gestuurd.
‘10 juli 1947 - 13 mei 1948 met recuperatie in Nederland,’ staat in zijn prachtige kalligrafische handschrift in het curriculum vitae dat ik aantrof tussen zijn nagelaten papieren.
Het was dus ziekteverlof, al heb ik als kind niets van echte ziekte gemerkt. Hij had wel veel pijn in zijn rug dankzij de Birmaspoorweg, maar een paar aspirientjes deden wonderen, vertelde hij steevast. Hij nam er voor alle zekerheid ook altijd een handvol van in.
Mijn vader was een kleine, stevige man voor wie de militaire pas eigenlijk een maatje te groot was. Maar het nemen van iets te grote stappen was in de loop van de jaren zijn tweede natuur geworden en als ik hem met energieke tred over straat zag gaan, was ik toch niet weinig trots op hem. Zette hij thuisgekomen zijn militaire pet af, dan toonde hij ook nog een onoverwinnelijke joviale haardos, mijn vader had ‘slag in zijn haar’ zoals mijn moeder het uitdrukte.
In de crisisjaren was hij als boekhouder werkloos geraakt en had zich ten slotte in arren moede als soldaat gemeld voor het Koninklijk Nederlandsch Indisch Leger, het KNIL.
In 1935 werd hij naar de tropen uitgezonden, enkele jaren later gevolgd door zijn bruid. Hij begon als infanterist en klom ijverig op in de onderofficiersrangen. Maar toen bleek hij toch een beperking te hebben. Na het horen van een commando van korporaal Boy Vervoort vroeg een meerdere: welke psalm is dat?
Zijn gevoelige bas/bariton ontbeerde de echte commandoblaf. Kort daarna vond hij zijn eigen plek, bij de militaire administratie.
Twaalf jaar en een oorlog later nam hij ons mee terug naar zijn land van herkomst. We reisden met de Kota Inten, een klein tot troepentransportschip omgebouiwd vrachtschip dat overal naar taart en koekjes rook en vol zat met vrolijke verlofgangers. Op 7 augustus 1947 meerde het schip in Rotterdam. Per bus werden we naar Utrecht vervoerd.
***
Nederland was arm in die tijd. Iedereen woonde bij iedereen in en veel etenswaren waren nog op de bon.
Het arbeidershuisje van mijn grootouders in de Bilderdijkstraat in Utrecht had maar een paar kamers en ik bofte dat er een piepklein zolderhok was waar alleen een kind in paste.
Behalve mijn ouders, mijn in Makassar geboren zusje en ik woonden daar ook tante Joop en oom Paul en hun baby. En de gastheer en gastvrouw natuurlijk, mijn oma en opa.
Opa was een magere zacht pratende man met peper-en-zout-kleurig haar die – zoals alle wat oudere mannen toen – lichtgebogen liep.
Hij was beddenreparateur in het Utrechtse ziekenhuis, nadat een carrière als behanger was afgebroken omdat zijn kleurenblindheid daarbij toch problemen gaf.
De ochtend na onze aankomst nam hij me mee om Utrecht te zien. Hand in hand wandelden we langs de grachten, weinig pratend, opa zei nooit veel. Maar ik voelde me wel op mijn gemak bij hem. Het was zondag, overal luidden kerkklokken, Utrecht stond vol kerken.
Opa klopte aan bij een speelgoedwinkel die eigenlijk dicht was, maar waar we toch werden binnengelaten. Hij kocht een speelgoedstoommachine voor me, een koperen apparaat met een stoomketeltje waarin je water kon doen dat tot koken werd gebracht met een waxinelichtje. De stoom bracht dan een zuigerstangetje op gang dat – tjoeketjoeke – een wieltje liet draaien. En aan dat wieltje kon je bijvoorbeeld een molentje koppelen dat dan ook ging draaien. Omdat het niet te dol mocht worden of omdat zijn geld niet verder reikte, liet opa het bij de stoommachine, de dingen die je ermee kon laten draaien, kwamen later wel.
‘Ga toch met je stoommachine spelen,’ hoorde ik daarna altijd als ik me verveelde en geregeld stak ik dan het vuurtje aan en vulde het tankje met water.
Dankbaar dat ik zijn cadeau waardeerde, legde opa dan zijn krant weg en kwam dichterbij. Het door hem goed ingevette zuigerstangetje sputterde en spetterde hete oliedruppeltjes in het rond, het wieltje draaide en draaide en ik merkte dat ik er eigenlijk niets aan vond.
In het geniep was ik dankbaar toen oma de stoommachine verbood, het oliegespetter was slecht voor het tafelkleed. Opa zuchtte, maar hij kon niet tegen haar op.
Oma was een dikke vrouw met grijs haar in een wrong. Haar lichaam werd bijeengehouden door een zwarte uitbollende jurk, zoals bij alle oudere vrouwen in die tijd.
Met tegenzin plaatste ik elke avond een nachtzoen op haar sponzige wangen. Oma hield er de wind onder door te klagen, oma klaagde de hele dag.
***
Ik ving een gesprekje van mijn ouders op.
‘Ik moet hier weg,’ hoorde ik mijn moeder verzuchten, ‘ik poets en schrob de hele dag en het is nooit goed.’
‘Stop er dan mee,’ zei mijn vader, ‘we zijn hier op verlof.’
‘Ja, en dan achter mijn rug een luie Indische genoemd worden! Dat nooit!’
Oma won, mijn moeder poetste van de vroege ochtend tot de late avond. Mijn vader wandelde veel door de stad. En ik zat veel op het slaapkamertje.
Zaterdags kreeg ik twee dubbeltjes waarmee ik in de boekhandel op de hoek twee keurig gekafte kinderboeken kon lenen. Je mocht ze een week houden, maar na het zaterdagse bad in de teil las ik ze allebei achter elkaar uit. En herlas ze in de dagen daarna.
Het eind van het schooljaar haalde ik niet, op 13 mei 1948 vertrok de MS Indrapoera met ons naar Java. Ik dacht nog weleens terug aan opa, maar ik had nooit heimwee naar Nederland en Utrecht.
Uit: Kind van de Oost (2005, Nijgh & van Ditmar)
Foto: mijn vader met collega's van het KNIL. Hij is de 2e van links, met onoverwinnelijke haardos.
Foto: Ms 'Kota Inten' in Rotterdam
Lees verder…

Tong Tong Fair mogelijk weg uit Den Haag, is dat erg?

Tong Tong Fair mogelijk weg uit Den Haag, is dat erg?

Bereiding van gebakken banaan op de Tong Tong Fair
 
Bereiding van gebakken banaan op de Tong Tong Fair© ANP
DEN HAAG - Het bestuur van de Tong Tong Fair laat er geen gras over groeien. Als het Indische festival volgend jaar niet in mei gehouden kan worden, vertrekt het evenement mogelijk uit Den Haag. Daarmee dreigt festivaldirecteur Siem Boon. 'September was voor ons écht funest.' Acht vragen en antwoorden.

De Tong Tong Fair was dit jaar in september, waarom?

'Het was niet onze keuze, maar werd opgelegd door Staatsbosbeheer. Het liefst houden wij de Tong Tong Fair in mei. Dan zijn de kosten veel lager en komen er meer bezoekers. Bovendien is er in september veel meer concurrentie van andere evenementen.'

Waarom zijn de kosten in september hoger dan in mei?

'Dat heeft verschillende oorzaken. Spullen die je huurt - zoals tenten en schermen - zijn veel duurder, omdat er meer vraag naar is. Onze kosten zijn dit jaar met 25 procent gestegen. Wij hebben zelfs de prijs moeten verhogen.'

Er waren dit jaar minder bezoekers, hoe komt dat?

'Het tropische weer werkte niet mee. Sommigen vonden het veel te heet. Daarnaast had je de blokkade van snelweg A12. Dat heeft het aantal bezoekers echt geremd. Het laatste weekend hebben wij als enorm stressvol ervaren. We hebben hierdoor 50 procent minder bezoekers ontvangen dan normaal in laatste weekend. Mensen waren zelfs bang om te komen.'

Merkte je op het demonstratieterrein iets van de demonstratie?

'Jazeker, vooral van de steundemonstratie op de Laan van Reagan en Gorbatsjov bij de Koekamp. Dat hoorde je zelfs in het middelpunt van het terrein. Maar wat denk je van de bezoekers die met het openbaar vervoer kwamen? Treinreizigers zaten als sardientjes in een blik.'
Tong Tong Fair 2023
 
Tong Tong Fair 2023© Omroep West

Vertel, moeten jullie het veel van ov-reizigers hebben?

'Ga maar na, 85 procent van de bezoekers komt van buiten Den Haag. En meer dan de helft komt van buiten de provincie. Een aanzienlijk deel daarvan reist met het openbaar vervoer. Al die mensen moeten al zoveel betalen, en dan ben je nog niet eens op het terrein.'

U bent niet blij, hè?

'Weet u, je probeert een bepaalde sfeer te creëren. Die A12-demonstratie heeft ons echt genekt. Ook het geluid van de trommelaars die vanaf de Laan van Reagan en Gorbatsjov naar de snelweg leidde echt af. De demonstratie verkrachtte de sfeer van de Tong Tong Fair.'

Dan maar weg uit Den Haag?

'Dat willen we écht niet. We hopen dat de Tong Tong Fair volgend jaar terugkeert in mei, zoals dat tot 2019 ieder jaar het geval was. Dan hebben bezoekers net hun vakantiegeld en meer te besteden. Daarnaast is het erg moeilijk om in september personeel te vinden.'

Zou dat erg zijn, weg uit Den Haag?

'Zonder twijfel. Dat zou ik echt heel erg vinden. We hebben al veel moeite gehad om een plek in de Hofstad te vinden. Den Haag is de Indische hoofdstad van Nederland. Als we niet in mei terechtkunnen op het Malieveld, wordt het voor ons heel moeilijk.'
Lees verder…

Te koop : Afhaal / cateringservice Toko Moetiara in  Harderwijk.

Vraagprijs nu 95 k met jaaromzet van 300 k

10897419283?profile=original

 

Toko Moetiara bestaat ruim 28 jaar, en geniet bekendheid. 

Klantenkring strekt zich niet alleen in Harderwijk, maar de klanten komen van Nunspeet, Ermelo, Zeewolde, Dronten, Hierden,  en Nijkerk  om de Sumatraanse (padangseten) keuken.  Daarnaast voor de mensen die zelf Indisch willen koken zijn alle denkbare Indische  producten te verkrijgen bij  Toko Moetiara; van tempe tot bakso ballen.

 

Omzet indicatie 249.009

Overname voor 110.000 (Goodwill, inventaris, voorraad )  dit is inclusief een maand begeleiding van Adrie voor  het inwerken in de Sumatraanse  (Indische)  keuken.

 

Waarom staat Toko Moetiara in de etalage ? 

Adrie en Jan willen met pensioen gaan.

 

Welke Indische ondernemer willen verder aan de toekomst  werken aan deze goed draaiende toko  om de klanten te blijven bedienen!

 

Info  0341 413663

Website www.tokomoetiara.nl

 

10897420287?profile=original

10897420890?profile=original

 

Toko Moetiara is gelegen in het centrum van Harderwijk en bestaat inmiddels 27 jaar. Het pand heeft een totale oppervlakte van 100m2 en is centraal gelegen in het centrum van Harderwijk aan een doorlopende winkelstraat (ook toegankelijk voor auto's). Door een groot aantal vaste klanten en de vele toeristen die elk jaar Harderwijk bezoeken is er maandelijks een stabiele omzet. De toko bestaat uit afhaal van dagelijks vers bereide gerechten en oosterse producten om zelf mee te koken (merken zoals ABC, Lee Kum Kee, De Oosterse Prins etc).

De omzet kan verhoogd worden door de flexibele openingstijden. Het is mogelijk om langer open te blijven. In Harderwijk is het vanaf heden mogelijkheden om 1x per maand op zondag open te gaan.

De kale huurprijs bedraagt €16.000 per jaar (excl btw)

Lees verder…

 

12218102898?profile=RESIZE_400x

 · 
12218103468?profile=RESIZE_400x
 
 
 

Het automobielbedrijf Smelt is bijna honderd jaar geleden in Soerabaja ontstaan.  Piet de Jong

 
  
 
En de geschiedenis van het bedrijf laat zich lezen als een roman.
 
Rond 1915 vertrok Ad Smelt, geboren in 1892 in Bergen op Zoom, op de bonnefooi naar Nederlands-Indië. Daar trok hij eerst de binnenlanden van Oost-Java in om als assistent-bedrijfsleider op een onderneming (plantage) te gaan werken. Al snel ging hij in Soerabaja aan de slag bij Bouman, een smederij annex autohandel. Daar werd hij, zoals ze dat noemden, procuratiehouder.
Ad trouwde met een Indisch meisje, dat op de boekhouding van Bouman werkte en met wie hij drie zoons en twee dochters kreeg. Ad zag al gauw kansen in de groeimarkt van de auto’s en rond 1925 startte hij zijn eigen autobedrijf in Soerabaja. Al snel verhuisde Ad, met een hoofdagentschap van General Motors op Java op zak, naar Kediri. Binnen tien jaar had hij zijn bedrijf uitgebreid tot vijf vestigingen op Java, in Kediri, Malang, Solo, Madioen en Djokjakarta. Hij was in aanvang hoofddealer van Oakland en subdealer van Dodge, maar voerde later ook de GM-merken Pontiac, Chevrolet, Oldsmobile en Vauxhall. Bijzonder is de foto waarop in een Chevrolet busje Ad met zijn gezin zit. Achter op de bus staat “Geleverd door Autoh. A. Smelt, Malang Kediri”. Het ging Ad goed, ook in de eerste helft van de jaren 30 toen de economische crisis wereldwijd toesloeg. Maar de automobiliteit in Indië was in opmars.
 
Maar in 1935 sloeg het noodlot toe; Ad Smelt overleed plotseling. Het bedrijf kreeg een bewindvoerder en in 1938 ging het gezin met vijf kinderen. tijdelijk, met verlof voor de studie van de kinderen, naar Nederland. Maar het zou anders lopen. De oudste zoon, Ton, ging in januari 1940 nog wel terug naar Java en de rest van het gezin zou kort daarop volgen. Maar dat plan kon geen doorgang vinden vanwege de Duitse bezetting.
In Indië ging Ton Smelt aan de slag in de vestiging van het bedrijf in Kediri, maar hij werd al snel onder de wapenen van het KNIL geroepen en later krijgsgevangen gemaakt door de Japanners.
 
Na de Japanse capitulatie was er van het grote autobedrijf op Java niets meer over. Maar de ondernemingszin zat ook in de tweede generatie Smelt. Ton was in 1946 op Java alweer in gesprek met General Motors en vroeg zijn jongere broers Huib en Gerard om weer naar Indonesië te komen. Dat deden ze in 1948. Omdat General Motors de boot afhield, sprong Velodrome, de importeur van Chrysler, DeSoto, Dodge en Plymouth in het gat en werden de drie broers Smelt de officiële vertegenwoordigers in Midden-Java voor de merken Dodge en DeSoto. Er was zelfs ook al kontakt met Pon in Nederland. Als ze de kans en de tijd gekregen hadden, dan was Smelt misschien ook nog VW-dealer op Java geworden. Maar het zou anders lopen.
In Semarang en Cheribon kwamen twee vestigingen die goed draaiden met de merken Dodge, DeSoto, Vanguard, Jeep en Citroën. Verkooptoppers waren de onverwoestbare Dodge-trucks die als onderstel met ‘cab over engine’ geleverd werden vanuit de VS en die door Smelt op bestelling voorzien werden van laadbakken of andere opbouwen. Maar ook aan de grote sedans van DeSoto en Dodge, populair bij rijke Chinezen en Europese planters en zakenlieden, werd goed verdiend. De trucks en sedans werden eerst via Djakarta per boot naar de rede van Semarang gebracht en daar ontscheept. Later werden ze in konvooi over de weg van Djakarta naar Semarang gereden.
 
In Semarang wist Smelt een mooi wit bedrijfspand los te peuteren van de plaatselijke autoriteiten, een gebouw dat enigszins in Art Deco stijl was neergezet. In de gevel was een groot medaillon aangebracht met daarin de naam A. Smelt, als een ode aan de vader van de drie broers. Bewaard gebleven foto’s laten daarnaast zien dat de garages grotendeels open waren, met alleen een dak erboven. Ongetwijfeld was dat vanwege de hitte. Ook vanwege de hitte woonden Ton en Huib Smelt met hun gezinnen in de koelere bovenstad van Semarang. Vandaaruit reden zij in hun comfortabele Amerikaanse auto’s naar hun werk. Ton reed in 1952 in een prachtige bordeauxrode Dodge Coronet convertible.
De politiek-maatschappelijke situatie in Indonesië verslechterde intussen begin jaren 50. Bovendien waren flinke delen van Java onveilig waardoor het bedrijf na 1950 nog maar heel moeizaam draaide. Toch ging het een jaar later alweer veel beter en keken de drie broers met optimisme naar de toekomst. Maar in 1952 werd duidelijk dat er toch geen toekomst voor Smelt meer was in Indonesië. De bedrijven werden van de hand gedaan en met de opbrengst werd een mooi automobielbedrijf in Nederland opgebouwd.
 
OUD BATAVIA Community Member Franklin Moquette herinnert zich dat begin jaren vijftig moeder Smelt met een dochter enige tijd bij hem in het ouderlijk huis in Rijswijk heeft gelogeerd. Ter overbrugging in plaats van een pension.
Bronvermelding: de heer Frans Smelt.
Voor meer informati
Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives