KOUSBROEKS “HET OOSTINDISCH KAMPSYNDROOM”
Besproken door: Pjotr.X. Siccama deel 6.
In 1987 overleed kapitein Raymond Westerling; de man die de politionele acties in 1946 had geleid tegen de onafhankelijkheidsstrijders in Nederlands Indië.
Ik kan me nog goed herinneren, dat hij tijdens de politionele acties op Java (met name in Bandung) door de meeste Indo’s op handen werd gedragen en geroemd voor zijn streng en resoluut optreden. Er waren niet genoeg adjectieven meer over om de man de hemel in te prijzen.
Mensen herinneren zich zijn lef en grote moed en zijn enorme kennis van vuurwapens. Hij kon bijvoorbeeld een voorwerp, een ei bijvoorbeeld, in de lucht gooien en via een spiegel die achter hem stond opgesteld het ei feilloos raken.
Dominique Venner*, een Frans historicus, schreef in 1977 een biografie over Westerling, “Westerling: guérilla story”, gefascineerd als hij was door diens leven.
|
Dominique Venner (1935-2013).
|
Het bericht van het overlijden van Westerling kwam Kousbroek echter ter ore op het moment dat hij zich op Makassar bevond. De inwoners ter plaatse kregen het bericht blijkbaar eerder door dan hij. Ze spraken met hem over het feit dat deze man door de Nederlandse Staat nooit was aangeklaagd en vervolgd voor de misdaden in hun land en dat hij vrij rond kon lopen. De Indonesiërs, meestal bescheiden in hun opstelling wanneer het op vragen stellen aankomt, legden hem deze keer direct die vraag voor. Net als wij kijken zij blijkbaar in kwesties als deze naar die misdaden door anderen, gepleegd in hun land, maar vergeten en passant dat er in 1965 in Indonesië tijdens de omwenteling onder de bevolking een grote slachting had plaatsgevonden.
De schrijver stond daar niettemin met een mond vol tanden en vond de vragen uiteraard pijnlijk. Een zeer opmerkelijke uitspraak kwam uit de mond van professor Said, een voormalige hoge Indonesische officier, die vond daarentegen dat de misdaden, gepleegd door Westerling, niet als oorlogsmisdaden kunnen worden beschouwd (.. het was oorlog.. etc.).
__________________________
* Venner pleegde dit jaar op 21 mei zelfmoord voor het hoofdaltaar van de Notre Dame in Parijs door zich door het hoofd te schieten, een en ander uit wrok tegen de aangenomen wet voor het homohuwelijk en de Islam in Europa.
In dit artikel betreft het de valse en echte geschiedschrijving van de meeste historici wanneer het om oorlogsmisdaden gaat.
Nederland is koploper in de selectiviteit van het veroordelen van (en oordelen over) oorlogsmisdaden, dan volgen Groot-Brittannië, de VS, Australië en de Filipijnen.
Met name het oordelen over en het veroordelen van de Japanse misdaden was en is strenger dan andere (oorlogs)misdaden. En dat nu is buitengewoon merkwaardig. Kousbroek geeft uitgebreid de details weer over het uitzonderlijk en merkwaardig standpunt van Nederland hierin en zeker in verband met de zogeheten smerige oorlog tussen 1946 en 1949 waarin kapitein Westerling de hoofdrol vervulde. Het
verbaasde hem ook zeer dat andere misdaden, eerder gepleegd in Indië met name op Sumatra en trouwens ook elders in de archipel, veel erger en wreder was geweest dan tijdens de Japanse bezetting. En wanneer in gezelschap uitgerekend dit onderwerp te berde wordt gebracht, dan kun je alle verwensingen naar je hoofd geslingerd krijgen, zeker van mensen die de Japanse bezetting aan den lijve hadden
|
Westerling op latere leeftijd.
|
ervaren. Het wordt dan weer “Mata Gelap” (zwart voor de ogen) bij wijze van spreken bij de meeste Indiëgangers met slechts een ééndimensionale blik.
Dan zijn de reactionairen er als de kippen bij om een en ander tegen te spreken.
Men kan zich over die valsheid van historische berichtgevingen nu wel verbazen, maar er is nog niet één historicus die zich daarover buigt – en/of durft te buigen - waar werkelijkheden worden verdoezeld, en gemanipuleerd. Op zo’n manier bestaat er geen enkele zuiverheid in de geschiedschrijving. Over mechanisme gesproken: een kwalijk ingesleten cultuurgewoonte die onacceptabel is.
“Er is”, schrijft Kousbroek, “geen verklaring waarom de meeste historici dit doen.” Ondergetekende heeft eens een historicus gesproken die zei dat er niet één geschiedschrijver is die helemaal objectief is. Dat kan wel waar zijn, maar het beroep mag geen alibi zijn om geschiedschrijving te verdoezelen of zodanig te manipuleren om zaken beter af te schilderen, niet ad-hoc en zeker niet post-haec. En dit laatste is in de historie maar al te vaak gebeurd, zeker wanneer het om economische en politieke belangen gaat. Op zo’n manier wordt het beroep van historicus, van wie mensen toch mogen verwachten dat wat deze beweert ook allemaal werkelijk, onafhankelijk integer en geloofwaardig is, discutabel. En juist de (bevochten) democratische vrijheden worden de laatste 45 jaar genegeerd, met voeten getreden en uitgehold alsof het de normaalste zaak is met als grootste representant de Verenigde Noord Amerikaanse Republieken. Een natie die zich bij voortduring op de borst klopt als het gaat om vrijheden van het individu.
Zo verging het bijvoorbeeld ook met de politionele acties onder Westerling tussen 1946 en 1949 in Nederlands Indië. Deze kapitein (aan wie carte blanche werd) gegeven) was in die politionele oorlog ontegenzeggelijk tegen de bevolking van de archipel uiterst wreed opgetreden waarover men nu nog vol walging spreekt. Zijn optreden stond onder verantwoordelijkheid en gezag van de Nederlandse Staat die deze zwarte episode van de Indië geschiedenis waarvoor zij en zij alléén de volle verantwoordelijkheid draagt, maar die grote last nooit op zich heeft willen nemen.
Kousbroek brengt ons in herinnering dat, wanneer er wederom geruchten over misstanden kwamen en parlementsleden de verantwoordelijke minster(s) c.s. hierbij om opheldering vroegen, de aanbrengers op hoon konden rekenen, maar ook met dreigende laster en zelfs met processen. Het paradigma van een ritueel (actueel in Europa zelfs) noemt de schrijver dat gemak waarmee dit soort ernstige misstanden gewoonweg kon voortduren (ik noem het een soort mimicri). Het is nu meer dan ooit huiveringwekkend actueel geworden door de vlucht van de Amerikaanse medewerker voor het bedrijf Booz Allen Hamilton Edward Snowdon en recent nog de soldaat Bradley Manning (nog afgezien van Julian Assange van Wikileaks). Met Kousbroek hoop ik dat “het paradigma van een ritueel” zich beperkt tot slechts een incident en zich niet zal ontwikkelen als een gewoonte in het politieke circus.
Bradley Manning Julian Assange Edward Snowdon
De affaire Westerling is mijn inziens zo’n geval. Hij werd door de verantwoordelijke minister (cum suis) bijna geheel uit de publiciteit gehouden. De Staat had ervoor kennelijk een compleet scenario klaar liggen. Zijn terugkomst (na enorme omzwervingen) om maar wat te noemen werd in het begin geheim gehouden en de man zou direct zijn “ondergedoken” (wat volstrekt wordt betwijfeld) in Brussel (nota bene). In 1954 kondigde premier Drees aan dat de betrokkenen van de politionele acties niet zouden worden vervolgd. De Staat vreesde voor tumult mischien wel opstand (?) of niet nader te vrezen “repercussies”(!). Zo simpel was dat: een enkele aankondiging van een premier, als representant van de Staat, opgelost en geregeld in een handomdraai, terwijl mensen moedwillig de dood waren ingejaagd en om rechtsmeken. Ongehoorde naïeviteit van de verantwoordelijken [(minister(s) en de Staat)]. In plaats daarvan liet de Nederlandse Staat Westerling aan zijn lot over om zo de affaire dood te laten bloeden. Dat de man naar mijn mening misbruikt werd door de Staat was helder. Hij werd benoemd met alle volmachten (die wordt slechts toegekend aan een opperbevelhebber in oorlogstijd) en geroemd door generaal Spoor (c.s.)’’.. omdat hij zo’n harde strenge jongen was..’’(.)
Op de schouders van de Staat rust tot nu toe een loodzware schuld en een grote verantwoordelijkheid door de smerigste operaties door Westerling te laten uitvoeren. Het opmerkelijke hierbij was zodra over hem werd gesproken, de bewering dat Westerling- de hypocrisie ten top – opeens (.) “geen – echte - Hollander” was, maar een halve Turk (zie biografie). Ik vraag me wel eens af of de politionele acties voor de man geen traumatische vergissing zouden zijn geweest.
Alle relevante informatie met betrekking tot deze door de Staat geïnitieerde oorlog tot behoud van de kolonie werd de Nederlandse bevolking immers geheel onthouden.
Geen historicus durfde het aan om de werkelijkheid op schrift te stellen uit vrees voor kapitteling, hoon, impopulariteit, (wellicht ontslag en geen opdrachten meer van Overheden of sancties en processen door de Staat (à la de VS). Het is triest te moeten vaststellen dat in een democratie als de onze de vrijheid van het woord door duistere niet nader te noemen elementen wordt beïnvloed, bezoedeld en beperkt. Het onthult de vele zwakheden in onze democratische staat en rechtsvorm. Het is zelfs nu heel actueel geworden sinds de onthullingen van bijvoorbeeld Wikileaks en de vlucht van de geheime Amerikaanse agent Snowdon die voorlopig in Rusland als asylant een onderkomen moest zoeken. De waarheid mocht zeker niet aan het licht komen en nu met de aanhoudende dreigingen vanuit het Midden Oosten al helemaal niet vinden de VS, die met hoge straffen aankomen zodra de onthullingen publiekelijk worden. (“.. leger/manschappen/instellingen moeten worden beschermd..”). Het is in de VS inmiddels en blijkens de recente actualiteit, standaard geworden bij dergelijke misstappen. Hier wordt het vrije woord en de pers geïntimideerd met alle signalen die erbij horen. Het onderscheid van vals en echt in de Noord-Amerikaanse cultuur(politiek) zijn termen die wurgend verstrengeld zijn geworden.
“Wanneer het gaat om het oordelen over het oorlogsverleden van andere naties,” schrijft Kousbroek, “dan doen wij dat met andere maatstaven dan bij ons eigen oorlogsverleden.”
Met name de geschiedschrijving van Nederlands Indië in WOII kon rekenen op heftige reacties toen de uitgave werd gepubliceerd (uitgave: WOII van L. de Jong) van Indische oorlogsslachtoffers, omdat daarin de beschrijving(en) niet positief zouden zijn uitgevallen. Een waterval van protesten volgden hierop.
Een subjectief standpunt van een oorlogsslachtoffer is wel begrijpelijk, in dit verband, maar niet als zondanig relevant voor het collectieve begrip oorlogsdslachtoffers in feitelijke historische zin, eenvoudig omdat elk oorlogsslachtoffer er een is die zijn of haar eigen verhaal heeft.
Tijdens de politionele acties werden door Nederlandse troepen onder leiding van Westerling oorlogsmisdaden gepleegd (Excessennota 1969, opgesteld 20 jaar na dato). Er was toch al een onderzoek ingesteld in 1950? Wat is er daarna gebeurd met het onderzoeksrapport?
De inhoud was nooit openbaar gemaakt; was het zo geheim dat de Staat en vele medeplichtigen daarin zonder meer de vrees hadden dat zij in discrediet kunnen worden gebracht?
Het merkwaardige is dat tijdens het proces in Indië (in Nederland kwam er door de teleurstellende mededeling van Drees helemaal geen proces) er slechts 42 vonnissen werden uitgesproken over deze misdaden die werden begaan door lagere militairen, waarvan er één was die de doodstraf kreeg en dat was – is het toeval? – een Molukker.
Men kan zich voorstellen hoe absurd en selectief de Staat (OM) met de rechtspleging aldaar was omgesprongen. Er was geen officier bij die terecht stond. Een schandaal van de eerste orde en Raymond Westerling raakte uit de gratie.
Generaal Spoor gaf daarna de opdracht om een onderzoek in te stellen naar de excessen en gaf deze aan: Westerling zelf. Men zou zeggen de slager die zijn eigen vlees keurt. Te bespottelijk voor woorden.
En hierin school nu de grootste fout van de Nederlandse Staat. De strategie van de Nederlandse Staat was om Westerling uit de klauwen van Justitie te houden, daar er achter de schermen zeer waarschijnlijk namen van medeplichtige lieden bekend en onthuld konden worden.
Het gerucht deed de ronde dat een zekere Bernard von L., de man over wie zoveel te doen is geweest en die (door Hugo Brandt Corstius) in Vrij Nederland genoemd werd “de man die een spoor van venerische ziekten achterliet”, hierachter zou kunnen zitten. Tegen Westerling zelf bleken genoeg bewijzen te zijn, maar wie er verder achter zaten wordt tot nu toe verzwegen. De integriteit van de Staat lag (ligt nog steeds) onder vuur en die mensen die hier juist wat van moesten zeggen waren in geen velden of wegen te bekennen tot heden ten dage. De zwarte bladzijden die niemand te zien krijgt. Kousbroek: “hoeveel bladzijden zijn er nodig voor het wél iets betekent?” En ook: “er zijn al zoveel bladzijden zwart gemaakt, (.)”; er klinkt irritatie en moedeloosheid in door. De Indonesische Republiek had na haar onafhankelijkheid om uitlevering van kapitein Westerling verzocht dat door Nederland resoluut werd afgewezen. De Nederlandse Staat is per slot geheel verantwoordelijk voor de daden van zijn staatsburgers, zo ook voor Westerling. Hij werd immers aangewezen (hij kreeg carte blanche) om de politionele acties te leiden die voor Nederland tot een totale catastrofe hadden geleid. Daarna poogde Westerling zelf (?) om een staatsgreep te plegen nadat de acties waren afgelopen (onafhankelijkheid in December 1949) die geheel mislukte. In de nasleep kregen we de affaire Jungschläger (zeeman), de man die door de Indonesische Rechtbank wegens hoogverraad tot levenslang werd veroordeeld evenals de officier bij het KNIL Henry Schmidt.
|
Leon Jungschläger (1904-1956).
|
Precies over deze laatste periode vinden wij geen enkele werkelijke informatie over wie hier, naast Westerling echt achter de operaties zaten. In ieder geval werd de zaak Westerling uiteindelijk geseponeerd door het OM (wederom om onduidelijke redenen).
Zodra het om gedragingen gaat van andere naties, schrijft Kousbroek, nemen de Nederlanders nog steeds een onverzoenlijke houding aan. Men kijkt dan naar andere koloniale mogendheden en zegt: kijk naar de andere Europese kolonialen want daar is het toch erger dan bij ons enz.; een drogreden om zichzelf schoon te praten.
En ook hier, over deze zwarte periode, zwijgen de historici.
Het is echter hun taak om van de geschiedenis in ernst en juiste vorm kond te doen, en niet om zich in allerlei bochten te wringen uit vrees om straks te worden overstelpt met klagers, klachten, dreigende processen aan de broek, zoals wij onder andere in de VS hebben gezien (geval van May Lai affaire*) en nu nog krijgen te zien.
We moeten er echt voor waken om niet op de VS te lijken, want dan zijn we echt in de aap gelogeerd.
Wij moeten niet vergeten dat tijdens WO II meer dan 2,5 miljoen Indonesiërs (Romoesja’s**) waren omgekomen en onder de Indonesische dwangarbeiders de sterfte maar liefst 74% bedroeg. Kousbroek geeft bijvoorbeeld een opmerkelijk vergelijking met het overleven in een oorlog: de kans dat je als krijgsgevangene uit het Japanse kamp levend uitkomt was ca.78% maar voor de Joodse gemeenschap in het
___________________________
* Het bloedbad van Mỹ Lai was een slachting op 16 maart 1968 die werd aangericht door Amerikaanse soldaten tegen burgers, vooral vrouwen en kinderen, uit de Vietnamese plaats Mỹ Lai.
** Een Romoesja (Japans: "arbeider") was een veelal uit Java afkomstige arbeider die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder aan slavernij grenzende omstandigheden voor de Japanse bezetter moest werken.
concentratiekamp was de kans minder dan 9% (!). Wie wil nu nog vergelijkingen trekken vraag je je dan af. Wanneer ik die passages in het werk van Kousbroek lees, ril ik over mijn hele lichaam van ontzetting en staat mijn hart bijna stil.
Het is het massale van de slachting die zich in de geschiedenis heeft afgespeeld dat mij naar de keel grijpt. En nog kost het mij grote moeite de gegevens zoals die in het boek van Kousbroek zijn neergeschreven weer nuchter te overzien en te herlezen. Het is mij eigenlijk onmogelijk gebleken. Men kan in dit geval overduidelijk spreken over oorlogsmisdaden; een oorlog voorwendend als excuus voor iets wat niet opgelost is.
Zo idem dito tijdens de burgeroologen in het voormalig Joegoslavië in deze eeuw, waar etnische zuivering in een burgeroorlog heeft plaatsgevonden en dat zowat in onze Europese achtertuin.
Het vergelijk dat je veel hoort van mensen die een oorlog hebben ervaren in de zin van: de Japanners c.q. Duitsers/Hollanders etc. waren veel erger met hun wreedheden in de oorlog, lijkt op een etiket dat ze maar al te graag opgeplakt willen hebben. In vergelijkingen worden de ergste wreedheden tot in de details uit de doeken gedaan waarna het toppunt van vergelijkend oordeel volgt met de gevolgtrekking dat oorlog wreed en afschuwelijk is.
Een heel curieus verschijnsel in dit verband is een zogenaamde geschiedschrijving van Curzio Malaparte (pseudoniem voor Kurt Suckert), een Italiaanse schrijver (vader Duits en moeder Italiaans), die een ‘historie’ schreef die, naar bleek, volkomen fictief was. Hij werd geprezen en geroemd om zijn verhalen [(o.a. La Pelle (de huid), Kaputt (Duits voor ‘stuk, gebroken’ en Sangue (bloed)], die hij allemaal verzon. Ernstiger (historische gebeurtenis) wordt het bij La Pelle, wanneer hij de invasie van de Amerikanen in de buurt van Napels en op Sicilië beschrijft waar omheen hij echter veel heeft gefabuleerd*. En juist deze gebeurtenissen maken maar al te vaak grote indruk op het publiek op het moment dat de bevrijding eraan zat te komen.
Vertekende beelden, te mooi voorgespiegeld voor de Italianen, maar zij smullen van de eufemistische manier waarop de schrijver de werkelijke gebeurtenissen, in geschiedschrijving wel te verstaan, had vastgelegd die zo overtuigend en geloofwaardig overkwamen (de schrijver functioneerde als tolk bij de Amerikanen) dat mensen werkelijk dachten dat het zich werkelijk zo had afgespeeld. Het heeft ergens iets te maken met “het sprookje dat werkelijkheid wordt” en/of het Pygmalische verschijnsel zoals ik het noem.
_______________________
* Eufemisme voor verzonnen – in deze context heel toepasselijk gezien de
schrijftrant van de auteur Malaparte.
Met verzinsels kun je, zo blijkt, ook goed je brood verdienen (zie afbeelding Villa Malaparte).
Villa van Malaparte op Capri.
|
Poncke Princen.
|
Een wat recenter geval deed zich voor toen een visum voor Nederland aan Poncke Princen* werd geweigerd vanwege het grote tumult dat ontstond van de zijde van oudgedienden (én anderen). Hij werd immers als een soort landverrader beschouwd.
De historici hielden met betrekking tot deze kwestie nagenoeg hun mond; men had ook geen poging ondernomen om die controversiële periode en publique op te helderen. Men vond kennelijk dit onderwerp en de persoon Princen te onbelangrijk om er enige ruchtbaarheid aan te geven, terwijl dat nu juist een mooie kans was geweest.
Dan maar de doofpot in: de koloniale doofpot. Kousbroek vroeg zich met recht af hoe we toch in hemelsnaam met zo’n belastend verleden met de werkelijkheid kunnen omgaan. Was en ís het kwader trouw of schuilt er meer achter?
Het zijn nog steeds vragen die de schrijver (en de Indische gemeenschap trouwens ook) bezig houden. Waar zou men bang voor zijn?
Men zwijgt als het graf en wanneer er hierover vragen worden gesteld dan is het antwoord: we weten alles al: het ligt bij De Slegte! Nee dus. Ondergetekende heeft er (voor de goede orde) bijvoorbeeld nooit een waardevol boek gekocht over deze materie omdat bij inzien daar, maar ook in de reguliere boekhandel niet de (vermeende) onthullingen in zijn te vinden betreffende controversiële Indische kwesties. Het is humbug wat de historici vaak beweren of de zaken om weer duistere redenen omzeilen (waarvoor en waarom?): in mijn ogen zijn zij op zo’n manier hun beroep onwaardig. Niet bepaald goede heelmeesters en zoals we weten maken slechte heelmeesters altijd stinkende wonden.
Dan de historicus Van Doorn met de zin (op de vraag of er een doofpot bestaat): “..je kunt niet van een doofpot spreken in die tijd dat de ‘onthullingen’(?) nog niet bij De Slegte lagen (!) Toen was de werkelijkheid precies even werkelijk als nu..” Et voilà. Je broek zakt af van deze plattitude.
________________________
* Johan Cornelis Princen (Den Haag, 21 november 1925 – Jakarta, 21 februari 2002) was een Indonesische mensenrechtenactivist van Nederlandse afkomst. Als dienstplichtige deserteerde hij in 1948 in om bij de Tentara Nasional Indonesia (TNI, Indonesische republikeinse troepen) dienst te nemen.
Kousbroek: “het is toch moeilijk vol te houden dat dat zo is.’’
Men vraagt zich af wat er toch met die lieden aan de hand is.
Het wordt nog erger wanneer een – overigens geen prominente – historicus tracht om alsnog over controversiële zaken de werkelijkheid te onthullen. Men kan op zijn vingers natellen hoe lang het duurt voor deze wordt verketterd en onthoofd.
Van een historicus als b.v. ook Fasseur mag ieder toch op zijn minst verwachten dat hij in controversiële kwesties en zaken als voornoemd een echt duidelijk en persoonlijk standpunt inneemt en zich niet achter vaak eufemistische en af en toe academische uitleg verschuilt en zich alleen daartoe beperkt. Daar heeft niemand wat aan.
Standpunten én lef bij betrokkenen zijn schaars of helemaal afwezig; dat is het beeld wat men te zien krijgt in de loop van de tijd en ze bevatten daarom geen enkele waarde noch bijdrage aan een adequate geschiedschrijving.
Er bestaat geen zogeheten klokkenluider onder historici, tenminste niet in Nederland, die moet nog worden geboren of uitgevonden.
Sommigen van hen krijgen trouwens kennelijk zoveel opdrachten (vaak van overheidswege) dat ze het op een of andere wijze lastig vinden om ook nog wat écht is boven tafel te brengen.
Het is dus heel veilig om dat maar net niet te doen. Want stel je toch eens voor dat een overheid een geschiedschrijver – niet prominent, van wie ze nauwelijks iets weet - een opdracht van belang zou geven. Dat is solliciteren naar tumult is de gedachte.
Nee, het moet bij voorbaat veilig belanden bij hem of haar in wie de opdrachtgever alle vertrouwen heeft. En zo modderen Nederlandse historici maar lekker door. Laten we onszelf toch niet bedriegen wanneer het om opdrachten gaat bij overheden en ook bij bedrijven en particulieren: het gaat hier niet alleen om de kip of het ei, maar ook om andere zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dat mag helder zijn.
!cid_imag
|
Demonstratie in Nederland.
|
|
Kapitein Westerlings aankomst in Brussel.
|