Alle berichten (17)

Sorteer op

ICM ARCHIEF :  Open brief aan Pieter Omzicht

Kolonialisme is per definitie geïnstitutionaliseerde discriminatie

10897429499?profile=original

Geachte heer Omzicht,

Aller eerst onze felicitaties voor het behaalde resultaat.

 

Terecht de stem van de CDA - leden. Als redacteur kan ik u zeggen dit wat Uw leden laten zien zal het algemeen beeld worden bij de verkiezingen. Toch mooi dat een CDA een dergelijk talent in haar partij heeft. Geen woorden maar daden, en niet de praatjes Forum van Demogratie, PVV, GroenLinks, die geen gaatjes vullen, en ook onze Henk Rol, die niets voor de ouderen heeft gedaan. Vooral een Jesse Klaver, en een Jette met hun klimaatakkoorden kunnen wel gelijk hun bezem gaan inpakken.

 

Ik zat bij seminar voor journalisten, en onze Reiner van Zutphen van de Ombudsman gaf schitterende praktijkvoorbeelden hoe leden van de Tweede Kamer steeds verder af staan van de burgerij, en dan nog durven te noemen dat ze Volksvertegenwoordigers zijn, terwijl geïnstitutionaliseerde discriminatie nog steeds verankerd ligt bij de ambtenaren van de departementen, en Ministeries, kijk naar de 500.000 Nederlandse Indische Burgers hoe deze zijn behandeld in die 70 jaar.

 

  Mijn persoonlijke mening,

  Discriminatie ligt bij de mens. Je identificeert jezelf met de groep waar je denkt thuis te horen. Dus onbewust doet iedere mens.   Ook binnen Ministeries bij de ambtenaren, spreek men van bedrijfsculturen. Je hoort er bij of niet!

 

Terugkomend op Reiner van Zutphen,

 Heel veel commissies heeft VWS ingesteld om alleen al de feiten van de 500.000 Nederlandse Indische Burgers over de periode 1941-1945, 1946, en 1947-1962 onder het tapijt te vegen.  Nooit is puur hiernaar een onderzoek ingesteld zover mij bekend. 

 

Later wordt hierop teruggekomen, eerst onderstaande ingezonden stuk van een ICM abonnee, dat op 2 juni met een open brief aan uw collega Klaas Nijhof werd verstuurd.

__________________________________________________________________________________________________

Kolonialisme is per definitie geïnstitutionaliseerde discriminatie

 

Rutte komt zelfs met nieuwe inzichten t.a.v. Zwarte Piet; Grapperhaus en Halsema vechten elkaar de tent uit: het zijn hypocrieten pur sang met een slecht historisch besef....

Als voormalig kolonisator deed NL niet anders; kolonialisme is per definitie geïnstitutionaliseerde discriminatie.

 

Het repressieve beleid was gericht op uitbuiting en achterstelling. De koloniale samenleving was immers een gelaagde samenleving met een "witte bovenlaag".

Wij Indo's (Nederlandse Indische Staats Burgers)  hadden maar 1 optie: je zo snel mogelijk aanpassen aan die blanke bovenlaag (culturele en intellectuele aanpassing); die grondhouding tref je tot heden nog steeds aan door die ingebakken autoriteitenvrees en dodelijke beleefdheid ("ja, meneer; nee, meneer, heeft u goed geslapen, meneer?"). Ze kunnen je immers maken en breken....

 

Het instrumentarium is altijd heel creatief en uitgebreid aanwezig in het ambtelijk apparaat structureel en systematisch verankerd in regels, wetten en procedures...,

Na meer dan 300 jaar kolonialisme is het daarom naïef te denken dat het uit het DNA van deze wereldberuchte slavenhandelaren zou zijn weggezuiverd.

 

Wellicht ligt deze discriminatie ook ten grondslag aan het feit dat onze KNIL-militairen nimmer hun achterstallig loon hebben gekregen......!   Periode 1947 tot 1962  de 341.000 Nederlandse Indische Burgers nimmer  is  uitbetaald voor het verlies van al hun bezittingen, terwijl nadrukkelijke de republiek Indonesië het bedrag aan Nederland heeft betaald!(discriminatoire achterstelling: een wettelijke grondslag cq rechtstitel voor deze discriminatie is er immers niet).

In sociaal opzicht werd deze constellatie in Holland zelfs nog uitgebreid door de mensen hier uitgedragen in de 50er jaren: Ik en menigeen werden toen nog uitgescholden voor poepchinezen, die moeten oprotten naar hun eigen land (sic), en dat ons eten zo stonk, etc.etc. 

Aan den lijve ondervonden; later in de 70 jaren werd mij tijdens een sollicitatiegesprek een compliment gegeven, dat ik zo goed Nederlands sprak...... Koopman of Dominee: ze zijn niet te vertrouwen. Belanda Boesoek is een gevleugeld gezegde in vml. Indië; heb ik nooit kunnen vergeten als ik die boeren zie.

 

Nu blijkbaar de geesten rijp zijn; lijkt mij dit onderwerp zinvoller ons "oudzeer" nu eens in dit licht te (her)zien.

_____________________________________________________________________________________

Tot orde van de dag.

Onderzoekrapport naar tegoeden

particuliere bank en - levensverzekering van Nederlanders in Indie 1940 -1958

Rapport is te vinden op https://st2.ning.com/topology/rest/1.0/file/get/3036571320?profile=original

Rapport van Gaalen op pagina  11 stelt;

 dat tot op heden niet voldoende in beeld is gebracht  voor  de gedupeerden, als volgt  te lezen als  341.000 Nederlandse Indische burgers,  en roept nog steeds vragen op. Gaat om problematiek waar nauwelijks onderzoek is gedaan.  Vanuit de politieke en militaire geschiedschrijving zijn de jaren 1941 – 1950 redelijk in beeld gebracht,  vanuit economische - en  optiek financiële niet bestudeerd.

Rapport van Gaalen op pagina 13 stelt ;

wat is de rol van de Overheid al dan niet de bescherming van de belangen van de  particulieren tegoedhouders of financiele instellingen, met name via rechtsherstel. Wat was het gevolg of gevolgen  door het gevolgde bepleit van de  Overheid voor de particulieren tegoedhouders.

 

VERZOEK TOT

Daarom al zoals de aanbeveling zeer wijs acht  om hierna een onderzoek naar in te stellen naar "wat is de rol van de Overheid al dan niet de bescherming van de belangen van de  particulieren tegoedhouders of financiele instellingen, met name via rechtsherstel van de 341.000 Nederlandse Indische Burgers.

Namens ICM lezers, en abonnees.

Lees verder…

Nieuw-Guinea Veteranen delen verleden

Nieuw-Guinea Veteranen delen verleden
10897421463?profile=original
Ruud Steffen kwam na 60 jaar weer in contact met buurtvriend Stef Giebel, die bij toeval ook in Nieuw-Guinea was geweest.

Bijzondere hereniging Voorburgse vrienden na 60 jaar door 

ZWOLLE Drie buurjongens uit Voorburg groeiden na de oorlog samen op in een klein straatje. Eenmaal volwassen, ging het contact goeddeels verloren. Eentje overleed, waarna de twee overgebleven, inmiddels hoogbejaarde ’jochies’, elkaar na zestig jaar weer opzochten. Toen pas bleek dat het trio behalve jeugdherinneringen ook een militaire missie in Nieuw-Guinea deelt.

„Er is behalve de Jacques Perkstraat in Voorburg geen enkele straat die drie Guinea-veteranen leverde”, zo heeft Ruud Steffen (81) bij Defensie achterhaald. Hij leidde na zijn tijd bij het Korps Mariniers een veelbewogen leven, waarin hij werkte als onder meer meubelvertegenwoordiger, uitgever van een autokrantje en taxichauffeur. De veteraan woont al jaren in Zwolle, waar hij lang contact onderhield met zijn voormalige Voorburgse buurjongen Henk Luijt. Steffen: „We dienden beiden in Nieuw-Guinea, Henk als telegrafist en ik had bij de lichting van 1958 onder meer de taak om nieuwelingen jungletraining te geven.”

Speurtocht

Helaas overleed Luijt een kleine twintig jaar geleden, waarmee het verleden voor Steffen goeddeels leek uitgegomd. Daar rekende hij echter buiten de vasthoudendheid van zijn andere Voorburgse makker Stef Giebel. Deze was na zestig jaar stilte benieuwd hoe het zijn oude buurtvriendje verging en zette een speurtocht op touw. Dit leverde hem het telefoonnummer op van Steffen, waarna een afspraak snel was gemaakt. En wat bleek bij de eerste samenkomst? Ook Giebel is in Nieuw-Guinea gelegerd geweest. Hij beleefde daar in 1961 een heftige tijd, die de nu in Herpen wonende ex-marinier een extra ster op zijn herinneringsmedaille opleverde. Deze geeft aan dat hij deelnam een meerdere gevechtsacties.

Innige band

De onderlinge band tussen de twee veteranen is momenteel erg innig, zo meldt Steffen: „We zoeken elkaar geregeld op en praten honderduit over onze jeugd en missieherinneringen uit Guinea.” Het duo beleefde ook dat Steffen een paar jaar geleden een hartstilstand kreeg bij een bevrijdingsfestival. „Ze hebben me gereanimeerd en ik ben er nog. Al is het niet meer zo fit als voorheen”, zo merkt hij droogjes op.

Mede vanwege de fysieke tegenslag, begrijpt Steffen dat de viering van de Nationale Veteranendag in Den Haag is afgelast vanwege de coronacrisis. „Ik wilde zaterdag eigenlijk naar het Malieveld voor de viering, maar het is goed zo. Voor ons ouderen is het ondoenlijk om met mondkapjes op in de trein naar de andere kant van het land te moeten. Volgend jaar doen we het gewoon dubbel zo hard over”, zo besluit Steffen.

ICM Redactie  historie

Nieuw-Guinea 1950-1962

Het westelijk deel van Nieuw-Guinea maakte deel uit van Nederlands-Indië, maar was eind 1949 buiten de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië gebleven. De Indonesische leider Soekarno wilde Nederlands Nieuw-Guinea zo snel mogelijk inlijven. Het ‘laatste stukje Indië’ werd vanaf 1950 zodoende inzet van een slepend conflict tussen Nederland en Indonesië dat rond 1960 een sterker militair karakter kreeg.

10897421482?profile=original

Na enkele kleinschalige infiltraties nam de Indonesische militaire dreiging vanaf 1958 flink toe, zodat Nederland de troepensterkte tot ongeveer 10.000 militairen opvoerde.  In de periode 1950- 1962 zijn in totaal ongeveer 30.000 Nederlandse militairen ingezet in het toenmalige Nederlands Nieuw – Guinea. Zij kregen in 1962 te maken met infiltraties van duizenden Indonesische militairen (parachutisten). Het kwam in die maanden geregeld tot gevechten, waarbij ook Nederlandse eenheden verliezen leden.

In augustus 1962 werd duidelijk dat Indonesië een grote invasie voorbereidde en dat Nederland geen steun van bondgenoten hoefde te verwachten. Daarom droeg Nederland het gebied in oktober 1962 over aan de VN die het enkele maanden later weer aan Indonesië overdroegen. In de periode 1950-1962 zijn ruim 100 Nederlandse militairen omgekomen in toenmalig Nederlands Nieuw-Guinea.

10897421463?profile=original

Lees verder…
Uit het ICM  archief ; ’Ik zou geen agent meer willen zijn’

WASHINGTON Democraten hebben een meerderheid van het Huis van Afgevaardigden achter hun plan voor politiehervormingen gekregen. Maar in de door Republikeinen geleide Senaat komt het er niet door. Republikeinen werken in de Senaat aan hun eigen plan, waar Democraten dan weer niet achterstaan.

Na de dood van George Floyd en de daaropvolgende protesten kwamen verschillende staten al tot regels die het gebruik van geweld door agenten moet indammen. Washington werkt ondertussen aan maatregelen die voor het hele land moeten gelden. Republikeinen en Democraten bouwen beiden hun eigen brug, maar de twee bouwsels komen elkaar voorlopig niet tegen.

Over een paar dingen zijn ze het wel eens. Beide partijen willen meer training, het beter bijhouden van een politiedatabase en meer bodycamera’s voor agenten. Maar de lijst met twistpunten is lang. Democraten willen de nekklem verbieden. Republikeinen willen alleen strengere regels. Democraten willen dat slachtoffers van politiegeweld een schadevergoeding kunnen krijgen, en agenten makkelijker kunnen vervolgen. Dat zien Republikeinen niet zitten. En zo gaat de lijst door.

’Gevaarlijk werk’

Bernhard ’Carl’ Bröker ziet de ontwikkelingen in Washington en de protesten tegen de politie met lede ogen aan. Dertig jaar lang was de Nederlandse Amerikaan met plezier agent. In verschillende stadjes in Colorado was hij onder meer rechercheur en politiecommissaris. Hij werkte bij de militaire politie een tijd undercover bij de drugsopsporing. „Gevaarlijk werk; mijn vrouw wist soms wekenlang niet waar ik was.”

Bröker werd geboren op Java en vertrok na een paar harde jaren in Nederland op jonge leeftijd met zijn ouders en familie naar de VS. Nog voordat hij officieel Amerikaan was, werd hij opgeroepen voor de Vietnam-oorlog. Nu is Broker gepensioneerd, maar hij heeft nog altijd veel contact met de nieuwe garde van agenten via de politievakbond in Las Vegas, waar hij nu woont.

„Hoe mooi het werk ook is, ik zou nu geen agent meer willen zijn. Je krijgt geen steun meer van je baas en agenten mogen steeds minder.” Terwijl agenten dingen naar hun hoofd krijgen geslingerd, kan elke fout het einde van de carrière betekenen. „Je kan zo zelf in de gevangenis eindigen.” Het is volgens hem ook de reden dat veel agenten het voor gezien houden. „Meer collega’s gaan maar met pensioen of zoeken ander werk. Dit willen ze niet meer.”

Demonstranten willen dat er minder geld naar de politie gaat. Daar snapt Bröker niets van. Vooral in kleinere stadjes is nu juist te weinig budget voor bijvoorbeeld training. In grotere steden gaat nu ook die training als eerste uit het raam. Terwijl agenten voorbereid moeten zijn op alles. „Mensen uit een brandende auto redden, schietpartijen... Het komt allemaal voorbij.”

Knuppel

Van Nederlandse collega’s hoort hij wel eens geklaag over strenge regels. „Ze zeggen altijd: ’Wij mogen niets, we mogen amper onze knuppel gebruiken.’ Dat proberen hier de Democraten nu ook te regelen. Ze willen het net als in Europa maken.” Maar het werk van een agent in de VS is anders dan in Europa, zo benadrukt hij. Zo zijn er in de VS veel vuurwapens in omloop.

Bröker was altijd voorzichtig. Hij moest zelf wel eens schieten op verdachten, maar nooit met dodelijke afloop. Ook werd hij zelf nooit geraakt. Als politietrainer drukte hij zijn collega’s op het hart: „Denk bij elke auto die je stopt: Daar zit een moordenaar in. Als je zo voorzichtig bent en blijft, dan ga je elke dag veilig naar huis.”

Lees verder…

10897260893?profile=original10897374492?profile=originalCorona -noodwet? Of noodwet van President Soekarno 4,5 miljard herstelbetalingen aan Nederland.

De republiek Indonesië 300 jaren Nederlands kolonie onder het regiem Het Nederlands Indische Bestuur, bracht de Gouden tijden in Nederland. Het koffertje werd op de derde dinsdag netjes aangevuld uit de kolonie het Voormalig Indië. Luxe en weelde kenden Nederland.

De voortekeningen van een Tweede Wereld oorlog kondigde zich aan. De noodzakelijke voorbereidende maatregelen werden getroffen, en zeker toen bekend werd dat Japan Het Voormalige Indië zou binnenvallen. Alle financiële gelden werden snel doorgesluisd  naar Het Amsterdamse. De goudvoorraden die de begroting van Nederlandse Indië moest dekken werd eerst naar Australië getransporteerd, en later New York. In 2016, vier jaar geleden na een onderzoek door Griselda Molemans, arriveerde de goudvoorraad bij DNB – Bank in Amsterdam. Van wie is deze goudvoorraad dat opeens uit de hemel komt vallen. Weer met  een cryptische publicatie weet de Overheid dit weer onder de radar te houden.

Als je de tussenbalans opmaak heeft de republiek veel Goud en Geld aan Nederland betaald, los nog van 300 jaar kolonie. Je zou zeggen genoeg is genoeg. Je zou je dan moeten afvragen waar is het goud en oud  Indië geld nu gebleven, zijn deze wit gewassen ?

De Indische wereld draait door nadat de overdracht van Nederlandse Indische Bestuur, voor president Soekarno was dit 17 augustus 1945, en al zodanig Internationaal erkent.

Zaten de 341.000 Nederlandse Indische Burgers, die daar geboren en getogen zijn in het ongewisse, hoe verder nu?  Velen rekende erop dat de zaken zich zullen stabiliseren, en wilden dus hun bestaan in de republiek voortzetten. Kabinet en Tweede Kamer maakte dit onmogelijk, namelijk zij accepteerden niet het verlies van hun kolonie. Nederlandse regering creëerde deze instabiele situatie zonder de consequenties te overzien wat voor drama dit ten gevolge kan hebben voor hun burgers daar ! 

Vele incidenten deden zich voor vanaf 1947 - 1962.

Hoogte punt dat in 1947 /1948 de inval van Nederlandse Leger ruim 200.000 Indonesische burgers werden vermoord. GENOCIDE. De betrekkingen verslechterde met de dag, en het bestaan, en leven van de Nederlandse Indische Burgers veranderde in een hel. Zeker tussen de 10.000 tot 30.000 zijn vermoord als represaille.

Intussen nadat de Kas en Goud is gekaapt door Nederland;

Verzocht de Nederlandse regering onder het Kabinet Drees, president Soekarno nog eens 6 miljard oude Nederlandse guldens te betalen voor de nationalisatie. Soekarno had de Indonesische bevolking niet op zijn hand als het om de Blanda’s / Nederlanders ging. Dus hij was aangewezen op  de noodwet,  die hij ook aankondig aankondigde in staatsscourant  0.48, 150   om het volk te dwingen te accepteren dat aan Nederland wordt betaald.

 

 

LEMBARAN NEGARA
REPUBLIK INDONESIA SERIKAT

o. 48, 1950

UNDANG-UNDANG DARURAT
NOMOR 26 TAHUN 1950
TENTANG
PENGESAHAN DAN PENGAKUAN HUTANG TERHADAP KERAJAAN BELANDA

PRESIDEN REPUBLIK INDONESIA SERIKAT

 

  

Later werd deze bevestigd door  Historicus Ganti Rugi Penjajahan

Sebagai negara terjajah, Indonesia berhak meminta ganti rugi pada penjajah. Dari Jepang, dapat pampasan perang. Sedangkan dari Belanda hanya kata maaf.

Kort samengevat door historicus  Hendri F. Isnaeni,  Indonesie betaalde aan Nederland 4 miljard gulden in de periode 1950 – 1956

 

Constatering de periode 1952 – 1956 betaalde Soekarno een dergelijk 4,2 miljard aan Nederland voor de nationalisatie van eigendommen, bezittingen en banktegoeden. Deze waren van De 341,000 Nederlandse Indische Burgers. Drees stond er op om het resterende 1,8 miljard. President Soekarno stopte met de betalingen.  President Soeharto nam de onderhandelingen over, met het inzicht dat Nederland de republiek Indonesië economisch zou steunen.

Ter afsluiting werd voor de zogenaamde restschuld uiteindelijk overeen gekomen het bedrag van 600 miljoen en 89 miljoen aan rente. Deze bedragen zijn nog steeds bedoeld om de Nederlandse Indische Burgers schadeloos te stellen die al hun bezittingen zijn verloren, kosten hebben moeten maken om In Nederland te komen.

Het verdrag traktaat van Wassenaar is 1 zijdig gesloten,  de 341.000 Nederlandse Indische burgers nooit in zijn betrokken als ingekend en dat over hun eigendommen is beslist.

Lees verder…
 
10897425664?profile=originalNOODWET VAN REPUBLIEK INDONESIA AANGAANDE HERSTELBETALINGEN AAN NEDERLAND

Onderstaand een noodwet dat President Soekarno uitvaardigde om de Indonesische bevolking dwingend te accepteren, dat ruim 2,2 miljard dollar, op dat moment met de hoogste koers.  Omgerekend 4,5 miljard gulden dat aan Nederland werd betaald, dit heeft nu een waarde van rond de 70 miljard.  Drees had 6 miljard guldens gevraagd.  Soekarno stopte de verdere betalingen aan Nederland voor de NATIONALISATIE van NEDERLANDSE INDISCHE bezittingen. Soeharto nam het stokje over en sloot deze deal af met gedrocht Het Verdrag Traktaat van Wassenaar.

 

De vraag aan de verantwoordelijke Ministerie BuZa waar zijn deze bedragen gebleven. Anno 2020 melden Nederlandse Indische Burgers nu rond de 50,000 ( oorspronkelijke 341.000) bij de redactie ICM dat zij geen 1 euro mochten ontvangen. Tot verbazing van Ibu Retno  (min. Buza van Indonesië  : " Het is interne zaak tussen jullie, jullie regering, wij Indonesië weten niet beter dat ter compensatie voor de schadeloosstelling van de eigendommen, en alle kosten om naar Nederland te komen, wij hebben aan onze verplichtinen voldaan. Mochten jullie niet tot oplossingen komen, en tot juridische stappen komen, mogen jullie ons uitnodigen als getuige in deze zaak”

                          
?_task=mail&_action=get&_mbox=INBOX&_uid=2451&_token=Wy4m46Zt6PI4GSklRy5gRdXPYKgXZ5a0&_part=2&_embed=1&_mimeclass=image

LEMBARAN NEGARA
REPUBLIK INDONESIA SERIKAT

No. 48, 1950

UNDANG-UNDANG DARURAT
NOMOR 26 TAHUN 1950
TENTANG
PENGESAHAN DAN PENGAKUAN HUTANG TERHADAP KERAJAAN BELANDA

PRESIDEN REPUBLIK INDONESIA SERIKAT

Menimbang:
a.bahwa perlu sekali diambil tindakan untuk mengesahkan dan mengakui hutang, yang timbul dari bantuan-Marshall sejumlah U.S. $ 2.200.000,-;
b.bahwa karena keadaan-keadaan yang mendesak, tindakan di atas perlu segera diadakan;

Menimbang pula:
bahwa Senat tidak bersidang;

Mengingat:
Pasal-pasal 57, 139, 123 ayat (4) jo. ayat (3) dan 172 Konstitusi Sementara Republik Indonesia Serikat;

MEMUTUSKAN:

Menetapkan:
UNDANG-UNDANG DARURAT TENTANG PENGESAHAN DAN PENGAKUAN HUTANG TERHADAP KERAJAAN BELANDA.

Pasal 1
Mengesahkan dan mengakui hutang yang timbul dari bantuan Marshall sejumlah U.S. $ 2.200.000,- dalam arti hutang-hutang yang diterima pada Konperensi Meja Bundar, di luar hutang-hutang tersebut dalam Bagian D sub B 1 Persetujuan Keuangan dan Perekonomian, yang dibuat pada Konperensi Meja Bundar dengan Kerajaan Belanda, sejumlah U.S. $ 15.000.000,-, sehingga semua itu merupakan hutang sejumlah U.S. $ 17.200.000,-.

Pasal 2
Undang-undang darurat ini mulai berlaku pada hari diumumkan.

Agar supaya setiap orang dapat mengetahuinya, memerintahkan pengumuman Undang-undang darurat ini dengan penempatan dalam Lembaran Negara Republik Indonesia Serikat.

Ditetapkan di Jakarta
pada tanggal 24 Juli 1950
PRESIDEN REPUBLIK INDONESIA SERIKAT

SOEKARNO

MENTERI KEUANGAN

SJAFROEDDIN PRAWIRANEGARA
Diumumkan di Jakarta
pada tanggal 26 Juli 1950
MENTERI KEHAKIMAN

SOEPOMO.

PENJELASAN

Sebelum penyerahan kedaulatan, Pemerintah Belanda telah memberitahukan kepada Pemerintah Federal Sementara dahulu, bahwa E.C.A. berpendirian, bantuan ("grants") kepada Negeri Belanda bagi Indonesia, yang dibebankan pada tahun-Marshall 1949/1950, yakni sejumlah $ 37.5 juta, tidak dapat dilaksanakan, sebelum terdapat persetujuan tentang satu pos sejumlah $ 2.2 juta, yang masih ketinggalan dari bantuan E.C.A. 1948/1949 dan hanya dapat diterima sebagai pinjaman.
Pinjaman sejumlah $ 2.2 juta ini hanya dapat diadakan jika Menteri Keuangan Belanda memberikan jaminan terhadap E.C.A. c. q. Negara Belanda menjadi yang berutang pertama (primaire debiteur).
Akan tetapi jumlah $ 2.2 juta itu tidak dimuat dalam peraturan tentang penyelesaian hutang-piutang yang ditetapkan dalam Konperensi Meja Bundar, sehingga dapat dimengerti, bahwa Menteri Keuangan Belanda tidak bersedia memberikan jaminan yang diminta, oleh karena jumlah tersebut semata-mata dipergunakan untuk kepentingan Indonesia.
Menteri Keuangan Belanda pun bersedia memberi jaminan itu, asal ada kepastian bahwa Republik Indonesia Serikat mau mengakui hutang ini sebagai hutangnya sendiri dengan jaminan Negeri Belanda.
Oleh karena ketika hal ini dibicarakan (yakni pada akhir Nopember 1949) hanya tinggal beberapa pekan saja buat menyelenggarakan "Marshallgrants" termasuk, dan bagaimanapun juga harus dicegah bahwa bantuan ini (sebagian) akan hilang bagi Indonesia karena dokumen-dokumen yang diperlukan di Washington tidak lekas-lekas dikeluarkan, maka Indonesia bersedia akan menyetorkan uang pada Nederlandse Bank sejumlah $ 2.2 juta, sebagai tanggungan bahwa Indonesia akan memenuhi kewajibannya terhadap pinjaman itu.
Oleh pihak Pemerintah Federal Sementara diminta perjanjian, bahwa Negeri Belanda akan meneruskan uang dollar yang dipinjam dari E.C.A. itu kepada Indonesia.
Sementara ini hal itu telah terjadi, sedangkan "procurement-authorisation. P.A.S." yang diperlukan telah dikeluarkan.
Akhirnya dibuat perjanjian, apabila sesudah penyerahan kedaulatan antara Republik Indonesia Serikat dan Negeri Belanda terdapat persetujuan bahwa pinjaman itu diakui oleh Republik Indonesia Serikat sebagai hutang Republik Indonesia Serikat, Negeri Belanda akan mengembalikan kepada Indonesia uang dollar yang telah diberikannya sebagai jaminan itu.
Pemerintah Belanda setuju dengan syarat-syarat tersebut di atas, sehingga jumlah sebesar $ 2.2 juta dipindahkan ke Negeri Belanda untuk disetorkan atas rekening Menteri Keuangan.
Adapun pengakuan hutang, yang berdasarkan pasal 172 Konstitusi Sementara harus dengan kuasa Undang-undang, sangat penting, karena jika pengakuan tadi tidak dikeluarkan maka hal itu akan berakibat, bahwa alat-alat pembayaran luar negeri berupa dollar ("dollar-deviezen") yang termaksud itu tetap terbeku di Negeri Belanda dan tidak berguna. Setelah pengakuan itu diberikan, maka jumlah itu akan dikembalikan kepada Republik Indonesia Serikat.

© LDj - 2015 • kembali
ke atas
 

Op di 23 jun. 2020 om 12:29 schreef <schwab@kabelfoon.nl>

 

Lees verder…

Vadertje Drees van AOW valt van zijn voetstuk.

UIT ICM ARCHIEF - Vadertje Drees van AOW valt van zijn voetstuk.

10897424896?profile=original

In navolging van de corona- Beeldenstorm, valt Drees van zijn sokkel. Ben reeds vertrouwd geraakt met zijn foto's in ons boek rapport Traktaat van Wassenaar. Het bewijs van de daden tegen de 341.000 Nederlandse Indisch Burgers.

Om mij verder te verdiepen als abonnee van Elsevier kocht ik een speciale editie over Drees. " Ter herinnering 1886-1998 aan Willem Drees", Drees regeerde als MP 1948-1958 als premier over dekolonisatie, en wederopbouw van Nederlandse Verzorgingsstaat. 

 

Dekolonisatie; als volgt de geschiedenis in gaat, het in de steek laten van de 500.000 Nederlandse Indische Burgers met een Nederlands paspoort. Het ontnemen van hun burgerrechten, hun bezittingen, en hun banktegoeden.

Tegenover de Indonesische bevolking genocide gepleegd. 96.789  onschuldige Indonesische burgers werden door zogenaamde politionele acties 1947 en in 1948 door het leger afgeslagt.



Wederopbouw van Nederlandse Verzorgingsstaat. 

Met het geld dat Soekarno betaalde over de periode 1952 - 1956 aan Nederland. Ruim 4,5 miljard. Drees eiste 6 miljard om het leger te betalen door Soekarno.

 

Verdrag traktaat van Wassenaar in 1966, werd overeenkomst gesloten.

Een schijnconstructie die failliete ondernemingen in stelling zetten,  zette Drees en Soekarno in dit niet pleit voor de democratie, maar misbruik van democratie. De 341.000 Nederlandse Indische Staatsburgers die nood gedwongen werden om hun bezitting / banktegoeden in de verkoop te doen tegen nul euro. Wist Drees als nog 0,7 miljard eruit te persen. 

341.000 Nederlandse Indische Burgers zijn immers de eigenaren van hun bezittingen en banktegoeden, dus de concurrente crediteuren.

Eenzijdig zonder stemming van deze 341.000 concurrente crediteuren is totaal 4,5 miljard plus 0,7 miljard.

Extra fondsen door sluiten van het Verdrag werd Drees nog eens beloond met 1,2 Marshallhulp, en zijn krediet voor export verhoogd.

 

Nu anno 2020 kan het verantwoordelijk Ministerie van Buitenlandse Zaken worden aangeklaagd door de rechten van mensen (burgers) te hebben geschonden, opzettelijk van gesjoemel met bezittingen/banktegoeden van de Nederlandse Indische Staatsburgers. 

Kunnen hierdoor aangifte worden gedaan bij het openbare Ministerie voor valsheid in geschrifte, misbruik van gezag, verduistering van bewijsstukken, en verduistering van 4,5 miljard Plus 0,7 miljard. Waarde nu op ruim het veertienvoudige, een dergelijk 90 miljard.

 Hiervan hebben die 341.000 Nederlandse Indische burgers niets ontvangen, zelf de repartieringkosten betaald, sterker nog bij aankomst in Holland eerst schuldverklaring van 16.000 guldens moesten ondertekenen.

 

Leve de democratie dat de 341.000  Nederlandse Indische burgers, dus de concurrente crediteuren door het gedrocht traktaat van Wassenaar het product  van Stef Blok van Min. Buza, die alles hebben verduisterd, en onder de radar gehouden. Nu nog steeds hun gelden niet hebben ontvang.

 

NIEUWE CANON NEDERLAND

Gelukkig,  maar is verdomd jammer dat na 60 jaar dat men bij het CANON wakker is geworden, die dachten ook waar rook is vuur. 

 

Hier voorbeeld  in de praktijk van racisme en discriminatie.  Nu moeten de  ambtenaren, te bedenkers achter dit geheel eens wakker worden.  Nu niet doen als of.

 

Drees heeft voor mij 1 lichtpuntje;

Hij nam ontslag als MP, de avond voordat Min. Defensie de opdracht moest geven om in 1947 Indonesië binnen  te vallen. Allen, Kabinet, Kamer en Volk waren voor deze genocide, dat is toch als je 96.796  onschuldige Indonesische burgers vermoord.]

Lees verder…
FIN doet aangifte tegen actiegroep wegens aanzetten tot haat en geweld
10897423698?profile=original
DEN HAAG (22 juni 2020) - Federatie Indische Nederlanders (FIN) doet aangifte tegen de Indonesische actiegroep Aliansi Merah Putih (AMP) wegens vernieling, discriminatie en aanzetten tot haat en geweld. FIN roept het publiek en de politie op tot extra waakzaamheid rondom Indische oorlogsmonumenten.
AMP eiste vorig week de bekladding van het standbeeld van Johan van Oldenbarneveld aan de Hofvijfer in Den Haag op. Sindsdien circuleren er berichten op internet waarin de actiegroep de bloedige Bersiap vergoelijkt en onder de kreet: “268 monument to go” oproept om Indische oorlogsmonumenten te vernielen . FIN is verontrust over deze openlijke oproep tot geweld en zal daarom aangifte doen. Het publiek en de politie wordt verzocht om extra waakzaam te zijn rondom Indische oorlogsmonumenten. “Dergelijke oproepen zijn absoluut ontoelaatbaar en kunnen niet worden beschouwd als onderdeel van het publieke debat. We moeten een grens trekken. Dit moet vandaag nog stoppen” zegt FIN-voorzitter Hans Moll.
Op internet zijn beelden van eerdere vernielingen verschenen, waarbij de daders zowel hun actie als de Bersiap-periode vergoelijken. Zo noemt de actiegroep zichzelf “dochters en zonen van Divisi Bambu Runcing”, dat verwijst naar de in punt geslepen bamboestok waarmee onder andere (Indische) Nederlanders tijdens de Bersiap op grote schaal zijn vermoord. Volgens de actiegroep stonden de Indonesiërs, die zich aan dit geweld schuldig hebben gemaakt, volledig “in hun recht”. Het nieuws zorgt voor commotie in Den Haag; een stad waar traditioneel veel Indische Nederlanders wonen en waarvan de families de Bersiap vaak maar ternauwernood wisten te overleven.
Bersiap, Maleis voor “Wees paraat” of “Geef acht!”, slaat op de uiterst gewelddadige periode, die volgde op de capitulatie van Japan. Gedurende de Bersiap zijn tienduizenden (Indische) Nederlanders op gruwelijke wijze gemarteld, verkracht en vermoord door Indonesiërs, vanwege hun Nederlandse c.q. Europese etniciteit. Het exacte aantal Nederlandse slachtoffers dat tijdens de Bersiap is gevallen is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De schattingen variëren tussen de 5.000 en 30.000 doden en 15.000 vermisten. Ook Chinezen, Molukkers en andere etnische minderheden werden slachtoffer, al is onduidelijk hoeveel doden onder hen vielen.
Lees verder…

Ganti Rugi Penjajahan

Sebagai negara terjajah, Indonesia berhak meminta ganti rugi pada penjajah. Dari Jepang, dapat pampasan perang. Sedangkan dari Belanda hanya kata maaf.

Kort samengevat door historicus  Hendri F. Isnaeni,  Indonesie betaalde aan Nederland 4 miljard gulden in de periode  1950 - 1956, restschuld via traktaat van Wassenaar 0,7 miljard voor de nationalisatie van  de eigendommen / bezittingen van de 341.000 Nederlandse Indische Staatsburgers, de de republiek zijn uitgezet ( Vluchtelingen).

Ganti Rugi Penjajahan

PADA suatu waktu, ketika berada di Jepang, secara berkelakar Hermawan Kartajaya pernah bertanya kepada Kikuchi-San dari JVC: “Berapa kira-kira ‘sumbangan’ Indonesia pada masa pendudukan Jepang dahulu terhadap pembangunan jalan mengilat yang bertumpuk-tumpuk serta terowongan bawah tanah yang banyak terdapat di Tokyo itu?” 

 
Sambil tersenyum, Kikuchi-San menjawab bahwa orang Jepang, terutama generasi muda, memang mempunyai kenangan pahit terhadap dampak “militerisme” negaranya pada masa lalu. “Karena itu, Jepang merasa mempunyai kewajiban ‘moral’ untuk membayar pampasan perang kepada seluruh negara yang pernah menjadi koloninya,” kata Kikuchi-San kepada Hermawan Kertajaya dalam Marketing Klasik Indonesia.  
 
Pada pertengahan tahun 1951, Amerika Serikat memprakarsai suatu pertemuan di San Francisco untuk merundingkan Perjanjian Damai dan Pampasan Perang dengan Jepang –lebih dikenal dengan Perjanjian San Francisco, yang secara resmi mengakhiri Perang Dunia II. Beberapa negara, termasuk Indonesia, diundang.
 
Kabinet Sukiman-Suwirjo yang kala itu berkuasa terpecah, terutama antara kelompok Partai Nasional Indonesia (PNI), yang menganggap tak jelas manfaatnya, dan dan Masyumi yang melihat pertemuan itu bisa mengakhiri ganjalan dalam masalah Indonesia dan Jepang. “Akhirnya pemerintah mengambil jalan tengah, bersedia hadir jika ada manfaatnya bagi Indonesia,” tulis Hadi Soesastro dalam Pemikiran dan Permasalahan Ekonomi di Indonesia dalam Setengah Abad Terakhir (1945-1959).
 
Menteri Luar Negeri Achmad Soebardjo berangkat ke San Francisco. Tapi, pada 7 September 1951, beberapa jam sebelum acara penandatanganan, kabinet belum mencapai kata sepakat. Kabinet pun mengambil suara. Hasilnya: sepuluh menteri menyetujui Perjanjian Damai dan enam menteri menentang.
 
Pada 20 Januari 1958, menindaklanjuti hasil Perjanjian San Francisco, pemerintah Indonesia menandatangani perjanjian bilateral yang berisi kesepakatan ganti rugi. Antara lain pampasan perang senilai US$223,080 juta serta kesediaan Jepang menanamkan modal di Indonesia dan mengusahakan pinjaman jangka panjang sampai batas US$400 juta. Perjanjian Damai dan Pampasan Perang tersebut disahkan DPR RI tanggal 13 Maret 1958 dan diundangkan pada 27 Maret 1958.
 
“Perjanjian pampasan tahun 1958 terdiri atas satu daftar yang memuat enam kategori program dan proyek… transportasi dan komunikasi, pengembangan tenaga, pengembangan industri, pengembangan pertanian dan perikanan, pertambangan, dan jasa atau pelayanan,” tulis Masashi Nishihara dalam Sukarno, Ratna Sari Dewi, dan Pampasan Perang: Hubungan Indonesia-Jepang, 1951-1966.
 

Secara keseluruhan, lanjut Nishihara, proyek-proyek pampasan mengandung lebih banyak aspek negatif ketimbang aspek positif. Banyak proyek tak menerima dana cukup untuk menyelesaikannya akibat inflasi di Indonesia. Pampasan juga jadi lahan korupsi.

Jika Jepang mau membayar ganti rugi atas penjajahan selama 3,5 tahun, bagaimana dengan Belanda yang menjajah jauh lebih lama? Ironis, justru Indonesia yang harus membayar ganti rugi, dan dananya untuk membantu pembangunan Negeri Belanda.

Ini terkait dengan persetujuan Konferensi Meja Bundar (KMB) di Den Haag, Belanda, yang memutuskan sebagai imbalan atas penyerahan kedaulatan kepada Republik Indonesia Serikat pada 27 Desember 1949, Indonesia harus membayar utang kepada Belanda sebesar 4,5 milyar gulden –awalnya Belanda meminta 6,5 milyar gulden.

Selain itu, untuk membangun kembali pascaperang, Belanda mendapatkan gelontoran dana, dalam bentuk hutang, dari program Marshall Plan AS antara tahun 1948-1951 sebesar US$1.128 juta. Sumbangan dari Marshall Plan dan Indonesia ini dikenal sebagai The Miracle of Holland (keajaiban Belanda).

Indie verloren, betekende niet ramspoed geboren (Hindia hilang, bukan berarti tiba bencana). Belanda masih bisa menarik keuntungan dari bekas jajahannya meski tanah jajahan itu sudah lepas,” tulis sejarawan Lambert Giebels dalam “De Indonesische Injectie” (Sumbangan Indonesia), yang dimuat di De Groene Amsterdammer, Januari 2000.

 

Setelah membayar sekira 4 milyar gulden antara tahun 1950-1956, Indonesia secara sepihak membatalkan persetujuan KMB. Belakangan, pada awal Orde Baru, berdiri Inter Govenmental Group on Indonesia (IGGI), diketuai oleh Belanda, yang punya agenda tersembunyi berupa mencari penyelesaian utang Indonesia zaman Orde Lama, yang berkaitan dengan nasionalisasi perusahaan Belanda, sekira US$2,4 milyar.

 

Giebels tak habis pikir, mengapa Belanda tega melakukan itu kepada Indonesia. Padahal kepada Suriname, yang juga bekas jajahannya, Belanda membayar lunas ganti rugi atas perbudakan sebesar 1,5 milyar euro begitu Suriname merdeka pada 25 November 1975. Jumlah itu dianggap belum cukup. “Suriname berhak mendapat ganti rugi senilai 50 milyar euro,” kata ekonom Suriname Armand Zunder kepada Philip Smet dari Radio Nederland Wereldomroep, 2 Juli 2010.

 

Zunder membandingkan kasus Suriname dengan kasus lainnya. Belanda minta ganti rugi dari Jerman setelah Perang Dunia II. Jerman membayar lebih dari 120 milyar euro untuk warga Yahudi. Organisasi Internasional DiversCités sudah berseru kepada Parlemen Prancis, juga negara-negara Eropa termasuk Belanda, untuk membayar ganti rugi kepada bekas jajahannya atas peran mereka dalam perbudakan. Pada 1999, di Afrika terbentuk The Africa World Reparations and Repatriation Truth Commission, sebuah komisi penyelidik internasional yang menuntut ganti rugi. Menurut hukum internasional, perbudakan dikategorikan sebagai kejahatan terhadap kemanusiaan.

 

Bagaimana dengan Belanda? Jangankan ganti rugi, permintaan maaf atas penjajahan dan aksi militer di masa lalu baru disampaikan pemerintah Belanda pada 2005. Mereka juga akhirnya mengakui 17 Agustus 1945 sebagai hari proklamasi kemerdekaan Indonesia, bukan lagi 27 Desember 1949.

Saat itu, pemerintah Indonesia melalui Menteri Luar Negeri Hassan Wirajuda memutuskan tak akan minta ganti rugi. Alasannya diplomatis: banyak cara untuk memanfaatkan momentum penyesalan Belanda ke arah pembentukan hubungan RI-Belanda yang lebih menguntungkan Indonesia. Misalnya melalui kerjasama perdagangan, investasi, dan sosial-budaya. Cara tersebut dianggap lebih menjaga martabat bangsa Indonesia, negara yang tak mengeksploitasi penderitaan masa lalu untuk memperkaya diri.

Baik sekali ya Indonesia sama Belanda.

Aldus volgens historicus dhr.  Hendri F. Isnaeni

Lees verder…

Verslag Rondetafelgesprek 31 januari 2019 - Apartheid ‘Kleur-ontkennend’ 

Publicatiedatum: 25 maart 2019, Door: Histori Bersama
Ter kennisgeving gestuurd aan zowel de Nederlandse als de Indonesische regering en pers

Download Pdf: 

INHOUD:
Inleiding
1: Focus van het onderzoek
2: Soevereiniteit en restitutie
3: Apartheid
4. Alternatief schrijversteam synthese
Conclusie

Inleiding

Op donderdag 31 januari 2019 vond een rondetafelgesprek plaats tussen onderzoekers en programmaleiding van “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950” en de initiatiefnemers en ondertekenaars van de open brief. De critici van het onderzoek werden voor deze gelegenheid ontvangen op het NIOD aan de Herengracht 380 in Amsterdam, in een pand dat door koloniale slavenarbeid bekostigd werd. De oprichter van de Deli-Maaschappij liet dit woonhuis in 1880 bouwen, dat is acht jaar nadat het Nederlands koloniale regime op Sumatra de zogenaamde “koelieordonnantie” instelde.

 Namens de critici namen deel aan het gesprek:

2 Initiatiefnemers van de open brief:Francisca Pattipilohy, Jeffry Pondaag (Stichting K.U.K.B.)

10 van de 137 ondertekenaars:
Armando Ello, Patty Gomes, Arthur Graaff, Perez Jong Loy, Sasha Mahe, Ethan Mark, Rogier Meijerink, Lara Nuberg, Marjolein van Pagee, Michael van Zeijl
2 Indonesische (PhD) studenten: Yance Arizona, Hadi Purnama

Namens het onderzoeksprogramma namen deel aan het gesprek:

3 directeuren:Gert Oostindie (KITLV), Ben Schoenmaker (NIMH), Frank van Vree, (NIOD),

7 onderzoekers:Esther Captain (KITLV), Ireen Hoogenboom (KITLV) Rémy Limpach, (NIMH), Peter Romijn (NIOD), Fridus Steijlen (KITLV) Marjon van der Veen (NIOD), Mariëtte Wolf (NIOD)

1. Focus van het onderzoek

 350 jaar koloniale onderdrukking

Waarom is 350 jaar koloniale uitbuiting niet het vertrekpunt van het onderzoek, zo vroeg Francisca Pattipilohy zich af. Het antwoord van Esther Captain daarop was: we besteden aandacht aan de periode voorafgaand aan 1945 d.m.v. literatuur te gebruiken. Dus eigenlijk: de focus is 1945-1950maar we nemen de koloniale periode in ons achterhoofd mee. Dat is niet voldoende, het gaat erom dat 350 jaar koloniale uitbuiting niet expliciet in de onderzoeksopzet wordt benoemd. In die zin is dit geen antwoord op een van de belangrijkste bezwaren van de open brief: namelijk het niet problematiseren van kolonialisme als hoofdthema van het onderzoek. Aangezien de diverse deelstudies dit kernprobleem helemaal niet (of slechts zijdelings) benoemen is het dus geen geruststelling te weten dat bestaande literatuur wordt geraadpleegd. Het gaat ons om de keuze voor deelstudies en de onderzoeksvragen die het thema kolonialisme niet als kernprobleem noemen. Dáár hadden wij op zijn minst een reactie op verwacht.

NIOD-directeur van Vree zei: “we focussen op 1945-1950 omdat die periode 60 jaar lang ontkend is,” maar ook dat is geen overtuigend argument aangezien ontkenning en collectief vergeten voor de hele koloniale periode geldt.

Wie fysiek geweld in de periode 1945-1950 wil begrijpen, zou 350 jaar kolonialisme als de kern moeten nemen. Zoals Francisca Pattipilohy in haar videoboodschapvan afgelopen 13 september zei: “Het kolonialisme wordt als een gegeven beschouwd. De illegaliteit van de Nederlandse bezetting (het kernprobleem) wordt niet onderzocht.” 

Het is daarbij belangrijk om te benadrukken dat de belangrijkste drijfveer om te koloniseren economisch gewin is. In die zin is geweld slechts een middel om toegang tot waardevolle grondstoffen af te dwingen. Zoals Michael van Zeijl zijn presentatie begon: het Nederlandse credo luidde niet voor niets “Indië verloren, rampspoed geboren.” Van Zeijl’s onthulling dat Indonesië tussen 1950-1956 een groot deel van de 4,5 miljard heeft betaald en daarmee deels voor de kosten van de koloniale oorlog opdraaide, is niet zomaar een interessant nieuwsfeitje voor in een voetnoot. De betalingen van de onderdrukten aan de onderdrukkers illustreren het kernprobleem: De Nederlandse economische afhankelijkheid van de kolonie was de eigenlijke motivatie voor de toepassing van al het geweld, ook na 1945. In de oorspronkelijke onderzoeksopzet wordt het economische aspect van (de)kolonisatie niet als wezenlijk onderdeel benoemd. Pas nadat Van Zeijl dit onderwerp tijdens de bijeenkomst naar voren bracht, beaamde het onderzoeksteam dat de schuldenkwestie inderdaad een belangrijk onderwerp is en dat het toegevoegd zou worden aan het onderzoeksprogramma.

Al met al schept het geen vertrouwen in de competentie van de onderzoekers. Tijdens het rondetafelgesprek waren zij niet in staat om een concreet antwoord te geven op de eenvoudige vraag of Indonesië nu wel of niet betaald had. De Indonesische betalingen aan Nederland zijn geen ingewikkelde kwestie, dat is wat er van gemaakt wordt, o.a. door historici die de belangen van de staat helpen verdedigen. (Zie overheidsrapport uit 2004.) Michael van Zeijl, die geen professioneel historicus is, heeft nu het antwoord op de vraag gevonden. Hij ontdekte daarbij dat het nog veel erger is dan tot nu toe altijd is gedacht: namelijk, dat Indonesië (zonder dit te weten) een deel van de zogenaamde ‘politionele acties’ heeft betaald. De Indonesische regering kwam hier pas in 1956 achter waarna de betalingen werden stopgezet. De Nederlandse bron die Van Zeijl heeft gevonden, legt een verband tussen de nationalisatie van het Nederlandse bedrijfsleven in Indonesië én het te veel betaalde bedrag. Het is tekenend dat Nederlandse historici er al die jaren niet in geslaagd zijn om hier eens en voor altijd helderheid over te verschaffen. Dit is geen kwestie van tegenstrijdige meningen. Indonesië heeft wel óf niet betaald, in dit geval ligt de waarheid niet in het midden. Daarbij komt dat de Nederlandse staat er alle belang bij heeft dat er geen helderheid komt over de Indonesische betalingen uit de jaren vijftig.

De vraag blijft hangen: waarom is kolonialisme niet het overkoepelende thema dat terugkomt in alle sub-projecten en onderzoeksvragen. Meindert van der Kaaij gaat in een deelproject wel de maatschappelijke nasleep in Nederland onderzoeken, waarom is er dan geen apart onderzoeksproject ingericht naar de voorgeschiedenis van kolonialisme?

Tijdens het rondetafelgesprek werd eveneens niet duidelijk wat verstaan wordt onder de term kolonialisme en welke definitie gebruikt wordt. KITLV-directeur Gert Oostindie zei op een gegeven moment dat niemand van hen denkt dat Nederland het recht had om te koloniseren, echter, de notie dat Nederlands-Indië illegaal was komt nergens terug op de website of in de onderzoeksopzet. Volgens Oostindie is het onnodig om dat expliciet te vermelden omdat het zo evident zou zijn. Maar is dat wel zo? Wij stellen dat de Nederlandse samenleving als geheel nauwelijks een idee wat zich al die eeuwen in Azië en elders op de wereld heeft afgespeeld, laat staan dat er een besef leeft dat de basis van de Nederlandse rijkdom gebaseerd is op roof, slavernij en uitbuiting. Nog steeds spreken veel mensen (en ook historici) over de VOC alsof het handel betrof. De onderzoeksvragen en de focus van dit onderzoek gaan uit van de kolonie als gegeven. De onderzoekers praten alsof het enige dat Nederland te verwijten valt het geweld is dat werd gebruikt om te rekoloniseren. Men praat alsof er geen vuiltje aan de lucht zou zijn geweest als Nederland eerder had erkent dat de tijd van koloniseren voorbij was. Dit suggereert alsof het daarvoor wel toegestaan was. Het is dan ook geen oplossing als de onderzoekers naar aanleiding van onze kritiek een disclaimer op de website plaatsen waarin gesteld wordt dat de kolonie niet legitiem was. Het gaat om het algehele vertrekpunt, het benoemen van het kernprobleem. De huidige opzet wekt de indruk alsof de onderzoekers het alleen problematisch vinden dat Nederlandse militairen tussen 1945-1950 oorlogsmisdaden pleegden.

Kortom: ons grootste bezwaar is dat het onderzoeksprogramma nergens formuleert dat de hele koloniale periode een wezenlijk onderdeel van het theoretisch kader uitmaakt. Sterker nog, het is in zijn geheel volstrekt onduidelijk welk theoretisch kader gebruikt wordt. Het ontbreken hiervan is wetenschappelijk niet te verantwoorden. We verwachten dat het onderzoeksprogramma dit alsnog helder en transparant formuleert: Wat is de conceptuele structuur van het onderzoek waaruit de deelstudies vertrekken?

Bersiap als beginpunt

Dat wij 1945 als startpunt problematisch vinden heeft ook te maken met de manier waarop het Indonesische antikoloniale geweld gebruikt wordt om te ‘derailen’ in de trant van ‘waar twee vechten hebben twee schuld.’ Zo wilde de VVD het onderzoek alleen financieren op voorwaarde dat ook het Indonesische geweld belicht zou worden, duidelijk met als doel om de Nederlandse schuldvraag te verlichten. In deze context heeft KITLV-directeur Gert Oostindie het vaak over de founding myth’ van de Republiek: de Bersiap als pijnlijk onderwerp waar de meeste Indonesiërs volgens hem niets over willen weten omdat dit het Indonesische nationale narratief zou ondergraven. Nog los van de vraag hoe Oostindie dit kan weten (aangezien hij zelf geen Indonesisch spreekt of leest) suggereert hij hiermee dat de verhoudingen van onderdrukkers versus onderdrukten vervagen, of zelfs verdwijnen, op het moment antikoloniaal geweld meegenomen wordt als onderwerp van studie. Op9 februari 2017 schreef Van Vree in een brief aan de Tweede Kamer dat het onderzoek naar de Bersiap dient om: De psychologische gevolgen voor Nederlandse militairen en burgers beter in kaart te brengen en om de vraag te stellen naar de betekenis van de Bersiap als belangrijke factor in de latere oorlogvoering.”

Dit citaat illustreert exact het probleem van het weglaten van 350 jaar koloniale uitbuiting. Van Vree draait de zaken om en stelt hier dat er chronologisch gezien éérst Indonesisch geweld was dat vervolgens een psychologisch effect had op Nederlandse militairen. Op de vraag van mevr. Pattipilohy hoe de onderzoekers het Bersiap-geweld zien in verhouding tot de periode van daarvoor antwoordt Van Vree slechts: “omdat de Bersiap een van die periodes is om te begrijpen wat er is gebeurd.” Opnieuw een heel vaag, onduidelijk antwoord. Want wat denkt hij te kunnen begrijpen van de Bersiap als hij het Indonesisch geweld slechts presenteert als chronologische voorgeschiedenis van Nederlandse oorlogsmisdaden? Op de opmerking van Pattipilohy dat de Bersiap pas ontstond nadat Brits-koloniale troepen waren geland, komt helemaal geen reactie.

Daarnaast spreekt Van Vree over burgers, maar het is onduidelijk welke burgers hij hiermee bedoelt. Doelde hij uitsluitend op mensen met de Europese status of heeft hij het ook over de impact op de oorspronkelijke Indonesische bevolking? En wie zijn zij dan volgens hem? Nederlandse onderdanen of Indonesiërs?

Als het gaat om psychologische gevolgen op mensenlevens is het van belang dat de eeuwenlange repressie, uitbuiting, racisme, seksisme en de verdeel- en heerspolitiek van het Nederlandse koloniale regime op de lokale, oorspronkelijke bevolking in kaart wordt gebracht. Juist in het kader van het Bersiap-onderzoek kan de psychologische impact van 350 jaar koloniale overheersing niet zomaar als bijzaak dienen. Toen President Sukarno in 1945 de onafhankelijk uitriep was het bevorderen van onderlinge saamhorigheid een belangrijk doel van de nieuwe Republiek om de desastreuze impact van de koloniale verdeel- en heers tactiek het hoofd te bieden. De oorspronkelijke bevolkingsgroepen van Indonesië waren door het Nederlandse koloniale regime eeuwenlang tegen elkaar opgezet. Het merendeel van de lokale bevolking leefde gedwongen in een apartheidssysteem waarbij zij op grond van ras en klasse onderaan de racistische ladder waren ingedeeld. Als dit aspect niet expliciet bestudeerd en geanalyseerd wordt, zal het Nederlandse onderzoeksteam de Bersiap nooit kunnen begrijpen. Zeker niet als projectleider en NIOD-directeur van Vree het omdraait en schrijft dat het onderzoek naar de Bersiap met name dient om de psychologische effecten op Nederlandse militairen en (Europese?) burgers te onderzoeken.

Is het onderzoeksteam op de hoogte van de officiële verklaring uit 1945 waarin de Indonesische regering stelde dat zij geen enkele vijandigheid koesterden ten aanzien van Indo-Europeanen, Molukkers of Menadonezen, omdat zij net zo goed tot de Indonesische bevolking behoorden? Dit staat in schril contrast met de continuïteit van verdeel- en heers die Nederland ook na 1945 bleef toepassen. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog voerde Van Mook een actieve federalisatiepolitiek waarbij gebieden buiten Java onafhankelijkheid werd beloofd onder Nederlands gezag. Het moet duidelijk zijn dat Nederland alles in werking stelde om de eenheid van de Republiek te breken. Volgens Esther Captain is de Bersiap voor mensen met Indo-Europese afkomst een belangrijke focus. Maar is het Bersiap programmaonderdeel dan speciaal ontworpen om deze groep te faciliteren? Afgaand op de samenstelling van de Klankbordgroep lijkt dit wel het geval, aangezien deze nu alleen bestaat uit Indische- en veteranenorganisaties.

Het is ons eveneens niet duidelijk met welke reden Esther Captain het geweld tijdens de Japanse bezetting vergeleek met het Indonesische Bersiap-geweld dat volgens haar veel erger was. Waartoe dient deze vergelijking? Dat gewelduitbarstingen gruwelijk en onwenselijk zijn is evident, waar het om gaat is het traceren van de oorzaak.

Vanuit onze optiek draagt Nederland als koloniale bezetter hoe dan ook 100% verantwoordelijkheid voor het conflict, inclusief de Bersiap. De Bersiap-slachtoffers zijn net zo goed slachtoffers van het Nederlands kolonialisme. (Nog los van de vraag wie deze mensen zijn, Indonesiërs of Nederlandse onderdanen, aangezien de Nederlandse staat 17 augustus tot op heden niet erkent.) Wij stellen dat als antikoloniaal geweld onderzocht wordt het in de verklaring dient te gaan over minstens drie factoren:

1.) De invloed van de periode vóór 1945: 350 jaar koloniale uitbuiting en racisme, op basis van illegale aanwezigheid.

2.) De invloed van de ontwikkelingen die tijdens 1945 plaatshadden: de Nederlandse weigering om de proclamatie serieus te nemen, het feit dat het Bersiap-geweld pas losbarstte nadat duidelijk werd dat Nederland de Republiek niet erkende en nadat Brits-koloniale troepen geland waren. Ook dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat de geweldspiraal niet eenzijdig was: bij het Britse bombardement op Surabaya op 10 november 1945 kwamen bijvoorbeeld tienduizenden Indonesische burgers om het leven.

3.) Tot slot ging de Bersiap niet alleen over wraakgevoelens, het ging ook over de realistische angst dat Nederland als kolonisator terug zou keren. Deze angst is gegrond gebleken. Dit betekent dat een studie die antikoloniaal geweld wil verklaren ook de factor ‘realistische dreiging’ mee moet nemen als reden voor geweldpleging. Nederland bleef de Indonesische soevereiniteit immers tot 1949 schenden.

2. Soevereiniteit en restitutie

 Juridische erkenning 1945

Tijdens het rondetafelgesprek geven zowel Rémy Limpach als Peter Romijn aan dat ze 1945 als belangrijk ‘historisch feit’ zien. Maar daar gaat de discussie niet over, dit zegt de staat namelijk ook. Het is vanzelfsprekend een historisch feit dat Sukarno op 17 augustus de onafhankelijkheid uitriep. Dat kan niemand ontkennen. Het gaat ons specifiek om de weigering van de Nederlandse staat om 1945 juridisch te erkennen en de taak van historici om uit te leggen dat de wet uit 1949, ook ná de spijtbetuiging van Ben Bot in 2005, ongewijzigd is gebleven. In de rechtszaken die stichting K.U.K.B. namens Indonesische slachtoffers inbrengt spreekt de rechtbank in Den Haag namelijk ook over “Nederlandse onderdanen.” Kortom: een mondelinge erkenning van 1945 als historisch feit is oppervlakkig en negeert de realiteit, zoals Rogier Meijerink dit tijdens het rondetafelgesprek uitlegde. Zolang Nederlandse historici niet schrijven dat hun overheid nog steeds aan 1949 vasthoudt, kunnen zij niet zomaar uit politiek-correcte overwegingen de term ‘Indonesië’ gebruiken voor de periode 1945-1949. Als zij dat wel doen is het wat ons betreft geschiedvervalsing, een camouflage van de werkelijkheid. Indien de onderzoekers 17 augustus 1945 juridisch erkennen dan is het correct dat ze de term Indonesiërs bezigen. De consequentie hiervan is echter wel dat de komst van het Britse en later Nederlandse leger in Indonesië beschouwd moet worden als een aanval op een soevereine staat en dat is een oorlogsmisdaad. De juridische consequenties hiervan moeten dan bestudeerd worden.

Wat ons opvalt is dat de onderzoekers zich distantiëren van legale en/of politieke gevolgen van hun werk als geschiedschrijvers. Dat is een onhoudbaar standpunt. Het onderwerp en de resultaten van dit onderzoek zijn politiek en zullen als zodanig gebruikt worden. Nu al gebruikt de overheid het onderzoeksprogramma in haar correspondentie met K.U.K.B. om vragen te ontwijken. De staat wil graag de indruk wekken dat met de financiering van het onderzoek al voldoende verantwoordelijkheid wordt genomen en dat het pas na vier jaar duidelijk zal zijn wat ze met deze geschiedenis aan moeten. Onderwijl diverse claims afwijzend.

De onderzoekers erkennen de invloed van politieke belangen wel als het gaat om de Excessennota uit 1969, maar nu zij zelf uitvoerders zijn van een door de overheid gefinancierde studie doen ze ‘gewoon hun werk’ en hebben ze niks met de politiek te maken. Als reactie op de inbreng van Arthur Graaff zegt Oostindie letterlijk: “Wij gaan niet over Nederlandse rechtspraak.” Maar is dat wel zo? Als Nederlandse historici bij monde de datum van 17 augustus 1945 erkennen dan betekent dit dat zij vinden dat Nederland een autonoom land heeft aangevallen. Aan hen de taak om vervolgens toe te lichten dat zij hierin van mening verschillen met de Nederlandse staat en de rechtbank, aangezien laatstgenoemden wel uitgaan van ‘onderdanen’ die tot 1949 onder Nederlands gezag stonden. Door deze kwestie diffuus te houden en de discussie over juridische erkenning te negeren, faciliteren de onderzoekers in feite de staat die er alle belang bij heeft dat Ben Bot’s aanwezigheid bij de onafhankelijkheidsviering in 2005 gezien wordt als het einde van een discussie. Limpach en Romijn kunnen de proclamatie van 1945 dan wel als een belangrijk historisch feit zien, het blijft nog steeds onduidelijk vanuit welk perspectief zij de koloniale oorlog gaan beschrijven: was het een aanval van een buitenlandse mogendheid op een soevereine staat of was het een aanval van een koloniaal regime op mensen die Nederland als eigen onderdanen beschouwden? Bovendien had Nederland als koloniale bezetter al in maart 1942 gecapituleerd. Vanuit Indonesisch perspectief maakte de Japanse bezetting een einde aan de Nederlandse overheersing. Wij verwachten alsnog een helder antwoord op deze vraag.

Restituties

Tijdens het rondetafelgesprek toonde Jeffry Pondaag documenten van de rechtszaken waarin het NIMH twaalf keer wordt genoemd. Desgevraagd ontkende NIMH-directeur Ben Schoenmaker niet dat zijn instituut de Nederlandse overheid ondersteunt in de rechtszaken. Echter, hij ontkende wel dat zijn instituut in die zin de daders vertegenwoordigt, ook al valt het NIMH direct onder het Ministerie van Defensie. Schoenmaker claimde desalniettemin onafhankelijk te zijn. Zoals bekend worden de rechtszaken gevoerd door Indonesische nabestaanden van slachtoffers van Nederlandse gewelddadigheden die nu onderzocht worden. Waarbij het NIMH de staat assisteert in de historische verificatie van de claims. Overigens beperken zij zich door slechts de Nederlandse archieven te raadplegen, het NIMH doet geen onderzoek ter plaatse in Indonesië. Zie bijvoorbeeld de zaak van de onthoofding van de Indonesische verzetsleider Andi Abubakar Lambogo die nu speelt.

De kwestie van de dubbele rol van het NIMH sluit aan op de vraag die Hadi Purnama stelde maar die door Peter Romijn onjuist werd geïnterpreteerd. In het verlengde van wat Pondaag zei over de gevolgen van het niet erkennen van 1945, bracht Hadi Purnama in dat het internationaal recht om te beginnen nogal koloniaal georiënteerd is. Hij stelde dat de uitkomst van het onderzoek hoe dan ook juridische consequentie zal hebben als het gaat om compensaties. Zelfs als de onderzoekers 1949 aanhouden dan betekent dit dat Indonesiërs via een Nederlandse rechtbank hun gelijk kunnen halen. Peter Romijn daarentegen, dacht dat Purnama uitsluitend sprak over een veranderende wereldorde waar Nederland destijds geen oog voor had. Romijn gaf aan graag een keer met Hadi Purnama verder te praten. Onze vraag is of de onderzoekers in lijn van deze discussie zouden willen reageren op het onderwerp waar Purnama het werkelijk om ging: de mogelijkheid tot restituties en de betekenis van het onderzoek om daarin te faciliteren. NIMH-directeur Schoenmaker stelde immers dat zij niet per se de staat vertegenwoordigen maar dat zij als wetenschappers een onafhankelijke positie innemen.

Deze vraag sluit ook aan op het voorstel van Annemarie Toebosch die de onderzoekers in haar videoboodschap opriep om samen met Jeffry Pondaag en advocate Liesbeth Zegveld te gaan zitten en alle belangrijke documentatie rond de rechtszaken tegen de Nederlandse staat in het onderzoek te betrekken. De schriftelijke reactie daarop was: “Onze onderzoekers raadplegen alle mogelijke relevante archieven, inclusief deze rechtszaken en – nog belangrijker – de onderliggende documentatie. We zijn dan ook blij dat de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden ons heeft toegezegd dat wij deze documenten mogen inzien.”

Dat K.U.K.B. bij deze het archief aan getuigenissen zou openstellen aan de onderzoekers is een misverstand. Toebosch riep op om met Pondaag en Zegveld te gaan zitten. Dat betekent communicatie, een gesprek. Daarvoor is vertrouwen nodig. Aangezien de open brief duidelijk maakt hoe weinig vertrouwen Pondaag heeft in de huidige onderzoeksopzet, is het vanzelfsprekend dat hij zijn archief niet zomaar gaat openstellen zolang er niets gedaan wordt met zijn serieuze bezwaren.

Dit is niet de eerste keer dat er een misverstand ontstaat over het archief van Jeffry Pondaag. De onderzoekers verwarren ‘samenwerking’ met het tonen van belangstelling voor zijn archief. Eerder in mei 2017 (dus nog voordat het project officieel van start ging) bracht Fridus Steijlen een bezoek aan Jeffry Pondaag thuis waarbij hij eveneens interesse toonde voor zijn archief. Steijlen schreef later in een post op de website van het onderzoeksproject: “dan had ik kunnen vertellen dat wij, de coördinatoren van het Getuigenproject, al in mei 2017, contact hadden opgenomen met de voorzitter van de K.U.K.B. om samen te werken.” Blijkbaar verstond hij onder samenwerking dat Pondaag zijn archief beschikbaar stelde aan een onderzoek dat hij bij voorbaat niet vertrouwde. Terwijl het woord ‘samenwerking’ volgens Pondaag nooit is gevallen.

Apartheid

‘Kleur-ontkennend’ racisme

We gaan ervan uit dat instituten, die zich gespecialiseerd hebben in kolonialisme en genocide studies, wetenschappelijk onderzoek verrichten naar ras en racisme. We verwachten ook dat de academici die daar werkzaam zijn een helder beeld hebben van de verschillende vormen van racisme, toen en nu. Het is voor ons om die reden onacceptabel dat het racisme (dat aan kolonialisme ten grondslag ligt) geen centrale plaats heeft als deelstudie of onderzoeksvraag. Wij stelden dit al in punt 9 van de bijlage van de open brief, waarop wij nog geen reactie hebben ontvangen.

Met betrekking tot het Nederlandse geweld in de periode 1945-1949 zegt Van Vree geïnteresseerd te zijn in de epistemologie van ontkenning. Wij zien een andere vorm van ontkenning als het gaat om racisme. Tijdens het gesprek kwam naar voren dat de betrokken onderzoekers zich totaal niet bewust zijn van hun eigen raciaal-sociale constructie. Van Vree en de andere onderzoekers toonden in ieder geval geen oog te hebben voor racistische situaties. Wij noemen dit fenomeen ‘kleur-ontkenning’ (vaak aangeduid met de validistische term ‘kleurenblindheid.’) Hieronder een aantal voorbeelden van het kleur-ontkennend racisme dat wij hebben ervaren en waarvan wij op 31 januari getuige waren.

Allereerst het gebrek aan bewustzijn (of het niet benoemen van) de expliciet koloniale plek waarin het NIOD huist. Ondanks de aanwezige kennis over de achtergrond van het pand werd op voorhand geen rekening gehouden dat de locatie mogelijk gevoelig zou kunnen liggen bij de ondertekenaars van de open brief. Pas nadat een niet-wit persoon hierover begon werd een opmerking geplaatst in de trant van ‘interessante discussie’. Echter, de geschiedenis van het NIOD-gebouw is niet zomaar ‘interessant’ voor de aanwezige niet-witte mensen: het is pijnlijk. Dit is kleur-ontkennend racisme.

Ten tweede was er de opmerking van Fia Hamid-Walker, een bruine vrouw, over de psychologische nasleep van koloniaal racisme in haar leven, door de onderzoekers volledig genegeerd. Vervolgens werd haar opmerking over het mogelijke machtsverschil tussen het Indonesische en Nederlandse onderzoeksteam van tafel geveegd. Zowel het nagenoeg negeren van haar bijdrage als het moreel veroordelen van haar standpunt, zijn voorbeelden van kleur-ontkennend racisme. Zij die opgeleid zijn in racisme begrijpen het onverbloemde racisme achter de reactie “wij zien geen kleur”, of “kleur is niet relevant”, of “van ras-dynamiek en ongelijkheid is geen sprake”.

Ten derde de opmerking van Mariëtte Wolf dat Pondaag’s organisatie K.U.K.B. niet bij de klankbordgroep hoort omdat deze alleen voor Nederlandse ‘umbrella-organisaties’ bedoeld is. Op zichzelf is deze opmerking al problematisch genoeg voor een studie die zegt een inclusieve werkwijze te hanteren. Het buitensluiten van een invloedrijke Indonesiër als
Jeffry Pondaag valt op geen enkele manier te rijmen met de bewering dat Indonesische perspectieven betrokken worden. Feit is en blijft dat een in Nederland gevestigde organisatie die als een van de weinigen Indonesische slachtoffers vertegenwoordigt, niet is uitgenodigd voor de Klankbordgroep. Dit is niet meer terug te draaien of te vergoelijken. Diverse onderzoekers kunnen dan wel in opiniestukken oproepen om naar ‘de Indonesiërs’ te luisteren, de programmaleiding kan dan wel zeggen dat zij de Indonesische historici als gelijkwaardige partners zien, het is allemaal betekenisloos zolang niemand inziet hoe racistisch het is dat Jeffry Pondaag vanaf het allereerste moment genegeerd werd. Het niet aanvoelen wat het buitensluiten van Pondaag betekent, is eveneens een voorbeeld van kleur-ontkennend racisme. Het betrekken van een aantal Indonesische onderzoekers in deelstudies (die zich niet openlijk kritisch opstellen) kan nooit als excuus dienen voor het buitensluiten van een kritische Indonesische stem als Pondaag. Nog los van het feit dat ook mevr. Pattipilohy steeds genegeerd wordt en in de correspondentie niet aangesproken wordt als mede-initiatiefnemer van de open brief. Dat Pondaag bij de tweede publieke bijeenkomst, na een lange, moeizame mailwisseling, wél tienminuten spreektijd kreeg kan al helemaal niet als excuus dienen voor het feit dat hij allereerst werd buitengesloten.

Ten slotte is het tekenend dat het de onderzoekers blijkbaar niet is opgevallen dat de belangrijkste critici die aan tafel zaten niet-witte mensen zijn, in tegenstelling tot hunzelf. Mevr. Pattipilohy was nota bene aanwezig als de enige Indonesische ooggetuige van het tijdperk dat wordt onderzocht. Gezien de scheve verhoudingen voor wat betreft representatie zou het ondenkbaar moeten zijn dat de schriftelijke beantwoording zich vooral richt op een video van 7 minuten van een witte academicus. Ook dit is een voorbeeld van het niet begrijpen, of niet aanvoelen, van kleur-ontkennend racisme. De uitgebreide aandacht voor de kritiek ingebracht door een wit persoon staat in schril contrast met de zeer korte schriftelijke reactie op de harde eisen die Michael van Zeijl (De Grauwe Eeuw) tijdens het gesprek deed. (Overigens heeft De Grauwe Eeuw naar aanleiding hiervan zelf een antwoord gestuurd.) 

De onderzoekers stellen slechts dat Van Zeijl inderdaad belangrijke vragen inbracht “waarvan het merendeel in het onderzoek aan de orde komt.” Hiermee werden zijn concrete eisen niet alleen gereduceerd tot suggesties, het is ook nog eens onjuist. Het onderwerp dat hij aankaart komt namelijk op geen enkele manier terug in de onderzoeksopzet en vragen. In elk geval is het op deze manier afserveren van zijn inbreng als niet-wit persoon (in tegenstelling tot de uitgebreide beantwoording van de vragen van een wit persoon) een voorbeeld van kleur-ontkennend racisme. Hetzelfde geldt voor het negeren van de videoboodschap van Fia Hamid-Walker, als wel het onjuist interpreteren van de vragen van Hadi Purnama. Wij gaan ervan uit dat alle vragen ingebracht door niet-witte personen alsnog een gelijke behandeling krijgen qua beantwoording.

Seksisme

Het is ons opgevallen dat het aspect gender niet benoemd wordt in de onderzoeksopzet. (KNIL-) militairen waren dan wel mannen maar dat betekent natuurlijk niet dat vrouwen geen rol speelden als het gaat om oorlog en geweld. Racisme en seksisme zijn nauw verwant. Verkrachting is een geweldsvorm tegen vrouwen die regelmatig voorkomt in militaire acties. Verder komen aspecten als ‘troostmeisjes’ en ‘nyai’s’ veelvuldig voor in de koloniale samenleving. Ook hebben Indonesische vrouwen een belangrijke rol gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Als gezegd wordt dat het onderzoek inclusief is en ook het Indonesisch perspectief meeneemt, is het belangrijk om het lot en de rol van vrouwen expliciet te benoemen.

Helaas moeten wij op basis van bovengenoemde voorbeelden concluderen dat wij geen enkel vertrouwen hebben in de kennis en vaardigheid van dit onderzoeksteam als het gaat om ras, racisme en het daar aan verwante seksisme. 

Indonesisch onderzoeksteam

Fia Hamid-Walker wees in haar videoboodschap op de continuïteit in koloniale verhoudingen en vroeg aandacht voor het feit dat Indonesiërs als gevolg van die lange kolonisatie nog steeds geneigd zijn tegen witte mensen op te kijken en met ze mee te praten. Ze noemde de betrokken Indonesische onderzoekers “de bruine gezichten met witte maskers,” verwijzend naar Frantz Fanon. Het was schrijnend om te zien dat Van Vree als witte man niet in staat was om enige vorm van zelfreflectie toe te passen, hij wist slechts te oordelen dat haar opmerking denigrerend was naar de Indonesische onderzoekers toe. Dit geeft aan dat Van Vree het probleem dat zij aankaartte óf niet begrijpt óf niet serieus neemt. Zijn reactie illustreert in feite hoe ‘verdeel en heers’ doorwerkt, of hij zich daar nu bewust van is of niet. Als witte man presenteert hij zich als het neutrale midden die in zijn oordeel meer waarde hecht aan mensen van kleur die aan zijn project verbonden zijn dan aan dezelfde mensen van kleur die de durf hebben om tegen de dominant witte visie in te gaan. Hij vergeet dat hij met een budget van 4,1 miljoen euro in een machtspositie zit. Met zijn reactie gebruikt hij de tweespalt onder Indonesiërs om daarmee het onderzoeksproject te rechtvaardigen.

Daarbij komt dat geen enkele Indonesiër aanwezig was tijdens de kick-off van het onderzoek. Zelfs een deel van het aanwezige publiek liet merken het vreemd te vinden dat Jeffry Pondaag met zijn voortrekkersrol niet een van de sprekers was. Indonesiërs konden door de taalbarrière bij voorbaat al niet deelnemen aan de discussie aangezien de voertaal Nederlands was. Waarom wordt deze realiteit ontkent tijdens het rondetafelgesprek? Zo zei Oostindie dat het hem anderhalf jaar had gekost om ons aan tafel te krijgen. Hiermee draait hij de zaken om. Hij koos ervoor om Pondaag destijds te negeren. Het is een onomkeerbaar feit dat de onderzoeksopzet zonder Indonesische inbreng tot stand is gekomen, de Indonesische onderzoekers zijn pas in een later stadium benaderd en zijn momenteel slechts verbonden aan deelstudies. Toen wij een maand later de open brief presenteerden vond Oostindie dat onze bezwaren “te bizar voor woorden” waren. Hij heeft nadien nooit de moeite genomen om in gesprek te gaan. De enige reden dat wij op 31 januari aan tafel zaten was de lange, moeizame e-mailwisseling tussen Jeffry Pondaag en Fridus Steijlen. (Pas na commentaar van Pondaag dat Fridus Steijlen geen projectleider is, nam Van Vree contact op waarna projectcoördinator Mariëtte Wolf de communicatie overnam.)

Daarnaast bestaat er nog steeds onduidelijkheid over de precieze aard van het samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en Indonesische onderzoekers. Tijdens de kick-off werd de indruk gewekt dat het contact en de samenwerking met het Indonesische team heel nauw is. Verschillende keren reisde een delegatie Nederlandse onderzoekers, waaronder ook Oostindie, naar Yogyakarta af om overleg te plegen. Echter, later werd duidelijk dat de Indonesische professor Bambang Purwanto in werkelijkheid een eigen, apart team had geëist. Dit is erg verwarrend, want betreft het nu een nauwe samenwerking of twee volledig aparte studies? Er zit hoe dan ook iets tegenstrijdigs in de manier waarop de samenwerking wordt gepresenteerd, enerzijds wordt gesteld dat het Indonesische team volledig onafhankelijk is, terwijl anderzijds gesproken wordt over een uitwisseling en het voornemen om een gezamenlijke artikelenbundel te publiceren. Ireen Hoogenboom kondigde tijdens het rondetafelgesprek aan dat de Indonesische onderzoekers binnenkort met een eigen website zullen komen, maar de schriftelijke reactie op de vraag van Lara Nuberg leest:

“Door gezamenlijk workshops te organiseren kunnen de projectteams elkaar informeren, hun bronnen, perspectieven en ideeën uitwisselen en discussiëren over het gebruik van deze bronnen, de historiografie en de terminologie. De projectgroep Regionale studies en het Indonesische project zullen een gezamenlijke artikelenbundel publiceren.”

Is het nu een samenwerking of niet? Wij willen graag weten hoe de resultaten van de Indonesische historici met de Nederlandse resultaten vergeleken zullen worden, aangezien hun perspectieven verschillend kunnen zijn.

Hebben de betrokken Nederlandse onderzoekers enig idee waaromBambang Purwanto zo graag een apart, onafhankelijk team wenste? Is het mogelijk dat hij zich niet helemaal kon vinden in de Nederlandse onderzoeksvragen? En als dat zo is, op welke punten verschilt hij van mening? Wat vindt hij wel of niet relevant om te onderzoeken? En wat zegt dit over het eurocentrische vertrekpunt van het onderzoek? Het geeft toch te denken dat beide Indonesische projectleiders er niet bij waren tijdens de kick-off van het onderzoek. Het is belangrijk om de aarzeling aan de kant van de Indonesische onderzoekers te duiden. Waar komt dit vandaan, wat zit erachter?

Tijdens het rondetafelgesprek vroeg Jeffry Pondaag hoeveel geld het Indonesische team van Nederland ontvangt. In de schriftelijke beantwoording staat slechts dat 4 gepromoveerde onderzoekers voor drie jaar naar Indonesische standaarden zullen worden betaald. Hoeveel euro is dat precies? Aangezien het om belastinggeld gaat is het belangrijk dat hierover helderheid bestaat. Nogmaals verzoeken we om de namen van de Indonesische historici en de universiteiten waaraan zij verbonden zijn, kenbaar te maken, alsmede het budget dat hen ter beschikking is gesteld.

Betrekken Indonesisch perspectief

Van Vree zegt dat hij het helemaal met Michael Van Zeijl eens is dat het Indonesische perspectief aandacht verdient en dat het al die tijd ondergesneeuwd is geweest. Als bewijs dat de onderzoekers dit heel belangrijk vinden verwijst hij naar de deelstudie ‘Regionale Studies.’ Wat ons opvalt is dat het argument ‘we moeten naar de Indonesiërs luisteren’ steeds terugkomt in opiniestukken van betrokken onderzoekers zoals Anne-Lot Hoek, Martijn Eijckhoff en Remco Raben. Het probleem is echter dat uit de onderzoeksopzet blijkt dat niet naar Indonesiërs geluisterd wordt. Het perspectief van de onderdrukten is niet leidend. Als er al over slachtoffers gesproken wordt dan gaat het steeds over Nederlands(-Indische) slachtoffers, terwijl de Indonesische slachtoffers slechts ‘getuigen’ worden genoemd. (Zie ook radio 1 interview Een Vandaag, gesprek met Fridus Steijlen en advocate Liesbeth Zegveld.) Nog los van het feit dat de omgang met kritische Indonesische stemmen als die van Pondaag en Pattipilohy erop duidt dat men niet openstaat voor een Indonesische visie in het geval deze lijnrecht tegenover de Nederlandse visie staat.

Het is onduidelijk wat de drie instituten met ‘het Indonesisch perspectief’ willen gaan doen. Wij stellen dat het slachtoffer-perspectief niet naast het perspectief van de dader kan bestaan alsof ze allebei evenveel recht van spreken hebben. Of zoals Esther Captain stelde dat de rollen wisselend en diffuus zijn, soms slachtoffer, soms dader.Het Nederlands koloniaal perspectief zal moeten wijken. Het Indonesisch perspectief als interessante aanvulling is onmogelijk. In de schriftelijke reactie op de vragen van Annemarie Toebosch valt te lezen dat het onderzoeksprogramma ontkent dat zij aan ‘nivelleren’ doen. De onderzoekers vinden dus niet dat hun streven naar ‘meerstemmigheid’ en ‘multi-perspectiviteit’ de indruk wekt dat zij alle perspectieven naast elkaar willen laten bestaan. In het punt over de Bersiap hebben wij al toegelicht op welke manier er volgens ons wel degelijk genivelleerd wordt. Het simpelweg ontkennen hiervan is geen overtuigend antwoord op de vraag welke waarde wordt gehecht aan de perspectieven van de onderdrukten. Esther Captain zei dat het allemaal niet zo zwart-wit ligt. Dit is een dooddoener. Nuanceren is een typisch koloniaal reflex. Er is namelijk altijd een overkoepelend narratief waarin dader/slachtoffer verhoudingen helder te benoemen zijn.

4. Alternatief schrijversteam synthese

Wij eisen dat Gert Oostindie vervangen wordt, wij achten hem ongeschikt om de synthese te schrijven. De redenen hiervoor zijn al uitgebreid behandeld in punt 3 van de bijlage van de open brief. Hieronder kort samengevat nog eens de meeste belangrijke redenen:

  • Hij erkent de problematische opzet van het onderzoek niet, hij doet de bezwaren van de open brief slechts af als ‘te bizar voor woorden’;
  • Hij spreekt geen Indonesisch;
  • Hij is geen Indonesië-kenner;
  • Hij ziet de koloniale geweldstraditie niet als iets dat bij Nederland hoort. In zijn boek ‘Soldaat in Indonesië’ schrijft hij dat Nederland geen sterke militaire cultuur kent en betoogt dat zijn land zich vanaf begin 20e eeuw als neutrale mogendheid profileerde;
  • Hij doet (publiekelijk) onverantwoorde uitspraken zoals: ‘ik ben het onderwerp zomaar ingerold,’ ‘er zijn slechte maar ook goede kanten aan kolonialisme,’ ‘Nederlandse oorlogsmisdaden moeten worden begrepen in de context van toen: bescherming van de bevolking, herstel van orde en vrede’ ‘historici mogen niet moraliseren’, ‘gelukkig kent Nederland geen ontwikkelde traditie van postkoloniale-studies’.
  • Hij heeft een verouderde, positivistische blik op geschiedschrijving en ontkent zijn eigen subjectiviteit;

Kortom: wij vinden dat iemand die niet begrijpt hoe racisme werkt, die kolonialisme en slavernij nivelleert en die niet weet wat voor verantwoordelijkheden zijn privileges met zich meebrengen, ongeschikt is om de samenvatting van een onderzoek over koloniaal geweld te schrijven. We stellen voor dat een onafhankelijk onderzoeksteam de synthese schrijft, bestaande uit Nederlandse maar vooral Indonesische onderzoekers die vanuit een dekoloniaal perspectief te werk gaan. We denken hierbij aan onderzoekers als Rushdy Hoesein, Fia Hamid-Walker, Ady Setyawan, Yongky Gigih Prasisko, Jan Breman, Ewald van Vugt, Sandew Hira. De exacte samenstelling van het schrijversteam staat nog niet vast, maar het moet duidelijk zijn dat degenen die de synthese schrijven niet deelnemen aan het onderzoek.

Conclusie

Tot slot de vraag wat er gedaan wordt met onze bezwaren. De open brief werd al in november 2017 verstuurd maar anderhalf jaar later vormt kolonialisme nog steeds geen overkoepelend thema in de opzet. Daarnaast zijn diverse punten uit de open brief nooit beantwoord, ook niet tijdens het rondetafelgesprek. Denk aan punt 10 van de bijlage over vergelijkend onderzoek, punt 12 over de wet van 1971, punt 13 dat gaat over Indonesië-weigeraars. En niet te vergeten onze serieuze bezwaren tegen de betrokkenheid van oud-generaal de Kruif als ‘expert’ in de wetenschappelijke adviescommissie. Wij zouden graag zien dat de opzet ook daadwerkelijk aangepast wordt. Daarom verwachten wij een duidelijk antwoord op de vraag: wordt onze kritiek ter harte genomen en krijgt 350 jaar koloniale uitbuiting vanaf nu wel een prominente plek in het onderzoek?

Lees verder…

LAND VAN AFKOMSTDINAND WOESTHOFF

Dinand Woesthoff is ‘absoluut verbonden met indorock’

1240?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.9
Beeld Ernst Coppejans
Zanger Dinand Woesthoff heeft geen last van de discriminatie die zijn vader en zussen ondervonden toen ze in 1953 naar Nederland kwamen. ‘Zij werden met de nek aangekeken.’

Bronvermelding 

Rockzanger Dinand Woesthoff zat een keer met zijn vader in de auto, op de Laan van Meerdervoort in Den Haag. ‘Naast ons stopte een dikke Chevrolet met het dak open. Mijn vader is geboren in Nederlands-Indië, hij is donkerder dan ik. Toch werd hij lijkbleek: dat is Andy Tielman. Daar zat hij, in de auto naast ons, de ultieme oudere rockster. Via mij ontmoette mijn vader mensen die beroemder waren dan Andy Tielman, daar was hij totaal niet van onder de indruk. Maar voor Indische mensen was dit toch wel de superster.’

En toen?

‘Met Kane waren we een paar jaar later de eerste Nederlandse band die een concert gaf in wat nu de Johan Cruijff Arena heet. Daar heb ik Andy Tielman voor uitgenodigd, om hem te bedanken voor hoe hij de rock ’n roll naar Nederland bracht. De indorock, eigenlijk nu de rockmuziek. We hebben hem in de koninklijke loge neergezet en tijdens het concert legde ik het hele stadion plat, met alleen een licht op hem.’

Voel jij je verbonden met de indorock?

‘Absoluut. Mijn vader is geboren in Bandoeng, op Java. Hij noemde zichzelf Nederlands-Indisch, daar was hij precies in. In 1953 waren zij de eersten die er anders uitzagen dan de Nederlanders. Ik heb geen last gehad van de discriminatie die mijn vader en zijn zussen ondergingen. Zij waren de hangjongeren van die tijd, laat ik het zo noemen. Ze werden met de nek aangekeken.’

Ben je op Java geweest?

‘In 2004 voor het eerst, met mijn vader. Mijn eerste vrouw was net overleden. Omdat ze een bekende actrice was, werd het in Nederland heel heftig. Overal waar ik kwam, werd ik erop aangesproken. Dus ik zei: pa, laten we gaan naar waar jij vandaan kwam en even niet hier zijn. Daar vertelde hij voor het eerst over de pijn en de weggestopte emotie.

Robert Vuijsje interviewt voor de Volkskrant Nederlanders over de rol die afkomst speelt in hun leven. Hij spreekt onder anderen nog met nieuwslezer Amber Brantsen (Surinaams) en influencer Oumayma Elboumeshouli (Marokkaans).

‘De hutkoffer waarmee hij van Java naar Nederland kwam, drie weken op de boot, staat nog in mijn huis. Ze moesten kiezen: of je wordt een Indonesiër of je moet weg, als je een band hebt met Nederland. Het bekende Indische verlangen naar een land dat er niet meer is, dat herken ik wel. En er niet over praten. Dat is toch de natuur van deze bevolkingsgroep: nederig, je stil opstellen in een grotere samenleving. Als ik dat vergelijk met de Nederlandse Molukkers, zij hebben een totaal ander vuur, een andere trots.’

Wat vond je van Indonesië?

‘Ik heb veel gereisd. In China keken ze naar me: jij bent niet Chinees, maar wel Aziatisch, dus ben je ook een Chinees. Zo had ik mezelf nooit gezien. Ik zie mezelf als een Europeaan, niet als een Aziaat. Eigenlijk ben ik gewoon van de hele wereld, zoals iedereen.

‘Ik was benieuwd hoe Java bij mij zou resoneren. Het was niet zo dat ik me meteen thuis voelde bij de voor de hand liggende dingen, zoals het eten of de temperatuur. Ik herkende me in de verfijning van hoe mensen bewogen, in de finesse van de kunst en ik was vooral volledig geïntrigeerd door de muziek.’

Vorige week verscheen de tweede single van het nog te verschijnen album van Dinand Woesthoff, zes jaar na het einde van de band Kane. ‘Can You Hear Me is eerder opgenomen, maar het gaat natuurlijk ook over wat we de laatste weken zien gebeuren, dat zal altijd relevant zijn. Een tijdje terug bekeek ik een documentaire, King in the Wilderness, over Martin Luther King. Daarin zat een gesprek uit 1967, kort voor zijn dood. We kennen allemaal zijn speech over I have a dream. Hem werd toen gevraagd of die droom niet was veranderd in een nachtmerrie. Dat was zo, zei hij. Hij was ontgoocheld door de enorme polarisatie terwijl hij juist iedereen wilde samenbrengen. Zijn gedachten over het verlichte pad van eenwording werden een desillusie.

‘Meer dan vijftig jaar later zijn racisme en de beperkte erkenning ervan nog steeds aan de orde van de dag. George Floyd was de laatste druppel in zó’n lange reeks. Wij kijken nu naar Amerika, maar natuurlijk ligt de oorsprong van de slavernij, van het racisme, hier in Europa. In Nederland, Engeland, Spanje, Portugal, wij hebben de slaven gebracht.

‘Ik denk dat muziek een tijdgeest moet representeren. Rock, hiphop, dat moet de stem zijn van een maatschappij. Wat ik bedoel met Can you hear me: pas als we elkaar echt horen en zien, kunnen we elkaar begrijpen, daarna zelfs omhelzen en zo uiteindelijk de generaties na ons verder dragen in harmonie.’

Is het als solo-artiest anders dan in een band?

‘Het is bevrijdend omdat je niet te maken hebt met heel veel mensen. Ik kan me steeds omringen met nieuwe inspiratie, nieuwe muzikanten.’

Dat deden jullie bij Kane toch ook al?

‘Ik weet dat we die naam hadden. En daar kan ik nu wel om lachen. We hebben bijna twintig jaar succes gehad, daarin werkten we ook periodes van zeven, acht jaar met dezelfde muzikanten.’

Waarom zing je in het Engels?

‘In die taal kan ik me het beste uitdrukken. Ik weet dat de helft verloren gaat bij een publiek van niet-native speakers. Maar ik zie mijn teksten meer als een travelogue, een reis die ik vastleg, zoals in een dagboek, voor later.’

Is het moeilijk om nieuwe muziek te maken als je misschien niet de grote successen uit het verleden kunt evenaren?

‘Is ego nog een drijvende factor? Om die vraag gaat het. Waarom wil ik dat podium op? Je went snel aan dingetjes. Nadat je zoveel jaren succes hebt gehad, wordt het normaal. Ik voel me gezegend dat ik mijn muziek mag delen. Als ik een boek lees waardoor ik word gepakt en verrast, dan ben ik blij dat de schrijver het niet voor zichzelf heeft gehouden.

‘Wat me is is overkomen had niet alleen te maken met talent en doorzettingsvermogen, het was ook de tijdgeest en een combinatie van factoren waarop ik geen invloed had. Het is niet aan jou, je kunt het niet afdwingen. Zodra je die controle loslaat, kun je genieten van het delen van je muziek.’

NEDERLANDS

‘Als ik mijn muziek kan delen met zoveel mensen en we samen die energie voelen. Ze zijn allemaal anders en toch allemaal Nederlanders. ’

INDISCH

‘Wanneer ik voel dat het leven en de geest in alles is.’

PARTNER

‘Engels, maar dat is toeval. Ik ben niet bezig met waar iemand vandaan komt. Totaal onbelangrijk.’

WIT OF BLANK

‘Wit, dat is waar we nu op zijn uitgekomen. Het levert een gelijkwaardiger samenzijn op.’

Dinand Woesthoff (Nederland, 1972) is muzikant, ex-zanger van rockband Kane, oprichter van stichting Het Vergeten Kind en eigenaar van Dromenjager, het kindermediabedrijf achter onder meer Woezel & Pip, ooit gecreëerd door zijn eerste, overleden echtgenote Guusje Nederhorst. Momenteel is hij bezig met de release van zijn eerste solo-album, dat najaar 2020 zal verschijnen.
Lees verder…

Net binnen uit Java, prachtige authentieke batik tjap mondkapjes 

10897423459?profile=original
Deze niet medische en herbruikbare mondkapjes zijn 2-laags met ruimte voor een filter en machine wasbaar.

Stichting Hibiscus blijft niet stil in deze crisis tijd veroorzaakt door de corona pandemie.
Naast het uitdelen van voedselpakketten, heeft de stichting twee batikdorpen in Jogjakarta, in Wonosari en in Tembi, en in Lasem, Semarang geholpen om te kunnen blijven produceren. Zij heeft ze gevraagd om mondkapjes te maken van batikdoek. De mondkapjes worden verkocht en de opbrengst gaat terug naar hen opdat ze kunnen blijven produceren.

Deze mondkapjes zijn nu ook in Nederland verkrijgbaar.
Motief naar beschikbare voorraad.

Prijs: 7 euro per stuk exclusief verzendkosten.
Ik hoor het graag, uw hulp wordt enorm gewaardeerd!
Delen mag ook, graag zelfs 

Groetjes,
Marjolijne
0031-(0)624346426

Lees verder…

Indië-onderzoekers kiezen opnieuw partij

Indië-onderzoekers kiezen opnieuw partij

10897422480?profile=original

DEN HAAG (14 juni 2020) - Het grote Indië-onderzoek ligt opnieuw onder vuur. Waar een van de betrokken onderzoekers oproept om Nederlandse standbeelden te verwijderen, pleit een ander voor het vernoemen van straten en pleinen naar Soekarno. Daarmee kiezen de onderzoekers opnieuw partij.

Aanvankelijk werd de schijn van onpartijdigheid nog hoog gehouden, maar inmiddels kiezen de onderzoekers steeds vaker openlijk partij binnen het postkoloniale debat. Meest recent is de oproep van hoogleraar Remco Raben om vooral een petitie vóór het verwijderen van Nederlandse standbeelden te tekenen. Vorig jaar riep Anne-Lot Hoek ook al op om straten en pleinen te vernoemen naar Soekarno. Beide onderzoekers zijn verbonden aan het grote Indië-onderzoek.

De oproepen van Raben en Hoek worden door veel mensen als partijdig ervaren. Volgens Raben zouden vooral Nederlandse standbeelden, zoals Jan Pieterszoon Coen, moeten worden verwijderd, omdat die niet “onze huidige politieke moraal weerspiegelen”. Kennelijk weerspiegelt een figuur als Soekarno die ‘politieke moraal’ juist wel. Dat Soekarno een buitengewoon discutabele reputatie heeft, onder andere door zijn optreden tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap deert de onderzoekers kennelijk niet.

Het is niet de eerste keer dat onderzoekers zich partijdig tonen. Exact 1 jaar geleden uitte Federatie Indische Nederlanders (FIN) al forse kritiek, mede als gevolg van de onrust die in de Nederlands-Indische gemeenschap was ontstaan over vermeende partijdigheid. Het gevoel dat wordt toegewerkt naar een conclusie waarin louter plaats lijkt voor Indonesisch slachtofferschap, terwijl Nederlands leed wordt gebagatelliseerd was een van de stenen des aanstoots. Ook het betrekken van Bersiap-ontkenners bij het onderzoek wekt wrevel.

* FIN heeft programmadirecteur Frank van Vree om opheldering verzocht. Hij was bij de publicatie van dit artikel niet bereikbaar voor commentaar.

http://www.federatie-indo.nl/20-06-14/

Lees verder…

Mijn oude auto is TE KOOP 5008  1.6 HTP  Executive  7 personen,, comfortabel als reisauto voor uw vakantie, genoeg plaats ook voor oma en opa.

10897426271?profile=original

EXTERIEUR

  • Buitenspiegels elektrisch inklapbaar
  • Buitenspiegels elektrisch verstelbaar
  • Centrale deurvergrendeling met afstandsbediening
  • Dimlichten automatisch
  • Elektronische remkrachtverdeling
  • Automatische Elektronische handrem, ook bij steile heiling
  • Extra getint glas
  • Lichtmetalen velgen 17"
  • Metaalkleur
  • mistlampen voor
  • Panoramadak
  • Parkeer assistent
  • Parkeersensor voor en achter
  • SP
  • Warmtewerende voorruit

INTERIEUR

  • Binnenspiegel automatisch dimmend
  • Cruise control
  • Electronic climate controle
  • Elektrische ramen achter
  • Elektrische ramen voor
  • Gelaagde zijruit(en)
  • Lederen stuurwiel
  • Lederen versnellingspook
  • Voorstoelen in hoogte verstelbaar
  • Regensensor

Infotaiment

  • Audio- CD MP3
  • Autotelefoonvoorbereiding met bluetooth
  • Head-up display

ALLE VITALE ONDERDELEN ZIJN VERVANGEN 

- kettingen van de Turbo

- Totale  Airco  systeem met alle toe behoren 

- Waterpomp

- Benzine pomp

- Multi Riem 

- Accu

-  Bobine

-  Bougies

-  lagers

-  remblokken

-  vier banden.

-  etc.   Inzage in van alle facturen 

Auto kent eerste eigenaar

Alle onderhoudsbeurten gehad

My Peugeot Card  / assistance van Peugeot bij Pech  ook voor het buitenland. Zelfde dekking als ANWB. tot september 2021.

Bouwjaar september 2010  -    183.000  km Vraag prijs  was 8400 nu 6900

Dragers  +  kofferdak   extra  400.

Info schwab@icm-online.nl

Lees verder…

Open brief aan de heer Klaas Dijkhoff,

Open brief aan de heer Klaas Dijkhoff,

10897428691?profile=originalGeachte heer Dijkhoff,

In mijn brief wil ik twee zaken aan de order stellen: Hoe democratische is Nederland, en als onderwerp/thema hiervoor het groene beest (klimaat).

Hoe democratische is Nederland,

met stijgende verbazing heb ik moeten aanzien hoe een Diederik Samsom en Jesse Klaver zo overtuigen het “groen “ in de Tweede Kamer weet te poneren, en de rest van onze volksvertegenwoordigers (Kamerleden) lieten het over zich heen komen.  Beangstigend deze opstelling. Wel hoorde ik tussendoor Hans de Boer mopperen en tegenspartelen. Om extra te benadrukken in 1 van de  programma''s  om de presentatoren te overtuigen: “Ik ben Ingenieur”‘, aldus Diederik Samsom, wat  een vertoning!  Nu blijkt dat deze twee figuren toch een heel democratisch land in verwarring te kunnen brengen, en fors op de kosten op de burgers hebben afgewenteld.  Hoop dan ze ook een flink pak slaag krijgen met de verkiezing. Nota bene het hele volk heeft op de Volksvertegenwoordigers gestemd. Waar blijft hier het democratisch gehalte in de Tweede Kamer. Is de kennis die ontbreekt, de nuchterheid, of iets anders. Toch beangstigend voor onze toekomstige democratie.

Als onderwerp/thema hiervoor het groene beest (klimaat).

Met stijgende verbazing heb ik de voortgang met zijn ontwikkelingen gevolgd om meer “Groen “ in de Kamer zijn stempel drukte. De afschuwelijk windmolens met veel lawaai. De zonnepanelen op de daken. Het Nederlandse schap verandert in een fabriek van windmolens en zonnepanelen, dit is toch niet een natuur wat je wilt hebben? Bomen van wel meer dan 30 jaar oud die worden omgekapt, dus ook hier worden massaal bomen omgekapt, volgens mijn beperkte kennis aan biologie zijn het juist de bomen de producenten van zuurstof.

Wat kom ik tegen nu in de praktijk; Alleen ellende bij de burgers. Het begint heel simpel als een nieuwe woning wordt betrokken. Dure warmwaterpompen die niet functioneren, en met stijgende energiekosten, dat het eindigt uiteindelijk bij de rechter, je hoort de "groenen" nu niet, is muis stil.

Deze zaken spelen nu in Harderwijk.  De zoon van mijn buurman krijgt een stuk grond om zijn huis er op te bouwen.  Ik denk bij mijzelf dan nu dat is weer lekker verdiend op de kosten van de grond. Dan wordt de nieuwe huiseigenaar geconfronteerd dat de NUON geen gas – aansluiting toestaat, wel een dure warmwaterpomp van rond de 50.000 euro, daar gaat zijn winst van de grond.

Dan zie ik in mijn naast gelegen erf die vol bomen stonden, mooi en prachtig. Vol verbazing zag ik opeens dat al deze bomen werden gekapt nota bene de producenten van zuurstof. Niet te geloven, weer werd ik met de NUON geconfronteerd, de bomen zijn massaal gekapt omdat op 1 woning een zonnepaneel is geïnstalleerd.

Nu zijn de initiatiefnemers, bedenkers of moet ik zeggen de ontwerpers van Het Groen aan de beurt.

In mijn vak als ontwerper van automatisering / informatiesystemen doen we eerst een gedegen haalbaarheidsonderzoek (verkenning) en hierin betrekken wij ook de toekomstige gebruikers, in ons geval de burgers. Bij het ontwerp houden wij rekening; met maatschappelijke acceptatie ( in ons geval de burgers), Technische / wetenschappelijk, de toekomstbestendigheid, de benodigde capaciteit om de productie aan te kunnen ……………  en dat alles in wissel werking met je omgeving.

Persoonlijk denk ik dat onze “Ingenieur en het groene geval Jesse ” nog nooit in hun leven met zulke projecten ontwikkeling zijn geconfronteerd. Als wij ontwerpers het verkeerd doen, hebben wij  gelijk claim om ons oren. Terecht zoals Hans de Boer zegt “op basis van ervaring” Hier is puur een politieke keuze geweest. Als Diederik en Jesse verder dan hun neus hadden gekeken dan is aardgas de schoonste energiebron op deze aardkloot.  Het Groningse Gas heeft een klink in de Kabel gebracht. Maar Poetin beschikt over Gasbellen daar kan men honderden jaar vooruit. Het blijven gebruiken van aardgas voor de industrie, elektrische centrales en de huishouding is meest vriendelijk voor het klimaat. Nog essentiëler de burgers worden niet lastig gevallen met de afschuwelijk zonnepanelen op hun daken, en later gaan ze ook nog problemen ondervinden met technische – problemen, net zoals nu de warmwaterpompen mee te kampen hebben.

Wij zijn nog steeds in de fase verkenning.

Zelf heb ik ruim 10 jaar in Spanje en deels in Frankrijk gewoond. In die jaren was Nederland zuinig met de buitenverlichtingen, laat staan verlichte reclame borden. In Spanje en Frankrijk was ’s-Avonds en in nacht volop licht en verlichte reclameborden, zij hadden kerncentrales.

Kerncentrales daar hoorde ik U  (  Klaas Dijkhoff  ) zeggen ergens  in de media.  

Persoonlijk zou ik adviseren Mark Rutte blijf op aardgas  dan maar van Poetin, gun het Russische Volk ook wat welvaart ,  plus meer kerncentrales. Zoals U weet hebben Shell, Van Oord, Arcadis, en de naam van laatste  Nederlandse Multinational ontgaat mij even, die hebben de aardgas pijpen van wel meer dan 1200 km aangelegd  van Rusland, dat bij Eemshaven binnen komt.  Dus NAM kan zo afgekoppeld worden.  Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, en België gaan op Russische Gas. Velen vinden U  te soft Mark Rutte dat je zo door de “Ingenieur en het groene geval “ om de tuin heb laten leiden. Het nieuwe normaal zonder windmolens en zonnepanelen af,  die nog geen 10 % nu leveren van de maximale capaciteit die de huidige bronnen moeiteloos leveren uit kerncentrales en gascentrales. Zo  dat de auto’s nu nog zuiniger  kan rijden.

Mark zet de lockdown op de windmolens, zonnepanelen en die ellendige warmte pompen, doen een versoepelingen, begin met de beplanting van de bomen  die moesten wijken voor de zonnepanelen.

Ferry Schwab sr.

Lees verder…

.

10897429270?profile=originalSchriftelijk Interview Min. VWS

Staatscretaris heer Paul Blokhuis.

Door Editor ICM Ferry Schwab sr,

Datum 9 April 2019

1. Ten aan zien  van het beleid op het Welzijn m.b.t. Nederlandse Indische Gemeenschap (NIG) is deze anders dan uw voorgangers; Martin van Rijn, en Jet Bussemaker?

........................................................................................................................................ 

 

2.

Uw Ministerie draagt de naam het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, kortweg VWS, ik doel op "Welzijn en Sport" en ik zie dat uw Ministerie daar zeer actief is in de Nederlandse samenleving de afgelopen 20 jaren. Wat heeft Uw Ministerie voor NIG betekend, praat dan over die populatie van twee miljoen Indo's voor hun welzijn? 

..........................................................................................................................................

3.

 Welzijn & Sport is de missie van het Ministerie VWS, die zeer ruim wordt gehanteerd als het om andere groeperingen binnen de Nederlandse samenleving gaat, behalve dan voor de NIG wordt ingezet, of werd ingezet de afgelopen 20 jaar, deelt U ook deze mening?

..........................................................................................................................................

4.

In het verleden, waar wel beleid van uw Ministerie op is geënt het niet onderkennen cq. het erkennen van het bestaan van een NIG, ik verwijs naar een VWS Kamerstuk ergens in 2001, deelt U deze mening nog steeds anno 2019?

..........................................................................................................................................

 

5.

Met nadruk leg ik accent op het Welzijn van NIG, en met NIG doel ik op de groep Nederlands Indische mensen die na 15 augustus 1945 in het Voormalige Indië woonden, en letterlijk nadien het land werden uitgezet, het waren dus keiharde vluchtelingen, mede in Indonesië zijn geboren, nooit in Nederland zijn geweest. Alles hebben deze Indische vluchtelingen zelf moeten betalen, waarvoor Uw Ministerie totaal geen oog heeft gehad, en Uw Ministerie cq zich bezighield met de oorlogsslachtoffers, dus de groep voor 15 augustus 1945; zijn dit ook Uw waarnemingen? 

..........................................................................................................................................

6.

Beseft Uw ministerie door slechts aandacht te schenken aan deze groep die de oorlog heeft meegemaakt die door het Indisch Platform werd bijgestaan, die ik als de eerste generatie classificeer, hierdoor geen aandacht ging naar tweede generatie die van 15 augustus 1945 tot 1962 de bersiap hebben meegemaakt?

..........................................................................................................................................

7.

Niet alleen het dossier van de bersiap raakte hierdoor helemaal naar de achtergrond, maar ook de ruim 159.000 mensen die niet zijn toegelaten, omdat ze hun papieren waren verloren door die oorlog (dus statenloos zijn geraakt), dan het dossier het traktaat van wassenaar, vervolgens het dossier AOR dat nu geldt voor de Indischen die nu in Indonesië zitten en recht hierop hebben, de vergeten Indische oudjes waar omroep MAX zich om bekommert,  tot slot het Welzijn van de NIG, wat gaat U doen ten aanzien van de openstaande dossiers, behoudens het traktaat is hier niet van toepassing, dus achterstallig onderhoud op het welzijn van NIG? 

..........................................................................................................................................

8.

Met klem en nadruk, bemoei ik me niet met lopende zaken / dossiers via het IP, mede omdat ICM achterban, die deelneemt aan de huidige Nederlands Indische samenleving en dat zijn er over de 1 miljoen, het Indisch Platform niet erkennen. Het IP is benoemd en ingericht door oud RIP Ruud Lubbers zonder stemming of mandaat van de NIG. Het is dus een FARCE dat IP als vertegenwoordiger wordt gezien van de Nederlandse Indische Gemeenschap van twee miljoen.Menigeen wil zelf het IP aanklagen wegens het gebruik van de term NIG, terwijl men nog geen 7.000 man als achterban heeft, hoe ziet U dit?

..........................................................................................................................................

9.

Ik wil zoveel mogelijke niet over de Indische pijntjes hebben als media, maar je komt er niet onderuit aangezien de begrippen, terminologie en entiteiten zoals Uw Ministerie de afgelopen 20 jaar naar het NIG kijkt, en toch b adinerend. Is het belangrijk om de NIG te verdelen in de groepen die;

 1) de oorlog hebben meegemaakt tot 1945

 2) na 15 augustus 1945 bersiap tot 1962,

3) kinderen die in Nederland zijn geboren.

 Dan de vraag stellen als Ministerie van Welzijn wat Uw Ministerie voor de groep na 1945 heeft betekent en gerealiseerd?

..........................................................................................................................................

 

10.

Ik kan niet laten dat Uw Ministerie of de Overheid zich wel bekommert om de andere groepering, terwijl hier sprake is van gelijkgestemden.

Ik wil mij alleen beperken tot de Molukse Gemeenschap. Deze verzochten mij om een pasar malam te organiseren. Tijdens plannen van de promotionele acties kwam ik aan de weet dat de Molukse Gemeenschap ruim 62 wijkcentra plus kerken plus een museum hadden, ik viel van verbazing van mijn stoel, en wij het NIG moeten nog de eerste euro ontvangen in het kader van het Welzijn, hier komt nog het jaarlijkse onderhoud bij. 

 Hoe rijmt u dit?

..........................................................................................................................................

11.

Na deze lange aanloop kom ik op het punt waar ik wil zijn. 

Hoe denkt uw Ministerie VWS met terugwerkende kracht die compensatie te verlenen voor het Welzijn van NIG, waar het  wel om de mensen gaat die geboren zijn na 15 augustus 1945 tot 1962, mijn onderzoek zegt dat het om ongeveer 40.000 gaat? 

...........................................................................................................................................

12.

Met nadruk leg ik het op het Welzijn van de Indische mensen, 1 van de taken / missie van uw Ministerie. Zoals U via ICM krantjes het beeld wordt geschetst dat er ruim enkele miljoenen mensen genieten van dit Indische Welzijn, die allen burger initiatieven zijn, alles uit de eigen zakken wordt betaald. Om maar te noemen de Indische muzikanten, artiesten, kunst, literatuur, dansen, eten, organiseren van pasar malams, koempoelans, masuk sadja's etc. Indische bladen, boeken, en Indische Internetkrant.

 Het hele jaar door dag in dag uit.

 Hoe denkt U hierin tegemoet te komen? 

..........................................................................................................................................

 

13.

Het nieuwe Indische huis in Den Haag is na constatering meer dicht dan open in vergelijking wat in het land gebeurt, die lopen als een trein. Ik wil mij ook geheel onthouden over de geschiedenis van Indische Huis ontwikkelingen, en kan niet meer dan concluderen van een mislukt project. 

Voorts vreemd dat een Indisch huis met een Indische cultuur zich verbindt met Molukse Gemeenschap; NIG was NOT amused, en voelde zich weer belazerd. Dit alles heeft te maken met “cijfers” dat de subsidie op de Molukse Museum is komen te vervallen, ik verwijs ook naar Uw voorganger van Ross die de wetten hiervoor indiende om alle subsidies en voorzieningen af te bouwen. Praten dan weer nog steeds over het aspect WelZijn.  ?

Wat vindt U hiervan?

..........................................................................................................................................

In deze 19 jaar van het bestaan van ICM als Indische Internetkrant, is het Indisch Huis er  niet in geslaagd die verbinding te leggen met de rest van NIG, dus die 2 miljoen Indo mensen, vrijwel weinigen kennen het bestaan van het Indisch Huis .Desondanks werden diverse consultatie - bureaus ingezet om Het Indisch Huis van Den Haag bij Bronbeek Arnhem in te kwartieren. De stap om weer terug te gaan naar Den Haag geeft bij velen in land een flinke waas voor hun ogen, weer een Haags onderonsje zoals bij Het Gebaar 2000/2001 waar alleen de Haagse Indo's uit die ruif aten. Waarom is niet via ICM stands op de pasar Malams en de ICM krant eerst een enquête gehouden?

..........................................................................................................................................

 

Anderhalf miljoen wordt in een  dood paard geïnvesteerd   -( Het Indisch Huis in Den Haag) waarom wordt er jaarlijkse geen subsidie gestopt in het Indische Welzijn voor het NIG in het land. Via alle bestaande infrastructuren kan die verbinding en die verankering worden gelegd naar alle groeperingen binnen NIG. Deze staan midden in de huidige Nederlandse Indische Gemeenschap.

Denk aan de Indische verankering via stands op de pasar malams, koempoelans, landelijke lezingen en masuk sadja ‘s. De spreiding is wel factor van 1000, ten opzichte van het Indisch Huis dat alle dagen is gesloten vanwege wederom een verbouwing, verwijs met klem naar de verbouwing in het gebouw in Scheveningen waarvan deze nooit afkwam, en in de steiger bleef.

Wat is uw standpunt / opstelling in deze? 

...........................................................................................................................................

 

 

Ik dank U voor het Interview en zie graag een vervolg tegemoet naar aanleiding van de publicatie op ICM, Indische Internetkrant en haar overige media – kanalen,

ICM Editor,

Ferry Schwab sr.

------- Oorspronkelijke bericht --------

Onderwerp: Fwd: Schriftelijk Interview Min. VWS Staatsscretaris Paul Blokhuis. Door Editor ICM Ferry Schwab sr,
Datum: 02-06-2020 12:53
Afzender: schwab@kabelfoon.nl
Ontvanger: k.dijkhoff@tweedekamer.nl, t.vgent@tweedekamer.nl, E <m.harbers@tweedekamer.nl>
Kopie: l.asscher@tweedekamer.nl, t.baudet@tweedekamer.nl, j.klaver@tweedekamer.nl, h.krol@tweedekamer.nl, emileroemer@sp.nl, m.rutte@tweedekamer.nl, g.segers@tweedekamer.nl, C.vdStaaij@tweedekamer.nl, marianne.thieme@tweedekamer.nl, g.wilders@tweedekamer.nl, m.agema@tweedekamer.nl, k.dijkhoff@tweedekamer.nl, p.dijkstra@tweedekamer.nl, t.hiddema@tweedekamer.nl, s.ozturk@tweedekamer.nl, pieter.omtzigt@tweedekamer.nl

Geachte heren Klaas Dijkhoff, Tobias van Gent en Mark Harbers,

Allereerst wil ik de heren hartelijk bedanken, waardeer dit zeerste dat vrij gedetailleerd heeft gereageerd op mijn stukken. Het onderstaande schriftelijk interview is uiteindelijk voorgesteld door Drs. F.H. van Dijk (Floris)  |  Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport  | Directie Maatschappelijke Ondersteuning (DMO)  |  Oorlogsgetroffenen en Herinnering WOII (OHW)  .   Na heel wat omzwervingen door dit Ministerie, kwam heer van Dijk met een voorstel om schriftelijk interview, zou zich sterk hiervoor maken, ongetwijfeld, twijfel ik niet aan zijn bijdrage. Vond zeer vreemd al ICM editor van de Indische Internetkrant deze behandelwijze, doen ze dit ook met Nieuws uur etc...

Het ziet er naar uit dat de Heer Paul Blokhuis, niet met deze zaken geconfronteerd wilt worden. Het gaat nu om de generatie de kinderen van ouders die oorlog hebben meegemaakt, in Jappen kampen hebben gezeten, overdracht, de politionele acties 1947/1948 die vervolgens de bersiap inleidde, en het land wordt uitgezet, waar nooit een einde aan is gekomen.

Deze generatie bersiapkinderen hadden in de republiek dagelijks voor hun leven te vrezen, als moest conform bersiap regels, wilde je het overleven. In Holland aangekomen konden ze voor hun ouders zorgen. De ouders ,de oorlogslachtoffers,  hebben de volle aandacht gehad van VWS, praten dan nog niet over alle ter beschikking gestelde voorzieningen.  De laatste voorziening nog de backpay betaling waar Martin van Rijn zijn nek voor uitstak. Wie heeft hiervoor gezorgd de bersiapkinderen die 10.000 handtekeningen ophaalden voor de petitie aan Martin van Rijn.

Ik ben ook een bersiapkind, en ik heb niet te  klagen - heb 30 jaar een bureau gehad nmet 31 consultants die voor mij werkten, en jaren negentig uitsluitend multinationals bediend. Om mij heen zie ik al mijn kennissen, en vrienden van mijn leeftijd die leiden hieronder wat zij meemaakten in hun thuis situatie, lijkt mij onnodig om dit aan te duiden met coronavirus nu, hoe nu huiselijk geweld de pan uitrijst als ik de media mag geloven. 

Paul Blokhuis is met andere zaken bezig, heeft echt niet de intensie om de bersiap op te pakken, rest mij als media man om het aan U wereldkundig maken. 

Zien = geloven.

Dank voor Uw aandacht.

Ferry Schwab  sr.

Ik ben opa, drie zonen . rip dochter, en 7 kleinkinderen totaal zijn wij met 2 miljoen Indo's 

 

Lees verder…

De Gemiste kans voor PvdA

10897427870?profile=original10897363268?profile=originalDe Gemiste kans voor PvdA


Geachte heer Asscher, 

Met stellige verbazing nam ik in de media kennis, dat U eiste dat Martin van Rijn weer terugtreedt, wat een fatale blunder. U gaat de resterende PvdA zetels verliezen, dat U misschien de kleinste partij gaat worden. 

Als media - man mag ik geen enkele voorkeuren hebben om mijn onafhankelijkheid te verliezen. Toch draag ik de PvdA een warm hart toe.  Nooit zal ik vergeten dat onze 10.000 handtekeningen van ICM leidde tot de Backpay, vele Indo’s weten dit niet.

 Helaas door het knullige softe optreden van de oude Indisch Platform die de deal verknalde. De partij Denk, PVV, D66 en SP hebben nog alles in de strijd geworpen om alle oorlogsslachtoffers gecompenseerd te krijgen, echter die motie heeft Martin van Rijn ontraden. Wat overbleef was de Indische verankering. Martin van Rijn PvdA’er had de guts om na 73 jaar tegen alle kabinetten in, dit keer anders te besluiten.  

Mijn visie is dat de Partij van de Arbeid goede ploeg ministers heeft.

Vaak dacht ik, partijen die konden toch een dergelijk PvdA - minister in bruikleen inhuren. Denk aan onze professor Plassterk, die weer een sterke column in de Telegraaf deze week schreef over de omstreden biomassa. Zelf ik wist dit niet. Liliane Ploumen, die mij toeliet om de president van Indonesië te spreken, Jeroen Dijsselbloem, Timmermans, Bert Koenders. Allen Ministers met een flinke staat van dienst achter zich, en forse kwalificaties met competenties.

Bij de laatste kabinetsformatie,

hoopte ik dat de PvdA ondanks het verlies van groot aantal zetels de weg insloeg om mee te regeren, hiermee weer vertrouwen kreeg, en dit manifesteerde in meer zetels. Echter Lodewijk je koos weer om je eigen imago te strelen, de oppositie in de Kamer.  Ik ben heilig van overtuigd met de kwaliteiten van deze ministers de PvdA misschien op enkele dergelijk 17 zetels kwam.

Het feit dat Mark de hulp van Martin van Rijn inriep, bevestigt mijn stelling. Tegelijkertijd een Gebaar van Mark om de PvdA weer een gezicht te geven.

Het publiek zal je nog verder afstraffen, jammer de gemiste kans. 

Lees verder…

Herdenking geboortedag Jack Boer

10897428862?profile=originalHerdenking geboortedag Jack Boer

DEN HAAG (28 mei 2020) – Het is vandaag precies 109 jaar geleden dat Jack Boer werd geboren. Voor veel Indische Nederlanders is Boer een held, omdat hij tijdens de Bersiap 2384 ten dode opgeschreven Nederlanders uit de beruchte Werfstraatgevangenis in Soerabaja wist te ontzetten.

Een aanrader Macaber Soerabaja dat door Richard Claessen. Richard Klaessen, een van de weinige nog levende gegijzelden van toen, schreef een boek over het drama.  Het boek werd door Hallo Weekblad in Altea ( Costa Blanca) uitgegeven. Het manuscript van wel 400 pagina's werd ter hand gesteld  Ferry Schwab sr. van ICM.  Die las het boek in 1 avond, de titel dekt 200 % de lading. Richard wist te overleven door zich schuil te houden onder de lijken. Zoals gebruikelijk heb ik als ICM editor het nodige verricht, Richard heb ik nooit persoonlijk ontmoet, vond wel bizar dan een uitgever helemaal aan de Costa Blanca het uitgaf, terwijl in Den Haag met subsidies wordt gestrooid. 

De spectaculaire reddingsoperatie kwam op 10 november 1945 net op tijd, want de Indonesische terroristen stonden op het punt om de gegijzelde Nederlanders te vergiftigen en levend te verbranden. Alhoewel Boer kapitein was bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) moest hij zijn huzarenstuk noodgedwongen uitvoeren in Engels uniform. Boer werd geassisteerd door 10 Engelse Gurkhas en wist daarmee de Indonesische overmacht op miraculeuze wijze te trotseren. In totaal sneuvelde 1 Gurkha bij de reddingsoperatie. Alle Nederlanders overleefden de operatie. Om onverklaarbare redenen hebben Boer en zijn peloton nooit erkenning gekregen van de Nederlandse overheid voor de operatie en getoonde moed.

Bersiap, Maleis voor “Wees paraat” of “Geef acht!”, slaat op de uiterst gewelddadige periode, die volgde op de capitulatie van Japan. Gedurende de Bersiap zijn tienduizenden (Indische) Nederlanders op gruwelijke wijze gemarteld, verkracht en vermoord door Indonesiërs, vanwege hun Nederlandse c.q. Europese etniciteit. Het exacte aantal Nederlandse slachtoffers dat tijdens de Bersiap is gevallen is tot op de dag van vandaag onduidelijk. De schattingen variëren tussen de 5.000 en 30.000 doden en 15.000 vermisten. Ook Chinezen, Molukkers en andere etnische minderheden werden slachtoffer, al is onduidelijk hoeveel slachtoffers onder hen vielen.

http://www.federatie-indo.nl/20-05-28/

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives