Alle berichten (74)

Sorteer op

Vrijmetselarij  in  Nederlands-Indië

 10897295075?profile=originalVrijmetselarij  in  Nederlands-Indië        Door:  Han  Dehne 

Vrijmetselarij is de oudste en grootste broederschapsorganisatie ter wereld. Er zijn wereldwijd ongeveer 6 miljoen leden. Vrijmetselaren omvatten elk volk, ras, sociaal en economisch niveau. Zij hebben allemaal gelijksoortige idealen en overtuigingen. Het overkoepelende voor al deze mensen is dat zij geloven in iets dat groter is dan henzelf. Ze houden vast aan bepaalde principes in dit leven, die helpen de grote vragen in het leven te beantwoorden en die uiteindelijk leiden naar een betere mensheid. De auteur dezes is nu ruim 26 jaar

aangesloten bij deze broederschap. Moderne vrijmetselarij vindt haar wortels in de vroege 18e eeuw en bewaard de tradities die het uit deze tijd geërfd heeft. Het zijn deze tradities die de vrijmetselarij een uniek gezelschap maken binnen de maatschappij. De vrijmetselarij biedt mannen van deze tijd een methode om te komen tot zingeving en ethische plaatsbepaling. De principes zijn die van tolerantie, gelijkheid, mededogen en eer. Vrijmetselaarstonen dit door tolerant te zijn voor andere opvattingen, zich te gedragen met vriendelijkheid en begrip en bijstand te verlenen binnen de gemeenschap. Vrijmetselarij erkent de geweldige rijkheid van alle culturele overtuigingen en sluit op voorhand geen enkel individu uit op basis van geloof of politieke overtuiging. Hoewel het van een vrijmetselaar gevraagd wordt om te geloven in een overkoepelend ordenend principe, is het geloof van de vrijmetselaar een persoonlijke zaak.

De eerste vrijmetselaarsloge werd in 1762 in Batavia opgericht onder de naam "La Choicie"door Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher. Maar na zijn vertrek in 1767 uit Indië hield deze loge weer op te bestaan. Een paar jaar later werd deze loge echter weer opnieuw opgericht en door de sterke groei van Batavia ontstond al snel een tweede loge aldaar in 1770, onder de naam "La Vertueuse”. Een derde loge volgende al snel en deze loge "La Fidèle Sincérité" werd al snel bezocht door lager  en middenkader van de VOC en landeigenaren. Deze loge kwam bijeen in de Heerenlogement aan de Moorsegracht van Batavia. De andere loges kwamen bijeen ten huize van één der leden.

Aan het eind van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouding, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden zijn. Op 18 januari 1786 werd openbaar de hoeksteen gelegd voor een logegebouw in Batavia door de loge "La Vertueuse" die hiervoor 12.000 gulden had verzameld door het uitgeven van aandelen.

De inwijding van de Javaanse kunstschilder Raden Sarief Bastman Saleh en de inwijding van Abdul Rachman een achterkleinkind van de Sultan van Pontianak op Borneo in de loge "De Vriendschap" in Soerabaja in 1836 en 1844 gelden als beginpunten van de acceptatie van Indische autochtonen in de loges. De eerste Chinees die toegelaten werd was de suikerproducent The Boen Keh. Zijn aanvraag tot het lidmaatschap werd eerst in 1857 aangenomen.

In 1859 werd opgemerkt dat      de Javaanse bevolking de logegebouwen "Gedung Setan" noemden, oftewel "Het huis van Satan", De vrijmetselaars in die tijd legden deze titel uit als een verbastering van "Sint Jan" of "Rumah pengsitan (huis van meditatie). Vanaf 1870 was de vrijmetselarij in Indië wijd verspreidt over het land. Diverse loges werden opgericht en in kleinere dorpen en steden ontstaan vrijmetselaarskringen met fluctuerende lidmaatschappen

De loges opereerden vrijwel autonoom en hadden weinig contact met elkaar. In de loop der jaren werd werden onder het gezag van het Grootoosten der Nederlanden zo'n 35 loges gesticht, met name op Java en Sumatra.

10897294689?profile=originalTijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ook de vrijmetselarij in Indië een zware periode door. Zij slaagden er soms in om in het geheim bijeen te komen, zelfs in de Japanse interneringskampen. Het herstel echter na de oorlog was van korte duur. Eigenlijk wordt op 3 maart 1950 bij een bezoek van Soekarno aan een loge duidelijk dat hij allemaal negatieve  berichten had gekregen en sprak weer over Rumah Setan. Hierna werden tot aan 1954 nog  vier loges opgericht maar de vrijmetselarij werd  al snel gezien als een subversieve organisatie. Dat werd nog sterker nadat in 1957 als gevolg van het Nederlands-Indonesisch conflict over Nederlands Nieuw Guinea er de oorzaak van werd dat alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht werden gesteld en genationaliseerd. Er vond toen een ware exodus plaats van de Nederlanders uit Indonesië. De loges liepen leeg. Ook de Indonesische leden van de loges hielden het voor gezien toen bleek dat zij door hun lidmaatschap werden gezien als pro-Nederlands.  Op 23 juni 1960 staakte de laatste loge haar werkzaamheden, Op 27 februari 1961 vaardigt een bevel van de Generale Staf uit waarin staat dat vrijmetselarij haar basis heeft buiten Indonesië en niet overeenstemt met de nationale identiteit. Daarmee kwam na 2 eeuwen de maçonnieke arbeid  van de vrijmetselarij in Indonesië aan het eind. Hoewel er sinds 2000 een versoepeling van het verbod op een aantal levens-overtuigingen in Indonesië  geldt, is het tot op heden onduidelijk of ook de vrijmetselarij hiertoe behoort. 

10897294873?profile=originalToen ik ruim 26 jaar geleden tot de Orde der Vrijmetselaren toetrad wist ik alleen een aantal basale zaken die ik had gelezen in een aantal boeken die over deze Orde gingen. Ook heb ik toen een voorlichtingsavond bijgewoond waar iemand toen van alles vertelde. En hoe summier ik ook op de hoogte hiervan was, heb ik toch het besluit genomen om te vragen lid te mogen worden. Ik bedacht mij toen dat je soms in je leven wel meer een stap maakt die, min of meer, in het duister    is gehuld en ondanks die vele onduidelijkheden en onzekerheden heb ik toch die stap gemaakt. Eigenlijk meer op intuïtieve gronden of andere niet rationele gronden.

De vrijmetselarij is, en dat moet ik als eerste kwijt is geen religie. In absolute zin bestaat de vrijmetselarij niet. Er is geen collectieve leeropvatting zoals   die bij de religie bestaat. Vrijmetselarij is een zinnebeeldige methode die kan leiden tot een individuele levenshouding. Wat is het dan verder wel of niet? Het is een inwijdingsgenootschap, een broederschap van vrij denkende mensen die niet gehinderd worden door welke vorm van dogmatiek dan ook. Voor mij persoonlijk betekent het een confrontatie met jezelf, met je diepste zelf; niet zwevend, maar gewoon met je beide benen op de grond.

10897296065?profile=originalVrijmetselarij betekent voor mij een terugkeer naar het wezenlijke van het menselijk bestaan, de eenheid tussen je verstand en je gevoel, tussen je medemens en jezelf. Maar dat betekent niet dat wij daardoor een stelletje wereldvreemde kerels zijn. Neen, wij zijn gewoon mensen die een totaler of completer mens willen worden. Wij zijn ook geen club van er jezelf bij aansluiten om er enig maatschappelijk gewin te vinden. Wij zijn ook geen elitaire club van wereldverbeteraars. Neen, wij zijn gewoon een club van mannen die dankzij de grote vertrouwelijkheid en vriendschap een broederschap vormen die uit eerbied en respect voor de persoonlijkheid van de ander zekere omgangsvormen in acht nemen.

Voor ons is ieder individu van evenveel waarde. Je kan eigenlijk zeggen dat de vrijmetselarij een levensstijl is waarbij een ieder naar eigen inzichten de waarheid zoekt en zijn best doet een beter mens te worden om daarmee voor zijn omgeving een beter mens te zijn. Om het in een redelijk korte zin samen te vatten is de vrijmetselarij een eigentijdse stroming, geworteld in een eeuwenlange traditie, waarin vrijmetselaren permanent bouwen aan zichzelf om daardoor bewuster keuzes in het leven te kunnen maken, onafhankelijk, vrij van dogma's en los van politieke of religieuze overwegingen. Vrijmetselarij is een bewust kiezen voor een leven onder een soort vergrootglas. Tegelijk aanvaard je daarmee de plicht om met alle mogelijke mensen schouder aan schouder in een broederketen te staan.

10897295880?profile=originalLoge “Ster in het Oosten”, Batavia

Vrijmetselarij is voor mij een accentuering van het niet beïnvloedbare verschil waardoor de ene mens nu eenmaal anders voorkomt dan de andere. De verscheidenheid maakt eenheid mogelijk. En die inspirerende verscheidenheid van verschillen is het palet van het leven op aarde, zonder weet te hebben van schakering kun je geen vrijwilliger van deze aarde omspannende eenheid zijn. Wij noemen dat palet "broederschap". Vrijmetselarij is op deze manier een soort leerschool, mede omdat het een voortdurend appèl doet op zelfwerkzaamheid om een beter mens te worden met een eigen verantwoordelijkheid voor relaties en de eigen positie.

  10897295898?profile=original   Het symbool van de vrijmetselarij verwerkt in tuinaanleg bij een loge Boven: luchtfoto; onder: tekening

Maar alleen al dit gegeven maakt het boeiend om met elkaar regelmatig van gedachten te wisselen. We kennen een manier van omgaan met elkaar waarbij een ieder tot zijn recht kan komen. zo hij dat wil. Niemand zal hem in de rede vallen als hij iets wil zeggen of meedelen. Een ieder blijft in zijn waarde omdat wij gewend zijn om hooguit onze mening naast die van de ander te zetten zonder te proberen de ander te overtuigen of een mening op te dringen. Immers respect voor de ander staat boven aan ons lijstje. 

U begrijpt dat wij naast het regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over allerlei onderwerpen, wij ook nog op een andere manier arbeiden. Dat doen wij op bepaalde avonden met behulp van een soort mythisch spel, een rituaal noemen wij dat. Op zo'n avond zijn wij wat 10897296095?profile=originaldeftiger gekleed en voeren met elkaar een rite op. Deze ritualen hebben wij met elkaar afgesproken en voeren wij uit zoals alle broeders in Nederland dat eenvormig doen. Wij gebruiken daarbij allerlei symbolen tegen een mythische achtergrond met bepaalde voorwerpen.

Hoe dat gaat vertel ik niet, want dat is nou juist de clou. Bij een inwijding als lid of zo moet dat nou juist worden ervaren als een soort verjaardagsgeschenk. Men moet blindelings vertrouwen op  de medebroeders die deze symbolische handelingen samen mee uitvoeren. En als er al iets geheim is in die vrijmetselarij dan is het dat. Voor het overige zijn er geen echte geheimen, niets engs, niets controversieel. Wij zijn een normale vereniging met een normale bestuurlijke samenstelling die geheel binnen de wet van het land functioneert. We hebben statuten en een huishoudelijk reglement.

U heeft kunnen lezen dat wij streven naar een geestelijke groei, maar wij spreken niet over de richting waarin die groei zich zou moeten ontwikkelen. Die keuze ligt geheel bij de vrijmetselaar zelf. Er zijn immers even zoveel meningen als er vrijmetselaren zijn, maar de kracht ligt - volgens mij - juist in de vrijheid van waarheidsvinding en de daaruit voortvloeiende verdraagzaamheid. Een gangbare uitdrukking bij ons is "op u komt het aan" en dat betekent dus primair een eigen werkzaamheid om datgene te bereiken dat u wilt. Voor mij betekent dat een beter mens worden in deze maatschappij. Niets meer en niets minder. Als ik dit allemaal samenvat dan kan ik zeggen dat vrijmetselarij een ethisch systeem is die zich bedient van symbolen en ritualen. Nou is dat ook al niet bijzonder want in het dagelijks leven zijn wij allang gewend aan het werken met symbolen. Denk maar aan de trouwring als uiterlijke vorm van de diepe verbondenheid met een ander. Je kan ook denken aan een anker of het kruis. Ook degenen onder u die een kerk bezoeken ondergaan allerlei ritualen.

10897296476?profile=originalHet doel van ons systeem is dat je met behulp daarvan jezelf tot een beter mens kan vormen en dan beter in de zin van completer mens, harmonieuzer en even-wichtiger ontwikkeld. Zoals al eerder aangegeven: door onze manier van denken en werken zijn wij wars van dogma's. Immers dogma’s belemmeren altijd je geestelijke groei. Als iemand zegt "dat is zo" dan zeggen wij; "nou dat kan wel zo zijn maar ik onderzoek dat liever zelf" en soms betekent dat, dat je ergens grote vraagtekens bij stelt. In dictatoriale staten en onder streng religieuze regimes is vrijmetselarij altijd bestreden omdat het haar leden aanspoort zelfstandig naar waarheid te zoeken en dat is dus in dit soort staten niet welgevallig. Het streven van vrijmetselaren naar vrijheid heeft in gesloten maatschappijen vaak een krachtige impuls gegeven aan democratisering.

______________________

Lees verder…

Bersiap periode

Bersiap periode 

10897288689?profile=original

Bersiap periode   Door:  Rita Kopetzky

Voor alle lezers die nog niet helemaal op de hoogte zijn van alle geschiedkundige feiten en verhalen, in dit artikel even een opfrissertje.

De Japanners, noch de Britten waagden zich aan enige vorm van gezagshandhaving, tenzij ze van hogerhand daartoe de opdracht kregen. De Pemuda’s, jonge Indonesiërs, waren op straat de baas. De Japanse kampcomman-danten moesten wel de kampen bewaken tegen de explosie van geweld van de Pemuda’s. Deze jongelui waren tijdens de oorlogsjaren door de Japanners opgehitst tegen de Nederlanders.

10897289260?profile=originalDe Pemuda’s waren jonge rebellen, die niet behoorden tot het Indonesische leger. Zij waren bijzonder fanatiek en gingen aggressief en vaak zeer wreed te werk. De ergste uitbarsting van geweld vond plaats in het najaar van 1945. De Japanse eenheden in Soerabaja hebben er na de capitulatie alles aan gedaan om het de geallieerden zo moeilijk mkogelijk te maken. Japanse wapenarsenalen werden open-gesteld voor Indonesische strijd-groepen, terwijl de Indonesische jongeren die door hen eerder waren opgehitst tegen de Nederlanders, nu aangespoord werden om wraakacties te beginnen. Echter ook de ca 400 Chinezen in Soerabaja werden het slachtoffer van deze acties. En tenminste 600 Nederlanders vonden op vaak afschuwlijke wijze de dood.

In totaal zouden ook ca. 12.000 Indonesiërs worden gedood in de strijd om Soerabaja, die nog zou volgen. In die strijd kwamen ook zeker 429 Brits-Indische militairen de dood. Het 16e leger van Japan stelde zijn wapendepots open voor de Indonesiërs en  selecteerde een duizendtal officieren en onder-officieren om een regulier leger in Indonesië op te zetten.

Nationalistische Pemuda’s vormden tot de tanden gewapende groepen met samoeraizwaarden (van de Jappen gepikt of gekregen), klewangs, indrukwekkend lange politiesabels (waar ze meestal als eerste naar grepen) en Hun uitrusting werd gecompleteerd door één of twee pistolen in holsters, een bajonet en een zonnebril. Vaak ook hadden ze vlijmscherp geslepen bamboe-speren bij zich. Enkelen hadden zelfs patroonbanden weten te bemachtigen, die ze kruislings over de borst droegen. Ze reden rond in vrachtwagens die ze van de Jappen hadden geconfisceerd. Trots en vol vuur schreeuwden zij uit alle macht om vrijheid en revolutie: “Merdeka – merdeka”.

10897288898?profile=originalBuiten de kampen werd het erg gevaarlijk; als ze je te pakken kregen, werd je onherroepelijk “getjingtjangt” (in mootjes gehakt) Een zekere Soetomo, die de drijvende kracht was achter deze haarcampagnes tegen alles wat Nederlands was, trok zich niets aan van Soekarno en Hatta, die lieger op een constructieve manier en met steun van de Verenigde Naties de vrijheid van hun land wilden bevechten. Het optreden van de extremistische groepen leidde ertoe dat Soekarno en Hatta zich genoodzaakt voelden om totaal onvoorbereid de onafhankelijkheid uit te roepen op 17 augustis 1945.

Hiermee brak de Bersiap periode aan. Commandant Whitmarsh-Knight, die op dat moment aan het hoofd stond van de 5e Indian Division, getuigde over ene Jack Boer, reserve kapitein bij het KNIL over zijn daadkracht en zijn strategisch inzicht. Er zaten 2348 Nederlanders opgesloten in de Werfstraatgevangenis in Soerabaja en die stonden op het punt om door de extremisten te worden vermoord. Er stonden voor de uitgehongerde gevangenen tonnen met vergiftigde rijst klaar. Als ze die gegeten zouden hebben had niemand het overleefd en daarna zou de gevangenis met vaten benzine in brand worden gestoken, waarbij ieder die er zich bevond, dood of nog levend, verbrand zou worden.

10897288689?profile=originalOp 10 november 1945 vond een spectaculaire bevrijding plaats, waarbij Jack Boer en 10  Gurkha’s de Nederlanders hebbemn bevrijd. Na het uitschakelen van de wachten, werd met een tank de muur doorboord, waardoor de gevangenen konden vluchten. Degenen die nog in hun cellen zaten, werden bevrijd door de celdeursloten kapot te schieten. Buiten stond een vrachtwagen klaar om de in veiligheid te brengen. Bij deze actie verloor slechts één Gurkha het leven.    De bloedbaden van de Simpang-club en het Goebeng-transport vormden een blinde vlek in de Indonesische onafhankelijkheids-geschiedenis, zo beschrijft Inez Hollander. Zij geeft een aanval weer    op    een    transport    van vrouwen en kinderen. De bronnen in Indonesië over de revolutie in Soerabaja noemen het bloedige lot van het Goebeng-transport niet eens. Na de agressie van een zwaar beproefd volk, kwam men tot bezinning. Men sprak er liever niet meer over. Inez Hollander is zo’n beetje de enige die het in haar boek “Verstilde stemmen en verzwegen levens” beschrijft. Er is een massagraf van dit transport in Soerabaja. De juiste aantallen van Indonesiërs die in de slag om Soerabaja het leven lieten, zijn niet bekend, maar het zullen er duizenden zijn geweest.

Soekarno

In 1927 Richtte Soekarno de Partai Nasional \indonesia (RNI) op. Deze partij streefde naar de onafhankelijkheid van Indinesië. In 1929 werd hij door de Nederlanders gearresteerd en in de Soekamiskin gevangenis gezet. Hij kreeg strafverkorting en werd op 31 december 1931 vrijgelaten. Zijn reis naar huis werd een ware triomftocht. In augustus 1933 werd Soekarno weer gearresteerd en verbannen naar Flores. Vanwege zijn gezondheid werd hij in februari 1938 overgeplaatst naar Benkoelen in Zuid-Sumatra. Die tocht bracht weer massa’s mensen op de been. Toen de oorlog met Japan uitbrak, in 1942, kwam hij weer vrij. Men dacht dat Soekarno en Hatta gemanipuleerd waren door de Japanners, maar eigenlijk was het juist Soekarno die een heel sluw spel speelde met de Japanners. Hij heeft de Japanse autoriteiten geholpen, soms ten koste van zijn eigen volk, door zijn mensen als dwangarbeiders uit te leveren; deze werden door de misleidemde campagnes geronseld Hij gebruikte de Japanners om zijn doelen te verwezenlijken. Door de onvoorwaardelijke capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 was er een gezagsvacuum ontstaan, wat de Britten weigerden om op te vullen. Hierdoor werd Soekarno door zijn eigen achterban gedwongen om op 17 augustus de Republik Indonesia uit te roepen. Na de oorlog werd Soekarno (niet democratisch) gekozen om te regeren over alle eilanden die door onder andere de Nederlanders bij elkaar gebracht waren, maar die daarvoor nooit één rijk vormden. De Molukkers, Timorezen, Papua’s en Medanezen, aan wie door Koningin Wilhelmina onafhanke-lijkheid was beloofd, vonden het verschrikkelijk dat Soekarno met geweld over hen ging regeren. Veel Molukkers kregen via de rechter een verblijfsvergunning in Nederland.

10897289497?profile=originalBritse hulp

Door de verwarring rond de Japanse capitulatie was een snelle overname van de macht dpoor geallieerden van het nog door Japan bezette Nederlands-Indië onmogelijk. Het inschepen van Maharata-, Gurkha- en Sikh-troepen vanuit Brits Indië (India) geschiedde pas in o0ktober 1945. In deze twee verloren maanden had de terugkeer van de krijgs-gevangenen naar hun familie en vooroorlogse standplaatsen moeten plaatsvinden. De leiding van het Britse leger bewapende de Japanse soldaten opnieuw met bajonetten en geweren (zonder kogels) voor de verdediging van de kampen. Hierdoor werden de Japanners gedwongen de bajonetten, die zij voorheen op ons hadden gericht, nu op de Pemuda’s te richten.

De duistere rol die de Japanners in de naoorlogse politiek gespeeld hebben is nooit helemaal duidelijk geworden. Zij hadden immers de tijd gekregen al het belastende materiaal over hun wandaden te vernietigen. Dit heeft dan ook de berechting van van veel Japanners wegens oorlogsmisdaden ernstig bemoeilijkt. De Britten hebben zich aanvankelijk geconcentreerd op de bevrijding van de krijgs-gevangenen en de ontwapening van de Japanners. Het herstel van het gezag zoals dat voor de oorlog was, behoorde niet tot hun taak. Ook met de Indonesische onaf-hankelijkheidsstrijd bemoeiden ze zich niet. Daardoor werden de eerste vijf bataljons van de Nederlandse oorlogsvrijwilligers maandenlang in Malakka in quarantaine gehouden, terwijl de Pemuda’s de Nederlandse burgers aan het afslachten waren.

Twee politionele acties waren nodig om Nederland militair tot overwinnaar te maken, maar de Nederlanders verspeelden op politiek terrein alle sympathie van de internationale gemeenschap en was hierdoor feitelijk de grote verliezer. De Nederlandse politiek was en bleef de enige schuldige aan het zinloos geweld en niet de Indische Nederlanders of de vanuit Nederland gezonden soldaten, die thans veteraan zijn.

 ______________________                  

Lees verder…

Top 50 Allertijden

Indoweb Internationale  Top 50 Allertijden

10897301658?profile=original

Tussen Kerst en Oud en Nieuw is Nederland in de ban van lijstjes. De 10 beste en slechtste dingen van 2014 en natuurlijk op Radio 2 de Top 2000 Allertijden. Maar wat zijn nu de grootste Indische hits allertijden. Indoweb zette 50 Indo-evergreens voor je op een rij. Wat is jou Indo-hit allertijden?

1. Tielman Brothers – Little Bird
2. Blue Diamonds – Ramona
3. Anneke Grönloh – Brandend zand
4. Ernst Jansz – Een eerste klein verraad
5. Andy Tielman & Tjendol Sunrise – Rock little baby of mine
6. The Crazy Rockers – Mamma-Pappa Twist
7. Anneke Grönloh – Nina bobo
8. Yopie Latul – Poco poco
9. Rudi van Dalm – Begawan solo
10. Dinand Woesthoff – Dreamer (Gussie’s song)

11. The Young Sisters & The Black Dynamites – Let’s have a party
12. Boudewijn de Groot – Verdronken vlinder
13. Van Halen – Jump
14. Liesbeth List – Pastorale
15. Blaudzun – Promises of no man’s land
16. Wieteke van Dort – Arm Den Haag
17. Eddy Chatelin – Down by the riverside
18. Royal Hawaiian Minstrels – Mooi Hawaii
19. The Hot Jumpers – I’ll never let you cross my mind
20. Kane – No surrender

21. Ricky Risolles – Poco poco style
22. Michelle Branch – Everywhere
23. Massada – Sajang é
24. Armand van Helden – You don’t know me
25. Lois Lane – It’s the first time
26. Jiggy Djé – Ik heb je
27. The Eastern Aces – The Way I Treat You
28. Jamai – Step right up
29. Blue Diamonds – That’ll be the day
30. Tielman Brothers – Rock little baby of mine

31. Jack Jersey – Papa was a poor man
32. Tjendol Sunrise – Rays of morning sun
33. Wieteke van Dort – Klappermelk met suiker
34. Blaudzun – Flame on my head
35. The Partysquad – Rampeneren
36. Ernst Jansz – De ballade van Nina Bobo
37. Tielman Brothers – Java guitars
38. Kane – Rain down on me
39. Liesbeth List – Te veel te vaak
40. The Desmounts – Midnight blue

41. George Baker – Little green bag
42. Sandra Reemer – The party’s over
43. Lois Lane – Tonight
44. Justine Pelmelay – Blijf zoals je bent
45. Sjors van der Panne – In het zicht van de haven
46. Jack Jersey – In the still of the night
47. Justine & Marlon – Waarom huil je toch Nona Manis
48. Original Talkatives – Squeeze Louise
49. Boudewijn de Groot – Testament
50. Dewi Pechler & Jamai – When you walk in the room

Lees verder…

Moed, Beleid en Trouw

10897296094?profile=originalMoed, Beleid en Trouw       Door:  Bert Immerzeel

 

Deze week werd door de Koning aan majoor Gijs Tuinman de hoogste Nederlandse dapperheids-onderscheiding, de Militaire Willems-Orde, toegekend. Het was voor het eerst sinds vijf jaar dat iemand ‘voor daden van moed, beleid en trouw’ werd geridderd. Gelukkig gebeurt dit maar zelden. Hoe minder oorlog, des te minder gelegenheid om dapper te zijn.

Ooit was dat anders. De Militaire Willems-Orde, ingesteld in 1815 door Koning Willem I, werd vroeger heel vaak toegekend. Tot 1940, zo lezen we op de website van het Ministerie van Defensie, maar liefst 5866 keer. Na de Tweede Wereldoorlog nog ongeveer 200 keer.

10897296477?profile=originalKNIL officieren in Atjeh

Atjeh

De meeste toekenningen hadden te maken met de late Napoleontische tijd en de strijd tegen de Belgen in 1830, en onze koloniale oorlogen in Indië. Meer dan de helft van alle MWO’s is gebaseerd op activiteiten in Indië, waarbij het overgrote deel gebaseerd op de 19e eeuwse ‘pacificaties’. De strijd in Atjeh alleen al heeft een duizend onderscheidingen opgeleverd.  

Dat laatste lijkt bijzonder. Is de verovering van Sumatra niet in ons geheugen opgeslagen als die van een superieur Nederlands leger tegenover arme onbewapende drommels? Zoiets als de Italianen tegenover de Abessijnen, als u dat nog iets zegt? Of komt het, omdat we de laatste tijd steeds geconfronteerd worden met die paar foto´s van slachtpartijen uit deze oorlog, gebruikt ter vervanging van niet-bestaande foto´s van Rawagedeh en Zuid-Celebes? Ons blikveld lijkt te zijn vernauwd. We zijn blijkbaar vergeten  dat  we  heel  erg  hard

moesten strijden om Atjeh eronder te krijgen, en dat bij die strijd heel veel dapperheid nodig was, wát dat ook mocht inhouden.

Niet aangeleerd

Wat is dat eigenlijk, dapperheid? En hoe dapper moet je zijn om een MWO te mogen ontvangen? Omdat ik meer wilde weten, kwam ik terecht bij het deel van de website *) van Defensie dat beheerd wordt door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Sinds kort bevindt zich hier een databank dapperheidsonderscheidingen **), waar voor het eerst vrijwel alle namen van dragers van      alle Nederlandse dapperheids-onderscheidingen tussen 1815 en 2000 (zijn) samengebracht.”

 

Het is een indrukwekkend geheel. We zijn (of waren) een dapper volkje. Vele tienduizenden werden in het verleden zó dapper bevonden dat ze werden gelauwerd. Over dapperheid in het algemeen vermeldt de site: “Dapperheid kan niet worden aangeleerd. Vaak is dapper gedrag pas zichtbaar in een onverwachte, levensbedreigende situatie waarin iemand boven zichzelf en anderen uitstijgt. Een persoon krijgt een dapperheidsonderscheiding dan ook op basis van handelen. Daarnaast speelt zo’n onder-scheiding een belangrijke rol in de maatschappij: dapper gedrag is immers een voorbeeld voor anderen.” Daar moeten we het voorlopig mee doen. Dapperheid overkomt je, zo lijkt het. Het is er, of het is er niet. Ook de toekenning van de MWO aan Gijs Tuinman leert ons niet veel meer, behalve dan dat hij in alles beter was dan zijn kameraden. Outstanding.

Steeds moeilijker

De website van het NIHM vermeldt per onderscheiding  wél in drie woorden de gebeurtenis, maar geeft verder helaas geen toelichting. Zo blijven we in het duister als we bijvoorbeeld willen weten waarom scheepskok Proost tijdens het beleg van Palembang in 1821 bijzonder dapper was. Bij een andere onderscheiding was het Kapittel zeer openhartig. Mangkoe Adie Ningrat kreeg in 1833 de MWO “omdat hij de derde vorst op Madoera en broer van de sultan was”.

In verband met gebeurtenissen en activiteiten in Indië in de Tweede Wereldoorlog werden 38 MWO’s uitgereikt, in verband met de Politionele Acties nog 26. Schamele aantallen, als je ze vergelijkt met die van de voorafgaande periode. Misschien werd het wel steeds moeilijker om dapper te zijn. De activiteiten van de personen waar het om gaat (naast Koningin Wilhelmina kreeg slechts één vrouw de onder-scheiding) zijn echter allen met een scherp oog beoordeeld. En van allen werd geconcludeerd dat zij, binnen de context waarin zij opereerden, zeer bijzonder waren. Hun onderscheiding heeft daarmee hopelijk de voorbeeldrol gespeeld die de overheid voor ogen had.

10897296896?profile=originalMajoor Tuinman wordt geridderd door Koning Willem-Alexander op 4 december 2014

Alhoewel de MWO sinds 1940 ook is opengesteld voor burgers, is het toch vooral een militaire onderscheiding gebleven. Een onderscheiding die slechts wordt verleend op grond van activiteiten in oorlogstijd. Laten we om       die reden alleen al hopen, dat     in de toekomst nog maar zeer, zeer weinigen zullen worden gelauwerd. Vrede zij met u.

*)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/inhoud/militair...

**)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/nieuws/2014/11/...

Lees verder…

INDIËGANGERS KOTSMISSELIJK SCHADECLAIMS

INDIËGANGERS KOTSMISSELIJK SCHADECLAIMS

10897281292?profile=original10897293462?profile=originalINDIËGANGERS KOTSMISSELIJK VAN INDONESISCHE SCHADECLAIMS

Klopjacht op de staatskas

Het is de Nederlandse burger een doorn in het oog, die alsmaar aanhoudende schadeclaims tegen de Staat en de reeks verzoeken tot strafvervolging van individuele militairen.

„Dát is nou onze wens voor 2015, dat die ellende eindelijk eens ophoudt”, zeggen Greetje en Charles van Dijck. Jarenlang woonde het echtpaar in Indonesië, waar hij door Nederland gebouwde marineschepen afleverde. „Er wordt daar 11.000 kilometer ver weg een klopjacht gehouden op ons belastinggeld.”

Vorige week was het alweer raak: twee hoogbejaarde Indonesiërs zeggen in respectievelijk 1947 en 1949 te zijn gemarteld en verkracht. Het Comité Nederlandse Ereschulden heeft advocaat Liesbeth Zegveld in de arm genomen om de Staat aansprakelijk te stellen voor psychische en fysieke schade.

Antwoord binnen vijf dagen, eisten het comité en de raadsvrouw. Want vanwege de hoge leeftijd van mevrouw Tremini (84) telde elk etmaal. De verkrachting zou ruim 65 jaar geleden hebben plaatsgevonden.

Dagvaarden

De andere zaak betreft een Indonesische gevangene. Voormalig vrijheidsstrijder Yaseman (86) zou in 1947 door KNIL-militairen op Java met stroomstoten zijn behandeld in pogingen een bekentenis los te krijgen. Ook moest hij, naar eigen zeggen, liters water drinken, waarna Nederlandse soldaten op zijn buik gingen staan.

Advocaat Liesbeth Zegveld: „Het ultimatum van vijf dagen is verstreken, de Nederlandse Staat kwam niet met inhoudelijke antwoorden. Dus gaan we dagvaarden.”

Zegveld slaagde er eerder in schadevergoeding af te dwingen voor tien weduwen van het Rawagede bloedbad van 9 december 1947 op West-Java. Ze kregen allemaal 20.000 euro. Gevolgd door eenzelfde uitkering van twintig mille per persoon aan achttien nabestaanden van wreedheden die door kapitein Raymond Westerling, commandant Speciale Troepen, op Sulawesi zouden zijn begaan.

Nog eens tien vrouwen van dit voormalige Celebes wachten op vonnis van de Nederlandse rechtbank, 28 januari. Vijf kinderen van hetzelfde eiland zijn óók een procedure begonnen…

Als Liesbeth Zegveld haar zoveelste zaak tegen de Staat aankondigt, ontploft Twitter. ‘Niet wéér die geldwolf’, heet het dan. En: ‘waar zijn toch de bewijzen’?

Dat vragen Charles en Greetje van Dijck zich ook af. „Die weduwen van 84, 86 en soms zelfs 104 jaar oud, bestaan die eigenlijk wel? In Indonesië worden mensen niet zo oud, zeker niet als ze uit de kampong komen. Is er eigenlijk ooit dna afgenomen?”

Advocaat Zegveld is overtuigd van de geloofwaardigheid van haar cliënten. „Ik heb geen enkele reden om aan hun verhalen te twijfelen. Er is daar systematisch gemarteld, zo blijkt ook uit de excessennota. Die mensen hebben toch recht op genoegdoening? En wat is nou 20.000 euro voor marteling…”

Charles van Dijck werkte als koopvaardijofficier bij de Holland Amerika Lijn. Daarna ging hij als technicus aan de slag op de voormalige marinewerf Wilton-Feijenoord. Geboren in toenmalig Batavia, de lokale taal sprekend en in 1980 naar Soerabaya vertrokken om tot 1983 door Nederland gebouwde fregatten af te leveren aan de Indonesische marine.

Net teruggekeerd uit de archipel laat hij lokale kranten zien. Bijvoorbeeld de Tribun Metro. Op de voorpagina: ‘Nederlandse overheid zal 65,6 miljard ruipah verstrekken voor 200 slachtoffers van door troepen onder leiding van Raymond Westerling in Gowa, Zuid-Sulawesi, aangerichte slachtpartijen’.

„De financiële afhandeling van die Rawagede affaire werd gemakshalve maar als leidraad genomen voor 200 andere zogenaamde nabestaanden, op een heel ander eiland”, zegt Van Dijck. „Zij die in Rawagede 20.000 euro schadevergoeding kregen, werden vervolgens in de kampong van hun geld beroofd door andere dorpelingen, agenten en politici. Want twintig mille is daar gelijk aan twintig jaarinkomens…”

Overdreven

Het Nederlandse geweld in Rawagede zou volgens mensenrechtenorganisaties 431 Indonesische slachtoffers hebben gekost, sommigen spreken zelfs van duizenden doden. Maar generaal-majoor b.d. Leen Noordzij, voorzitter van veteranenorganisatie VOMI, eerder in deze krant: „Ik ken Nederlandse ooggetuigen die over maximaal 22 doden spreken. Ook het aantal van 40.000 slachtoffers op Sulawesi lijkt schromelijk overdreven.”

Het ministerie van Buitenlandse Zaken meldde in oktober dat er nog 21 dossiers van Indonesische nabestaanden lopen. Beide procedures voor vermeende marteling en verkrachting die vorige week werden aangekondigd niet meegeteld.

„Ik ken Indonesië als mijn broekzak”, zegt Charles van Dijck. „Van mijn vroegste jeugd, de jaren onder Japanse bezetting en de beruchte Bersiap -eriode vlak na de oorlog. Toen Nederlanders en Indische Nederlanders bij bosjes werden vermoord door ‘vrijheidsstrijders op drift’; deels pure etnische zuiveringen. Als je ook maar tien procent Nederlands bloed had, ging je over de kling.”

Het echtpaar Van Dijck wantrouwt alle claims vanuit ’s werelds grootste eilandengroep. „Want het Indonesische alfabet begint met de C. Van corruptie”, aldus de gepensioneerde zeeman en zijn vrouw.

Analfabeet

Greetje: „Als ik dan lees van hoogbejaarden die zeventig jaar na dato nog precies weten hoe ze door onze militairen zijn misbruikt of gemarteld, schud ik mijn hoofd. Wij hadden destijds in Soerabaya kokkie Sihati. Zij wist niet eens haar geboortejaar! In de lagere sociale klassen zijn vrijwel alle Indonesiërs analfabeet. En waarom toch zo lang wachten met dat claimen?”

Advocaten geven toe: mede veroorzaakt door de publiciteit. Liesbeth Zegveld: „Natuurlijk werkt het wervend als het Comité Nederlandse Ereschulden op Indonesische voorpagina’s staat. Maar waar het echt om gaat, is dat Nederland destijds verzaakte en vertrok. Daarvoor krijgt Den Haag nu de rekening.”

Een rekening die uiteindelijk exorbitant hoog kan uitpakken, vrezen veteranen. Zij die van 1946 tot 1949 in de archipel dienden, vaak als dienstplichtige of oorlogsvrijwilliger uitgezonden, stellen dat aan beide zijde sprake was van wreedheden.

Indonesische pemuda’s vielen Nederlandse compounds op Java en Sumatra aan. Ze noemden zich vrijheidsstrijders, maar aarzelden niet om een weerloze verpleegkundige met haar voltallige gezin uit te moorden.

„Stel, ik vraag Indonesië om schadevergoeding voor leed dat mijn lang geleden overleden ouders daar is aangedaan”, zegt Charles van Dijck. „Dan worden we met die oosterse glimlach weggestuurd. Indonesische stille kracht versus Hollandse naïviteit.”

Want zo omschrijven Nederlandse veteranen de vonnissen waarbij rechters telkens weer geld toekennen aan nabestaanden van het oorlogsgeweld in de archipel. „Ze hebben geen idee wat zich daar toen afspeelde”, aldus Greetje van Dijck. „Dat die soldaten voor herstel van orde en veiligheid door regering en parlement waren gestuurd. Het was geen illegale oorlog, maar een guerrillastrijd die wij nooit konden winnen.”

Hoeveel claims er nog komen? Als het aan het Comité Nederlandse Ereschulden ligt zoveel mogelijk. Huisadvocaat Liesbeth Zegveld – zij speelt ook een juridische hoofdrol in een poging Dutchbat-commandant Thom Karremans en zijn twee plaatsvervangers strafrechtelijk te laten vervolgen voor het Srebrenica-drama – stelt dat het in Indonesië „nog om slechts een handjevol mensen gaat”.

Maar ook na acties aan het thuisfront liggen Nederlandse militairen onder vuur en dreigen schadeclaims. Zelfs als het om beëindiging van gijzelingen gaat. Zo willen een overlevende kaper en nabestaanden van zes gijzelnemers die omkwamen toen mariniers in 1977 Hondekop treinstel nummer 747 bij De Punt bestormden genoegdoening van de Nederlandse Staat.

Tot verbijstering van passagiers die de kaping destijds overleefden. Zoals Arie Dijkman: „De wereld op zijn kop. Die Molukkers pleegden een misdaad en namen heel bewust risico. Het zijn geen slachtoffers.”

Liesbeth Zegveld die ook hier tegenover de Nederlandse Staat acteert: „Zeker twee kapers – Max en Hansina – zijn door de mariniers weerloos afgeslacht.”

Minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) bevestigde op 19 november, nadat Liesbeth Zegveld de Nederlandse Staat namens haar Molukse cliënten aansprakelijk had gesteld, dat door de mariniers zorgvuldig was gehandeld. Deze maand liet de bewindsman echter plotsklaps weten alsnog onderzoek te laten doen of een vorm van aansprakelijkheid bestaat…

Frauderen

Mariniers van de topgeheime Bijzondere Bijstandseenheid (BBE), destijds ingezet, voelen niets voor de gang richting rechtbank. Maar advocaat Zegveld zegt: „Als er geprocedeerd moet worden, dan is het horen van getuigen daarvan onderdeel…”

Begin volgend jaar wordt duidelijk of ook voor dit dossier een greep uit de staatskas moet worden gedaan. Charles en Greetje van Dijck vrezen het ergste.

„Net als bij al die zogenaamde slachtoffers van Hollands geweld in voormalig Nederlands-Indië”, zegt Greetje van Dijck. „Ik moet er niet aan denken. Al die klagende weduwen op Sulawesi en Java… Ze zijn geen 80 plus, in Indonesië kan iedereen frauderen.”

Echtgenoot Charles, citerend uit een lokale krant: „Hier, het wordt ronduit toegegeven. ‘Ongetwijfeld zullen er in de te verzamelen gegevens over slachtoffers van Nederlands oorlogsgeweld ook een aantal fictief blijken’. Wij zijn weer eens het braafste jongetje van de klas. En daar, aan de andere kant van de wereld, gaan ze schuddebuikend van het lachen in polonaise door de kampong.”

Reactie / REDACTIE ICM.

Typisch Nederlands,  advocaten moeten instelling worden gebracht  en aan de orde te komen na 70 jaren om met claims te komen bij Ministerie van Buitenlandse zaken. Nu de andere kant van het verhaal. In 1966 kwam de Indonesische regering met 698 miljoen oude guldens om alle Indische Nederlanders te compenseren:  Met het verdrag van Wassenaar werd deze overeenkomst getekend door Indonesie en Nederland.

Indonesie heeft zijn afspraken nagekomen, die 698 miljoen oude guldens daar moet nog de eerste oude Gulden aan de Indische Nederlanders worden betaald door Ministerie van Buitenlandse zaken.

Beiden, Charles en Greetje moeten eerst beter hun geschiedenisboekjes na lezen en bestuderen. Of bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken de Brochure "Traktaat Verdrag Wassenaar" maar eens opvragen. Ook hier is meer dan corruptie aan de hand om de Indische Gemeenschap niet te informeren. 

300 jaren heeft Nederland "daar" geroofd, gemoord, vrouwen verkracht , de bevolking verkracht en zich verrijkt met economische-bomen die nog verder dan de hemel groeiden, alle te korten werd aangevuld uit de Indische Economie.

Over corruptie gesproken was is dit dan 689 miljoen toe eigenen wat van De Indische Gemeenschap is, voeg daar nog aan toe de oorlogsslachtofferschade, en niet uitgekeerde salarissen van ambtenaren over een periode van 4 jaren. De Indische Gemeenschap moet die claim van welgeteld 7 / 8 miljard ook bij Zegveld leggen.

Charles en Greetje de corruptie heeft Indonesie van Nederlandse regering aangeleerd, zie hier weer een bewijs, 689 miljoen oude gulden zijn bij de begunstigden gekomen ergo, het geld is nu nog van de Republiek Indonesia.

Waarvan Akte geboren in Bali, 13 jarige vertrokken naar Nederland, niet welkom  bij de Nederlanders met koele Kille ontvangst!

Lees verder…

Terugblik Presentatie ICM Jaarboek

Terugblik Presentatie ICM Jaarboek "Toegang tot de Indische wereld" locatie pasar malam BUKU Taman Indonesia.

10897305293?profile=original

Onze Hooffdwebmaster en fotograaf Ben was er al vroeg bij met zijn camera in de aanslag, gelijk turend op zijn draaiboek welke schrijvers in beeld gebracht moeten worden !

Goed initiatief om een gemeleerd beroemde / bekende Indische schrijvers uit te nodigen. Wel 7 uitgevers ontfermden zich over hun "beroemde pupillen". Niet de minste geringste gaven hier in Taman Indonesia Acte de presense.

Niet alleen beroemde schrijvers, maar muzikanten en onze filmdocumentaire met diverse awards bekroond met als sponsor de filmacteur Robert Redfort, die verzot is op Indo's en Indonesie.

Het leek of ze allemaal "Ferry Schwab" moesten hebben eindelijk weer "live na het heengaan van zijn dochtetr" na zo lang afwezig te zijn. Uiteraard kwam Marion Bloem die goed omgaat met mijn neef Martin (oeroeg, ver van mijn Familie, Baantjes, en Flikken Maastricht als regisseur). Dan onze Remco, die Ferry Schwab verwarde met Ben Vink "

Ferry jullie doen goed en veel werk met goede initiatieven en dat zonder subsidiebijdragen zoals bij de omroepen, en ook hier op locatie zijn jullie er !" Aldus Remco.

De een na de andere uitgevers schoot Ferry Schwab aan om een graantje te mogen meepikken via het ICM Media en kanalen. ICM stands stonden buiten als binnen in de warme leeszaal met mooi voordrachten.

10897305681?profile=originalPrimeur die Hetty Naaikens onthulde, is druk bezig met nieuw filmdocumentaire "MUSIC NEVER DIES" een Idee wat Ferry haar heeft ingefluisterd. Alleen door vele muziekrechten van Buma Stemma moet ruim een half miljoen Euro worden neergeteld voor deze filmdocumentaire die aarde en hemel in Nederland zal doen beven. Misschien dat de omroepen een fonds kunnen inrichten voor deze film documentaire, die fors zal ingrijpen op de geschiedenis van de muziekindustrie . Zij nu bezig om die fondsen te werven. Daartoe gaat ze deze in eigen beheer maken zonder coopartners.

10897306054?profile=original

ICM Book onze geschiedenis moet door worden gegeven. Daarom zijn exemplaren uitgereikt aan Marlisa-Diederik Wareman van Taman Indonesia,

10897306101?profile=original

Harry Severien van The Night Riders, en Hetty Naaykens van o.a. Buitenkampers.

De 7 uitgevers likten hun wonden na de presentatie een jaarboek geent op een terugblik. Alleen een krant heeft dit voorrecht. Iedereen is op zoek naar nieuws en geschiedenis dat zich zelf verkoopt!

Volg ons op ICM!

Wordt vervolgd en tot bij de volgende presentatie!

Lees verder…

NIOD Oorlogsstatistieken

10897288872?profile=original

Oorlogsstatistieken van het NIOD

 

Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft jarenlang gegevens verzameld met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Ten behoeve van later onderzoek en om het grote publiek enig inzicht te geven in de belangrijkheid van de gebeurtenissen, werden de cijfers op een rij gezet. Eerst op papier en later op de website van het NIOD. Om deze gegevens meer bekendheid te geven, publiceerde Java Post – zij het in enigszins aangepaste vorm – het gehele overzicht. Opdat we niet vergeten.

Krijgsgevangenen

De cijfers met betrekking tot de krijgsgevangenen werden in 1978 gepubliceerd door majoor drs. H.L. Zwitzer. Op basis van de in de archieven van de Koninklijke Marine en van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) aanwezige gegevens kwam hij tot de conclusie dat van de Europese militairen in Nederlands-Indië in totaal een 42.233 in krijgs-gevangenschap zijn geraakt: 3.847 van de Koninklijke Marine, 36.869 van het KNIL, en 1.517 behorende tot de KNIL hulpkorpsen. Van deze 42.233 mannen zijn 8.200 omgekomen (19,4%). Marine 648 (16,8%), en KNIL en hulpkorpsen: 7.552 (19,6%).

 

10897288882?profile=originalMevrouw B. Hartwig-Hoogeveen op de Europese begraafplaats Kembang Kuning te Soerabaja, waar de, op 20 februari 1942 te Balikpapan door het Japanse leger omgebrachte, kapitein H. W. Hartwig van het KNIL, in 1972 ten tweede male werd herbegraven. (KITLV)

Het sterftecijfer van de krijgs-gevangenen van alle geallieerde nationaliteiten in de Pacific-oorlog samen lag op 27%. Het Amerikaanse was 34%, het Australische 33% en het Britse 32%. Wat het algemene sterftecijfer verlaagde was het lage percentage onder de Nederlanders: minder dan 20%. (Gavan Daws, ‘Gevangenen van de Japanners; Krijgsgevangenen in de Pacific gedurende de Tweede Wereldoorlog’, Baarn 1996, p. 409.)  

 

Burgergeïnterneerden

Gegevens over de aantallen geïnterneerde burgers in Indië zijn zeer onvolledig omdat bijna alle Japanse stukken die op de internering betrekking hebben, alsook veel kamparchieven verloren zijn gegaan. Van het totaal aantal geïnterneerden kan daarom alleen een schatting worden gegeven. In de loop van de oorlog hebben de Japanners aan het Internationale Rode Kruis doorgegeven dat er ongeveer 98.000 geïnterneerden waren. De Nederlandse regering heeft na de oorlog gesteld dat er circa 110.000 geïnterneerden zijn geweest. Dr. D. van Velden heeft in haar proefschrift ‘De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog’ (Groningen 1963) het beschikbare cijfermateriaal bij elkaar gebracht. Op basis van dit materiaal geeft L. de Jong in ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 11b, p. 348 en 359, de volgende cijfers: Java 80.000, Sumatra 12.000, Grote Oost 3.900, Borneo 500. In totaal zijn dat 96.400 geïnterneerden.

De door Van Velden verzamelde gegevens zijn hoogstwaarschijnlijk niet volledig, vandaar dat De Jong het verstandig achtte ervan uit te gaan dat er circa 100.000 geïnterneerden zijn geweest (p. 754). H.L. Zwitzer komt in zijn boek ‘Mannen van 10 jaar en ouder’ (Franeker 1995) op basis van het aantal naoorlogse claims van ex-geïnterneerden op een Japanse uitkering tot eenzelfde schatting. Het aantal van 100.000 Nederlandse burgergeïnterneerden lijkt daarmee de meest betrouwbare schatting te zijn.

Over het aantal omgekomen Europese burgergeïnterneerden bestaat minder overeenstemming. De schattingen variëren tussen de 10.580 en 16.800 slachtoffers. Van Velden meldt in haar proefschrift (p. 368) dat het Nederlandse Rode Kruis het aantal doden op 13% schatte (dat zou een aantal van 13.000 doden betekenen). H.L. Zwitzer komt tot een getal van 10.580 omgekomenen door dit aantal van 13.000 doden te corrigeren met het vooroorlogse sterftecijfer (H.L. Zwitzer, Mannen van 10 jaar en ouder, p. 83).

Op basis van het cijfermateriaal van D. van Velden komt L. de Jong tot een aantal van 13.120 sterfgevallen. De Jong vermeldt tevens dat de Japanners in de loop van de oorlog aan het Internationale Rode Kruis een dodental van 16.800 opgaven (16,8%). De Jong sluit zich hierbij aan door te kiezen voor een sterftecijfer van één op zes (11b, p. 753-754).

(Indo)Europese buitenkampers

Hoeveel niet-geïnterneerde (Indo) Europeanen er in totaal van de honger en andere ontberingen zijn omgekomen is niet bekend. Schattingen van het aantal (Indo) Europeanen dat uiteindelijk buiten de kampen is gebleven lopen sterk uiteen van 120.000 tot 200.000. Historicus Hans Meijer heeft zeer recent het aantal ‘buitenkampers’ op circa 125.000 geraamd (‘In Indië geworteld’, Amsterdam 2004, p. 226).

10897289483?profile=originalKamp Tjideng op Java.

Als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië stierven waarschijnlijk meer dan 21.000 ‘Europeanen’ (8.200 krijgsgevangenen en ongeveer 13.000 burgergeïnterneerden. Daar komt nog bij een onbekend  aantal ‘buitenkampers’). Vóór de oorlog telde de Europese gemeenschap in Indië circa 290.000 personen, van wie circa 260.000 de Nederlandse nationaliteit hadden. Dit zou een Europees sterftepercentage van meer dan 7% betekenen.

Inlanders

De Jong vermeldt dat van de 50 miljoen Javanen en Madoerezen er tijdens de Japanse bezetting circa 2,5 miljoen zijn gestorven; dit betekent een sterftepercentage van 5% (11b, p. 572). De Indonesische regering schatte het totale dodental begin jaren 1950 op 4 miljoen (S. Sato, ‘War’, p. 155).

Hoeveel Indonesiërs gedurende de Japanse bezetting als romusha’s (werksoldaten) moesten zwoegen, is niet precies bekend. Volgens bewaard gebleven Japanse statistieken was het aantal romusha’s op Java in november 1944 circa 2.6 miljoen, waarvan bijna één miljoen op tijdelijke basis. Daar deze tijdelijke krachten op een gegeven moment door anderen moesten worden afgelost, lag het totale aantal ingezette Javaanse werksoldaten tijdens de Japanse bezetting vermoedelijk nog veel hoger dan 2,6 miljoen. De Japanse historicus Shigeru Sato berekende dat, indien men aanneemt dat in de twintig maanden tussen januari 1944 en augustus 1945 (de periode van de meest intensieve werving van romusha’s) elke tijdelijke ‘werksoldaat’ gemiddeld ongeveer twee maanden werd ingezet, het totale aantal tijdelijk gemobiliseerde romusha’s op Java de 10 miljoen benadert. Telt men daar de permanente romusha’s (circa 1,6 miljoen) bij op, dan komt het totale aantal ingezette Javaanse romusha’s in de buurt van de totale ‘mobiliseerbare’ arbeidsmacht op Java, die door het Japanse leger op 12,5 miljoen mensen werd geschat (Shigeru Sato, ‘War, nationalism and peasants; Java under the Japanese occupation 1942-1945’, St Leonards 1994, pp. 157-158).

Het aantal Romusha’s dat overleed als gevolg van de ontberingen is evenmin exact vast te stellen. De Japanners voerden een zeer gebrekkige administratie en verbrandden verscheidene van die administraties na de capitulatie. Een gangbare schatting is dat van de circa 300.000 Javaanse romusha’s die overzee werden getransporteerd, er slechts  ongeveer 77.000 overleefden, een sterftepercentage van 74,3% (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, p. 74). Het door Hovinga genoemde aantal van 77.000 overlevenden betrof echter alleen de Javanen die in de opvangkampen van het Nederlandsch Bureau voor Documentatie en Repatriëring van Indonesiërs (Neboduri) zaten, terwijl nog onbekende aantallen koelies rondzwierven, zich ter plekke vestigden, of op eigen gelegenheid naar Java probeerden terug te keren. Op basis van enkele verspreide gegevens schat Remco Raben het sterftecijfer in  Javaanse koeliegemeenschappen in de Buitengewesten op tegen de 50%, “en aan de ‘spoorwegen des doods’ een stuk hoger” (Remco Raben, ‘Arbeid voor Groot-Azië’, pp. 102-103). Shigeru Sato neemt hier opnieuw een afwijkend standpunt in: hij schat het aantal overzee gestuurde romusha’s dat overleefde op circa 135.000 personen (‘War, nationalism and peasants’, p. 160).

Volgens De Jong zou van de overzee gestuurde Balinezen circa 85% zijn overleden. De Jong vermeldt voorts dat van de circa 100.000 romusha’s die zich in november 1944 aan de spoorlijn en kolenmijnen van de residentie Bantam op de westpunt van Java bevonden, ten tijde van de Japanse capitulatie nog maar circa 10.000 aanwezig waren (11b, pp. 532-533). Dat zou betekenen dat in Bantam wellicht 90.000 Javanen zijn omgekomen. Verdere gegevens over aantallen op Java omgekomen romusha’s ontbreken. Hetzelfde geldt voor gegevens over de overleden lokale koelies op Borneo, Celebes, Sumatra en Nieuw-Guinea die aan het werk werden gezet op hun eigen eiland. Hovinga acht het daarom waarschijnlijk dat er in totaal aanzienlijk meer dan 300.000 Indonesiërs in Romusha-dienst zijn omgekomen.

Andere nationaliteiten

Behalve Inlanders hebben de Japanners ook op grote schaal Chinezen, Maleiers en Tamils geronseld in Singapore en Maleisië. De meeste van deze mensen moesten werken aan de Birma-Siam spoorweg, samen met eveneens geronselde Birmezen en Thais. In totaal hebben er waarschijnlijk 190.000 uit de Britse koloniale gebieden afkomstige romusha’s aan de spoorlijn gewerkt. Veel rapporten en getuigenverklaringen duiden op een sterfte van 80% onder deze dwangarbeiders. Dat zou 152.000 doden betekenen. Samen met de omgekomen Indonesische romusha’s komt het totale dodental in Zuidoost-Azië volgens Hovinga dan op circa 450.000 (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, pp. 136-137.) De Jong vermeldt dat van de circa 4.000 na de Japanse capitulatie in Thailand aangetroffen romusha’s de overlevenden waren van groepen die tezamen op zijn minst 10.000 Javanen hadden geteld (11b, p. 535).

 

10897290059?profile=originalGroep gewapende Heiho’s (hulp-soldaten in dienst van de Japanners)

Heiho’s

“Hoeveel heiho’s (hulpsoldaten) er in totaal geweest zijn, is niet bekend – de laatste opperbevelhebber van het Japanse Zestiende Leger […] luitenant-generaal Josioetsji Nagano, verklaarde kort na Japans capitulatie dat er in augustus ’45 op Java nog bijna 25.000 en op Timor nog ca. 2.500 waren en dat van Java enkele tienduizenden heiho’s naar elders waren verplaatst, ‘op eigen verzoek’, beweerde hij, van wie ca. 15.000 nog in leven zouden zijn.” (De Jong, 11b, p. 958)
Voorts: “Van Witsens schatting is dat van de ca. 15.000 ex-KNIL-militairen die op Java Heiho geworden zijn, ongeveer de helft is omgekomen. Hoevelen van de tienduizenden anderen die Heiho werden, er het leven bij hebben ingeschoten, is niet bekend.” (De Jong, 11b, p. 960)
Op basis van de in De Jong genoemde cijfers zou het aantal heiho’s op circa 60.000 man geschat kunnen worden.

Dwangprostituees

Bart van Poelgeest schatte het aantal Europese vrouwen dat in Japanse bordelen in Nederlands-Indië werd tewerkgesteld op tussen de 200 à 300. Bij ongeveer 65 vrouwen staat hierbij vast dat van gedwongen prostitutie sprake was (‘Gedwongen prostitutie tijdens de Japanse bezetting’, in: Wim Willems en Jaap de Moor, red., ‘Het einde van Indië’, Den Haag 1995, pp. 186-187). Van Poelgeest geeft geen schatting van het aantal Indonesische dwangprostituees. Volgens George Hicks spreken de meest betrouwbare schattingen van het totale aantal ‘troostvrouwen’ van 80.000 Koreaanse vrouwen en waarschijnlijk zo’n 20.000 vrouwen met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden (‘Japanse legerprostitutie 1932-1945: een overzicht’, in: N.D.J. Barnouw e.a., red., ‘Vijfde jaarboek van  het Rijksinstituut voor Oorlogs-documentatie’, Zutphen 1994,    p. 19). In 1995 kwam de Japanse Fumiko Kawada na onderzoek op een aantal van 22.234 slachtoffers van seksueel geweld in Nederlands-Indië, een getal dat ook maîtresses en verkrachtingen behelsde. Het Indonesische tijdschrift Tempo noemde in 1992 het getal 60.000, zonder daar een bron bij te vermeldden. (Cijfers geciteerd door Brigitte Ars, ‘Troostmeisjes’, Amsterdam 2000, pagina 145).

                                             George Hicks heeft berekend dat de verhouding tussen het aantal Japanse troepen en het aantal ‘troostmeisjes’ op ongeveer 50:1 gesteld kan worden (‘The Comfort Women’, London 1995, p. XIX). Ten tijde van de Japanse capitulatie bevonden zich in Indië ongeveer 300.000 Japanners (Elly Touwen-Bouwsma en Petra Groen, red., ‘Tussen Banzai en Bersiap’, Den Haag 1996, p. 95). In dat geval zouden er in Indië circa 6.000 dwangprostituees zijn geweest. Dat cijfer is goed in overeenstemming te brengen met het bovengenoemd aantal van 20.000 dwangprostituees met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden.

Gesneuvelde geallieerde militairen

Het totale aantal tijdens de strijd gesneuvelde geallieerde militairen in Azië en de Pacific bedraagt circa 156.000 man.

Dit aantal komt tot stand door het optellen van de volgende cijfers: Verenigde Staten circa 90.000; Australië 45.843; Groot-Brittannië en Commonwealth tenminste 17.200; Nederland 2.654; Nieuw-Zeeland tenminste 134. Niet meegeteld zijn de onder de Amerikaanse legereenheden gesneuvelde Filippijnse militairen, de ongeveer 1,4 miljoen Chinese gesneuvelden en de circa 12.000 in augustus 1945 omgekomen leden van de Sovjetstrijdkrachten.

Hiroshima en Nagasaki

Het grote probleem bij het schatten van het aantal slachtoffers/doden van de atoombommen is dat niemand exact weet hoeveel burgers en militairen zich op het moment van de kernexplosies in Hiroshima en Nagasaki bevonden. De cijfers in deel 11b van het ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ van L. de Jong – te weten 64.000 doden en 72.000 gewonden in Hiroshima en 39.000 doden en 25.000 gewonden in Nagasaki – zijn zeer waarschijnlijk gebaseerd op de resultaten van diverse Amerikaanse en Japanse onderzoeksrapporten uit de tweede helft van de jaren 1940 en de jaren 1950. Deze resultaten werden sindsdien in veel gezaghebbende boeken aangehaald Deze cijfers zouden echter wel eens te laag kunnen zijn. In 1950 werd in Japan voor het eerst een telling gepubliceerd van het aantal overlevenden van de kernbom-explosies.

10897290468?profile=originalHiroshima: totale verwoesting

Toen men vervolgens het aantal overlevenden van het geschatte aantal aanwezigen tijdens de atoombombardementen aftrok, kwam men tot de conclusie dat tot 1950 in Hiroshima 200.000 mensen en in Nagasaki 140.000 mensen waren overleden. Daar veel overlevenden zich in 1950 echter nog niet als zodanig bekend durfden te maken, viel deze berekening veel te hoog uit. In 1976 rapporteerden de twee getroffen Japanse steden aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties dat ten gevolge van de atoombommen tot het eind van 1945 in Hiroshima 130.000 à 150.000 doden en in Nagasaki 60.000 à 80.000 doden te betreuren waren geweest. De Amerikaanse militair historicus Richard Frank kwam in 1999 tot de volgende voorzichtige conclusie: “The actual total of deaths due to the atomic bombs will never be known. The best approximation is that the number is huge and falls between 100.000 and 200.000.” (Richard B. Frank, ‘Downfall; The end of the Imperial Japanese Empire’, New York 1999, pagina 287).

Ook over het aantal mensen dat in latere jaren aan de gevolgen van de kernexplosies is overleden bestaat grote onzekerheid. Als gevolg van de lange termijneffecten van de atoom-bommen is het sterftecijfer onder diegenen die de explosies hebben overleefd duidelijk hoger dan    het landelijk gemiddelde, maar hieromtrent zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. In Hiroshima en Nagasaki worden dodenlijsten van overleden ‘hibakusha’ (slachtoffers van de atoombom) bijgehouden. Een ‘hibakusha’ is iemand die zich tijdens, of vlak na de explosies binnen een straal van twee kilometer van de epicentra van de atoombommen bevond.

In augustus 1994 telde de lijst van Hiroshima 186.940 doden en de lijst van Nagasaki 102.275 overledenen. In augustus 2000 stonden op de dodenlijst van Hiroshima al meer dan 217.000 namen. Wanneer een ‘hibakusha’ overlijdt wordt hij of zij automatisch op de dodenlijst gezet, ongeacht de oorzaak van overlijden. Het is dus niet zeker of alle gestorvenen op deze lijsten ook inderdaad aan de gevolgen van de atoombommen zijn overleden.

Niettemin kan volgens de Amerikaanse historicus John Dower het totaal van “immediate and longer-term deaths caused by the bombing of the two cities” geschat worden op “as high as triple the familiar early estimates – in the neighborhood, that is, of three hundred thousand or more individuals” (Michael J. Hogan, ed., ‘Hiroshima in history and memory’, Cambridge 1996, p. 125).

Nederlandse Bersiapslachtoffers

Eind 1947 werd door de Nederlandse autoriteiten het totaal aantal slachtoffers van de bersiap op 3.500 geschat; of daarbij de slachtoffers onder de Ambonezen zijn meegeteld is niet duidelijk. Volgens De Jong is deze schatting vermoedelijk te laag geweest: vermoorden werden alleen aangemeld als zij relaties hadden die dat konden doen, maar talrijke Indisch-Nederlandse mannen en vrouwen die met Indonesiërs gehuwd waren, leefden geïsoleerd in de binnenlanden. Eind 1948 waren er in heel Indië nog circa 2.500 Europeanen zoek – dat cijfer sloot evenwel ook personen in die in de Japanse bezettingstijd spoorloos waren verdwenen. (L. de Jong, ‘Koninkrijk der Nederlanden’, deel 12, pp. 744-745.)

Nederlandse militaire verliezen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd

De gemiddelde sterkte van de landstrijdkrachten in Nederlands-Indië in de jaren 1946-1949: Koninklijke Landmacht 70.000; KNIL 40.000; Mariniersbrigade 5.000 Benadrukt moet worden dat het hier de gemiddelde sterkte van de in Indië aanwezige landstrijdkrachten in de jaren 1946-1949 betreft. Het totaal aantal militairen dat op enig moment tijdens deze periode in Indië heeft gediend moet dus aanzienlijk hoger hebben gelegen. De verliescijfers zijn als volgt onder te verdelen (resp. verliezen aan gesneuvelde en door ziekte en ongeval overleden militairen):
KL: 1602 – 907; KNIL: 722 – 1098; Mariniersbrigade: 155 – 101. Totaal: 2479 – 2106. Totaal: 4585. (Bron: D.C.L. Schoonoord, ‘De Mariniersbrigade 1943-1949; Wording en inzet in Indonesië’,  Amsterdam 1988, p. 315)
Kolonel bd. J.W. de Leeuw komt tot de volgende totaalcijfers voor de periode tussen 15 augustus 1945 en 1 januari 1963 (dus inclusief het conflict om Nieuw-Guinea in 1962): Gevechts-verliezen (inbegrepen vermoord): 3281, niet-gevechtsverliezen (ziektes, ongevallen, executies etc.): 2134; doodsoorzaak onbekend: 762. Totaal: 6177.

10897288872?profile=originalNederlandse militaire ereveld Kembang Koening Soerabaja

Bij deze cijfers zijn ook omgekomen politiemensen, Rode Kruispersoneel etc. meegeteld. Tenslotte zijn ook mensen opgenomen die niet in Indië zijn aangekomen. Zij behoorden echter reeds tot een uit te zenden eenheid en zijn daarom ook door De Leeuw meegenomen. De Leeuw benadrukt dat deze cijfers nog aan verandering onderhevig zijn. (Bron: zgn. Roermond-database van De Leeuw.)                                          Tijdens de Eerste Politionele Actie zijn 169 Nederlandse militairen omgekomen, tijdens de Tweede sneuvelden 113 (L. de Jong, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 12, p. 972).

Indonesische verliezen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd

In Indonesië wordt gesteld dat de Republikeinse strijdkrachten in de jaren 1945-1949 in totaal circa 100.000 man hebben verloren. Nederlandse militaire historici houden dat voor een betrouwbaar cijfer. Het revolutionaire geweld tegen de burgerbevolking op Java heeft bovendien naar schatting aan enkele tienduizenden Indonesiërs het leven gekost. Ook als gevolg van de door de PKI geïnitieerde Madioen-opstand zijn vermoedelijk enkele tienduizenden slachtoffers gevallen. Op Sumatra zijn alleen al in de periode voorafgaand aan de Eerste Politionele Oorlog zo’n 7.000 Karo-Bataks om het leven gekomen (De Jong, ‘Koninkrijk’, deel 12, p. 865 en 1014).

Bron: Het bovenstaand overzicht is tevens te raadplegen via         de website van het NIOD:http://www.niod.knaw.nl/nl/vraag-en-antwoord/japanse-bezetting-paci...

Lees verder…

Bevrijding uit het Jappenkamp

10897291263?profile=originalBevrijding uit het Jappenkamp                 Door:  Reneé van Alphen

De precieze datum weet ik niet meer, ik was toen 14 jaar. In ieder 5 geval was het in augustus 1945. We zaten al twee jaar in dit kamp en daar voor nog een jaar in een ander kamp. Over de toestanden in de kampen hoef ik niet te vertellen, dat weten alle oud-Indisch gasten wel. Nee, het gaat in dit stuk over de bevrijding. Ik had net mijn taak van die dag verricht: het leegscheppen van de open riolen en dat zonder enige bescherming. Met blote voeten, benen vol tropen zweren en met blote handen schepten we de vuiligheid uit de riolen. Na afloop slenterde ik wat door het kamp, lusteloos, moe en hongerig.

Geen koffiemolens

Opeens hoorde ik motorgeronk boven me. Geen Japanse vliegtuigen want dat geluid kenden we, die noemden we koffiemolens. Nee, dit was een nieuw geluid. Verbaasd keek ik naar boven en zag een vliegtuig dat langzaam boven ons kamp en natuurlijk de andere kampen in de omgeving cirkelde. De andere kampgenoten hadden het ook in de gaten en met z’n allen keken we verbijsterd toe. Op de romp van het vliegtuig was de Nederlandse driekleur geschilderd en niet de Japanse rode bol. Toen gaf dat vliegtuig ons opeens een groet door met z’n vleugels op en neer te zwaaien. Daarna verdween het. Nu ik dit opteken, krijg ik daar nog kippenvel van.

Speech van de kamp-commandant

Iedereen die nog kon lopen begon te juichen en te springen, maar toch nog beducht voor de Jappen, die best wel eens met de ketting in de handen naar ons toe zouden kunnen rennen en gaan slaan. Maar gelukkig gebeurde dat niet. Wel moesten we bij elkaar komen en de Japanse kampcommandant hield een speech dat de oorlog voorbij waas en de geallieerde troepen zouden komen om ons te bevrijden.

Douglas C-54 Skymaster

Paar hapjes

Na deze gebeurtenis veranderde er van alles in het kamp. Er kwam – het belangrijkste van alles – meer eten binnen. Ik weet nog dat

mijn moeder de kinderen waarschuwde, dat we niet teveel tegelijk naar binnen mochten schrokken, want dan zouden we ziek worden. Dus iedere keer een paar hapjes, als we langs de bak met rijst liepen. En dat was maar goed ook, want er zijn nog mensen gestorven, die teveel en te gauw aten. De vaders en zonen die in het mannenkamp hadden gezeten en die nog in leven waren, kwamen naar ons terug. Na een korte tijd werden we door de Engelse troepen verhuisd naar een andere wijk, omdat de Javaanse opstandelingen, de Peloppors zoals ze genoemd werden, ons naar het leven stonden. Maar we vonden het prachtig in die nieuwe wijk, want we hadden veel meer bewegingsvrijheid. We kregen er voldoende te eten en we hadden meer ruimte, zij het beperkt, want we zagen de opstandelingen vlakbij ons door het ravijn sluipen. Deze opstandelingen hebben nog velen van ons gevangen genomen, gemarteld en gedood.

Schoenen waren lastig

Er werd een school ,opgericht voor de kinderen. Gedurende de kampjaren was er helemaal geen onderwijs geweest. Het moeilijkste vond ik niet de school, maar de regel dat we schoenen aan moesten. Dat was lastig. Jarenlang hadden we op blote voeten gelopen en nu die schoenen. Het eerste wat we na de schoollessen dan ook deden, was die schoenen uitschoppen. Vanaf Vanaf 1946 kwamen de transporten naar Nederland op gang. Ikzelf vond het vreselijk dat ik weg moest. Op de laatste ochtend voordat de vrachtwagens ons kwamen ophalen, schreef ik nog op de muur: “Lief Indië, ik kom terug!”. Daar is echter nooit iets van terecht gekomen., maar dat kon ik toen niet weten.

Jaren later was er aan het Scheveningse strand een vliegtuigshow. Via een luidspreker gaf een stem inlichtingen over die toestellen die langs kwamen vliegen. Op een gegeven moment zei de stem, dat we nu de vlieg-tuigen zouden zien die in de jaren vlak na de oorlog vlogen. Tot dat ogenblik had ik mij kostelijk vermaakt met het kijken naar al die overkomende vliegtuigen. Maar toen kwam die Skymaster. Ik herkende hem en..... het toestel zwaaide met zijn vleugels als groet.

Opeens stond ik weer in het kamp van jaren geleden en keek naar het vliegtuig dat bij wijze van groet met zijn vleugels zwaaide naar ons, skelet magere mensen. Ter plekke, ingeklemd in een zee van toeschouwers, ben ik toen spontaan in tranen uitgebarsten. Lange tijd kon ik niet ophouden met huilen. Dikke tranen rolden – ondanks mijn schaamte voor de omstanders – over mijn gezicht. Afscheid van Indië.

Bron: De Oud Hagenaar, nr. 19.  

Lees verder…

Ziek en gezond in Indië

10897307279?profile=originalZiek en gezond in Indië       Door:  Dr. J.P. Verhave

In de banden tussen Indonesië en Nederland is de gezondheidszorg geen opvallend onderwerp. Toch hebben veel Indonesiërs en Nederlanders met Indische wortels hun bestaan te danken aan de medische zorg besteed aan hun voorouders. In de koloniale periode was er een Dienst Volksgezondheid en medische missie en zending waren elk op hun manier actief. Er werd medisch personeel opgeleid; Indische artsen kregen een opleiding die stond als een huis. Een aantal van hen promoveerde zelfs in Europa.

Tot voor kort bestond er nauwelijks belangstelling voor de medische geschiedenis van Nederlands-Indië, noch in Nederland noch in Indonesië. Gelukkig is daar de laatste jaren verandering in gekomen. Onze collega’s in Indonesië houden zich bezig met de medische geschiedenis vanaf de Japanse tijd tot en met de periode Soekarno. Zij bestuderen de rol van Indische artsen en zij interviewen Indonesische artsen die in de naoorlogse periode werkzaam waren. Ook de opbouw van        de gezondheidszorg in de onafhankelijkheidsstrijd en de overname van de taken van westerse artsen is onderwerp van aandacht. In Nederland is of wordt studie verricht naar geneeskundig onderwijs, bestrijding van malaria en lepra, ziekenhuizen en gezondheidszorg, specifiek in Nieuw Guinea. Dat is erg bescheiden, gezien de lange gezamenlijke geschiedenis van beide landen. Nu er weer veel onderzoek gedaan wordt in Indonesië, samen met Nederlanders, ook op het gebied van de geneeskunde, is meer aandacht voor wat er vroeger in de archipel gebeurde, op zijn plaats.

Een doktor djawa bezig met vaccinatie

De Nederlandse Vereniging voor Tropische Geneeskunde heeft het initiatief genomen om hetGeneeskundig Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië, een rijke bron van informatie over ziekenzorg,  de ziektebestrijding en de (volks) gezondheid, toegankelijk te maken voor een breder publiek. De initiatiefnemers hebben er bij de Koninklijke Bibliotheek op aangedrongen om dit tijdschrift als historisch erfgoed te beschouwen; met succes want het is inmiddels gedigitaliseerd. Een belangrijke stap waarmee dit tijdschrift, dat heeft bestaan van 1852 tot 1942 en 80.000 pagina’s omvat, beter bereikbaar is geworden voor onderzoek. Maar het is geschreven in de Nederlandse taal en dus   niet leesbaar voor Indonesiërs. Daarom is er een studiegroep gevormd van een twintigtal artsen en onderzoekers, die op basis van de artikelen in het Geneeskundig Tijdschrift een overzicht geven van de diverse medische specialismen, zoals die in Indië hebben vorm gekregen; deze overzichten zullen worden gebundeld in een Engelstalige publicatie. Een belangrijk doel van deze bundel is om Indonesische docenten en studenten kennis te laten nemen van wat er in het verleden op het gebied van volksgezondheid, medische zorg en onderwijs, en laboratorium onderzoek in hun land gebeurd is. Voor medisch historici in andere voormalige koloniale mogendheden biedt dit boek vergelijkings-materiaal.

Eind 2015 komt het boek uit. Het hele project rondom de totstandkoming hiervan gebeurt door vrijwilligers. Deze stellen het erg op prijs als u nu al € 30 overmaakt, zodat een aantal kosten die nu al gemaakt zijn, betaald kunnen worden (Stichting Medische Geschiedenis, NL32 INGB 0008 0781 86, project nr. 00013). Hiermee steunt u een project dat de historische band tussen Nederland en Indonesië zichtbaar wil maken. Medische geschiedenis als onderdeel van die gezamenlijke erfenis is het waard om meer uitdrukkelijk bestudeerd te worden, in beide landen.

We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen en zijn benieuwd naar uw herinneringen en foto’s.

Dr. J.P. Verhave

jpverhave@hotmail.com

Medisch practicum voor artsen in opleiding

 

Om verder te lezen:

Leo van Bergen, Van koloniale geneeskunde tot internationale gezondheidszorg, Amsterdam, KIT 2007

 

Liesbeth Hesselink, Genezers op de Koloniale Markt: Inheemse Dokters en Vroedvrouwen in Nederlands Oost-Indië 1850-1915(UvA Proefschrift) en Healers on the colonial market: Native doctors and midwives in the Dutch East Indies. Leiden: KITLV-Press, 2011

 

J.J. van Loghem, Tropische Gezondheidsleer. Amsterdam, Kosmos, 1933 (bron van de illustraties)

J.P. Verhave en H.W.A. Voorhoeve, De Dienst van Gezondheidszorg in Papua, 1950-2000. Wgr. NVTG 2005 (niet meer verkrijgbaar)

 

J.P. Verhave, The Moses of Malaria. Nicolaas H. Swellengrebel (1885-1970), abroad and at home. Rotterdam, Erasmus Publishing, 2011

Lees verder…

Wij zijn  verdrietig........waarom?

10897416090?profile=originalWij zijn  verdrietig........waarom? Door Han Dehne

Momenteel zie ik op allerlei platforms opmerkingen geplaatst worden (in negatieve zin) met betrekking tot de vele vluchtelingen die naar Europa toe willen en zoeken naar een veilige plek om te leven en niet meer bang te zijn voor oorlog en de dood. 
Wij zien zelfs van goede bekenden, kennissen en zelfs familie dingen op Facebook staan waarbij wij met droefheid zijn geslagen. Het doet pijn als jezelf als vluchteling je huis hebt moeten verlaten omdat dood en geweld je bedreigde.
Om die reden zet ik een deel van het verhaal van mijn vrouw Mary hier neer.
Voor naaste familie geldt; dat zij niet op deze wereld zouden zijn geweest als hun moeder/grootmoeder geen veilige plek had weten te bereiken toen zij met haar moeder en zus moesten vluchten voor het leven.

Dit is het verhaal van Mary. Samen met haar moeder en zus waren zij eind 1945 opgesloten in achtereenvolgend twee Nationalistische kampen in de omgeving van Solo (Soerakarta) in Indonesië. Het eerste kamp waar zij moesten verblijven werd Kletjo genoemd. Dit was een voormalige touwfabriek. Hij lag ongeveer 4 kilometer ten westen van Soerakarta. Hier werden vrouwen en kinderen uit Soerakarta en Bojolali ondergebracht. Zeg maar gewoon opgesloten. Zij verbleven in een volle loods, waar ze op matjes op de vloer sliepen. Het eten was uitgesproken slecht en de latrines, in de tuin, waren van zeer slechte kwaliteit. Medische zorg ontbrak geheel.

10897416453?profile=originalNa Kletjo werden zij na ongeveer 2 maanden overgebracht naar het Solosch Internaat (ook Sinkokan genoemd) dat midden in het centrum van de stad was gelegen. Er waren daar zo'n 725 vrouwen en kinderen opgesloten. Ook daar sliep men op de vloer. Het eten was uiterst beroerd; wat rijst en iets wat voor sajoer moest doorgaan 1x per dag en geen enkele andere maaltijd. Ook hier was de sanitaire voorziening uiterst beroerd evenals de medische verzorging. Als je ernstig ziek werd dan moest je naar het Rode Kruis ziekenhuis worden gebracht.

In die tijd is er een verslag gemaakt van de bevindingen van de Amerikaanse journaliste Martha Gelhorn, die als een van de weinige blanken de gelegenheid kreeg om destijds door het Nationalistisch Java te reizen. De Amerikaanse pers was in de regel geheel op de hand van de Republiek, maar deze ooggetuige kraakt er harde noten over.

Zij bezocht ook het Kamp Sinkokan in de periode dat Mary daar verbleef. Zij schreef dat in het kamp alleen vrouwen, kinderen en een aantal oude mannen gevangen werden gehouden. Het kamp was een verschrikking. De Indonesiërs slaan of martelen of doden niet; zij laten ze eenvoudig vanzelf doodgaan.

Niet zozeer de wreedheid maar door een volslagen gebrek aan organisatorisch kunnen. Men gaat nu eenmaal dood op een rantsoen van anderhalf ons rijst per dag, onverschillig of deze uithongering met of zonder opzet geschiedt.

In dit Sinkokan waren vele gevallen van dysenterie en beri-beri (Mary leed hier aan dysenterie). De mensen sliepen op vochtige cementen vloeren zonder matras of kussen; hun kleren hingen in flarden aan het lichaam. De kinderen boden het meest droevige schouwspel; gehurkt trachten zij bruinachtige korsten droge rijst op te warmen om hun maaltijd wat smakelijker te maken. Toen wij (journaliste) kwamen waren ze krankzinnig van vreugde omdat zij dachten dat wij hen kwamen bevrijden.
Tot zover het verslag van deze Amerikaanse journaliste.

Eén van die ernstig zieken was Mary en zij mocht samen met haar moeder en zus naar het Rode Kruis Ziekenhuis omdat Mary er zo ernstig aan toe was dat veronderstelt werd dat zij zou overlijden. Maar wonder boven wonder bleef zij leven.

Toen zij na enige tijd weer opgeknapt was werd er gesproken over het terugbrengen naar Sinkokan. Haar moeder besloot toen met de twee kinderen te vluchten. Maar moeder was zeer naïef in dat opzicht en dacht gewoon een trein te kunnen nemen en naar een veilig gebied te rijden. Natuurlijk kon dat helemaal niet en er werd besloten om dan maar te gaan lopen. Dat betekende 's nachts lopen en overdag schuil houden.

De bedoeling was om naar Malang uit te wijken. Echter als je niet de reguliere weg kan nemen dan moet je door de bossen en bergen daar zien te komen. Deze tocht heeft bijna 3 maanden geduurd, mede omdat Mary onderweg weer zwaar ziek werd (cholera) en dringend verzorging nodig had.

In één van kampongs onderweg was men hen goed gezind en zij werden daar opgenomen. De plaatselijke medicijnman smeerde haar hele lichaam in met de een of andere pasta, legde een aantal boombladeren op haar buik en werd ingewikkeld met een dikke linnenband. Het mooiste is dat het nog werkte ook. Mary heeft deze band nog steeds in haar bezit en als zij later haar laatste reis naar het eeuwig oosten begint gaat deze band mee in haar grafkist.

Uiteindelijk werd Malang bereikt, waar zij aankwamen met nauwelijks nog enige kleding aan het lichaam, sterk vervuild en zwaar ondervoed. Maar het was bevrijd gebied en daar ging het om.

Na een verblijf van ongeveer 2 jaar in Malang en soms in Bandoeng (waar Oma en zusjes van haar moeder woonden) werden zij medio 1948 herenigd met hun vader die nadat hij tijdens de oorlog aan de spoorbaan had moeten werken en daarna was afgevoerd naar Japan om in de steenmijnen slavenarbeid te verrichten uiteindelijk ook was teruggekeerd.

Nou was dat niet de biologische vader van Mary. Haar moeder werd eind 1942 onvrijwillig opgeëist door een hoge Japanse functionaris om als zijn bedgenote te dienen. Zij was toen 18 jaar en had al een dochter. Deze man was toen 45 jaar oud. Dit zeer aparte verhaal is te lezen in mijn boek "Het leven gaat door", Uitgeverij Gigaboek.nl, ISBN 978 90 8548 1669.

In begin 1949 werd het hele gezin overgeplaatst naar Hollandia (Kloofkamp) op Nieuw Guinea, waar haar vader als KNIL-militair werd geplaatst. Later werd hij overgebracht naar de Koninklijke Landmacht.

In februari 1953 was er in Nederland een enorme watersnoodramp geweest en het gezin van Mary werd in april 1953 per vliegtuig overgevoerd naar Nederland. En dan begint het verhaaltje eindelijk over de komst in Nederland.

Nederland was nog aan het herstellen van de ellende na WOII. Er was een grote woningnood en vooral de toeristenindustrie stond op een zeer laag pitje. Het gevolg daarvan was dat veel hotels en pensions praktisch leegstonden en dat was een goede gelegenheid om de Indische repatrianten daar onder te brengen.

Na de ongekende vrijheid waarmee zij in een toen nog primitief Nieuw Guinea leefden kregen zij ineens te maken met bestrating, afgesloten perken en een scala aan verbodsborden. Ze kwamen in Zandvoort terecht en de lange alang-alang of olifantsgras werd vervangen dor helmgras dat lang niet zo hoog groeide en waar je jezelf zeker niet kon verstoppen. Alles was anders als dat zij gewend waren. Mary en haar zus waren in die periode niet erg gelukkig. Aanpassen en zo snel mogelijk integreren viel echt niet mee. Veel medebewoners in het pension waren sterk getraumatiseerd en hadden grote moeite om de verschrikkingen van de Japanse kampen en daarna van de Nationalistische kampen te verwerken. En ook de kinderen waren hiermee behept

Lees verder…

OPKOMENDE MILITAIRE MACHTEN Indonesië:

10897290861?profile=original
DOSSIER:  OPKOMENDE MILITAIRE MACHTEN  Indonesië: diplomatie met fluwelen handschoentjes

Indonesië dicht zichzelf de rol toe van diplomatisch onderhandelaar in de Zuidoost-Aziatische regio. Toch gaat ook het Indonesische defensiebudget de hoogte in en breidde de krijgsmacht uit met zo’n 100.000 militairen. Wat vinden de Indonesiërs eigenlijk van die defensie-uitgaven? MO* sprak erover met Gerry van Klinken, professor in Zuidoost-Aziatische geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.

© UVA

Gerry Van Klinken © UVA


Hoe kijkt de Indonesische bevolking aan tegen de uitbreiding van het leger?

Van Klinken: ‘Je moet weten dat het Indonesische leger anders werkt dan hoe wij hier in Europa gewoon zijn. De doorsnee Indonesiër ziet het leger als een politieke macht, niet als een verdedigingsorgaan voor mogelijke buitenlandse conflicten. Ten tijde van Soeharto [1967-1998, nvdr.] viel de politiemacht immers samen met de legermacht.

Op het einde van de militaire dictatuur van Soeharto werden deze machten gescheiden, al behield het leger wel haar territoriale kazernes en structuur. Dat houdt in dat ze nog steeds sociaal-politieke verantwoordelijkheden hebben, zoals het ondersteunen van de politie bij terreurdreiging of bij communaal geweld. [In 2004 laaide het geweld tussen moslims en christenen op in onder meer de Molukken, nvdr.] Ze treden vaak sneller op dan van hen verwacht wordt, omdat ze van mening zijn dat de huidige politiemacht de situaties niet aankan. Potentiële buitenlandse conflicten hebben voor het leger dus geen prioriteit. 

'Bij het defensiebudget zal de Indonesiër wel even stilstaan.'

Over die potentiële conflicten denkt een Indonesische burger trouwens heel weinig na. Bij het defensiebudget zullen ze wel even stilstaan. Het nieuws over de verhogingen wekt immers dubbele gevoelens op: aan de ene kant vinden de Indonesiërs het goed dat het leger kan professionaliseren om te kunnen ingrijpen bij eventuele conflicten. Anderzijds zijn ze bang dat het budget besteed zal worden om de teruggedrongen politieke macht van het leger opnieuw uit te bouwen.’

Voorzichtig met stoute jongens

Welke rol speelt Indonesië in de Associatie van Zuidoost-Aziatische Landen (ASEAN)?

Van Klinken: ‘Indonesië is de grootste islamitische democratie en daar is het erg trots op. Die trots weerspiegelt in de profilering van het land op het diplomatieke toneel. 

Indonesië heeft een enorme demografische, economische en geografische kracht. Het land heeft een grote en jonge bevolking, kent een periode van economische bloei en ligt vlak aan een uiterst belangrijke handelsroute, de straat van Malakka. Onder Soeharto heeft het niet de diplomatieke rol gespeeld die het had kunnen spelen. Dat wil het nu veranderen.

‘Onder Soeharto heeft Indonesië niet de diplomatieke rol gespeeld die het had kunnen spelen.’

Wat de ASEAN betreft: alle zetelende landen zijn eigenlijk heel voorzichtig met elkaar. Ze zullen mekaar nooit de les lezen. Dat zie je ook bij "stoute jongen" Myanmar: het land is een militaristische multi-etnische samenleving waarin het vaak tot etnische conflicten komt. Toch wordt het nooit op het matje geroepen. Indonesië beschouwt Myanmar als een land dat zoals Indonesië zou kunnen zijn. Beide landen hebben immers een multi-etnische samenleving met militaristische tradities.’

Stellen de Indonesiërs zich tegenover China vijandig op nu Beijing via de zogenaamde Negenstreepjeslijn zowat tachtig procent van de Zuid-Chinese Zee claimt?

‘Dat is eigenlijk opvallend: een eeuw lang heerste er in Indonesië een antipathie tegenover de Chinezen. Die is nu zo goed als verdwenen. In het begin van de twintigste eeuw was Indonesië een nationalistische samenleving, waarin Chinezen niet geduld werden. Ook in de jaren veertig, vijftig en zestig waren er geregeld uitbraken van anti-Chinees geweld. De anticommunistische mentaliteit van de jaren zestig had daar zeker ook mee te maken. Ten tijde van Soeharto werden Chinese lettertekens en namen gebannen.

'Ten tijde van Soeharto werden Chinese lettertekens en namen gebannen.'

©United Nations Photo CC BY-NC-ND 2.0

Nog geen twintig jaar geleden viel de politie samen met het leger.


Na 1998 verdween deze antipathie geleidelijk. Etnische Chinezen zijn trots op hun roots en gedragen zich daar ook naar. Chinese moslims worden bijvoorbeeld uitgenodigd in tv-programma’s waarin ze de Indonesische bevolking [bijna 90 procent is moslim, nvdr] advies geven over de juiste interpretatie van de Koran.’

Nochtans bedreigen de territoriale claims van China de Indonesische economische zone: in de Zuid-Chinese Zee liggen onder meer de Natuna-gasvelden, waar Indonesië veel belang aan hecht. Ook het steeds verder inplanten van de Chinese boorplatformen bedreigt hun economische belangen.

Dat alles veroorzaakt dus wel wat nervositeit, maar ze spreken zich er niet over uit. Die nervositeit zal trouwens vooral bij de Indonesische ministeries en denktanks opduiken, maar nog niet meteen bij de Indonesische bevolking.’

Vanwaar de getemperde reactie?

Van Klinken: ‘China is een belangrijke handelspartner met een krachtige economie. De Indonesiërs hebben hier bewondering voor. Bovendien wordt China als een tegengewicht voor de VS beschouwd. "De VS valt moslimlanden aan", redeneren de Indonesiërs sinds de inval in Irak onder George W. Bush. Dat doet China niet, het land is steeds een goede wereldburger en een goede handelspartner voor de Indonesiërs.’

Tot slot: de Indiase media wordt gesponsord door grote bedrijven, die de Indiase minister-president steunen. Dat zorgt voor een ietwat gekleurde berichtgeving. Ziet het Indonesische medialandschap er ook zo uit?

Van Klinken: ‘Indonesië is een van de meest vrije landen wat betreft pers in Zuidoost-Azië, althans sinds 1998. Dat is een van de grote hervormingen van Habibie [Indonesisch president van 1998 tot 1999, nvdr]. Let wel: de vrije media worden beheerd door rijke zakenmensen met politieke belangen, die je in zekere mate kan vergelijken met een soort inheemse Rupert Murdoch.’

©Ikhlasul Amal CC BY-NC 2.0

'Indonesië is een van de meest persvrije landen in Azië.'


‘Toch zijn er echt kwaliteitskranten in Indonesië, zoals Kompas. Ook op televisie heb je een uitgebreid aanbod aan kwaliteitsvolle programma’s. De Indonesische overheid had lange tijd een eigen nieuwsbureau, ANTARAnews. Andere media waren vroeger verplicht om nieuwsberichten van dit bureau over te nemen, maar tegenwoordig is ANTARA net afhankelijk van vrije media. Als de commerciële pers de ANTARA-berichten niet deelt, heeft het bureau maar een klein bereik.’

Lees verder…

Een weggemoffelde massamoord in Indië

10897317474?profile=originalEen weggemoffelde massamoord in Indië  Door:  Louis Zweers

Louis Zweers promoveerde op 17 augustus 2015 op de rol van de media tijdens de periode van de koloniale oorlog (1945-1949) in voormalig Nederlands-Indië. In dit artikel verwoordt hij zijn afschuw van de rol die Nederland gespeeld heeft met betrekking tot de onderbelichting van de moord-partijen door Indonesische milities op Nederlandse en Nederlands-Indische burgers, die terecht zouden moeten worden gerekend  tot de categorie oorlogsmisdaden.

De redactie plaatst dit stuk van Louis Zweers als inleiding op het grote artikel dat hierna komt en de gruwelijkheden van de beruchte Bersiap-periode belicht. Wij vinden dat het de hoogste tijd wordt om iedereen ervan te doordringen dat niet slechts de Nederlandse militairen in die periode zich misdragen hebben, maar dat ook van Indonesische zijde er een regelrechte tendens was om alle Nederlandse en Nederlands-Indische mensen op de meest gruwelijke wijze “een koppie kleiner te maken”, mannen, vrouwen en kinderen zonder uitzondering.  Wij hopen dat de aandacht hiervoor door de andere Indische media zal worden opgepakt teneinde: 1. Deze onderbelichte feiten aan het daglicht te brengen en 2. Aan te tonen dat aan beide zijden afschuwelijke daden werden gepleegd, waarbij wij ons zelfs afvragen of de handelwijze van de Nederlandse militairen niet deels het gevolg was van de bloedige moordpartijen, door Indonesische milities gepleegd. De redactie van NICC Magazine ondersteunt dan ook volledig de bij veel mensen ontstane behoefte naar een gedegen onderzoek naar de gebeurtenissen in die periode, mits dit op waarheidsvinding gebaseerd is en eenzijdigheid uitsluit.                      De redactie.

Massamoord op Indische Nederlanders onderbelicht

In de meeste publicaties ligt de nadruk vooral op de oorlogs-misdaden die door de Nederlandse militairen in Indië in de periode van 1945 tot 1949 zijn gepleegd. Het is opmerkelijk dat er zo weinig wordt ingezoomd op de oorlogs-misdrijven die in diezelfde periode van Indonesische zijde zijn gepleegd. Waarom is de massa-moord op Nederlanders en Indische Nederlanders (maar ook op Chinezen) in de Nederlandse media en geschiedschrijving zo enorm onderbelicht?

Na de Japanse capitulatie en het uitroepen van de Indonesische Republiek op 17 augustus 1945, ontstond een chaotische situatie. Vanaf het najaar van 1945 tot het voorjaar van 1946, de zogeheten Bersiap-periode, zijn vele duizenden weerloze burgers door ongeregelde Indonesische strijd-groepen op vaak afschuwelijke wijze vermoord. De haat van      de Indonesische revolutionairen, veelal jongeren, aangewakkerd door de Japanse propaganda en indoctrinatie tijdens de bezetting van Indië maar ook door de worde over de vooroorlogse koloniale repressie, werd voornamelijk geprojecteerd op de (Indische) Nederlanders, maar ook op Ambonezen en Chinezen, die men als pro-Nederlands beschouwde.

Grove schendingen van mensenrechten

Het zijn dan ook met name de buitenlandse historici (zoals William Frederick) die voor het eerst hebben gewezen op het genocidale karakter van dit optreden. Wat later stelden Herman Bussemaker en Willy Meelhuijsen, historici en tevens ervaringsdeskundigen, hun boeken over de Bersiap-periode samen. Helaas hebben hun boeken relatief weinig aandacht opgeroepen, behoudens in eigen kringen. Het is ironisch dat Nederland zich nooit druk heeft gemaakt over deze ernstige vormen van mensenrechten-schendingen.

Overigens zijn er heel weinig beelden van deze uitbarstingen van geweld gemaakt. En zonder beelden worden die afschuwelijke drama’s nauwelijks opgemerkt. De Nederlandse dagbladen schreven destijds wel artikelen, zonder foto’s,  over het geweld, waarbij vooral geput werd uit Britse bronnen. Nederlandse fotografen en oorlogscorrespondenten waren nauwelijks aanwezig in Indië. In de foto-archieven zijn wel beelden van slachtoffers, die later in de massagraven aangetroffen werden terug te vinden. En er zijn ook verslagen van overlevenden. De laatste ooggetuigen zijn nu hoog-bejaard.

 

Deze oorlogsmisdaden speelden zich vooral af in de afgelegen binnenlanden van Java en Sumatra, en ook in de stedelijke enclaves die door de Britten dienden te worden beschermd. Nederlandse troepen hadden nog geen toestemming van het Britse interim-bestuur om op Java te landen. Recente onderzoeken (zoals van Dr. Abdul Wahid) komen uit op minstens dertig-duizend slachtoffers, inclusief duizenden  vermisten.

Nabestaanden zwegen over hun ervaringen en hun pijn werd nooit erkend.

Etnische zuiveringen

Een voorbeeld is het verhaal van de Nederlandse familie Francken die op een onderneming in de bergen op Oost-Java woonde. Deze familiegeschiedenis is door Inez Hollander in haar boek Verstilde stemmen en verzwegen levens beschreven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog stierf vader Francken in gevangenschap. De andere gezinsleden overleefden ternauwernood de Japanse kampen. Vlak na de Japanse capitulatie is door het Rode Kruis een foto gemaakt van de broodmagere zussen Joke (13) en Willy (15) Francken in de openluchtkeuken van het zeer overbevolkte kamp Banjubiru op Midden-Java. De familie Francken werd met een konvooi naar de havenplaats Surabaya in Oost-Java vervoerd. Op 28 oktober 1945 werd dit konvooi, met vrouwen en kinderen, vlakbij het Brantas Hotel in Surabaya aangevallen door Indonesische milities. Ruim honderd (Indische) Nederlandse vrouwen en kinderen, inclusief hun Brits-Indische Gurkha begeleiders, werden vermoord. Joke en Willy Francken werden bij deze aanval afgeslacht. Zoon Harry en zijn moeder overleefden dit bloedbad en werden gerepatrieerd naar Nederland.

Ook de Chinese bevolkingsgroep had het zwaar te verduren. Zo werden de omgeving van Batavia en het achterland bij Medan etnisch gezuiverd door de Indonesische milities. De Britse kolonel Laurens van der Post beschrijft in zijn boek The Admiral's Baby het tragische voorval op de kleine Sunda-eilanden waar Indonesische strijdgroepen de hele Chinese gemeenschap van zo’n vijftien-honderd mensen uitmoordden.

Roep  om onafhankelijkheid

 

Van der Post nam waar dat de komodo's de rottende lichamen van de slachtoffers opaten. Deze gebeurtenis heeft hem nooit   meer losgelaten. Trouwens, deze afrekeningen vonden plaats nog voordat een Nederlandse militair voet op de Javaanse bodem had gezet. De Britten waarschuwden de Nederlanders dat de geest uit de fles was. De roep om onafhankelijkheid was niet meer tegen te houden.

Van der Post vreesde dat het     bij een Nederlandse militaire inmenging tot grootschalig geweld zou komen en interpreteerde dit voorval als een symbolische waarschuwing voor de in zijn ogen onverzoenlijke Nederlanders.

Pas in maart 1946 arriveerden de eerste Nederlandse militairen. Daarna zou de geweldsexplosie met naar schatting zo'n 150.000 Indonesische slachtoffers (inclusief die van de interne Indonesische strijd) pas echt goed losbarsten. De Nederlands-Indische slacht-offers van de bersiap waren ondertussen vergeten.

De Volkskrant

Lees verder…

10897291080?profile=original

Passage uit mijn verschenen boek "Voorbode van het turbulente Millennium".

In september 1961 kwamen ze berooid aan in Nederland. Helemaal murw geslagen door de Tweede oorlogt, overdracht, en de bersiap. Het verblijf in gevangenschap in de kampen, en ook nog eens waar die twee atoombommen vielen. Vervolgens de bersiapperiode die eigenlijk nooit is geëindigd.  

Tot slot die kille koele ontvangst in Foto – Ouders van Astrid (Pitty, Hardy – Geeve)

Nederland waar de Indische Nederlanders niet welkom waren. 

Desondanks mijn schoonvader een onderneming Technico had verkoos hij voor een betere toekomst voor zijn kinderen in Nederland. Dit impliceerde dat van het luxe rijke leventje in Indonesie afscheid moest nemen.  Uiteraard gedwongen werd per direct land ter verlaten. Alleen maar respect voor die beslissing om je zelf op te offeren voor een goede toekomst van je kroost in n Holland. Daartoe liet hij zijn onderneming achter voor zijn opvolgers en aandeelhouders, zonder 1 cent te ontvangen hier voor ook niet voor de goodwill.

Bij aankomst in Holland heeft mijn schoonvader helemaal onderaan de ladder moeten beginnen. Eerst zijn excusjes moeten aanbieden bij Stokvis, vervulde in functie financieel directeur, maar werd bezoldigd als een boekhouder. Dit werd later in ere hersteld door het bureau McKinsey bij een reorganisatie. Mijn schoonmoeder is de klappen nooit te boven gekomen in Holland. Gekscherend genoeg droomde ze van een leven in het mooie Holland, gelukkig had ze haar oudste dochter die groten deels haar moedertaken van haar overnam, en later door haar andere kinderen. Niet vreemd op zicht, want in Indonesie was Astrid, mijn vrouw die al die rol had als vertrouweling van de vader waar zij de rol van haar moeder waarnam in sociale- en zakelijke leven.

Voor mijn schoonmoeder die in dit luxe bestaan in Indie werd ondersteund door negen bediendes om haar huishouding te voeren, laat het zich al raden dat dit “gat” in Nederland nimmer kan worden gedicht. Meerderheid van kinderen Hardy bestonden uit meisjes. Specifiek om 9 meisjes en drie jongens. In Nederland werden nog drie meisjes geboren (den Haag en Spijkenisse). In dit gezin van twaalf ontstond in principe de generatie die Indie hebben meegemaakt, en niet hebben meegemaakt. Nog niet gesproken over het grote leeftijdsverschil.

Na het overlijden van mijn schoonvader zag ik mijn schoonmoeder als een andere vrouw opbloeien: Haar talenten kwamen plotseling boven drijven. Schilderen, gedichten en schrijven. In mijn kantoor stonden uiteindelijk drie schilderijen die ik van haar kreeg.

Bij haar overlijden ontdekte ik een manuscript van haar met de titel Tjiharoem (frictie roman, die haar leven beschreef en haar beide broers die zijn omgekomen door de Jappen). Het manuscript was uitgewerkt op IBM type machine (IBM –bolletje). Dit is een kostbaar bezit in mijn optiek. Ik had net een dure scanner Pentax aangeschaft om bedrijfsdocumenten in te scannen. Dit manuscript heb ik gelijk ingescand en het was in oud- Hollands geschreven, en heb deze nabewerkt. De digitale versie aan Liz en Geert ter hand gesteld om het verder af te wikkelen. Ik vond dat 1 van haar kinderen het moesten “uitgeven”, en zeker niet ik als oudste schoonzoon. Het boek is er, maar is nooit formeel uitgegeven, wie weet nu wel dat ook een ISBN nummer krijgt, het verdient het! Gezien haar levensinstelling in Holland heb ik dit nooit achter haar gezocht; Toch een mooi rijk nalatenschap voor nageslacht een boek van je moeder, je oma, je grootmoeder, waar je zuinig op moet zijn “Tjiharoem”…

10897291691?profile=original10897291879?profile=originalFoto – boek Tjiharoem een frictieachtige roman waar zij haar leven en overleden broers door de Jappen beschrijft.

Foto – boek Tjiharoem achterkant Familie Geeve.

 

10897292496?profile=original

Foto – van de Familiekrant De Keten Jaargang 16.

 Om een hechte band te creëren van zijn kroost (vader, opa, grootvader Hardy) zette hij deze familiekrant op. De Keten het symbool die een brug legde met een palmboom (het voormalige Indie) en koele kille ontvangst in Nederland met de Hollandse molen. Mijn schoonmoeder zal kennelijk de bedenker zijn van de cover. Iedere maand verscheen eerst de handgeschreven versie “De Keten’ met daarin alle familie nieuwtjes om die “verbinding” hechter te maken met de kinderen die al uit huis waren. Later werd de krant gedigitaliseerd en werd met wisselende redacties gevoerd, en verder verspreid naar alle familieleden. (Wij hadden toen nog geen MSN, of het Facebook nu)

Naast De Keten, werd iedere Pinksteren het familieweekend (koempoelan voor het samenzijn)georganiseerd tot vandaag aan de dag, met wisselende organisatoren die iedere keer het stokje overnamen. Nu is de jongste generatie aan de beurt. Anno 2014 wordt deze traditie voortgezet in Leukemeer(Venlo) waar dan weer ruim 16 bungalowtjes of meer gelegen op 1 veld worden afgehuurd waar kinderen en kleinkinderen deze Indische koempoelan delen een week lang. Terugkijkend is een dergelijk Indische familieband uniek waar mijn schoonouders best trots op mogen zijn dat tot heden de familieband hecht is. Zou zij met symbool De Keten dit hebben bedoeld?

Volgende keer komen mijn ouders aan de orde met een schril contrast, net als de vader van Mark Rutte  (twee keren teruggegaan naar Indie) wilde mijn vader het land opbouwen, en mijn moeder zo zwart als ze is die zich meer Europeaan voelde naar Holland wilde, hoe dit is afgelopen, ja dat weet ik en de lezers van het boek!

10897292091?profile=original

Graag bestel ik het boek "Voorbode van Het Turbulente Millennium` 
 
Zie  voor productbeschrijving op
 
€ 29,75 - ‎Op voorraad
 

Speciale aanbieding!

Bestellen bij ICM ontvangt u de dvd van de documentaire Van Indie tot Indonesie, over het leven van dichter Sitor Situmorang of zes maanden ICM abonnement.

Prijs   29,95 exclusief verzendkosten  

Aantal Exemplaren  : ______

Naam                       :  ________________________________

 Adres                       : ________________________________

 WPL                         :  _________________________________

 

Wilt het signeert hebben  O door Ferry O   Astrid O Beiden    

 POSTCODE           :  _________________________________

 Telefoon                  :  _______________________________

 

 Uw bestelling sturen naar bestel@icm-online.nl, met dank voor uw bestelling!

Lees verder…

Passage uit het boek "Voorbode van het turbulente Millennium".

10897293484?profile=originalFoto – Mijn ouders (Tonny Schwab, en Avis Warlicht). Mijn vader overleed in Jakarta na een ziektebed toen ik een jongen van elf was, en ik meen op zijn 39 ste jaar. In tegenstelling tot mijn schoonvader wilde hij het land Indonesie opbouwen. Dus nooit meer terug naar Holland. Mijn moeder weer voelde ze puur Europeaan, en keek neer op …… . Er was dus altijd een dispuut tussen beiden. Mijn vader weer: “An over mijn lijk, naar Holland, wat moet ik in godsnaam daar”, wat uiteindelijk ook geschiedde. Terecht want hij had zijn Pekaret, een instituut die de belangen van fabrieken / industrie behartigen daar. Zo heeft weer mijn schoonvader voor zijn bedrijf Technico een groene GMC Pick-up in bruikleen gekregen van Pekaret weer.

Ter informatie: Mijn vader was niet de enige met dit streven; Ik refereer graag naar de vader van onze Minister President Mark Rutte die zelf weer terugging voor een tweede keer, en zijn eerste vrouw is daar overleden en ligt in Jakarta begraven. Dus ook Mark Rutte heeft banden daar liggen met Indische wortels.

10897294264?profile=originalFoto - Jaarlijkse fancy fair van Pekaret in Jakarta. Opening door pres. Soekarno, en direct achter hem mijn vader in een donker overhemd.

 Mijn vader was tevens verbonden aan een soort adviescommissie bij het parlement van rep. Indonesië, waardoor wij als kinderen vaak te vinden waren in de Istana op uitnodiging van Bapak en Generaal Saboer. Soms stonden de limousine voor ons huis in Jakarta om ons op te halen, wanneer onze chauffeurs al naar huis waren. Op de Istana (paleis) ontmoette ik verschillende keren Bapak die verschillende keren met mij een woordje wisselde in de Nederlandse taal, en ik weer in de basah. Niet te vergeten vaak met zijn dochter Megawati speelde (leeftijdgenootjes). Bizar, dat ze later ook nog de eerste vrouwelijke presidente werd van de republiek in het grootste Islam land.

In tegen stelling tot mijn schoonmoeder, had mijn moeder het zwaar te verduren zonder een man aan haar zijde, maar had slechts vier jongens monden te voeden. Zij had haar meisjes HBS, en heeft ook haar lerares akte. Echter nooit gewerkt. Op haar 40 ste jaar moest ze gelijk aan de slag in die beruchte contract pensions. Eerst is opfris cursus bij instituut Schoevers in Den Haag, en binnen zes maanden aan het werk bij de RDW als schrijfster A. Uiteindelijk opgeklommen als Hoofd van Rijbewijzen in Veendam. Desondanks dat ze geen man aan haar zijde had werd ze door ons gesteund, naast dat mijn oudste broer al 19 was.

Hoe mijn schoonvader en mijn vader in de nationalisatie proces zaten met hun ondernemingen in Indie, is mij niet helemaal duidelijk. Slechts gissen. Als ik voor mijn vader spreek die bewust de keuze en beslissing genomen om het land Indonesie op te bouwen, en kennelijk had mijn vader al een vooruitziende blik dat in Nederland een zwaar leven zat te wachten voor de Indo’s als kind van de rekening. 10897260893?profile=originalDesondanks werd in 1966 toch door generaal Saboer een poging gedaan om 100 duizend dollar aan mijn moeder te overhandigen, die moeder heeft geweigerd, met de wetenschap van nu had dit bedrag betrekking heeft op die 600 miljoen dossier. Bij dit bezoek in 1966 waren tevens twee andere generaals aanwezig o.a. Generaal  Soeharto (later president van Indonesie).

Ik heb dan ook veelvuldig discussies gehad met Astrid - mijn vrouw- wat de gedachte achter haar vader was, zeker, langs de lijn heb moeten meemaken dat het leven in Holland heel erg en zwaar is geweest voor een gezin met twaalf kinderen, en moeder die het leven/huishouding niet aankon. De asielzoekers hadden nog een beter bestaan.

 Dit overkwam alle Nederlandse onderdanen uit het voormalige Indie, die een onderneming hadden (naast de bezittingen, banktegoeden, verzekeringen, pensioenen).

Ook hier ligt een rapport van Gaalen daterend uit 2000 in opdracht van Min. VWS waar al die bank te goeden en verzekeringpolissen te goeden zijn van de Indische Nederlanders zijn gebleven, die nimmer zijn uitgekeerd.

10897238680?profile=originalLater heeft de regering van President Soekarno aan Nederland 600 miljoen dollar (waarde nu 1,2 miljard) betaald aan Ministerie van Buitenlandse zaken ter compensatie aan de gedupeerden. Echter deze is nimmer uitbetaald aan de gedupeerden in Holland anno 2014. Dit geld is aangewend voor andere doelen wisten de betreffende ambtenaren van dit Ministerie ons te melden. De andere gelden overgeheveld naar New York zijn nooit terecht gekomen bij diegenen aan wie deze toe behoren.

Deze zaak is nu anno 2014 uitgebreid in de media gekomen op 18 maart in het NRC van 17 maart 2014. Zie link op Internet.

http://www.nrc.nl/nieuws/2014/03/18/indiegangers-krijgen-nog-miljoe...

In reactie hierop hebben bewindslieden dit toegegeven.

Reeds in mijn jonge leven werd ik al persoonlijk geconfronteerd(ontmoetingen) met belangrijk mensen met positie of mensen met de hoogste in rang op deze wereld die het land besturen, een land met een populatie van 240 miljoen telt de republiek Indonesië anno 2014.

Mijn vader weer was goed bevriend met oom Boet Saboer (rechterhand van Soekarno). In 1965/1966 kwam Saboer in Voorburg bij ons thuis om o.a. gelden namens de republiek aan mijn moeder te geven. Zij heeft dit geld geweigerd (100 duizend dollars).” Was wat mijn vader nog te goed had”, werd erbij gezegd. Bij dit bezoek was ook aanwezig generaal Soeharto (later president) en andere generaal, zijn naam ben ik kwijt, had kennelijk weinig indruk op mij gemaakt als jongen. Ik was persoonlijk bij het bezoek aanwezig.

Het ontbrekende bewijs van vele Nederlandse onderzoekers die boeken hieraan hebben gewijd met betrekking tot die coupe, die 6 maanden later werd gepleegd. Generala Soeharto had duidelijk een andere agenda, en oom Boet Saboer werd geliquideerd. President Soekarno werd gevangen.

Niet wetende dat ik in mijn leven nog vele van deze unieke ontmoetingen zou plaatsvinden, maar dan in relatie tot mijn werkomgeving.

 Om maar te noemen o.a.: Herman Wijffels (onder hem gewerkt, mij het vertouwen gaf bij Selfbanking waarop Herman kon bouwen), Marcel en Serge Dassault (aan de wieg van Selfbanking concept voor het Nederlandse bankwezen, velen weten dit niet), en de vele Geo’s van de Multinationals o.a. Heineken, Coca Cola, Nikon, Locheed Company AG, en Hoogovens Groep om deze te bedienen met implementatie van het ‘s- wereldse gouden product “Scala Business Solutions” die mij verkozen om hun gouden product in de Benelux te mogen vertegenwoordigen zodat zij weer hun vestigingen wereldwijd konden controleren.

Dit verandert je kijk op je hele leven nu.

Hoe relatief alles in het leven kan zijn. Als  elf jarige Indische jongen met een rugzakje van de bersiap zonder vader,  zelf in Nederland zijn boontjes heeft moeten doppen, vroeg op 17 jarige leeftijd aan de slag, en alle studies in avonduren gehaald, naast de leidinggevende functies, en met de zorg voor je schoonouders, en je moeder.  De kracht zat hem in het feit dat je al in "die kringen" verkeerde, je was iemand!  Ik kan met weemoed terugkijken op prachtige  carriere met buitensporige vele ervaringen!

Toch stel ik mijzelf de vraag  net als mijn sobat (vriend) Marshal, woont nu in Jakarta ”Als wij in Indonesie waren gebleven, hadden wij het maatschappelijk meer bereikt dan in Nederland?, omdat wij al in die kringen verkeerden"

 

 

 Tot de volgende keer.

10897292091?profile=original

Graag bestel ik het boek "Voorbode van Het Turbulente Millennium` 
 
Zie  voor productbeschrijving op
 
€ 29,75 - ‎Op voorraad
 

Speciale aanbieding!

Bestellen bij ICM ontvangt u de dvd van de documentaire Van Indie tot Indonesie, over het leven van dichter Sitor Situmorang of zes maanden ICM abonnement.

Prijs   29,95 exclusief verzendkosten  

Aantal Exemplaren  : ______

Naam                       :  ________________________________

 Adres                       : ________________________________

 WPL                         :  _________________________________

 

Wilt het signeert hebben  O door Ferry O   Astrid O Beiden    

 POSTCODE           :  _________________________________

 Telefoon                  :  _______________________________

 

 Uw bestelling sturen naar bestel@icm-online.nl, met dank voor uw bestelling!

 

 

Lees verder…

10897239281?profile=originalUit ICM archief
Nederland telt ruim 1,9 miljoen Indische Nederlanders (indo's)!


Met ruim 340.000 kwamen - onze mede burgers in het voormalige Nederlands Indie - de Indische Nederlanders in de jaren vijftig in fases naar Nederland toe, toen de republiek Indonesia "Merdeka / vrijheid " uitriep. De repatiering ofwel de massale uittocht duurde tot 1960. De forse aantallen zorgden dat repatiering vele jaren heeft geduurd dan gepland was voor het transport. Tegelijkertijd de bersiapperiode in het voormalige Nederlands Indie intrad - vergelijkbaar met Irak van nu - In navolging hiervan kwamen de spijt- optant beging de jaren zestig. De gerepatrieerden werden koel en kil ontvangen door de Nederlandse regeringen op een rij. Vanaf 1950 tot het heden anno 2009 lijkt dat er een zwijgen is opgelegd over alles wat te maken had met de Indische Gemeenschap (Indische Nederlanders). Dure NIOD rapporten met een waarde van miljoenen euro werden zo onder het tapijt geveegd. Dit belooft nog wat straks met het NIOD rapport over Irak. Nederland was ook bezig met de wederopbouw. In contractpensions werden de gerepartiereerden ondergebracht, die zeker in deze tijd als ongeschikt werd verklaard voor bewoning.

Velen kwamen berooid aan uit het voormalig Nederlands Indie. Allen hadden hun bezettingen, vermogens en goederen verloren, maar bovenal hun " leven" in het voormalige Indie; het Indonesie van nu waar ook Barack Obama is opgegroeid. Helemaal opnieuw moesten velen beginnen, en helemaal onderaan de ladder. Want behaalde diploma's daar waren hier niets waard. Gebukt ging de eerste generatie Indische Nederlanders hieronder; eerste die oorlog, toen de bersiapperiode, dan in een vreemd land helemaal opnieuw je leven opbouwen. Ook de kinderen (tweede generatie) werden in het lot meegetrokken. Velen hebben trauma's opgelopen van die vreselijke bersiapperiode, en de periode waar hun ouders weer onder gebukt gingen in Holland: Geen instanties en overheid waren hier te bekennen.

Nu anno 2009 is de groep Indische Nederlanders uitgegroeid tot ruim 1,2 miljoen Indische - Nederlanders die heel trots kunnen zijn! Dit aantal omvat van de eerste tot vierde generatie Indische Nederlanders (indo's). Een groep die probleemloos, gruisloos en onzichtbaar zich integreerde in de Nederlandse samenleving.

Tegelijkertijd de Indische - Nederlanders een grote CHANGE bracht in de Nederlandse samenleving in constructieve zin;

  1. Het Indisch eten, die nu overal te vinden is naast de toko's, restaurants, de media, en kookboeken.
  2. Thuis wordt nu nasi gekookt binnen de Nederlandse gezinnen.
  3. Vele Nederlanders namen de gastvrijheid over van de Indische Nederlanders.
  4. De indo-muziek (Andy Tielman) grondlegger van de Nederpop,
  5. De Haagsche Indo rock, die veel beroemde Nederlandse Rockbands kopieerden, en later in VS beroemd werden.
  6. De pasar malams; de grootste in Den Haag met 140.000 bezoekers en de ruim 70 pasar malams (replica's) in het land het hele jaar door waar ruim 800.000 bezoekers op afkomen.
  7. De wekelijkse indische kumpulans.
  8. De Indische culturele evenementen bij de van der Valks, Casino's en andere Nederlandse gelegenheden.
  9. De vele Indische bedrijven voor food en nonfood in Nederland.
  10. De vele Bekende Indische Nederlanders BIN'ers ; Ben Bot, Wenny Zorgdrager, ELs Borst Jet Bussemaker VWS etc... in de politiek.
  11. In de muziek The Blue Diamonds die wereldhits scoorden en Nederland op kaart zette, Anneke Grohnloh, Sandra Reemer, Jamal, Boris, Dinand, Katja ......
  12. De vele componisten /producers/schrijvers oa. Marshal Manengkei die wereldhits schreef voor The Blue Diamonds, Oscar Harris, ..............
  13. en alle overige niet genoemde aspecten.


De" Indo" - de Indische Nederlander- met een "staatloze identiteit" die ruim zestig jaren aan die Overheid vraagt om als kind te worden erkend te bestaan met haar Indische - Nederlandse identiteit, en met haar Indisch Cultureel Erfgoed, die met haar "staatloze identiteit" een belangrijke constructieve change bracht in de Nederlandse samenleving en cultuur;

Bijna wordt het vergeten dat ook in de republiek Indonesia nu ruim 1,5 miljoen Indische - Nederlanders nog verblijven. Nederland weigerde ze nog op te nemen, omdat anders er geen einde kwam aan die repartriering, en Nederland geen opvang meer had hiervoor.

Laat de regering hier even bij stil staan wat die OORLOG de Indische Gemeenschap heeft gebracht! Dat de Indische Gemeenschap overeenkomsten heeft met de Joodse gemeenschap, te scharen onder de gelijkgestemden, maar niet die behandeling heeft gekregen die de Joodse Gemeenschap wel heeft gekregen. Een Indische Gemeenschap die nu nog nadrukkelijker blijft voortbestaan met het recht op het behoud van de Indische identiteit met haar Indisch Cultureel Erfgoed zoals die CHANGE nadrukkelijk heeft bewezen. Dat De Indische geschiedenis met haar feiten van 300 jaren niet zomaar onder het tapijt kan worden weggeveegd!


--------------------------------------------------------------------------------


Redactie ICM.
In de bovenstaande column van mij worden parallellen getrokken met de kwestie Irak, en de Indische NIOD rapporten. Het Indisch NIOD rapport en de vele onderzoekcommissies werden stelselmatig onder het tapijt geveegd door de Nederlandse regeringen op een rij. Op het manifestatie IP op 28 oktober 2009 en na een stevige strijd door de IP delegatie, heeft unaniem de Kamer geëist dat het Indisch-NIOD rapport weer nader onder de loep moet worden genomen, en dit zo snel mogelijk tot een oplossing dient te worden gebracht. Hoopvol, is dit niet als wij dit doortrekken nu wat zich afspeelt rond commissie Davidse nu dat vooraf zeven jaren werden gedraineerd. Jan Peter Balkenende letterlijk getorpedeerd diende te worden door de PVDA onder dreiging van "mission over and completed" als het over dit Kabinet gaat; en tegelijkertijd Bush een diepe buiging heeft gemaakt, en Blaire zijn ontslag heeft genomen met een geweten op zich van 100.000 onschuldige burgers die het leven lieten in Irak. Hoe naïef moet je dan zelf zijn te zien dat je voorgangers capituleren. Het CDA staat voor het symbool dat Amerika heet, die blindelings al een eeuw achter Amerika aanloopt. Het liefst ziet het CDA Nederland als extra "*" op de Amerikaanse vlag, die als een staat wordt ingelijfd.


Terug naar de Indische Perkara:
Hoe hoopvol zijn nu de Indische NIOD rapport ontwikkelingen, als de commissie Davidse eerst als een mening wordt afgedaan, en dan 24 uren strijd wordt gevoerd in de kamer door de verschillende politieke partijen om het tegen deel te bewijzen. Met de Indische Perkara zijn wij inmiddels bijna vier maanden verder, wij zitten nu in het 69 ste jaar. De ervaring leert dat de Indische kwestie weer naar de achtergrond verdwijnt bij deze Irakese ontwikkelingen; Er is maar 1 oplossing "op naar de volgende manifestatie IP op het Plein voor het gebouw van Tweede kamer, maar nu als een pasar malam IP".

Lees verder…

10897302494?profile=original

10897303084?profile=original10897302685?profile=original10897296273?profile=original10897406253?profile=originalIndische perkara na 70 jaren wacht nog steeds op groen licht.

Iedereen kent de loop van deze moeizame gang van alle staatsscretarissen om de Indische zaak bij de collega's in de Tweede Kamer te brengen. Het lijkt erop dat ze dan opeens drukdoende zijn met andere belangrijke zaken. Een typisch management verschijnsel die vaak ook in bekende "scholen" als cases worden aangevoerd. Ik kan mij nog herinneren dat destijds de Geo (bestuursvoorzitters) van Philips met dit verschijnsel te kampen had. De managers die een vervelend probleem moeten oplossen in grote organisaties zoals banken en multinationals, zijn dan opeens drukdoende met het zogenaamd het blussen van hun brandjes. Echt toezicht is er niet en zeker ook nog als je paleis in Eindhoven is gezeteld, en wereldwijd ben je afhankelijk van de managers die weer uit het zicht van Eindhoven verdwijnen en zo hun eigen koers kunnen blijven handhaven. Ja, hier stak de oud-voorzitter van Philips met de bijnaam de stofzuiger (om de organisatie te verschonen van dit virus) een stokje voor! Persoonlijk zat hij bij de vertrekkende vliegtuigen op Schiphol, en stuurde diezelfde managers weer terug naar hun hok in Eindhoven, en was in 1 keer afgelopen met deze managers.

Ook een vriend van mij werd geplaatst in Nijkerk van eenmanszaak uitgeroeid tot BV met 12 vestigingen in het buitenland. Hij nam de zaken over als Interim-managers met als doel om ook voor opvolging te zorgen. Eerste wat hij deed in de begroting het schrappen van de buitenlandse dienstreizen van de managers. Helaas dit was een verkeerde maatregel, het bedrijf ging uiteindelijk te ziele. Twee uitersten kan je stellen.

 

Dit even terzijde om aan te tonen dat staatsecretarissen wanneer het te heet wordt onder hun grond ook dit sympthoonverschijnel vertonen.

Terug naar onze Indische Perkara (zaak). Laten wij de volgens staatssecretarissen op een rij zetten en beginnen met:

 

  • mw. C.I.J.M. Ross-van Dorp die bracht een vernietigend rapport (beleidsnota ergens 2007/2008) uit; Pur, Wubo en overige Indische regelingen moesten op de schop voor de komende vijf jaren afbouwend. Pelita was overbodig geworden. Stoppen van alle vormen subsidies aan de Indische organisaties o.a. IHC Bronbeek met startdatum 2009 - 2014. In deze 5 jaren is uiteindelijk alles weggesaneerd. Van Ross als Staatssecretaris wist wel na Het Gebaar in 2010 met voorstellen te komen in de Tweede Kamer als enige staatsecretaris. Tegen de achtergrond onder leiding van de bedenker van het nieuwe fraudegevoelige zorgstelsel dat ziekenhuizen en zorgverleners tot de eeuwigheid dubbele en fraude declaraties kunnen uitschrijven. Geen controle meer op declaraties door de zorgnemers. Eigenlijk ook niet te verwonderen de achtergronden van Ab Klink! Is net aan de kassa dat je alleen een totaalbedrag moeten betalen zonder bon!
  1. mw. dr. M. Bussemaker is nauwelijks aan een voorstel toe gekomen betreffende de Indische zaak voor de Tweede Kamer, en heeft geen overdrachtprocedure geregeld voor haar opvolger. In die acht maanden had ze wel tijd om haar eigen Indisch boek te schrijven pv de NIOD rapporten te bestuderen, constateerden dat al 10.000 andere schrijvers haar al voor zijn geweest bij het schrijven van Indische boeken. De val van het Kabinet Balkenende is de reddende engel geweest om die gang met voorstellen richting de Tweede Kamer te gaan.
  2. drs. M.L.L.E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner  maakte het helemaal bont. Leugens had ze nodig om ook de gang naar de Tweede Kamer te blokkeren. Uiteindelijk stond de meerderheid van de Tweede Kamer op voor haar leugenachtig gedrag dat een motie nodig was om haar leugens te elimineren, en op twee stemmen na die tegen waren.
  3. Staatsecretaris Martin van Rijn is de laatste. Hij beloofde veel. Inmiddels terugrekenend is ruim ander half jaar geleden dat begon met de overhandigen van 10.000 handtekening op 19 maart 2013 bij de Stille Tocht door Den Haag. Maar net als die "managers" van Philips vertoont hij diezelfde symptomen. Er wordt veel beloofd, is druk bezig, tegelijkertijd maant de Tweede Kamer Martin diverse keren om te komen met het "Indische Voorstel"; nu al drie / vier voor zich uitgeschoven, en onder dreiging van de Tweede Kamer dat hiervoor een Debat volgt. Ook zijn twee vrouwelijke voorgangers waren bevreesd om met voorstellen te komen dat hun imago wordt beschadigd als politicus.

 

Een goede observer ziet maar 1 lijn / beweging van al deze genoemde staatssecretarissen van VWS:

 

In spreekwoordelijke zin; de Indische zaak zit voor het stoplicht en stond op “groen” na Het Gebaar 2010. Met  het aantreden van Ross ging het stoplicht gelijk op "Rood", en niet eerst op "Oranje". U weet als automobilist dat van "Oranje" op "Rood" gaat. De drie staatssecretarissen staan nu voor "oranje". Het zal nooit op "groen" gaan, tenzij de stoplichten “buitengebruik” worden gesteld dan zal het overgaan op "Knipperend Oranje", en net als Russische roulette als deze weer in bedrijf komt is de kans 33 % groot dat het op "groen" komt.

 

Vult U zelf maar in wat ondergetekende hiermee bedoelt, en stuur Uw reactie naar Schwab@icm-online.nl

 

Lees verder…

10897261301?profile=original

10897262288?profile=originalHet Indisch geld staat op de rekening van Min. Buitenlandse zaken  voor de onteigening van de ondernemingen in het voormalige Indie.

 

Van 5 tot en met 7 september 1966 had de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns onderhandeld met een delegatie van de Indonesische regering, onder leiding van de Minister van Buitenlandse Zaken Sultan Hamengku Buwono. De onderhandelingen gingen vooraf aan de ondertekening van een accoord, waarbij Indonesië in de loop van dertig jaren in totaal 600 miljoen gulden zou betalen aan Nederland, bedoeld als compensatie voor de nationalisatie van Nederlandse bezittingen en bedrijven. Minister Luns kenschetste toen het akkoord: “Edelmoedigheid van Nederland…”

Eind 2002 kwam de laatste betaling binnen op rekening van Buitenlandse Zaken bij De Nederlandse Bank. Ieder jaar heeft de Indonesische regering keurig op tijd aan zijn verplichtingen voldaan. Zowel in Nederland als in Indonesië was slechts een enkeling   op de hoogte van de jaarlijkse herstelbetalingen.

Maar toen een klein nieuwsbericht midden 2003 gewag maakte van deze laatste overboeking, reageerde de Indonesische publieke opinie verontwaardigd en sprak van neo-kolonialisme en uitzuigerij. In Nederland was de reactie er vooral een van een gevoel van schaamte, dat Den Haag van de voormalige kolonie nog herstelbetalingen had geëist. De Indonesische regering heeft de kwestie echter laten rusten.  

De regering van Soekarno besloot tot nationalisatie van Nederlandse bedrijven in Indonesië naar aanleiding van de weigering van Den Haag om de Indonesische soevereiniteit over Papua Nieuw Guinea (West Irian) te erkennen. Het conflict escaleerde en tussen eind 1957 en medio 1962 ging Jakarta over tot onteigening van Nederlandse bezittingen en bedrijven. Pas na de machtsovername in 1966 door Generaal Soeharto, werd de slepende kwestie tussen beide lande uitgepraat.

De uiteindelijke overeenkomst hield in dat Indonesië 600 miljoen gulden zou betalen. Daarvan werd direct een voorschot van 36 miljoen gulden overgemaakt en de rest in dertig jaarlijkse afdrachten vanaf 1973 met een jaarlijkse rente van 1 %. Tot 1969 konden Nederlanders via het Bureau Schadeclaims Indonesië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een claim indienen vanwege de achterlating van hun eigendommen door gedwongen vertrek uit de voormalige kolonie. Onder degenen die een claim hadden ingediend zou het geld jaarlijks volgens een overeengekomen verdeelsleutel worden verdeeld.  Van Nederlandse edelmoedigheid was volgens Luns sprake, omdat de werkelijke waarde van de Nederlandse activa die door de Indonesische nationalisatie verloren ging op zou lopen tot 4,5 miljard gulden. Waarom dan zo vergevingsgezind? “Het was een politiek akkoord”, erkende Luns indertijd in de Tweede Kamer. “De overeenkomst is niet alleen een afdoening van de commerciële kwestie, maar moet ook dienen tot een verdieping en  vernauwing van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië”. Dertig jaar later leidde de regeling vooral tot onbegrip. 

Omdat maar weinig mensen van deze regeling wisten, rijst nu de vraag waar dat geld – met rente op rente – is gebleven….. Geld dat de Indische gemeenschap, althans zij die er in Indonesië hun business mee verloren hebben, toebehoort. Boze tongen beweren dat dit vooral is opgeslokt door slechts enkele Nederlandse multinationals. Of ligt het nog steeds ergens te wachten…..

 

ICM Redactie.

In 2018 werd een WOB - verzoek gedaan bij het Ministerie van Economische zaken.

Voor de economen en rekenwonders, wat de waarde van de 689 miljoen betreft dat hier die rekenrentes niet op van toepassing zijn maar de cijfers voor actualisering van CPB. Zou leert na een WOB - onderzoek van 2018 dat in 1966 niets bekend was bij het Ministerie van Economische Zaken, deze zond tevens de begroting 1966 mee als bijlage. Leert dat de 689 miljoen tegen de begroting 1966 om fiks bedrag gaat zeker als het in percentages  wordt uitgedrukt,  waar het dan gaat om 10 tallen miljarden. 

WORDT VERVOLGD>

Lees verder…

10897261060?profile=originalDe geschiedenis van de Indonesische taal "Bahasa Indonesia (B.I)""
 
Een taal is een middel om met elkaar te communiceren door klank en intonatie. Indien men een taal niet goed beheerst, kunnen er hilarische of pijnlijke situaties ontstaan. Een taal is praktisch, artistiek, cultureel, filologisch, en legt bruggen tussen diverse volkeren, en is  betekenisvol.
 
De B.I. is belangrijk voor:
  • Landadministratie voor officiele brieven, wettelijke documenten, en redevoeringen.
  • Voor de communicatie voor het bijeenhouden van het Indonesisch volk. Liefst 300 talen (dialecten) worden in de provincies gesproken, elke provincie heeft zijn eigen taal.
Indonesie bestaat uit ruim 17000 eilanden, waarvan 13000 bewoond zijn. Omdat de zee vulkanisch is kunnen nieuwe eilanden ontstaan. Op de eilanden weer kunnen meerdere talen worden gesproken. Dit zijn geen dialecten maar echte talen, bijboorbeeld.
 
  • Op Sumatra - Melayu, Aceh Gayo, Lubu, Batak, Minangkabau, Pasemah, Rejang Lebong, Enggano, Mentawai, Pagal, Lumpung enz.
  • Op Java -  Jakartaans, Bantams, Sundanees, Javans enz.
  • Op Kalimantan - Bajar, Dajak, Ngajo, Koyan, Gesang enz.
  • Op Nusatengarra - Bali, Susak, Sunbawa, Bima, Flores, Sumba, Timor, Roti enz.
  • Op Sulawesi - Minihasa, Temulu, Tonsea, Tondano, Toraja, Sangir enz.
  • Op Maluku - Aru, Buru, Kai, Alfuru
Dit zijn de talen die het allerbekendst zijn.
De B.I. wordt door elke stam anders uitgesproken, dit noemt men een dialect. B.I. heeft veel woorden van oorsprong uit andere buitenlandse talen o.a. uit het Portugees, Engels, Nederlands, Chinees, Sanskriet, Arabisch en Perzisich. De basis van het Indonesisch is Maleis; een handelstaatje uit Maleisie.
 
De Koloniale tijd. 
Toen de Europeanen in de 16 e eeuw in Indonesie kwamen - de Portugezen noemden het Indos Nesos - was de handeltaal Maleis. De Portugees Pigafetta had in 1522 een lijst van Maleise woorden gemaakt toen hij Tidore (Molukken) kwam. Zowel de Portugezen als de Nederlanders stuiten op problemen toen zij in Indie scholen oprichhten om zo hun taal in te voeren. E.e.a. staat vermeld in het verslag van ene heer Danckaertz anno 1631. Toen in de 20e eeuw het Indonesische volk moe werd van het Europees juk en kolonialisatie, vond zij het nodig een voertaal voor heel Indonesie in te voeren. Budi Utomo vond dat zijn taal - het Javans - het moest worden, daar waren de studenten die van verschillende eilanden kwamen niet mee eens. Dit was belemmering voor het EEN WORDEN van Indonesie.
 
In 1908 werd door het koloniaal bestuur een COMMISSIE VOOR VOLKS|LECTUUR onder leiding van Dr. G.A.J. Haseu opgericht.
In 1917 werd de naam van deze commisie gewijzigd in BALAI PUSTAKA. Deze organisatie hielp met het laten circuleren/distribueren van goedkope boekjes in de Maleise taal.
Op 25 juni 1918 werd door het Nederlan dse Rijk de vrijheid gegeven om het Maleis in de Volksraad te gebruiken. Deze gelegenheid werd echter niet 100% benut. Bewust van de noodzaak van Indonesie bijeen te houden, werd in 1926 het Maleis als voertaal ingevoerd.
 
Jong Sumatra - organisatie van Sumatraanse stundenten -  had reeds jaren gepleit om het Maleis als voertaal te gebruiken. In het tweede Congres - gehouden te Medan van 28 oktober tot 2 november 1954 - heeft Jong Sumatra, Riau Maleis als het hoogste Maleis aangewezen als geschikt voor de Indonesische voertaal.
 
Vastgelegd in de Grondwet van de Republiek Indonesia art. 4
 
Door bovengenoemde ontwikkelingen werd op 28 oktober 1958 het Congres PEMUDA INDONESIA in Jakarta opericht. Het Maleis heeft zich in  een snel tempo veredeld en  is geworden wat het "School Indonesisch" is, de BAHASA INDONESIA.
 
In een taal zit de cultuur van een volk verankert.
 
Door
Jan De Keten.
 
 
=============================================================================================
 

Geschiedenis [ bewerken ]

Indonesisch is een gestandaardiseerd dialect van "Riau Maleis", [ 7 ] [ 8 ] die ondanks zijn gemeenschappelijke naam is niet het Maleis dialect inheems in Riau , maar eerder het klassieke Maleis van de Malakka koninklijke hoven. [ 9 ] Oorspronkelijk gesproken in Noordoost- Sumatra ,[ 10 ] Maleis is gebruikt als een lingua franca in de Indonesische archipel voor een half millennium. Hoewel het zou kunnen worden toegeschreven aan zijn voorouder, de Oude Maleisetaal (die terug te voeren tot de 7de eeuw), de Kedukan Bukit Inschrijving is de oudste nog bestaande exemplaar van Oud Maleis, de taal die door Srivijayan imperium. Sinds de 7de eeuw, heeft de oude Maleise taal is gebruikt in Nusantara (Indonesische archipel), gekenmerkt door Srivijaya inscripties en in andere inscripties van de kustgebieden van de archipel, zoals die ontdekt in Java . Handelscontacten door sommige etnische volkeren uitgevoerd op het moment dat was het belangrijkste instrument om de oude Maleise taal te verspreiden, want het was de communicatie-apparaat onder de handelaren. Tegen die tijd, had de oude Maleise taal een lingua franca geworden en werd gesproken door de meeste mensen in de archipel. [ 11 ] [ 12 ]

Indonesische werd verheven tot de status van officiële taal met de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in 1945, geïnspireerd op de Sumpah Pemuda (Youth's Oath) evenement in 1928. [ 13 ] Indonesische (in zijn standaard vorm) is in wezen dezelfde taal als de officiële Maleisische en Brunei normen van Maleis. Dit betekent echter verschilt van de Maleisische in diverse aspecten, met verschillen in uitspraak en vocabulaire. Deze verschillen zijn hoofdzakelijk te wijten aan de Nederlandse en Javaanse invloeden op Indonesische. Indonesische werd ook beïnvloed door de "bazaar Maleis", dat was de lingua franca van de archipel in de koloniale tijd, en dus indirect door andere gesproken talen van de eilanden. Maleisische Maleis aanspraken om dichter bij de klassieke Maleis van vroegere eeuwen, hoewel moderne Maleisische is zwaar beïnvloed, in het lexicon als in de syntaxis, door het Engels. De vraag of High Maleis (Court Maleis) of Low Maleis (Bazaar Maleis) was de ware ouder van de Indonesische taal is nog in discussie. Hoog Maleis was de officiële taal van het hof van de Johor Sultanaat en voortgezet door de Nederlands-bestuurde grondgebied van Riau-Lingga , terwijl Low Maleis vaak werd gebruikt in marktplaatsen en havens in de archipel. Sommige taalkundigen hebben betoogd dat het de meer-common Low Maleis dat de basis van de Indonesische taal gevormd. [ 14 ]

Terwijl Indonesische wordt als een gesproken moedertaal door slechts een klein deel van de grote populatie in Indonesië (dwz vooral degenen die in de nabijheid van wonen Jakarta en andere grote overwegend Indonesische-sprekende steden als Medan en Balikpapan ), meer dan 200 miljoen mensen maken regelmatig gebruik van de nationale taal, met variërende graden van bekwaamheid. In een land waar meer dan 300 inheemse talen en een breed scala van etnische groepen heeft, het speelt een belangrijke verenigende en cross-archipel rol voor het land. Het gebruik van de nationale taal is overvloedig aanwezig in de media, overheden, scholen, universiteiten, werkplekken, bij de leden van de Indonesische upper-class of adel en ook in veel andere formele situaties.

Standaard en formele Indonesische wordt gebruikt in boeken en kranten en op televisie / radio nieuwsuitzendingen, maar weinig inheemse Indonesische speakers gebruik maken van de formele taal in hun dagelijkse gesprekken. Hoewel dit is een fenomeen in de meeste talen in de wereld (bijvoorbeeld, doet gesproken Engels niet altijd overeen met schriftelijke normen), de mate van "juistheid" van gesproken Indonesisch (in termen van grammatica en woordenschat) in vergelijking met de schriftelijke vorm is opvallend laag. [ nodig citaat ] Dit is vooral te wijten aan[ nodig citaat ] Indonesiërs combineren aspecten van hun eigen lokale talen (bijvoorbeeld, Javaanse, Sundanese , Balinese en Chinese dialecten) met Indonesische. Dit resulteert in verschillende "regionale" Indonesische dialecten, het typen, dat een buitenlander is het meest waarschijnlijk te horen bij aankomst in elke Indonesische stad of dorp. Dit verschijnsel wordt versterkt door het gebruik van Indonesië slang , met name in de steden.

Lees verder…

10897286896?profile=originalNICC - Boekbespreking,  e-Books,  CD & DVD,  presentatie & signeren

Voorbode van het turbulente millennium – Ferry Schwab. De subtitel van dit boek is: Hoe Micha ons leven veranderde. De auteur vertelt hoe zijn trouwe viervoeter Micha de inspiratiebron was voor dit boek. Bill en Hillary Clinton, Barack Obama en First Lady, Prinses Beatrix, Vladimir Poetin en vele anderen beschikken over een trouwe hond als een soort vertrouweling, spindokter, adviseur. Politicus Jan Terlouw ging ons voor met zijn boek over zijn trouwe viervoeter. Het materiaal voor dit boek lag al sinds 1999 stoffig te worden op een plank. Het verhaal van ons

kleven speelt zich af tussen 1989 en 1999. De periode dat de wereld aan de vooravond lag van innovatieve veranderingen, vol met dynamische en turbulente ontwikkelingen, die de mondiale afstanden overbrugden. En ze hielden de voorbode in van        de Globalisering, het nieuwe Millennium, de Euro en de erop volgende financiële ontwikkelingen die later zouden leiden tot een wereldwijde kredietcrisis. In deze turbulente dynamiek leefden Ferry Schwab, zijn vrouw Astrid en hun geliefde viervoeter Micha. Dit boek is te bestellen via de Boekenroute:  http://www.boekenroute.nl/gasten/gtn1Boek.aspx?BoekID=39335 Prijs: € 29,75; plus portokosten:  € 3,95. 

Lees verder…

“Kampsyndroom” - Besproken door Pjotr.X. Siccama

10897249257?profile=originalRudy Kousbroeks “Kampsyndroom”.

Besproken door Pjotr.X. Siccama

 

In een hoofdstuk wijdt Kousbroek aandacht aan de meest gruwelijkste wreedheden die op DELI in Sumatra plaats vonden.

De passages daarin beschreven zijn té gruwelijk om hier in een paar zinnen te beschrijven. Ik raad de lezer daarom ook aan om zelf hiervan kennis te nemen.

 

Op school leerden we nauwelijks over de geschiedenis die met het voormalig Nederlands Indië te maken had. Alles wat met slavernij, uitbuiting, en sociaal onrecht te maken had, werd doodgezwegen: het blijkt een aaneenschakeling van een strict gestructureerde socio(cultuur)politiek te zijn geweest: een grote leugen in een land van list en bedrog. Mensen waren rechteloos en onbeschermd, terwijl er wel degelijk een wet was om uitwassen van welke aard ook te voorkomen. Die immoraliteit van heel het koloniaal bewind maakt de schrijver uitermate nu nog kwaad en terecht.

Kousbroek had het over een van de grote wingebieden in de Archipel: noord en oost van Sumatra, waar de afschuwelijkste misdrijven hadden plaatsgevonden. Maar ook op andere plaatsen (Kousbroek: cit.’’ook bij de Staats en kolenmijnen was het ten hemel schreiend () sterftecijfer bedroeg 37% ..”) Ze waren zo ernstig van aard, dat ik het niet voor mogelijk hield: monstrueus is nog bescheiden uitgedrukt: in elk geval werd ik al lezend met mijn neus op de feiten gedrukt en ben (misselijk van schaamte) en nu net als Kousbroek woedend.

Op het eiland Java van waaruit het enorme gebied werd bestuurd, hoorde men bijvoorbeeld helemaal niets van de mistoestanden in andere wingebieden. En daar begon de ellende al van het onthouden aan het grote publiek van de informatiestroom uit die gebieden. Die was er gewoon niet. Men moet zich voorstellen dat waar Kousbroek over heeft, het begin van de 20ste eeuw was en publicatie, laat staan voorlichting aan de bevolking opportuun noch prioriteit was. Het koloniaal bestuur keek wel uit, omdat ze best wisten dat gestructureerde uitbuiting door mensen en ondernemingen aan de orde van de dag was. Neen, men verkoos liever om situaties die het daglicht niet konden verdragen intern door ambtenaren te laten onderzoeken. Men kon dan “intern de nodige maatregelen nemen”; een eeuwigdurend “jam karet” (voortdurend tijd rekken) volgde dan, zoals altijd daar te doen gebruikelijk was. Deze onderzoeken overigens werden bij voorbaat in het geheim gehouden en altijd uitgevoerd in algehele duisternis.

En juist in het gebied waar Kousbroek over schrijft, werd er een justitieel ambtenaar verzocht door de Gouverneur Generaal in de persoon van J. Rhemrev  (omgekeerde naam voor Vermehr), om misstanden (ongetwijfeld na ernstige druk geworden interne informatie) ter plaatse te onderzoeken. Een saillant detail, waar Kousbroek ook zijn vraagtekens bij heeft gezet was de keuze van de GG, om uitgerekend deze ambtenaar van justitie Rhemrev het onderzoek te laten doen. Citaat: “Ik ben er niet zeker van dat Rhemrev niet opzettelijk voor de wolven werd gegooid”. (einde citaat). Kousbroek vroeg zich af of de keuze een teken van moed of verlichting was om de opdracht tot onderzoek aan een Indo te verlenen.

De vraag is waarom hij dat vindt. Eerder zei hij dat (vermoedelijk) een bewuste poging was om het onderzoek zo weinig mogelijk kans te geven. Maar waarom? Rhemrev had de opdracht tot in alle bijzonderheden uitgevoerd, mag worden verondersteld. Of hij als 1ste luitenant bij de Infanterie in het KNIL (en ambtenaar op Justitie, nog maar een broekje in het justitieel apparaat en uiteraard onervaren) onder meer ook deelgenomen had deelgenomenaan de gevechtshandelingen tijdens de politionele acties is niet verder bekend (zie foto). Niettemin stierf Rhemrev tijdens de politionele acties in 1948.

Er moet iets anders gespeeld hebben in de gecompliceerde koloniale bestuurstructuur. Zou het hier wellicht gaan om het afschuiven van interne verantwoordelijkheid? (het verhinderen van promotiekansen om er nog een te noemen?) Lag het mogelijk aan de (in)competentie van deze ambtenaar of de inschatting dat bij voorbaat het tot niets zal leiden?

Het rapport werd, in elk geval, nadat het was afgerond de gouverneur van Nederlands Indië aangeboden, die op zijn beurt, zeer waarschijnlijk onder embargo(?) of in elk geval geconsigneerd, voorzien van aantekeningen (mag worden aangenomen) van de gouverneur zelf naar de minister (en het Nederlands Kabinet) verzonden. De ontzetting bij de minister (en het kabinet) was groot en moest hen hebben overdonderd nadat de inhoud van het vernietigend rapport hen bekend was. De verantwoordelijke minister weigerde vervolgens dit rapport aan de leden van het Nederlands Parlement ter inzage te geven omdat hij grote rellen vreesde

 (in zo’n situatie zou heden ten dage de minister direct moeten aftreden.)

 

De constateringen in het onderzoeksrapport bleken juist te zijn en Rhemrev had zijn taak degelijk vervuld. Ik vind daarom, dat het in dit geval geen sprake is van een gewoon intern incident, maar eerder van een koloniale en bijzonder ingewikkeld geworden bestuurscultuur, die toen gangbaar en gebruikelijk was, met inbegrip van onderlinge sociale verschillen en tegenstellingen.  

Het Rhemrev-rapport, daarin werden deze gruwelijkheden tot in details beschreven en de Nederlandse bevolking heeft er nimmer van geweten.

10897267082?profile=original

Werknemers op Deli-onderneming(en) in de 30/40-erjaren van de vorige eeuw.

 

Hartverscheurend vond ik het verhaal in het boek van Chalid Salim, een Indonesische voorvechter van de Indonesische onafhankelijkheid die in Den Haag in 1985 overleed. Kousbroek noemt deze man: “Djago”, wat in het Indonesisch: “de geweldige” betekent. Deze man werd  voor zijn nationalistische activiteiten in een Nederlandse interneringskamp (Boven Digoel) op Nieuw Guinea (waar ook Mohammed Hatta, Sharrir en later ook Sukarno zaten) gevangen gehouden (trouwens zonder enige vorm van proces) onder erbarmelijke omstandigheden. Een Indonesische man die een hoge en volledig Nederlandse opleiding had genoten, bij wie thuis gewoon Nederlands werd gesproken en in zijn gevangenschap zonder twijfel nog Hollands dacht.

Volgens D. Koch “was het, het noodlot van het Nederlands bewind over Indonesië, dat het zich in toenemende mate de nobelste geesten onder de inheemse bevolking tot vijand maakte”.

Het is waar en zeer nobel van de heer Koch, maar het is te laat voor al die lovende woorden; eigenlijk is het áltijd te laat.  En onder de nobelste geesten kunnen Soetan Shahrir en Mohammed Hatta onder andere worden geschaard. Wanneer we hun geschriften (Kousbroek weet ontstellend veel over deze Indonesische bijzondere mensen) later nog eens raadplegen, zal menige lezer niet verbaasd staan dat naar mijn idee in al die geschriften mogelijk sleutels bevatten voor een eeuwigdurende vriendschap tussen beide landen, die door anderen en elementen van duistere aard in het

10897267671?profile=original

verleden moedwillig werd gedwarsboomd.

Ik meen te weten dat er slechts twee soorten schrijvers bestaan: de zogeheten blindschrijvers (waar Kousbroek er een paar ten tonele voert) en schrijvers waarvan hun ogen altijd waren geopend, maar hun geschriften nooit werden geloofd en/of gehoord.

Daar hebben wij in het verleden onder elk koloniaal imperium en dus in de wereldcultuur­geschiedenis al meerdere voorbeelden van politieke arrogantie van gezien, waarvan uitkomsten bij voorbaat catastrofaal zijn.

 

Nog even over het trieste verhaal van Chalid Salim in het boek: wilde ik toch  een moment stil staan bij een zin in dit boek en die is het volgende: naar aanleiding van Salims gevangenschap met andere revolutionairen op Nieuw Guinea (o.a. Dr.Tjipto Mangoenkoesomo) kwam de vraag op (in gesprekken mag worden verondersteld): Wat zij dan wel gedaan hebben? Zoals een Nederlandse dame tegen Chalid Salim zei: “Nou meneer Salim, als dat waar is, zult u het er wel naar gemaakt hebben.”

Is dit een exempel van naïviteit en cultuurverwarring en/of afwezigheid van cultuurinzicht? De wijsgeer onder ons mag het zeggen.

10897268089?profile=originalDeze man is groot onrecht aangedaan, maar zelfs erkenning voor het enorme leed en materiële compensatie als eerherstel werden hem niet toegekend. De Nederlandse Staat staat weer voor de Wereldgemeenschap met een aangeslagen en onzuiver geweten in de inmiddels onherstelbaar verroeste beklaagdenbank, zich verschuilend achter wetten die zij zelf heeft bedacht en waarvan alle mazen forensisch zijn dichtgesmeerd.

Ergens  vond ik opgedoken een tekening van een plantage op Sumatra,  die veel leek op een foto honderd jaar eerder genomen van een plantage (waar ook tabak werd verbouwd) in het zuiden van  Noord Amerika, Louisiana om precies te zijn, waar de Afrikaanse slaven (slavernij was net afgeschaft)  toen onder erbarmelijke omstandigheden moesten werken. Overeenkomsten zijn frappant, terwijl de slavernij meer dan een halve eeuw was afgeschaft, leek het alsof op Sumatra de tijd eenvoudigweg was teruggedraaid en de afschaffing van de slavernij niet heeft plaatsgevonden. 

Verder in genoemd hoofdstuk memoreert Kousbroek over de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van de 2e WO. waarin hij mensen die de jaarlijkse herdenking op 15 augustus de slachtoffers herdenken, eraan herinnert, dat voor al die mensen die onder het Nederlands regime in Nederlands Indië, tijdens de aanleg van de Sumatraweg, de Indonesiërs, zonder meer vermoord, doodgeslagen, uitgehongerd en doodgetrapt werden, nooit weden herdacht, laat staan  een monument ter nagedachtenis werd opgericht: zij zijn naamloos gestorven en gewoon vergeten: zij hadden hun leven geofferd om anderen een comfortabel leven te laten leiden.

Kousbroek: ‘’…laten we het minder over onszelf hebben..’’ 

De schrijver maakt zich zeer kwaad wanneer hij aan juist die gruwelen denkt, gepleegd door monstrueuze medeburgers vóórdat de 2e WO begon. Kousbroek fulmineert: Het waren juist die mensen die, eenmaal geïnterneerd door de Japanse bezetter, de grootste bek hadden in het Jappenkamp (waar de schrijver zelf ook gevangen zat). Het waren die mensen die ook de grootste klagers waren hoe zij door de Japanse bezetter werden behandeld, onder andere bij de aanleg van de Birma Spoorweg. Beide gebeurtenissen waren even misdadig, ernstig en mensonterend.

10897267894?profile=original10897268488?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Juli 2013-07

Pjotr.X.Siccama

 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives