Wij zijn  verdrietig........waarom?

10897416090?profile=originalWij zijn  verdrietig........waarom? Door Han Dehne

Momenteel zie ik op allerlei platforms opmerkingen geplaatst worden (in negatieve zin) met betrekking tot de vele vluchtelingen die naar Europa toe willen en zoeken naar een veilige plek om te leven en niet meer bang te zijn voor oorlog en de dood. 
Wij zien zelfs van goede bekenden, kennissen en zelfs familie dingen op Facebook staan waarbij wij met droefheid zijn geslagen. Het doet pijn als jezelf als vluchteling je huis hebt moeten verlaten omdat dood en geweld je bedreigde.
Om die reden zet ik een deel van het verhaal van mijn vrouw Mary hier neer.
Voor naaste familie geldt; dat zij niet op deze wereld zouden zijn geweest als hun moeder/grootmoeder geen veilige plek had weten te bereiken toen zij met haar moeder en zus moesten vluchten voor het leven.

Dit is het verhaal van Mary. Samen met haar moeder en zus waren zij eind 1945 opgesloten in achtereenvolgend twee Nationalistische kampen in de omgeving van Solo (Soerakarta) in Indonesië. Het eerste kamp waar zij moesten verblijven werd Kletjo genoemd. Dit was een voormalige touwfabriek. Hij lag ongeveer 4 kilometer ten westen van Soerakarta. Hier werden vrouwen en kinderen uit Soerakarta en Bojolali ondergebracht. Zeg maar gewoon opgesloten. Zij verbleven in een volle loods, waar ze op matjes op de vloer sliepen. Het eten was uitgesproken slecht en de latrines, in de tuin, waren van zeer slechte kwaliteit. Medische zorg ontbrak geheel.

10897416453?profile=originalNa Kletjo werden zij na ongeveer 2 maanden overgebracht naar het Solosch Internaat (ook Sinkokan genoemd) dat midden in het centrum van de stad was gelegen. Er waren daar zo'n 725 vrouwen en kinderen opgesloten. Ook daar sliep men op de vloer. Het eten was uiterst beroerd; wat rijst en iets wat voor sajoer moest doorgaan 1x per dag en geen enkele andere maaltijd. Ook hier was de sanitaire voorziening uiterst beroerd evenals de medische verzorging. Als je ernstig ziek werd dan moest je naar het Rode Kruis ziekenhuis worden gebracht.

In die tijd is er een verslag gemaakt van de bevindingen van de Amerikaanse journaliste Martha Gelhorn, die als een van de weinige blanken de gelegenheid kreeg om destijds door het Nationalistisch Java te reizen. De Amerikaanse pers was in de regel geheel op de hand van de Republiek, maar deze ooggetuige kraakt er harde noten over.

Zij bezocht ook het Kamp Sinkokan in de periode dat Mary daar verbleef. Zij schreef dat in het kamp alleen vrouwen, kinderen en een aantal oude mannen gevangen werden gehouden. Het kamp was een verschrikking. De Indonesiërs slaan of martelen of doden niet; zij laten ze eenvoudig vanzelf doodgaan.

Niet zozeer de wreedheid maar door een volslagen gebrek aan organisatorisch kunnen. Men gaat nu eenmaal dood op een rantsoen van anderhalf ons rijst per dag, onverschillig of deze uithongering met of zonder opzet geschiedt.

In dit Sinkokan waren vele gevallen van dysenterie en beri-beri (Mary leed hier aan dysenterie). De mensen sliepen op vochtige cementen vloeren zonder matras of kussen; hun kleren hingen in flarden aan het lichaam. De kinderen boden het meest droevige schouwspel; gehurkt trachten zij bruinachtige korsten droge rijst op te warmen om hun maaltijd wat smakelijker te maken. Toen wij (journaliste) kwamen waren ze krankzinnig van vreugde omdat zij dachten dat wij hen kwamen bevrijden.
Tot zover het verslag van deze Amerikaanse journaliste.

Eén van die ernstig zieken was Mary en zij mocht samen met haar moeder en zus naar het Rode Kruis Ziekenhuis omdat Mary er zo ernstig aan toe was dat veronderstelt werd dat zij zou overlijden. Maar wonder boven wonder bleef zij leven.

Toen zij na enige tijd weer opgeknapt was werd er gesproken over het terugbrengen naar Sinkokan. Haar moeder besloot toen met de twee kinderen te vluchten. Maar moeder was zeer naïef in dat opzicht en dacht gewoon een trein te kunnen nemen en naar een veilig gebied te rijden. Natuurlijk kon dat helemaal niet en er werd besloten om dan maar te gaan lopen. Dat betekende 's nachts lopen en overdag schuil houden.

De bedoeling was om naar Malang uit te wijken. Echter als je niet de reguliere weg kan nemen dan moet je door de bossen en bergen daar zien te komen. Deze tocht heeft bijna 3 maanden geduurd, mede omdat Mary onderweg weer zwaar ziek werd (cholera) en dringend verzorging nodig had.

In één van kampongs onderweg was men hen goed gezind en zij werden daar opgenomen. De plaatselijke medicijnman smeerde haar hele lichaam in met de een of andere pasta, legde een aantal boombladeren op haar buik en werd ingewikkeld met een dikke linnenband. Het mooiste is dat het nog werkte ook. Mary heeft deze band nog steeds in haar bezit en als zij later haar laatste reis naar het eeuwig oosten begint gaat deze band mee in haar grafkist.

Uiteindelijk werd Malang bereikt, waar zij aankwamen met nauwelijks nog enige kleding aan het lichaam, sterk vervuild en zwaar ondervoed. Maar het was bevrijd gebied en daar ging het om.

Na een verblijf van ongeveer 2 jaar in Malang en soms in Bandoeng (waar Oma en zusjes van haar moeder woonden) werden zij medio 1948 herenigd met hun vader die nadat hij tijdens de oorlog aan de spoorbaan had moeten werken en daarna was afgevoerd naar Japan om in de steenmijnen slavenarbeid te verrichten uiteindelijk ook was teruggekeerd.

Nou was dat niet de biologische vader van Mary. Haar moeder werd eind 1942 onvrijwillig opgeëist door een hoge Japanse functionaris om als zijn bedgenote te dienen. Zij was toen 18 jaar en had al een dochter. Deze man was toen 45 jaar oud. Dit zeer aparte verhaal is te lezen in mijn boek "Het leven gaat door", Uitgeverij Gigaboek.nl, ISBN 978 90 8548 1669.

In begin 1949 werd het hele gezin overgeplaatst naar Hollandia (Kloofkamp) op Nieuw Guinea, waar haar vader als KNIL-militair werd geplaatst. Later werd hij overgebracht naar de Koninklijke Landmacht.

In februari 1953 was er in Nederland een enorme watersnoodramp geweest en het gezin van Mary werd in april 1953 per vliegtuig overgevoerd naar Nederland. En dan begint het verhaaltje eindelijk over de komst in Nederland.

Nederland was nog aan het herstellen van de ellende na WOII. Er was een grote woningnood en vooral de toeristenindustrie stond op een zeer laag pitje. Het gevolg daarvan was dat veel hotels en pensions praktisch leegstonden en dat was een goede gelegenheid om de Indische repatrianten daar onder te brengen.

Na de ongekende vrijheid waarmee zij in een toen nog primitief Nieuw Guinea leefden kregen zij ineens te maken met bestrating, afgesloten perken en een scala aan verbodsborden. Ze kwamen in Zandvoort terecht en de lange alang-alang of olifantsgras werd vervangen dor helmgras dat lang niet zo hoog groeide en waar je jezelf zeker niet kon verstoppen. Alles was anders als dat zij gewend waren. Mary en haar zus waren in die periode niet erg gelukkig. Aanpassen en zo snel mogelijk integreren viel echt niet mee. Veel medebewoners in het pension waren sterk getraumatiseerd en hadden grote moeite om de verschrikkingen van de Japanse kampen en daarna van de Nationalistische kampen te verwerken. En ook de kinderen waren hiermee behept

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives