Alle berichten (48)

Sorteer op

Je hoort in deze tijd regelmatig praten over "wij zijn gerepat". Dat zijn dan luitjes die enige tijd in een ander land hebben gewoond en gewerkt en dan weer terugkeren naar het land waar zij geboren en opgegroeid zijn. "Gerepat"wil eigenlijk zeggen "gerepatrieerd". En dat betekent letterlijk de terugkeer in Patria, in het vaderland Nederland.

Voor de Indische Nederlanders was het echter een totaal andere situatie. Voor de meesten was Nederland weliswaar officieel hun vaderland maar de meesten waren daar nog nooit geweest. Waren er niet geboren en zijn er niet opgegroeid. Dat vaderland kenden ze alleen uit verhalen, plaatjes en boeken, maar vooral door het onderwijs op school met de daarbij behorende schoolplaten.

10897270694?profile=original

In de jaren na de tweede wereldoorlog en de capitulatie van Japan werd de repatriering van ruim 279.000 personen vanuit Nederlands Indie veroorzaakt door het verlies aan werk, een zeer vijandige sfeer en slechter wordende economische omstandigheden. Deze groep van zogenaamden repatrianten bestond uit zowel blanke Nederlanders (totoks) als mensen van gemengde afkomst of Indo's. Die terugkeer of vertrek naar Patria is niet iets wat mensen zomaar is overkomen, maar........een groot deel van de Indo's wilde eigenlijk niet gaan. Zij hadden de overtuiging in Indonesie gewoon thuis te horen. Maar helaas werd het hen erg moeilijk gemaakt en de onzekerheden waren te groot. Velen moesten daarom afscheid nemen van vrienden, buren en zelfs achterblijvende familie. Het uitroepen van de Republiek Indonesia en de snelle desintegratie van de Nederlandse aanwezigheid kwam erg abrupt en snel. Na de oorlog was de Europese gemeenschap verrast door de houding van de Indonesiers en Soekarno wordt wel als een kwade geest bestempeld omdat hij een eind maakte aan hun zekerheden, leidend tot een vernederend en pijnlijk vertrek naar Nederland.

De lieden die in 1949 en 1950 hadden geopteerd voor de Indonesische nationaliteit, maar er later spijt van kregen wilden ook alsnog het Nederlanderschap. Zij konden op dat moment alleen maar rekenen op een min of meer onwelwillende Nederlandse overheid. Die zagen de bui al hangen met een massale toeloop naar Nederland dat toch al een woningtekort had en nog druk bezig was met de eigen wederopbouw door onder andere een sober economisch beleid. Toen het echter duidelijk werd dat men deze landgenoten niet in de steek kon laten werd massaal het alsnog toegang krijgen tot het Nederlanderschap gegund.

10897271065?profile=originalNa de repatriering volgde de inburgering of liever de assimilatie zoals men toen zei in Nederland. De Nederlandse overheid was er op gericht de Indo's te kneden tot model-Nederlanders die afstand hadden gedaan van hun Indische eigenheid. Wat een verwaande doelsteling was dat. De achtergrond van die Nederlandse manier van denken wordt gevormd door de overtuiging dat het behoud van hun eigenheid alleen maar zou leiden tot problemen op het werk, school en in de wijken waar men uiteindelijk kwam te wonen.

MISSCHIEN MEER NOG DAN DE PERIKELEN ROND DE OVERTOCHT, WAS HET DE OPVANG IN NEDERLAND DIE MENIG INDO ALS EEN PIJNLIJKE EN GENANTE HERINNERING HEEFT ERVAREN.

In het bijzonder de financiele opvang leidde tot zeer emotionele reacties. De leningen voor de overtocht en de inrichting vcan de nieuw te betrekken woning (het zogenaamde meubelvoorschot) werden ervaren als een weinig genereus gebaar en als een soort opvang die duidelijk met tegenzin gepaard ging.

DE GASTVRIJHEID WAS VER TE ZOEKEN EN DAARNAAST WAS ER DE KWESTIE VAN DE NOOIT NABETAALDE SALARISSEN VAN AMBTENAREN EN MILITAIREN VOOR DE PERIODE VAN DE JAPANSE BEZETTING. DIT SMEULT NU AAN HET EIND VAN HET JAAR 2012 NOG STEEDS DOOR ALS EEN VEENBRAND.

10897271095?profile=original

 

Eén van de mensen die dit alles aan den lijkve heeft ondervonden omschreef het een en ander als volgt:

"Het begin van ons bestaan in Nederland na onze repatriering was niet bepaald om over naar huis te schrijven. Eerst in de contractpensions, waar je bijna straatarm begon, en in den beginne 4 gulden per week kreeg van DMZ (Dienst Maatschappelijke Zorg) om je vervoerskosten te kunnen betalen en postzegels te kopen voor het frankeren van brieven bij het solliciteren naar werk. Had je werk, dan werd je daar ook niet veel wijzer van omdat je het grootste deel van je inkomen moest afdragen aan DMZ om de gemaakte pensionkosten (voorlopig althan) gedeeltelijk terug te betalen. Had je bovendien nog een bay, dan moest die maar eten wat de pot schafte in het contractpension en anders moest je die babyvoeding zelf kopen van het weinige geld dat je overhield".

Als met al is de repatriering voor de meeste Indo's gevolgd door een goede inpassing in de Nederlandse samenleving. Dat is vooral te danken aan hun eigen inzet en hun kracht. Indo's hebben net als de Nederlanders gebouwd aan de grote naoorlogse welvaart en hebben daar volop in gedeeld. Als eindconclusie kan ik dan ook alleen neerschrijven dat de Nederlandse overheid deze rol van de Indo snel is vergeten en het nog steeds nalaat om de al lang slepende Indische kwestie voor eens en altijd op te lossen.

DE INDO'S KUNNNE TROTS ZIJN OP HETGEEN ZIJ HEBBEN GEPRESTEERD, EEN IEDER BINNEN ZIJN EIGEN MOGELIJKHEDEN EN HET PAST DE NEDERLANDSE OVERHEID, EN MET NAME DE POLITIEKE LEIDERS, OM RECHT TE DOEN DAAR WAAR ONRECHT NOG STEEDS GESCHIED.

Han Dehne (PAKHAN)

Lees verder…

10897220286?profile=original10897268089?profile=originalIndonesië  in de top 3 van de meeste Internetgebruikers op Facebook

Nog niet zo lang geleden stond het Internet in Indonesië van Internetcafes met zeer trage verbindingen. Dankzij de gebalanceerde groei van de economie veranderde dit beeld. Inmiddels is Jakarta uitgegroeid tot Twitterhoofdstad in de wereld. Niet vreemd op zich dat de aanbieders als Multiply en NING ook hier hun toevlucht zoeken. Zo heeft aanbieder Multipy hier in Jakarta zijn hoofdkwartier gestationeerd. De NING-netwerk aanbieder van zakelijke netwerken richt zijn pijlen nu ook op Indonesië. Hier ligt de groei – en keymarket van het Internet met een potentieel van 240 miljoen die Indonesië als populatie kent.

Er is geen stad waar zoveel wordt getwittert als Jakarta. Dit kwam uit een onderzoek naar gebruik van sociaal media. Van de miljarden Twitter berichten is 2% afkomstig van Jakarta. Hiermee laat Jakarta de Twitter steden London en Tokio ver achter zich. Bandoeng staat op de zesde plaats.

Ook Facebook is Indonesië toonaangevend. Blijkt uit een recent rapport van het Amerikaans marktonderzoekbureau Sociaalbakers dat het aantal profielen Facebook zo snel groeit dan in Indonesië. Deze groei oversteeg sneller het aantal profielen van de grootmachten in VS, Turkije en India.

Social media – pioniers,

Net als landen in Spanje o.a. waren in Indonesië het internetcafé bij uitstek om verbonden te zijn met deze digitale wereld met haar media. Vervolgens via chatprogramma’s en email in contact te komen met vrienden die je anders nimmer zou tegen komen. Dit medium sloeg bruggen naar andere steden, regio’s en landen. Reden was ook dat de Indonesiërs deze gelegenheden opzochten omdat thuis geen computer en internetverbinding tot hun beschikking hadden. Zo doende tegen betaling van relatief lage kosten legden ze contacten op een goedkope manier, en bespaarden op o.a. telefoon en brieven.

Indonesië was een van de eerste landen die social media massaal omarmde. In 2002 lanceerde een Amerikaanse programmeur Jonathan Adams de website Friendster.com (dus 2 jaar voordat Facebook en Hyves het levenslicht zagen) duurde het niet lang voordat deze website het meest en druk bezochte website van Indonesië werd. Tot 2008 zaten meer Indonesiër op Friendster dan Facebook. Rond 2008 brak Facebook wereldwijd pas door, en tegelijkertijd verdween de populariteit van Friendster. De snelle populariteit van Frindster.com laat zien dat in Indonesië dat de jonge internetters bovenop de social media zitten. Hoewel Friendster.com in populariteit wat heeft ingeboet, Facebooken en twitteren Indonesiërs van onder de veertig jaar er ook lustig op los.

Met de lancering van de smartpones met toegang tot snel mobiel netwerk, zorgt dat mensen minder naar Internetcafes gaan.

Ontwikkelingen.

De Indonesische regering ziet inmiddels in dat goede toegang tot internet met een goede computereducatie onontbeerlijk zijn om de economische groei die het land momenteel doormaakt een vervolg aan te geven. In het Indonesisch economisch master plan 2013 – 2027 is hiermee rekening gehouden. Daarom wordt er in Jakarta een glasvezelnetwerk aangelegd en hebben de belangrijke zakenwijken gratis WIFI (draadloos Internet).  Op dit moment is het staatsbedrijf Telkom bezig met het uitrollen van een draadloos internet op honderdduizend scholen verspreid over heel Indonesië. Ook Bali wat het hele eiland dekt.

Optelsom van gunstige economische vooruitzichten  -zie Indonesisch Economisch masterplan 2014-2027 - en de snelle verbeteringen van de internetinfrastructuur zorgen ervoor dat Indonesië in een korte tijd uitgroeit tot 1 van de social media hotspots in de wereld. Nu heeft iedereen toegang tot het Internet, zonder de beschikking over een eigen internetaansluiting.

Is slechts kwestie van tijd dat heel Indonesië op 3G-Internet zit.

Lees verder…

10897395869?profile=original

NABESTAANDEN BIJ HERDENKING IN BRONDONG GETUIGE VAN START ONDERZOEK RESTEN

Bloemen voor helden Javazee

Met een korte plechtigheid in Brondong hebben nabestaanden de slag in de Javazee herdacht. Op de begraafplaats van de Indonesische kustplaats zagen ze hoe een begin is gemaakt met het veiligstellen van stoffelijke resten.

door Olof van Joolen

Die waren er begraven door de mensen die delen van de illegaal geborgen scheepswrakken in kleinere stukken sneden. Dat gebeurde vlakbij de haven van Brondong. Tijdens de werkzaamheden vonden arbeiders botten en schedels.

Ceremonie

De Vereniging van Nastaanden en Overlevenden Slag in de Javazee (VNO) organiseert jaarlijks een ceremonie om stil te staan bij de zeeslag van 27 februari 1942. Traditioneel is er een samenkomst op het ereveld Kembang Kuning in Surabaya, waarna een krans in zee wordt gegooid op de plek waar tot twee jaar terug het wrak van Hr.Ms. De Ruijter lag.

Nadat het nieuws over de graven in Brondong bekend was geworden, besloot organisator Joop Nahuijsen de zee dit jaar te laten voor wat hij is en naar Brondong te gaan. Zowel op de begraafplaats als vanaf de plek aan de Javazee waar de inmiddels verdwenen sloperij stond, strooide hij met zijn dochter Merel bloemen.

„Het was heel aangrijpend voor mijn vader. Op de begraafplaats had hij toch het idee dat de stoffelijke resten van zijn vader misschien daar lagen”, vertelt ze. Haar opa was telegrafist op Hr.Ms. De Ruijter. Het vlaggenschip waarop schout-bij-nacht Karel Doorman voer en waar hij zijn beroemd geworden order ’Ik val aan, volg mij’ gaf. Woorden die wellicht door opa Nahuijsen de ether in werden gestuurd.

„Vooral ons bezoek aan de begraafplaats was indrukwekkend”, vervolgt Merel. „Ook al weten we nog niet zeker of het echt de stoffelijke resten van de Nederlanders zijn die er liggen. De sfeer, ook op Kembang Kuning, is vooral dat iedereen afwacht wat er uit het onderzoek komt.”

Tijdens de ceremonie was duidelijk dat er zoals vorige week door Indonesië werd beloofd, een begin is gemaakt met het veiligstellen van resten. Drie stukken van de begraafplaats zijn afgezet met geel afzetlint. De politie was volgens Merel met veel manschappen aanwezig om de begraafplaats in de gaten te houden. De agenten vertelden dat ze op iemand wachtten die vanuit Surabaya onderweg zou zijn voor assistentie.

Lees verder…

Het Masterplan MP3EI   toetreding  Indonesie tot top G7

10897382696?profile=originalHet Masterplan MP3EI   toetreding  Indonesie tot top G7?

 

Indonesië rijk aan bronnen in de bodem, en een economie met een organisch groei die langs een natuurlijk weg verloopt tot hoog in de bomen. Met jaarlijkse groei tussen de 12 % tot 16 %, kunnen menige landen in de Eurozone jaloers op zijn, die met een steeds verdere krimp worden geconfronteerd. Met liefst een verschil van 15 %, en het verschil zal alleen verder toenemen. Nog lang is de rek er niet ut wat de Indonesische economische groei betreft. Sterker Indonesië staat voor een volgende ongekende turbulente dynamische fase. Bronnen melden dat de republiek aan de vooravond staat van Giga ontwikkeling dat begint in 2014 tot 2030, waar vele landen al te graag willen investeren als private investeren.

 

McKinsey Global Institute (MGI)  kwam met een rapport uit met de titel “De archipel Economie: ontketenen het potentieel van Indonesië”.

 

Het onderzoek van McKinsey globale Instituut (MGI), richt zich op het terrein economie en bedrijfswetenschappen. Is een onderdeel van McKinsey & bedrijf, opgericht in 1990 tot het ontwikkelen van een dieper begrip van de veranderende mondiale economie. Met als doel om leiders in de sociale, commerciële en openbare sectoren met de feiten en

inzichten waarop management en beleid van besluiten zich op kunnen baseren. MGI onderzoek combineert de disciplines van economie en management, met de analytische hulpmiddelen van de economie met de inzichten van de bedrijfsleiders. Hun micromacro methodologie onderzoekt de trends in de micro-economische sector om beter te begrijpen de globale macro-economische krachten op het gebied van zakelijke strategie en openbare orde. MGI beschikt diepgaande verslagen van al meer dan 20 landen en 30 industrieën.

 

Huidig onderzoek richtte zich op zes thema's:

productiviteit en groei, financiële markten, technologie en innovatie, verstedelijking, arbeidsmarkten en natuurlijke hulpbronnen. Recent onderzoek de afnemende rol van aandelen, vooruitgang op schuld heeft beoordeeld en productiviteit van de hulpbronnen, steden van de toekomst, de toekomst van werk in geavanceerde economieën, de economische impact van het Internet, en de rol van sociale technologie.

 

10897270299?profile=original

     

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het onderzoek kwam met de volgende conclusies:

Indonesië vandaag met een populatie van 240 miljoen. Een economie behoort tot de 16e-grootste in de wereld. Leden van de consumeren klasse 45 miljoen geschoolde werknemers. In de Indonesische economie hebben 55 miljoen kans op de markt van de consument diensten, landbouw en visserij, middelen, en onderwijs 0,5 biljoen dollar van de bevolking in steden 53% produceren 7 4% van het BBP.

 

In 2030 economie in de 7e-grootste wereld leden van de consumeren klasse 135 miljoen geschoolde werknemers benodigde 113 miljoen kans op de markt van de consument diensten, landbouw en visserij, middelen, en onderwijs. 

 

Om tot de 2030 economie te komen werd het Indonesië economische Masterplan 2011-2025 ontwikkeld. Zeer innovatie ambieus plan dat door de architecten is bedacht waarin MGI – methodiek van McKinsey globale Instituut de basis vormt,

 

Het Masterplan of MP3EI is een eerste stap voor Indonesië om te versnellen en de economische ontwikkeling uit te breiden teneinde haar transformatie naar een ontwikkeld land tegen 2025. Dit zal gedaan worden door "alomvattende, rechtvaardige en gelijktijdige economische prominente groei". Om te bereiken dat moet de economische groei worden 7-8% per jaar. De particuliere sector zal een belangrijke rol bij de uitvoering van het Masterplan, investeringen, productie en distributie, in samenwerking met de regering die als de regelgever en ook als een facilitator en met versterkte coördinatie tussen de betrokken ministeries fungeren, zal en de regionale regering hebben.

 

Het Masterplan bestaat uit drie belangrijke elementen: 

(a) de ontwikkeling van zes Indonesië economische gangen, door de oprichting van centra van ontwikkeling binnen elke corridor en ontwikkelende industriële clusters en speciale economische zone op basis van geavanceerde grondstoffen middelen; 

(b) versterking van nationale connectiviteit, dat bestaat uit intra en interconnectiviteit van centra ontwikkeling, intra-eilanden (corridors) en internationale handel; 

(c) de nationale wetenschap en technologie versnelling ter ondersteuning van de ontwikkeling van het hoofdprogramma.

 

Bij de uitvoering van de economische Corridors, economische ontwikkeling zal zich richten op de synergie van sectorale en regionale ontwikkeling te verhogen voordelen op nationaal niveau. De economische Corridors ook richten op de ontwikkeling van de infrastructuur die de samenwerking tussen de overheid en de particuliere sector zal benadrukken. De tenuitvoerlegging van de economische Corridors naar verwachting leiden tot versnelling en uitbreiding van economische groei, met de behoeften in de ontwikkeling van de infrastructuur voor fase één (2011-2014) wordt geschat op 150 miljard dollar. Als bemiddelaar zal de regering fiscale en financiële prikkels te geven, project garantie, bereiden verwante agentschappen, versterking van de toepasselijke wet- en regelgeving kader, en openbare dienstverlening als voorbereiding Project ontwikkeling faciliteit (PDF). 

Wat is de relevantie?  

Met het Masterplan stelt de overheid duidelijk dat een sterke positie niet alleen als de regelgever, maar ook als facilitator en functie als "katalysator voor groei". Met deze nieuwe aanpak van de regering is de tijd rijp voor de particuliere sector tot een diepere dialoog dan eerder gezien, om gezamenlijk werken aan de doelstellingen uiteengezet. Een van de belangrijkste mogelijkheden met het Masterplan is dat de regering zal wijzigen of verwijderen van regelgeving die een remmende werking van de uitvoering van de investeringen, en mogelijk ook degenen die meer handel belemmeren en soepeler goederenstroom. Deze "debottlenecking" proces is een belangrijke factor, omdat de regering zullen vereisen en verzoek de input van de particuliere sector voornamelijk identificeren maar ook oplossingen te vinden voor de problemen bij de hand. Het team van de werken van het Masterplan bestaat uit Echelon enkele ambtenaren, in sleutel ministeries zoals coördinatie van Ministerie van economische zaken (FLIPPO Perekonomian), EuroCham zal verdiepen de samenwerking/dialoog met FLIPPO Perekonomian voor de uitvoering van het masterplan, vooral met betrekking tot de "debottlenecking" van verordeningen om meer investeringen en soepeler stroom van goederen te vergemakkelijken.

 

Het Masterplan of MP3EI is een nieuwe aanpak die investeerders en aanbieders van oplossingen wereldwijd bereikt. Een nieuwe aanpak die Indonesië naar de volgende generatie 2030 brengt. Het brengt Indonesië naar een hoger platform wat betreft de infrastructuur, Industrie, Milieu, en sociaal / economisch terrein. Het biedt werk aan 600.000 arbeidsplaatsen tot 2030 maar bovenal vele landen die participeren in dit Masterplan. Een aanpak wat voor vele landen als model kan dienen.

 

ICM EDITOR 

Ferry Schwab sr,

 

Lees verder…

10897249878?profile=originalDe vindingrijkheid van de inlander. 

De Wonosobo Brug lijkt een inspiratiebron te zijn geweest voor de Erasmusbrug in Rotterdam

 

Het Tropenmuseum heeft een archief met honderdduizenden foto’s uit voormalig Nederlands-Indië. In die verzameling zijn een aantal treffende foto’s die getuigen van de vindingrijkheid van de toenmalige inlanders. Het betreft hier een tuibrug, die gemaakt is van bamboe, die verrassend veel lijkt op de Erasmusbrug in Rotterdam. In de tijden van weleer fotografeerden Nederlanders in Indië vooral zichzelf en hun personeel. Op toeristische tochtjes werd ook weleens de camera gepakt om een berg of een vallei op de gevoelige plaat vast te leggen., maar bijna altijd erg vaag, veraf en zonder details.

Dat er toch foto’s van het imposante landschap in het archief zitten, is te danken aan de spoorwegen, stations en vooral ook de bruggen. Ingenieurs lieten die vereeuwigen door vaak professionele fotografen voor hun documentatie en promotie. Een van de opvallendste bruggen is wel de bamboebrug over de Serajoe bij Wonosobo op Midden-Java. In totaal heeft het Tropenmuseum er zeven foto’s van in bezit, alle vanuit een ander standpunt genomen. Als er al zeven foto’s in het archief zitten, kun je er zeker van zijn dat er nog veel meer waren, maar veel fotomateriaal is in en direct na de oorlog verloren gegaan. De brug moet in zijn glorietijd al een imposant bouwwerk geweest zijn.

De Wonosobo Brug lijkt een inspiratiebron te zijn geweest voor de Erasmusbrug in Rotterdam

Blijft het punt: wat kan er allemaal overheen? Nauwelijks één voetganger. De fotograaf heeft iemand gevraagd om op de brug te poseren. Duidelijk is, dat als van de andere kant ook een voetganger komt, het passen en meten wordt om elkaar te passeren. Bamboe is enorm sterk, maar heeft veel te lijden van het Indonesische klimaat. Na vijf jaar is het verrot en moet de brug worden herbouwd, als hij al niet eerder verwoest is door de rivier die hij overspant. Het ene moment mag de Serajoe een vriendelijk kabbelend stroompje zijn, maar in het regenseizoen ontpopt het zich als een woest kolkende massa water. Het waterniveau stijgt dan boven het loopvlak van de brug en dan is het gauw gedaan.

Het eerste waar ik aan moest denken, was de Erasmusbrug in Rotterdam. Een tuibrug, net als die over de Serajoe. Het wegdek is aan hoge

peilers gehangen. Het enige verschil is dat de pijlers van de Erasmusbrug in het water staan en de bamboepijlers van de Wonosobo-brug staan op het land.  Maar verder is het principe hetzelfde. Zouden de Nederlandse ingenieurs het concept voor de Erasmusbrug hebben afgekeken?

In een uitgave van het Tijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs afdeling Nederlands-Indië uit 1894, wordt de inventiviteit die ten grondslag lag aan het bouwen van zulke bruggen geroemd. “…..zeer interessante bouwwerken, geheel op initiatief der plaatselijke hoofden, die zonder enige kennis van techniek of voorlichting door de inlandse bevolking is uitgevoerd. Bouwwerken, waaraan wel eene grote hoeveelheid materialen en arbeidskrachten zijn besteed en die veel onderhoud vereisen, maar die toch getuigenis afleggen van de vindingrijkheid der inlander en vele jaren aan de behoeften van transport hebben voldaan”.

Hoelang de inlander over de bouw van een bemiddelde bamboebrug deed? Ongeveer twee weken. En de kosten? Driehonderd Nederlandse guldens….. .     

 

 

Lees verder…

ARCHITECTUUR IN INDONESIË.

10897254670?profile=original

ARCHITECTUUR IN INDONESIË.  

Bandung Architect Albert Aalbers ( geb. Rotterdam 1897 – 1961)

 

De drie grootste architecten die op Java – Indonesië – hadden  gewerkt, waren: Albert Aalbers, Charles Wolff Schumacher en Pont Mac Laine. Daar op het eiland Java hadden deze drie toparchitecten in die tijd hun talenten, ambities en dromen kunnen verwezenlijken (in Europa was het bijna onmogelijk). En in die absolute vrijheid en eindeloze ruimten die men maar kon bedenken, ook in de meest letterlijke betekenis, konden zij aan “hun wereld” vorm geven. Zij wilden en hadden alle mogelijkheden om een nieuwe wereld te scheppen en dat is hen ook ten dele gelukt. Vrijwel over heel het eiland Java voorzagen deze architecten in opdracht van het vroegere bestuur ondernemingen en particulieren van hun scheppingen. Het leek wel of ze met juwelen in de hand over het eiland hadden rondgestrooid.  

 

Deze drie genoemde architecten worden vrijwel altijd in een adem genoemd wanneer het gaat om de architectuur in het voormalig Nederlands Indië. Het is terecht maar er waren ook andere zeer getalenteerden (ingenieuzen) die daar eveneens voor plaatselijke overheden werkten, van wie nauwelijks iemand de namen weet, zoals de architect Cosman Citroen die in Surabaya het raadhuis heeft neergezet. Een prachtige schepping, waarbij opvalt hoe rijk gedecoreerd het interieur is en de vormgeving die direct verwijst naar zijn achtergrond: de Amsterdamse School (Michel de Klerk). Het is ontegenzeggelijk een juweel van een gebouw. Maar aan hem wil ik in een volgend artikel wijden.

 

Het meest in het oog vallend gebouw is natuurlijk het ons zo bekende hotel Homann.

Officieel heette het gewoon HOMANN naar de familie Homann (de eigenaar toen was de familie Van Es) die eind 19e eeuw het oude hotel op dezelfde plaats had laten bouwen. Na voltooiing van dat hotel vond “men” het wellicht cosmopolitischer om een soort epitheton voor de naam Homann te zetten: SAVOY. Het werd sindsdien Savoy Homann  (in navolging van Londen en Parijs – later in alle Europese hoofdsteden). Het vorige gebouw van Homann werd hiervoor gesloopt (zie foto).*

De architect van dit nieuwe hotel, gebouwd omstreeks 1940, was Albert Aalbers (1897–1961) geboren in Rotterdam. Hij en de twee andere groten uit de architectuurwereld: Wolff Schoemacher en Pont Maclaine, herschiepen de stad Bandung in een voor die tijd hypermoderne metropool. Het plein bijvoorbeeld dat “Alun Alun” heette tot op de dag van vandaag, werd in een vierkant geprojecteerd, waaraan drie zijden theaters werden gebouwd. Helaas kon wegens onbekende redenen de derde zijde niet worden verwezenlijkt. Het is waarschijnlijk dat aan één zijde de oude sociëteit Concordia er nog stond en er dus geen symmetrie in dezelfde stijl kon worden bereikt. Maar nu na 70 jaar zijn de theaters  alsnog afgebroken!

Maar dit beroemde hotel werd in zijn tijd al geroemd om zijn vlotte gestroomlijnde stijl, als het ware “in einem Guss” tot stand gebracht. De jonge kunstbewegingen van het fin de siècle en begin van de 20e eeuw waren immers de kunstuitingen uit de jeugd van deze drie toparchitecten.

Die golf van kunstuitingen waar ze van de historische ornamentiek en het naturalisme werden bevrijd, interpreteerden ze eerder dan dat ze die zonder meer immiteerden en gaf aan de bouwkunst alle mogelijkheden om de nieuwe bouwtechnieken onconventioneel toe te passen. De in Duitsland begonnen nieuwe bouwstijl (Bauhaus/Gropius) vond al snel haar weg in heel West Europa. Met die wetenschap en kennis ging Albers naar Indië (Wolff Schoemakers en Pont Maclaine waren op Java geboren maar genoten hun opleiding in Nederland). En daar in Nederlands Indië, gestimuleerd met die kennis uit Europa, schiepen zij met élan hún dromen. Men zou kunnen zeggen dat zij de (nieuwe) idée in zekere zin “getransplanteerd” hadden naar de tropen.

En een ieder die Bandung vanaf de dertiger jaren nog goed kent, ziet dat er een stad is ontstaan (temidden van al het eeuwige groen) die in Europa werkelijk niet zou kunnen misstaan, afgezien dan van het eeuwige groen.

Albert Aalbers was, net als Wolff Schoemacher en Pont Maclaine beïnvloed door de nieuwe ontwikkelingen op technisch gebied (elementenbouw) en de bouw van moderne motorschepen (o.a. de Titanic) met hun vloeiende lijnen. Aalbers zag per slot zo’n schip ook als een drijvend hotel. In ieder geval waren de Europese architecten, sinds de nieuwe bouwordening  in Europa  (eindelijk) bevrijd van de bouwconventionaliteit en het historicisme en daarmee gingen voor hen alle deuren open.

 

Het markante van hotel Homann is de golvende T-vorm, een soort steven van moderne motorschepen zonder dat ook maar de geringste versiering en/of geleding aan het oppervlak van het gebouw is te ontdekken, die bijvoorbeeld aan de bouwwerken van Charles Wolff Schoemaker wel duidelijk was toegepast. Aalbers toepassing van de opvallende overkraging van betondelen over elke verdieping was een (tropische) stijlkenmerk geworden. Het is feitelijk geen versiering in enge zin. Integendeel deze ‘overkraging’ van de betonndelen is functioneel. De enige ‘versiering’ zo men wil omvat de voor Aalbers zo karakteristieke donkere betonbanden aan zijn gebouwen. Dit bereikte hij door aan de oppervlakte van het beton een soort blauw/ zwart/grijs/glas/steengruis toe te voegen. Het resultaat van het oppervlak wordt hierdoor ‘tweekleurig’. Bovendien was technische uitvoering in zijn tijd uiterst modern door de toepassing van de nieuwe elementenbouw waardoor hoogte én draagkracht konden worden gegarandeerd. Men kon wel zeggen dat het een gewaagde onderneming was. De verbouwing, jaren later hield in dat de voorzijde (hoofdingang(en)) op de begane grond en uit praktische overwegingen een deel van het interieur (het sanitaire gedeelte, de ontvangsthal- receptie werden nl. verplaatst) een verbouwing moest toestaan met als gevolg dat ongelukkigerwijs de typische entrée van haar oor­spronkelijkheid is beroofd.

Aalbers was met zijn opvatting voor publieke ruimten (hij was een modernist par excellence) zijn tijd ver vooruit en zijn bouwstijl was zo populair dat “zijn stijl” zelfs tot de dag van vandaag in heel Zuid-Oost Azië wordt nagevolgd door regionale en locale architecten en niet slechts uit praktische overwegingen.

 

Zijn groot talent echter kan men nu nog in een andere schepping van zijn hand bewonderen: Het DENIS-gebouw, zijn meest prestigeus project. De éerste Nederlands Indische Spaarbank in Bandung aan de Bragaweg, dé populaire winkelstraat van deze stad. Het lijkt alsof Aalbers zijn ziel in dat gebouw had achtergelaten zo levendig oogt dit gebouw nog steeds en het is zijn functie (mutatis mutandis) niet kwijtgeraakt.

 

We zien hier, een uiterst modern kantoorgebouw dat gebouwd werd voor het doel waarvoor het is neergezet: functionaliteit en efficientie, met veel glas waardoor het licht vrij spel heeft in het hele gebouw met veel staal voor de strakke vormgeving binnen en buiten. Zijn standpunt was ook: de functie bepaalt de vorm en niet omgekeerd. Alhoewel recentelijk praktische verbouwingen/aanpassingen aan het gebouw zijn verricht, herkent men direct dat men hier met een kunstwerk van doen heeft van de hand van  een van de briljanste Nederlandse architecten die in het voormalig Nederlands Indië heeft gewerkt.

 

Het is heel triest dat na de voltooiing van zijn kunstwerk, de 2e Wereldoorlog was losgebarsten en alle Nederlanders die in Indië woonden/leven en werkten, gedwongen werden om in de Jappenkampen in de meest onwaardige omstandigheden te leven.

“Vanuit het paradijs verdreven en in een hel gestort; van de ene dag op de ander, simpel omdat men in Indië GELUKKIG was…”

Na de 2e WO repatrieerde Aalbers en zette weer in zijn gebeoorteplaats Rotterdam voet aan wal en begon hij wederom zijn vak op te pakken met zijn vroegere vakpartner De Waal.

 

Die 2e WO had hem zwaar getraumatiseerd en fysiek zeer verzwakt,  mentaal geknakt en intens verteerd waardoor de felle lichten van zijn groot talent werden gedoofd.

 

 

 10897249257?profile=original

Door

ICM Columnist PJOTR X. SICCAMA

 

 

 

10897254692?profile=original

10897255459?profile=original

Voormalig DENIS  gebouw aan de Bragaweg/Naripanweg.

Thans is de bank JABAR er gevestigd. (afkorting van Jawa Barat oftewel West Java).

 

10897255652?profile=original

DENIS GEBOUW aan de Bragaweg/Naripanweg de grootste winkelstraat in Bandung in 1939.

Foto Tropenmuseum collectie.

Aalbers had de Franse architect P.L. Jeannaret – bijgenaamd Le Corbusier – goed bestudeerd en volgde de Fransman op de voet wanneer het om de brise-Soleil methode ging. De methode waar grote betonranden functioneel uitsteken (overkragen) met de ramen daarachter, waardoor het (felle tropische) zonlicht in dit geval enigszins wordt getemperd en  wat gekoelde lucht er doorheen kan stromen.

 

Een voorbeeld van een villabouw te Bandung aan de Dagoweg -  door een particuliere opdrachtgever. (zijkant).

 

Albert Aalbers 1897/1961.

 

10897255675?profile=original

 

 

10897256279?profile=original

Savoy Homann Hotel (1939/40) aan de Asia/Africa weg (voormalige Grote Postweg) te Bandung. Architect Albert Aalbers.

Lees verder…

Onze vuile oorlog

10897251654?profile=originalOnze vuile oorlog                       

 door:    Harm  Botje  en  Anne-Lot  Hoek

 

Historici roepen op tot een onderzoek naar het Nederlandse geweld in Indonesië. Waarom is dat niet al lang gebeurd?  “De kramp is eraf”, zegt directeur Gert Oostindie van het Leidse Koninklijk Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde (KITLV). Het veld ligt nu open, hè hè eindelijk…”, zegt hoofdonderzoeker Henk Schulte Nordholt. Het tweetal behoort tot de initiatiefnemers van de recente oproep in de Volkskrant om een onderzoek te doen naar het Nederlandse geweld in de gewraakte dekolonisatieperiode van Indonesië tussen 1945 en 1949. Vorig jaar nog kende de rechter de weduwen uit   

het dorpje Rawagedeh een schade-vergoeding toe omdat daar in 1947 hun mannen, broers en zonen stand-rechtelijk werden vermoord. Onlangs diende advocate Liesbeth Zegveld, die de belangen van Rawagedeh vertegenwoordigt, opnieuw een claim in bij de overheid. Nu willen weduwen uit Zuid-Celebes (het tegenwoordige Sulawesi), waar eenheden van de beruchte Kapitein Raymond Westerling hebben huisgehouden, ook een schade-vergoeding.

Die opeenvolgende rechtszaken, maar ook de spijtbetuiging die Minister Bot in 2005 uitsprak – We stonden aan de'verkeerde kant van de geschiedenis – het creëert volgens Oostindie en zijn collega Schulte Nordholt een klimaat waarin een onderzoek mogelijk is. “Het is voor ons de grootste oorlog ooit gevoerd. Nooit eerder stuurden we zoveel roepen naar het front en nooit eerder waren er daarbij zoveel doden. Hoe kan het dat na 65 jaar nog steeds er geen gezaghebbende studie over is”. De twee onderzoekers is vooral benieuwd naar wat er feitelijk is gebeurd tijdens militaire operaties. Ongetwijfeld werden er mensen ondersteboven gehangen tijdens verhoren. Zeker is dat gevangenen tijdens patrouilles geëxecuteerd zijn

Maar hoe systematisch gebeurde dat en waarom onderdrukte Westerling de bevolking met zoveel buitensporig geweld. Hoe kan het dat hij daarna jarenlang ongestoord in Nederland heeft kunnen wonen. De onderzoekers ontzien ook zichzelf niet, want het blijft natuurlijk vreemd dat het KITLV, het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie) en het NIMH (Nederlands Instituut voor Militaire Historie) niet al veel eerder initiatieven hebben genomen. Ook dat zal tijdens het nieuwe onderzoek aan de orde moeten komen. Zegt de generatie van nu: “Het is vanzelfsprekend om hiermee aan de slag te gaan”, waar onze voorgangers zeiden: “Bemoei je er niet mee; dat is voor de politiek”.

 

Maar wie kantenknipsels en rapporten uit de jaren veertig tot nu doorploegt (en dat zijn grote stapels…!) valt het meteen op dat áls de politiek zich al uitsprak over de gewelddadige dekolonisatie, het altijd in reactie was op incidenten. Nooit is er in Nederland door een regering uit eigener beweging een groot, alomvattend onderzoek opgezet, zoals bijvoorbeeld de parlementaire enquête naar de regeringsverantwoordelijkheid in de Tweede Wereldoorlog. In de jaren zestig speelde de affaire rond Joop Hueting die op de televisie vertelde over de moordpartijen waar hij bij betrokken was. En in de jaren tachtig was er de kwestie Loe de Jong, die in zijn deel over Nederlands-Indië heeft beweerd dat er oorlogsmisdaden zijn gepleegd, welke bewoordingen hij later toch weer veranderde in “excessen”. Bovendien in de jaren negentig de komst van deserteur Poncke Princen naar Nederland, de discussies rond het staatsbezoek van onze Koningin aan Indonesië en de RTL-documentaire over Rawagedeh die daaraan voorafging. Steeds weer kwamen de spoken uit het verleden terug. En dat met voor eens en altijd

afgelopen zijn, vinden de historici die oproepen tot een nieuw onderzoek.

Klokkenluider

Het zijn overigens niet de historici die als eerste de aanzet hebben gegeven tot de hernieuwde belangstelling naar de misstanden in Nederlands-Indië. Volgens historica Stef Scagliola, die voor haar promotie de verwerking van de dekolonisatie uitgebreid heeft onderzocht, zijn er steeds compromisloze figuren nodig die de zaak in beweging brengen. Historici kunnen niet zonder klokkenluiders, provocateurs. De afgelopen jaren werd deze rol met verve vertolkt door de cementarbeider Jeffry Pondaag uit het Noord-Hollandse Heemskerk. Hij kwam in de zestiger jaren uit Indonesië naar Nederland met zijn Nederlandse moeder. Hij ergert zich al jaren aan wat hij de “arrogante houding van Nederland” noemt.

Inschepen van Nederlandse soldaten. Foto: Hugo Wilmar

Waarom heet de Coentunnel nog steeds Coentunnel en waarom staan er op de zijkant van de Gouden Koets nog steeds afbeeldingen van Javanen? Dat steekt hem als Indonesiër, want hij vindt dat een verheerlijking van het koloniale verleden. Waarom worden de Duitse oorlogsmisdadigers tot in

lengte van jaren vervolgd en kon de Kapitein Raymond Westerling tot zijn dood toe van een rustig leven genieten.

“Ik begrijp niet hoe een land dat mensenrechten zo belangrijk vindt, zich zo kan gedragen”, zegt hij. Jarenlang leurde Pondaag met de kwestie Rawagedeh, zonder enig resultaat. Tot 1995; toen maakte RTL-4 in de aanloop naar het staatsbezoek van Koningin Beatrix aan Indonesië een reportage over de vergeten massamoord. Daarna ging het balletje langzaam rollen. In het parlement maakte onder andere de Socialistische Partij zich hard voor de zaak. En zo kreeg Pondaag de Nederlandse staat op de knieën: de regering betuigde spijt en de rechter dwong de overheid tot het betalen van een schadeloosstelling. Bij het KITLV in Leiden menen ze dat Pondaag inderdaad een grote rol heeft gespeeld. “Hij is een wonderlijk figuur, maar was wel de katalysator”, aldus Henk Schulte Nordholt.

Onderduiken met vrouw en kind

Pondaag staat in een traditie. Psycholoog Joop Hueting gaf in de Volkskrant een interview,waarin hij zonder terughoudendheid vertelde over oorlogsmisdaden die werden gepleegd door hemzelf en anderen. Hij beschreef hoe de korporaal van zijn eenheid, die kort daarvoor in een hinderlaag was gelopen, een hutje in ging en een familie afmaakte. En hoe Indonesiërs met de blote billen op de gloeiend hete pantserwagens werden gezet zodat ze brandwonden opliepen. Je reinste sadisme. En ook vertelde hij hoe krijgsgevangenen die tot last waren, tijdens het “pissen in de kali” van achteren werden doodgeschoten. “Wij waren vakkundige killers”, zei Hueting en stelde nadrukkelijk vast dat

het geen incidenten waren, maar dat het ‘gewoon in het systeem van het leger paste’.

Ondanks de gruwelijke details kreeg zijn verhaal maar weinig aandacht. Totdat de redactie van VARA’s actualiteitenrubriek Achter het Nieuws besloot om Hueting te interviewen. Toen brak de hel los…! Het was voor de allereerste keer dat een televisie-uitzending bij miljoenen kijkers zoveel emoties losmaakte. Hueting werd bedreigd en moest met zijn vrouw en kind onderduiken in een hotel op de Veluwe, berichtte de Telegraaf in 1969. Vele veteranen reageerden woedend op de aantijgingen. Voormalig minister-president Willem Drees deed de zaak af als “oud nieuws”, omdat de Tweede Kamer in 1949 een voorstel voor een nader onderzoek had verworpen. Ook vroeg Drees zich af waarom Hueting zich niet veel eerder met zijn verhaal bij de autoriteiten had gemeld. Hypocriet als je bedenkt dat de regeringen in de jaren veertig en vijftig duvelsgoed wisten wat er speelde. In 1954 was er immers een onderzoek afgerond door de juristen Van Rij en Stam naar oorlogsmisdaden die op Zuid-Celebes waren begaan. De regering waarvan Drees toen premier was, besloot om Kapitein Raymond Westerling en zijn mannen vrijuit te laten gaan en het rapport niet openbaar te maken.

Een inhaaloperatie

Het koloniaal verleden werd steeds opnieuw weggestopt. Televisiemaker Ad van Liempt, die zich al jaren verdiept in het Indische verleden en van wie onlangs het boek “Nederland valt aan” is heruitgegeven, vindt dat niet vreemd. “Niemand vindt het leuk om stil te staan bij zijn nederlagen”. Maar volgens van Liempt spelen er ook andere zaken die voor een moeilijke omgang zorgden. “We zaten

met een veteranenprobleem. Die mensen zijn hier een beetje als ‘losers’ ontvangen nadat we Nederlands-Indië waren krijtgeraakt. Zij voelen zich in de kou gezet. Bovendien verkeerden we door de weigering van Nederland om Nieuw-Guinea als kolonie op te geven in een soort ‘koude oorlog’ met Indonesië.

Daardoor waren we bang dat openheid van zaken onze internationale belangen zouden schaden”. Van Liempt noemt het eeuwig zonde dat het in 1969 na de affaire Hueting nooit tot een groot onderzoek of een parlementaire enquête is gekomen, ondanks het aandringen van de toenmalige oppositieleider Joop den Uyl. “Zo’n onderzoek had in die jaren veel commotie gegeven, maar de wond was wel schoongebrand. Je had vrijwel alle hoofdrolspelers en ooggetuigen kunnen horen die toen nog leefden. De feiten waren toen boven tafel gekomen, waardoor het onderzoek waar nu om gevraagd wordt niet meer dan een inhaaloperatie dreigt te worden met grote handicaps, omdat er nog maar weinig overlevenden zijn.

Na de uitlatingen van Hueting in 1969 kwam er dus geen groot onderzoek. Wel gaf de Centrum-Rechtse regering van premier Piet de Jong onder druk van de commotie die was ontstaan, de opdracht tot een snelle inventarisatie in de archieven van alle mogelijke excessen die zouden zijn gepleegd. Het woord ‘oorlogsmisdaden’ weigerde hij in zijn mond te nemen. De jonge

historicus Cees Fasseur verrichtte in drie maanden tijd in grote haast zijn sisyfusarbeid en verzamelde 110 oorlogsmisdaden, maar wist toen al dat zijn werk bij lange na niet volledig was. Dat bleek wel toen historica Stef Scagliola de concepttekst en de definitieve tekst met elkaar vergeleek voor haar in 2002 verschenen proefschrift ‘Last van de oorlog’.

Volgens De Jong was er ondanks de onvolledigheid geen probleem, want er was toch een voldoende indruk van de aard en de omvang van de excessen. “Ja, er hebben zich misstanden voorgedaan, iets wat de regering zeer betreurt. Maar, de krijgsmacht als geheel heeft zich in Indonesië correct gedragen en er was ook provocatie van Indonesische kant. Van een systematische wreedheid was geen sprake”. En daarmee ging het deksel op de doofpot.

Bijzondere krijgsraden

De historici die nu oproepen tot een hernieuwd onderzoek willen dat deksel er weer af hebben. “Daarvoor moet je de archieven raadplegen. Er zijn heel veel zaken die nooit zijn vervolgd, omdat de toenmalige hoogste militair in Nederlands-Indië, generaal Simon Spoor, het moreel van de troepen niet omlaag wilde halen en de jongens niet onderuit wilde halen. Als je al dat materiaal eens goed analyseert, zou het me niets verbazen als daar een geheel nieuw beeld uit naar voren komt.

In dit verband is er één boek dat van grote waarde zal zijn voor het komende onderzoek.: “Ontsporing van geweld” van de sociologen Jacques van Doorn en Wim Hendrix uit 1970. De laatste van de twee zag met eigen ogen hoe oorlogsmisdaden werden gepleegd. Zij spraken in het geheim af dat ze de ervaringen vast zouden leggen voor latere wetenschappelijke

publicatie. Jarenlang bleef het materiaal in een lade liggen. Pas na de affaire Hueting kwamen ze met hun boek. Het was een rechtstreekse aanval op de bevindingen van premier De Jong. Volgens de schrijvers was er wel degelijk sprake van een systeem van contraterreur dat van bovenaf was opgelegd. Indonesische infiltranten werden berecht door bijzondere krijgsraden en er was sprake van een wijdvertakt en hard politioneel regime. Speciale troepen hadden het vergaande mandaat gekregen om “eigenmachtig op te treden”. Al deze maatregelen waren volgens de twee auteurs genomen omdat het niet mogelijk was met “normale middelen de guerrilla te bestrijden”. En door wie was deze strategie ontworpen? Volgens Van Doorn en Hendrix was dit op het hoogste niveau gebeurd en werd de gewone militair met de uitvoering belast. Het zijn prikkelende conclusies die in dit boek getrokken worden, maar ze kunnen als bewijs alleen hun eigen ervaringen opvoeren. Tot nu toe zijn er geen stukken opgedoken die deze these staven.

Ontsporing van geweld werd in 1970 doodgezwegen, ondanks de vergaande conclusies. Historica Scagliola sprak voor haar promotie-onderzoek uitgebreid met Van Doorn en kreeg zijn aantekeningen over de nasleep van het boek voor haar reconstructie. In een brief aan de toenmalige columniste van Vrij Nederland, Renate Rubinstein beklaagde Van Doorn zich dat het werk zo weinig aandacht kreeg: “Niemand was onder de indruk, hoewel voor het eerst een systematische analyse en niet-smakelijke incidenten werden aangeboden”. Van Doorn overleed in 2008 en de inmiddels 86 jarige Hendrix noemde onlangs in een interview in Dagblad Trouw een nieuw onderzoek “geweldig nieuws

Loe de Jong

Hoe gevoelig de publicatie van het boek lag, bleek uit alle autorisaties en toestemmingen die onderzoeker Willem IJzereef van de ministers moest krijgen omdat hij tot dan toe verboden dossiers had mogen inzien. IJzereef publiceerde in 1984 een boek over de Zuid-Celebes affaire. Het is zelfs langs Ruud Lubbers geweest, die er ook zijn handtekening onder moest zetten.

Eind 1987 was Loe de Jong toen hij in  het deel 11a van “Het Koninkrijk       der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog” de gebeurtenissen in Nederlands-Indië beschreef. Hij meldde daarin over oorlogsmisdaden in plaats van excessen en vergeleek het optreden van de Nederlanders met dat van de Duitsers. Een van zijn meelezers, een oud-officier van het KNIL was hierover zo verontwaardigd, dat hij de tekst doorspeelde aan de Telegraaf, die het opnam voor de veteranen en een campagne startte. Evenals eerder Hueting kreeg ook De Jong alles en iedereen over zich heen. Uiteindelijk gaf hij toe dat hij de paragrafen “te veel vanuit emoties” te hebben geschreven. Oorlogsmisdaden werden weer excessen en De Jong bood zijn excuses aan voor de “vele onevenwichtigheden”. En opnieuw waren de lobby van oud-Indië-militairen en de gevestigde machten binnen het overheidsapparaat erin geslaagd om een nader onderzoek te voorkomen. Toch vindt Scagliola dat De Jong de historicus is die tenminste het meeste lef heeft getoond. Zelf is zij

we expliciet in haar werk: “Ik heb het wel degelijk over oorlogsmisdaden”.

Het archief van Bandung

Over de gewelddadige dekolonisatie is ondanks de passieve houding van      \de overheid door individuele onderzoekers al veel geschreven. Wat zou een nieuw onderzoek nu nog kunnen opleveren? De onderzoekers willen niet alleen in de Nederlandse archieven antwoorden vinden, maar ook in Indonesië, zegt Gert Oostindie. Maar om een voetbalwedstrijd te begrijpen, moet je wel naar beide elftallen kijken. Tot nu toe is er weinig bekend over de Indonesische kant van het verhaal. Dit komt omdat heel    veel Indonesische archieven zijn verdwenen of ontoegankelijk zijn. Veel ooggetuigen zijn nooit verhoord en nu oud of reeds overleden. Een extra complicatie is, dat net als in Nederland niet iedereen zit te wachten op een nieuw onderzoek. In Indonesiër is er lang een staatsideologie geweest, een mythe dat het hele volk schouder    aan schouder streed tegen de Nederlanders. En terwijl er in werkelijkheid heel veel onderlinge strijd was en tal van verschillende groepen elkaar te lijf gingen. Bovendien had het Indonesische leger het monopoly op de geschiedschrijving Het was hún revolutie, maar aan die gedachtegang begint nu een einde te komen, zegt Henk Schulte Nordholt. Net als wij, zijn het allemaal mensen van na de dekolonisatie. Hij en zijn initiatiefnemers hebben al contact gehad met Indonesische historici van de Universitas Gadjah Mada in Yogjakarta, die eveneens een studie willen maken over de Indonesische revolutie. Het is niet meer slechts onze eigen, zelf beleefde geschiedenis.

De Amerikaanse hoogleraar Zuid-Aziatische Studies, William Frederick in Ohio juicht het initiatief voor een nieuw onderzoek toe. Hij is echter wat sceptischer dan de initiatiefnemers. Hij is onder andere de auteur van hert gezaghebbende werk: “Visions and Heat – The making of the Indonesian Revolution”. Op dit moment is hij bezig met onderzoek naar geweld tijdens de revolutie, met inbegrip van de Bersiap periode. Juist naar deze periode willen de Nederlanders ook meer onderzoek doen. Frederick ziet in Indonesië wel enige beweging onder historici om te komen tot een “meluruskan sejarah”, het rechtzetten van de geschiedenis, maar de strijd om de onafhankelijkheid maakt daar nog geen deel van uit, laat hij per mail weten. Het is nog steeds een gevoelig onderwerp, waar tegelijk ook weinig interesse voor bestaat. Het is dan ook niet te verwachten dat jonge Indonesische historici hier serieus mee aan de slag zullen gaan. 

De komende tijd zal blijken of de onderzoekers in Indonesië hier de ruimte voor krijgen. Een goede graadmeter: het archief van het leger in Bandung. Daar ligt een schat aan materiaal, maar buitenlandse bezoekers zijn er niet welkom. In Nederland, maar ook in Indonesië bestaat vrees dat door diepgaand onderzoek onrust zal ontstaan. De gebeurtenissen van 60 tot 70 jaar geleden zijn nog steeds een hot item. De aanstichter van de zaak Rawagedeh Jeffry Pondaag is blij met een mogelijk nieuw onderzoek. Maar hij heeft ook kritische kanttekeningen: “Het moet niet weer een ‘Nederlands onderonsje’ worden. De leiding van het onderzoek zou niet in Nederlandse handen moeten komen”, zegt hij. “Ik hoop dat er een internationaal onderzoek komt. Anders ben je een slager die zijn eigen vlees keurt…”

Maar of er een nieuw historisch onderzoek komt, is nog onzeker. De linkerkant van de Tweede Kamer van SP tot d66 is vóór, maar het CDA liet bij monde van de vertrekkende Henk Jan Ormel weten, niet meteen warm te lopen. De VVD heeft nog niet gereageerd. Bij het KITLV raken ze daardoor niet in mineur. Het vergt tijd  en bovendien is het nu zomerreces. “We denken dat de politiek wel in beweging komt”, zegt Henk Schulte Nordholt, “rond de Indië-herdenking op 15 augustus kloppen we wel weer aan de deur.

Overgenomen met toestemming. Bron: Vrij Nederland 12 juni 2012. Met dank.

Lees verder…

NEDERLAND WAS TE VOL GERARD DE BOER

10897394662?profile=originalNEDERLAND WAS TE VOL.

Toen eind 1949 de Nederlandse bevolkingsomvang de ‘gevaarlijke grens’ van bijna 10 miljoen inwoners had bereikt vond de regering, onder leiding van PVDA-premier Willem Drees, dat de tijd was aangebroken dat men beter kon gaan emigreren want “Nederland werd te vol”. Begin 1950 merkte Drees op dat “een deel van ons volk  het moet aandurven zijn toekomst te zoeken in grotere gebieden dan eigen land”.

(Kli

10897394456?profile=original

kken om te vergroten.)

Ook koningin Juliana wees er in 1950 in de troonrede op: “De sterke bevolkingsgroei en de beperktheid van de beschikbare grond blijven een krachtd


01
adige bevordering der emigratie eisen”.

De overheid maakte het dan ook gemakkelijk door voor de emigranten vaak de overtocht te betalen plus enkele honderden guldens zakgeld mee te geven. Met deze ‘oprotpremie’ emigreerden alleen al in de jaren ’50 meer dan een half miljoen Nederlanders naar Zuid-Afrika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland. Toen tijdens het bezoek van koningin Juliana aan Prescott (Canada) in april 1952 een journalist haar vroeg of de emigratie naar Canada zou worden voortgezet, werd dit door haar beaamd “omdat dit noodzakelijk was om het hoofd te bieden aan de overbevolking”.

02

03

Maar  vanwege de agressieve politiek van de regering-Drees in verband met de kwestie Nieuw-Guinea kreeg het ‘overbevolkte Nederland’ vanaf medio jaren ’50 er nog eens ruim 300.000 mensen uit Indonesië bij toen iedereen met de Nederlandse nationaliteit (waaronder ondergetekende) het land moest verlaten.

Maenkom

Aangezien de Nederlandse regering, met de PVDA voorop, deze repatrianten liever zag gaan dan komen, werd er besloten om ze te laten emigreren naar Brazilië. De bedoeling was om ze daar ergens onder te brengen in een gebied langs de Amazone. “Want daar is een klimaat dat deze mensen eigen is”, aldus de toenmalige regeringscommissaris B.W. Haveman (PVDA) in de media.

05

Uiteindelijk is van dit plan niets terechtgekomen.

06

Mede doordat de werkgevers in de jaren ’60 en ’70 behoefte hadden aan goedkope arbeidskrachten uit voornamelijk Marokko en Turkije begon de bevolking nogmaals sterk te groeien. Er werden in genoemde landen zelfs wervingskantoren geopend om de mensen, en later hun gezinnen, naar Nederland te halen.

Nadat in 1973 de grens van 13 miljoen inwoners was overschreden, gingen in politiek Den Haag weer alle alarmbellen rinkelen. In een brief d.d. 15 mei 1973 schreef minister-president Joop den Uyl dat de overbevolking een groot probleem vormde “voor de verbetering of zelfs het handhaven van de kwaliteit van het leefmilieu”. De overheid diende dan ook een actieve bevolkingspolitiek te voeren, zoals verantwoorde gezinsplanning, aldus de brief. Alleen werd er in de praktijk niets aan bevolkingspolitiek gedaan en ging de massa-immigratie gestaag door.

UylOverbevolking

Toen Nederland in 1979 uiteindelijk circa 14 miljoen inwoners telde, herhaalde de koningin in haar troonrede nogmaals dat Nederland vol was. Ja, zelfs ten dele overvol, maar er werd niet meer opgeroepen om te gaan emigreren. Ook werd het woord ‘bevolkingspolitiek’ niet meer genoemd.

07

Op  21 maart 2016 om 11:40 uur overschreed Nederland het aantal van 17 miljoen geregistreerde (!) inwoners en werd daarmee het dichtstbevolkte land van Europa met ruim 500 inwoners per vierkante kilometer, waarvan de Randstad ruim 1270 inwoners per vierkante kilometer telt.  Koplopers zijn hier Amsterdam en Den Haag. Daar wonen respectievelijk ruim 5000  en 6300 inwoners per vierkante kilometer.

Lees verder…

10897247886?profile=originalHANS VERVOORT - WEG UIT INDIE (FRAGMENT 6)

                                                   

Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp.

 Net zoals iedereen hield Hans altijd zijn ogen goed op de grond als hij door het kamp liep. Je wist maar nooit wat iemand ergens had laten vallen. Een knoop of een elastiekje was al een meevaller, die konden altijd van pas komen. Een touwtje was helemaal mooi meegenomen. Maar de vondst die hij vandaag op de Grote Weg deed liet hem even duizelen: iemand had een stronkje kool aan de wegrand laten vallen. Bijna had hij het niet gezien, het lag net achter een kluitje aarde, maar terwijl hij doorliep riep zijn linker ooghoek: hé, hier ligt iets. 
Zijn moeder die af en toe in de keuken van de Japanners mocht werken, was een keer bleek van pijn thuis gekomen: ze had een zakje gloeiende rijst in haar blouse verstopt en die op haar blote huid mee naar huis gedragen. Zo namen de keukenwerksters ook wel restanten mee naar huis van de groente die ze voor de Jap hadden moeten schoonmaken en koken. Dit koolstronkje zou dus ook wel uit een jurk of blouse gevallen zijn. Hans raapte het op en hield het in de palm van zijn hand zodat niemand het kon zien.
Waar kon hij het rustig bekijken? De badhokjes waren het best, maar toen hij daar aan kwam zag hij dat de schoonmaakploeg bezig was de hokjes schoon te maken. Tante Aal was erbij, ze trok een vies gezicht terwijl ze naar hem zwaaide. Zeep had niemand meer, dus schrobden veel moeders de kleren met zand of met iets zeperigs dat ze maakten van houtskool-as uit de keuken. Dat spoelden ze af met water uit de waterbak die in elk hokje stond. Als dat water oud werd begon het te stinken en ook de zand- en asresten roken niet lekker. Vandaar tante Aal's vieze gezicht.
Dan maar naar de wc's, besloot Hans.
De poepsloot was ook een plek waar je op jezelf kon zijn en hij liep er heen. De geur waar hij in de eerste tijd van het kamp nog misselijk van werd, had nu iets vertrouwds. Eenmaal in een hokje met de deur dicht deed hij zijn hand open. Het stronkje kool was een beetje vuil aan de twee kanten waar het afgesneden was. Hans had het hokje gekozen waar het water binnen kwam dat door de poepsloot dreef en de drollen meenam. Hier, in dit eerste hokje, was het water nog schoon en hij ging op zijn hurken zitten en liet het water langs de kool lopen. Bijna schoon waren de afgesneden gedeelten toen en zonder bedenken nam hij een hap. Een heerlijke smaak vulde zijn mond: een beetje bitter maar ook een beetje zoetig. Hij kauwde zo lang mogelijk op de stukjes kool en pas toen iemand van buitenaf riep:'Hé, wanneer komt dit hokje vrij?' slikte hij het snel in.

 Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl

Wordt vervolgd!

Lees verder…

10897393876?profile=originalINDONESISCHE MATA HARI KRIJGT BETER LOT ALS DE ECHTE MATA HARI.

  • Doo rhan dehne (PAKHAN) geplaatst op 7 november 2010 om 22.30 

  • Anders is dat voor de huidige Indonesische Mata Hari. Haar eigen naam is Nani Nurani en zij werd verdacht sinds 1968 van communistische sympathieen.

    Een voormalige danseres van President Soekarno eist ruim 600.000 euro van de Indonesische regering, omdat zij zeven jaar onterecht gevangen heeft gezeten op verdenking van communistische sympathieen. Nanio Nurani groeide op in een aristocratische familie in West Java. Haar dansprestaties brachten haar naar het Cipana paleis, waar zij voor president Soekarno mocht optreden. Ze werd een van zijn favoriete danseressen. Het succes leidde tot een uitnodiging om op 20 mei 1965. Nationale Ontwakening dag, op te treden voor de Partai Komunis Indonesia (PKI). Vier maanden later mislukte een communistische coup.

De echte Mata Hari moest na een hele serie rechtszaken waarbij zij beschuldigd werd van spionage uiteindelijk haar vermeende daden met het leven bekopen.

 

 

 Op een avond in 1968 belden twee mannen aan bij Nani's ouderlijk huis in Cianjur. Ze opende haar slaapkamer en zag geweren op zich gericht. Het was de militaire politie die haar kwam arresteren. Op hun hoofdkwartier toonden de militairen haar anonieme brieven die stelden dat Nani aanwezig was geweest bij de bloedige moord op zes generaals bij Lubang Buaya, oftewel de "krokodillenkuil" Ze werd zwaar onder druk gezet om te bekennen. Het leger was er van overtuigd dat Nani een communistische spion was.

Geruchten hierover waren ontstaan nadat ze secretaresse was geworden van legergeneraal Soerjosoemarno. Als een Jakartaanse Mata Hari zou ze inlichtingen hebben verzameld voor de PKI. Nani werd opgesloten in een vrouwen-gevangenis in Jakarta. Pas na een jaar kreeg ze haar familie te zien. Volgens Nani zou ze zijn verkracht door als Soerjosoemarno niet had gepleit voor haar vrijlating.

Na 7 jaar cel werd ze haar verdere leven gediscrimineerd door de autoriteiten. In 2003 werd Nani 62 en kwam ze in aanmerking voor een levenslange identiteitskaart. Maar haar status als "Eks-tapol"(ex-politieke gevangene) maakte dit onmogelijk. Met hulp van de mensenrechtencommissie Komnas HAM en rechtshulporganisatie LBH Jakarta klaagde ze het gemeentelijke registratiekantoor aan bij de rechter. Ze won de zaak, waarna de overheid in beroep ging. Vijf jaar later stelde het hooggerechtshof Nani in het gelijk.

\

Maar nu in 2012 staan nog steeds de letters ET voor "Eks-tapol" op haar identiteitskaart. Reden waarom ze een nieuwe rechtszaak is begonnen om excuses en schadevergoeding van de overheid te eisen.

 

De inmiddels 72-jarige Nani Nurai staat sterk in haar schoenen. Toen een rechter vroeg naar het geheim van haar vitaliteit, antwoordde ze: "Zeven jaar lang rijst eten waar een rat nog geen hap van lust."

 

(dit artikel is ontleend aan het Historisch Nieuws en van Jan Lepeltak, correspondent in Jakarta)

Lees verder…

10897348062?profile=originalNEDERLAND TELT RUIM 2 MILJOEN INDISCHE NEDERLANDERS (INDO'S)!

  • Met ruim 340.000 kwamen - onze mede burgers in het voormalige Nederlands Indie - de Indische Nederlanders in de jaren vijftig in fases naar Nederland toe, toen de republiek Indonesia "Merdeka / vrijheid " uitriep. De repatriering ofwel de massale uittocht duurde tot 1960. De forse aantallen zorgden dat repatiering vele jaren heeft geduurd dan gepland was voor het transport. Tegelijkertijd de bersiapperiode in het voormalige Nederlands Indie intrad - vergelijkbaar met Irak van nu - In navolging hiervan kwamen de spijt- optant beging de jaren zestig. De gerepatrieerden werden koel en kil ontvangen door de Nederlandse regeringen op een rij. Vanaf 1950 tot het heden anno 2009 lijkt dat er een zwijgen is opgelegd over alles wat te maken had met de Indische Gemeenschap (Indische Nederlanders). Dure NIOD rapporten met een waarde van miljoenen euro werden zo onder het tapijt geveegd. Dit belooft nog wat straks met het NIOD rapport over Irak. Nederland was ook bezig met de wederopbouw. In contractpensions werden de gerepartieerden ondergebracht, die zeker in deze tijd als ongeschikt werd verklaard voor bewoning.

    Velen kwamen berooid aan uit het voormalig Nederlands Indie. Allen hadden hun bezettingen, vermogens en goederen verloren, maar bovenal hun " leven" in het voormalige Indie; het Indonesie van nu waar ook Barack Obama is opgegroeid. Helemaal opnieuw moesten velen beginnen, en helemaal onderaan de ladder. Want behaalde diploma's daar waren hier niets waard. Gebukt ging de eerste generatie Indische Nederlanders hieronder; eerste die oorlog, toen de bersiapperiode, dan in een vreemd land helemaal opnieuw je leven opbouwen. Ook de kinderen (tweede generatie) werden in het lot meegetrokken. Velen hebben trauma's opgelopen van die vreselijke bersiapperiode, en de periode waar hun ouders weer onder gebukt gingen in Holland: Geen instanties en overheid waren hier te bekennen.

    Nu anno 2009 is de groep Indische Nederlanders uitgegroeid tot ruim 1,2 miljoen Indische - Nederlanders die heel trots kunnen zijn! Dit aantal omvat van de eerste tot vierde generatie Indische Nederlanders (indo's). Een groep die probleemloos, gruisloos en onzichtbaar zich integreerde in de Nederlandse samenleving.

Tegelijkertijd de Indische - Nederlanders een grote CHANGE bracht in de Nederlandse samenleving in constructieve zin;

  1. Het Indisch eten, dat nu overal te vinden is naast de toko's, restaurants, de media, en kookboeken.
  2. Thuis wordt nu nasi gekookt binnen de Nederlandse gezinnen.
  3. Vele Nederlanders namen de gastvrijheid over van de Indische Nederlanders.
  4. De indo-muziek (Andy Tielman) grondlegger van de Nederpop,
  5. De Haagsche Indo rock, die veel beroemde Nederlandse Rockbands kopieerden, en later in VS beroemd werden.
  6. De pasar malams; de grootste in Den Haag met 140.000 bezoekers en de ruim 70 pasar malams (replica's) in het land het hele jaar door waar ruim 800.000 bezoekers op afkomen.
  7. De wekelijkse Indische kumpulans.
  8. De Indische culturele evenementen bij de van der Valks, Casino's en andere Nederlandse gelegenheden.
  9. De vele Indische bedrijven voor food en nonfood in Nederland.
  10. De vele Bekende Indische Nederlanders BIN’ers; Ben Bot, Wenny Zorgdrager, ELs Borst Jet Bussemaker VWS etc... in de politiek.
  11. In de muziek The Blue Diamonds die wereldhits scoorden en Nederland op kaart zette, Anneke Grohnloh, Sandra Reemer, Jamal, Boris, Dinand, Katja..
  12. De vele componisten /producers/schrijvers oa. Marshal Manengkei die wereldhits schreef voor The Blue Diamonds, Oscar Harris, ..............
  13. en alle overige niet genoemde aspecten.


De" Indo" - de Indische Nederlander- met een "staatloze identiteit" die ruim zestig jaren aan die Overheid vraagt om als kind te worden erkend te bestaan met haar Indische - Nederlandse identiteit, en met haar Indisch Cultureel Erfgoed, die met haar "staatloze identiteit" een belangrijke constructieve change bracht in de Nederlandse samenleving en cultuur; ··Bijna wordt het vergeten dat ook in de republiek Indonesia nu ruim 1,5 miljoen Indische - Nederlanders nog verblijven. Nederland weigerde ze nog op te nemen, omdat anders er geen einde kwam aan die repartriering, en Nederland geen opvang meer had hiervoor.

Laat de regering hier even bij stil staan wat die OORLOG de Indische Gemeenschap heeft gebracht! Dat de Indische Gemeenschap overeenkomsten heeft met de Joodse gemeenschap, te scharen onder de gelijkgestemden, maar niet die behandeling heeft gekregen die de Joodse Gemeenschap wel heeft gekregen. Een Indische Gemeenschap die nu nog nadrukkelijker blijft voortbestaan met het recht op het behoud van de Indische identiteit met haar Indisch Cultureel Erfgoed zoals die CHANGE nadrukkelijk heeft bewezen. Dat De Indische geschiedenis met haar feiten van 300 jaren niet zomaar onder het tapijt kan worden weggeveegd!


 

Redactie ICM.
In de bovenstaande column van mij worden parallellen getrokken met de kwestie Irak, en de Indische NIOD rapporten. Het Indisch NIOD rapport en de vele onderzoekcommissies werden stelselmatig onder het tapijt geveegd door de Nederlandse regeringen op een rij.

Op het manifestatie IP op 28 oktober 2009 en na een stevige strijd door de IP delegatie, heeft unaniem de Kamer geëist dat het Indisch-NIOD rapport weer nader onder de loep moet worden genomen, en dit zo snel mogelijk tot een oplossing dient te worden gebracht. Hoopvol, is dit niet als wij dit doortrekken nu wat zich afspeelt rond commissie Davidse nu dat vooraf zeven jaren werden gedraineerd. Jan Peter Balkenende letterlijk getorpedeerd diende te worden door de PVDA onder dreiging van "mission over and completed" als het over dit Kabinet gaat; en tegelijkertijd Bush een diepe buiging heeft gemaakt, en Blaire zijn ontslag heeft genomen met een geweten op zich van 100.000 onschuldige burgers die het leven lieten in Irak. Hoe naïef moet je dan zelf zijn te zien dat je voorgangers capituleren. Het CDA staat voor het symbool dat Amerika heet, die blindelings al een eeuw achter Amerika aanloopt. Het liefst ziet het CDA Nederland als extra "*" op de Amerikaanse vlag, die als een staat wordt ingelijfd.


Terug naar de Indische Perkara: ·Hoe hoopvol zijn nu de Indische NIOD rapport ontwikkelingen, als de commissie Davidse eerst als een mening wordt afgedaan, en dan 24 uren strijd wordt gevoerd in de kamer door de verschillende politieke partijen om het tegen deel te bewijzen. Met de Indische Perkara zijn wij inmiddels bijna vier maanden verder, wij zitten nu in het 69 ste jaar. De ervaring leert dat de Indische kwestie weer naar de achtergrond verdwijnt bij deze Irakese ontwikkelingen; Er is maar 1 oplossing "op naar de volgende manifestatie IP op het Plein voor het gebouw van Tweede kamer, maar nu als een pasar malam net als zo groots als in de RAI, waar ruim 290.000 bezoekers komen.

Lees verder…
10897393084?profile=original
 

2018 starten wij met Fase II Traktaat van Wassenaar volgens planning. Te beginnen op Pasar Malam Rijswijk,  en vervolgens o.a. Zwolle, Ahoy, Nieuwegein, Zeist, Emmeloord, Steenwijk, Dordrecht, Assen  Leek .....Blijf ons volgen op de pasars in het land.

 

Fase I hebben wij achter de rug.

Wij hebben een draagvlak - steun- . Ruim 15.000 hebben hun handtekening gezet. Wij hebben dus van de 50.000 - 60.000, 15.000 bereikt. Nog 45.000 dus te gaan. Met verschillende partijen is onderzoek gestart,  recent wederom hebben zich jonge historisie verbonden aan de universiteiten zich gemeld,  met nieuwe feiten o.a. uit rapporten van de CIA. Steeds duidelijker worden de bedoelingen van Kabinetten Drees. Niet haar Indische onderdanen hadden die prioriteiten (primaire rechten van de mens), maar de Nederlandse Economie voor de heropbouw met geld uit de republiek. Ruim 4,6 miljard betaalde president Soekarno voor de overname van de Nederlandse Indische bezittingen van particulieren en bedrijven in d periode 1947- 1959. Met als afronding 689 miljoen (Verdrag traktaat van  wassenaar) dat werd geratifeert door beide regeringen ( Halbe Zijlstra heeft in 2009 onderzoek gedaan). In deze fase zijn alle leden van de Kamer & Kabinet geinformeerd. Niet onbelangrijk persoonlijk de president van Indonesie.

 

De resultaten zijn in het rapport traktaat van Wassenaar vervat, en in boekvorm uitgebracht  door uitgever Calbona ISBN 978 - 94- 92575 - 18 -10. Druk II van het boek kan U inzien bij  ICM Stands 230 en 231 . In 3 e druk komen de laatste feiten.

Lees verder…

ZOON ZEEHELD OPGELUCHT Doorman: snel duidelijkheid over resten

door Olof van Joolen

10897381684?profile=original

Nabestaanden van de marinemensen die stierven tijdens de slag in de Javazee verkeerden weken in onzekerheid. Wanneer zouden stoffelijke resten die zijn begraven bij de havenstad Brondong worden geborgen? Nu er een doorbraak in de zaak lijkt te zijn, reageert Theo Doorman bijzonder opgelucht.

De dood van zijn vader, zeeheld Karel Doorman, en het daaropvolgende overhaaste vertrek uit Nederlands-Indië met zijn moeder, speelde altijd een belangrijke rol in het leven van Doorman junior (82). Een rol die alleen maar groter werd naarmate hij meer over de geschiedenis te weten kwam.

Als commandant van het veel zwakkere geallieerde vlootverband dat probeerde de opstomende Japanners tegen te houden, speelde schout-bij-nacht Karel Doorman de meest prominente rol tijdens de slag in de Javazee. Op wat het hoogtepunt had moeten worden van de speurtocht door zijn familieverleden kreeg zijn zoon een enorme schok te verwerken.

Junior, die net als zijn vader bij de Koninklijke Marine diende, was er in 2016 bij toen duikers ontdekten dat de Hr.Ms. De Ruyter, waarop zijn vader voer, was verdwenen. Ten prooi gevallen aan scheepsslopers zonder scrupules. „Mensen die een andere waarde hechten aan een scheepswrak dan wij”, zegt de tachtiger in het soort rustige formuleringen dat hij graag gebruikt.

Het eindresultaat is hetzelfde. De laatste rustplaats van zijn vader en een onbekend aantal collega’s dat niet van boord kon of wilde, is verdwenen. Doorman acht de kans realistisch dat menselijke resten die op een scheepssloperij in Brondong werden gevonden, van de De Ruyter of een van de andere verdwenen Nederlandse wrakken afkomstig zijn. De beenderen en schedels liggen volgens dorpelingen op vier plekken in en rond het dorp begraven.

Nederland gaf afgelopen weken aan hard zijn best te doen om de resten te bergen, maar moest geduld hebben omdat het daarbij afhankelijk is van Indonesische medewerking. ,,We hoorden niks”, vertelt Doorman thuis in zijn werkkamer in Chaam. Prachtige oude foto’s en schilderijen van familieleden en marineschepen omringen hem daar. Dat er schot in de affaire lijkt te zitten, noemt hij fantastisch nieuws.

Wat Doorman betreft hoeft de ultieme waarheid over wat er precies in de Javazee is gebeurd, niet boven tafel te komen. Hij heeft – 75 jaar na dato – het verlies van zijn vader voldoende geaccepteerd om niet door boosheid te worden verteerd.

Het jochie dat in de jaren vijftig vanuit zijn Rotterdamse slaapkamerraam, dat uitkeek over de Nieuwe Waterweg, met een luchtbuks wilde schieten op het eerste Japanse schip dat hij voorbij zag komen, is niet meer.

„Staal is maar staal. De producent die de resten heeft omgesmolten zou misschien best te traceren zijn, maar wat moet je ermee”, vraagt Doorman zich hardop af. „Zie af van moeilijke vragen en richt je op de resten. Met dna-onderzoek moet vast te stellen zijn of het inderdaad gaat om beenderen en schedels van marinemensen. Als dat zo is, kan er een herbegrafenis plaatshebben op het ereveld in Soerabaja. De enige plek waar een monument is ter nagedachtenis aan de slag in de Javazee. Zo’n herbegrafenis zou een goed einde van een pijnlijk hoofdstuk zijn.”

Lees verder…

Kwestie Javazee: inzet van experts

Kwestie Javazee: inzet van experts

10897387500?profile=original

door Niels Rigter

Na tijdenlang stilstand zit er weer beweging in het onderzoek naar de Nederlandse scheepswrakken die zijn verdwenen van de bodem van de Javazee. Nog deze week gaan Indonesische experts met personeel van de Nederlandse ambassade naar de plekken waar menselijke resten uit de wrakken zouden zijn gedumpt.

De experts kijken in havenstad Brondong of het aannemelijk is dat de botresten uit de oorlogsgraven afkomstig zijn en maken een inventarisatie van wat er verder moet gebeuren. Identificatieteams van Defensie staan in Nederland klaar om naar Indonesië te gaan om de resten te onderzoeken. Na identificatie ligt een herbegrafenis voor de hand.

Volgens Haagse bronnen is de afspraak de uitkomst van gesprekken met Indonesië over het wrakkenvraagstuk. Het is een stap vooruit, maar niet zo’n grote als Nederland zou willen. In de onderhandelingen bleven afspraken nogal eens steken op Indonesische bureaucratie, trots en historische gevoeligheden.

Vandaag overlegt de Tweede Kamer met ministers Bijleveld (Defensie) en Van Engelshoven (Cultuur) over de Nederlandse marineschepen Hr.Ms. De Ruyter, Hr.Ms. Java en Hr.Ms. Kortenaer, die in de Tweede Wereldoorlog vergingen tijdens de slag tegen de Japanners in de Javazee. De wrakken werden een paar jaar geleden weggesleept en gesloopt voor oud ijzer, in een paar gevallen zelfs met vergunning van de Indonesische overheid.

Eerder gezamenlijk onderzoek van Indonesië en Nederland leidde tot de conclusie dat niet meer was te achterhalen wie de schepen had geborgen en wat er met de menselijke resten was gebeurd. Berichtgeving in onder meer De Telegraaf leerde dat het anders zat. Sindsdien praten Den Haag en Jakarta over heropening van het onderzoek.

Lees verder…

Door Adrian Lemmens : Mijn levensverhaal - 4

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 4     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Ik was nu bijna 15 jaren oud en ik kon het thuis niet meer uithouden, door de vele pesterijen en tekortkomingen. Mijn eten was zeer miniem. Ik kreeg nooit vlees of vleeswaren, moest alleen met water en droog brood, veelal ook nog oud brood, genoegen nemen en den Besten had allerlei luxe artikelen, zoals roomboter, rookvlees, belegen kaas, haring en gerookte bokking en vele andere luxe eten, alles rond zijn eigen bord, met notities op verpakkingspapiertjes, zodat ook later, na zijn vertrek, mijn Moeder mij niets kon geven. Ik alleen maar margarine op droog brood had en pap zonder suiker en in de avonden alleen maar een boterham met muisjes. Ik mocht geen jam geen pindakaas, niets, niets. Hoe kon mijn Moeder dat kon aanzien, heb ik nooit begrepen. Vreselijk om zo aan een tafel te moeten zitten en dat allemaal aan te moeten zien. Ik moest gedwongen aan diezelfde tafel zitten, hij wilde dat ik dat meemaakte. Het was een ware marteling.

Uiteindelijk werd ingestemd om mij naar de Scheepvaartopleiding van de Pollux te laten gaan, toenmaals in het Amsterdam Oosterdok. In 1951 met mijn introductie, vertelde mijn moeder mij jaren later, van hoe die was geweest. De kapitein was een zekere Vietor. De introductie duurde bijna twee uren, in welke tijd ik in de gang voor de deur op de grond zat. Na mijn introductie adviseerde den Besten  mij hard aan te pakken tijdens mijn opleiding. Ik was ongehoorzaam, een dief en wilde niet studeren en ook was ik uiterst onbetrouwbaar.

De kapitein was door deze inleiding echter zeer geschrokken en wilde er niets van weten om mij aan te nemen. Mede door mijn Moeders verlegen inbreng veranderde de commandeur zijn houding. Na een betaling van 4000 gulden te hebben geaccepteerd, werd ik toegelaten. Die betaling van 4000 gulden gebeurde onder de tafel, omdat deze Pollux opleiding, door de scheepvaart maatschappijen van Nederland en de rederijen werden betaald.

Dat geld was echter ook bedoeld, om voor mij een harde behandeling af te kopen. Ik moest zoveel straffen krijgen, dat ik zelden de boot af kon komen, of om naar huis te kunnen komen voor een weekend. Na afloop werd er geborreld en hoorde ik veel gelach. Dit duurde in totaal twee uren.

Mijn behandeling

Tot het einde van mijn opleiding werd van alles gevonden om mij van te beschuldigen. Ook als het duidelijk was dat anderen het hadden gedaan, werd ik aangewezen voor straf. Eenmaal werd ook ik aangewezen, om het kwartier en verblijven van die kapitein op het achterschip van de Pollux, schoon te maken. Bij die gelegenheid was zogenaamd een nagelschaartje, verloren gegaan. Ik werd met de met leder bekleedde stok van een officier bont en blauw geslagen. Mijn keurig afgemeten kastje werd over een periode van drie maanden geregeld, soms dagelijks, ondersteboven gegooid en omdat er nooit iets werd gevonden en ik dus loog, werd ik weer geslagen en verloor mijn weekends. Tijdens de paar vrije weekends die mij nog restten, kon ik hooguit mijn grootvader in Amsterdam ontmoeten ergens op een plein of op straat, waarbij mij een paar gulden in de hand werden gedrukt. In een geheel jaar, dat die opleiding duurde kwam ik slechts twee tot drie maal thuis. Het schaartje werd uiteindelijk na afloop van mijn opleiding, achter

 

10897266871?profile=originalfoto - Adrian Lemmens als matroos bij  K.N.S.M.

het nachtkastje gevonden van het bed van die kapitein. De scheepskok waar de meeste jongens bevreesd voor waren en die altijd aan boord was, nam mij in het geheim onder zijn hoede en gaf mij ook de kans mijn grootvader in het geheim te kunnen ontmoetten. Hij werd mijn vriend. Met de afsluiting van die opleiding ging ik naar zee, en monsterde ik aan bij de K.N.S.M.  En nu begon dus de periode van mijn leven op zee en het complot en de aanslagen op mijn leven.

 

Mijn Scheepvaart periode

Met de beëindiging van mijn opleiding tot een lichtmatroos, op het opleidingsschip de Pollux, dat een replica was van een ouderwetse driemaster Barkentine, een zeilschip, toen in het Amsterdamse Oosterdok gelegen, had ik tevens mijn grote angst voor het water overwonnen, zwemmen geleerd en door het klimmen in de masten, mijn hoogte vrees leren onderdrukken, ondanks dat mij, bij grote hoogten, de haren in mijn nek nog altijd overeind gaan staan.

Ik wist niet dat met mijn eerste aanmonstering, die direct na mijn opleiding aanving, mijn moeder contact had gemaakt met mijn eerste toekomstige bootsman, hem op het hart drukkend, toch vooral goed op mij te passen, daar zij verwachtte, dat mij een mogelijk gearrangeerd ongeluk stond te wachten. Of die Boots dat inderdaad heeft gedaan weet ik niet; waar kon enig gevaar voor mij vandaan komen en waarom waarschuwde mijn eigen moeder mij (haar zoon) niet, voor een mogelijk gevaar?

Mijn eerste reis was met het ms. Artemis van de K.N.S.M. naar Hamburg in Duitsland. Voor een 15 jarige jongen was ik nog steeds totaal onwetend over sexualiteit en alles dat daaraan vast zat, behalve met de masturbaties op de Pollux, waar alle hangmatten, op sommige avonden in een ritme meedansten. Op een gegeven moment werden er vanaf de Reeperbahn drie dames aan boord gesmokkeld. Voor mij was dat een gewaarwording, maar ook een verschrikking, omdat het een aan mij opgelegde taak was, om ze verborgen

te houden en ze van een droogje en natje te voorzien, waarbij ik zelf, in hun verveling overdag, door hen werd achtervolgd en ik van de schrik weg vluchtte.

De Baltische Zee was in de vroeg vijftiger jaren nog steeds een gevaar voor schepen, vanwege de vele zeemijnen. Bij toerbeurt op de voorplecht, was het een gegeven moment mijn beurt, om op de uitkijk te staan. Ik ontdekte een drijvende mijn, waar wij aan stuurboord bijna direct op aanstuurden. Door de scheepsbel te luiden en door mijn geschreeuw en naar bakboord uit te wijken, wisten wij dat ding rakelings te passeren, anders had ik dit nu niet na kunnen vertellen. Wij hoorden enige tijd later deze mijn achter ons schip ontploffen, na waarschuwingen aan  de kustwacht, die de mijn toen onder vuur nam.

Het bracht mijn gedachten op dat moment terug naar een andere tijd, nu alweer een lange tijd geleden:  onze vlucht van Borneo in 1941.

De verdere reis naar de Middellandse zee, was voor mij een gewaarwording en vele nieuwe belevenissen. Van enig gevaar voor mijn leven, was ik mij niet bewust.

De eerste aanloophaven, was Matakala, naar ik mij herinner, in Griekenland, waar wij vijgen laadden. Sommige zeelui legden het daar aan met de  jonge vrouwen en net als voorheen met Hamburg, waren vaak twee pakjes sigaretten waarmee alles werd betaald.

Het kwam in mijn gedachten, dat mijn moeder drie kubieke meter kisten met sigaretten uit Indië had meegebracht, die ook allemaal in de handen van die den Besten vielen, waar toenmaals een auto en meer dan een huis voor konden worden gekocht. Drie kubieke meter kisten met sigaretten, alle toenmaals bekende merken Lucky strike, Phillip Morris, Capstan, enz.  in blik en verder ook nog twee kubieke meter kisten vol met heerlijke Amerikaanse voedselrantsoenen en daar heb ik nooit iets van gezien, of geproefd.

Mijn Moeder kreeg die mogelijkheid, dankzij mijn Vaders vroegere Hoofd-directeur van de B.P.M.-Shell in Balikpapan, ir. A. Scholtens, die vanuit Batavia de na-oorlogse B.P.M.-Shell belangen reorganiseerde en hij mijn Moeder met zijn herkenning toeschreeuwde Thea, Thea,  wat vreselijk dat wij jouw zo kundige man Arie (mijn vader), hebben verloren; wij hebben “juist nu”, zijn geweldige organisatorische talenten zo hard nodig.

Opleidingsschip de Pollux (K.N.S.M.)

Het was deze directeur, ir. A. Scholtens, die mijn moeder adviseerde, om al haar betalingen in sigaretten te veranderen, voor haar reis terug naar Nederland. Het was een geweldig goed advies en was van enorm voordeel voor ons geweest, helaas. Het Amerikaanse voedsel werd destijds door haar uit onze monden gespaard, allemaal voor haar familie. Het kostte mij de grootste moeite, daar niet van te stelen. Tenslotte was ook dat allemaal weer die den Besten, die dat allemaal voor zichzelf in beslag nam.

Even tussendoor

Inderdaad heb ik op alle te noemen of genoemde K.N.S.M. schepen gevaren, maar de volgorde is mogelijk niet correct, daar ik er geen notaties van heb kunnen vinden. Het  is nu immers al meer dan 50 jaren geleden.

Tijdens onze na-oorlogse Batavia periode, werd ik door mijn moeder op een school geïntroduceerd, maar daar bleef het bij, er was voor mij geen belangstelling, geen begeleiding of toezicht en op straffe van mijn moeders altijd harde handen en koude bejegeningen, dorst ik ook nooit ver weg te gaan van de garage, waar wij toenmaals in woonden, in de Europese wijk van Batavia. Ik zag de jongens om mij heen, na hun schooltijden vliegeren met zogenaamde layangs (gevechtsvliegers) met glastouw en het kostte mij met mijn natuurlijke handigheid weinig moeite, om ook mijn eigen layangs te bouwen, kocht mijn dunne vlastouw van de passerende Chinese kooplieden en begon mee te vechten in de lucht.   

Na enige verliezen, werd ik een behoorlijke kampioen en waren de muren van onze inmiddels tweede garage behangen met 15 vliegers, trofeeën die ik had weten te veroveren, tijdens de geregelde layang of vlieger gevechten. Tenslotte had ik de luxe van een loper, of renner, die ik met vliegers betaalde. Het was de gewoonte, om na het neerhalen van een tegenstander, te rennen om die neergehaalde vlieger op te sporen, en was die vlieger van diegene, die hem het eerste bemachtigde, daarom hadden wij renners, ( assistenten ), die achter een verloren vlieger aan gingen, je eigen, of die van de tegenstander.  Ik maakte mijn glas-touw van gestampte kristallen glazen, die ik bedelde van mensen, samen met het in water gekookte cah (een soort lijmpoeder, die ook vaak nog gemengd werd met eidooier voor extra hechtkracht) met het gestampte glaspoeder gemengd. Het touw werd door dat mengsel gehaald en liep men om bomen op het pleintje, het touw uitspannend om te drogen. Het werd zo tot een draad, zo scherp, dat er menige vinger mee opengehaald werd. Maar met mijn tiende jaar, was ik een kampioen met de layang. Mijn beste gevechtsvlieger, was de enige waardevolle schat van mij, met glastouw en alles, dat ik voor mijzelf mocht meebrengen, naar Nederland, maar ook dat bracht mij, naast een avontuur, toch ook weer ellende en het uiteindelijke verlies daarvan.

Op een zonnige middag, op een Zondag, was er een vliegerwedstrijd in Amsterdam, op een grote vlakte tussen de huizen. In mijn onwetendheid, met de Nederlandse gewoonten met vliegeren kon ik niet weten, dat men er alleen maar naar naar al die vliegers staarde en men kennelijk met de gehele familie er bij. En zo liet ik enige tijd later ook mijn eigen vlieger op en na een zeer korte tijd had ik 16 of 17 vliegers naar beneden gehaald, die allemaal in de verte verdwenen. Na van hun eerste verbazing te zijn bekomen, kwam er uiteindelijk aandacht in mijn richting en er plotseling had ik een boze menigte op mij afstormde. Niet echt begrip hebbende voor dit resultaat, achtte ik het beter te verdwijnen en liet  in mijn paniek en grote haast, mijn kostbare vlieger achter.

Ik wist aan die boze mensen te ontkomen en hield mijzelf voor de rest van die dag verborgen. De volgende dag werd ik door een politieagent ondervraagd en kreeg ik later van mijn moeder behoorlijk op mijn donder. Dat was voor mij het einde van mijn layang periode. De glorie tijd van een kleine Indische kampjongen. 

Mijn eerste reis met de ms. Artemis vervolgend

Wij deden Alexandrië aan in Egypte, een nieuwe gewaarwording. Arabieren, met hun leder en verdere prullaria en services, waren een belevenis, duiken naar geldstukken, je haardos: KNIPPEN, KNIPPEN, NIET GOED, HAAR TERUG, werd je toegeschreeuwd, maar je moest uitkijken, dat ze je niet te slim af zouden zijn. Ik kocht niets voor mij zelf, maar een poef voor mijn moeder en een album, dat ik nu nog heb, met mijn vroegere zeereizen-foto’s. Ik had een oude BOX-camera. Verder langs verschillende havenplaatsen langs de kusten van Noord Afrika.

10897272098?profile=originalfoto- Handgemaakt model van de Pollux

Weinig aandacht bestedend aan de Eerste Stuurman, de belangrijkste persoon op een Nederlands koopvaardijschip, die het op de een of andere manier op mij begrepen scheen te hebben, kreeg ik in de gaten dat het niet normaal was om directe orders van hem te krijgen, de bootsman voorbij gaand. Maar in mijn geval was dit meer en meer het geval en naarmate de tijd verliep, gedurende de drie en een half jaar van mijn Zeevaart-carièrre, werd dat steeds onvriendelijker en gevaarlijker en werden mij achter de Boots zijn rug om opdrachten gegeven, die zeer zeker niet bij mijn werk behoorden.    Ik werd kennelijk een speciaal geval. Dit zal in mijn verdere verhaal blijken.

De Kapitein op een schip van die tijd, ziet, of zag men zelden, het was altijd de Eerste Stuurman, die het werk aan de Bootsman delegeerde, die dat werk, op zijn beurt, onder de bemanning verdeelde, inspecteerde en dan na bevindingen weer aan de Eerste Stuurman rapporteerde. De bemanning werkte op roosters, bij de K.N.S.M. was dat drie uur op drie uur af, waar het een matroos of een roerganger was. Een matroos die op stand-by stond, zorgde voor de koffie-ronde op het schip tijdens de vaart. Niet strikt op tijd op je post zijn, was een no-no, en kon grote woede uitbarstingen veroorzaken. Strikte tijden konden mogelijk een 5 1/2 uur slaap een een stuk betekenen, 15 minuten voor opstaan kleden en koffie en vijf tot tien minuten aan de andere kant, met meestal drie ploegen.

Op de brug, was het op zeldzame gelegenheden, dat men de kapitein zag  of ontmoette, waar hij meestal alles met de navigatie naging en onderzocht.

De functie van een Kapitein was naar mijn bevindingen de executieve, de accountant en de zakenman in de havens voor zijn Maatschappij, met tevens de totale verantwoording van en over het schip en haar bemanning, in meerdere mate geassisteerd door de Eerste Stuurman, als zijn directe uitvoerder van zijn bevelen.

De Bootsman van een schip, was de baas van de matrozen, de dek bemanning en werkzaamheden en was hun leider en de uitvoerder van de bevelen van de Eerst Stuurman.

Dat die eerste Stuurman belangstelling en directe inmenging in mijn persoonlijke zeevaart en werk had, waar ik als een lichtmatroos of scheepsjongen, het minste van het minste was, was dus in die tijd, uitermate ongewoon, maar dat wist ik niet, groen als ik in het begin nog steeds was.

De matrozen deelden hun kwartier ook met de Machinisten, die natuurlijk met het onderhoud en op gang houden van de vele machines, een geheel aparte groep vormden, maar dezelfde werkroutines en werk roosters hadden, maar in hun eigen omgeving.  Ik herinner mij een van hen, een machinist, of olie-man, die onze jonge jongens veel last bezorgde en het zelfs vaak gevaarlijk was, om

zijn weg te kruisen, was een zeer gefrustreerde man en hij was kennelijk zo geweldig groot geschapen, dat de vrouwen aan de wal hem zelfs geld aanboden, om toch alstublieft weg te gaan.

Nu op mijn eigen oudere leeftijd en vele, vele jaren later, begrijp ik zijn probleem beter. Men kan zich destijds onze zeemanshumor begrijpen, dat hij zeer gevaarlijk voor onze jonge jongens was. Emmers koud water, wegrennen en verborgen blijven, waren geregelde gebeurtenissen, terwijl voorzichtig om de hoek kijken, voor het verder gaan, voor sommige van onze jongens een aangenomen gewoonte werd. Alleen Antwerpen was voor die man een gelukkige stad, met een voor hem schijnbaar vast adres.

Mijn reizen waren op de schepen, ms. Hestia, ss. Gordias, ss. Titus, ms. Artemis, ms. Hathor, allen van de K.N.S.M., waar de namen, allen van de Griekse mythologie kwamen. Deze vele schepen waar ik op voer, zijn niet op volgorde genoemd, maar daar was altijd weer, ongelooflijk genoeg, dezelfde Eerste Stuurman op elk van die schepen en dat was zeer ongewoon. De verdere bemanning veranderde veelal.

De  thuiskomsten, na een reis, waren voor mij altijd een hevige teleurstelling. Mijn moeder was bedrukt, maar ogenschijnlijk ook altijd blij mij weer te zien, maar het was altijd J. den Besten, die vooraan, aan de voordeur stond en mijn nog gesloten enveloppe met mijn gage, (mijn inkomen) allereerst aannam, het geld uittelde en het allemaal in zijn portemonnee stopte, alleen daarna mocht ik pas binnen komen.  Ik kreeg

Nog een foto van Adrian Lemmens als lichtmatroos.

nooit zakgeld, van mijn eigen verdiende geld. Waarom kwam ik eigenlijk nog thuis, ik wist in die tijd gewoonweg niet beter, en elke keer weer, werden mijn uitgaven onderzocht, door den Besten, een paar hoogst nodige schoenen werden mij naar het hoofd geslingerd, omdat ik daar geen toestemming voor had bekomen, drie flesjes limonade, gekocht van de scheepskantine, over een half jaar lang durende reis, naar de West Indies en Amerika, werden mij beboet en bestraft. Als gewoonlijk zat ik dan thuis, mocht niet uitgaan en had ik ook geen zakgeld voor bus of tram, tot aan mijn volgende oproep, om weer aan te monsteren. Met mijn vertrek, stopte mijn Moeder mij, kennelijk stiekem door haar gespaard geld toe, als zakgeld voor mij voor de reis.

Ik denk nu, of ik ben er zeker van, dat mijn verdere oproepen tot de volgende aanmonsteringen, door diezelfde eerste Stuurman werden georganiseerd, omdat hij (als later zou blijken), in het complot tot mijn eliminatie zat en het ten uitvoer moest zien te brengen. Vele jaren later, niet lang voor mijn emigratie naar Nieuw Zeeland, in een van mijn enige, en zeldzame gesprekken, met mijn moeder, kwam ik tot de overtuiging, dat die officier 15.000 gulden was betaald. Mogelijk, na een succesvolle afronding van zijn complot, nogmaals dat zelfde bedrag, of meer zou ontvangen, zeer waarschijnlijk geheel door Brons betaald. Het is mogelijk, dat mijn eigen inkomens, die door die den Besten aan mij werden ontnomen, ook in die richting gingen. Tenslotte had ik in die drie en een half jaar vaartijd enige duizenden guldens verdiend, die mij geheel werden ontnomen.  

Deze thuiskomst routines, waren elke keer weer hetzelfde en dom als ik kennelijk was in die tijd, was ik zelfs blij, met het maken van een bijdrage tot mijn zogenaamde kosten thuis.  Het verbaasde mij iedere keer weer, waarom ik geen zakgeld kreeg en mijn leven zo beknot werd.  Ik wandelde in de buurt, deed houtsnijwerk en was bezig met mijn postzegels. Het begin waarmede ik met postzegels begonnen was, was ook van een Zwitserse miljonairsvriend uit mijn vaders bridgetijd. Die man was een regelmatige Bridge tafelgenoot van mijn vader, zoals er ook nog twee andere Zwitsers waren. Deze oude vriend van mijn vader, gaf mij (reeds in Indië) zijn waardevolle postzegel-verzameling, als troost en uit vriendschap voor mijn vader, nog in Batavia.

Den Besten verzamelde ook postzegels en wilde geregeld met mij ruilen, maar ik vertrouwde hem niet en weigerde. Na mijn latere, met bedreiging van politie, ook weer door hem aan mij opgedrongen militaire dienst, waarvoor ik in feiten door mijn Vaders dood was gevrijwaard, was met zijn, (den Berstens) verdwijnen (waarover later), ook mijn postzegelverzameling verdwenen. Er waren zeer waardevolle zegels van ver voor die oorlog bij. 

Reeds onrustig, met steeds weer dezelfde Eerste Stuurman, maar niet steeds met dezelfde rest van de bemanningen, overkwam mij de eerste absolute aanslag op mijn leven. Wij waren in Tunis, in Tunesië, Noord Afrika. Vanaf mijn tweede schip, kreeg 

ik altijd directe orders van deze Eerste officier. Eigenaardig was, dat deze man in gestalte, figuur en gezicht, veel op mijn eigen vroegere vader leek.

Terwijl de Arabieren helemaal in de bodem van ons voorruim aan het uitladen waren, het diepste deel van het schip, waar de voormast schuin naar achteren is gezet, er boven stekend, met een terugwijkende zetting, werd mij door die man bevolen die mast te schilderen met een licht goudgele verf, of was het een mosterd kleur. Een onzinnige order, daar die mast nog zeer goed in de verf stond. Maar orders zijn orders.

De K.N.S.M. schepen, die ik persoonlijk heb gekend, hadden in die tijd, allen hun scheepshoorn aan Bakboord zijde boven de zaling in de voormast bevestigd. Men kan al raden wat er gaat komen, maar ik had geen idee en verwachtte het natuurlijk ook niet.  De zaling is een kruisgewijs platform, ongeveer twee derde deel van de hoogte naar de top van de mast, dat een kruis maakt met de mast en normaal een hek er om heeft voor houvast, behalve direct achter de mast en de scheepshoorn. Ik kwam klaar met het schilderen van de top van die mast, verwisselde de verfpot en kwast naar mijn linker hand en greep de scheepshoorn bevestiging vast met mijn rechter hand, om zo voorzichtig van Stuurboord achterom de mast naar Bakboord, de andere kant te klimmen. En terwijl ik achter de mast vrij kwam te hangen, ging plotseling  de scheepshoorn.  Ik was slechts 30 cm weg van die hoorn en door de uitermate grote schrik, verloor ik mijn bezinning en wist ik niets meer….. 

Het beroemde affiche van de K.N.S.M.

Toen ik weer bij zinnen kwam, hing ik met mijn linker hand, aan het Backboord uiteinde van die zaling aan de onderste ring  van de railing, zo’n  twee en een halve meter verder van de scheepshoorn, maar alles was zwart voor mijn ogen. Toen ik, nog steeds hangende aan mijn linker arm en hand, weer een beetje bijkwam, keek ik onmiddellijk naar de brug, waar ik wist dat de scheepshoorn knop was. Daar stond die eerste stuurman, met een gezicht als een doodshoofd, op dat moment zagen zijn ogen rood, (mogelijk in mijn verbeelding), mij aan te staren. Hij kon het zeker niet geloven, dat ik nog leefde. Die val, maar ook die actie, was niet te overleven geweest, op kisten en het stalen dek van de bodem van dat ruim, een mogelijke val van 35 tot 40 meter hoogte.

De verfpot was met de bodem van de pot, op de bodem van het onderste ruim-dek gevallen, waar de verf als een fontein naar boven uit elkaar was gewaaierd en alle Arabieren bespikkeld waren met die verf. Met luid en woedend gegil kwamen die mensen, met messen tussen hun tanden het ruim uit, waar onze dekbemanning naar de mast kwam, om mij te helpen en te beschermen. Ik wist met de hulp van een matroos weer op de zaling terug te klimmen en kwam tot de volgende dag niet meer uit die mast. Het nam mij die gehele nacht daarboven, om van mijn uitzonderlijke schrik, verbazing en die belevenis te bekomen. Ik kon mij gewoonweg niet voorstellen dat een man die zoveel verantwoording had, zoiets had kunnen doen. Dit kon geen ongeluk zijn, immers die mast stond voor het gedeelte van de brug, waar hij zijn hand op die knop drukte en in volledig zicht. Terwijl ook hij het was, die mij met het werk in die mast en hij mij ook zelf in die mast had gestuurd.! Het was ongelooflijk.

In mijn onschuld, had ik desondanks, nog steeds geen vermoedens, (totdat ik later,  op weer een volgend schip, de ss. Gordias, deze keer over de Atlantic), mij iets overkwam, dat mijn nu reeds opgewekte wantrouwen bevestigde.

De bemanning verdedigde de mast tegen die Arabieren, een van hen bleef bij mij op de zaling, om mij te kalmeren, (ik kreeg oncontroleerbare trillingen over mijn gehele lichaam).     Ik kon niets meer doen en gelukkig heb ik die officier bijna een week nauwelijks gezien.

 

Tot zover het vierde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef

 

Lees verder…

10897229286?profile=originalWat kan de Arabische wereld leren van ‘de Indonesische lente’?

 

Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik de groene weelde van Sumatra, het blauwe Tobameer , orang oetangs  in de jungle en exotische bloemenpracht. Als ik mijn ogen dicht doe, zie ik de rijstvelden van Java, de as van de Merapi, de rokende Bromo en de kleuren en geuren van allerlei exotische vruchten. Ja, ik was weer in mijn moederland voor een muzikale groepsreis van 25 dagen. Ondergedompeld in de geuren van kretek en doerian, in de kleuren van bougainville en flamboyant en in de klanken van anklung, gamelan en krontjongmuziek. Wat een feest om mee te maken. Wat een feest om op te treden met lokale muzikanten. Wat een feest om het wel en wee van dit land te ondergaan. De beelden van het huidige Indonesië en mijn familiebeelden van het vroegere Indië wisselen zich in ijltempo af. Maar het vroegere verleden wordt niet verdrongen, maar opgenomen in wat ik nu zie. Of is het andersom? Wordt alles wat ik zie toegevoegd aan dat wat eerder was? Is alles wat ik nu meemaak een voortzetting van vroeger? Of een breuk? Terug in Twente is de lente aangebroken, maar niet alleen daar. Volgens de kranten ook in landen als Egypte, Libië, Tunesië, Jemen en Syrië. Een ‘Arabische lente’. Maar is dat ook zo?

 

Mijn gedachten zwerven naar een bijzondere plek uit onze reis: Linggajati,  bergdorp in Midden-Java. Hier sluiten vertegenwoordigers van Nederland en de Indonesische Republiek in 1947 een historisch akkoord  in een tot museum verbouwd woonhuis. Dat akkoord moet een einde maken aan de bloedige machtsstrijd en tot een nieuwe staatsvorm leiden tussen beide landen. Lopend door dit huis onderga ik de enorme betekenis van wat hier is gebeurd. Ik lees de teksten van het akkoord over de toekomst van dit land. Ik zie de handtekeningen eronder en foto’s van toenmalige onderhandelaars als Mohammad Hatta en Soetan Sjahrir.  Ik beleef deze jonge intellectuelen als ontwerpers van ‘de Indonesische lente’. Zij waren ervan overtuigd dat er na de Japanse bezetting een einde moest komen aan de koloniale heerschappij van Nederland. Maar zij beseften ook dat voor de opbouw van een onafhankelijk Indonesië een vreedzame verhouding tot de voormalige machtshebber van belang was. Dat besef hadden de Nederlandse onderhandelaars ook. En zo overbrugden de toenmalige vijanden in dit huis hun tegenstellingen en maakten ze de weg vrij voor een nieuwe lente. Is die lente nu ook al weggelegd voor miljoenen mensen die in Arabische landen een einde willen maken aan onderdrukking en hun recht op vrijheid en democratie opeisen? Ik denk van niet…

 

Voor ‘de Indonesische lente’ hadden Hatta, Shahir en andere leiders een plan, een visie op wat er ná de machtsovername moest gebeuren en hoe je dat kon bereiken. In dat immense land van vele etnische, religieuze, ideologische en culturele tegenstellingen, armoede en analfabetisme was na de koloniale overheersing een nieuw bindmiddel nodig. Dat werd de zogenoemde Pancasila, een briljant simpele staatsfilosofie.  Die vormt nog altijd de grondslag voor de Indonesische grondwet en maakt het mogelijk dat 240 miljoen mensen veelal in vrede met elkaar kunnen leven. Zo’n plan, zo’n toekomstvisie hoor ik nog niet uit de Arabische landen. Ik zie wel demonstranten en opstandelingen die hun dictators willen verslaan, maar nog geen leiders die voor hun volk de toekomst willen winnen. Zonder zulke leiders geen lente. Hopelijk wordt dat nog anders. Daar droom ik van. Als ik mijn ogen dicht doe…

 

Wouter Muller

(column gepubliceerd in Tw.C. Tubantia, 23-4-2011

Lees verder…

door PJOTR. X.SICCAMA Indo/Europeanen

10897254869?profile=originalIndo/Europeanen

 

 Ik heb (weer eens) gemerkt dat er heel wat misverstanden bestaan omtrent de Indische/Nederlanders (de hemeenschap)- Indo s genoemd,  en de Indo/Europeanen in het algemeen

.

Allereerst de Indische/Nederlander: hij of zij die of een Nederlandse (zeg:Europese) vader óf moeder hebben  aan één kant en aan de andere kant een Infonesische/Indische (zeg: Aziatische) vader óf moeder: dit moet voor een ieder helder zijn.

 

Vervolgens kunnen we ter verduidelijking spreken over de Indo/Europeanen:

Het zijn mensen die een Europese én een Aziatische achtergrond (voorouders) hebben zoals: 1.Chinees/Nederlands 2.Chinees/Engels  enz.enz. dan Indonesisch/Nederlands 2.Indonesisch/Duits 3 en.enz.

 

Dat (het grootste deel) zoveel (bijna alle) Indische/Nederlanders, waaronder velen Indo/Europeanen waren, werden gerepatrieerd naar Nederland, had een juridische reden en dat is dat de mensen  die in het voormalig Nederlands Indië waren geboren (uit verschillende verbintenissen, voornamelijk Euro/Aziatisch), gewoond en gewerkt hebben, het recht hadden om de Nationaliteit van de ‘’Bezetter’’= De Nederlandse Koloniale mogendheid, aan te nemen en/of aan te vragen.

 

10897254700?profile=original

Het gold voor een ieder die in de archipel zijn brood verdiende. Evenwel kan worden aangetekend dat het recht om de dubbele nationaliteit te bezitten ook mogelijk was, zeker voor hen (vaak kleine en grote ondernemers) die voor onbepaalde tijd er verbleven, of nog niet weten of ze zich er voor altijd zouden vestigen.

Vrienden van mij waren ook Indo/Europeanen (Italiaans/Javaans/Belgisch/Nederlands) en hadden van dat recht gebruik gemaakt en geopteerd voor de dubbele paspoort: De Italiaanse en de Nederlandse; om maar een voorbeeld te noemen. Zeker voor en na de WOII was het voor ondernemende Indo/Europeanen van economisch belang om een zekere juridische status en positie in te nemen om (ook voor zichzelf) politieke én maatschappelijke duidelijkheid te verschaffen.

 

10897255289?profile=original

 

In een notedop: Naast de autochtone bevolking van het voormalig Nederlands Indië (Javanen/Sumatranen/Atjehers/Sundanezen/Madurezen/ enz.enz.) was er een Indo/Europese gemeenschap (verbintenissen uit Aziatische en uit diverse Europese naties (veel hiervan verbintenissen van Nederlandse zijde) zoals Engelsen/Duitsers/Italianen/Portugezen//Fransen en ook Scandinavische.

 

 

 

 

 

 

Door PJOTR. X.SICCAMA

 

Lees verder…

Eindelijk gerechtigheid?! - Kuis Neerlands Vlag Met Uw Gezag

 

10897391099?profile=originalEindelijk gerechtigheid?!

Kuis Neerlands Vlag Met Uw Gezag 

(versie 27 maart 2011)

 

Japan voerde sinds 1932 een annexatie oorlog in Zuidoost Azië en deed op 7 december 1942 een verrassingsaanval op de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor in Hawaï.

Voor de Nederlandse regering in ballingschap was deze vernietigende aanval aanleiding om – in solidariteit met de Verenigde Staten en Groot Brittannië – een dag later en namens het [toenmalig ] Nederlands Indisch Gouvernement Japan de oorlog te verklaren.

 

Groot Brittannië liet de Britse burgers in de Britse  koloniën zo veel mogelijk evacueren naar Australië en Zuid-Afrika. De Nederlandse gemeenschap in het voormalig Nederlands Indië, daarentegen, moest op hun post blijven en ook hun gezinnen mochten het land niet uit. Om te voorkomen dat Nederlanders vertrokken werd onder meer een drastische deviezenbeperking ingesteld. Nederlands Indië werd vanaf 11 januari 1942 door Japan overrompeld. Op 8 maart capituleerde het Koninklijk Nederlands Leger [KNIL], dat bij lange na niet op kon tegen de modern bewapende en numeriek veel talrijker Japanse leger en marine.

 

Wat niemand had verwacht was, dat, naast de militairen, ook de Nederlands staatsburgers, inclusief vrouwen en kinderen, in concentratiekampen werden opgesloten. Meer dan drie jaar gingen de gevangenen gebukt onder een wreed regime, gepaard met zware lichamelijke arbeid, martelingen en toenemende uithongering. Aan bagage mocht niet meer meegenomen worden dan wat men kon dragen.

Veel Indo-europese Nederlanders[met meer dan 50% van Indonesische afstamming] bleven buiten de kampen, maar  hadden het vaak ook heel zwaar te verduren.

 

Na de oorlog hadden de ex-geïnterneerden niets meer om naar terug te gaan . Beroofd van huis en goed,van geliefden en vrienden, van hun gezondheid en levenslust, moesten de burgers, ter bescherming tegen de  haatdragende Nationalisten, nog maandenlang in de kampen en opvangcentra blijven tot er scheepsruimte  beschikbaar was om hen naar Nederland of andere veilige oorden te evacueren.

 

De hoop op rehabilitatie en schadevergoeding werd in de jaren na het einde van de tweede Wereldoorlog de kop ingedrukt. De Nederlandse regering bleek absoluut niet bereid om de aansprakelijkheid te aanvaarden voor de eigen staatsburgers, waarvan het merendeel ambtenaren en militairen . Ze hadden in drieëneenhalf jaar Japanse gevangenschap immers niet gewerkt ? En wie niet werkt zal ook niet eten, was het onvoorstelbaar hardvochtige motto van de regering. Het beleid van de opeenvolgende regeringen voor een mogelijke vorm van compensatie laat een beschamend beeld zien van een complex aan drogredenen om  maar niet te behoeven betalen. Zo vond men, dat de opbouw van Nederland prioriteit had en trouwens, Nederlands Indië viel toch niet onder de budgettaire verantwoordelijkheid van Nederland?, zo stelde men. Een ander "slim"argument was, dat er te weinig bewijsmateriaal boven water kon worden gehaald om betalingen te rechtvaardigen.

 

Stilletjes , schaamteloos en lafhartig werden de betalingsverplichtingen bij de Soevereiniteitsoverdracht doorgeschoven naar de nieuwe Republiek Indonesië. Dit, terwijl men heel goed wist dat deze niet in staat en bereid zou zijn om deze verplichtingen na te komen. In Azië dreigde het opkomend Communistisch gevaar. En

Japan werd in het Vredesverdrag van San Francisco in 1951, onder druk van de Amerikaanse regering, gevrijwaard van herstelbetalingen. Dit in tegenstelling tot Duitsland, dat in de loop van de twintigste eeuw miljarden heeft uitbetaald aan Widergutmachung. Bij Japan was dus kennelijk niets te halen.

 

De Stichting Japanse Ere Schulden [JES] heeft daar 15 jaar lang haar tanden op stuk gebeten.

En Nederland is het enige geallieerde land, dat haar burgers niet heeft gecompenseerd voor het gederfde salaris, wedde en pensioenen. Noch voor de geleden materiele verliezen en schade door verlies van alle bezittingen.

Aan de hand van een, na de oorlog toevallig ontdekt geheim Japans document, blijkt dat alle krijgsgevangenen en burger geïnterneerden tussen  16 en 26 augustus 1945  moesten worden geliquideerd. Dank zij het snelle handelen van generaal Mac Arthur kon die gruweldaad na de Japanse capitulatie worden voorkomen.

 

Vandaar dat de auteur en componist van dit lied , Jan de Jong, geboren in 1932, dit stuk mocht maken als een van de overlevenden uit verschillende vrouwen- en jongenskampen. Hij is bestuurslid van Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappenkamp [www.StichtingVervolgingsslachtoffers Jappenkamp.nl ] en lid van het dagelijks bestuur van het Indisch Platform[www.Indisch.Platform.nl] en lid van de delegatie, die met de  Tweede Kamer en de regering overlegt over een definitief FAIR deal.

 

Na zestig jaar sterven er iedere dag meer oorlogsslachtoffers , die tijdens hun leven geen erkenning door compensatie hebben mogen ervaren. Het vorige kabinet sloeg op 12 januari 2007 de deur met een forse klap dicht  met de mededeling dat zij -ondanks de 2 grote NIOD studies -  geen reden zag om haar beleid te herzien. . Jan concludeerde dat de weg van de historische logica kennelijk niet aansloeg en dat de emotionele weg via muziek wellicht meer effect zou hebben. De laatste tijd schijnt toch weer een glimpje licht door de kieren te schijnen, dat enige hoop geeft voor een FAIR deal. Een Finale, Allesomvattende, Integrale en Rechtvaardige oplossing van het herstel van het onrecht voor de mensen uit het voormalig  Nederlands Indië. En al is het nog zo lang geleden, politici, pers en publiek mogen dit drama niet vergeten, zodat de hele kwestie als een stinkende nachtkaars uit zou kunne gaan Dit zou een onvergetelijke en onvergeeflijke schandvlek betekenen op het Nederlands blazoen. Een ieder die de moeite neemt om echt kennis te nemen van de historische feiten en die het hart op de juiste plaats heeft, moet tot de overtuiging komen dat Indisch Rechtsherstel een nationale erezaak is. Op deze politici, persmensen en publieke personen is deze HARTENKREET gericht.

Bron: Artikel van  Jan de Jong.

.

Lees verder…

Eenheid in verdeeldheid in “Indoland

Eenheid in verdeeldheid in “Indoland

10897239501?profile=originalHet Indisch Herinneringscentrum op het prachtige landgoed Bronbeek in Arnhem.

 
Eenheid in verdeeldheid in “Indoland
 

Wanneer Indo’s een vereniging of club oprichten, gebeurt het met de regelmaat van de klok dat na (vaak zeer) korte tijd de club uiteengevallen is in verschillende afsplitsingen en groepjes. Een verzinsel? Een hersenschim? Misschien. In ieder geval is hier nooit onderzoek naar gedaan. Hoe komt men dan aan deze uitspraak?

 

In de afgelopen decennia heeft men zich intensief beziggehouden met de Indische wereld. En daar zijn we niet vrolijker van geworden. Het Indisch Huis dat tot drie keer toe opgestart werd en maar niet van de grond wilde

komen. En dan al die commissies, interimmanagers, consultancybureaus en wat dies meer zij; om nog maar niet te spreken van bestuursleden met lange vingers. Allerlei “cowboys” die met “vertrouwen” van het ministerie en de fondsen flink aan de subsidieboom stonden te schudden tot de miljoenen als rijpe appeltjes naar beneden vielen en gretig werden opgeraapt. Totdat de bodem van de kist in zicht kwam, met als gevolg dat er niet genoeg geld meer was om het Indisch Huis echt van de grond te tillen en operationeel te maken, waardoor men meer geld uitgaf dan er binnenkwam. 

 

Het Indisch Huis is nu een “museum” van het ministerie van VWS en de Indische boedel ligt daar nu opgeslagen. Een toonbeeld van hoe bepaalde sectoren in het Indische netwerk in Den Haag elkaar het balletje toespeelden en opdrachten aan elkaar werden gegund. En dan te bedenken dat er mensen zijn die indertijd keihard heeft gestreden om de 385 miljoen die aan Stichting Het Gebaar werd toevertrouwd wel eerlijk en efficiënt te besteden. Verreweg het overgrote deel van dit bedrag is via achterdeuren weggesluisd en in broekzakken verdwenen waarin het nooit terecht had mogen komen.

 

Bronbeek was het alternatief. Nu worden in Den Haag miljoenen ingepompt en probeert men daar de Indische herinneringen levend te houden. Waarom men voor die  plek van crime weer heeft gekozen, ligt in het feit dat het  een locatieis vrij gekomen,  er is met voldoende ruimte en mogelijkheden om er een Herinneringscentrum op te starten?  Of gaat heet feestfestijn weer verder waar het eerdere failliete Indisch Huis is gebleven. De verdeelheid wordt alleen nog maar verder aangewakkerd onder de Indo's met dit Haagsche feestje, die allen in het land het nakijken hebben. 

 

Dan zijn er nog verschillende clubjes en onderdelen van verenigingen die met elkaar niet goed door één deur kunnen. Filmproducenten die uiteindelijk dan toch weer niet die film konden maken die men voor ogen had. Een initiatief voor een Indisch Museum dat al jaren op de plank ligt te verstoffen, terwijl een Moluks Museum er al lang is. En dan al die Pasars, met overal dezelfde stereotype kledingkraampjes, de eettentjes, interviewers en presentatoren, toekomstvoorspellers en ga zo maar door. Dus is ook daar erg weinig innovatiefs te melden.

 

Duidelijk moge zijn dat de Indo’s door de Hollandse bevolking niet meer als een aparte groep worden gezien, zoals Turken, Polen of Molukkers. Ze worden evenmin gezien als een “minderheidsgroep” die een eigen clubgebouw of centrum moet (mag) hebben. Op de keper beschouwd worden ze helemaal niet gezien. Belangrijkste oorzaak is dat Indo’s niet echt in staat blijken om samen te werken en als een eenheid naar buiten te treden. Op de een of andere manier laat hun aard dit niet toe.

 

Heeft dit te maken met de verschillen in achtergronden binnen de groep Indo’s? De één heeft een Indische ouder en een Hollandse ouder, de ander heeft twee Indische ouders, weer een ander heeft een Indische en een Chinese ouder en ga zo maar door. De meeste Indo’s waren in Indië eigenlijk kleine bungs. En als ze dan hier de kans krijgen om baas te zijn….. dan ook helemaal….! Zou dit (een deel van) de oorzaak zijn? Hoe doen al die andere minderheden in Nederland het? Molukkers, Turken, Marokkanen, Somaliërs, Polen, enz. hebben in ieder geval één ding gemeen: als het erop aankomt, zijn ze er voor elkaar en kunnen ze samenwerken! En de “achtergrondruis” die bij Indo’s meespeelt is die van identiteit en gemeenschappelijke cultuur. In Indië werd van je verwacht dat je “Hollandser dan Hollands” was (zie ook de passage hierover in het artikel over Krontjong muziek). Hierdoor heeft de groep Indische Nederlanders eigenlijk nooit bewust iets “eigens”  opgebouwd. Het gemis daaraan wordt pas ervaren na aankomst hier in het kille Holland. Echter door de drang om zo snel en geruisloos te integreren, heeft men die erfenis maar gelaten voor wat het was en koesterde men het “Tempodoeloe-gevoel” tijdens familiefeestjes en Kumpulans en vanaf het eind van de vijftiger jaren op de Pasar Malam.

 

Onze ouders spraken nooit over “Wij Indische mensen” of “Wij Indo’s”. Daarentegen hebben zij het weer wel over de Hollanders. Dus  Hollanders zien de Indo’s niet als een minderheidsgroep en de Indo’s zien zichzelf niet als minderheidsgroep. Tja, dan blijven de deksels natuurlijk op de geldpotjes voor minderheden zitten. Niet dat Indo’s zich nu plotseling wel als een minderheidsgroep moeten zien, maar hen mag evenmin het recht op een eigen cultuurbeleving ontzegd worden. En dan zal er toch op een of andere manier een deksel van een potje gekegeld moeten worden .

 

Zeker nu ook binnen de Indische gemeenschap het roer een beetje omgegooid wordt. Kijk naar het Indisch Platform vroeger en zoals het zich nu profileert. Als één groep wordt er nu gestreden, initiatieven ontplooid en acties ondernomen en men spant zich in om vooral toch ook de jongere generaties erbij te betrekken.  Ook dit Indisch platform valt nu uit elkaar in de verschillende jonge organisatie onder IP versie 1,  2 .... En dan het Nederlands Indisch Cultureel Centrum, dat met een prachtig bijna kant-en-klaar plan in de startblokken staat  wordt zo op een zij spoor gezet door het IHC die dominant regisseert  En ook in dat initiatief nemen de jongere generaties een prominente plaats in. Gelukkig komen nu niet meer alleen de bobo’s in beeld, maar wordt ook aandacht besteed aan alle andere Indo’s. Het wachten is nu op een “Nieuw Gebaar”. Het Indische culturele erfgoed is het waard om voort te bestaan, ook nu na 65 jaar en tot in de verre toekomst.

 

 

Lees verder…

Dreigt groot deel van Indonesië kopje onder te gaan?

Dreigt groot deel van Indonesië kopje onder te gaan?

Tektonische plaat van Zuid-oost Azië verzakt in razendsnel tempo

10897239258?profile=original

Terwijl de wereld wordt overspoeld door steeds chaotischer wordende taferelen in de Noord-Afrikaanse en Zuid-west Aziatische landen en er zich bovendien excessen voordoen in de natuur en het weer, ontdekten wetenschappers onlangs een reeks gebeurtenissen, die tot nu toe buiten het nieuws werd gehouden. Het Indonesische eiland Java is in zeer korte tijd zeker 6 meter verzakt en zakt nog steeds. Laaggelegen kuststroken zijn overspoeld, waardoor hele dorpen door de oceaan verzwolgen zijn. Omdat in onder andere Pakistan hetzelfde aan de hand lijkt te zijn, hebben sommige onderzoekers de conclusie getrokken dat mogelijk de tektonische platen onder zuid-oost Azië het aan het begeven zijn.

Op 17 januari 2011 vonden er als gevolg van zware regenval op diverse Indonesische eilanden overstromingen plaats. Op zich zelf zijn die daar niet zo bijzonder, ware het niet dat hier de kustgebieden onderliepen, terwijl daar eigenlijk geen aanwijsbare reden voor was. Het was de eerste keer in de geschiedenis dat dit gebeurde en de bewoners raakten in paniek. Er was geen sprake van rivieren die overstroomden, geen plotseling verhoogde waterstand en geen tsunami. Onderzoekers bestudeerden foto’s van de Google en de GPS satellieten en constateerden dat er iets heel anders aan de hand was. Bij vergelijking van deze beelden met die van enkele maanden terug, bleek dat onder andere Java ongeveer 6 meter gezakt was; iets waar de media totaal geen aandacht aan besteed hadden.

Velen zullen de heftige beelden van de afgelopen maanden nog vers in het geheugen staan: de zeer zware overstromingen in Pakistan, Australië, Nieuw Zeeland, Thailand, Vietnam, Philipijnen. Onder andere in Pakistan liep maar liefst zeven miljoen hectare vruchtbaar gebied onder water. Nu wordt Pakistan regelmatig getroffen door grote overstromingen, maar dit keer was het anders. Wat normaal gesproken altijd gebeurt, gebeurde nu niet: het water trok zich niet terug.

Een mogelijke verklaring is dat de Indo-Australische tektonische plaat is gaan hellen en delen van de landmassa ten gevolge daarvan zijn weggezakt. Hierdoor kan het water niet meer terugvloeien in de oceaan. Het trieste nieuws dat een zeer groot deel van het vruchtbare Pakistaanse land niet meer op het water herwonnen zal kunnen worden, wordt door geen enkele nieuwsdienst gemeld. Evenmin als de ondergelopen kustgebieden in Indonesië, met name Java. Pakistan lijkt er een nieuw permanent merengebied bij te hebben gekregen.

 

 

De helling van de Indo-Australische plaat veroorzaakte directe gevolgen voor de onder de oceaan gelegen breuklijn KTT (Kermadee Tonga Trench). Deze breuklijn loopt onder andere dwars door de Nieuw Zeelandse stad Christchurch, die op 3 september vorig jaar getroffen werd door een zware aardbeving en onlangs op 22 februari 2011 opnieuw. Grote delen van de stad werden geheel verwoest en er waren veel slachtoffers te betreuren. Ten gevolge van een tektonische verandering wordt een deel van de Indo-Australische plaat onder grote druk gezet, waardoor onder andere Java begint te zinken. Onlangs heeft het Earth Observatory van de NASA toegegeven, dat aan de  hand van satellietbeelden moet worden geconcludeerd dat gebieden in Pakistan zo’n drie meter zijn gedaald.

Wetenschappers van de NASA bevestigden dat gebieden in Pakistan 3 meter zijn gedaald; Thailand en met name Bangkok ernstige problemen ondervindt met de afvoer van het vloedwater; het Indonesische eiland Java 6 meter is gezonken en wegen en hele stukken land langs de afwateringskanalen instorten; in Vietnam in zeer korte tijd een soort epidemie van “Sinkholes” (diepe gaten die plotseling in de grond ontstaan door verschuiven van tektonische platen) plaatsvindt; ook het Philipijnse deel van de plaat aan het verzakken is met eveneens overstromingen tot gevolg. Tevens hebben seismologen vastgesteld dat de twee tektonische platen onder de Stille Oceaan (de Juan de Fuca plaat en de Noord Amerikaanse plaat) onder zulke extreme spanning staan, dat theoretisch gezien er elk moment een zeer zware aardbeving kan ontstaan die een kolossale tsunami tot gevolg zal hebben, die de kustgebieden van het westen van Noord Amerika als ook de oostkust van Japan ernstig zal bedreigen. Nu ook de tektonische platen in Zuid-oost Azië voor grote problemen zorgen, lijkt onze gehele planeet aan de vooravond te staan van dramatische gebeurtenissen

 

10897239461?profile=original

 

Wij sluiten dit artikel af met een chronologie van een aantal extreme gebeurtenissen op het eiland Java tussen 1 december en 30 december 2010:

1 december: de hoofdweg naar het noordelijke Garut afgesloten vanwege een plotselinge wegverzakking in Kampung Kadulempeng. 4 december: chaotische taferelen door een verzakking in de Pajajaran weg in Bandung: een Sinkhole van acht meter diep(!). 6 december: landverzakking verwoest zeven huizen in Karangpari en Bantarkawung. 8 december: de kustgebieden Tappalang en Mamuju in West Sulawesi overstromen.

10 december: zware landverschuivingen in Cimanggu en Karangpucung op West Java. 10 december: Midden Java, een hoofdweg met zijwegen in Sidorejo verzakken een meter. 10 december: landverschuivingen in Cintamanik, Bumijawa en Tegal. 10 december: een enorm zinkgat ontstaat plotseling in Sleman bij Yokyakarta.

11 december: een groot deel van een straat in Pringgodiningratan verzakt zes meter. 12 december: op vier plekken in Bali plotselinge landverschuivingen.

12 december: vijf hectare land in Nusa Tenggara Barat verzakt ineens 50 meter (!).

13 december: onherstelbare scheuren in huizen in Jakarta door verzakken van de Petojo VIJ straat.

14 december: de Trans-Sumatra route in Noord Sumatra zakt weg en op vier plekken verzakkingen in het Bukit-Barisan gebergte.

14 december: de Pancar berg op West Java splijt, wat grote landverschuivingen veroorzaakt.

17 december: een vrachtwagen zakt door de berm bij Anjir Serapat langs de Kalimantan route op Borneo.

18 december: een stuk land op het eiland Madura zakt 10 meter diep weg.

20 december: landverschuivingen en zinkgaten in en rond wegen bij Pekalongan op Midden Java.

21 december: overstromingen en   modderstromen in Sulawesi.

22 december: overstromingen en landverschuivingen in Noord Bali.

 23 december: de Lapindo dijk van 11 meter hoog op Oost Java barst en huizen staan onder 2,5 meter water. 27 december: het beton tussen Balubur St. en Pasteur St. breekt in stukken en veel verzakkingen in heel Bandung.

28 december: de Bamiayu-Brebes ringweg in Midden Java afgesloten wegens meerdere verzakkingen.

28 december: een 50 meter hoge klip stort neer op de noordelijke hoofdweg bij Pantura.

29 december: de Pengapuran Raya weg in Jakarta verzakt.

29 december: een 32 meter lang deel van een dijk in Bedana zakt helemaal weg. 29 december: grote landverschuivingen in Banyumas, Banjarnegara en Purbalingga. 29 december: de Cave Maria verzakt.

 30 december: een heuvel in Purbalingga zakt geheel weg.

 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives