Alle berichten (46)

Sorteer op

10897405493?profile=originalICM /MSN de geschiedenis van een Indische digitale guerrilla

 

Ofwel beter bekend als NINES /ON LINE  “tussen haakjes ICM Online”.   Ferry Schwab Sr initiatiefnemer van de grootste Indische Sociaal Media op het Wereld Wijde Web ofwel de Indische Internet doet zijn verhaal. 

 

ICM Online heeft sinds 1999 een belangrijke rol gespeeld in de Indische Gemeenschap. Het begon met ‘Old School” kweken van awareness. Ruim een miljoen flyers gingen via Pasar malams over de toonbank bij de verschillende standhouders in die 14 jaar. Langzamerhand werd het een vertrouwd beeld op alle pasars en overige evenementen. Een project zonder enige steun van de Overheid. Dit vond plaats voor het Gebaar project dat later een onmisbare schakel bleek te zijn voor de verdere politieke emancipatie van de Indische Gemeenschap.

 

Content is de sleutel tot alle systemen, concepten en methodieken die goed verpakt moet zijn met een visie en inhoud. Deze zorgt uiteindelijke voor de sturing of hervormingen in de samenleving. Net als bij de politiek. Iedere burger die een goede “tevreden”  verpakt met visie en inhoud bereikt zijn doelen. 

 

In 1996 zocht MSN - Nederland een partner om MSN als sociaal media weg te zetten en om flink aan de weg te timmeren met mijn bedrijf Fastware & Advisering.  Al heel snel ontwikkelde ik naast een statische website de bekende www het “Online deel” waarop mensen direct konden reageren op geponeerde columns of stellingen ofwel dus sturende “content”. De dialoog via het Internet was met de Indische gemeenschap geboren.  Voor alle Indo’s ging een wereld open. Wel vergaten ze dat de hele wereld meekeek. Al heel snel spatte de emoties van bepaalde Indo – groeperingen op het scherm. De ouderen die zaten met trauma’s  uit de Tweede Oorlog, bersiap en de koele kille ontvangst.  De jongeren weer leefden in een andere wereld, waar ludiek MSN werd gebruikt voor de promotie van evenementen of door Facebookachtige content te plaatsen. De bekende  Follow me berichten. De anderen hielden ze puur bezig met herinneringen delen naar Tempo Dulu.  De andere weer met IndoRock. De Indische gemeenschap kon je dus  verder onder verdelen in groepen (segmenten). Door het vormen van fora  gericht op een specifiek thema (content) melden zich Indo’s  die zich voelden aangesproken door het thema. Op een aansprekende themanaam waar men vervolgens lid van werd.

 

 De naam ofwel content van een MSN – Groep werd bepalend. 

 

Namen zoals Indo Groep, Indo Forum, Indo4ever,  IIP Maillist, There’are Indo, Indo Entertainment, TV Indo, Nieuw Indisch, en Indo Web. Het was eigenlijk al een Facebook avant la lettre tot stand gekomen in 1996 in de vorm van het MSN. Centraal stond hier de “content” dus publicaties van hoge kwaliteit gericht op thema’s om zo gericht de doelgroepen te interesseren en te sturen. Niet voor 1 lezer maar gelijk voor duizenden gelijkgestemden. Zo ontstonden op het MSN vele diverse communities (groep in termen van Facebook) . NINES Online (ICM) was de rode draad voor alle die Indo Groepen. Ruim 99 waren er destijds vertegenwoordigd  op het MSN met een gemiddeld aantal leden van 400.

 

10897314458?profile=originalDoordat NINES Online (ICM) door de 26 organisaties aangesloten bij het IP als communicatie middel werd gebruikt ontstond de behoefte om dit concept verder uit te bouwen als krant.  Alle publicaties werden doorgezet op alle 99 MNS groepen, naast de andere ICM  kanalen. Hierdoor bouwde ICM een groot bereik op. Naast de tour op de ruim 60 pasar malams per jaar.

 

Het volgende probleem was om de geïnteresseerden blijvend vast te houden. Dankzij de technische structuur van deze MSN – groepen was dit mogelijk. Iedere bericht met content dat op het “prikbord” werd geponeerd ontvingen de aangesloten leden direct op hun e-mail, waarop deze weer konden reageren, zo hadden de webmasters hun handen vol om deze weer te beantwoorden, en ontstond de centrale moderator die de bedrijvigheid op de MSN -groepen aanjoeg. 

 

De groep die weer ontstaat uit het forum kan op publicaties reageren die het onderwerp weer verder polijsten tot een nog hoger niveau. Het bekende DELEN op het Facebook nu, is dus niet nieuw.

 

De “content” zoals uitgevers dit plegen te noemen is de “value “ dat je te koop aanbiedt en de kopers kaatsen die value weer terug in de vorm van Goede publicaties die hun weg vinden op het World Wide Internet en dus wereldwijde spreiding  Een illustratie hier van is het YouTube  verhaal dat een nieuw medium is geworden naast de televisie met zijn traditionele kijkerspubliek en een veel groter bereik heeft over de nationale  landsgrenzen.

 

Zo werd mijn methodiek succesvol implementeren gelanceerd op een statische website in combinatie met “Online gebeuren” dus het forum. Eerst werd de methodiek aan diverse uitgevers aangeboden, echter die waren nog niet zover (1996 ) om het via een forum die ondersteuning On Line te bieden. Als automatiseringsman van het eerste uur had ik deze voorsprong op iedereen. Je weet als designer dat je de wereld kunt veranderen. Op dit forum werden hoogstaande personen en belangrijke zakenlieden lid. Door het delen van duurzame content ontstaat een Business To Business Model On Line voor alle branches en doelgroepen (o.a. Indische Gemeenschap).  Tegelijkertijd toonde Alex van Groningen (www.balanced-scorecard.nl)  zijn belangstelling ook voor dit CONCEPT. Het Tweede Sociaal Media platform in het zakelijke verkeer was een feit in het topsegment van Nederland .

 

Hierna zijn door mij vele MSN – Groepen voor Nederlandse Verenigingen en Indische Verenigingen opgezet o.a. E-learning Groep waar cursisten die bij ons lessen volgende Online op de MSN-Groep Fastware _ Elearning  en delen met hun mede cursisten. Dit was uniek voor die tijd. Ook voor de Overwinteraars aan de Costa Blanca (Pensionades)  zijn complete MSN-Groepen opgezet en geïmplementeerd aan de Costa Blanca (o.a. Hallo Online). Zo konden opa en oma met het thuisfront contact blijven houden tijdens hun overwintering aan de warme Costa’s.  

 

In 1999 melden zich diverse Indische organisaties zich.   

 

Omdat de NINES organisatie door mijn bedrijf Fastware  & Advisering jaren werd gesponsord, was NINES als eerste aan de beurt. Naast dat NINES  voor mij interessant was. Namelijk NINES was lid van het Oude Indische Platform, en heeft later een zeer belangrijke rol gespeeld bij het tot stand komen van Het Gebaar. Er werd een project opgezet om een website in combinatie met MSN Community voor de 1000 leden van NINES. Later zijn de andere verenigingen op NINES/ICM erbij gekomen. Het bereik is nu gegroeid tot ruim 400.000 anno 2013.  

 

ICM ofwel Toegang tot de Indische Wereld. 

Aan deze missies ofwel content is nimmer getornd. 

Anno 2013 staan ze nog recht over eind!   

 

De content van ICM:    

ICM – de Indische Media- die beoogt om zoveel mogelijk de samenleving van de huidige Indische gemeenschap in beeld te brengen met een knipoog naar Tempo Dulu. Om deze CONTENT te realiseren heeft ICM een scope met gereedschappen om via persberichten, actualiteiten, nieuws, de agenda en het Indisch entertainment in beeld te brengen. Niet onbelangrijk om aan politiek Den Haag het signaal af te geven voor de behandeling van de Indische Gemeenschap over de afgelopen zestig jaren. Maar ook om een luisterend oor te leggen bij de Nederlandse media. Last but not least het overdragen van het Palet aan Indisch Cultuur erfgoed aan de volgende generaties Indische Nederlanders en Nederlanders.

 

Hoogtepunten die content van ICM vormden zijn divers geweest o.a.:

 

* De Pasar Malam ontwikkelingen werden door het ICM gestructureerd, en kwamen eindelijk in beeld door het opzetten van de Kalender. Het kent ruim 800.00 bezoekers.  

 

* De Boekrecensies; met de vele schrijvers die zich melden als ICM columnist.

 

* Indisch Entertainment met de vele beroemde artiesten; Wieteke, Ais, Blue Daimond Riem de Wolff, Any Tielman …..  

 

* De respondenten in het land.  

 

* Het Indisch Platform   

 

* Politiek  

 

10897318273?profile=originalEen hoogtepunt op ICM/NINES  Gebaar ontwikkelingen.  

 

De vele hoogtepunten uit de” Indische geschiedenis” op de wereld van ICM als Social Media  is toch Het Gebaar die de regering Kok deed voor de kille koele ontvangst in Holland in 2000. Dit tussenresultaat werd na eindeloze discussies met de Indische vertegenwoordigers, en in latere fase met de oude Indisch Platform bereikt. De vereniging NINES had beslissende rol bij de doorbraak van Het Gebaar, die als enige een professionele website had met een social media strategie Het MSN had toen al een fors bereik. 

 

Het Indisch Platform werd door oud-premier Lubbers geïnstalleerd als politiek Overlegorgaan met de regering om alle Indische belangen voor en namens de Indische Gemeenschap te behartigen. Na een lang- en moeizaam onderhandelingsproces werd bij monde van Kok een Gebaar gedaan namens de Nederlandse regering met het accent op die kille en koele ontvangst in Nederland. Dit resultaat komt op het conto van dr. Kloosterman lid van NINES. NINES was 1 van de aangesloten organisaties bij het IP. Met als enige een webportaal met een Online  Groep op MSN (NINES Online). Het bereikte resultaat dat op Internetmedia NINES Online en Blimbing bereikte; dat letterlijk door velen gezien werd dat de onderhandelaars namens de Indische Gemeenschap in het voortraject van destijds de Indische zaken hadden verkwanseld.

 

 Begrijpelijk, de betrokkenen hadden hier persoonlijke belangen bij, omdat De Overheid hun broodheer was. Al eerder werd men geconfronteerd met het debacle van het Indisch Gebouw in Scheveningen dat Els Borst schonk voor een symbolisch bedrag van 1 gulden. Daarop een subsidie van enkelen miljoenen guldens gaf om het gebouw te renoveren tot het Indisch moment. Helaas, dit gebouw bleef in de steigers en kwam nooit af. Later werd in de Javastraat alsnog een gebouw gehuurd voor het failliet gegaande Indisch Huis. Dat waren toch “Indische zaken “ die hoog scoorden bij de achterban en lezers op ICM Online, Blimbing en de vele Indische MSN Groepen o.a. IIP MAIL LIST van Rick van den Broecken. 

 

Zoals de kabinetten op een rij nu een ander uitleg plegen te geven aan dit Gebaar dat dit voor de fysieke – en materiële oorlogsschade bestemd was tegen finale kwijting. Vervolgens werd een onderzoek ingesteld door het NIOD, Die kwam met een geheel andere kijk dan de regering op de zaak. Dit is nu aan de orde.  

 

Bij de Indische Gemeenschap bij vele families destijds (2000-2001) werd het dagelijkse gesprek dat op de ICM Sociaal Media was te volgen met grote interesse bekeken. De berichtgevingen over de bekende Internet Indo groepen (99 stuks) rond de ontwikkelingen van Het Gebaar werden hooggespannen gevolgd.  

 

 Komen ze wel in aanmerking als gewone burger. Uiteindelijk werd die grenst duidelijk voor allen geboren voor augustus 1945, en de rest viel erbuiten. Al deze stemming makerij was dagelijkse kost op de MSN – Groepen van NINES, IP – Maillist, The Indo’s en vele andere groepen.  Niet te vergeten van Huib Deetman opwww.blimbing. nl als deze weer uit Den Haag kwam en op de valreep verslag deed.

De berichtgevingen liepen via www.blimbing.nl en veelvuldig via www.nines.nl ;  Deze bestond uit een website deel en On Line deel uit een MSN-Community  (In 2002 ging dit over in Het ICM van nu). Duidelijk was dat er een grote kloof was met de achterban: “ De Indische Gemeenschap”. NINES had niet meer dan 1000 leden, en de overige 7 aangesloten organisaties lagen ook op dat aantal zo niet minder. Toch besloot en sprak dit Indisch Netwerk vele zaken in naam van de Indische Gemeenschap terwijl het om nog geen 5000 man totaal ging. Bij vele Indo’s NU leeft dit ongenoegen en vinden dat hun naam wordt misbruikt.

 

De MSN – Communities legden de verbindingen met die andere wereld van de Indo’s. De emoties en kritiek liepen hoog op, mede omdat Boekholt alles binnenkamers hield. De IP- leden (besturen) mochten niets terugkoppelen naar hun leden.

 

Boekholt en consorten hadden duidelijk andere bedoelingen met 385 miljoen voor het Gebaar. Dankzij de MSN-Communities lekten vele zaken naar buiten, waarop op het hele MSN heftig aan toe ging. Dat lekken gebeurde dan ook richting de pers dat het oude IP andere plannen had met Het Gebaar namelijk dat dit collectief te houden gestort op 1 rekening, en van hier uit de verdeling zou plaatsvinden (hadden hele andere stoute plannen).    

 

Dit is uiteraard een waanzinnige gedachte  om 341.000 mensen te traceren, vervolgens te selecteren en ten slotte uit te keren.   Wat uiteindelijk door de Overheid zelf werd geregeld via Stichting Pelita met betrekking tot de persoonsgegevens. Alle ontbrekende data werden via Blimbing en NINES vergaard (Beide sites zijn private initiatieven).   

 

De individuele uitkering gebaseerd op Het Gebaar liepen niet vlekkeloos o.a. in de informatievoorziening wie wel en wie geen recht hebben. Dit vergrootte de verwarring o.a. op de MSN-groepen en bij Pelita die namens- en voor de overheid is ingesteld voor de Indische belangen en hier in faalde Via NINES, BLIMBING en MSN – Groepen werden de Indo’s bereikt waarbij velen uit het buitenland.  Begrijpelijk. Dankzij MSN waren de meesten aangesloten op 1 van de 99 Indo groepen of op meerdere.  

 

De aanvraag -formulieren waren cryptisch opgesteld zodat een gemiddelde burger er zo wie zo al niet uitkwam, dus hierdoor de uitbetaling via Het Gebaar misliep .Kennelijk ook de bedoeling van de bedenkers. Blimbing heeft specifiek hiervoor een flowchart ontwikkeld. Middels de flowchart werden velen op weg geholpen naast dat op de MSN-Groepen een soort Helpdeskachtige ondersteuning op gang kwam. Dit alles bleef buiten het zicht van het IP en Pelita, die hun koppen in zand staken. Die waren druk bezig met Projecten Collectieve Doelen hoe zij weer elkaar de bal toe konden spelen. Het ging om 35 miljoen waarvoor 124 projecten werden geselecteerd. Allemaal geflopt. Geen van de projecten had de kwalificering van duurzaamheid om Indische Cultuur erfgoed te bewaren en om door te geven zoals een Indische omroep (Tegelijk had je dan een Indisch omroep blad) en Indisch Media zoals ICM nu.  Dit zouden twee “contents’ kunnen zijn die de samenleving zou kunnen aansturen, beïnvloeden en hervormen. Het geld ging op aan feesten, keukens, en exposities. Zo kon zelfs Tong Tong Fair een graantje meepikken en kregen filmmakers eindelijk hun hobby betaald. De commissie die de projecten selecteerden moeten maar goed in de spiegel kijken, en duurzaam en innovatief komt kennelijk in hun woordenboek niet voor. Misschoen was het een gebrek aan toekomstvisie. 

 

Via het MSN Indo Groepen en andere sites zijn er wel 50.000 van deze flowcharts over de lijn gegaan. In tegenstelling tot de Joodse Gemeenschap die zo 45.000 op hun bankrekening ontvingen zonder een enig inspanning, werden hier de Indo’s het bos ingestuurd.

 

10897402491?profile=originalICM verbindt Indische thema’s aan de Indische Gemeenschap, bindt op die manier de Indische Gemeenschap en zet hun issues op de Nederlandse kaart.  

 

Dit was 1 van de missies van ICM om de huidige Indische Samenleving in kaart te brengen via alle mogelijke  instrumenten die het Internet biedt. Dit begint vanaf het moment dat het lijntje van de PC of andere systeem via het modem het netwerk op gaat de “World Wide Web “ en zo weer de huiskamers binnenkomt.   Tussen tijd vergaarde  ICM alle e-mails op de pasars en mails die via Indische organisaties beschikbaar werden gesteld omdat deze niet over een eigen website beschikten.  

 

Via de bekende e-mail verzending  ICM Breaking News wordt dagelijks ingebroken bij de leden van de Tweede Kamer en Nederlandse redacties om het Indisch geluid voortdurend ten gehore te brengen. De ICM breaking News werden gevuld met persberichten, columns, artikelen , de actualiteiten en belangrijke feiten.  ICM Breaking News legde zo die verbindingen.   

 

Tweede tool waren zijn de webistes van ICM Online met multichannelling  en links naar Multiply, MSN, NING, FACEBOOK, HYVES, EN Twitter.   

 

Die continue stroom  ofwel “content”  zorgde voor ICM informatievoorziening, veranderingen en acceptatie in de samenleving.  Het wordt immers dagelijks beleefd!  Hierdoor groeide alleen maar het bereik van ICM als medium. Daarnaast verzorgde het medium ICM die verbindingen met Indische organisaties. 

 

Voorbeeld is de wereld van de pasar malams die in 2003 als evenementen op de agenda van ICM werd opgenomen. Nog nooit in de geschiedenis was bekend hoeveel pasars er waren, waar, en wanneer.   

 

ICM was hier de sturende factor / coördinator die de jaarkalender invoerde waarop alle partijen hun pasars uiteindelijk gingen afstemmen via www.icm-online.nl. Zodat er op 1 datum niet ook nog een andere pasar werd georganiseerd. Nu anno 2013 loopt alles gladjes en anderen hebben in de voetsporen van het ICM andere websites opgezet zoals o.a. www.Tjampoer.nl die van 2001 tot 2005 op ICM een afzonderlijk onderdeel vormde.

 

 ICM hoogtepunt: de Stille Tocht anno maart 2013

 

Uit de selectie op ICM archief verschenen publicaties met de meeste kijkcijfers. Dit zijn de Indische Ontwikkelingen rond de Indische Perkara’s en waaruit actie voorkwam. Bijvoorbeeld IP Manifestatie op het Plein in oktober 2009, toen de NIOD rapporten werden aangeboden. De stemming over de Indische motie in juni 2012 die met twee stemmen verschil werd verworpen. 

 

De stille Tocht bij de aanbieding van de Indische Petitie waar 10.000 handtekeningen zijn verzameld via de Indische media en waarop 450 man op het plein kwamen om de petitie kracht bij te zetten. Eigenaar van de petitie is Hans Vogelsang van N.I.C.C.

 

De opzet van ICM sociaal media op Politiek Den Haag hebben invloed, daarnaast worden alle partijen gekend in deze problematiek via ICM Breaking News en alle bijhorende sociaal media zoals Facebook, Hyves en Twitter.   

 

Sociaal Media zorgt dat drempels bij politiek Den Haag worden weggehaald. Belangrijk weer is dat CONTENT op nivo, timing en kwaliteit wordt aangeboden. Hierop was de benadering van ICM gestoeld. 

 

Zonder Internet, zonder ICM en zonder Sociaal Media was het IP blijven steken zoals het oude IP in 2001; er was toen geen dagelijkse “content” dat via een media op de leden van de Tweede Kamer als voeding werd afgevuurd zoals nu. Hierdoor is het bewustzijn gekomen van de Indische perkara. 

Lees verder…

10897405261?profile=original Marcel Vodegel in antwoord op uw reactie op Facebook ICM, Indische Internetkrant.

DE INDISCH OORLOGSLACHTOFFERS ZIJN RUIMSCHOOTS GECOMPENSEERD MET WUV + WUBO, NIET DE ANDERE GROEPERINGEN BINNEN DE INDISCH GEMEENSCHAP


Marcel, ik heb het over de mensen die de oorlog hebben meegemaakt, en niet de generatie erna, en het beeld dat jij schets klopt, maar veel Indo's zijn hier in Nederland ambtenaar geworden onder andere. Ik doel dus op doelgroep oorlogslachtoffers waar het Indisch Platform steeds over heeft, die hebben WUV - uitkering, die de WUBO uitkering wel 8 keren overstijgt. Wubo zit je vanaf 250 - tot 400 in de maand. Ik weet van de Wubo recentelijk vele Indo's via een advocaat hebben aangevraagd. En ...... ik wist al in 2007 dat Ros staatsec. VWS met voorstel kwam om alle voorzieningen af te schaffen en de subsidies, het wetsvoorstel is in de Tweede Kamer unaniem aangenomen, desondanks zijn er advocaten die nog steeds aanvragen, dus nieuwe aanvragen, deze Indo's die niet op hoogte zijn of de kranten niet lezen, zijn dus slachtoffer van geworden, betaalden tussen de 400 euro tot 750 euro. Ik heb betreffende advocaat op matje geroepen, hoe dit kan ..... Voorts is dus bizar dat het Indisch Platform niets heeft ondernomen toen de staatssecretaris met voorstel de Tweede Kamer in ging. Het Indisch PLatform die zogenaamd o.a. uw belangen moet behartigen, zijn maar met 1 ding bezig die oorlog met achterstallige salarissen en knil. Deze groep heeft alles gehad als compensatie een WUV + Wubo, en dan nog zeuren over de 4 jaren salaris die in de oorlog niet is uitbetaald.


Ik heb een ruwe berekening gemaakt dat een WUV -er per jaar 30.000 ontving met levensverwachting van minimaal 18 jaar, heeft deze oorlogslachtoffer ruim een half miljoen gehad.  Voorts heeft de WUV de rechten vergelijkbaar als een pensioen, dus bij overlijden gaat 70% door naar de Weduwe. Moet wel aantekenen dat uiteraard een korting van toepassing op de AOW van 35%, omdat je dan boven de norm komt van het verzekerde inkomen. Ik denk dat Indisch Platform een keer goed zijn huiswerk moet maken. Ben zeer benieuwd wie de WUV heeft aangespannen, vast niet organisaties uit het Indisch PLatform.

Dus IP WAS dus alleen met de oorlogslachtoffers, en niet voor U. Met dank aan dit IP die selectief discrimineert, en zo alle andere Indische vraagstukken bleven liggen zoals o.a. de oudje in de republiek nu, de AOR en niet te vergeten het Traktaat van Wassenaa. Ik hoop dat alle Indo's het antwoord op uw reactie lezen, en wellicht zij het al wisten omdat hun ouders een WUV en mogelijk een WUBO uitkering hebben / hadden.

Note

ICM heeft steekproefgewijs 70 gevallen onderzocht !

Uitkering vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv)

U kunt financiële ondersteuning krijgen als u in de Tweede Wereldoorlog in Europa of Azië bent vervolgd. Dit kan met de uitkering vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). Ook nabestaanden van vervolgden kunnen ondersteuning krijgen.

Maandelijkse uitkering

De maandelijkse uitkering garandeert een individueel vastgesteld inkomen. Dit gegarandeerde inkomen is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden. Uw overige inkomsten (bijvoorbeeld AOW en particulier pensioen) worden door de uitkering aangevuld als die lager zijn dan het gegarandeerde inkomen.

De uitkering is geen vergoeding voor gemiste kansen of verloren bezittingen en is geen smartengeld voor ondergaan leed.

zie verder https://www.svb.nl/int/nl/wuv/wuv_voor_vervolgingsslachtoffers/welke_financiele_ondersteuning/#vtma1

Note Red.

Het gegarandeerde inkomen is gelijk aan modaal of zelfs anderhalf  keer modaal.

Lees verder…

Veteranen alsnog geëerd met medailles

Veteranen alsnog geëerd met medailles

"U bent alle 3 geboren in voormalig Nederlands-Indië. U heeft de verschrikkingen van de Japanse bezetting meegemaakt. En u heeft gevochten voor het rood-wit-blauw. U heeft ons land en koningshuis gediend. Uw vaderland. Maar uiteindelijk moest u afscheid nemen van uw moederland, Nederlands-Indië. Om hier in Nederland een nieuw leven op te bouwen."

Minister Ank Bijleveld-Schouten sprak deze waarderende woorden vanmiddag tegen de voormalige militairen Lapré, Schultz en Achthoven. Ze reikte aan Lapré en Schultz het Ereteken voor Orde en Vrede uit en aan Achthoven het Nieuw-Guinea Herinneringskruis uit. Dat gebeurde in het in het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en museum Bronbeek in Arnhem.

"U heeft mooie herinneringen aan die tijd in Nederland-Indië", zei Bijleveld. "Maar ook heel pijnlijke. Daarom vind ik het mooi dat we hier vandaag even bij stil kunnen staan. Want de gebeurtenissen van toen zullen nooit voltooid verleden tijd worden. Niet voor u. Maar ook niet voor ons land. Uiteraard is er discussie mogelijk over onze inzet in die jaren. Maar de veteranen die zich hebben ingezet in Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea, verdienen onze waardering. U verdient onze waardering!"

Veteraan Achthoven

Achthoven

Veteraan Achthoven zat tijdens de Tweede Wereldoorlog in een Jappenkamp en maakte na de oorlog de Bersiap-periode mee. In 1951 verhuisde hij naar Nederland en ging bij de Koninklijke Marine werken. Hij werkte zich op van matroos tot adjudant-onderofficier van de Elektrotechnische Dienst. In de periode 1960-1961 was hij op uitzending in Nieuw-Guinea. "Ik begreep van uw familie dat u niet veel over deze periode heeft verteld. Maar we weten uit de geschiedenisboekjes dat er in die tijd het nodige is gebeurd. En ik vind het van grote waarde om af en toe die gebeurtenissen weer in herinnering te brengen. Om van te leren. En om waardering uit te spreken voor de veteranen die zich hier hebben ingezet."

Veteraan Lapré

Lapré

Veteraan Lapré werd na de Japanse capitulatie door Indonesische nationalisten gevangen genomen en door Britse militairen bevrijd. Hij meldde zich aan als vrijwilliger en werd in 1946 vrachtwagenchauffeur bij de Aan- en Afvoertroepen. "Als chauffeur liep u grote risico’s", aldus Bijleveld. "De vijand plaatste bijvoorbeeld landmijnen op de route of groef diepe kuilen in de wegen. U heeft het meegemaakt dat zo’n landmijn net op tijd ontdekt werd. Vooral ‘s nachts was er extra spanning. Dan moest u - slechts met gedempt licht - stapvoets en slalommend de route volgen. Gelukkig heeft u het er zelf goed vanaf gebracht." Lapré droeg zijn ereteken op aan zijn beide broers, die in Indonesië sneuvelden.

Veteraan Schultz

Schultz

Veteraan Schultz tenslotte maakte als 18-jarige vrijwilliger de Tweede Politionele Actie mee. Eenmaal terug in Nederland gaf hij zich op als vrijwilliger voor het  Nederlands Detachement Verenigde Naties. "Daarvoor heeft u wel de nodige onderscheidingen ontvangen, maar voor uw periode in voormalig Nederlands-Indië nog niet", zei Bijleveld. "Ik vind het belangrijk om die onderscheiding alsnog uit te reiken! Datgene wat u heeft meegemaakt was niet niks. U heeft het uw verdere leven meegedragen."

Lees verder…

10897405093?profile=originalToespraak minister Bijleveld op vrijdag 30 november 2018 te Bronbeek, Arnhem

Dames en heren,
Familie van de decorandi,
Geachte meneer Achthoven, meneer Lapré en meneer Schultz.Ik vind het een eer om u te ontmoeten en u te onderscheiden voor uw inzet in voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea.

Uw verhalen zijn stuk voor stuk uniek…
…maar u deelt ook enkele overeenkomsten.
U bent alle drie geboren in voormalig Nederlands-Indië.
U heeft de verschrikkingen van de Japanse bezetting meegemaakt.
En u heeft gevochten voor het Rood-Wit-Blauw.
U heeft ons land en koningshuis gediend.
Uw vaderland.
Maar uiteindelijk moest u afscheid nemen van uw moederland, Nederlands-Indië.  
Om hier in Nederland een nieuw leven op te bouwen.
Dat was niet altijd even gemakkelijk
In die tijd was er maar weinig aandacht voor uw verhaal.
Maar datgene wat u heeft meegemaakt heeft diepe sporen achterlaten.
U heeft mooie herinneringen aan die tijd.
Maar ook heel pijnlijke.

Daarom vind ik het mooi dat we hier vandaag even bij stil kunnen staan.  
Want de gebeurtenissen van toen zullen nooit voltooid verleden tijd worden.
Niet voor u.
Maar ook niet voor ons land.
Uiteraard is er discussie mogelijk over onze inzet in die jaren.
Maar de veteranen die zich hebben ingezet in Nederlands-Indië en Nieuw Guinea, verdienen onze waardering.
U verdient onze waardering!
Dames en heren, graag alvast een groot applaus!
 

Voordat ik de decorandi individueel ga toespreken, wil ik eerst Roel Rijks bedanken.
Roel, met het Comité Ereschuld Onderscheidingen zet jij je in om onderscheidingen te regelen voor veteranen die deze eerder niet hebben gehad.
Zoals de onderscheidingen die ik vandaag mag uitreiken.
Dit betekent enorm veel voor deze veteranen en hun familieleden.
En daar steek je ontzettend veel vrije tijd in.
Ik heb daar grote waardering voor!
Ga zo door!

Beste meneer Achthoven,

U bent de jongste van het stel.
Geboren op 23 juli 1935 in de binnenlanden van Borneo.
Dus nog maar 83 jaar oud…
U kende aanvankelijk een onbezorgde jeugd...
…maar de oorlog in Zuidoost Azië trok uiteindelijk diepe groeven in uw gezin en in uw leven.
Uw vader diende bij het KNIL…
…en moest als krijgsgevangene dwangarbeid verrichten aan de beruchte Birma-spoorlijn.
U kwam met u moeder en uw broers in een Jappenkamp terecht…
…en maakte na de oorlog de Bersiap-periode mee.

In 1951 verhuisde u naar Nederland.
En net als uw vader en grootvader, ging u in militaire dienst.
Bij de Marine.
U was technisch aangelegd en ging aan de slag als elektromonteur.
In de avonduren volgde u een opleiding om u verder te bekwamen.
Uiteindelijk bent u opklommen van matroos tot adjudant onderofficier.
Dat is een prestatie van formaat!
In dienst van de Marine heeft u vele lange reizen gemaakt.
Uw vrouw en dochters moest u vaak voor lange tijd missen.
Maar u was altijd intens betrokken bij uw gezin.
U was een trouw schrijver.
Uw thuisfront keek daarom altijd uit naar de blauwe luchtpostenveloppen.
En bij thuiskomst ook naar de bruine plunjezak.
Want daar kwam niet alleen vuile was uit, maar ook diverse, met zorg uitgekozen cadeautjes voor het gezin.
In dienst van de Marine bent u uitgezonden naar Nieuw Guinea.
Anderhalf jaar lang.
Dat was in 1960 en 1961.
Ik begreep van uw familie dat u niet veel over deze periode heeft verteld.
Maar we weten uit de geschiedenisboekjes dat er in die tijd het nodige is gebeurd.
En ik vind het van grote waarde om af en toe die gebeurtenissen weer in herinnering te brengen.
Om van te leren.
En om waardering uit te spreken voor de veteranen die zich hier hebben ingezet.

Meneer Achthoven, daarom overhandig ik u nu heel graag het Nieuw-Guinea Herinneringskruis.


Beste meneer Lapré,

U bent op 13 juni 1926 geboren te Semarang in voormalig Nederlands-Indië.
Tijdens de oorlog werd uw vader gevangen gezet.
Uw moeder bleef alleen achter met de kinderen.
Om het gezin te onderhouden moest zij stiekem handel drijven.
En u werd als jonge tiener de ‘man’ in het gezin.

Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 werd het steeds onrustiger in Semarang.
Op een dag werd u zonder reden opgepakt door Indonesische nationalisten…
…en in de gevangenis gezet.  
Het leven daar was onzeker.
U heeft zelfs een aantal keren de dood in de ogen gekeken.
Uiteindelijk werd u door de Britten bevrijd.

Vlak voor de 1e Politionele Actie besloot u zich vrijwillig aan te melden bij het leger.
U was toen 20 jaar oud.
U was daartoe niet verplicht, want uw twee oudere broers zaten al bij het KNIL.
Na een opleiding van enkele maanden…
…werd u in 1946 aangesteld als vrachtwagenchauffeur bij de Aan- en Afvoer Troepen van de Tijgerbrigade.
U moest van alles vervoeren: militairen, voedsel, goederen en soms een groot veldkanon.
Als chauffeur liep u grote risico’s.
De vijand plaatste bijvoorbeeld landmijnen op de route of groef diepe kuilen in de wegen.
U heeft het meegemaakt dat zo’n landmijn net op tijd ontdekt werd. 
Vooral ‘s nachts was er extra spanning.
Dan moest u - slechts met gedempt licht - stapvoets en slalommend de route volgen.
Onderweg heeft u van beide kanten de nodige gevallenen gezien. 
Gelukkig heeft u het er zelf goed vanaf gebracht.

In juni 1951 kwam u met uw familie aan in Amsterdam.
Alleen zonder uw broers Etienne en Willy.
Zij brachten als KNIL-militairen het hoogste offer in deze jaren van strijd tegen de Republiek Indonesië.
Beide broers waren verloofd en zouden binnen enkele weken gaan trouwen.
Ik begreep dat u het ‘Ereteken voor Orde en Vrede’ aan hen wilt opdragen.
En ik vind dat ook zeer terecht.
Want ook hun verhalen, hun inzet, mogen we niet vergeten.

Meneer Lapré, heel graag reik ik u nu graag het ‘Ereteken voor Orde en Vrede’ uit.

Beste meneer Schultz,

U bent op 8 juni 1930 geboren te Makassar in voormalig Nederlands-Indië.
Van uw dochter Tiny begreep ik dat u het nodige heeft meegemaakt.
U heeft uw kinderjaren in een jongensinternaat doorgebracht.
U heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog in een jappenkamp gezeten.
En in 1948 ging u als vrijwilliger bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) aan de slag.
Nog maar 18 jaar oud!
U maakte onder meer de tweede politionele actie mee.
Uiteindelijk kwam u in Nederland terecht.
U heeft toen nog een tijd in de Emmamijn gewerkt, maar ik begreep dat dit niks voor u was.
Vervolgens bent u naar Korea gegaan…
…waar u heeft meegevochten met het Nederlands Detachement Verenigde Naties (NDVN).
Daar heeft u wel de nodige onderscheidingen voor ontvangen…
…maar voor uw periode in voormalig Nederlands-Indië nog niet.
En ik vind het belangrijk om die onderscheiding alsnog uit te reiken!

Datgene wat u heeft meegemaakt was niet niks.
U heeft het uw verdere leven meegedragen.
Ik begreep ook van uw dochter dat u het moeilijk vindt om erover te praten.
Maar dit is een manier om ‘de cirkel rond te maken’.
Om daar toch nog even bij stil te staan.
Ik begreep ook dat u – toen u hoorde dat ik de medaille zou uitreiken – reageerde met de woorden: ‘Ik pas niet meer in mijn uniform’…
Maar ik verzeker u dat dit ook niet nodig is.
Meneer Schultz, vanwege uw inzet in voormalig Nederlands-Indië, speld ik u nu heel graag het ‘Ereteken voor Orde en Vrede’ op.

Lees verder…

Niet alles veranderde in goud…, maar in een bloedbad aldus Hans Goedkoop!

Toen oud-premier Jan Peter Balkenende drie jaar geleden opperde dat Nederland weer terug moet naar de VOC-mentaliteit van aanpakken, doorpakken en oogsten, ging bij Hans Goedkoop een lampje branden.

 

De presentator van Andere Tijden vroeg zich af of De Gouden Eeuw , waarin de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) floreerde, wel zo’n voorbeeldperiode is geweest. Zijn overpeinzing leidde uiteindelijk tot het megaproject De Gouden Eeuw (NTR/ VPRO) dat vandaag van start gaat.

„Ik had nooit gedacht dat de publieke omroep in deze tijden van krapte het zou aandurven om zo’n dure serie te maken. Toen we groen licht kregen voor dertien afleveringen sprongen we een gat in de lucht”, verklapt Goedkoop, die met zijn team bijna twee jaar aan zijn geesteskind gewerkt heeft.

„Ik ben historicus, maar het project was voor mij een ware ontdekkingsreis door de tijd. De 17e eeuw was een zinderende tijd, met Nederland zeventig jaar lang als middelpunt van de wereld. Handel, kunst en wetenschap kwamen tot grote bloei, waarbij de VOC fungeerde als economische motor”, aldus Goedkoop.

Hij merkte dat in het buitenland nog altijd vol bewondering wordt gesproken over de Hollandse Gouden Eeuw, maar hij ontdekte ook de boze keerzijde. „De VOC was een staat in de staat en heerste met ijzeren vuist”, zegt Goedkoop, die in Indonesië op zoek ging naar de erfenis van Jan Pieterszoon Coen, de grondlegger van de VOC. „Hij was een formidabel organisator, maar om zijn doelen te bereiken voerde hij in de Oost een waar schrikbewind”, vertelt Goedkoop, die op de eilandengroep Banda, dertien generaties na het bloedbad, een nazaat sprak van een van de slachtoffers.

Maar natuurlijk overheerst in de tv-serie de grote bloeiperiode met alle grote namen van die tijd, zoals Michiel de Ruyter, Rembrandt van Rijn, Joost van den Vondel en John van Oldenbarnevelt. Goedkoop: „De dynamiek spatte er vanaf, de Amsterdamse grachtengordel werd aangelegd, de VOC ontwikkelde zich tot de eerste multinational ter wereld en de welvaart steeg tot ongekende hoogte. We proberen ook een link te leggen tussen verleden en heden via thema’s als de verstedelijking, immigratie, globalisering en de beurs."

NED. 2, 20.25 UUR
Lees verder…

NIOD -  Oorlogsstatistieken

10897288872?profile=originalNIOD -  Oorlogsstatistieken  

 

Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) heeft jarenlang gegevens verzameld met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog en Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Ten behoeve van later onderzoek en om het grote publiek enig inzicht te geven in de belangrijkheid van de gebeurtenissen, werden de cijfers op een rij gezet. Eerst op papier en later op de website van het NIOD. Om deze gegevens meer bekendheid te geven, publiceerde Java Post – zij het in enigszins aangepaste vorm – het gehele overzicht. Opdat we niet vergeten.

Krijgsgevangenen

De cijfers met betrekking tot de krijgsgevangenen werden in 1978 gepubliceerd door majoor drs. H.L. Zwitzer. Op basis van de in de archieven van de Koninklijke Marine en van het Koninklijke Nederlands-Indische Leger (KNIL) aanwezige gegevens kwam hij tot de conclusie dat van de Europese militairen in Nederlands-Indië in totaal een 42.233 in krijgs-gevangenschap zijn geraakt: 3.847 van de Koninklijke Marine, 36.869 van het KNIL, en 1.517 behorende tot de KNIL hulpkorpsen. Van deze 42.233 mannen zijn 8.200 omgekomen (19,4%). Marine 648 (16,8%), en KNIL en hulpkorpsen: 7.552 (19,6%).

 

10897288882?profile=originalMevrouw B. Hartwig-Hoogeveen op de Europese begraafplaats Kembang Kuning te Soerabaja, waar de, op 20 februari 1942 te Balikpapan door het Japanse leger omgebrachte, kapitein H. W. Hartwig van het KNIL, in 1972 ten tweede male werd herbegraven. (KITLV)

Het sterftecijfer van de krijgs-gevangenen van alle geallieerde nationaliteiten in de Pacific-oorlog samen lag op 27%. Het Amerikaanse was 34%, het Australische 33% en het Britse 32%. Wat het algemene sterftecijfer verlaagde was het lage percentage onder de Nederlanders: minder dan 20%. (Gavan Daws, ‘Gevangenen van de Japanners; Krijgsgevangenen in de Pacific gedurende de Tweede Wereldoorlog’, Baarn 1996, p. 409.)  

 

Burgergeïnterneerden

Gegevens over de aantallen geïnterneerde burgers in Indië zijn zeer onvolledig omdat bijna alle Japanse stukken die op de internering betrekking hebben, alsook veel kamparchieven verloren zijn gegaan. Van het totaal aantal geïnterneerden kan daarom alleen een schatting worden gegeven. In de loop van de oorlog hebben de Japanners aan het Internationale Rode Kruis doorgegeven dat er ongeveer 98.000 geïnterneerden waren. De Nederlandse regering heeft na de oorlog gesteld dat er circa 110.000 geïnterneerden zijn geweest. Dr. D. van Velden heeft in haar proefschrift ‘De Japanse interneringskampen voor burgers gedurende de Tweede Wereldoorlog’ (Groningen 1963) het beschikbare cijfermateriaal bij elkaar gebracht. Op basis van dit materiaal geeft L. de Jong in ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 11b, p. 348 en 359, de volgende cijfers: Java 80.000, Sumatra 12.000, Grote Oost 3.900, Borneo 500. In totaal zijn dat 96.400 geïnterneerden.

De door Van Velden verzamelde gegevens zijn hoogstwaarschijnlijk niet volledig, vandaar dat De Jong het verstandig achtte ervan uit te gaan dat er circa 100.000 geïnterneerden zijn geweest (p. 754). H.L. Zwitzer komt in zijn boek ‘Mannen van 10 jaar en ouder’ (Franeker 1995) op basis van het aantal naoorlogse claims van ex-geïnterneerden op een Japanse uitkering tot eenzelfde schatting. Het aantal van 100.000 Nederlandse burgergeïnterneerden lijkt daarmee de meest betrouwbare schatting te zijn.

Over het aantal omgekomen Europese burgergeïnterneerden bestaat minder overeenstemming. De schattingen variëren tussen de 10.580 en 16.800 slachtoffers. Van Velden meldt in haar proefschrift (p. 368) dat het Nederlandse Rode Kruis het aantal doden op 13% schatte (dat zou een aantal van 13.000 doden betekenen). H.L. Zwitzer komt tot een getal van 10.580 omgekomenen door dit aantal van 13.000 doden te corrigeren met het vooroorlogse sterftecijfer (H.L. Zwitzer, Mannen van 10 jaar en ouder, p. 83).

Op basis van het cijfermateriaal van D. van Velden komt L. de Jong tot een aantal van 13.120 sterfgevallen. De Jong vermeldt tevens dat de Japanners in de loop van de oorlog aan het Internationale Rode Kruis een dodental van 16.800 opgaven (16,8%). De Jong sluit zich hierbij aan door te kiezen voor een sterftecijfer van één op zes (11b, p. 753-754).

(Indo)Europese buitenkampers

Hoeveel niet-geïnterneerde (Indo) Europeanen er in totaal van de honger en andere ontberingen zijn omgekomen is niet bekend. Schattingen van het aantal (Indo) Europeanen dat uiteindelijk buiten de kampen is gebleven lopen sterk uiteen van 120.000 tot 200.000. Historicus Hans Meijer heeft zeer recent het aantal ‘buitenkampers’ op circa 125.000 geraamd (‘In Indië geworteld’, Amsterdam 2004, p. 226).

10897289483?profile=originalKamp Tjideng op Java.

Als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië stierven waarschijnlijk meer dan 21.000 ‘Europeanen’ (8.200 krijgsgevangenen en ongeveer 13.000 burgergeïnterneerden. Daar komt nog bij een onbekend  aantal ‘buitenkampers’). Vóór de oorlog telde de Europese gemeenschap in Indië circa 290.000 personen, van wie circa 260.000 de Nederlandse nationaliteit hadden. Dit zou een Europees sterftepercentage van meer dan 7% betekenen.

Inlanders

De Jong vermeldt dat van de 50 miljoen Javanen en Madoerezen er tijdens de Japanse bezetting circa 2,5 miljoen zijn gestorven; dit betekent een sterftepercentage van 5% (11b, p. 572). De Indonesische regering schatte het totale dodental begin jaren 1950 op 4 miljoen (S. Sato, ‘War’, p. 155).

Hoeveel Indonesiërs gedurende de Japanse bezetting als romusha’s (werksoldaten) moesten zwoegen, is niet precies bekend. Volgens bewaard gebleven Japanse statistieken was het aantal romusha’s op Java in november 1944 circa 2.6 miljoen, waarvan bijna één miljoen op tijdelijke basis. Daar deze tijdelijke krachten op een gegeven moment door anderen moesten worden afgelost, lag het totale aantal ingezette Javaanse werksoldaten tijdens de Japanse bezetting vermoedelijk nog veel hoger dan 2,6 miljoen. De Japanse historicus Shigeru Sato berekende dat, indien men aanneemt dat in de twintig maanden tussen januari 1944 en augustus 1945 (de periode van de meest intensieve werving van romusha’s) elke tijdelijke ‘werksoldaat’ gemiddeld ongeveer twee maanden werd ingezet, het totale aantal tijdelijk gemobiliseerde romusha’s op Java de 10 miljoen benadert. Telt men daar de permanente romusha’s (circa 1,6 miljoen) bij op, dan komt het totale aantal ingezette Javaanse romusha’s in de buurt van de totale ‘mobiliseerbare’ arbeidsmacht op Java, die door het Japanse leger op 12,5 miljoen mensen werd geschat (Shigeru Sato, ‘War, nationalism and peasants; Java under the Japanese occupation 1942-1945’, St Leonards 1994, pp. 157-158).

Het aantal Romusha’s dat overleed als gevolg van de ontberingen is evenmin exact vast te stellen. De Japanners voerden een zeer gebrekkige administratie en verbrandden verscheidene van die administraties na de capitulatie. Een gangbare schatting is dat van de circa 300.000 Javaanse romusha’s die overzee werden getransporteerd, er slechts  ongeveer 77.000 overleefden, een sterftepercentage van 74,3% (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, p. 74). Het door Hovinga genoemde aantal van 77.000 overlevenden betrof echter alleen de Javanen die in de opvangkampen van het Nederlandsch Bureau voor Documentatie en Repatriëring van Indonesiërs (Neboduri) zaten, terwijl nog onbekende aantallen koelies rondzwierven, zich ter plekke vestigden, of op eigen gelegenheid naar Java probeerden terug te keren. Op basis van enkele verspreide gegevens schat Remco Raben het sterftecijfer in  Javaanse koeliegemeenschappen in de Buitengewesten op tegen de 50%, “en aan de ‘spoorwegen des doods’ een stuk hoger” (Remco Raben, ‘Arbeid voor Groot-Azië’, pp. 102-103). Shigeru Sato neemt hier opnieuw een afwijkend standpunt in: hij schat het aantal overzee gestuurde romusha’s dat overleefde op circa 135.000 personen (‘War, nationalism and peasants’, p. 160).

Volgens De Jong zou van de overzee gestuurde Balinezen circa 85% zijn overleden. De Jong vermeldt voorts dat van de circa 100.000 romusha’s die zich in november 1944 aan de spoorlijn en kolenmijnen van de residentie Bantam op de westpunt van Java bevonden, ten tijde van de Japanse capitulatie nog maar circa 10.000 aanwezig waren (11b, pp. 532-533). Dat zou betekenen dat in Bantam wellicht 90.000 Javanen zijn omgekomen. Verdere gegevens over aantallen op Java omgekomen romusha’s ontbreken. Hetzelfde geldt voor gegevens over de overleden lokale koelies op Borneo, Celebes, Sumatra en Nieuw-Guinea die aan het werk werden gezet op hun eigen eiland. Hovinga acht het daarom waarschijnlijk dat er in totaal aanzienlijk meer dan 300.000 Indonesiërs in Romusha-dienst zijn omgekomen.

Andere nationaliteiten

Behalve Inlanders hebben de Japanners ook op grote schaal Chinezen, Maleiers en Tamils geronseld in Singapore en Maleisië. De meeste van deze mensen moesten werken aan de Birma-Siam spoorweg, samen met eveneens geronselde Birmezen en Thais. In totaal hebben er waarschijnlijk 190.000 uit de Britse koloniale gebieden afkomstige romusha’s aan de spoorlijn gewerkt. Veel rapporten en getuigenverklaringen duiden op een sterfte van 80% onder deze dwangarbeiders. Dat zou 152.000 doden betekenen. Samen met de omgekomen Indonesische romusha’s komt het totale dodental in Zuidoost-Azië volgens Hovinga dan op circa 450.000 (Henk Hovinga, ‘Einde van een vergeten drama’, pp. 136-137.) De Jong vermeldt dat van de circa 4.000 na de Japanse capitulatie in Thailand aangetroffen romusha’s de overlevenden waren van groepen die tezamen op zijn minst 10.000 Javanen hadden geteld (11b, p. 535).

 

10897290059?profile=originalGroep gewapende Heiho’s (hulp-soldaten in dienst van de Japanners)

Heiho’s

“Hoeveel heiho’s (hulpsoldaten) er in totaal geweest zijn, is niet bekend – de laatste opperbevelhebber van het Japanse Zestiende Leger […] luitenant-generaal Josioetsji Nagano, verklaarde kort na Japans capitulatie dat er in augustus ’45 op Java nog bijna 25.000 en op Timor nog ca. 2.500 waren en dat van Java enkele tienduizenden heiho’s naar elders waren verplaatst, ‘op eigen verzoek’, beweerde hij, van wie ca. 15.000 nog in leven zouden zijn.” (De Jong, 11b, p. 958)
Voorts: “Van Witsens schatting is dat van de ca. 15.000 ex-KNIL-militairen die op Java Heiho geworden zijn, ongeveer de helft is omgekomen. Hoevelen van de tienduizenden anderen die Heiho werden, er het leven bij hebben ingeschoten, is niet bekend.” (De Jong, 11b, p. 960)
Op basis van de in De Jong genoemde cijfers zou het aantal heiho’s op circa 60.000 man geschat kunnen worden.

Dwangprostituees

Bart van Poelgeest schatte het aantal Europese vrouwen dat in Japanse bordelen in Nederlands-Indië werd tewerkgesteld op tussen de 200 à 300. Bij ongeveer 65 vrouwen staat hierbij vast dat van gedwongen prostitutie sprake was (‘Gedwongen prostitutie tijdens de Japanse bezetting’, in: Wim Willems en Jaap de Moor, red., ‘Het einde van Indië’, Den Haag 1995, pp. 186-187). Van Poelgeest geeft geen schatting van het aantal Indonesische dwangprostituees. Volgens George Hicks spreken de meest betrouwbare schattingen van het totale aantal ‘troostvrouwen’ van 80.000 Koreaanse vrouwen en waarschijnlijk zo’n 20.000 vrouwen met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden (‘Japanse legerprostitutie 1932-1945: een overzicht’, in: N.D.J. Barnouw e.a., red., ‘Vijfde jaarboek van  het Rijksinstituut voor Oorlogs-documentatie’, Zutphen 1994,    p. 19). In 1995 kwam de Japanse Fumiko Kawada na onderzoek op een aantal van 22.234 slachtoffers van seksueel geweld in Nederlands-Indië, een getal dat ook maîtresses en verkrachtingen behelsde. Het Indonesische tijdschrift Tempo noemde in 1992 het getal 60.000, zonder daar een bron bij te vermeldden. (Cijfers geciteerd door Brigitte Ars, ‘Troostmeisjes’, Amsterdam 2000, pagina 145).

                                             George Hicks heeft berekend dat de verhouding tussen het aantal Japanse troepen en het aantal ‘troostmeisjes’ op ongeveer 50:1 gesteld kan worden (‘The Comfort Women’, London 1995, p. XIX). Ten tijde van de Japanse capitulatie bevonden zich in Indië ongeveer 300.000 Japanners (Elly Touwen-Bouwsma en Petra Groen, red., ‘Tussen Banzai en Bersiap’, Den Haag 1996, p. 95). In dat geval zouden er in Indië circa 6.000 dwangprostituees zijn geweest. Dat cijfer is goed in overeenstemming te brengen met het bovengenoemd aantal van 20.000 dwangprostituees met de Japanse of de Taiwanese nationaliteit of afkomstig uit de door Japan bezette gebieden.

Gesneuvelde geallieerde militairen

Het totale aantal tijdens de strijd gesneuvelde geallieerde militairen in Azië en de Pacific bedraagt circa 156.000 man.

Dit aantal komt tot stand door het optellen van de volgende cijfers: Verenigde Staten circa 90.000; Australië 45.843; Groot-Brittannië en Commonwealth tenminste 17.200; Nederland 2.654; Nieuw-Zeeland tenminste 134. Niet meegeteld zijn de onder de Amerikaanse legereenheden gesneuvelde Filippijnse militairen, de ongeveer 1,4 miljoen Chinese gesneuvelden en de circa 12.000 in augustus 1945 omgekomen leden van de Sovjetstrijdkrachten.

Hiroshima en Nagasaki

Het grote probleem bij het schatten van het aantal slachtoffers/doden van de atoombommen is dat niemand exact weet hoeveel burgers en militairen zich op het moment van de kernexplosies in Hiroshima en Nagasaki bevonden. De cijfers in deel 11b van het ‘Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’ van L. de Jong – te weten 64.000 doden en 72.000 gewonden in Hiroshima en 39.000 doden en 25.000 gewonden in Nagasaki – zijn zeer waarschijnlijk gebaseerd op de resultaten van diverse Amerikaanse en Japanse onderzoeksrapporten uit de tweede helft van de jaren 1940 en de jaren 1950. Deze resultaten werden sindsdien in veel gezaghebbende boeken aangehaald Deze cijfers zouden echter wel eens te laag kunnen zijn. In 1950 werd in Japan voor het eerst een telling gepubliceerd van het aantal overlevenden van de kernbom-explosies.

10897290468?profile=originalHiroshima: totale verwoesting

Toen men vervolgens het aantal overlevenden van het geschatte aantal aanwezigen tijdens de atoombombardementen aftrok, kwam men tot de conclusie dat tot 1950 in Hiroshima 200.000 mensen en in Nagasaki 140.000 mensen waren overleden. Daar veel overlevenden zich in 1950 echter nog niet als zodanig bekend durfden te maken, viel deze berekening veel te hoog uit. In 1976 rapporteerden de twee getroffen Japanse steden aan de secretaris-generaal van de Verenigde Naties dat ten gevolge van de atoombommen tot het eind van 1945 in Hiroshima 130.000 à 150.000 doden en in Nagasaki 60.000 à 80.000 doden te betreuren waren geweest. De Amerikaanse militair historicus Richard Frank kwam in 1999 tot de volgende voorzichtige conclusie: “The actual total of deaths due to the atomic bombs will never be known. The best approximation is that the number is huge and falls between 100.000 and 200.000.” (Richard B. Frank, ‘Downfall; The end of the Imperial Japanese Empire’, New York 1999, pagina 287).

Ook over het aantal mensen dat in latere jaren aan de gevolgen van de kernexplosies is overleden bestaat grote onzekerheid. Als gevolg van de lange termijneffecten van de atoom-bommen is het sterftecijfer onder diegenen die de explosies hebben overleefd duidelijk hoger dan    het landelijk gemiddelde, maar hieromtrent zijn geen betrouwbare cijfers beschikbaar. In Hiroshima en Nagasaki worden dodenlijsten van overleden ‘hibakusha’ (slachtoffers van de atoombom) bijgehouden. Een ‘hibakusha’ is iemand die zich tijdens, of vlak na de explosies binnen een straal van twee kilometer van de epicentra van de atoombommen bevond.

In augustus 1994 telde de lijst van Hiroshima 186.940 doden en de lijst van Nagasaki 102.275 overledenen. In augustus 2000 stonden op de dodenlijst van Hiroshima al meer dan 217.000 namen. Wanneer een ‘hibakusha’ overlijdt wordt hij of zij automatisch op de dodenlijst gezet, ongeacht de oorzaak van overlijden. Het is dus niet zeker of alle gestorvenen op deze lijsten ook inderdaad aan de gevolgen van de atoombommen zijn overleden.

Niettemin kan volgens de Amerikaanse historicus John Dower het totaal van “immediate and longer-term deaths caused by the bombing of the two cities” geschat worden op “as high as triple the familiar early estimates – in the neighborhood, that is, of three hundred thousand or more individuals” (Michael J. Hogan, ed., ‘Hiroshima in history and memory’, Cambridge 1996, p. 125).

Nederlandse Bersiapslachtoffers

Eind 1947 werd door de Nederlandse autoriteiten het totaal aantal slachtoffers van de bersiap op 3.500 geschat; of daarbij de slachtoffers onder de Ambonezen zijn meegeteld is niet duidelijk. Volgens De Jong is deze schatting vermoedelijk te laag geweest: vermoorden werden alleen aangemeld als zij relaties hadden die dat konden doen, maar talrijke Indisch-Nederlandse mannen en vrouwen die met Indonesiërs gehuwd waren, leefden geïsoleerd in de binnenlanden. Eind 1948 waren er in heel Indië nog circa 2.500 Europeanen zoek – dat cijfer sloot evenwel ook personen in die in de Japanse bezettingstijd spoorloos waren verdwenen. (L. de Jong, ‘Koninkrijk der Nederlanden’, deel 12, pp. 744-745.)

Nederlandse militaire verliezen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd

De gemiddelde sterkte van de landstrijdkrachten in Nederlands-Indië in de jaren 1946-1949: Koninklijke Landmacht 70.000; KNIL 40.000; Mariniersbrigade 5.000 Benadrukt moet worden dat het hier de gemiddelde sterkte van de in Indië aanwezige landstrijdkrachten in de jaren 1946-1949 betreft. Het totaal aantal militairen dat op enig moment tijdens deze periode in Indië heeft gediend moet dus aanzienlijk hoger hebben gelegen. De verliescijfers zijn als volgt onder te verdelen (resp. verliezen aan gesneuvelde en door ziekte en ongeval overleden militairen):
KL: 1602 – 907; KNIL: 722 – 1098; Mariniersbrigade: 155 – 101. Totaal: 2479 – 2106. Totaal: 4585. (Bron: D.C.L. Schoonoord, ‘De Mariniersbrigade 1943-1949; Wording en inzet in Indonesië’,  Amsterdam 1988, p. 315)
Kolonel bd. J.W. de Leeuw komt tot de volgende totaalcijfers voor de periode tussen 15 augustus 1945 en 1 januari 1963 (dus inclusief het conflict om Nieuw-Guinea in 1962): Gevechts-verliezen (inbegrepen vermoord): 3281, niet-gevechtsverliezen (ziektes, ongevallen, executies etc.): 2134; doodsoorzaak onbekend: 762. Totaal: 6177.

10897288872?profile=originalNederlandse militaire ereveld Kembang Koening Soerabaja

Bij deze cijfers zijn ook omgekomen politiemensen, Rode Kruispersoneel etc. meegeteld. Tenslotte zijn ook mensen opgenomen die niet in Indië zijn aangekomen. Zij behoorden echter reeds tot een uit te zenden eenheid en zijn daarom ook door De Leeuw meegenomen. De Leeuw benadrukt dat deze cijfers nog aan verandering onderhevig zijn. (Bron: zgn. Roermond-database van De Leeuw.)                                          Tijdens de Eerste Politionele Actie zijn 169 Nederlandse militairen omgekomen, tijdens de Tweede sneuvelden 113 (L. de Jong, ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’, deel 12, p. 972).

Indonesische verliezen tijdens de onafhankelijkheidsstrijd

In Indonesië wordt gesteld dat de Republikeinse strijdkrachten in de jaren 1945-1949 in totaal circa 100.000 man hebben verloren. Nederlandse militaire historici houden dat voor een betrouwbaar cijfer. Het revolutionaire geweld tegen de burgerbevolking op Java heeft bovendien naar schatting aan enkele tienduizenden Indonesiërs het leven gekost. Ook als gevolg van de door de PKI geïnitieerde Madioen-opstand zijn vermoedelijk enkele tienduizenden slachtoffers gevallen. Op Sumatra zijn alleen al in de periode voorafgaand aan de Eerste Politionele Oorlog zo’n 7.000 Karo-Bataks om het leven gekomen (De Jong, ‘Koninkrijk’, deel 12, p. 865 en 1014).

Bron: Het bovenstaand overzicht is tevens te raadplegen via         de website van het NIOD:http://www.niod.knaw.nl/nl/vraag-en-antwoord/japanse-bezetting-paci...

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives