Alle berichten (46)

Sorteer op

Iedereen migrant #5: Indische Nederlanders

Iedereen migrant #5: Indische Nederlander

Gemangeld tussen twee culturen

De ouders van Nina Anthonijsz.
De ouders van Nina Anthonijsz.  Er schuilt veel tragiek in de geschiedenis van Indische Nederlanders: gedwongen Indonesië te verlaten na de onafhankelijkheid maar nooit echt welkom in Nederland. “Ik hoorde eigenlijk nergens bij.”

Het boek van de Nederlandse koloniale aanwezigheid in Indonesië kan nog lang niet dicht. Eind november was er nog ophef over gepland wetenschappelijk onderzoek naar het Nederlandse militaire optreden tussen 1945 en 1950 als reactie op het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid. En een maand eerder kreeg het boek Tempo Doeloe, een omhelzingvan Kester Freriks veel kritiek. Met Tempo Doeloe wil hij ‘eerherstel voor het Nederlands-Indië zoals het eens was’. Want door alle nadruk op het koloniale geweld is de in Jakarta geboren schrijver de herinnering aan ‘die mooie tijd’ afgenomen, vindt Freriks.

Identiteit is complex

“Kester Freriks moet eens over het hek van zijn Indische tuin heen kijken. Het Indonesische volk heeft ‘die mooie tijd’ heel anders beleefd”, zegt historica Lara Nuberg (28), die afgelopen maand regelmatig de degens kruiste met totok (in Indonesië geboren witte) Freriks. Ze deed dat op de radio, op debatpodia en op haar eigen blogGewoonEenIndischMeisje.

Nuberg: “Anderhalf jaar geleden maakte ik met mijn familie ter gelegenheid van mijn moeders zestigste verjaardag een reis door Indonesië. Het was voor mij de tweede keer dat ik de geboortegrond van mijn oma bezocht. Net als tijdens die eerste reis voelde ik direct een verbondenheid met het land. Ik herkende zoveel van mijn oma en haar zus. Na thuiskomst was ik ervan overtuigd dat ik hier meer mee moest gaan doen. Toen ben ik begonnen met het schrijven van een boek en ben ik ook met de blog gestart.”

De ouders van Nina Anthonijsz.
De ouders van Nina Anthonijsz.


Indische Nederlanders zijn het product van kolonialisme

Tweet dit

De identiteit van de Indische Nederlanders is volgens Nuberg een complexe zaak. Dat wordt beaamd door tweedegeneratie Indische Nina Anthonijsz (53), wier beide ouders Indisch waren. “Indische Nederlanders zijn het product van kolonialisme, omdat ze van oudsher geboren zijn uit – meestal – een Nederlandse vader en een Indonesische moeder. Ze zijn niet Nederlands maar ook niet Indonesisch. Mijn ouders hadden geen besef van koloniale onderdrukking, ze waren tieners in het koloniale tijdperk. Ze koesterden de herinnering aan een paradijselijke periode.” Hetzelfde geldt voor de oma van Nuberg. “Zij vond dat de Indonesiërs ‘haar land’ hadden afgepakt.”

Denken in rassenscheiding

Nuberg neemt dat haar oma niet kwalijk. “Dat was haar wereld. Ze vond het normaal dat het personeel voor de deur op een matje moest slapen in plaats van in een bed. En ze begreep er niets van dat Indonesiërs gewelddadig werden in de Bersiap-periode. Ik vraag me wel eens af of ze zich ooit echt realiseerde wat het betekent om Indisch te zijn.”

Lara_Oma_klein
Lara (links) en Lara’s oma.

“Mijn ouders keken op tegen witte Nederlanders”, zegt Nina Anthonijsz, “Vanuit hun kindertijd waren witte Nederlanders degenen die het voor het zeggen hadden. In Indonesië waren de echte rijke mensen altijd wit. Er bestonden daar geen arme witte mensen. Dat associeerden ze dus met ‘beter dan wij’ zijn.”

De Indische identiteit wrong al in de koloniale tijd, stelt Lara Nuberg, want de ‘Indo’s’ kwamen voort uit verre van gelijkwaardige relaties. “Dat werd me nooit verteld. Ik ontdekte het pas toen ik onderzoek ging doen.” In haar eigen familiegeschiedenis stuitte ze rond 1900 op het schrijnende verhaal van haar betovergrootmoeder. “Zij was een njai, een concubine – veel Nederlandse mannen leefden samen met een Indonesische, maar trouwden niet. Mijn betovergrootvader erkende de kinderen die ze samen kregen, maar stuurde haar vervolgens weg. Ze heeft haar kinderen nooit meer gezien. Hij nam toen een nieuwe vrouw tot njai. De kinderen kregen ingepeperd dat ze niet met ‘het volk’ om mochten gaan, en zeker niet met moslims. Het denken in rassenscheiding is Indische Nederlanders met de paplepel ingegoten.”

Niet opvallen

Dat verleden wordt nog wel eens weggemoffeld door Indische mensen, vertelt Nuberg. “‘In mijn familie kwam geen njai voor’, zeggen ze. ‘Weet je dat zeker? Ook verder terug in de familiegeschiedenis niet?’ reageer ik dan. Dit zet je eigen afkomst toch wel in een ander daglicht. Ik hoor Indische mensen nogal eens beweren: ‘ik heb niks met het slavernijverleden, Surinamers kruipen te makkelijk in een slachtofferrol’. Dan denk ik: duik eens dieper in je eigen familiegeschiedenis.”

Na 1945 werd gaandeweg duidelijk dat er voor de meeste Indische Nederlanders geen toekomst meer was in Indonesië. Op het uitroepen van de onafhankelijkheid door de latere president Soekarno volgde de gewelddadige Bersiap-periode. In 1949 werd Indonesië formeel onafhankelijk. Zo’n 350.000 Indische Nederlanders vertrokken naar Nederland, een land dat ze niet kenden. “In Nederland kregen mijn ouders het pas echt zwaar”, zegt Nina Anthonijsz. “Mijn vaders diploma’s werden hier niet erkend, hoewel ze op Nederlandse scholen waren behaald. Hij moest dus onderaan beginnen, en belandde op de salarisadministratie van de GVB. Hij was heel serieus en had een keihard arbeidsethos. Dat werd door Hollanders gezien als slijmen. Toen hij werd gepromoveerd tot hoofd van de salarisadministratie kwamen de scheldpartijen: ‘die bruine moet eruit’. Op z’n 52e werd hij afgekeurd vanwege hoge bloeddruk en hartproblemen.”

Lees verder…

Het boek "Rapport traktaat van Wassenaar" druk I is nu te bestellen,

10897346269?profile=original

kost € 50 exclusief verzendkosten, donaties boven € 50 ontvangen het boek kosteloos. Met de aanschaf van het boek (rapport) neemt U deel aan ACTW66. Dit houdt in dat collectief deelneemt aan de claimorganisatie ACT66 (actie comite traktaat Wassenaar 1966) .

ACTW66 die als claimorganistatie namens de deelnemers dwingt zo nodig via procedures om Nederlandse staat over te laten gaan tot uitbetaling dit conform het gesloten verdrag. De inzet (eisen) is het boek met titel "Uitbetalen op basis van traktaat van Wassenaar" 


Inschrijvingen via info@icm-online.nl.  Boek bestellen via bestel@ICM-online.nl

Lees verder…

Klus om een eiland bij Jakarta maken

onderdeel van Jakarta Baru Master Plan.

10897294494?profile=original10897281292?profile=originalKlus: eiland bij Jakarta maken

(bron Telegraaf)

De Nederlandse baggeraars Boskalis en Van Oord gaan samen een kunstmatig eiland aanleggen voor de kust van de Indonesische hoofdstad Jakarta. Daarmee is een bedrag gemoeid van €350 miljoen, dat gelijk over de twee partijen wordt verdeeld. Op het nieuw op te spuiten eiland van circa 160 hectare worden woningen en bedrijfspanden gebouwd. De aanleg vergt 20 miljoen kubieke meter zand, dat uit lokale wingebieden zal worden gehaald. In de dichtbevolkte regio rondom Jakarta is grote behoefte aan nieuw land om de bevolkingsgroei op te vangen. In Jakarta zelf wonen ruim tien miljoen mensen. In 2018 moet de klus gereed zijn.

ICM Redactie.

Dit is een onderdeel van het al omvattende Jakarta Baru Master Plan  van toenmalige burgemeester Jokowi van Jakarta dat al begon met de voorbereidingen in 2009. Ingenieursbureaus en investeerders uit Rotterdam ontwikkelde verder het totale plan dat in 2014 moest aanvangen en loopt tot 2023. Hiermee worden ruim 640.000 Fte' s (banen) geschapen alleen al in Indonesie. Het Jakarta Baru Master Pan omvat ruim 18 deelgebieden; 7 nieuwe elektrische centrales, metro, duurzame vuilverwerkingen, watermanagement, nieuwe haven, nieuw vliegveld, perphique, lange brug etc. etc,

Niet alleen de ontwikkelingen van het plan met die oplossingen, maar ook grote buitenlandse investeerders moesten voor de realisatie worden gevonden.

 

In dit traject hebben de Nederlandse ondernemingen veel hinder gehad door het neokoloniaal gedrag naar van politiek Den Haag tegen de republiek Indonesie. In tegenstelling tot de andere landen zoals Duitsland, Japan en China werden die partijen fors gesteund om de gunfactor allen verstevigen om die orders binnen te slepen. Angela Merkel was frequent in Jakarta, waar Nederlandse regering in alle rijstvelden ontbraken. Ook nadat de deze onderneming wanhopig een beroep deden op Mark Rutte. Een grote gemiste kans voor de Nederlandse economie, de krenten worden door de andere partijen als Japan, China en Duitsland uit de pap gehaald.

 

Die burgemeester van Jakarta met een populatie van 14 miljoen is nu president van de republiek Indonesië.

 

Zie presentatie Jakarta Baru Master Plan van Jokowi; http://youtu.be/hGtol65OeUg

Lees verder…

10897291880?profile=original10897256074?profile=originalRIE HOLTKAMP VOCHT TIEN JAAR GELEDEN SAMEN MET ECHTGENOOT VOOR LEVEN 

Ferry Holtkamp van het boek "Ik beken" van Elise Lengkeek die alle leden van de Eerste - en Tweede Kamer hebben  gehad, nu vandaag, 8 december volop in de belangstelling in de Telegraaf.

’Tsunami werd Ferry fataal’ 

Een mooie dag, die 26e december 2004 op tropisch Phuket, Thailand. Volop zon, amper wind. Overwinteraars Rie en Ferry Holtkamp besluiten het strand bij hun hotel te verruilen voor een ochtendje shoppen in naburig Patong.

„Even later stonden we daar op de bus te wachten om naar het winkelcentrum te gaan”, vertelt Rie (83). „Maar er gebeurde iets vreemds. De zee was verdwenen, plotseling wel een kilometer ver weg, het strand was ineens zo ontzettend groot!”

Haar man Ferry, gepensioneerd marechaussee en onderscheiden voor zijn verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Japanse bezetter, herinnert zich opeens filmbeelden van vroeger. Op Nieuw-Guinea.

Rie: „Toen was het water ook plotsklaps spoorloos’, vertelde hij me. ‘Een tsunami’, brulde Ferry vervolgens. ‘Wegwezen!’ Andere toeristen kwamen vanaf dat grote, lege strand aanrennen. In blinde paniek, schreeuwend. En de zee kwam even snel terug als ze kort daarvoor was weggetrokken.”

Ferry, destijds 77, weet de net gearriveerde bus binnen te komen, Rie klampt zich vast aan een van de deuren. Zij heeft niet de kracht om aan de snelle golven en het zuigende water te ontkomen. Maar Ferry weet haar uiteindelijk naar binnen te trekken. Overal smeken toeristen en Thai om hulp. Het echtpaar kijkt machteloos toe hoe de tweede vloedgolf de zware bus als een luciferstokje omverwerpt.

„De armen van de dood strekten zich uit naar Ferry en mij, maar het was nog niet onze tijd”, vertelt Rie Holtkamp, bijna tien jaar later. „Toen de bus daar lag, tegen een lichtmast gekwakt, stroomde het water terug en sleurde alles mee. We klommen uit het wrak en strompelden voetje voor voetje naar een heuvel.”

Zonder schoenen, zonder tas, zonder bril. Alles was weg. De Nederlanders trapten in glas, stenen en stukken hout sloegen tegen hun benen. Even dreigde zelfs het einde voor Ferry Holtkamp, toen zijn enkels door plastic afval werden omwikkeld.

Rie: „Hij moest duiken om zich te bevrijden en kreeg smerig rioolwater binnen. Tot ons heupen stonden we in de prut. We bloedden als runderen, maar voelden helemaal niets.”

Pinautomaat

Het echtpaar waadt moeizaam naar hotel Le Meridien, de lobby is compleet verdwenen, net als de eerste paar verdiepingen. Rugzakken drijven rond, een pinautomaat dobbert voorbij. Op de vierde etage komen Rie en Ferry bij. Even later wordt Le Meridien ontruimd, na geruchten over een ‘derde vloedgolf’.

Uiteindelijk weten de twee landgenoten terug te keren naar hun Ocean Resort in naburig Karon. Daar realiseren Rie en Ferry zich dat ze alleen nog leven omdat ze die ochtend niet naar het strand bij hun hotel zijn gegaan.

„Want tussen de zee en het Ocean Resort ligt een soort binnenmeer”, aldus Rie. „Op de vlucht voor de tsunami hadden Ferry en ik die nooit kunnen oversteken. Dan hadden we op de slachtofferlijst van de uiteindelijk 230.000 doden gestaan.”

Na terugkeer in Nederland blijkt vooral Ferry Holtkamp de beelden van de tusnami niet te kunnen verwerken. De oud-marechaussee kampt toch al met de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Toen werd hij als kindsoldaat op Java door de wrede Japanse militaire politie Kempeitai gemarteld.

Daar komt Phuket 2004 nog eens bij. Nacht na nacht krijgt Ferry Holtkamp bezoek van spoken uit de oorlog én die gruwelijke natuurramp.

Rioolwater

„We zijn samen wel achttien keer in Thailand op vakantie geweest, maar na de tsunami is het er niet meer van gekomen”, vertelt Rie Holtkamp. „Zijn longen zaten vol rioolwater, hij heeft daar een enorme knauw gekregen.” In 2008 overlijdt Ferry Holtkamp aan de gevolgen van longemfyseem.

Kerstmis, tien jaar later. Rie is straks bij haar dochter, bij haar kleinkinderen, bij vrienden. Ze denkt, ze hóópt het dan te druk te hebben om terug te kijken.

De weduwe: „Ik weet gewoon dat die natuurramp Ferry zowel fysiek als mentaal over het randje heeft geduwd. Hij overleefde Japanse martelingen, maar capituleerde uiteindelijk voor de tsunami.”

Lees verder…

Door:  Hans Vervoort "Weg uit Indië "

10897293272?profile=originalWeg uit Indië     Door:  Hans Vervoort

Normaal  worden boeken alleen besproken in de daarvoor bestemde rubriek, dus ook in Just4kids. Toch meent de redactie er goed aan te doen om het boek van Hans Vervoort een apart plekje te geven. Het is namelijk het enige boek dat speciaal voor de jeugd een deel van de geschiedenis van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog vertelt. Daarmee neemt het een unieke plaats in in de geschied-schrijving over deze zwarte periode. Daarom het artikel hieronder.

Juniorredacteur Chinook de Deugd.

Elk jaar stuur ik een brief naar ca. 100 basisscholen en biedt ze een gratis exemplaar aan van mijn jeugdboek “Weg uit Indië”, mits ze bereid zijn het verhaal voor te lezen aan kinderen in de groepen 7 en 8. Ieder jaar opnieuw reageert 40 % daar positief op. Hun motivatie is dat er totaal geen lesmateriaal voorhanden is over de oorlog in de Oost. Bij navraag achteraf hoe het bevallen is, krijg ik steevast te horen dat de kinderen het heel spannend vonden en bijna ademloos luisterden. Temeer omdat de meesten nog niet eens gehoord hadden van Nederlands-Indië en dat het vroeger Nederlands gebied is geweest.

Opnieuw ben ik nu dus bezig met het schrijven van zo’n 100 adressen van scholen op enveloppen, verspreid over heel Nederland. Lastige klus, omdat ik niet meer gewend ben met de hand te schrijven. Hiermee lever ik dus een kleine bijdrage aan de strijd tegen de vergetelheid over onze koloniale geschiedenis.

Hoezeer dat nodig is, merkte ik weer toen ik enkele weken geleden keek naar het programma “Verborgen Verleden”, waarin Aaf Brandt Corstius op zoek ging naar haar voorouders. Een groot deel van haar familie had lange tijd in Nederlands-Indië doorgebracht, meende ze vagelijk te weten. Maar toen ze vernam dat haar overgrootmoeder in een Japans kamp had gezeten, moest ze toch even de hand voor de mond slaan. Nee toch? Waren er ooit concentratie-kampen in Indië? Net als hier in Europa? En hoe was het mogelijk dat zij daar niets van af wist? En hoe heette dat kamp dan? Banju Biru! De programma-leiding van de TV programma besloot dat er daar dan maar eens naar toe gegaan moest worden. Vervolgens zien we Aaf staan bij de ruïnes van wat ooit het interneringskamp Banjoebiroe was geweest. Dus hier had haar over-oma gevangen gezeten? Afijn, terug naar Holland dan maar weer.

Aaf Brandt Corstius is een goed opgeleide bijna 40-jarige vrouw en dochter van Hugo Brandt Corstius, die veel kennis met zich meedroeg en daar hopelijk toch ook wat van aan zijn kinderen meegaf. Toch? Bijvoorbeeld het oorlogslot van zijn oma. Bovendien had Aaf bij het horen van de naam Banju Biru ook even Wikipedia kunnen opzoeken om te weten te komen waar ze het over zou hebben. Toch? Ze had dan kunnen lezen dat “Veel vrouwen en kinderen die eerst in Kamp Malang of in vrouwenkampen bij Bandung en Soerabaja waren ondergebracht, per trein ca. 40 uur reizen verder naar Ambarawa werden overge-bracht en vandaar nog vijf kilometer in de hitte moesten lopen naar Banju Biru”. Velen verloren tijdens deze reis het leven door uitputting, dorst en ziektes.

Men zegt dat Kamp 10 (Banju Biru) een van de ergste Jappen- kampen is geweest, waar enkele duizenden vrouwen en kinderen zijn omgekomen. Over die vreselijke tocht van 40 uur en het leven in Banju Biru gaat mijn boek “Weg uit Indië”. Ik heb het geschreven omdat ik ontdekte dat er geen enkel Nederlands kinder- of jeugdboek bestaat dat gaat over de oorlog in Nederlands-Indië en de al even verschrikkelijke periode, de Bersiap, daarna.

Mijn boek is bedoeld voor alle leeftijden vanaf 10 jaar. Het verhaal gaat over Hans en Sonja, die wonen in het mooie zonnige Nederlands-Indië, als de oorlog uitbreekt. Holland is bezet door de Duitsers, horen ze van hun ouders, maar Indië zal zeker vrij blijven. Dat lag zo ver weg van Holland. Natuurlijk, het Japanse leger wil graag gebieden in Zuid-Oost Azië en dus ook Indië veroveren, maar iedereen wist  dat de Japanners niet konden schieten. Hun tanks waren van blik. Wat een schrik als de Jappen in 1941 Pearle Harbour aanvallen en in 1942 toch Indië binnenvallen.

Hans en Sonja komen met hun moeders in een concentratiekamp terecht, waar klappen vallen en elke dag een strijd is tegen honger en ziekte. Als na drie jaar Japan verslagen is, komen ze vrij en horen hoe moeilijk ook de mensen die niet in de kampen zaten, de zogenaamde “Buitenkampers” het hebben gehad. En dan begint een nieuw avontuur. De Hollanders zijn 300 jaar de baas geweest in Indië en de bevolking van Indië wil dat niet meer. Ze komen in opstand en er vallen opnieuw vele duizenden doden. Over loert het gevaar. Iedereen vlucht en ook Hans en Sonja moeten “Weg uit Indië”. Een gevaarlijke tocht begint. Zal het ze lukken om veilig naar Nederland te komen?

Het boek is in elke boekhandel te verkrijgen. Scholen kunnen het boek bestellen bij de uitgever:info@conserve.nl  U krijgt het boek dan binnen enkele dagen portvrij toegestuurd met een factuur. Wil je een gesigneerd exemplaar? Mail dan even naar de schrijver via het e-mailadres:brievenbus@hansvervoort.nl  U ontvangt dan een exemplaar gesigneerd met een opdracht en bijgesloten factuur. Het boek is ook als e-book verkrijgbaar en ook zowel geschreven en als e-book  in de Engelse taal.

In onze volgende editie hopen we een artikel te plaatsen over dit onderwerp, geschreven door iemand van de Stichting Gastdocenten WO II – Zuid-Oost Azië. De aanvraag hiervoor gaat deze week de deur uit.   Redactie.

Lees verder…

Door: Han Dehne : Nederlands-Indië

Door: Han Dehne : Nederlands-Indië 

 10897295075?profile=originalVrijmetselarij  in  Nederlands-Indië        Door:  Han  Dehne 

Vrijmetselarij is de oudste en grootste broederschapsorganisatie ter wereld. Er zijn wereldwijd ongeveer 6 miljoen leden. Vrijmetselaren omvatten elk volk, ras, sociaal en economisch niveau. Zij hebben allemaal gelijksoortige idealen en overtuigingen. Het overkoepelende voor al deze mensen is dat zij geloven in iets dat groter is dan henzelf. Ze houden vast aan bepaalde principes in dit leven, die helpen de grote vragen in het leven te beantwoorden en die uiteindelijk leiden naar een betere mensheid. De auteur dezes is nu ruim 26 jaar

aangesloten bij deze broederschap. Moderne vrijmetselarij vindt haar wortels in de vroege 18e eeuw en bewaard de tradities die het uit deze tijd geërfd heeft. Het zijn deze tradities die de vrijmetselarij een uniek gezelschap maken binnen de maatschappij. De vrijmetselarij biedt mannen van deze tijd een methode om te komen tot zingeving en ethische plaatsbepaling. De principes zijn die van tolerantie, gelijkheid, mededogen en eer. Vrijmetselaarstonen dit door tolerant te zijn voor andere opvattingen, zich te gedragen met vriendelijkheid en begrip en bijstand te verlenen binnen de gemeenschap. Vrijmetselarij erkent de geweldige rijkheid van alle culturele overtuigingen en sluit op voorhand geen enkel individu uit op basis van geloof of politieke overtuiging. Hoewel het van een vrijmetselaar gevraagd wordt om te geloven in een overkoepelend ordenend principe, is het geloof van de vrijmetselaar een persoonlijke zaak.

De eerste vrijmetselaarsloge werd in 1762 in Batavia opgericht onder de naam "La Choicie"door Jacobus Cornelis Mattheus Radermacher. Maar na zijn vertrek in 1767 uit Indië hield deze loge weer op te bestaan. Een paar jaar later werd deze loge echter weer opnieuw opgericht en door de sterke groei van Batavia ontstond al snel een tweede loge aldaar in 1770, onder de naam "La Vertueuse”. Een derde loge volgende al snel en deze loge "La Fidèle Sincérité" werd al snel bezocht door lager  en middenkader van de VOC en landeigenaren. Deze loge kwam bijeen in de Heerenlogement aan de Moorsegracht van Batavia. De andere loges kwamen bijeen ten huize van één der leden.

Aan het eind van de 18e eeuw verdween de noodzaak tot geheimhouding, aangezien ook de hoogste ambtenaren van de VOC leden zijn. Op 18 januari 1786 werd openbaar de hoeksteen gelegd voor een logegebouw in Batavia door de loge "La Vertueuse" die hiervoor 12.000 gulden had verzameld door het uitgeven van aandelen.

De inwijding van de Javaanse kunstschilder Raden Sarief Bastman Saleh en de inwijding van Abdul Rachman een achterkleinkind van de Sultan van Pontianak op Borneo in de loge "De Vriendschap" in Soerabaja in 1836 en 1844 gelden als beginpunten van de acceptatie van Indische autochtonen in de loges. De eerste Chinees die toegelaten werd was de suikerproducent The Boen Keh. Zijn aanvraag tot het lidmaatschap werd eerst in 1857 aangenomen.

In 1859 werd opgemerkt dat      de Javaanse bevolking de logegebouwen "Gedung Setan" noemden, oftewel "Het huis van Satan", De vrijmetselaars in die tijd legden deze titel uit als een verbastering van "Sint Jan" of "Rumah pengsitan (huis van meditatie). Vanaf 1870 was de vrijmetselarij in Indië wijd verspreidt over het land. Diverse loges werden opgericht en in kleinere dorpen en steden ontstaan vrijmetselaarskringen met fluctuerende lidmaatschappen

De loges opereerden vrijwel autonoom en hadden weinig contact met elkaar. In de loop der jaren werd werden onder het gezag van het Grootoosten der Nederlanden zo'n 35 loges gesticht, met name op Java en Sumatra.

10897294689?profile=originalTijdens de Tweede Wereldoorlog maakte ook de vrijmetselarij in Indië een zware periode door. Zij slaagden er soms in om in het geheim bijeen te komen, zelfs in de Japanse interneringskampen. Het herstel echter na de oorlog was van korte duur. Eigenlijk wordt op 3 maart 1950 bij een bezoek van Soekarno aan een loge duidelijk dat hij allemaal negatieve  berichten had gekregen en sprak weer over Rumah Setan. Hierna werden tot aan 1954 nog  vier loges opgericht maar de vrijmetselarij werd  al snel gezien als een subversieve organisatie. Dat werd nog sterker nadat in 1957 als gevolg van het Nederlands-Indonesisch conflict over Nederlands Nieuw Guinea er de oorzaak van werd dat alle Nederlandse ondernemingen onder staatstoezicht werden gesteld en genationaliseerd. Er vond toen een ware exodus plaats van de Nederlanders uit Indonesië. De loges liepen leeg. Ook de Indonesische leden van de loges hielden het voor gezien toen bleek dat zij door hun lidmaatschap werden gezien als pro-Nederlands.  Op 23 juni 1960 staakte de laatste loge haar werkzaamheden, Op 27 februari 1961 vaardigt een bevel van de Generale Staf uit waarin staat dat vrijmetselarij haar basis heeft buiten Indonesië en niet overeenstemt met de nationale identiteit. Daarmee kwam na 2 eeuwen de maçonnieke arbeid  van de vrijmetselarij in Indonesië aan het eind. Hoewel er sinds 2000 een versoepeling van het verbod op een aantal levens-overtuigingen in Indonesië  geldt, is het tot op heden onduidelijk of ook de vrijmetselarij hiertoe behoort. 

10897294873?profile=originalToen ik ruim 26 jaar geleden tot de Orde der Vrijmetselaren toetrad wist ik alleen een aantal basale zaken die ik had gelezen in een aantal boeken die over deze Orde gingen. Ook heb ik toen een voorlichtingsavond bijgewoond waar iemand toen van alles vertelde. En hoe summier ik ook op de hoogte hiervan was, heb ik toch het besluit genomen om te vragen lid te mogen worden. Ik bedacht mij toen dat je soms in je leven wel meer een stap maakt die, min of meer, in het duister    is gehuld en ondanks die vele onduidelijkheden en onzekerheden heb ik toch die stap gemaakt. Eigenlijk meer op intuïtieve gronden of andere niet rationele gronden.

De vrijmetselarij is, en dat moet ik als eerste kwijt is geen religie. In absolute zin bestaat de vrijmetselarij niet. Er is geen collectieve leeropvatting zoals   die bij de religie bestaat. Vrijmetselarij is een zinnebeeldige methode die kan leiden tot een individuele levenshouding. Wat is het dan verder wel of niet? Het is een inwijdingsgenootschap, een broederschap van vrij denkende mensen die niet gehinderd worden door welke vorm van dogmatiek dan ook. Voor mij persoonlijk betekent het een confrontatie met jezelf, met je diepste zelf; niet zwevend, maar gewoon met je beide benen op de grond.

10897296065?profile=originalVrijmetselarij betekent voor mij een terugkeer naar het wezenlijke van het menselijk bestaan, de eenheid tussen je verstand en je gevoel, tussen je medemens en jezelf. Maar dat betekent niet dat wij daardoor een stelletje wereldvreemde kerels zijn. Neen, wij zijn gewoon mensen die een totaler of completer mens willen worden. Wij zijn ook geen club van er jezelf bij aansluiten om er enig maatschappelijk gewin te vinden. Wij zijn ook geen elitaire club van wereldverbeteraars. Neen, wij zijn gewoon een club van mannen die dankzij de grote vertrouwelijkheid en vriendschap een broederschap vormen die uit eerbied en respect voor de persoonlijkheid van de ander zekere omgangsvormen in acht nemen.

Voor ons is ieder individu van evenveel waarde. Je kan eigenlijk zeggen dat de vrijmetselarij een levensstijl is waarbij een ieder naar eigen inzichten de waarheid zoekt en zijn best doet een beter mens te worden om daarmee voor zijn omgeving een beter mens te zijn. Om het in een redelijk korte zin samen te vatten is de vrijmetselarij een eigentijdse stroming, geworteld in een eeuwenlange traditie, waarin vrijmetselaren permanent bouwen aan zichzelf om daardoor bewuster keuzes in het leven te kunnen maken, onafhankelijk, vrij van dogma's en los van politieke of religieuze overwegingen. Vrijmetselarij is een bewust kiezen voor een leven onder een soort vergrootglas. Tegelijk aanvaard je daarmee de plicht om met alle mogelijke mensen schouder aan schouder in een broederketen te staan.

10897295880?profile=originalLoge “Ster in het Oosten”, Batavia

Vrijmetselarij is voor mij een accentuering van het niet beïnvloedbare verschil waardoor de ene mens nu eenmaal anders voorkomt dan de andere. De verscheidenheid maakt eenheid mogelijk. En die inspirerende verscheidenheid van verschillen is het palet van het leven op aarde, zonder weet te hebben van schakering kun je geen vrijwilliger van deze aarde omspannende eenheid zijn. Wij noemen dat palet "broederschap". Vrijmetselarij is op deze manier een soort leerschool, mede omdat het een voortdurend appèl doet op zelfwerkzaamheid om een beter mens te worden met een eigen verantwoordelijkheid voor relaties en de eigen positie.

  10897295898?profile=original   Het symbool van de vrijmetselarij verwerkt in tuinaanleg bij een loge Boven: luchtfoto; onder: tekening

Maar alleen al dit gegeven maakt het boeiend om met elkaar regelmatig van gedachten te wisselen. We kennen een manier van omgaan met elkaar waarbij een ieder tot zijn recht kan komen. zo hij dat wil. Niemand zal hem in de rede vallen als hij iets wil zeggen of meedelen. Een ieder blijft in zijn waarde omdat wij gewend zijn om hooguit onze mening naast die van de ander te zetten zonder te proberen de ander te overtuigen of een mening op te dringen. Immers respect voor de ander staat boven aan ons lijstje. 

U begrijpt dat wij naast het regelmatig met elkaar van gedachten wisselen over allerlei onderwerpen, wij ook nog op een andere manier arbeiden. Dat doen wij op bepaalde avonden met behulp van een soort mythisch spel, een rituaal noemen wij dat. Op zo'n avond zijn wij wat 10897296095?profile=originaldeftiger gekleed en voeren met elkaar een rite op. Deze ritualen hebben wij met elkaar afgesproken en voeren wij uit zoals alle broeders in Nederland dat eenvormig doen. Wij gebruiken daarbij allerlei symbolen tegen een mythische achtergrond met bepaalde voorwerpen.

Hoe dat gaat vertel ik niet, want dat is nou juist de clou. Bij een inwijding als lid of zo moet dat nou juist worden ervaren als een soort verjaardagsgeschenk. Men moet blindelings vertrouwen op  de medebroeders die deze symbolische handelingen samen mee uitvoeren. En als er al iets geheim is in die vrijmetselarij dan is het dat. Voor het overige zijn er geen echte geheimen, niets engs, niets controversieel. Wij zijn een normale vereniging met een normale bestuurlijke samenstelling die geheel binnen de wet van het land functioneert. We hebben statuten en een huishoudelijk reglement.

U heeft kunnen lezen dat wij streven naar een geestelijke groei, maar wij spreken niet over de richting waarin die groei zich zou moeten ontwikkelen. Die keuze ligt geheel bij de vrijmetselaar zelf. Er zijn immers even zoveel meningen als er vrijmetselaren zijn, maar de kracht ligt - volgens mij - juist in de vrijheid van waarheidsvinding en de daaruit voortvloeiende verdraagzaamheid. Een gangbare uitdrukking bij ons is "op u komt het aan" en dat betekent dus primair een eigen werkzaamheid om datgene te bereiken dat u wilt. Voor mij betekent dat een beter mens worden in deze maatschappij. Niets meer en niets minder. Als ik dit allemaal samenvat dan kan ik zeggen dat vrijmetselarij een ethisch systeem is die zich bedient van symbolen en ritualen. Nou is dat ook al niet bijzonder want in het dagelijks leven zijn wij allang gewend aan het werken met symbolen. Denk maar aan de trouwring als uiterlijke vorm van de diepe verbondenheid met een ander. Je kan ook denken aan een anker of het kruis. Ook degenen onder u die een kerk bezoeken ondergaan allerlei ritualen.

10897296476?profile=originalHet doel van ons systeem is dat je met behulp daarvan jezelf tot een beter mens kan vormen en dan beter in de zin van completer mens, harmonieuzer en even-wichtiger ontwikkeld. Zoals al eerder aangegeven: door onze manier van denken en werken zijn wij wars van dogma's. Immers dogma’s belemmeren altijd je geestelijke groei. Als iemand zegt "dat is zo" dan zeggen wij; "nou dat kan wel zo zijn maar ik onderzoek dat liever zelf" en soms betekent dat, dat je ergens grote vraagtekens bij stelt. In dictatoriale staten en onder streng religieuze regimes is vrijmetselarij altijd bestreden omdat het haar leden aanspoort zelfstandig naar waarheid te zoeken en dat is dus in dit soort staten niet welgevallig. Het streven van vrijmetselaren naar vrijheid heeft in gesloten maatschappijen vaak een krachtige impuls gegeven aan democratisering.

______________________

Lees verder…

Door: Humphrey de la Croix - Nederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog 

10897297688?profile=originalNederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog Door:  Humphrey de la Croix

Precies 100 jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog, die ook z’n invloed had op Nederland en haar kolonie Nederlands-Indië. De redactie is daarom gaan zoeken op het internet naar een artikel dat de situatie destijds goed weergaf en daarmee aantoonde dat ook Nederlands-Indië op tal van manieren getroffen werd door wat toen nog werd genoemd “De Grote Oorlog”. Het hierna volgende artikel van de hand van historicus Humphrey de la Croix paste goed in dit kader en werd uitgekozen om in NICC Magazine te plaatsen.  (De redactie)

De Grote Oorlog was een wereldomvattende gebeurtenis die aan neutrale landen als Nederland niet kon voorbijgaan. Door de strategische ligging aan de Noordzee en de rol in de wereldhandel (overslag naar Duitsland, België) raakte ons land de belangen van de belangrijkste oorlogvoerende landen. In die internationale handel speelde de kolonie Nederlands-Indië een zeer belangrijke rol vanwege het bezit van olie, kolen, metalen, agrarische producten en andere grondstoffen. Het Europese conflict was door de betrokkenheid van de grote koloniale mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland onvermijdelijk een wereldoorlog geworden. Deze landen grensden zowel in als buiten Europa aan het koninkrijk.

Was de keuze voor neutraliteit passend in een Nederlandse pacifistische gedachte? Vast wel en niet geheel symbolisch kan het in 1913 voltooide Vredespaleis in Den Haag daar een bevestiging van zijn. Real-politiek gezien was het vooral een verstandig standpunt van een klein Europees land dat geen militaire middelen had om buitenlandse machts-politiek te voeren. Het bezit van de grote kolonie Indië deed daar niets aan af. Misschien waren het bezit en onderhoud van de geografisch grote kolonie eerder een dusdanig grote last om te onderhouden dat Nederland ook niet tegelijk een sterke koloniale mogendheid kon zijn. Spoedig zou blijken dat Indië ook niet te verdedigen kon zijn tegen buitenlandse agressors.

Mobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht

Ook als neutrale mogendheid zag Nederland zich met de dreigende oorlog in zicht genoodzaakt op 30 juli 1914 de algehele mobilisatie af te kondigen. Die neutraliteit moest verdedigd kunnen worden. 
De sterkte van het Nederlandse landleger bedroeg in 1914 ruim 200.000 man, wat vergeleken met Duitsland (2.147.000 man) en de Britten en Fransen samen (2.282.000 man) amper militair kon afschrikken. Ter zee was de Koninklijke Marine vergeleken met de Duitse, Britse en Franse in omvang en vuurkracht een kleine zeemacht en niet berekend op het aangaan van een gewapend treffen met die sterke vloten.

De gevolgen voor de economie

Economisch was de mobilisatie een zware last voor ons land. Een deel van het productieproces verminderde of lag stil omdat mannen waren opgeroepen. In augustus 1914 hadden de Britten een handelsblokkade ingesteld en controleerden het scheepsverkeer naar Nederland op verboden verklaarde goederen, zogenoemde “contrabande”. Hieronder vielen onder andere graan, suiker, diverse voedingsmiddelen, leer, schoenen en katoen. Dit soort zaken kon bedoeld zijn voor de vijandige legers. De Britse marine hield schepen aan en dwong ze naar Engelse havens te varen voor controle. De lading kon bestemd zijn voor Duitsland en Oostenrijk of er vandaan komen.

De oorlog dreigde voor Nederland desastreuze gevolgen te hebben zoals grote schaarste, massale werkloosheid en verzwakking van de militaire kracht. De jaren 1917 en 1918 zouden de zwaarste periode worden. Voedselschaarste zorgde voor een strikt rantsoeneringsbeleid en ook de kwaliteit van voedsel verminderde ook. Uit die tijd dateren termen als eenheidsworst en standaard-schoenen, die uitdrukking gaven aan de ontstane noodzaak tot soberheid. Hoewel er geen hongersnood dreigde gingen er geruchten rond over het bestaan van katten- en hondenslagers.

Kwetsbare neutraliteit

Zich bewust van de beperkte militaire kracht om die neutraliteit af te dwingen wanneer die bedreigd zou worden, was de Nederlandse regering er helemaal niet zo gerust op dat Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk, en in Azië Japan de Nederlandse positie zouden respecteren. Het verloop van de oorlog zou zo maar vanwege strategische redenen Nederland actief en ongevraagd  in de oorlogs-handelingen zélf kunnen betrekken. Onzekerheid heerste gedurende de hele oorlogsperiode. Was het echt ondenkbaar dat Duitsland van ons land, zoals in hun opmars in augustus 1914, ook een kortste weg en dit geval naar  de Noordzeehavens zou maken? En was van de Britten echt niet te verwachten dat ze de doorvoer-havens naar Duitsland, Vlissingen en Rotterdam, ongemoeid zouden laten? Nederland was en bleef de zwakke schakel in de Britse zeeblokkade en daarmee een potentieel doelwit. De Nederlandse neutraliteit werd zwaar op de proef gesteld tijdens de oorlog. Schendingen van het grondgebied waren niet bepaald zeldzaam.  De Britse vliegtuigen bombardeerden in de nacht van 29 op 30 april 1917 Duitse stellingen aan de Belgische kust in en rond Zeebrugge. en Oostende.                       

 

Rotterdam, 1917. De voedsel-schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eerste centrale keuken (gaarkeuken) in Nederland, De kok en het personeel bij de kookketels en pannen. Foto: Nationaal Archief / Spaarnestad.

Om aan het vijandelijk afweer-geschut te ontkomen vlogen ze over Zeeuws-Vlaanderen en ook  boven Zierikzee waar om niet duidelijke reden een bom werd afgeworpen. Een Duitse schending van het Nederlandse luchtruim boven Schouwen-Duiveland en Goeree-Overvlakkee vond plaats op 18 augustus 1917. Er was toen een luchtgevecht met Engelsen en vervolgens vielen er twee Duitse bommen op Nederlandse bodem.
In beide gevallen was  er geen echte “spierballenreactie” van Nederlandse zijde. De regering wilde Engelsen noch Duitsers voor het hoofd stoten. De Nederlandse zwakte op het politieke en        het militaire wereldtoneel werd daarmee alleen maar benadrukt.

Nederlands-Indië in 1914 een opkomende inheemse nationalistische beweging

De oprichting van de Sarekat Islam in 1912 als eerste Indonesische politieke partij zou het begin betekenen van de laatste fase van de koloniale relatie tussen het moederland en de volken van de archipel. Het ontstaan van een nieuwe zelfbewuste, intellectuele elite was het resultaat van de toegang tot Westers onderwijs en de daarin gepropageerde waarden als vrijheid, zelfbeschikking en gelijkheid van alle volken, en van ideeën als democratie en socialisme. Een Ethische Politiek gericht op ontwikkeling van de inheemse onderdanen van de kolonie, had dus als effect dat kritiek op de koloniale band wortel had geschoten. Het Nederlands-Indische Gouvernement onder leiding van de gouverneur-generaal bekeek de ontwikkelingen met het nodige wantrouwen.  Heel Indië was op dat moment na de lange Atjeh-oorlog nog maar drie decennia onder Nederlandse controle gebracht. Recenter, in 1908 had Bali na een opstand zich onderworpen. En nu werd de interne stabiliteit alweer danig uitgedaagd door het ontwakend inheems nationalisme. De in 1912 opgerichte eerste Indonesische politieke beweging Sarekat Islam verlangde voor de bevolking van Indië dezelfde rechten als de Nederlanders in Europa en in de kolonie. Gaandeweg de volgende jaren werd de Sarekat Islam alleen maar radicaler en linkser in haar eisen. De in 1913 actief geworden Indische Partij van Ernest Douwes Dekker (‘DD’) kende al van meet af aan geen terughoudendheid om te verklaren dat Indië uiteindelijk los moest komen van Nederland. DD’s streven was dat het toekomstige land van de ‘Indiërs’ door dezen zélf moest worden bestuurd. De Indo-Europeanen  zouden daarin als groep voortkomend uit twee werelden maar met de intellectuele, bestuurlijke en organisatorische bagage van de moderne Westerling, een voor-trekkersrol moeten spelen. Wat het koloniaal bestuur extra zorgen baarde was dat de Indische Partij marxistische elementen omarmde.
Naast de Sarekat Islam kwamen in de periode 1910-1920 andere politieke, politiek getinte (vakbonden) en politiek-religieuze organisaties opzetten. Toen de oorlog uitbrak was deze ingezette binnenlandse ontwikkeling de grootste zorg van het Indische bestuur. Vanaf augustus 1914 zou echter de wereldoorlog de agenda van het Indische Gouvernement gaan beheersen. Begrijpelijk gezien de grotere en fundamentele vragen die inmiddels waren gerezen: waren Nederland en zijn kolonie in gevaar en hoe zou het Koninkrijk door die oorlog komen? De grote onzekere, nabije factor was het toen nog verre Japan. Het eerste Aziatische land dat in de moderne tijd de grote Europese mogendheid Rusland in 1905 had verslagen.

Japan als nieuwe machtsfactor

Het effect van de door Japan gewonnen oorlog tegen Rusland was het besef dat een in de regel als minder ontwikkeld beschouwd Aziatisch volk een Westers land kon verslaan. In Nederlands-Indië speculeerden allerlei politici, journalisten, ondernemers en intellectuelen over wat de Japanners zouden willen doen met het toegenomen politieke prestige en hun militaire kracht. Het was duidelijk dat het land van de rijzende zon tot aanzienlijk meer in staat was dan zelfverdediging. Gezien de vrij recentelijke ontwikkeling als een feitelijk Westers gemodelleerde moderne industriestaat, leek het land nog maar aan het begin te staan van een verdere vergroting van zijn macht.
In Indië was er een enorme scepsis ontstaan over alles wat Japans was. Immigranten uit Japan werden met argusogen bekeken en vaak verdacht van spionage. De komst van steeds meer Japanners werd gezien als een voorbereiding op overname van de kolonie. En deze bespiegelingen vonden niet alleen plaats in de kranten. Ook in het landsbestuur speculeerden politici en ambtenaren over de werkelijke Japanse intenties. 

10897298081?profile=original1915 KNIL. Troepen op mars, links een Japanse veldkeuken getrokkendoor kleine inlandse paarden.

Foto: Spaarnestad Photo.

De wens om een grote marine te hebben

Hoe sterk dat vooroorlogse wantrouwen tegenover Japan leefde, bleek al uit de discussies in Den Haag en Batavia over de wenselijkheid de vloot te versterken. Een Vlootcommissie was van mening dat de zeestrijdmacht niet minder dan negen slagschepen (de grootste oorlogsschepen in die tijd) nodig had om het Koninkrijk te verdedigen én om een serieuze offensieve afschrikkingsmacht te zijn. Door de open ligging van de archipel was Indië in zijn geheel moeilijk te verdedigen door het handvol (ongeschikte) schepen van de Gouvernementsmarine en het eskader van de Koninklijke Marine. Daarbij beschikten de potentiële aanvallers over zwaar materieel als dat slagschepen, slagkruisers en onderzeeboten. Schepen die Nederland niet eens had. 
In de discussies over de te volgen strategie passeerden verschillende scenario’s. Vaak kwam daarin de vraag naar voren of de nadruk moest liggen op “alleen” de verdediging van het hoofdeiland Java. Of waren de Buitengewesten ook net zo belangrijk? Een antwoord op deze laatste vraag kwam vanzelf gezien de groter wordende rol van olie, kolen en metalen in de moderne economie en oorlogvoering. Juist deze grondstoffen waren overvloedig te vinden in Sumatra en Celebes (Sulawesi).
Gouverneur-generaal Idenburg (van 1911 tot 1916) vond dat Indië over een grote vloot van vijf slagschepen moest beschikken om een vijand te kunnen afschrikken door de zekerheid dat een aanval op Nederlands territorium tot aanzienlijke schade aan de eigen vloot en strategische sterkte zou leiden.
Naar goed Nederlandse traditie werd de discussie uiteindelijk gedomineerd door het kosten-aspect. De ambitie van een sterke vloot die een aanval van de grote mogendheden kon voorkomen en afslaan, plus ook nog aanvallend kon opereren, was echter niet betaalbaar. Praktisch was er een ander probleem om op te lossen: het gebrek aan (geschoold) personeel en met name in de lagere rangen. Waar moest dat vandaan komen? Door de gestegen welvaart was een baan in de krijgsmacht (als een soort laatste heenkomen) niet meer zo nodig. Mannen konden genoeg aantrekkelijker en beter betaalde banen vinden.

De besluitvorming over de te bouwen slagschepen is niet tot stand gekomen in de oorlogsperiode. Door de oorlog zou de bouw van de schepen toch niet hebben kunnen doorgaan omdat die in een van de oorlogvoerende landen zou moeten gebeuren. De beslissing over de vlootversterking is pas in 1923 genomen: het voorstel werd met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer weggestemd, 51 stemmen tegen en 49 vóór.

 
Het  Nederlands-Indisch Leger

De nadruk op versterking van de vloot zorgde bij het leger voor een tegengeluid. Uit vrees voor uitblijven van de gewenste versterkingen wees de legerleiding op de noodzaak om te kunnen optreden tegen eventuele binnenlandse massaopstanden om de Nederlandse hegemonie niet te verliezen. Een sterk argument gezien het besef bij het landsbestuur dat de Nederlanders numeriek verre de mindere waren van de Indonesiërs. En recentelijk  bleek uit de opkomende nationale bewegingen een  roep om zelfstandigheid en inspraak. Het Gouvernement was extra beducht voor het ontstaan van geweld-dadige opstanden als gevolg van radicale oproepen zoals de Indische Partij.

Door de internationale politiek was het Gouvernement gedwongen na te denken over de toekomst van het koloniale leger. Totdat de internationale spanningen zo hoog waren opgelopen, hoefde  het koloniaal bestuur zich helemaal niet bezig te houden met de strategische rol van de Indische strijdmacht. De koloniale krijgsmacht  was na de onder-werping van de laatste verzets-haarden Atjeh en Bali een politioneel leger geworden, gericht op het handhaven van orde en rust. Tactische en strategisch was het niet toegerust op een treffen met een modern aanvalsleger dat geavanceerde wapens bezat en getraind op nieuwe strijdwijzen. De opbouw van een dergelijk leger zou  meerdere jaren kosten. Materieel moest opnieuw worden ontworpen en gefabriceerd en de vraag was of Nederland de technologie al in huis had. Om zelf slagschepen te bouwen in ieder geval niet. De Britten, Engelsen en Duitsers hadden die wél. Daar kwam nog bij dat het in Nederland zélf ontbrak aan expertise in moderne oorlogsvoering.

Het leger in Nederland was bovendien in het algemeen niet goed genoeg getraind vanwege allerlei procedurele en praktische belemmeringen zoals niet meewerkende bezitters van land en onwelwillende gemeente-besturen. Het moet gezegd dat het Nederlandse leger niet eens ouderwets was of niet echt geïnteresseerd in innovaties, maar er was gewoonweg te weinig van alles: manschappen, materieel en actuele strategieën en tactieken.

10897298471?profile=originalEerste Wereldoorlog. Mobilisatie vrijwilligers Nederlands Indië. Na erkenning door de regering worden de blanke en inlandse vrijwilligers van kleding en wapens voorzien door het gouvernement  en gaan ze daarmee oefenen. Groepsfoto tijdens een velddienst-oefening op Buitenzorg (bij Batavia), Java, Ned. Indië (het huidige Indonesië), 1915.  Foto: Spaarnestad Photo

Bij het uitbreken van de oorlog had van de Nederlandse strijd-macht alleen het KNIL recente gevechtservaring. Echter, de kracht van het KNIL was gelegen in de eenheden die in Atjeh hadden gevochten. In vaak moeilijke fysische omstandigheden had het koloniale leger als een van de eerste Westerse krijgsmachten een contra-guerillaoorlog gevoerd met kleine gevechtseenheden, vergelijkbaar met hedendaagse special forces (toen: het Korps Marechaussee te voet). Deze ervaring was echter niet zinvol voor een treffen met een geregeld modernen  deels gemechaniseerd invasieleger.
Toch was de top van defensie hard aan het nadenken over een moderne krijgsmacht. Ten eerste over de vorming van een groter leger en vervolgens over nieuw aan te schaffen wapens. In de discussies kwam ook de oprichting van het toen nieuwe luchtwapen (zeppelins en vliegtuigen) aan de orde. Vanaf 1916 was die ook realiteit.

Leger en marine bij het uitbreken van de oorlog

De bevelhebbers schout-bij-nacht F. Pinke en luitenant-generaal Michielsen hielden rekening met betrokken raken in oorlogs-handelingen. Engeland  en Frankrijk  waren potentiële bedreigingen voor Indië, Duitsland in mindere mate (ook al zou de handel last krijgen van zogeheten Duitse raiders in de Indische Oceaan en zeeën rond het Maleisisch schiereiland). Maar geen van de oorlogvoerende landen bezat een grote strijdmacht ter plekke voor een invasie van de archipel. Japan zou het grootste en meest reële gevaar vormen, maar daarvan gingen beide militairen niet uit. Uit voorzorg besloot schout-bij-nacht Pinke het marine-eskader niet in Soerabaja (Tandjoeng Perak) te houden maar naar Tandjong Priok, de haven van Batavia te sturen. Hij was van mening dat in het westen van de archipel issues rond de neutraliteit zich het meest zouden kunnen voordoen omdat daar de invloedssferen van Engeland, Frankrijk en Duitsland lagen. Het beschermen van de neutraliteit zou het best geëffectueerd kunnen worden vanuit  Batavia als uitvalsbasis. Toen de oorlog echt een feit was geworden besloot Pinke zijn schepen naar de veiliger haven van Banten in West-Java te sturen. Het is de vraag of met deze beslissing uit voorzorg het pal staan voor bescherming van de neutraliteit was gediend. Het wekt toch de indruk van weglopen. Tegelijkertijd was het reëel omdat het kwetsbare Nederland geen partij was voor de Geallieerden of Centralen, mochten deze staten al hun oog hebben laten vallen op ons Nederlands-Indië.

Het Gouvernement is bij het uitbreken van de oorlog in Europa niet overgegaan tot mobilisatie van het koloniale leger. Reden was om Japan niet voor het hoofd te stoten door de indruk te wekken dat land als een potentiële agressor te zien. Wél heeft het opperbevel verordend dat voor-bereidingen werden getroffen voorafgaand aan een daad-werkelijke mobilisatie. Het betrof onder andere magazijnen aanvullen, scenario’s uitwerken voor het overnemen van civiele taken door militairen en ook de voorbereiding van terughalen en plaatsen van troepen die nog in de Buitengewesten waren gelegerd. Ten slotte werden draaiboeken geoefend voor verplaatsing van het centrale bestuursapparaat van Batavia naar andere plaatsen meer in het binnenland van Java.
Bevelhebber Michielsen kampte intussen met een onderbezetting van zijn leger met ruim 3000 Europese mannen en meer dan 1700 inheems personeel. Daarbij kwam dat er geen financiële middelen waren om te werven en extra personeel te betalen. Eerder al werden KNIL-militairen met verlof in Nederland aangespoord zich daar aan te sluiten bij het leger.
Het tekort aan manschappen leidde tot suggesties vanuit de Indonesische groeperingen en van nationalistische voorlieden, om dienstplicht te overwegen of een inheemse militie in het leven te roepen. Op het volkenrijke Java (destijds meer dan 30 miljoen inwoners) kon genoeg personeel worden gerekruteerd. Echter het Gouvernement verwierp het idee van gewapende Indonesiërs met het oog op de numerieke minderheid van de Europese machthebbers.

De oorlog en het leven van alledag in Indië
De onrust kende een bijna hysterisch moment in de eerste oorlogsdagen.  Door geruchten verspreid in de kranten Java Bode, Preanger Bode en De Locomotief dachten velen dat er 15 Japanse schepen lagen in de Wijnkoops-baai in het zuiden van West-Java. Uit onderzoek op last van de resident van Soekaboemi bleek er totaal geen sprake van zo’n Japanse aanwezigheid.

 

Bataviaasch Nieuwsblad 10 maart 1917

Dat er een gevoel van oorlog heerste uitte zich in de eerste dagen door het massaal hamsteren van eten en andere eerste levensbehoeften. Ingeblikt voedsel was snel uitverkocht of slechts tegen hoge prijzen te koop. Toen het besef was doorgedrongen dat de kolonie niet direct in gevaar was, ebde de paniek snel weg. De mensen stelden in ieder geval wel niet-direct noodzakelijke aankopen uit; een normale reactie in tijden van onzekerheid.
De aankoop door het leger van grote voorraden rijst, bloem, suiker, koffie en ingeblikt voedsel had echter gevolgen voor de burgerbevolking. Het zorgde voor schaarste en prijsstijgingen. Vooral de armere sociale groepen als de lagere Europese klassen en de inheemse bevolking werden getroffen.
Geruchten en aperte onwaarheden veroorzaakten ook nog eens een sfeer van onrust en soms paniek. Verhalen over niet meer kunnen beschikken over banktegoeden en over het niet meer op krediet te kunnen kopen in winkels en bij leveranciers, verergerden de onrust onder velen. Echter, ook dit ebde weg toen bleek dat kopen op de pof gewoon weer aan de orde van de dag was. Dat de prijzen voor voedsel hoog bleven leidde tot zorg bij ondernemers en bestuurders. Het onbetaalbaar geworden basisvoedsel zoals rijst raakte het dagelijks leven van de Indonesiërs direct. Kwalitatief zou hun voedingssituatie in de loop van de oorlog er op achteruit gaan. De vrees voor sociale onrust was reëel en inmiddels was er een opkomend nationaal bewustzijn dat latente ontevredenheid onder de bevolking zou kunnen mobiliseren.

Een emotioneel effect had het nieuws dat koningin Wilhelmina de oprichting van het Nederlands Koninklijk Nationaal Hulp Comité had uitgeroepen. Hiermee konden hulpgoederen en geld worden verzameld voor landgenoten die door de gevolgen van de oorlog inkomen dreigden te verliezen. De vrees was dat het stilvallen van de wereldhandel voor grote werk-loosheid zou zorgen. Ook werden door de zeeoorlog families van elkaar gescheiden waardoor de kostwinners uit Indië geen geld meer konden betalen aan hun gezinnen als gevolg van het stoppen van internationaal betalingsverkeer. De verbonden-heid met de mensen in Nederland uitte zich in de oprichting van comité’s die geld inzamelden voor arme Nederlanders, voor mensen met verlof die niet naar Indië terug konden en voor Belgische vluchtelingen in Nederland. De oorlog was voor de mensen direct voelbaar door de gevolgen van de Engelse handelsblokkade met inbegrip van het censureren en blokkeren van het overzeese post-telegraaf en betalings-verkeer.   De Britten controleerden en  censureerden brieven en telegrammen. Betalingen werden gecontroleerd of ze niet ten gunste waren van de vijand. 
Het meest voelbaar voor de mensen in de kolonie was dat contacten wegvielen en er onzekerheid ontstond over het welbevinden van familie en vrienden. De angst dat Duitsland Nederland zou aanvallen en bezetten was groot. Dat zou de kolonie direct raken omdat de strijdende mogendheden dan de strategische positie van Indië anders konden gaan zien. Een inval van Indië was dan niet meer zo heel fictief. De stemming onder de Nederlandse bevolking van Indië raakte dan ook bedrukt en de mensen pasten zich aan door een stemmigheid te creëren. Zo vond men het niet meer gepast te gaan feesten. De mensen bepleitten een ingetogen viering van Koninginnedag op 31 augustus, dus zonder uitbundige activiteiten als dans en muziek.

De economische gevolgen van de oorlog

De jaren 1914 en 1915 kwam de kolonie nog redelijk goed door ook al was de handel met West-Europa ongeveer komen stil te vallen en  had dat voor werkloosheid en meer armoede gezorgd onder de bevolking. De handel met de oorlogvoerende landen kelderde enorm. Indië kom zijn suiker, copra, olie, katoen en andere producten niet meer kwijt in Europa. De Engelse en Franse vloot hadden de wateren in het Verre Oosten net zo goed onder controle als in Europa. Door de zeeblokkade kreeg Indië ook te maken met schaarste aan machines, medische apparatuur, hoogwaardige technische producten en aan metalen. De zeeoorlog en blokkades, de contrabande op veel goederen, het tekort aan vracht capaciteit omdat wereldwijd schepen voor de oorlogsvoering waren ingezet, zorgden voor een stagnatie in de import en export. Nederlands-Indië kon de genoemde goederen niet meer uit Europa halen en andersom konden de producten van de archipel het land niet meer verlaten. Voor handelsnatie Nederland was dit een enorme klap.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010367235%3Ampe...

Een omslag begon zich te aan te dienen omdat de kolonie moest zoeken naar alternatieve handels-contacten. Voorheen bestaande argwaan ten opzichte van Japanse producten maakte plaats voor interesse en openstelling. De Verenigde Staten kwamen in beeld als afzetmarkt voor tabak en als leverancier    van metalen en hoog waardige technische producten. Naarmate de oorlog voortduurde wijzigde de economische oriëntatie van Indië van Europa richting Japan, de Pacific en Amerika. Toch compenseerde deze trend niet geheel het wegvallen van de Nederlandse en andere Westerse markten als gevolg van de zeeblokkade. De vrije val van de export zorgde naast het verlies van markten grote werkloosheid.

De effecten van de voort durende oorlog werden het meest voelbaar in de jaren 1917 en 1918. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog had positie van Nederland verzwakt. De nieuwkomer op het strijdtoneel streefde naar een zo hard mogelijk treffen van Duitsland zodat de strijd niet langer dan nodig zou duren. Als gevolg van het blokkeren van handel aan landen die aan Duitsland grensden, viel er nog een handelsactiviteit weg. Handel met de Geallieerden was nog wel toegestaan. De situatie was gewoonweg dat Nederland op het wereldtoneel politiek machteloos was gemaakt omdat de Geallieerden alles dicteerden.  De Duitsers op hun beurt gingen daardoor steeds meer twijfelen aan de Nederlandse neutraliteit.  

Ons land hield zijn hart vast voor een lot dat België al in 1914 was beschoren.
De gevolgen van de oorlog waren in Nederland zélf groter dan in de kolonie. Voedsel werd erg duur en samen met andere eerste levensbehoeften kwamen ze op de bon. De kolonie kon door de oorlog producten als suiker, rijst, copra, tapioca, thee, kapok en peper niet meer kwijt. Hierdoor werden bedrijven én de inheemse arbeidskrachten en hun gezinnen flink getroffen.  Ook hier schoten de prijzen van voedsel de hoogte in.
Het einde van de oorlog in 1918 zou niet zondermeer een herstel betekenen van de vooroorlogse economische groei en stabiliteit. De jaren twintig zouden sociale onrust kennen als gevolg van bezuinigingen op lonen en een groei van de socialistische en communistische beweging. Nadat het Gouvernement deze hadden onderdrukt volgde de Grote Depressie van 1929 die pas tegen 1938 zou eindigen, gevolgd door het begin van het einde van Indië in 1942.

De oorlog: Indië op eigen benen?

Door zeeblokkades, de inzakkende handel en verminderd post- en telegraafverkeer verminderde het contact tussen moederland en kolonie dusdanig dat deze laatste gedwongen zag zelfstandig ingrijpende beslissingen te nemen. Wachten op toestemming van ‘Den Haag’ kon te lang duren waardoor op te lossen problemen alleen maar groter konden worden. Banken, bedrijven en Gouvernement konden geen maandenlange of jaren durende wetgevingsprocedures afwachten wanneer er meteen iets moest gebeuren. De Javaasche Bank moest bijvoorbeeld de nodige extra kredieten verschaffen aan suikerproducenten om door de stil gevallen export, voorraadvorming te kunnen financieren. Probleem was dat van bedrijven  hoofd-kantoren in Nederland zaten en vaak als enige majeure beslissingen mochten nemen. Daarbij kwam ook nog het argument dat de verschaffers van kapitaal óók in Nederland of andere Westerse landen zaten. Dus “wie betaalt, bepaalt”.

Maar dit beginsel was niet      meer werkbaar wanneer de communicatielijnen niet meer functioneerden, waardoor de “filiaalhouder”  in Indië zijn maatregelen niet kon voorleggen noch daarop antwoord kon krijgen.

De verwijdering tussen het moederland en de kolonie zorgde voor een heroriëntatie van de beide economieën. Beide onderdelen van het koninkrijk werden minder van hun onderlinge handel afhankelijk. Nederland richtte zich op nieuwe markten in Europa en Nederlands-Indië intensiveerde de betrekkingen met Japan, andere Aziatische landen en de Verenigde Staten. Naast een ontwakend inheems nationaal bewustzijn begonnen ook de bedrijven en de bestuurders autonomie, maar dan economisch gezien, aan de orde te stellen.   De onverdedigbaarheid van de kolonie door het moederland had het besef dat meer autonomie en daardoor slagkracht gewenst was, alleen maar versterkt.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010555244%3Ampe...

De Grote Oorlog had niet alleen de dominante positie van de twee grote koloniale mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk aangetast, maar zeker ook het aanzien van Nederland als een koloniale macht.

Indo-Europeanen en de Grote Oorlog

Detailstudies over de Indo-Europeanen in de oorlogsperiode zijn nog niet verricht. Het is in meer algemene lijnen dat over hen informatie te vinden is. Tóch is er op basis van verricht onderzoek een beeld weer te geven van de geschiedenis van Indo’s  in relatie tot de oorlogs-situatie.
In de jaren van 1910 tot 1920 zien we in de kolonie de veranderingen voorkomen die het lot van de Nederlandse over-heersing zouden gaan bepalen. En vanzelf daarmee ook van de Indo’s als onderdeel van de Europese bovenklasse. De belangrijkste ontwikkeling was het ontstaan van een Indonesisch bewustzijn over de ongelijke machts- en welvaartsverdeling in en als gevolg van de koloniale overheersing. Toegang tot het Europees onderwijs en banen die voorheen waren voorbehouden aan Europeanen, werden meer en meer bezet door geschoolde Indonesiërs. Deze trend was deels het gevolg van de Ethische Politiek waarmee het Gouvernement erkende dat slechte woon- en werkomstandigheden, uitbuiting en onderbetaling hadden geleid tot een verarming van de inheemse bevolking. Zeker ook ter voorkoming van sociale onrust heeft het koloniaal bestuur maatregelen getroffen om de zogeheten ‘mindere welvaart’ van de bevolking te bestrijden. Daarnaast was er ook de missie om de bevolking ‘op te heffen’, in het Nederlands van toen betekende dat ontwikkelen van de Indonesiërs tot goede onderdanen, goed Europees opgeleid personeel en opgevoed naar Westerse waarden en normen.

Dat sociale beleid ging echter voorbij aan de Indo-Europeanen die door het bestuur niet tot de doelgroep van de welvaartspolitiek behoorden. Hoewel  zij gemiddeld een hogere welvaart hadden dan Indonesiërs, was er onder hen een aanzienlijk deel dat tot de lagere welvaartsgroepen behoorde. Een groot effect van de Ethische Politiek was dat Westers geschoolde Indonesiërs de Indo-Europeanen gingen beconcurreren en ook wel verdringen op de arbeidsmarkt. Ze waren niet alleen even goed gekwalificeerd maar ook veel goedkoper.
Onder de Indo’s begon een gevoel van achterstelling toe te nemen. Hoewel nooit openlijk massaal geuit vanuit de groep, voelden veel van hen dat veel blanke, “echte”, Nederlanders hen niet als gelijkwaardig zagen. De Indo werd in media en in besloten kringen vaak indirect en direct bespot en smalend bekeken. Dat kwam vaak juist doordat Indo’s als vanzelf zich de Westerse manieren en leefwijze maakten om zichzelf te bewijzen. Tegelijkertijd zorgde deze oriëntatie op de Europese leefwereld voor een verwijdering van hun Indonesische wortels.

Deze ongemakkelijke en tragische positie werkte door in sociaal-economisch opzicht. Voor de meeste ontwikkelde Indo’s was er uiteindelijk een ‘glazen plafond’ dat hen buiten de Nederlandse elite hield. Ze waren uiteindelijk niet gelijkwaardig aan de totoks. Voor topfuncties werden meestal geschikte kandidaten uit Nederland gehaald. Een ander effect hiervan was een scherper etnisch bewustzijn. Omdat de kolonie voor langere vestiging aantrekkelijker was geworden (meer voorzieningen, meer comfort) kwamen de nieuwkomers uit Europa met hun vrouwen en kinderen. Dit zorgde voor een groter aandeel van blanken die zich onderscheidender opstelden tegenover niet-blanken inclusief Indo’s. Het blanke superioriteits-gevoel als gevolg van de successen van wetenschap, industrialisatie  en gerealiseerde hogere welvaart, versterkte alleen maar een raciaal bewustzijn, waarmee Indo’s anders dan voorheen ook te maken konden krijgen.
Indo’s onderaan de sociale ladder  zagen zich constant bedreigd met terugvallen naar hun Indonesische wortels. Concreet te belanden in de ‘kampong’ of Indonesische woonwijk, metafoor voor de verpaupering in zowel materieel als cultureel opzicht. Onder de blanke Europeanen of totoks was er geen algemeen idee dat Indo’s systematisch werden achter-gesteld of dat er officieel racisme was. In de Sumatra Post van 26 oktober 1917 werd dat nog eens onderstreept.

Er waren ook tegengeluiden, zo blijkt uit De Tijd van 4 september 1917. Passages uit het artikel geven ook wel weer aan dat in Europese kringen (naar de geest van die tijd) de Indo’s werden gezien als een bevolkingsgroep die aan de onderkant van de samenleving was gesitueerd.

10897298491?profile=originalEen eerbetoon door Australische  veteranen aan de vele miljoenen gesneuvelde paarden en ezels (9-11-2014).

Pleidooi voor een sociaal-economische geschiedenis van de Indo’s

Is na te gaan welke gevolgen de oorlog heeft gehad op de sociaal-economische situatie van Indo-Europeanen? Het antwoord op deze vraag houdt in een onderzoek over een langere periode. Bijvoorbeeld lopend van 1900 tot 1930 en dan is de periode 1914-1918 een kort-durende fase in een langer lopend onderzoek naar trends en patronen in de welvaarts-ontwikkeling van de Indo’s als sociale groep. Sociaal-economisch historisch onderzoek gaat minder over incidentele feiten dan over trends en patronen in loon-ontwikkeling, werkgelegenheid, economische sectoren, de sociale mobiliteit, onderwijskansen en deelname aan cultuur, sport en verenigingsleven. Belangrijke bronnen zijn daarbij de officiële welvaartsonderzoeken, lonen en prijzen, sterfte- en, geboorte-cijfers, gegevens over verhuis- en migratiebewegingen.
Dat de Grote Oorlog van invloed is geweest op de algehele welvaart van alle bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië staat vast. Echter, in welke mate de Indo’s binnen de Europese bevolking in meer of mindere mate  zijn getroffen, is niet bekend.

Indonesisch politiek bewustzijn en loyaliteit aan Nederland

De Grote Oorlog versterkte in Indië de aanhankelijkheid aan het moederland en koningshuis. Ook de nieuwe sociaal en politiek zelfbewuste Indonesiërs betoonden hun loyaliteit. De periode laat een opkomend Indo-bewustzijn zien, zich uitend in het ontstaan van een politieke beweging de Indische Partij en een belangen-vereniging Indo-Europees Verbond

De Indo-emancipatiebeweging was een feit, vaak ook aangemerkt als een einde van indolentie.
De Indische Partij trok veel Indo’s aan in 1913 maar de beweging was door haar radicale ideeën te vroeg verschenen.  Doorslag-gevend waren het verbod op de partij en verbanning van de politieke leiders Ernest Douwes Dekker, Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesoemo, waardoor ze op een dood spoor terechtkwam. Bij nader inzien hadden de Indo’s behoefte aan concrete  en directe  belangen-behartiging nodig. Het ging hun om grotere toegang tot Europees onderwijs op alle niveaus, goede en betaalbare gezondheidszorg en natuurlijk banen waardoor ze welvaart konden bereiken die bij hen als Europeanen hoorde. De doelstellingen van het Indo-Europees Verbond speelden hier wél op in én politiek was ze meer gericht op de consensus en samenwerking met het bestuur.  
Gaandeweg richting 1920 uitten de Indonesische bewegingen zich meer expliciet voor een toekomstige zelfstandigheid. Het moederland zou daarin nog wel voorkomen maar hoe? In de jaren tot 1927 werd duidelijk dat door leiders als Soekarno, niets minder dan een onafhankelijk Indonesië het streven was.

Het Gouvernement zou de Indonesische nationalistische bewegingen effectief elimineren totdat de Japanners de kolonie zouden bezetten.

Samenvattend

De Grote Oorlog viel in een periode waarin Nederlands-Indië zich midden in sociale en politieke veranderingsprocessen bevond. Door grotere toegang tot het onderwijs kregen Indo’s en Indonesiërs kansen op beter werk en sociale stijging. Educatie vormde ook een nieuwe sociaal en politiek bewuste klasse van Indonesiërs die voor het eerst hardop begonnen te spreken over zelfstandigheid en onafhankelijk-heid. De eerste politieke bewegingen als Sarekat Islam, Indische Partij en vakbonden deden hun intrede. Het Indische Gouvernement was als altijd alert op sociale onrust en onderdrukte waar nodig al te radicale geluiden. De Indische Partij ondervond dat aan den lijve in 1913 en leidde tot haar beëindiging. De oorlog zorgde voor het verminderen van directe invloed van ‘Den Haag’   op de kolonie. De Engelse zee-   en handelsblokkade, de agressie van de Duitse oorlogsschepen   (de zogeheten Raiders en het onderzeebootwapen) en ook de algehele Geallieerde controle op zee tot in het Verre Oosten, maakten dat Nederland de belangen van Nederlands-Indië niet effectief en direct kon verdedigen. Hoewel in 1914 en 1915 de Indische economie nog redelijk goed presteerde, dreigden exportproducten hun markten in het Westen te verliezen. Zo verloor het belangrijke koloniale product suiker de Britse markt omdat Cuba een nieuwe leverancier was geworden.

10897298684?profile=originalDrs. Humphrey de la Croix

De oorlog noodzaakte Indië om economisch zelfstandiger te worden. Nieuwe markten en wederzijdse handelsvoordelen werden gevonden in de grote Amerikaanse markt en (in mindere mate) in Japan. Voor Nederlands-Indië was de Pacific het nieuwe oriëntatiepunt aan het worden. De Grote Oorlog, en eerder de Japans-Russische oorlog, vormen het bredere kader waarin de Nederlands-Indië past. Japan maakte Aziaten duidelijk dat de Westerlingen niet onoverwinnelijk waren. De jaren ’1914-1918′ lieten de kwetsbaarheden van het Westen zien, mede door het extra beroep op onderdanen en de grondstoffen uit de koloniën.     De Indonesiërs merkten dat Nederland hen niet had kunnen beschermen tegen een aanval van Britten, Engelsen en meer tot de verbeelding sprekend: Japanners. Tot aan het begin van  de volgende wereldoorlog in Indië en het eind van de Nederlandse overheersing volgden slechts nog 23 jaren.

Drs Humphrey de la Croix

Geboren in 1957 in Modjokerto, studeerde hij geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is de sociaal-economische geschiedenis van het Nederlands kolonialisme. Hij heeft meegewerkt aan publicaties als: “Indië herinnerd en beschouwd, sociale geschiedenis van een kolonie 1930-1957” en “Gelders Blauw, het Indische leven in de provincie (2007).Daarnaast is hij recensent voor het “Tijdschrift voor Geschiedenis” en geeft hij tal van lezingen op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse koloniën. Tevens is hij hoofd-redacteur van de website www.indischhistorisch.nl, over de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Verder is hij mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Arisan Indonesia.

Literatuur:
Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918. Leiden KITLV 2008.
Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. De Arbeiderspers. Amsterdam 2011.
Paul van der Veur, The lion and the gadfly. KITLV, Leiden.

 

Song of Remembrance to those who perished in The Great War 1914-1918, zie: pagina 23.

Lees verder…

Moed, Beleid en Trouw       Door:  Bert Immerzeel

10897296094?profile=originalMoed, Beleid en Trouw       Door:  Bert Immerzeel

 

Deze week werd door de Koning aan majoor Gijs Tuinman de hoogste Nederlandse dapperheids-onderscheiding, de Militaire Willems-Orde, toegekend. Het was voor het eerst sinds vijf jaar dat iemand ‘voor daden van moed, beleid en trouw’ werd geridderd. Gelukkig gebeurt dit maar zelden. Hoe minder oorlog, des te minder gelegenheid om dapper te zijn.

Ooit was dat anders. De Militaire Willems-Orde, ingesteld in 1815 door Koning Willem I, werd vroeger heel vaak toegekend. Tot 1940, zo lezen we op de website van het Ministerie van Defensie, maar liefst 5866 keer. Na de Tweede Wereldoorlog nog ongeveer 200 keer.

10897296477?profile=originalKNIL officieren in Atjeh

Atjeh

De meeste toekenningen hadden te maken met de late Napoleontische tijd en de strijd tegen de Belgen in 1830, en onze koloniale oorlogen in Indië. Meer dan de helft van alle MWO’s is gebaseerd op activiteiten in Indië, waarbij het overgrote deel gebaseerd op de 19e eeuwse ‘pacificaties’. De strijd in Atjeh alleen al heeft een duizend onderscheidingen opgeleverd.  

Dat laatste lijkt bijzonder. Is de verovering van Sumatra niet in ons geheugen opgeslagen als die van een superieur Nederlands leger tegenover arme onbewapende drommels? Zoiets als de Italianen tegenover de Abessijnen, als u dat nog iets zegt? Of komt het, omdat we de laatste tijd steeds geconfronteerd worden met die paar foto´s van slachtpartijen uit deze oorlog, gebruikt ter vervanging van niet-bestaande foto´s van Rawagedeh en Zuid-Celebes? Ons blikveld lijkt te zijn vernauwd. We zijn blijkbaar vergeten  dat  we  heel  erg  hard

moesten strijden om Atjeh eronder te krijgen, en dat bij die strijd heel veel dapperheid nodig was, wát dat ook mocht inhouden.

Niet aangeleerd

Wat is dat eigenlijk, dapperheid? En hoe dapper moet je zijn om een MWO te mogen ontvangen? Omdat ik meer wilde weten, kwam ik terecht bij het deel van de website *) van Defensie dat beheerd wordt door het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH). Sinds kort bevindt zich hier een databank dapperheidsonderscheidingen **), waar voor het eerst vrijwel alle namen van dragers van      alle Nederlandse dapperheids-onderscheidingen tussen 1815 en 2000 (zijn) samengebracht.”

 

Het is een indrukwekkend geheel. We zijn (of waren) een dapper volkje. Vele tienduizenden werden in het verleden zó dapper bevonden dat ze werden gelauwerd. Over dapperheid in het algemeen vermeldt de site: “Dapperheid kan niet worden aangeleerd. Vaak is dapper gedrag pas zichtbaar in een onverwachte, levensbedreigende situatie waarin iemand boven zichzelf en anderen uitstijgt. Een persoon krijgt een dapperheidsonderscheiding dan ook op basis van handelen. Daarnaast speelt zo’n onder-scheiding een belangrijke rol in de maatschappij: dapper gedrag is immers een voorbeeld voor anderen.” Daar moeten we het voorlopig mee doen. Dapperheid overkomt je, zo lijkt het. Het is er, of het is er niet. Ook de toekenning van de MWO aan Gijs Tuinman leert ons niet veel meer, behalve dan dat hij in alles beter was dan zijn kameraden. Outstanding.

Steeds moeilijker

De website van het NIHM vermeldt per onderscheiding  wél in drie woorden de gebeurtenis, maar geeft verder helaas geen toelichting. Zo blijven we in het duister als we bijvoorbeeld willen weten waarom scheepskok Proost tijdens het beleg van Palembang in 1821 bijzonder dapper was. Bij een andere onderscheiding was het Kapittel zeer openhartig. Mangkoe Adie Ningrat kreeg in 1833 de MWO “omdat hij de derde vorst op Madoera en broer van de sultan was”.

In verband met gebeurtenissen en activiteiten in Indië in de Tweede Wereldoorlog werden 38 MWO’s uitgereikt, in verband met de Politionele Acties nog 26. Schamele aantallen, als je ze vergelijkt met die van de voorafgaande periode. Misschien werd het wel steeds moeilijker om dapper te zijn. De activiteiten van de personen waar het om gaat (naast Koningin Wilhelmina kreeg slechts één vrouw de onder-scheiding) zijn echter allen met een scherp oog beoordeeld. En van allen werd geconcludeerd dat zij, binnen de context waarin zij opereerden, zeer bijzonder waren. Hun onderscheiding heeft daarmee hopelijk de voorbeeldrol gespeeld die de overheid voor ogen had.

10897296896?profile=originalMajoor Tuinman wordt geridderd door Koning Willem-Alexander op 4 december 2014

Alhoewel de MWO sinds 1940 ook is opengesteld voor burgers, is het toch vooral een militaire onderscheiding gebleven. Een onderscheiding die slechts wordt verleend op grond van activiteiten in oorlogstijd. Laten we om       die reden alleen al hopen, dat     in de toekomst nog maar zeer, zeer weinigen zullen worden gelauwerd. Vrede zij met u.

*)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/inhoud/militair...

**)  http://www.defensie.nl/onderwerpen/onderscheidingen/nieuws/2014/11/...

Lees verder…

Weet u het nog ?Zal het "schip Indische Petitie" van Martin van Rijn door de senatoren van de Eerste Kamer ook tot zinken worden gebracht?

 

10897262476?profile=original

10897253880?profile=original

Weet U het nog ? Zal het "schip Indische Petitie" van Martin van Rijn door de senatoren van de Eerste Kamer ook tot zinken worden gebracht?

 

Wie had dat gedacht dat het schip “Keuze beperking van zorgverleners” van Edith Schippers op het laatste moment tot zinken wordt gebracht door de dissidenten nota bene van de coalitiepartner de PvdA, die vooraf hun akkoord gaven. Misschien een schrale troost dat deze actie is gericht tegen de "clown" die Samsom wordt genoemd. Zolang hij aanblijft zullen deze doelgerichte acties van de PvdA senatoren niet ophouden.  Nog die zondag bij de boekpresentatie  van "Indisch Verdriet" zei ondergetekende "dit kabinet gaat sneuvelen"!

“So far so god” . 

De ambtenaren van Edith hebben tot in de puntjes alles geregeld met zorgverzekeraars en zorgverleners, met de bijhorende voorbereidingen dat per 1 januari 2015 direct operationeel is, en Edith Schippers heeft het keurig door Tweede Kamer geloosd. Alles was akkoord. Per 1 januari zou deze regel ingevoerd moeten worden, waarop 1 miljard wordt bespaard.  Overigens, dit is de trend die vandaag aan de dag gezet wordt in de Tweede Kamer. Pan klare plannen die als wetten  als een speer  door de  Tweede 1 na de andere  worden gejaargd om vervolgens met het riscco dat een senator in de Eerste Kamer afhanhelijk van zijn toestand deze als nog afserveert.  

(als U niets te doen heeft, raad u aan op mooie vrije dag gewoon op tribune te gaan zitten, is gewoon een spel geworden, maar een gevaarlijk spel waar je veel risico's op inzet). Want de kapers liggen op de loer! 

Tegelijkertijd wordt binnen de media en ICM vooruitgeblikt door tanend vertrouwen in PvdA of dit Kabinet Rutte het nog wel voor de Kerstreces haalt.

Want in de peilingen heeft de aanhang (stemmers) van de PvdA al lang afscheid genomen. Vergeten wordt dan dat de leden die zitting nemen in de Eerste - en Tweede Kamer van de PvdA als hun partij,  tegelijkertijd  wel op die "clown Samsom" kunnen schieten! Samsom mist in alle opzichten het beeld dat hij het veld moet ruimen en plaats moet maken voor een ander. De twee Nederlandse allochtonen gaven het voorbeeld, alleen gaven net een verkeerd signaal af. Deze drie dissidenten in de Eerste Kamer zagen hun kans om definitief een einde te maken aan de “Clown vertoning van Samsom”. Het krediet is op binnen de eigen gelederingen van de partij, en hun achterban die op PvdA heeft gestemd. 

Dus deze acties zijn zeker niet gericht niet tegen de VVD maar gewoon tegen de koers van de huidige eigen PvdA. Tel daarbij op dat senatoren uit in andere generatie politiek tijdperk komen, die gewend zijn aan sterke leider met visie, die totaal ontbreekt in dit Kabinet. Het vertrouwen is totaal zoek.  

De burgers zullen de drie dissidenten op handen dragen die het bootje van Schippers tot zinken hebben gebracht. Het schip wordt nu in alle ijl geborgen en gerepareerd om alsnog klaar te maken wederom voor een behouden vaart, velen hebben hier een hard hoofd in. Vijf dissidenten in nog geen maand tijd binnen de PvdA, wie zijn de volgende die uit PvdA-kast komen, kortom een kabinet op drijfzand. 

“So far So Good”,

Ligt er nog niet een andere schip in de werf "De Indische Kwestie" met de bouwer Martijn van Rijn, sinds 19 maart 2013? 

Net als de aanpak van Schippers loopt de bouw op planning weten de bron(nen), te melden. Voor een stuk empathie komt Martin van Rijn op Indische primeurtjes zoals o.a. Buitenkampers om toch die betrokkenheid te tonen. Totdat historicus ( oud-voorzitter van het Indisch Platfofrm ) Herman Bussenmaker met zijn boek "Indisch verdriet" uit de politieke-kast komt, en kennelijk Martin van Rijn het manuscript mocht ontvangen. Herman Bussemaker niets onvermeld laat, en man en paard noemt, voor die 70 jaren strijd tegen Nederlandse poltieke onwil jegens de Indische kwestie.

Was Martin van Rijn not amused, tegelijkertijd doorbrak de uitgave van het boek de gehouden radio - stilte op ICM en de Indische media na bijna twee jaren.  Dit keer sloeg Martin van Rijn de uitnodiging af.

Vanaf 19 maart 2013 belooft Martin van Rijn - volgens bronnen (en)- met definitieve oplossing te komen en alles loopt alles op planning. so far so good! 

Hoe betrouwbaar is PvdA in Indische kwestie eigenlijk? Een rondgang door de analyse leert dat die in vorige kabinetten achter de Indische zaak zijn gaan staan met PvdA voorop! . Hierdoor veel stemmen hebben gewonnen bij de Indische gemeenschap als bevolkingsgroep met een populatie van 1,2 - 1,5 miljoen. (Ook Mark, Geert, Ben Bot, Wenny, en Frits, hebben de Indische achtergrond).  

A la de werkwijze die VWS zich zich eigen heeft gemaakt binnen de Kabinet Rutten" om pan klaar plannen door de Kamer te jagen " om de ene na de andere wet door de Tweede kamer heen te lozen ter beslissing voor te leggen aan de Eerste Kamer, is naar zeggen ook al het werk gedaan dat zo operationeel gemaakt kan worden. 

Zou dit Indisch schip ook tot zinken worden gebracht in de Eerste Kamer? 

Waarom niet hoor ik U zeggen, dit schip is immers van de eigen partij in tegenstelling tot die van Schipper (VVD).

Sof ar so good.  

WORDT VERVOLGD OP ICM MEDIA.

Lees verder…

 Terugblik 14 en 15 februari 2015 Pasar Malam Rijswijk - presentatie ICM JaarOverzicht door ICM Collectief

10897299283?profile=original


10897251071?profile=originalVoor het eerst organiseert  Pasar Malam Rijswijk in samenwerking met ICM Online  "Het Schrijvers Collectief " . De column schrijvers en schijvers ; Han Dehne,  Elly Hauwert, Henk Harksen, Albert van Prehn, Rolo Lapre, Ferry Schwab sr en Wijnand van de Meeberg zullen deze twee pasardagen op het bij-podium hun verhalen  voordragen  uit de pas uigebrachte boeken. Leidend in deze is de verhaalroute uit ICM Jaarboek 2009 - 2010 "toegang tot de Indische wereld". In deze route komt geschiedenis aan de orde van de Indische Nederlanders die anno 2000 in de Nederlandse samenleving woont.  Als passend voorbeeld komt het thema pasar malam aan de orde, naast andere zeer interessante andere thema's. Aansaluitend voordrachten van de boeken van de schrijvers. Aan het einde van de voordrachten kan door het lezerspubliek in Q &A sessies over en weer vragen worden gesteld. Presentatie  & discussieleider  Ferry Schwab sr.  Alle voordrachten uit de boeken zijn aan te schaffen op ICM Stands 061 en 062  

 

 10897289873?profile=originalICM Jaarboek "Toegang tot de Indische Wereld"

De verschillende schrijvers zullen hun bijdrage leveren tijdens de voordrachten uit ICM Jaarboek.

De geschiedenis van de Indische Nederlanders anno 2000, is vastgelegd in het boek “Toegang tot de Indische Wereld”. Zoals iedere krant wordt er teruggeblikt op afgelopen jaar. ICM als krant blikt terug op het jaar 2009 – 2010, van de Indische Nederlanders in de huidige Nederlandse samenleving met haar pasar malams, koempoelan, lezingen, boeken, schrijvers, documentaire, Indische nieuwtjes, Indische muziek, de Indie herdenkingen, Indische ontwikkelingen, Indisch Platform met haar gelieerde aangesloten Indische organisaties, en ten slotte de laatste stand van zaken met betrekking tot de Indische kwestie, die op dit moment bij de staatsecretaris Martin van Rijn ligt. De verwachtingen zijn dan binnenkort met de oplossing komt.

 10897290099?profile=original“Door de ogen van het kind

De vader van een bekende schrijver overleefde het jappenkamp door op zijn tellen te passen en door de macht van het getal de macht over zijn leven in eigen hand te houden (Adriaan van Dis, Indische Duinen).   Ellen dat als Indisch kind juist op het verkeerde moment (WAR II, overdracht, bersiap, koele kille ontvangst) en plaats ( Tegal in Het Voormalige Indiër ) het licht van aardse voor het eerst mocht aanschouwen, kreeg haar rugzakje al mee.  Een bestemming met een gave, die zorgde dat ze van bizarre gebeurtenissen even afstand kon nemen van het aardse om te kunnen overleven. Zij kende maar even de liefde van haar ouders waarna zij als een “ stuk vuil " van het ene gezin in andere belandde, waar ze opnieuw haar integriteit moest bewijzen. De aankomst in het kille koele Holland stond niemand aan de kade om haar op te vangen.   

10897290295?profile=original

Het boek "Liefde als ruwe diamant" vertelt u onder  andere over de recente ontwikkelingen van de Indische kwestie. Zoals U bekend dient dit dossier onder staatssecr. Martin van Rijn van VWS. Naar verwachting zal hij binnen een maand met het antwoord komen of met het voorstel.

 
Vertelt U op pagina 133 haar bronnen o.a.:
Gesprekken met Frits Bolkenstein, Herman Bussemaker oud vz - IP, Henk Beekhuis, NIOD instituut Jeroen Kapperman, Hans Vervoort, en ICM Online.

Vanaf pagina 138;
wordt het Indische Platform in beeld gebracht, en de Indische kwestie onder de loep genomen.

Vanaf pagina 140;
doet Slifraire Delhaye nieuwe Vz IP zijn kerndoelstellingen en het IP beleid uit te doeken. Brengt de ontwikkelingen in beeld de dialoog met staatsecr. Martin van Rijn van 24 mei 2013 tot het heden. 
Dan neemt Ton te Meij IP delegatie het woord over de politieke dialogen die begonnen op 12-01-2007 tot het heden.
Tot slot komt staatsecr. Martin van Rijn in beeld met zijn Veegbrief Kerstreces 20 december 2013.

Dit is slechts een topje van Liefde als ruwe diamant !

10897291672?profile=original    DOCUMENTAIRE ZOEKTOCHT INDISCHE KINDEREN NAAR JAPANSE VADERS Naar het boek van Han Dehne.

De door de Japanse documentaire maakster Yuki Sunada gemaakte film, waarin o.a. Nippy Noya (de beroemde percussionist) en Mary Dehne (echtgenote van ons redactielid) een prominente rol spelen is de afgelopen woensdag tijdens het filmfestival in Jakarta onderscheiden met een Global Award.  Deze documentaire gaat over Japans Indische kinderen in Nederland die vaak nog altijd op zoek zijn naar hun biologische Japanse vader. In een eerdere kolom van Han Dehne is hier al uitvoerig over geschreven en is voor ICM-leden altijd bereikbaar op zijn NING-pagina bij icmonline.ning.com   Binnenkort zullen de direct betrokkenen een voorvertoning bijwonen in één van de Nederlandse theaters. Hoe de verdere gang van zaken is zal binnenkort bekend gemaakt worden evenals hoe, waar en wanneer deze indrukwekkende documentaire is te zien. 

10897291863?profile=originalVoorbode van het turbulente Millennium - Hoe Mischa ons leven veranderde

DE VELE ONTHULLINGEN MET VELE PRIMEURTJES , DE ONTMOETINGEN MET O.A. PRESIDENTEN, GEO ‘S EN CFO’S DOOR DE OGEN VAN EEN SENIOR INTERNATIONAAL MANAGEMENT CONSULTANT 

Ode aan Mischa

Dit boek is opgedragen aan Mischa, een viervoeter. Onze dochter Avril Lorraine R.I.P 18-10-1968 / 11-12 -2013 o.a. inspireerde ons tot uitgave van dit boek dat vanaf 1999 stoffig lag te worden.

Bill en Hillary Clinton, Barack Obama en First lady, prinses Beatrix en Poetin beschikken over een dergelijke viervoeter als spindoctor, adviseur en vertrouweling. Politicus Jan Terlouw ging ons voor met zijn boek over zijn trouwe viervoeter. Uit ons leven gegrepen speelde zich af van 1989 - 1999. 
Het moment dat de wereld aan de vooravond stond van grote innovatieve veranderingen, met dynamische, turbulente ontwikkelingen, die mondiale afstanden overbruggen, de voorbode van de globalisering, millennium, de Euro, en de financiële ontwikkelingen die later tot de kredietcrises leidde. In deze turbulente dynamiek overleefden Ferry, Astrid en Mischa Schwab.


 

 

 

 

 

Lees verder…

ICM huis uitgever Calbona stopt en gaat over in Giga Boek.


10897402693?profile=originalICM huisuitgever Calbona stopt en gaat over in Giga Boek
.

Onlangs ontvingen wij het bericht van Wijnand die ruim 9 jaar huisuitgever is van ICM. Via Calbona rolden 7 titels van de plank. Van Ferry Schwab zouden nog twee praktijkhandboeken van de plank rollen, helaas. Calbona is intensief betrokken bij de ontwikkeling van het boek met de titel "Rapport uitbetalen traktaat van Wassenaar". Inmiddels is druk II aan de orde.  Naar verwachting zullen er ruim 10.000 van dit boek van de plank rollen, 15.000 man/vrouw hebben de petitie ondertekend.  Bij iedere inschrijving voor het traktaat  wordt het boek ter beschikking gesteld, nadat deze eerst bij de petitie is overhandigd aan de bewindvoerders.

Onderstaand email bericht van Wijnand,

ICM redactie wenst Wijnand veel sterke toe !

Ferry, ik dacht dat ik dat mailtje kwijt was, maar via een reactie kwam het weer terug.

Beste allemaal,

 

Na 15 jaar uitgeven is het wat mij betreft genoeg geweest. Niet dat ik het werk met tegenzin heb gedaan, zeker niet. Ook heb ik met de meeste mensen die bij mij een of meer boeken hebben laten maken een heel leuk en vaak dierbaar contact (gehad) en sterke vriendschappen aan overgehouden. Maar de leeftijd en de daarmee gepaard gaande lichamelijke (en soms ook geestelijke) problemen, hebben mijn vrouw en ik doen besluiten om uit te zien naar iemand die het werk voort kan zetten, zoveel mogelijk in mijn stijl. En... die hebben we gevonden (maar eigenlijk kenden we hem al een flink aantal jaren) in Roel Koedijker van zijn uitgeverij GigaBoek. 

Dat betekent voor u dat nabestellingen gewoon kunnen doorgaan, alleen nu via hem. Maar ook nieuwe boeken zijn bij hem in goede handen en... hij heeft ook meer mogelijkheden qua verkoop en promotie, dus feitelijk gaat iedereen er op vooruit.

Zijn website: https://gigaboek.nl/

 

Vanaf 1 januari 2019 ben ik niet meer bereikbaar onder de bekende e-mailadressen, maar via:

 

Bedankt voor de fijne contacten, samenwerking en opdrachten.  

--

Met vriendelijke groet,


Wijnand van de Meeberg
Uitgeverij Calbona

Zernikeplaats 812

3068 JB  Rotterdam

Tel.: 010 - 84 36 177

Mobiel: 06 - 833 65 120

10897402491?profile=original10897400266?profile=original

10897402291?profile=original

10897403875?profile=original

10897403681?profile=original

10897404452?profile=original

 10897404259?profile=original

Lees verder…

wat een afgang voor het niet het stellen van de juiste Indische vragen.

10897387270?profile=original10897387489?profile=originalJeroen Pauw, wat een afgang voor het niet het stellen van de juiste Indische vragen.

ICM,  Indische krant op Internet bestaat al ruim 19 jaar dat door Den Haag wordt gelezen, wat een afgang voor het niet stellen van de juiste vragen.

Een ieder is bekend dat als journalist of media  dat deze actie van lawaai bij twee minuten stilte op dodenherdenking slechts een signaal is  om die aandacht voor Nederlandse Indische Gemeenschap. Die ruim 70 jaar wacht op de erkenning, excuses en compensatie. Naïeve van onze Pauw  die gesubsidieerd wordt vanuit Den Haag om vooraf stelling te nemen. Ook de BNNVARA - redactie is mede plechtig aan deze voorop gezette regie, die nodig zal moeten worden bijgeschoold. Al te vaak moet ik de collega's - of zijn hel wel collega's ? -  corrigeren net als Pechtold die ons verward met Indonesier. Het zijn voor alle duidelijkheid Indische Nederlanders met Nederlands paspoort afkomstig uit voormalige Indie waar de Kabinetten Drees de beest hebben uitgehangen !!Ruim 2 miljoen Indische Nederlanders in land hebben ze fors geergd aan de redactie BNNVARA ! dus 2 miljoen Indischen zien graag dat dit programma van de buis verdwijnen, is uiteindelijk hun belastinggeld. Chapeau voor jullie collega omroep Max, aan te bevelen om ze te raadplegen voor de toekomst Indische onopgeloste vraagstukken.

 

 Met respect voor Marion Bloem, die ik vaak zie in het land bij literatuur lezingen als schrijfster van haar boeken, die sterk geemotioneerd is, dan ben je verplicht als journalist om haar op haar gemak te stellen, en niet woorden proberen in de  mond te leggen .................

 Onbegrijpelijk dat de verkeerden worden uitgenodigd, die geen dossierkennis hebben zoals de mensen bij ICM daar ruimschoots over beschikken .....

. 

 ICM  had Pauw van de tafel geveegd, alleen al op feiten en dosierkenins, en als krant van de recente zaken die zich in de media afspeelden, Voor daar huiveren ze kennelijk voor,  die niet door Den Haag wordt betaald. Alleen al  gewezen op harde feiten die in de evaluatie staat in  het document van Min Buza "To forget of a promise for the future "Waar keihard de feiten in staan. Toch een manco bij Pauw hiervan niet eens op de hoogte is, voor het geen Marion probeert te beschrijven. In dit document , dat zo is op te vragen,  staan de feiten onverbloemd in dat het Kabinet Drees de rechten van de mensen heeft geschonden, naast de oorlogmisdaden.

Die 500.000 Indische Nederlanders is aangedaan van 1942 tot 2018 , dus Nederlanders, werden geweigerd door het Kabinet Drees (Luns & Zijlstra). VS stak de hand op nadat President Soekarno en Hatta VS om hulp vroeg. VS zou NL economische sancties en 7 miljard Marshal hulp in trekken.

341.000 werden toegelaten, wel in tegenstelling met NU, moesten alles zelf betalen; de reis, pension, en herinrichting van de woning.

En de 159.000 als Nederlandse burgers  de oude Indisch oudjes  beter bekend van collega van omroep MAZ die van hun familie bewust werden gescheiden.

Iedereen wordt geacht het verdrag traktaat van Wassenaar te kennen, en waar Ministerie van Buitenlandse zaken ook nog een prachtig document  To forget of a promise for the future "  heeft geproduceerd en gepubliceerd. Moet Pauw als journalist toch deze actuele ontwikkelingen hebben gevolgd van zijn collega Jan Slagter van Omroep Max die zich al jaren inzet, ook met duidelijk signaal naar Den Haag, chapeau en complimenten voor Jan Slagter, toch een voorbeeld hoe het ook kan, dan net doen of deze mega – situatie waar de Nederlandse regering 500.000 Indische Nederlanders ruim 70 jaar als tweede rangburgers heeft behandeld. Voor deze onderdanen die ook hebben gestreden duurde die oorlog niet van 1942 tot 1945 maar van 1942 tot 1962, eerste de Jappen, en aansluitend de Indonesische bevolking die op wraak uit zijn waar ook 10.000 burgers werden gedood. Pauw aanrader leest het boek van de bersiap van RIP Herman Bussemaker.

Ook advocaat van Spong deed bij Jinec of Pauw dat NL graag naar andere landen met vingertje naar het tribunaal verwijzen aangaande oorlogsmisdaden, maar  NL vergeet zich te verwijzen naar het tribunaal die oorlogsmisdaden in het voormalige Indie heeft begaan.

 

Samengevat:

Toch moedig van Marion als schrijfster, en mag je niet het aanrekenen. Pauw had dominante houding, ik heb mij fors geïrriteerd.

Voor de goede orde ik ben tegen deze actie, de doden hoor je respectvol te denken, maar ook doden in het voormalige Indie die als burgers zijn gedood. Vergeet niet Pauw wordt door de belastingbetaler betaald, tegelijkertijd die zelfde belastingbetalers meer weten over de Indische zaken, en zich als Nederlander zich schamen voor de Nederlandse regering onder Drees dit Paulianeus handelswijze van de Indische als tweede rangsburger, dus Pauw nodig een keer Ferry Schwab van ICM uit om je stuk geschiedenis bij te brengen, maar is een utopie want je wordt betaald door Den Haag.

 Weet Pauw wel dat NL nog steeds uit verdrag traktaat van Wassenaar, het Indische hun geld nog niet is uitbetaald 689 miljoen door CBP nu op 4,3 miljard doorberekend. NL is het verdrag niet nagekomen. De Indische gelden worden niet betaald na 53 jaar en dus ontrokken,  wel wordt het salaris van Pauw hiervan  betaald, misschien uit het Indische gelden.

 ICM Indische krant op Internet bestaat al ruim 19 jaar dat door Den Haag wordt gelezen, wat een afgang voor het niet stellen van de juiste vragen.

10897316056?profile=original

Schrijf U vandaag nog in 

Ook kunt het inschrijfformulier aanvragen info@icm-online.nl of direct via deze site inschrijven
U bent € 50 verschuldigd als deelnemer ACTW66, en U heeft 1 jaar gratis een ICM Abonnement en toegang tot ons Video-kanaal, het  enige Indisch Kanaal !  

Steun ACTW66 ! 

Uw donatie  kan U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07   ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie Traktaat van Wassenaar.

Lees verder…

Door:  Rita Kopetzky - Bersiap periode

10897288689?profile=original

Bersiap periode   Door:  Rita Kopetzky

Voor alle lezers die nog niet helemaal op de hoogte zijn van alle geschiedkundige feiten en verhalen, in dit artikel even een opfrissertje.

De Japanners, noch de Britten waagden zich aan enige vorm van gezagshandhaving, tenzij ze van hogerhand daartoe de opdracht kregen. De Pemuda’s, jonge Indonesiërs, waren op straat de baas. De Japanse kampcomman-danten moesten wel de kampen bewaken tegen de explosie van geweld van de Pemuda’s. Deze jongelui waren tijdens de oorlogsjaren door de Japanners opgehitst tegen de Nederlanders.

10897289260?profile=originalDe Pemuda’s waren jonge rebellen, die niet behoorden tot het Indonesische leger. Zij waren bijzonder fanatiek en gingen aggressief en vaak zeer wreed te werk. De ergste uitbarsting van geweld vond plaats in het najaar van 1945. De Japanse eenheden in Soerabaja hebben er na de capitulatie alles aan gedaan om het de geallieerden zo moeilijk mkogelijk te maken. Japanse wapenarsenalen werden open-gesteld voor Indonesische strijd-groepen, terwijl de Indonesische jongeren die door hen eerder waren opgehitst tegen de Nederlanders, nu aangespoord werden om wraakacties te beginnen. Echter ook de ca 400 Chinezen in Soerabaja werden het slachtoffer van deze acties. En tenminste 600 Nederlanders vonden op vaak afschuwlijke wijze de dood.

In totaal zouden ook ca. 12.000 Indonesiërs worden gedood in de strijd om Soerabaja, die nog zou volgen. In die strijd kwamen ook zeker 429 Brits-Indische militairen de dood. Het 16e leger van Japan stelde zijn wapendepots open voor de Indonesiërs en  selecteerde een duizendtal officieren en onder-officieren om een regulier leger in Indonesië op te zetten.

Nationalistische Pemuda’s vormden tot de tanden gewapende groepen met samoeraizwaarden (van de Jappen gepikt of gekregen), klewangs, indrukwekkend lange politiesabels (waar ze meestal als eerste naar grepen) en Hun uitrusting werd gecompleteerd door één of twee pistolen in holsters, een bajonet en een zonnebril. Vaak ook hadden ze vlijmscherp geslepen bamboe-speren bij zich. Enkelen hadden zelfs patroonbanden weten te bemachtigen, die ze kruislings over de borst droegen. Ze reden rond in vrachtwagens die ze van de Jappen hadden geconfisceerd. Trots en vol vuur schreeuwden zij uit alle macht om vrijheid en revolutie: “Merdeka – merdeka”.

10897288898?profile=originalBuiten de kampen werd het erg gevaarlijk; als ze je te pakken kregen, werd je onherroepelijk “getjingtjangt” (in mootjes gehakt) Een zekere Soetomo, die de drijvende kracht was achter deze haarcampagnes tegen alles wat Nederlands was, trok zich niets aan van Soekarno en Hatta, die lieger op een constructieve manier en met steun van de Verenigde Naties de vrijheid van hun land wilden bevechten. Het optreden van de extremistische groepen leidde ertoe dat Soekarno en Hatta zich genoodzaakt voelden om totaal onvoorbereid de onafhankelijkheid uit te roepen op 17 augustis 1945.

Hiermee brak de Bersiap periode aan. Commandant Whitmarsh-Knight, die op dat moment aan het hoofd stond van de 5e Indian Division, getuigde over ene Jack Boer, reserve kapitein bij het KNIL over zijn daadkracht en zijn strategisch inzicht. Er zaten 2348 Nederlanders opgesloten in de Werfstraatgevangenis in Soerabaja en die stonden op het punt om door de extremisten te worden vermoord. Er stonden voor de uitgehongerde gevangenen tonnen met vergiftigde rijst klaar. Als ze die gegeten zouden hebben had niemand het overleefd en daarna zou de gevangenis met vaten benzine in brand worden gestoken, waarbij ieder die er zich bevond, dood of nog levend, verbrand zou worden.

10897288689?profile=originalOp 10 november 1945 vond een spectaculaire bevrijding plaats, waarbij Jack Boer en 10  Gurkha’s de Nederlanders hebbemn bevrijd. Na het uitschakelen van de wachten, werd met een tank de muur doorboord, waardoor de gevangenen konden vluchten. Degenen die nog in hun cellen zaten, werden bevrijd door de celdeursloten kapot te schieten. Buiten stond een vrachtwagen klaar om de in veiligheid te brengen. Bij deze actie verloor slechts één Gurkha het leven.    De bloedbaden van de Simpang-club en het Goebeng-transport vormden een blinde vlek in de Indonesische onafhankelijkheids-geschiedenis, zo beschrijft Inez Hollander. Zij geeft een aanval weer    op    een    transport    van vrouwen en kinderen. De bronnen in Indonesië over de revolutie in Soerabaja noemen het bloedige lot van het Goebeng-transport niet eens. Na de agressie van een zwaar beproefd volk, kwam men tot bezinning. Men sprak er liever niet meer over. Inez Hollander is zo’n beetje de enige die het in haar boek “Verstilde stemmen en verzwegen levens” beschrijft. Er is een massagraf van dit transport in Soerabaja. De juiste aantallen van Indonesiërs die in de slag om Soerabaja het leven lieten, zijn niet bekend, maar het zullen er duizenden zijn geweest.

Soekarno

In 1927 Richtte Soekarno de Partai Nasional \indonesia (RNI) op. Deze partij streefde naar de onafhankelijkheid van Indinesië. In 1929 werd hij door de Nederlanders gearresteerd en in de Soekamiskin gevangenis gezet. Hij kreeg strafverkorting en werd op 31 december 1931 vrijgelaten. Zijn reis naar huis werd een ware triomftocht. In augustus 1933 werd Soekarno weer gearresteerd en verbannen naar Flores. Vanwege zijn gezondheid werd hij in februari 1938 overgeplaatst naar Benkoelen in Zuid-Sumatra. Die tocht bracht weer massa’s mensen op de been. Toen de oorlog met Japan uitbrak, in 1942, kwam hij weer vrij. Men dacht dat Soekarno en Hatta gemanipuleerd waren door de Japanners, maar eigenlijk was het juist Soekarno die een heel sluw spel speelde met de Japanners. Hij heeft de Japanse autoriteiten geholpen, soms ten koste van zijn eigen volk, door zijn mensen als dwangarbeiders uit te leveren; deze werden door de misleidemde campagnes geronseld Hij gebruikte de Japanners om zijn doelen te verwezenlijken. Door de onvoorwaardelijke capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 was er een gezagsvacuum ontstaan, wat de Britten weigerden om op te vullen. Hierdoor werd Soekarno door zijn eigen achterban gedwongen om op 17 augustus de Republik Indonesia uit te roepen. Na de oorlog werd Soekarno (niet democratisch) gekozen om te regeren over alle eilanden die door onder andere de Nederlanders bij elkaar gebracht waren, maar die daarvoor nooit één rijk vormden. De Molukkers, Timorezen, Papua’s en Medanezen, aan wie door Koningin Wilhelmina onafhanke-lijkheid was beloofd, vonden het verschrikkelijk dat Soekarno met geweld over hen ging regeren. Veel Molukkers kregen via de rechter een verblijfsvergunning in Nederland.

10897289497?profile=originalBritse hulp

Door de verwarring rond de Japanse capitulatie was een snelle overname van de macht dpoor geallieerden van het nog door Japan bezette Nederlands-Indië onmogelijk. Het inschepen van Maharata-, Gurkha- en Sikh-troepen vanuit Brits Indië (India) geschiedde pas in o0ktober 1945. In deze twee verloren maanden had de terugkeer van de krijgs-gevangenen naar hun familie en vooroorlogse standplaatsen moeten plaatsvinden. De leiding van het Britse leger bewapende de Japanse soldaten opnieuw met bajonetten en geweren (zonder kogels) voor de verdediging van de kampen. Hierdoor werden de Japanners gedwongen de bajonetten, die zij voorheen op ons hadden gericht, nu op de Pemuda’s te richten.

De duistere rol die de Japanners in de naoorlogse politiek gespeeld hebben is nooit helemaal duidelijk geworden. Zij hadden immers de tijd gekregen al het belastende materiaal over hun wandaden te vernietigen. Dit heeft dan ook de berechting van van veel Japanners wegens oorlogsmisdaden ernstig bemoeilijkt. De Britten hebben zich aanvankelijk geconcentreerd op de bevrijding van de krijgs-gevangenen en de ontwapening van de Japanners. Het herstel van het gezag zoals dat voor de oorlog was, behoorde niet tot hun taak. Ook met de Indonesische onaf-hankelijkheidsstrijd bemoeiden ze zich niet. Daardoor werden de eerste vijf bataljons van de Nederlandse oorlogsvrijwilligers maandenlang in Malakka in quarantaine gehouden, terwijl de Pemuda’s de Nederlandse burgers aan het afslachten waren.

Twee politionele acties waren nodig om Nederland militair tot overwinnaar te maken, maar de Nederlanders verspeelden op politiek terrein alle sympathie van de internationale gemeenschap en was hierdoor feitelijk de grote verliezer. De Nederlandse politiek was en bleef de enige schuldige aan het zinloos geweld en niet de Indische Nederlanders of de vanuit Nederland gezonden soldaten, die thans veteraan zijn.

Lees verder…

Internationale Top 50 Allertijden

Indoweb Internationale Top 50 Allertijden

10897301658?profile=original

Tussen Kerst en Oud en Nieuw is Nederland in de ban van lijstjes. De 10 beste en slechtste dingen van 2014 en natuurlijk op Radio 2 de Top 2000 Allertijden. Maar wat zijn nu de grootste Indische hits allertijden. Indoweb zette 50 Indo-evergreens voor je op een rij. Wat is jou Indo-hit allertijden?

1. Tielman Brothers – Little Bird
2. Blue Diamonds – Ramona
3. Anneke Grönloh – Brandend zand
4. Ernst Jansz – Een eerste klein verraad
5. Andy Tielman & Tjendol Sunrise – Rock little baby of mine
6. The Crazy Rockers – Mamma-Pappa Twist
7. Anneke Grönloh – Nina bobo
8. Yopie Latul – Poco poco
9. Rudi van Dalm – Begawan solo
10. Dinand Woesthoff – Dreamer (Gussie’s song)

11. The Young Sisters & The Black Dynamites – Let’s have a party
12. Boudewijn de Groot – Verdronken vlinder
13. Van Halen – Jump
14. Liesbeth List – Pastorale
15. Blaudzun – Promises of no man’s land
16. Wieteke van Dort – Arm Den Haag
17. Eddy Chatelin – Down by the riverside
18. Royal Hawaiian Minstrels – Mooi Hawaii
19. The Hot Jumpers – I’ll never let you cross my mind
20. Kane – No surrender

21. Ricky Risolles – Poco poco style
22. Michelle Branch – Everywhere
23. Massada – Sajang é
24. Armand van Helden – You don’t know me
25. Lois Lane – It’s the first time
26. Jiggy Djé – Ik heb je
27. The Eastern Aces – The Way I Treat You
28. Jamai – Step right up
29. Blue Diamonds – That’ll be the day
30. Tielman Brothers – Rock little baby of mine

31. Jack Jersey – Papa was a poor man
32. Tjendol Sunrise – Rays of morning sun
33. Wieteke van Dort – Klappermelk met suiker
34. Blaudzun – Flame on my head
35. The Partysquad – Rampeneren
36. Ernst Jansz – De ballade van Nina Bobo
37. Tielman Brothers – Java guitars
38. Kane – Rain down on me
39. Liesbeth List – Te veel te vaak
40. The Desmounts – Midnight blue

41. George Baker – Little green bag
42. Sandra Reemer – The party’s over
43. Lois Lane – Tonight
44. Justine Pelmelay – Blijf zoals je bent
45. Sjors van der Panne – In het zicht van de haven
46. Jack Jersey – In the still of the night
47. Justine & Marlon – Waarom huil je toch Nona Manis
48. Original Talkatives – Squeeze Louise
49. Boudewijn de Groot – Testament
50. Dewi Pechler & Jamai – When you walk in the room

Lees verder…

ICM Project & Events, organiseert seminar  naar het boek "Overleven door het denken in projectstrategieen.  Het boek is ook afzonderlijk te bestellen kosten  49,95 Euro via schwab@icm-online.nl 

10897402857?profile=original

Seminars "Overleven door te denken in projectstrategieën".

Ferry Schwab, emeritus, werkzaam geweest als Senior Management Consultant ( DGA van Fastware & Advisering) met als opdrachtgevers het Bankwezen, en Overheid.  Voor de periode 1993 - 1999 uitsluitend Multinationals in de Benelux, wil graag zijn belevenissen en ervaringen met U delen, en zette deze om in het boek met de titel "Overleven door denken te denken in projectstrategieën". Met het projectdenkend geeft Ferry Schwab vele projecten overleeft en succesvol afgesloten. Het boek is een herdruk die in 1997 is uitgebracht, toen uitsluitend voor bedrijven.  Druk II is juist bedoeld voor iedereen van hoog tot laag in de organisatie, en deze begint juist in de thuis situatie voor evenwichtige balans tussen werk en privé.

U kunt zich nu inschrijven voor  de seminardagen februari aanstaande. U ontvangt een bevestiging op uw inschrijving, mocht de inschrijvingen vol zijn dan wordt automatisch naar het volgende seminar gepland.

De seminars worden gehouden bij Van der Valk te Harderwijk zie  voor parkeren en  routebeschrijving www.harderwijkvandervalk.nl

10897403054?profile=original

Inschrijving bedraagt € 69 (Excl. BTW) en is inclusief het boek "overleven door te denken in projectstrategieën" met ISBN 978-94-92954-36-7 ter waarde van € 62,75. Het boek bevat methodieken die U in vele situaties (praktijkgevallen)  als naslagwerk kan gebruiken op in uw werksituatie  of bij U thuis.


Voor uw inschrijving schwab@icm-online.nl  voor gedetailleerd informatie info@icm-online.nl


Het boek is ook afzonderlijk te bestellen kosten  49,95 Euro via schwab@icm-online.nl 

Wordt georganiseerd door ICM Project & Events

Lees verder…

PERSBERICHT  15 december, muzikale opening in kerstsfeer van het Openluchtpodium Doorn

10897403471?profile=original10897403301?profile=original10897403079?profile=original

  

Op zaterdag 15 december wordt het Openluchtpodium Doorn op het terrein van het Revius Lyceum Doorn officieel geopend met een muzikaal evenement in kerstsfeer: het Santa-Kerstevent.

 

Het programma van dit Santa-Kerstevent duurt van 16.00 uur tot ongeveer 21.00 uur en bestaat uit een kleine intieme Kerstmarkt met glühwein, hapjes, leuke kerstartikelen èn een aantrekkelijk sfeervol muzikaal programma.


Om 18.00 uur wordt het openlucht podium officieel geopend door de wethouder en oud-directeur van het Revius Lyceum.

 

. Het bekende combo Wout Nijland & Friends ( met saxofonist Harry Jekel) zal een prachtig Kerstrepertoire verzorgen.

. Daarnaast treedt ook het 45 koppige zangkoor Forevergreens uit Amersfoort belangeloos op. ‘Forevergreens’ is een initiatief van de Amersfoortse toetsenist, arrangeur en dirigent Paul Brandsma en bestaat uit mensen, jong en oud, die 2-wekelijks op woensdagavond met plezier ‘songs van alle tijden’ zingen, echte evergreens. Op 15 december is het repertoire toegespitst op Kerst.

. Een compacte delegatie van zes blazers van Harmonie Manderen uit Maarn/Maarsbergen zal dit evenement aan blazen. Ook zij treden belangeloos op.

 

Ook kinderen zullen zich op dit evenement kunnen vermaken.

 

Standhouders die mee willen doen kunnen zich nog melden. 

 

Dit evenement is een spontaan initiatief van de op te richten ‘Stichting Openluchtpodium Doorn’. Recent is door de ‘Stichting Muziekkoepel Doorn’ het openluchtpodium speciaal voor de Doornse bevolking gebouwd op het terrein van het Revius Lyceum, dat alle medewerking aan dit evenement heeft toegezegd.

 

Facebook: Openluchtpodium Doorn

 

Meer info: 06-50663884 (Richard Limpens), 06-51472977 (Wout Nijland)

 

Lees verder…

10897406689?profile=originalBuitenkampers vormen een grote, maar vergeten groep die tijdens de oorlog en Bersiapperiode in Nederlands-Indië zwaar heeft geleden. Over ’het erge’ praten ze alleen in eigen kring.

Bronvermelding : TROUW.

Indo’s, de gemengd Indonesisch-Europese burgers van Nederlands-Indië, waren tot op het bot loyaal aan Nederland. De Japanse bezetters verwachtten dat de mensen van gemengd bloed wel voor hun Aziatische kant zouden kiezen, maar dat pakte totaal anders uit.

Voor Lucy Bussemaker-de Neve was het al Nederland wat de klok sloeg in Indië. Zoals de meeste Indo-Europese vrouwen bleef ze zich tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië westers kleden. „Dat was de tragiek van haar eigen opvoeding. Mijn moeder was zo pro-Nederland dat ze weigerde om zich te ’verlagen’ door Indonesische kleding te dragen”, vertelt Herman Bussemaker (74). Hij maakte als ’buitenkamp-kind’ de Japanse bezetting en daarna de gewelddadige Bersiapperiode (1945-1946) mee. Zo’n 200.000 Indische Nederlanders hebben de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië buiten de jappenkampen doorgebracht, onder vaak moeilijke omstandigheden.

De groep is groter dan de 120.000 Nederlanders die in de kampen geïnterneerd waren, maar nog steeds relatief onbekend. Dat is volgens historicus Bussemaker te wijten aan het ontbreken van een Indo-schrijfcultuur en aan het moeten ’overleven’ in het naoorlogse Nederland. Welbeschouwd is het cynisch dat uitgerekend de meest loyale dienaren zo’n hoge prijs hebben moeten betalen voor hun trouw aan Nederland. Bussemaker: „Eén op de zes Indische Nederlanders heeft de bezetting en de Bersiaptijd niet overleefd. Dat realiseert men zich in Nederland niet.”

Vanaf het begin van de Japanse bezetting in maart 1942 verzetten Indo’s zich tegen maatregelen om de Nederlandse invloed op met name Java uit te bannen. Op het bezit van de Nederlandse vlag of een portret van koningin Wilhelmina stonden op zijn minst stokslagen en in het uiterste geval onthoofding; maar dat weerhield veel Indische Nederlanders er niet van om zo’n vlag of portret te koesteren. Door geen salaris en pensioenen meer uit te betalen en KNIL-militairen krijgsgevangen te maken, raakten de buitenkampers geïsoleerd en vogelvrij. „Indische families kropen bij elkaar. Voor hun bescherming waren ze aangewezen op ouderen en jongeren. Jongens werden de straat op gestuurd om aan geld te komen. Ze verwilderden, sommigen werden zelfs crimineel”, schetst Bussemaker de ’steeds vijandiger leefomgeving’.

Herman Bussemakers vader keerde niet terug uit krijgsgevangenschap. Hij kwam in september 1944 om toen het troepenschip Junyo Maru werd getorpedeerd. Met zijn moeder, oma en twee broers leefde Bussemaker in de citroen- en sinaasappelplantage van de familie op Oost-Java. Door te kiezen voor het behoud van de plantage had zijn pro-Nederlandse moeder haar Indische afkomst zwaarder laten wegen. Alleen Indo’s mochten immers buiten de kampen leven. „Dat moet voor mijn moeder een verschrikkelijke stap zijn geweest. Pas later heb ik me gerealiseerd dat die keuze haar innerlijk verscheurd moet hebben.”

Na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945 brak zeker voor Indische Nederlanders een nog moeilijker tijd aan, die van de Bersiap. Jonge Indonesische vrijheidsstrijders, opgeleid door Japanse militairen, verklaarden de oorlog aan het kolonialisme. Indische Nederlanders moesten het ontgelden, omdat ze te boek stonden als pro-Nederlands en in eerste instantie zonder bescherming tussen de inlandse bevolking woonden. De meeste slachtoffers onder Indo’s zijn tijdens de Bersiap-periode gevallen. Bussemaker: „Mijn vijandbeeld en dat van vele anderen bestond niet uit Japanners, maar uit Indonesiërs. Voor hen zijn we uiteindelijk naar Nederland gevlucht.”

Zo’n 50.000 Indo’s werden na de Japanse capitulatie deels voor hun eigen veiligheid alsnog gearresteerd en in kampen geïnterneerd. Het eten was er karig en slecht. „Rijst met een waterige soep. Met een katapult schoten we op mussen en als er een kat of hond door het kamp liep, verdween die meestal in de pan. Mijn moeder maakte sambal van slakken. We vonden het nog lekker ook.”

De familie Bussemaker verbleef in vier verschillende kampen tot ze pas anderhalf jaar later, in maart 1947, vrij kwam. Twee jaar later besloot moeder Bussemaker dat haar drie zoons in het op onafhankelijkheid afstevenende Indonesië geen toekomst hadden. Ze keerden niet van verlof in Nederland terug.

Voor veel Indische Nederlanders is het ’de meest bittere frustratie dat ze in Nederland als tweederangs burgers zijn behandeld’ in het land dat ze tegen zo’n hoge prijs altijd trouw waren gebleven, zegt Herman Bussemaker, die ook voorzitter is van het Indisch Platform, het overlegorgaan van Indische organisaties in Nederland. Ambtenaren en militairen kregen geen salaris of pensioen over de jaren die ze gevangen hebben gezeten; Indische Nederlanders zijn uitgezonderd van de afspraken tussen Nederland en Indonesië over vergoeding voor de geleden oorlogsschade. „Maar mijn moeder is nooit bitter of gefrustreerd geweest”, vertelt Bussemaker. „Ze zei altijd: ’Jongens, we hebben het hier toch goed’. En ze heeft geweigerd om ooit nog een voet op Indonesische bodem te zetten.”

581?appId=e9b4e2a1869038ffcaf318a6d1463b0b&quality=0.8

Na de Japanse capitulatie patrouilleren militairen door de straten van Batavia (1945). (FOTO COLLECTIE NEDERLANDS INSTITUUT VOOR MILITAIRE HISTORIE)

581?appId=e9b4e2a1869038ffcaf318a6d1463b0b&quality=0.8
Historicus Bussemaker maakte in Nederlands-Indië de bezetting en de na-oorlogse -periode mee: ¿Mijn vijandbeeld bestond niet uit Japanners, maar uit Indonesiërs.¿ (FOTO MAARTJE GEELS)

DEEL DIT ARTIKEL


Lees verder…
Zwarte Sinterklaas Niet uitpakken maar inpakken. Voor de Nederlanders in Indonesië was 1957 het jaar van Zwarte Sinterklaas, 6 december 2007

Andere Tijden 6 december 2007 Zwarte Sinterklaas onderling belang

Op 5 december kwam de mededeling dat ze voorgoed het land moesten verlaten. Het was de climax van de anti-Nederlandse stemming die al maanden heerste in de voormalige kolonie. En daar gingen ze... richting een voor velen onbekend vaderland. 


Terwijl iedereen in Nederland op Sinterklaasavond in 1957 vrolijk pepernoten at en cadeautjes uitpakte, was de Sinterklaasviering in Indonesië omgeven door een zwarte rand. Alsof het een Sinterklaassurprise betrof, hoorden de 50.000 Nederlanders op 5 december dat ze Indonesië moesten verlaten. Van een echt ontspannen feestje was toen geen sprake meer. Lange tijd waren er al spanningen in Indonesië en de haat tegen de Nederlanders was hoog opgelopen. Toch had niemand van de Nederlandse gemeenschap erop gerekend dat ze echt weg zouden moeten. Maar de Indonesische regering pikte het niet meer. Nog altijd gedroegen de Nederlanders zich alsof het land van hun was, terwijl Indonesië al sinds 1949 onafhankelijk was. Bovendien viel Nieuw-Guinea nog onder Nederlands bestuur, geheel tegen de zin van de Indonesische regering in.

Twee pijnlijke zaken, die in december 1957 tot uitbarsting kwamen. Al weken scandeerden de nationalisten tijdens massademonstraties leuzen als "Weg met de Belanda" en "Ilias Belanda linjap dari Irian Barat"; Hollandse ratten, verdwijn uit Nieuw-Guinea. Daarbij flink aangevoerd door nationalistische toespraken van Soekarno. Het hek was van de dam toen de Verenigde Naties (VN) op 29 november 1957 besloot dat Nieuw-Guinea toch onder Nederlands bestuur bleef. De Indonesiërs gingen over tot bezetting van de Nederlandse bedrijven. Duizenden Nederlanders moesten de maanden daarna uit Indonesië vertrekken.

Ruurd Koopmans en zijn vrouw

Nederlandse bedrijven de baas

Als militair kwam de Nederlander Ruurd Koopmans in 1946 in Indonesië terecht. Lang duurde zijn militaire loopbaan in Indonesië niet, na de eerste politionele actie werd hij gedemobiliseerd. Hij besloot in 1948 bij de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) in Jakarta te gaan werken. Koopmans: “Ik wilde heel graag in Indonesië blijven. Ik zal er geen doekjes om winden, ik wilde daar carrière maken. Natuurlijk wilde ik ook goed doen voor het land, maar de broodwinning stond voorop. Het was een opbouwperiode, die eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog en het was niet makkelijk". Na de onafhankelijkheid van Indonesië in 1949 bleven de Nederlanders zich nog altijd gedragen alsof ze de baas waren in het land. Ze behielden vaak hun koloniale bezit en de oneerlijke economische verhoudingen bleven vrijwel gelijk. Heel verrassend was dat niet, want zo was het officieel vastgelegd bij de Ronde Tafel Conferentie in Den Haag in 1949. De Nederlandse bedrijven hadden daar bedongen dat zij in het onafhankelijke Indonesië ongelimiteerd zaken konden blijven doen. Dat was opgetekend in de Financieel Economische Overeenkomst. De Nederlandse bedrijven konden gebruik maken van allerlei voordelige regelingen, zodat de winst optimaal was. De Indonesische regering was politiek dan wel onafhankelijk, maar economisch volstrekt niet. Dat ging wrikken. Die economische afhankelijkheid was pijnlijk zichtbaar bij de scheepvaartverbindingen tussen de talrijke eilanden van de archipel. Dat was praktisch het monopolie van de KPM. Indonesië zou graag de KPM in handen krijgen. Dat zou een uitstekende basis kunnen vormen voor de Indonesische handel. Maar dat bleef een droom. Daar was geen geld voor.

Voor de Indonesische regering was het wel haalbaar om op microniveau maatregelen door te voeren om de economische macht van de Nederlanders in te perken. Pragmatische politici begonnen daarom begin jaren vijftig met de zogenaamde "indonesianisasie". Die politiek was erop gericht om zoveel mogelijk economisch bezit in handen van Nederlanders, geleidelijk over te hevelen naar de Indonesische bevolking. Ook het Indonesisch personeel moest op hogere posities komen. Nederlandse bedrijven met een sleutelpositie, zoals de spoorwegen, elektriciteit - en gasbedrijven kregen als eerste met deze maatregelen te maken. Indonesiërs richtten een eigen handelsvereniging op om het monopolie van de "Big Five", de vijf belangrijkste Nederlandse handelshuizen, te breken. Ook reserveerde de regering importvergunningen exclusief voor eigen Indonesische importeurs, ten nadele van de Nederlandse ondernemers. Later volgde de regel dat 70 % van het personeel in Nederlandse bedrijven Indonesisch moest zijn. Maar het ging moeizaam. De Nederlanders stonden niet te springen om Indonesisch personeel op hogere functies of in het management te plaatsen. De scheiding tussen de Nederlandse gemeenschap en de Indonesische bevolking bleef groot. De Nederlanders leefden geïsoleerd van de Indonesische bevolking. Constance Huydecoper, echtgenote van de eerste secretaris van de Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta, herinnert zich dat het haar bij aankomst in 1957 opviel, dat er in het centrum van die immens grote gebouwen stonden van Nederlandse bedrijven: "Het enige Indonesische dat je op het grote centrale plein zag, waren de Indonesische bedienden die daar rondfietsten om ons, de Nederlanders, te bedienen".

Om Nederlandse bedrijven te dwingen meer Indonesiërs op hogere functies te plaatsen, beperkte de regering het afgeven van werkvergunningen aan Nederlanders. Dit ontmoedigingsbeleid moest er op lange termijn toe leiden dat Indonesiërs de bedrijven helemaal zouden overnemen. Voor de radicale nationalisten ging dat "op de lange termijn denken" veel te langzaam. Zij wilden de "koloniale economie" per direct omzetten in een nationale economie. En Nieuw-Guinea moest Indonesisch worden. Hun radicale opstelling versterkte de nationale gevoelens en de anti-Nederlandse stemming. Eind 1957, in aanloop naar de stemming in de VN over de status van Nieuw-Guinea, liepen de spanningen hoog op.

“Jaag de Nederlandse honden weg”

"Serahkan Irian Barat" (Laat West Irian los) en "Usirl andjin belanda dari R.I." (Jaag de Nederlandse honden weg uit de Republiek Indonesië); overal in Indonesië stonden deze leuzen op de muren gekalkt. De sfeer werd in deze laatste maanden van 1957 steeds grimmiger. De twee strijdpunten waren Nieuw-Guinea en economische zelfstandigheid. Men wilde af van het juk van de "koloniale" Nederlanders. De Indonesische regering stelde zich gematigder op dan de nationalisten, maar ging wel akkoord met de start van een landelijke Nieuw-Guinea campagne. De coördinatie kwam in handen van het “West Irian bevrijdingscomité”, geleid door de minister van Voorlichting, Subidjo. Dit bevrijdingscomité streefde naar het verbreken van de diplomatieke betrekkingen en nationalisatie van de Nederlandse bezittingen. Op 28 oktober 1957 startte de Nieuw-Guinea-campagne. Een joelende en schreeuwende mensenmassa stroomde toe op het plein voor het gebouw van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging. Constance Huydecoper zag het vanaf het "platje" op het dak, waar ze altijd met haar man koffie dronk: "Ze verbrandden een stropop en schreeuwden dat de Hollanders, Belanda, dood moesten. Wij waren in hun ogen echt vijandige en ellendige figuren. De Hollanders kregen ook al geen invitaties meer om op nationale feestdagen te komen op het paleis van Soekarno. Wij waren niet meer welkom".

De demonstranten trokken brullend door de straten. Op gebouwen van Nederlandse bedrijven en auto's van Nederlanders schreven ze anti-Nederlandse teksten en woningen van Nederlanders werden geplunderd. De schrik zat er goed in, maar na een aantal dagen nam het leven zijn gewone loop. Nederlandse ondernemers waren op hun hoede en drongen er bij de Nederlandse regering op aan zich soepeler op te stellen met betrekking tot Nieuw-Guinea. Zij zagen de bui al hangen. De nationalisten hadden immers aangegeven dat ze alle bedrijven zouden bezetten, als de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns weigerde over de status van Nieuw-Guinea te onderhandelen. Om de druk op te voeren bezetten nationalisten op 10 november 1957 "De Djakartaclub" en de Nederlandse jachtclub in Tandjong Priok, de haven van Jakarta. Beide instituties golden voor Indonesiërs als dé symbolen van het Nederlands kolonialisme. Nederlanders kwamen in die clubs regelmatig bij elkaar om te eten en elkaar te ontmoeten. Constance Huydecoper kwam daar ook wel eens, maar ze zag er nooit een Indonesiër; alleen maar blanken.

Massademonstraties, spontane werkonderbrekingen en stiptheidsacties van het Indonesisch personeel volgden elkaar in rap tempo op. Propagandistische radio-uitzendingen stonden in het teken van anti-Nederlandse stemmingmakerij. In Jakarta, Bandung, Surabaja en Malang mochten Nederlanders niet meer in restaurants en bioscopen komen. In winkels negeerde het personeel de Nederlanders en bij benzinepompen mochten ze niet meer tanken. Op straat gold voor hen een parkeerverbod, en parkeerde men toch, dan werden de banden lek gestoken. Constance Huydecoper: "De sfeer was niet goed, wij hadden een speciale nachtwaker die waakte over de banden van onze auto, dat ze niet lek geprikt zouden worden door anti-Nederlandse oproerkraaiers”.

Met de bus had ook geen zin, omdat Nederlanders geen gebruik mochten maken van het openbaar vervoer. De sfeer was zeer broeierig. Libert Hol, wiens vader bij de gasfabriek OGEM werkte, vertelt dat vrijheidsstrijders in de wijk waar hij woonde Nederlandse fietsers dwongen te stoppen en geld eisten in het kader van de vrijheidsstrijd voor Nieuw-Guinea. “Het was duidelijk voelbaar dat alles wat blank was, fout was", zegt Hol. Constance Huydecoper merkte dat andere buitenlanders contacten met Nederlanders uit de weg gingen: "De Amerikanen spraken niet meer met ons, noch de Fransen, de Belgen, noem maar op. In het geheim hadden we contacten met de Australiërs. Er was drie weken geen water omdat de leidingen kapot waren, wellicht sabotage, gelukkig mochten we bij de Australiërs onze emmers vullen. De Australiërs beschikten over het oostelijke deel van Nieuw-Guinea, misschien dat ze zich om die reden soepel opstelden ten opzichte van de Nederlanders”.

De stemming over de status van Nieuw-Guinea op 29 november pakte negatief uit voor Indonesië. Nieuw-Guinea bleef onder Nederland bestuur. De chaos was compleet toen ook nog een aanslag op Soekarno werd uitgevoerd. De geest was uit de fles.

38213859

Militaire Managers

Na de negatieve uitslag van de stemming in de VN over Nieuw-Guinea verloor de Indonesische regering de regie. Radicale nationalisten hadden de landelijke Nieuw-Guinea campagne aangegrepen voor hun eigen doeleinden. De vakbonden zweepten Indonesisch personeel op voor een 24-uurs staking en om de talloze Nederlandse bedrijven te bezetten. Toch leek op 3 december alles dusdanig rustig, dat Ruurd Koopmans gewoon aan het werk ging op het KPM - hoofdkantoor. Maar die rust duurde niet lang. Het imposante gebouw van de KPM in Jakarta, al lang hét toonbeeld van koloniale overheersing, bleek het eerste doelwit. Koopmans hoorde ineens een hoop lawaai en geschreeuw uit de directiekamer, één verdieping boven hem; "Het leek wel een roofoverval! Alarmerend, ik heb onmiddellijk al het kasgeld en de belangrijke documenten in de kluis gestopt, de kluis direct gesloten en de sleutel verstopt. Maar het waren geen roofovervallers, het waren leiders van de vakbond van het Indonesisch KPM personeel. Zij stonden bekend als notoire raddraaiers. Ze eisten de overgave van het bedrijf".

De Nederlandse chefs kregen te horen dat zij uit hun functie ontheven waren en dat zij hun taak moesten overdragen aan een personeelslid. Koopmans: "mijn 'opvolger' was één van mijn Indonesische ondergeschikten. Hij was duidelijk niet gecharmeerd zijn nieuwe functie, maar durfde niet te protesteren tegen de intimidaties van de actievoerders. Hij vroeg mij in vertrouwen of ik alstublieft gewoon met mijn werk wilde doorgaan en zijn functie al nominaal wilde zien".
Na de KPM volgden bezettingen van Geo Wehry, de Nationale Handelsbank, Lindeteves, de Escomptobank en Jacobson van den Berg. De directeur van dit laatste bedrijf werd samen met een medewerker gearresteerd wegens "minachting van de Indonesische vlag". Deze nationale vlag was na de bezetting op de daken van Nederlandse bedrijven geplaatst, maar de directeur van Jacobson van den Berg had het vlaggetouw doorgesneden en de vlag weer naar beneden gehaald.

De overname van de bedrijven verliep erg snel. Het Indonesisch kabinet en de legerleiding hadden dit niet op deze wijze gepland. Zij hadden duidelijk de controle verloren. Na een paar dagen bleek hoe ernstig de gevolgen waren van de bezetting van de KPM. Ineens viel driekwart van het totale scheepvaartverkeer stil. Het verdwijnen van praktisch alle scheepvaartverbindingen tussen de eilanden verlamde het hele land. De aanvoer van voedsel stokte en de prijs van rijst verdubbelde in enkele weken. Rijstvoorraden raakten op en op Java dreigde na enige tijd zelfs hongersnood.

Volgens econoom Kian Wie Thee durfde niemand in die verhitte politieke atmosfeer iets te zeggen. De ontwikkelingen liepen zo uit de hand dat generaal Nasution, chef-staf van het leger, de beslissing nam om Nederlandse bedrijven onder militair beheer te plaatsen. Tegen het leger durfden immers ook de linkse vakbonden niet in te gaan. De legerofficieren werden zo de nieuwe managers en deden hun intrede in de economie. Zij hadden geen enkele ervaring met het werk in hun nieuwe functie. De legerofficieren lieten zich de jaren daarna niet meer van hun economische troon stoten. Hier is de basis gelegd voor een "zwarte economie" die nooit meer helemaal is verdwenen.

Sinterklaas en de Nederlanders niet welkom

"Op 5 december 1957 werd ik wakker en zag allemaal mannen met geweren op straat. Een vriendin van Shell zou bij mij koffie komen drinken, maar zij kwam niet. Zij had haar tafelzilver in een luier verstopt en was hals over kop verdwenen, weg uit Indonesië. Alle consulaten moesten dicht. We belden elkaar allemaal op en informeerden bij elkaar wat er aan de hand was", vertelt Constance Huydecoper.

Soekarno liet op deze Sinterklaasdag officieel een uitwijzingsbesluit uitgaan dat gold voor vrijwel alle Nederlanders. Zij moesten het land uit. Dat wierp een zwarte schaduw over de Sinterklaasviering. Het feest verliep vanwege alle spanningen die dag al heel anders dan voorgaande jaren. Zo was het al jaren de gewoonte dat de burgemeester van Jakarta de witgebaarde bisschop officieel ontving en een rondtocht maakte door de stad. Deze keer moest de bisschop verstek laten gaan. Het Sinterklaasfeest werd verboden. Het was immers een puur Hollands feest, waar ook nog eens de blanke Sinterklaas boven de zwarte knecht stond. Hendrik Bouwer werkte bij de Deli-Spoorweg-Maatschappij (DSM) en ondanks het officiële verbod op de Sinterklaasviering, lukte het hem toch in het geheim het feest bij DSM te organiseren.

Na Sinterklaas kwam de uittocht van veel Nederlanders op gang. Zij probeerden een plekje op één van de boten te bemachtigen en lieten vaak huis en haard achter. Niet iedereen vertok tegelijkertijd. Anneke Koopmans, wiens man bij de KPM werkte zegt: "Ik ben met mijn zoon vertrokken, net voor kerst in 1957. Net als alle andere vrouwen van het KPM personeel. Het was héél erg op die boot. We zaten allemaal onder het dek en moesten daar ook eten. Het was echt armoetroef op die boot".

Libert Hol vertelt dat zijn ouders pas besloten te vertrekken toen de ziekenhuizen geen Hollandse patiënten meer wilden opnemen. Hendrik Bouwer kreeg op 27 december te horen dat hij binnen 24 uur weg moest zijn uit Indonesië. En Lily Philippi stond op oudejaarsavond, 31 december 1957, met een klein mandje vol kleren te wachten op een bus, om te repatriëren. De bus bracht haar en anderen naar de haven van Surabaja, waar ze op de boot stapten.

Op één van de boten werkte Carla Meek als maatschappelijk werkster. Zij moest onderweg zoveel mogelijk informatie verzamelen over de achtergrond van de passagiers. Op basis van die gegevens maakte zij met haar team een onderverdeling van de repatrianten in groepen: "Als iemand bijvoorbeeld een bepaalde ziekte had, kon die persoon het best ingedeeld worden in een pension in de buurt van een ziekenhuis waar die ziekte behandeld kon worden".

De repatrianten kwamen in opvanghuizen terecht, verspreid over heel Nederland. Lily Philippi kwam met de boot aan in Singapore en vloog eind januari met het vliegtuig naar Nederland: "Het was hartje winter en ijskoud. Op schiphol moesten we trainingspakken aantrekken die ter plekke werden uitgedeeld. We hadden zelf niets bij ons. De volgende dag bracht een bus ons naar Zuid - Limburg. Dat wist ik natuurlijk niet, maar ik zag na uren rijden ineens steenkolenmijnen uit het busraampje. Ik vroeg waarom ik zo eindeloos ver weg gebracht werd, waarop de buschauffeur antwoordde: "maar meiske, ge benne toch rooms katholiek". Lily Philippi woonde van haar 15e tot haar 18e in het pension in Zuid Limburg.

In januari 1958 arriveerde Hendrik Bouwer ook in Nederland. Hij moest direct door naar een vakantieverblijf van DSM in Blaricum. Het kostte hem veel moeite om in Nederland werk te vinden:"Ik was te oud en ik telde gewoon niet mee".

Na veel inspanning en met doorzettingsvermogen lukte het zowel Lily Philippi als Hendrik Bouwer om in Nederland werk te vinden. Dat was de basis voor een nieuw leven in een nieuw Land. Om de herinnering aan hun eigen land en cultuur levend te houden, bezoeken ze nu nog regelmatig de zogenaamde "Masoek Sadja", de Indische inloopdagen, waar ze met vele lotgenoten in een toch enigszins weemoedige sfeer Indonesische hapjes eten en bingo spelen.

Tekst en research: Mirjam Gulmans
Samenstelling en regie: Gerda Jansen Hendriks

Beeldmateriaal

Voor de uitzending is gebruikt gemaakt van de 8mm kleurenopnames van Krik Arriëns, de tweede secretaris van de Nederlandse vertegenwoordiging in Jakarta. Daarnaast zijn er beelden uit het NTS journaal, dat in die tijd nog om de dag een uitzending verzorgde. Ook is gebruik gemaakt van het Polygoonjournaals en radioverslagen. De Sinterklaasbeelden dateren van een onderwerp gemaakt door de Nederlands-Indische Regeringsvoorlichtingdienst. Het betreft een bezoek van de Sint aan de Nederlandse generaal Spoor in 1946. Tot slot zijn er beelden te zien uit een vooroorlogse film van de KPM. Behalve de 8mm film, wordt al dit materiaal beheerd door het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives