Alle berichten (34)

Sorteer op

Wreker van zijn Indische grootouders De politieke roots van Geert Wilders

(Bron De Groene Amsterdammer)

Geert Wilders lijkt alle politiek te reduceren tot vraagstukken van grensbewaking, volkstelling en volksverplaatsing. Displacedness vormt het steeds terugkerende motief van zijn betoog en niet toevallig ook van zijn verborgen Indische familiegeschiedenis.

LIZZY VAN LEEUWEN

EN WEER LUKTE het hem: door heel Europa meldden krantenkoppen in juni de plannen van Geert Wilders om ‘miljoenen, tientallen miljoenen’ Europese moslims voorgoed uit te zetten als ze problemen veroorzaken. De PVV-leider deed deze uitspraak in Denemarken waar hij, net als in de Verenigde Staten, door velen wordt gezien als internationale held van het vrije woord. In het buitenland gooit Wilders alle remmen los als hij zijn vaste thema aansnijdt: de dreigende islamisering van het vrije Westen, te beginnen met ‘Eurabia’. Zijn alternatief – deportatie, opsluiting en/of verbanning van moslims – wordt in het buitenland doorgaans met staande ovaties verwelkomd. In Denemarken beweerde hij ook dat de westerse democratie op de rand van de afgrond staat door ‘massale immigratie en het hoge geboortecijfer van moslims’. In Los Angeles liet Wilders weten dat de hedendaagse islam in Europa oproept tot ‘onze vernietiging’.


De vraag blijft: wat beweegt Wilders? Uit welke bron put hij zijn monomane gedrevenheid? Is er een context denkbaar – ideologisch, historisch – waarin de figuur van Wilders thuishoort? Ondanks de vele pogingen om de volksvertegenwoordiger politiek te plaatsen, blijft een bevredigende analyse uit. Wilders is de laatste jaren omschreven als fascist, racist, populist, ‘provinciaal’, xenofoob, ‘volbloed liberaal’, rechts-extremist, rechts-radicaal en als ‘islamracist’. Hij gaat verder dan gewone rechts-extremisten als Jean-Marie Le Pen en Filip Dewinter, stellen sommige politicologen. Meindert Fennema (UvA) beweert dat Wilders’ voorstellen soms verontrustend ver over de grens van de rechtsstaat gaan – typeringen die Wilders zelf afdoet met ‘gezeur in de marge’ en de behoefte hem te demoniseren. Wilders noemt zichzelf sinds kort ‘Dutch freedom fighter’; daarvóór omschreef hij zichzelf graag als ‘democraat in hart en nieren’.


Waar het publiek, de politici en de politicologen het mee moeten doen – afgezien natuurlijk van het verbale geweld – zijn het VVD-verleden, de benadrukte afkomst uit Limburg en het extreme, geblondeerde kapsel. Als politicus lijkt hij uit de lucht te zijn gevallen: een zelfgefabriekte brandbom uit Venlo, die in geen enkele politieke traditie past en ook daarom moeilijk politiek onschadelijk te maken is. Voor veel Nederlanders (vooral in de Randstad) is Limburg nog steeds een soort buitengebied, van waaruit je van alles kunt verwachten; een gebied met eigen normen en waarden en een ongewone cultuur. Dit vooroordeel staat een diepergaande blik op het fenomeen Wilders in de weg. Waarom verder zoeken als ‘Limburg’ een verklarend kader biedt? Misschien wel omdat de VVD als kraamkamer van de PVV toch nieuw licht op Wilders’ missie kan werpen? Het haar van Wilders is intussen een politiek symptoom dat ten onrechte niet serieus genomen wordt.
IN JUNI werd in een klein artikel in Trouw de genealoog Roel de Neve geciteerd over de genetische afstamming van Wilders, die een paar Aziatische, mogelijk islamitische voormoeders in zijn Nederlands-Indische voorgeslacht telt. Wilders is deels van Indische afkomst, meldt het bericht, maar dat is een onjuiste formulering, want ‘Indische afkomst’ houdt al in: van gemengde komaf. Wilders is een Indo. In Nederland Door Omstandigheden, zoals het grapje vroeger luidde. De Volkskrant reageerde op dit nieuws met een satirisch stukje waarin Wilders werd opgevoerd als een jonge driftkop, verslaafd aan de Blue Diamonds-hit Ramona, die tot razernij verviel omdat de jukebox na zestien keer Ramona spelen werd stilgelegd.


Veel meer dan dit ‘Indisch’ geïnspireerde fantasieverhaal heeft het nieuws over de afkomst van de politicus sindsdien niet opgeleverd in de media. Ten onrechte, want interessanter dan Wilders’ precieze genetische afstamming is zijn verborgen ‘culturele’ Indoschap, omdat dat tot uiting kan komen in zijn politieke genealogie. Is het denkbaar dat postkoloniale historie en familiegeschiedenis Wilders hebben gemaakt tot wat hij vandaag politiek voorstelt en voorstaat? Hoort Wilders tot het onuitgepakte deel van onze Indische erfenis?


Hijzelf draait ongemakkelijk om zijn Indische afkomst heen. In de biografie Veel gekker kan het niet worden (2008) van Arthur Blok en Jonathan van Melle komt Wilders, gevraagd naar zijn Indische achtergrond, met een onsamenhangend verhaal:
‘Mijn moeders vader was majoor in het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en hij is daar naartoe gezonden. Mijn moeder is uit Nederlandse ouders geboren, maar zij heeft wel enkele zussen, en een daarvan is getrouwd met een Indische man. Ik heb zover ik weet en me herinner twee echte neven en een oom uit Indonesië. Mijn moeder heeft destijds drie maanden in Nederlands-Indië gewoond en is daarna naar Frankrijk gegaan, toen haar vader, mijn opa, weer terug moest. Al zijn dochters zijn toen met aangetrouwde familie ook weer mee teruggegaan, dus er is wel enige Indische invloed in mijn familie zichtbaar. Bij de oudste zus van mijn moeder, die lang in Nederlands-Indië heeft gewoond, gingen we wel eens in het weekend kroepoek bakken.’
Recent onderzoek in het Nationaal Archief brengt aan het licht dat dit fragment uit halve waarheden, verdichtsels en losse interpretaties bestaat, waarover straks meer. Waarom verhult en verbergt Wilders zijn Indische afkomst?

IN WILDERS’ politieke carrière vormen niet toevallig territoriumkwesties en de mogelijke demografische gevolgen daarvan – zoals migratie – een centrale rol. Ze vormen zogezegd zijn politieke vehikel. In de jaren negentig, na zijn huwelijk met een Hongaarse diplomate, hield hij zich bezig met de kwade sentimenten rond het door de Eerste Wereldoorlog veroorzaakte verlies van Hongaars grondgebied. Ook interesseerde hij zich intens voor de binnenlandse politiek van Israël, het land waarvoor hij naar eigen zeggen een diepe liefde voelt. Die liefde is al vroeg ontstaan: na zijn havo-eindexamen vertrok Wilders voor twee jaar naar Israël om zich bij een in het grensgebied van de omstreden Jordaanvallei gelegen kibboets aan te sluiten. Wilders’ geopolitieke obsessies kwamen duidelijk tot uiting ten tijde van zijn breuk met de VVD, veroorzaakt door het positieve fractiestandpunt over de toetreding van Turkije tot de EU. Dat vond Wilders ontoelaatbaar, omdat Turkije als ‘moslimland’ onverenigbaar zou zijn met de Europese cultuur – bovendien, voorspelde hij, ‘komen ze straks allemaal onze kant op’.


Sindsdien lijkt Wilders alle politiek te reduceren tot vraagstukken van grensbewaking, volkstelling en volksverplaatsing in het algemeen. Displacedness vormt het steeds terugkerende, onderliggende motief van zijn betoog en niet toevallig ook van zijn verborgen familiegeschiedenis. Indische familiegeschiedenissen reflecteren bijna allemaal de calamiteiten van de twintigste eeuw: uitsluiting, vervolging, geweld en gedwongen afscheid maakten een zeker deel uit van de ervaringen van Indische ouders, grootouders en overgrootouders. Zwaartepunt daarin vormde de Tweede Wereldoorlog, een oorlog waarin men volgens de historicus Mark Mazower ‘mensen verplaatste om politieke grenzen te consolideren’. In Nederlands-Indië leidde de Japanse Groot-Aziëpolitiek bijvoorbeeld tot het beleid om de blanke aanwezigheid totaal uit de openbare sfeer te bannen, door internering in kampen. De racistische bezettingsmaatregelen van de Japanners verscherpten de aloude identiteitsproblematiek van de Indo’s als onduidelijke ‘tussenklasse’ aanzienlijk.
Voor wie thuis is in kringen binnen de Indische gemeenschap is het niet onbekend dat Wilders juist op het punt van grenzen trekken veel bijval vindt van de oudere generaties Indische Nederlanders. Die al dan niet heimelijke instemming komt van totok- (blanke) en vooral van Indo-kant. Voor hen is Wilders een regelrechte branie: een lefgozer, een rebel, een ontregelaar. Afkeer van en angst voor moslimimmigratie en het fenomeen multiculturaliteit tekenden opvallend veel van de zichtbare politieke activiteit van Indische Nederlanders sinds de late jaren zeventig.


Serieuze vormen kregen deze sentimenten in 1980 met de oprichting van de Centrumpartij door de Indo Henry Brookman, destijds werkzaam aan de VU. De Centrumpartij kritiseerde het minderhedenbeleid en profileerde zich als een nationalistische anti-immigratiepartij; leden van de oervorm van de Centrumpartij, de NCP, hadden in 1980 Marokkanen overvallen die in een kerk in hongerstaking waren vanwege dreigende uitzetting. In deze tijd werden Indische Nederlanders voor hun gevoel door de overheid ‘weggezet’ als culturele minderheid, terwijl het Nederlanderschap, de vaderlandse taal en cultuur en de aanhankelijkheid jegens Oranje vanouds juist gevierd werden onder Indo’s. Het idee onder één noemer terecht te komen met Turkse en Marokkaanse moslims, broeders van de Indonesiërs die hen na een bloedige klopjacht, de bersiap, uit hun moederland hadden verjaagd, was voor vele Indo’s onverteerbaar, zoals nog na te lezen valt in oude nummers van het Indische lijfblad Moesson.

EIND JAREN VIJFTIG heette Moesson nog Onze Brug en was het een bulletin gewijd aan de opbouw en ontwikkeling van het voor Indo’s bestemde ‘stamland’ Nieuw-Guinea. Tijdens de vooroorlogse crisisjaren was namelijk het idee ontstaan om van het nog onontgonnen Nieuw-Guinea een nieuw thuisland te maken voor Indo’s. Rond de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië in 1949 was het initiatief op losse schroeven komen te staan, want de republiek eiste ook dit laatste restje koloniaal Nederland op. De symbolische waarde ervan was echter groot, vooral voor Indische Nederlanders. In 1951 ontstond een regeringscrisis, nadat VVD-fractievoorzitter Oud geopteerd had voor het behoud van Nieuw-Guinea voor Nederland, tegen de zin van VVD-minister Stikker. De succesvolle VVD-campagne in 1948 was geheel gericht geweest op de Indië-politiek: de verkiezingsaffiches lieten het gezicht van Soekarno zien met de tekst: ‘Heeft u er ook genoeg van?’ Nog vele jaren nadien zou de kolonialistische vertakking binnen de VVD invloed uitoefenen op partijstandpunten. De kwestie-Nieuw-Guinea was ook een van de speerpunten van het Jong Conservatief Verbond, een nieuwe partij onder leiding van de Indische Nederlander Feuilletau de Bruyn, die zich verder hard maakte voor verkleining van staatsuitgaven, terugdringing van de rol van politieke partijen en bestrijding van het socialisme. Het uiteindelijke loslaten van Nieuw-Guinea in 1962 leidde tot groot en voorspelbaar ongenoegen bij vele Indische Nederlanders, omdat Soekarno ook in deze kwestie weer aan het langste eind trok.


Het is opvallend hoe constant de deelname was van Indische Nederlanders aan partijvorming op basis van conservatief-nationalistische, (neo)koloniale beginselen, vergeleken met de deelname aan de progressieve beweging. De focus lag daarbij sterk op beschermen en bewaken van grenzen en op insluiten en/of buitensluiten van bevolkingsgroepen. In de jaren dertig, nog in Nederlands-Indië, sloten relatief veel Indo’s zich aan bij de NSB (zeventig procent van het ledenaantal). Dit was het geval vanwege het ultranationalistisch Hollandse karakter van de partij, maar ook vanwege de grote angst voor het oprukkende Indonesische nationalisme.


De NSB had in de kolonie een ander (niet-racistisch) karakter en een andere plek dan in Nederland. De partij bood Indo’s de kans om zichzelf en elkaar te laten zien dat zij ‘Hollandser dan de Hollanders’ wilden zijn en dat zij zich geheel identificeerden met de Nederlandse culturele erfenis en met oranje-blanje-bleu. Niet vergeten moet worden dat de koloniale elite in die tijd nagenoeg blank was. Omdat de Indische NSB een autoritair gezag voorstond, evenals het eeuwige behoud van de kolonie voor het vaderland, zagen veel Nederlanders in Indië in de partij dé oplossing om de dreiging van de opstandige, islamitische ‘inlanders’ te keren. Bij zijn succesvolle bezoek aan Nederlands-Indië in 1935 werd Anton Mussert zelfs tot tweemaal toe ontvangen door gouverneur-generaal De Jonge.
Nog voor de NSB leden ging werven, had in Batavia overigens al de eerste bijeenkomst van de Nederlandsch-Indische Fascisten Organisatie plaatsgehad, onder leiding van de Indo majoor b.d. Rhemrev. Ook hij maakte zich sterk voor terugdringing van de ‘inlandse’ invloed op het bestuur en herstel van de leidende rol van Nederlanders in de kolonie, maar kreeg minder aanhang.
Ging het in de naoorlogse jaren nog om ‘handhaving van de rijkseenheid’ (vasthouden aan Nederlands-Indië en later Nieuw-Guinea), ná de Indische assimilatie in Nederland raakten vele conservatieve politici en activisten van Nederlands-Indische komaf gefocust op de thema’s multiculturalisme en moslimimmigratie (zie kader). Zo was een van de eerste bekende politici die zich opvallend tegendraads uitliet over het vreemdelingenbeleid en de multiculturele samenleving VVD-prominent Frits Bolkestein, die een Indische moeder had. Hij viel op omdat hij in zijn tijd de enige EU-commissaris was die zich fel keerde tegen eventueel EU-lidmaatschap van Turkije. Tevens ‘torpedeerde’ hij, zo meldde het KRO-programma Reporter, als staatssecretaris voor Buitenlandse Handel de handelsrelaties met Indonesië, iets waarvan hij ook al was beticht toen hij daar nog werkte voor Shell. Onder Bolkesteins hoede zou Wilders in 1998 zijn entree maken als VVD-Kamerlid, nadat hij als fractiemedewerker jarenlang speeches voor Bolkestein had geschreven.
De opkomst van de Indische NSB in de jaren dertig werd niet alleen veroorzaakt door Nederlands-Indisch patriottisme en de vrees voor Indonesisch nationalisme. De economische crisis werd in Nederlands-Indië zeer diep gevoeld en ook daarom klonk de roep om een autoritair en daadkrachtig bestuur steeds luider. Door bedrijfssluitingen nam de werkloosheid onder alle bevolkingsgroepen snel toe. De ambtenarensalarissen werden geregeld verlaagd, wat de Indo’s – in groten getale werkzaam bij de overheid – hard trof. Vanaf ongeveer 1900 had vooral deze groep in Nederlands-Indië geleefd met een groeiende angst voor een Indonesische revolutie. Vanwege hun gemengde afkomst was het onzeker of er na zo’n wisseling van de wacht nog wel plaats voor hen was in hun geboorteland. ‘Europa’ was voor hen een abstract begrip; een plek om ‘met verlof’ te gaan voor hoger geplaatste ambtenaren.


De angst en onzekerheid waren gevoed door het feit dat Indonesiërs steeds meer banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt gingen innemen die voorheen bestemd waren geweest voor Indo’s. Dit kwam door beter onderwijs en ook doordat Indonesiërs minder betaald kregen dan Europeanen voor hetzelfde werk. Tegen deze achtergrond van dreigende marginalisering van Indo’s ontstonden de ‘stamland Nieuw-Guinea’-plannen, waarvoor propagandalectuur werd gemaakt door de N.E.N.A.S.U., de Nederlandsche Nationaal Socialistische Uitgeverij. Het koloniaal bestuur bezuinigde in deze periode fors op al zijn uitgaven, wat de werkgelegenheid voor iedereen nog verder verslechterde. In 1932 vonden grote demonstraties plaats in Batavia, waarbij op spandoeken te lezen stond: ‘De regeering maakt de ambtenaren rebelsch!’ Dat het een risico inhield voor ambtenaren om in zulke onzekere tijden voor een jaar met Europees verlof te gaan, ondervond Johan Ording, de grootvader van Geert Wilders.

IN HET NATIONAAL ARCHIEF, tussen de vele vergeelde stukken die bewaard zijn gebleven van het Commissariaat voor Indische Zaken – dat direct onder de minister van Koloniën viel – bevindt zich een lijvig dossier, geheel gewijd aan Ording. Het dossier is in 1935 afgesloten en vermoedelijk pas deze zomer voor het eerst weer opengeslagen.
Ording, een geboren Utrechter, was adjunct-inspecteur voor het financieel toezicht op de regentschappen en stadsgemeenten in de provincie Oost-Java. Het eerste half jaar van zijn verlofperiode, najaar 1933, had hij doorgebracht in Nice. Daarna was hij neergestreken in het kerkdorp Grubbenvorst nabij Venlo, samen met zijn uit een oude Indische familie afkomstige vrouw Johanna en hun zeven kleine kinderen. Ording had zich om economische redenen tijdelijk in het afgelegen Grubbenvorst gevestigd. Terwijl hij al in Nice zat, was hij in Soerabaja namelijk (opnieuw) failliet verklaard. In Grubbenvorst ontving hij najaar 1934 onverwacht een telegram met het bericht dat hij wegens ongeschiktheid voor de dienst was ontslagen. Hij kreeg het advies zo snel mogelijk pensioen aan te vragen. Dat pensioen werd almaar niet uitbetaald, waardoor hij in grote geldnood kwam. Wederom ging hij failliet. Nog veel erger was dat Ording en zijn gezin, naar later zou blijken, geen passage terug naar Nederlands-Indië kregen vergoed, omdat hij in Nederland geboren was. Zijn vrouw en kinderen waren echter wél allemaal op Java geboren.


Voor de zwangere Johanna, afkomstig uit de bekende en grote Indisch-joodse familie Meijer en gewend aan een zwerm van bedienden om zich heen, moet het eerste verblijf in Nederland vreselijk zijn geweest. De zorg voor de kinderen (de oudste was dertien) zal op haar alleen zijn neergekomen: een nieuwe ervaring in vreemde omstandigheden. Waarschijnlijk kon zij het lokale dialect amper verstaan. De eerste maanden ontving de gestrande familie nog een klein bedrag aan voorlopige bijstand uit Indië, waarop wegens de schulden ook nog werd gekort. Twee maanden na de bevalling van Johanna in januari 1935 hield deze bijstand zonder berichtgeving op. Ording en zijn gezin raakten aan de bedelstaf en werden daarnaast ook bedreigd met huisuitzetting. Hij schreef het Nationaal Crisiscomité om steunverlening. 
Ondanks een serie verzoeken om informatie had Ording nog steeds niet gehoord waarom hij, na zeventien jaar, ongeschikt was verklaard voor de dienst. Weliswaar had hij in de privé-sfeer geregeld met grote financiële moeilijkheden en faillissementen te kampen gehad (die hij toeschreef aan de ‘tijdelijke niet gehele toerekeningsvatbaarheid’ van zijn echtgenote). Ook was hij vlak voor zijn vertrek voorlopig in een andere functie tewerkgesteld. Toen hij eenmaal vertrokken was uit Indië kwam uit dat Ording opnieuw hoge schulden had gemaakt tijdens een lange tussenstop op weg naar de boot, in Soekaboemi (waar Wilders’ moeder als zevende kind geboren werd, waarschijnlijk in het ouderlijk huis van Johanna). In Soekaboemi was ook justitieel onderzoek geopend naar beschuldigingen van oplichting en ‘flesschentrekkerij’ door het echtpaar. Wat later vast kwam te staan was dat Ording ettelijke schuldeisers bewust had benadeeld, niet alleen in Nederlands-Indië, maar ook op verlof in Nice. Zijn ambtelijke beoordelingen waren echter altijd meer dan voldoende geweest en volgens ambtelijke berichten waren ‘zijn capaciteiten niet ongunstig’.
Ording bleef dus in het duister over de reden waarom hij geen pensioen ontving en waarom de voorlopige bijstandverlening plotseling was stopgezet: hij ontving geen enkel nader bericht, niet uit Nederlands-Indië en niet uit Den Haag. Ten einde raad wendde hij zich in april 1935 met een aangrijpend verzoekschrift tot minister van Koloniën Colijn, waarin Ording hem vroeg zijn gezin ‘op het laatste moment van een algeheelen ondergang’ te redden. ‘Thans laat de provincie [Oost-Java] mij en mijn gezin, bestaande uit buiten mijzelf en echtgenote acht zeer jeugdige kinderen, over aan de publieke liefdadigheid. Thans, Excellentie, heerscht in mijn gezin broodnood.’ Op advies van gouverneur-generaal De Jonge besloot Colijn om Ordings pensioenaanvraag toch af te wijzen. Volgens De Jonge had Ording zich in Nederlands-Indië aan ‘zoodanig ernstig wangedrag’ schuldig gemaakt dat hij daarmee al zijn pensioenaanspraken had verspeeld. Er was vanuit Oost-Java gerapporteerd dat hij ‘geen orde op zijn zaken kon stellen’, dat hij ‘zoowel in financieel als in moreel opzicht geheel onbetrouwbaar’ was en dat hij ‘evenals zijn echtgenoote gewend is vèr boven zijn stand te leven’. Dat Ording zich op geen enkel moment had kunnen verdedigen tegen deze overzeese aantijgingen had bij de besluitvorming kennelijk geen gewicht in de schaal gelegd.
Om het besluit juridisch dicht te metselen maakte Colijn van een lelijke truc gebruik: omdat ook weer niet van Ording kon worden gezegd dat hij voor alle dienst in Nederlands-Indië ongeschikt was, kwam hij niet in aanmerking voor de geldende pensioenregeling ten tijde van zijn ontslag, het zogenoemde ‘non-valeurspensioen’. Bovendien, redeneerde Colijn, was de regeling van het non-valeurspensioen een maand na Ordings ontslagdatum toch ingetrokken, dus hoefde die niet op hem te worden toegepast. Op deze kwalijke manier, met wat werd aangeduid als het ‘aanpassingsbeleid’, bezuinigde het koloniale bestuur op de personeelskosten in de crisisjaren, met ‘rebelschheid’ als onvermijdelijk gevolg.
De gang van zaken was voor de 33-jarige Johanna, gewend aan een comfortabel bestaan in de tropen, ongetwijfeld een diep traumatische ervaring, evenals voor haar acht kinderen. Ze was vervallen tot bittere armoede, afgesneden van haar familie en van haar geboorteland, zonder enig vooruitzicht op terugkeer. Ze was bovenal op slinkse wijze haar land uitgezet. Haar vader, die ze niet meer zou terugzien, overleed in 1942 in Soekaboemi. Haar moeder zou de Japanse bezetting en de bersiap overleven en in 1946 als postkoloniale migrant intrekken bij het gezin van Johanna, op 82-jarige leeftijd. Terugkeren naar het Nederlands-Indië van weleer zat er toen voor niemand meer in. Indonesië was voortaan voor de Indonesiërs, al wilde nog niet iedereen dat tot zich door laten dringen.
Ording slaagde erin in Nederland opnieuw carrière te maken, ditmaal in het militaire gevangeniswezen. In de rang van majoor gaf hij leiding in het beruchte interneringsoord voor collaborateurs Fort Honswijk, waar vandaan ook de deportatie van honderden (Nederlandse) NSB’ers en SS’ers naar Nieuw-Guinea plaatsvond. Ording gaf verder leiding aan de strafgevangenis Scheveningen en later aan die in Leeuwarden. Ondanks zijn uiteindelijke rehabilitatie is het waarschijnlijk dat zijn wrange verlofervaring bittere sporen heeft achtergelaten in zijn gezin. In 1961, twee jaar voordat hun kleinzoon Geert er geboren zou worden, vestigden Ording en zijn vrouw zich opnieuw in Venlo. Volgens Wilders woonden zijn grootouders ‘op een halve kilometer afstand’ bij hem vandaan en bezocht hij ze vaak. Ording zou in 1976 overlijden; zes jaar later – Geert was toen achttien – stierf Johanna.
Zowel Wilders’ moeder als zijn grootmoeder en overgrootmoeder hadden zich dus op Nederlandse bodem bevonden toen het doek viel voor Nederlands-Indië en in december 1949 de – afgedwongen – soevereiniteitsoverdracht werd ondertekend. Het oude zeer van de lange Tweede Wereldoorlog moest worden opgeruimd en de postkoloniale herschikking van groepen en grenzen kwam op gang: een proces dat behalve gerechtigheid ook veel koloniaal geïnspireerd ressentiment met zich meebracht. Dat laatste vertaalde zich onder meer in de Haags-Indische lobby’s en de politieke en ambtelijke carrières van ‘Indische jongens’ vanaf begin jaren vijftig.
Hoewel de Nederlandse regering het de Indische Nederlanders moeilijk heeft gemaakt om naar Nederland te vertrekken, omdat ze daarvoor te ‘Oosters georiënteerd’ zouden zijn, zijn de meesten er toch in geslaagd. Ze zouden ervaren dat ze noch in Indonesië noch in Nederland welkome burgers waren. Eén op de vijf migreerde (door) naar de VS, Canada of Australië. Zij die toch in Indonesië bleven, zijn in 1957 door Soekarno, op het hoogtepunt van de Nieuw-Guineacrisis, ten slotte het land uitgezet.

WILDERS’ UITSPRAKEN en stellingnamen lijken wonderwel in de conservatieve en kolonialistische kaders te passen die ook andere politici van Nederlands-Indische origine meer dan een halve eeuw geleden hebben gesteld. Patriottisme, versterking en behoud van de Nederlandse invloedssfeer, waarden en cultuur en een heilig geloof in de natiestaat als panacee (zoals destijds ‘stamland’ Nieuw-Guinea) staan daarin voorop. Ook voor Wilders is ‘terug naar de toestand van vroeger’ vaak het leidmotief en dat leidt soms tot verrassende claims. Zo pleitte hij vorig jaar serieus voor de ‘hereniging’ van Vlaanderen met Nederland, zodat het mythische Groot-Nederland eindelijk op de kaart kon worden gezet (overigens destijds een bekend NSB-streven). Wilders schreef toen in NRC Handelsblad: ‘Het wordt tijd leiderschap te tonen om de historische fouten alsnog recht te zetten. Nu is het moment.’ In dezelfde sfeer vroeg hij onlangs in de Kamer of minister Verhagen bereid was ‘de onvermijdelijke opheffing van België te bespoedigen’. Tegelijkertijd verkondigt hij dat ‘onze soevereiniteit als natie wordt verkwanseld’. Wilders pleitte ook voor de verplaatsing van de Nederlandse ambassade van Tel Aviv naar Jeruzalem, ‘als beloning voor Israël’, verzette zich fel tegen een associatie-akkoord tussen de EU en Syrië en riep op tot terugroeping van de ambassadeur uit Saoedi-Arabië, omdat ‘ze zich bemoeien met onze vrijheid van meningsuiting’ (dit naar aanleiding van een diplomatiek bezoek van minister Bot aan Riyad vanwege de cartoonrel). De reis van een Kamerdelegatie naar Saoedi-Arabië in 2008 vatte hij samen als ‘een politiek correcte snoepreis aan een achterlijk en barbaars, islamofascistisch land’. Hij stelde herhaaldelijk vragen over het ‘Indonesische optreden’ tegen Papoea’s in Nieuw-Guinea.
Tekenend was ook zijn opstelling toen de affaire-Westerling ter sprake kwam. Onder legerkapitein Westerlings commando werden in 1946 duizenden onschuldige Indonesiërs omgebracht tijdens een contraterreuroperatie in Zuid-Celebes. In 1950 pleegde Westerling een mislukte staatsgreep tegen Soekarno, waarbij opnieuw veel doden vielen. Het kabinet (Stikker was toen VVD-minister van Buitenlandse Zaken) besloot nog in hetzelfde jaar de man niet te vervolgen voor zijn oorlogsmisdaden; een besluit waarmee Wilders het nog steeds eens kan zijn. Over Westerlings optreden verklaarde hij in 2003 vergoelijkend ‘dat men dat in zijn tijd moet zien’.
Wilders’ afkeer van de immigratie en aanwezigheid van moslims (hij bezigt in dit verband de termen ‘moslimtsunami’ en ‘de Marokkaanse kolonisten’), de islam en multiculturaliteit in het algemeen is en blijft echter zijn voornaamste thema. Daarmee gaat hij nu ook de boer op in het buitenland. Meer dan wat ook is Wilders te plaatsen als een pur sang postkoloniale revanchist, geobsedeerd als hij is door het terugdraaien van naoorlogse geopolitieke en demografische veranderingen en het ‘rechtzetten van historische fouten’. Wraakzucht en extreem patriottisme in de vorm van ‘behoud van de eigen dominante cultuur’, ‘redding van de specifieke Europese waarden’ en ‘terugdringen van de islam’ vormen zijn neokoloniale drijfveren, die hij van de Indische NSB lijkt te hebben gekopieerd. Maar niet alleen van de Indische NSB: ook groeperingen als de kolonialistische rechtertak van de VVD, het Jong Conservatief Verbond, de Centrumpartij en de Vrije Indische Partij deelden vormen van reactionair cultureel patriottisme gekoppeld aan xenofobie. In Wilders’ manifest Kies voor vrijheid staat de volgende, alarmerende aanbeveling:
‘Een Nederland dat zijn eigen identiteit handhaaft en daar trots op is, zich niet laat overnemen of aanpast aan wezensvreemde culturen, of die (sic) zijn identiteit laat verwateren door op te gaan in supranationale instellingen.’


Dat Wilders opzichtig opereert in een postkoloniale politieke dimensie zonder dat dit herkend wordt, zegt veel over hoe Nederland omging, en nog steeds omgaat, met het koloniale verleden. Zwijgen, ontkennen, vergeten en de andere kant op kijken luidt sinds decennia het devies. Daardoor kan bijna niemand zich meer voorstellen dat Indische gebeurtenissen van meer dan een halve eeuw geleden nog impact kunnen hebben op de politiek van alledag. Dit ondanks het feit dat destijds meer dan een half miljoen Nederlanders betrokken waren bij de Japanse bezetting, de koloniale oorlog en de daaropvolgende volksverhuizing. Het gaat om gebeurtenissen waar veel mensen hun leven lang niet overheen kwamen, en hun kinderen evenmin, van wie een onbekend deel vandaag de dag nog wordt behandeld wegens overgeërfde oorlogsproblematiek, het zogenoemde tweedegeneratietrauma. Wat de langetermijneffecten zijn van de ervaring van het tweederangsburgerschap van Indo’s – in de kolonie en ook later in Nederland – is nog niet onderzocht. Maar dat de problematische zoektocht naar de ‘eigen’ Indische identiteit onverminderd doorgaat, ook bij nieuwe generaties, wordt op het internet meteen duidelijk. Door de stilte rond het koloniale eindspel kunnen de oorlogsgebeurtenissen en wat daar lange tijd aan voorafging nu alsnog een voedingsbodem vormen voor een discutabele politics of displacedness.


Het is niet minder dan een geniale ingeving van Wilders geweest om zijn donkere haar op te bleken. Dat is blijkbaar alles wat in Nederland nodig is om Indo-af te zijn en vervolgens als ‘de man uit Venlo’ de politieke arena te betreden. Een Belgische of Franse politicus met een vergelijkbare neokoloniale agenda loopt daarentegen een grote kans in een vroeg stadium herkend te worden als (nog ongevaarlijke) postkoloniale revanchist. De binnen- en buitenlandse politiek wordt daar bezien op basis van een langetermijnperspectief, waarin oude lobby’s (Algerije, Congo, Rwanda) en nieuwe politici vanzelfsprekend met elkaar in verband worden gebracht – zowel door politici zelf als door politicologen en koloniale historici. Een recent voorbeeld uit België, tegen het licht van de volkerenmoord in Rwanda in 1994, is het debat rond het politiek geïnspireerde ‘genociderevisionisme’. Zulke debatten vinden plaats, in meer of mindere mate, in alle ons omringende ex-koloniale mogendheden, maar niet hier. Door de Indische politieke erfenis willens en wetens in het vergeetboek te schrijven is Nederland stekeblind geworden voor de symbolen en retoriek die lange tijd gezichtsbepalend waren voor zijn eigen imperialisme. Dat is een droevige conclusie.


Het niet belangrijke maar wel ironische gegeven dat Wilders wordt beschuldigd van ‘haatzaaien’, terwijl de beruchte haatzaai-artikelen in het Indische wetboek van strafrecht werden geïntroduceerd om Soekarno cum suis achter de tralies te kunnen zetten, bleef zodoende onopgemerkt. Dat was ook het geval vorig jaar, toen Wilders na het uitbrengen van de film Fitna in Indonesië tot ongewenst vreemdeling werd verklaard. Nooit meer mag hij het land van zijn moeder in. Een en ander ging gepaard met de bestorming van het Nederlandse consulaat in Medan, de verbranding van de Nederlandse vlag en de eis van demonstranten dat alle Nederlanders het land werden uitgezet. De verleiding is groot om in Wilders de wreker van zijn verbannen grootouders, Johan en Johanna Ording, te zien. Maar misschien is Wilders alleen maar een extreem uitvergroot geval van klassieke Indische identiteitsvervreemding. Zijn grensoverschrijdende kapsel is in ieder geval een van de symptomen daarvan.

Met dank aan Eric Hennekam en de medewerkers van het Nationaal Archief.
In vervolg op dit stuk zal De Groene de komende weken de verhalen publiceren van Indische Nederlanders zelf: wat hebben zij te vertellen over de aantrekkingskracht van Geert Wilders op de Indische generaties? 

Lizzy van Leeuwen is bestuurskundige en antropoloog. Ze deed langdurig onderzoek in Jakarta naar de levensstijl van de maatschappelijke bovenlaag tijdens de laatste Soeharto-jaren. Dat resulteerde in twee boeken: Airconditioned lifestyles (1997) en Lost in mall (2005). Vorig jaar publiceerde ze Ons Indisch erfgoed: Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (Bert Bakker), waarin ze concludeerde dat de zwaar beladen koloniale erfenis uit Indië (discriminatie, achterstelling, de kille ontvangst in Nederland en de ‘vermoedelijke tekortkomingen in het naoorlogse rechtsherstel’) effectief is afgekocht door de Nederlandse overheid. Het (schijn)debat hierover speelde zich vooral af in de culturele arena (tussen pasar malams en rijsttafels) in plaats van in relevante maatschappelijke en politieke sferen. Van Leeuwens onderzoek was deel van een breed KNAW-onderzoeksproject naar de postkoloniale geschiedenis van Nederland. Tussen 2006 en 2008 interviewde ze als sociaal rapporteur voor de Stichting Pelita ruim honderd Indische ouderen over hun jeugd-, oorlogs- en migratie-ervaringen.

Indo’s op rechts
Rechts van het midden ontstond in 1994 de Vrije Indische Partij, die weliswaar tegen de komst van vreemdelingen was, maar zich vooral opwierp als behartiger van de belangen van Nederlandse postkoloniale migranten (Indische Nederlanders, Surinamers en Antillianen). Een ander speerpunt van deze partij tijdens de parlementsverkiezingen in 2002 was openbare orde en veiligheid. De Lijst Pim Fortuyn, de eerste volkspartij die zich profileerde door keiharde uitspraken tegen ‘islamisering van de samenleving’ en immigratie, kende vele Indische aanhangers. Kamerlid voor de LPF werd de prominente Indische Nederlander Jim Janssen van Raay, die als nummer drie op de kandidatenlijst had gestaan. In 1996 zat hij nog voor het CDA in het Europees Parlement. Nadat hij door deze partij was geroyeerd wegens vermoedelijke belangenverstrengeling sloot hij zich met zijn zetel aan bij de Unie voor Europa, waarin ook Franse gaullisten en de Forza Italia van Berlusconi vertegenwoordigd waren. In de hoek van extreem-rechts valt op dat de Nationale Alliantie, een ‘samenwerkingsverbond tussen nationalisten, fortuynisten, conservatieven en mensen georiënteerd op de rechtervleugel van de VVD’, jarenlang op de been gehouden werd door de Indo Virginia Kapic (misschien werd de club daarom spottend de Nasi Allochtonenpartij genoemd). Het racistische en vreemdelingen hatende Nederlands Blok telde in 2000 onder de actieve leden met een Indische familienaam John Morren, voormalig gouwleider van de Viking Jeugd Nederland, voormalig gemeenteraadslid voor de Centrum Democraten en innig bevriend met de nazistische Florrie Rost van Tonningen-Heubels, bijgenaamd ‘de zwarte weduwe’. De rabiaat nationaal-socialistische Racial Volunteer Force/ International Militant Pro White Organization kent een groep jonge Indische aanhangers, onder wie de activistische Dave Blom, eerder verbonden aan de racistische Nederlandse Volks Unie. Joop Glimmerveen zélf vond dat ‘Indische Nederlanders niets hoefden te vrezen’, want ‘die mogen per definitie blijven’. In Den Haag ten slotte, de ‘Indische hoofdstad van de wereld’ en niet toevallig een van de twee steden waar Wilders meedoet aan de gemeenteraadsverkiezingen, is de PVV-coördinator – volgens Nova – Ruud Sablerolle, voormalig aanhanger van Nieuw Rechts en telg uit een Indisch geslacht.

10897234678?profile=originalBent U de gedurende periode tussen 1947 - 1962 woonachtig geweest in de republiek Indonesië, dan valt U onder deze regeling / compensatie voor het verlies van al uw bezittingen omdat U het land werd uitgezet. Uitgesloten zijn ambtenaren en Militairen in dienst van de Nederlandse Overheid. (back pay en Knil vallen hier dus niet onder).

Meent U als gedupeerde hier recht op te hebben dan dient U zich in te schrijven op onze website www.icm-online.nl voor uw claim, dan nemen wij uw claim mee in het juridisch proces tegen de NL - Staat.

Hoe meldt U zich aan?

Door naar onze website www.icm-online.nl  te gaan en aan te klikken op "Inschrijven", hierna krijgt U een formulier met vragen om uw persoonsgegevens in te voeren, en vragen met betrekking of u recht heeft. Hebt U alle vragen met "Ja" kunnen beantwoorden dan voldoet aan uw profiel en wij kunnen uw claim op de lijst deelnemer ACTW66 Claim stichting zetten. U ontvangt tevens een bericht van de beheerders dat U claim is geregistreerd.

Privacy: Uw gegevens zijn door uzelf te raadplegen, en door het team van ICM / ACTW66.

Vergeet aub niet uw wachtwoord op te schrijven, direct al aan het begin van de inschrijving.

 


Met uw inschrijving heeft U tevens gratis abonnement op 
www.icm-online.nl.  ICM Breaking News en ICM Videokanaal voor 1 jaar. Hebt u via uw provider Internet op uw TV, dan kunt U ICM op uw TV - ontvangen. Uiteraard kunt u alle updates / ontwikkelingen van traktaat van Wassenaar volgen. Zeker leuk alleen al voor ons grootste Indisch Video-kanaal.

 

Vergeet U niet € 50 over te maken op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07 ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding: "inschrijving deelname ACTW66", gelijk met de inschrijving voor ACTW66 - administratie om ons werkzaamheden te verlichten.  Namens Bestuur  ACTW66.


10897237288?profile=original10897237700?profile=original

Steun ons om ons werk af te maken door te tekenen en te doneren
                           

Indische zaak - Het Traktaat van10897237288?profile=originalWassenaar 1966 

Hier Onderteken petitie   < of >    Kijken wie er getekend hebben

< of >   Laatste Updates  In het Engels hier

Lees verder…



10897239281?profile=originalUit ICM archief van 10 april 2009 - 

Nederland telt ruim 1,3 miljoen Indische Nederlanders (indo's)! 

UPDATE  maart 2017,

volgens de ambtenaren van VWS bedraagt de huidige populatie 2 miljoen.

Deze kent de generatie van de sambal -, kancang -, aardappel- en de twijfel indo volgens de schrijver Rudy Groenewald.

 

Met ruim 340.000 kwamen - onze mede burgers in het voormalige Nederlands Indie - de Indische Nederlanders in de jaren vijftig in fases naar Nederland toe, toen de republiek Indonesië "Merdeka / vrijheid " uitriep. De repatriëring ofwel de massale uittocht Exodus” duurde tot 1960. Deze werden het land uitgezet. De forse aantallen zorgden dat repatriëring vele jaren heeft geduurd dan gepland was voor het transport. Tegelijkertijd de bersiapperiode in het voormalige Nederlands Indie intrad - vergelijkbaar met Irak van nu - In navolging hiervan kwamen de spijt- optant beging de jaren zestig. De gerepatrieerde werden koel en kil ontvangen door de Nederlandse regeringen op een rij. Vanaf 1950 tot het heden anno 2009 lijkt dat er een zwijgen is opgelegd over alles wat te maken had met de Indische Gemeenschap (Indische Nederlanders). Dure NIOD rapporten met een waarde van miljoenen euro werden zo onder het tapijt geveegd. Dit belooft nog wat straks met het NIOD rapport over Irak. Nederland was ook bezig met de wederopbouw. In contractpensions werden de gerepatrieerde ondergebracht, die zeker in deze tijd als ongeschikt werd verklaard voor bewoning.

De geschiedenis van Traktaat van Wassenaar is hier duidelijk in: NL - Staat wilde oorspronkelijk haar 500.000 onderdanen met Nederlandse paspoort niet toelaten. Soekarno en Hatta riepen de hulp in van Amerika in, beiden zaten met probleem dat de Indonesische bevolking o.l.v de permuda's deze Belanda's niet moesten, dat ook leidde dat duizenden werden vermoord. 149.000 Nederlandse onderdanen met een Nederlanderschap werden geweigerd en zijn dus bewust door de NL - Staat Stateloos gemaakt, er zijn dus hier strafbare feiten gepleegd.


Velen kwamen berooid aan uit het voormalig Nederlands Indie. Allen hadden hun bezettingen, vermogens en goederen verloren, maar bovenal hun " leven" in het voormalige Indie; het Indonesie van nu waar ook Barack Obama is opgegroeid. Helemaal opnieuw moesten velen beginnen, en helemaal onderaan de ladder. Want behaalde diploma's daar waren hier niets waard. Gebukt ging de eerste generatie Indische Nederlanders hieronder; eerste die oorlog, toen de bersiapperiode, dan in een vreemd land helemaal opnieuw je leven opbouwen. Ook de kinderen (tweede generatie) werden in het lot meegetrokken. Velen hebben trauma's opgelopen van die vreselijke bersiapperiode, en de periode waar hun ouders weer onder gebukt gingen in Holland: Geen instanties en overheid waren hier te bekennen.

10897245264?profile=originalNu anno 2009 is de groep Indische Nederlanders uitgegroeid tot ruim 1,2 miljoen Indische - Nederlanders die heel trots kunnen zijn! Dit aantal omvat van de eerste tot vierde generatie Indische Nederlanders (indo's). Een groep die probleemloos, gruisloos en onzichtbaar zich integreerde in de Nederlandse samenleving.

Tegelijkertijd de Indische - Nederlanders een grote CHANGE bracht in de Nederlandse samenleving in constructieve zin;

  1. Het Indisch eten, dat nu overal te vinden is naast de toko's, restaurants, de media, en kookboeken.
  2. Thuis wordt nu nasi gekookt binnen de Nederlandse gezinnen.
  3. Vele Nederlanders namen de gastvrijheid over van de Indische Nederlanders.
  4. De indo-muziek (Andy Tielman) grondlegger van de Nederpop,
  5. De Haagsche Indo rock, die veel beroemde Nederlandse Rockbands kopieerden, en later in VS beroemt werden.
  6. Bekende schrijver, en componisten met Internationaal faam.
  7. Politici o.a. Ben Bot Jet Bussemaker, Brinckhorst (dochter familie van Kon.Huis), Geert Wilders, en deels Mark Rutte.
  8. De pasar malams; de grootste in Den Haag met 140.000 bezoekers en de ruim 70 pasar malams (replica's) in het land het hele jaar door waar ruim 800.000 bezoekers op afkomen.
  9. De wekelijkse Indische kumpulan.
  10. De Indische culturele evenementen bij de van der Valk, Casino's en andere Nederlandse gelegenheden.
  11. De vele Indische bedrijven voor food en non-food in Nederland.
  12. De vele Bekende Indische Nederlanders BIN'ers ; Ben Bot, Wenny Zorgdrager, ELs Borst Jet Bussemaker VWS etc... in de politiek.
  13. In de muziek The Blue Diamonds die wereldhits scoorden en Nederland op kaart zette, Anneke Grönloh, Sandra Reemer, Jamal, Boris, Dinand, Katja ......
  14. De vele componisten /producers/schrijvers oa. Marshal Manengkei die wereldhits schreef voor The Blue Diamonds, Oscar Harris, ..............
  15. en alle overige niet genoemde aspecten.


De" Indo" - de Indische Nederlander- met een "staatloze identiteit" die ruim zestig jaren aan die Overheid vraagt om als kind te worden erkend te bestaan met haar Indische - Nederlandse identiteit, en met haar Indisch Cultureel Erfgoed, die met haar "staatloze identiteit" een belangrijke constructieve change bracht in de Nederlandse samenleving en cultuur; ··Bijna wordt het vergeten dat ook in de republiek Indonesië nu ruim 1,5 miljoen Indische - Nederlanders nog verblijven. Nederland weigerde ze nog op te nemen, omdat anders er geen einde kwam aan die repatriëring, en Nederland geen opvang meer had hiervoor.

Laat de regering hier even bij stil staan wat die OORLOG de Indische Gemeenschap heeft gebracht! Dat de Indische Gemeenschap overeenkomsten heeft met de Joodse gemeenschap, te scharen onder de gelijkgestemden, maar niet die behandeling heeft gekregen die de Joodse Gemeenschap wel heeft gekregen. Een Indische Gemeenschap die nu nog nadrukkelijker blijft voortbestaan met het recht op het behoud van de Indische identiteit met haar Indisch Cultureel Erfgoed zoals die CHANGE nadrukkelijk heeft bewezen. Dat De Indische geschiedenis met haar feiten van 300 jaren niet zomaar onder het tapijt kan worden weggeveegd!


--------------------------------------------------------------------------------


Redactie ICM.
In de bovenstaande column van mij worden parallellen getrokken met de kwestie Irak, en de Indische NIOD rapporten. Het Indisch NIOD rapport en de vele onderzoekcommissies werden stelselmatig onder het tapijt geveegd door de Nederlandse regeringen op een rij. Op het manifestatie IP op 28 oktober 2009 en na een stevige strijd door de IP delegatie, heeft unaniem de Kamer geëist dat het Indisch-NIOD rapport weer nader onder de loep moet worden genomen, en dit zo snel mogelijk tot een oplossing dient te worden gebracht. Hoopvol, is dit niet als wij dit doortrekken nu wat zich afspeelt rond commissie Davidse nu dat vooraf zeven jaren werden gedraineerd. Jan Peter Balkenende letterlijk getorpedeerd diende te worden door de PVDA onder dreiging van "mission over and completed" als het over dit Kabinet gaat; en tegelijkertijd Bush een diepe buiging heeft gemaakt, en Blair zijn ontslag heeft genomen met een geweten op zich van 100.000 onschuldige burgers die het leven lieten in Irak. Hoe naïef moet je dan zelf zijn te zien dat je voorgangers capituleren. Het CDA staat voor het symbool dat Amerika heet, die blindelings al een eeuw achter Amerika aanloopt. Het liefst ziet het CDA Nederland als extra "*" op de Amerikaanse vlag, die als een staat wordt ingelijfd.


10897262476?profile=originalTerug naar de Indische Perkara:
Hoe hoopvol zijn nu de Indische NIOD rapport ontwikkelingen, als de commissie Davidse eerst als een mening wordt afgedaan, en dan 24 uren strijd wordt gevoerd in de kamer door de verschillende politieke partijen om het tegen deel te bewijzen. Met de Indische Perkara zijn wij inmiddels bijna vier maanden verder, wij zitten nu in het 69 ste jaar. De ervaring leert dat de Indische kwestie weer naar de achtergrond verdwijnt bij deze Irakese ontwikkelingen; Er is maar 1 oplossing "op naar de volgende manifestatie IP op het Plein voor het gebouw van Tweede kamer, maar nu als een pasar malam IP".

Actualiteit 2015.

Op 19 maart 2013 beloofde Martin van Rijn met een oplossing te komen nog voor de zomer in 2013 voor allen de uit het voormalige Indie zijn gekomen in de vorm van een Pensioenplan dat via de SVB loopt.

1 juli  2015 rond de middag moet hij zich weer verantwoorden voor de Kamer waarom nog steeds niet is vernomen.  Deze is openbaar zie procedurevergadering op www.Tweedekamer.nl . Wat wel de redactie  is opgevallen  dat op begroting 2016  van VWS de post Indisch Backpay  gealloceerd met het bedral 0 of wel NIHIL. Deze kun je op twee manieren verklaren, die laat ik aan hun eigen creativiteit over,

Niet moet worden vergeten  dat Martin van Rijn  nu "aangeschoten wild" is  vanwege de grote onoplosbare problemen zoals Frits Westert het aanduidt, en dus op ieder moment kan opstappen.

Lees verder…

De Bloedige Bersiap door: R.I.P Herman Bussemaker

De Bloedige Bersiap door: R.I.P Herman Bussemaker

10897277280?profile=originalDe Bloedige Bersiap          door: Herman Bussemaker

Foto - Herman Bussemaker 

De laatste maanden besteden de media  aandacht aan de bersiap, en woedt in  Indische kringen een polemiek omtrent het aantal doden dat tijdens de Bersiap-periode is gevallen. Aanleiding   tot deze commotie is het gebruik van de term “genocide” met betrekking tot de bersiap. Genocide is door de Holocaust een emotioneel zwaar beladen woord in de media en in de samenleving. En dus is op dit moment op allerlei niveaus een discussie gaande of de bersiap een genocide was, en zo ja, hoeveel slachtoffers daarbij te betreuren waren.

 

Historici twisten sinds de Tweede Wereldoorlog over het begrip “Genocide”, letterlijk het uitroeien van een geheel volk.  Definities van genocide zijn multi-interpretabel naar de veroorzakers en de slachtoffers, de effectiviteit en de duur van de genocide, politieke en sociale achtergronden, enzovoorts. Er is een brede overeenstemming over de Holocaust als genocide, maar al veel minder over de slachtingen in Burundi in 1999, en de Armeense genocide in 1915. De bersiap werd voor het eerst in 2008 door dr. Robert Cribb bestempeld als genocide in een bijdrage getiteld: “The brief genocide of Eurasians  in  Indonesia 1945/1946” in een  publicatie uit 2008.  Door de nogal Herman Bussemaker specialistische aard van deze publicatie (Dirk Moses): “Empire, colony, genocide: conquest, occupation, and subaltern resistance in World History”, New- York 2008) viel het artikel niet op. Dit veranderde toen twee jaar geleden emeritus- professor William H. Frederick  in het toonaangevende “Journal of Genocide Research”, Vol. 14 (2012) in het nummer 3/4 zijn artikel publiceerde onder de titel The killing of Dutch and Eurasians in Indonesia’s national revolution (1945 – 1949): a brief genocide reconsidered. (p.359 – 380).  Zowel Cribb als Frederick zijn bekende Indonesië-historici. Cribb is een Australiër, Frederick een Amerikaan. Frederick stelt in zijn bijdrage dat de bersiap minder kort in tijd was dan Cribb veronderstelt, en komt tot veel hogere aantallen slachtoffers. Volgens hem namelijk vielen er tussen de 20.000 en 30.000 slachtoffers. Gezien de titel van zijn bijdrage mag men aannemen, dat het gaat om Nederlanders en Indische Nederlanders (Dutch and Eurasians), maar echt helemaal duidelijk wordt dat niet.

 

En dat brengt ons op het tweede probleem rond de discussies over de bersiap. Deze heeft  zowel etnische als loyalistische aspecten. Er vielen namelijk niet alleen Nederlandse slachtoffers, maar ook slachtoffers met een andere etniciteit, waarvan echter de loyaliteit aan het Indonesische vrijheidsstreven werd betwijfeld. Ik denk daarbij aan Chinezen, waarvan een aantal juridisch de Nederlandse nationaliteit bezaten, alsmede Ambonezen, Timorezen, Menadonezen en Indonesiërs. Zo werd ook vrijwel de gehele Indonesische adellijke bovenlaag op Sumatra tijdens de bersiap uitgeroeid vanwege twijfels aan hun loyaliteit aan de Indonesische staat. Naar deze categorieën slachtoffers is echter nog nauwelijks historisch onderzoek gedaan.  Op Sumatra maar ook delen van Java zijn    ook andere Europeanen dan Nederlanders vermoord, als zij zich buiten       de Japanse interneringskampen bevonden. Te denken valt aan Duitse en Deense zendelingen en Zwitsers. Als men het over slachtoffers van de bersiap heeft, moet daarbij gedefinieerd worden waarover men het heeft. In dit artikel gebruiken wij daarom de omschrijving, dat het gaat om    de (juridisch) Nederlandse slachtoffers, waaronder zowel de Nederlanders (totoks) als de Indische Nederlanders (indo’s of ook wel Buitenkampers) vielen.

 

De bovengrens van het aantal slachtoffers is daarbij discutabel. (Zie hieronder). Over de ondergrens van het aantal Nederlandse slachtoffers bestaat wel een redelijke consensus. Dat zouden er rond 3500 zijn, een getal gebaseerd op de ODO-rapporten (ODO: Opsporings Dienst Overledenen).   Er is geen volledig archief van de ODO bewaard gebleven. De verslagen, die bewaard gebleven zijn, geven een totaal van minimaal 3500 vermoordde Nederlanders, maar in een rapport van mei 1947 door Frederick aangehaald (p. 368 van zijn artikel) wordt door de ODO een aantal van zeker 11.262 geïdentificeerde Nederlandse doden genoemd. En dat was op een tijdstip, dat de ODO in het nog vrij uitgebreide Republikeinse territorium van vóór de Tweede Politionele Actie geen onderzoek had kunnen doen. De vermiste Nederlanders zaten hier dus ook niet bij. Op basis daarvan komt Frederick tot zijn schatting van  tussen de 25.000 en 30.000 Nederlandse doden tijdens de bersiap op zowel Java als Sumatra. (zijn artikel, pagina 369). Hij heeft daarbij geen rekening gehouden met de oversterfte onder de Nederlanders in de Bersiap kampen onder vooral ouderen en kinderen door ziekte, ondervoeding en de slechte hygiënische omstandigheden. Ik schat deze oversterfte op circa 2000 personen in de periode  oktober 1945 – mei 1947.

 

10897277084?profile=originalfoto - De beruchte aanval op het derde Goebeng-transport op 28 oktober 1945 te Soerabaja

 

Dramatisch is daarbij het aantal vermissingen. Er is vrijwel geen Indisch-Nederlandse familie die niet een vermiste man, vader of zoon betreurt uit die periode. Er zijn residenties (Bodjonegoro en Besoeki op Oost-Java, Pati en Pekalongan op Midden-Java) waar hele families zonder een spoor na te laten, verdwenen.

In de interviews van de    Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië komen verhalen over deze vermissingen veelvuldig voor. Frederick rekent deze vermisten mee in zijn aantallen slachtoffers. In dat licht bezien lijken zijn schattingen reëel.            Frederick is ook de eerste historicus, die aandacht besteedt aan de  “tweede bersiap”. Dit was de periode juli-augustus 1947, toen als gevolg van  de Eerste Politionele Actie in een aantal steden en dorpen onder Indonesisch bestuur een tweede slachting plaats vond onder (Indische) Nederlanders, die na de Indonesische Onafhankelijkheidsverklaring om allerlei redenen voor de Indonesische Nationaliteit hadden gekozen. Kennelijk werd er van Indonesische zijde toch aan hun loyaliteit getwijfeld. Op het Ereveld  Kalibesar bij Semarang staan zeven witte kruisen met de naam Odenthal. Het gehele gezin, vader, moeder en vijf kinderen, werd te Cheribon vermoord op 27 juli 1947 bij het begin van de Eerste Politionele Actie. Zoals zij waren er meerderen, hoewel het totaal aantal vermoedelijk enkele honderden bedragen zal hebben.

 

10897277691?profile=originalFoto - Indonesische revolutionairen met scherpgeslepen bamboes 

Het vraagstuk van de loyaliteit van deze groep aan Indonesië speelde ook een grote rol bij de vlucht naar Nederland van de spijtoptanten. Ongeveer 30.000 Indische Nederlanders kozen voor het Indonesisch staatsburgerschap als gevolg van de toescheidings-overeenkomst van 1952. Deze warga negara’s werden op hun werk en daarbuiten door de “echte” Indonesiërs met wantrouwen bezien en vaak ook gediscrimineerd. De meesten van hen zijn daarop in de periode 1956 - 1959 als spijtoptanten gevlucht naar Nederland. Van repatriëring was in hun geval geen sprake. Er was wel vaak sprake van geweld tegen mensen uit deze groep, maar het kwam niet tot slachtingen.

 

Weinig aandacht wordt door Frederick besteed aan de daders van de gruwelen van de bersiap, de pemoeda’s. Om hun rol te verklaren moet men terug gaan naar de Japanse Bezetting. De (Nederlandse)  scholen werden tijdens de Japanse bezetting gebruikt om de Indonesische leerlingen te indoctrineren. Net als in Japan zelf werden  op de middelbare scholen de leerlingen militair geoefend in het hanteren van wapens, exercitie en vechttechnieken. De Japanse militairen werden daarvoor vrij gemaakt.   In de filmdocumentaire “Buitenkampers” zijn fragmenten opgenomen waarin een aantal van deze oefeningen zijn verfilmd voor propaganda-doeleinden. Ook de “bamboe roentjing”, de gevreesde bamboespeer, komt hierin aan bod. Het was een dodelijk wapen, dat relatief gemakkelijk te vervaardigen was. Het waren deze jongeren die als groep elkaar opzweepten en de meest verschrikkelijke moorden op weerloze Nederlandse vrouwen en kinderen hebben gepleegd. Deze jongeren opereerden autonoom, maar werden wel geïnspireerd door de radio-uitzendingen waarin de Indonesische regering de ene na de andere maatregel bekend maakte tegen de groep Nederlanders, zowel binnen als buiten de Japanse internerings-kampen. Daarbij werd voort-geborduurd op de Japanse propaganda, dat Amerika, Engeland en Nederland vernietigd moesten worden door de Aziatische volkeren.

 

Een van deze Indonesische maatregelen betrof de voedsel boycot van buiten de kampen levende Nederlanders, welke op 4 oktober 1945 voor Java werd afgekondigd. In de uiterste consequentie betekende dit de uithongering van een heel volksdeel. De pemoeda’s zagen hierin een signaal, dat de centrale regering achter hun dodelijke aanvallen op deze buitenkampers zou staan. Soekarno zelf realiseerde zich tenslotte de reikwijdte van zijn besluit in de brief, welke hij op 9 oktober 1945 aan de Engelse opperbevelhebber Mountbatten richtte. Hierin waarschuwde hij dat zelfs hij niet in staat was om  pemoeda-bendes af te houden van een rassenoorlog tegen de Nederlanders. In het licht van de eerdere besluiten omtrent de voedselboycot van diezelfde Nederlanders is het duidelijk, dat hij besefte dat de geest uit de fles was, en dat hij niet meer in staat zou zijn, deze er weer in te krijgen. En zo golfde een explosie van geweld over Java: de bersiap. Bij gebrek aan een Leger kon de Indonesische Regering niet optreden tegen de slachtingen, die dan ook volledig uit de hand liepen. 

10897278276?profile=originalSamenenvattend mogen wij stellen, dat de bersiap tussen de 3500 en 20.000 Nederlanders het leven heeft gekost. Dit was ook mijn conclusie als verwoord in mijn boek over de bersiap uit 2005. Mede door de publicatie van Frederick ben ik geneigd de bovengrens aan te houden als meest waarschijnlijk. Het aantal van 20.000 is uitermate verontrustend. Het zou betekenen, dat er meer dan 10x meer Nederlanders in de bersiap zijn omgekomen dan er tijdens de stormramp van 1953 omkwamen. Dat was een ramp, maar pas de laatste jaren begint het besef door te breken, dat de bersiap voor de Nederlanders een veel grotere ramp was. Waarom is gedurende tientallen jaren in de Nederlandse geschiedenis de bersiap zo onbekend gebleven? Het ging hier tenslotte om een grote groep Nederlanders. Een eenduidig antwoord op deze vraag is niet te geven. Maar we kunnen proberen om een aantal factoren te identificeren, die de onbekendheid kunnen verklaren.

 

10897278678?profile=originalFoto Gruwelijke moordpartijen

 

Nederland zelf kwam zwaar gehavend uit de Tweede Wereldoorlog. In de jaren vijftig lag het accent niet op het terugkijken, maar op de herbouw                                        van het verwoeste land. Mede door deze op de toekomst gerichte visie vonden de traumatische verhalen van de Nederlanders die uit de voormalige kolonie terug kwamen geen gehoor bij de Nederlandse bevolking. In het gunstige geval werd hen aangeraden niet terug te kijken, in het meest ongunstige geval werd hen verteld dat het in Nederland allemaal veel erger was geweest. Hetgeen uiteraard de dialoog niet bevorderde. Daar kwam bij dat vanaf de zestiger jaren het kolonialisme in een zeer slechte reuk kwam te staan. De Nederlanders uit de Oost sloten zich daarop af van de Nederlandse maatschappij en zochten elkaar  op in talloze sociëteiten en kumpulans. Van een dialoog was verder geen sprake meer.

 

Maar ook intern werd er gezwegen over de doorgemaakte gruwelen. Ouders wilden hun kinderen niet belasten met hun ervaringen. Kinderen voelden haarfijn aan, dat zij daarover geen vragen moesten stellen. En zo ontstond het “Indisch Zwijgen”, naast het Joodse zwijgen. Het is de derde generatie, de kleinkinderen, die dit zwijgen aan het doorbreken zijn door vragen te stellen aan de grootouders, voor zover deze er nog zijn. In die zin werkt de bersiap nog steeds door in de Indische gezinnen.

 

Voor de politieke elite was de bersiap niet interessant. De dominante mening was (en is   nog steeds), dat Nederlandse militairen zich schandalig hadden misdragen in de periode 1945 – 1949. Dat ook van Indonesische zijde de strijd niet schoon was, paste niet in dat beeld.

 

Na de verbetering van de relaties met Indonesië na 1965 was het ook diplomatiek niet verstandig, de bersiap ter discussie te stellen, omdat dit de broze relatie met dat land zou kunnen verstoren. De bersiap verdween daarmee in de doofpot. Toen mijn boek over de bersiap in mei 2005 verscheen als eerste Nederlandstalige publicatie over dit onderwerp, zond de uitgever recensie-exemplaren naar de vijf grote landelijke dagbladen. Geen van hen heeft de moeite genomen, het boek te recenseren. Het illustreert het volstrekte gebrek aan belangstelling van de kant van de media.    

 

 10897279456?profile=originalOok de Chinezen werden het slachtoffer tijdens de Bersiap. Hier de puinhopen van een Chinese wijk in Palembang 

Het is mijn hoop, dat dit artikel mag bijdragen aan het optrekken van de dichte mist, die nu al decennia lang hangt over de bersiap, en de discussie daarover beter zal structureren. 

Herman Bussemaker, historicus, 31-3-2014, voor NICC Magazine.

 

Lees verder…

10897373084?profile=originalOnderzoek naar koloniale oorlog tegen Indonesië: “De slager keurt zijn eigen vlees”

Al meer dan tien jaar voert Jeffry Pondaag als voorzitter van stichting Comité Nederlandse Ereschulden samen met slachtoffers van dekoloniale oorlog tegen Indonesië en met advocaatLiesbeth Zegveld succesvolle rechtszaken tegen de Nederlandse staat. Daardoor blijkt de staat het koloniale geweld tijdens die oorlog steeds moeilijker in de doofpot te kunnen blijven stoppen. In 2016 verscheen bovendien het baanbrekende onderzoek “De brandende kampongs van generaal Spoor” van de wetenschapper Rémy Limpach, waarmee het structurele karakter van dat geweld nog eens extra werd aangetoond. In het nauw gebracht door die aanhoudende druk kondigde de regering daarop nieuw onderzoek aan. Tijd voor een gesprek met Pondaag, die forse kritiek levert op het witte Nederlandse perspectief van dat onderzoek.

Jeffry Pondaag.

Bronvermelding doorbraak.eu

In de berichtgeving erover wordt benadrukt dat het zou gaan om een “onafhankelijk” onderzoek, maar dat veegt Pondaag resoluut van tafel: “De slager keurt zijn eigen vlees. Zo zie ik dit onderzoek. De regering zou een voorbeeld moeten nemen aan het onderzoek dat al in 1948 is gedaan naar de massamoord door Nederlandse militairen in het dorp Rawagede.” Dat onderzoek werd uitgevoerd door een zogeheten Commissie van Goede Diensten, die was ingesteld door de VN om onderhandelingen van de grond te krijgen tussen Nederland en Indonesië. De commissie moest een onafhankelijke status krijgen: er zaten bewust geen Nederlanders of Indonesiërs in, maar wel een Belg, een Australiër en een Amerikaan. Met een rapport zorgde de commissie ervoor dat het bloedbad in Rawagede al tijdens de koloniale oorlog bekend werd. Als het aan Nederland had gelegen, dan was ook die massamoord onder tafel geveegd, zoals zoveel andere. Pondaag: “Waarom kan er nu geen onderzoek komen dat wordt uitgevoerd door deskundigen uit andere landen dan Nederland? Waarom moet dat nieuwe en zogenaamd onafhankelijke onderzoek plaatsvinden volgens de inhoudelijke kaders en voorwaarden die de regering stelt, dus de Nederlandse staat, de staat die als dader van structureel koloniaal geweld juist het onderwerp van kritisch onderzoek zou moeten zijn?”

Op 2 december 2016 stuurden twee ministers en een staatssecretaris namens de regering een briefnaar de Tweede Kamer waarin ze met de nodige tegenzin dat nieuwe onderzoek aankondigden. Regeringspartij VVD heeft het daarbij voor elkaar weten te krijgen dat het onderzoek ook nadrukkelijk dient in te gaan op het geweld van Indonesische kant tijdens de zogeheten Bersiap-periode. Ongetwijfeld proberen de liberalen op die manier een zondebok te zoeken en het geweld van de Nederlandse staat te relativeren, onder het motto “waar er twee vechten, hebben er twee schuld”. Als de PvdA, de andere regeringspartij, niet akkoord zou zijn gegaan met de keiharde voorwaarde van de VVD, dan zou nieuw onderzoek vermoedelijk niet of veel moeilijker doorgang hebben kunnen vinden.

In februari verscheen daarop een onderzoeksopzet van de drie instituten, die als twee druppels water lijkt op de brief van de regering. De onderzoeksinstituten blijken zich braaf en lijdzaam te schikken in de voorwaarden die de regering aan het onderzoek stelt. Dit treffende voorbeeld van de gangbare praktijk van “de betaler van het onderzoek bepaalt de richting en inhoud van het onderzoek” maakt duidelijk dat het zogenaamde onafhankelijke karakter van het onderzoek ver te zoeken is. Dat wordt nog eens bevestigd door het feit dat een van de instituten, het NIMH, zelfs letterlijk een onderdeel is van het staatsapparaat, namelijk van het ministerie van Defensie. Geheel in lijn met wat de regering eist, gaan de drie instituten volgens de onderzoeksopzet “uitdrukkelijk” aandacht besteden “aan de chaotische periode – de ‘Bersiap-tijd’ – van medio augustus 1945 tot begin 1946, dus voorafgaande aan de grootscheepse Nederlandse militaire inzet, en de doorwerking daarvan in latere jaren”.

Collaborateurs

Aan de ene kant worden in de onderzoeksopzet van de instituten de Indonesiërs onzichtbaar gemaakt die zich als vrijheidsstrijders hebben verzet tegen de Nederlandse kolonisator. Meer in het algemeen blijkt in die opzet ieder concreet persoon te zijn verdwenen die het slachtoffer is geworden van Nederlands geweld. Zij worden verborgen gehouden achter emotieloze abstracties als het “structureel grensoverschrijdend geweld” van de Nederlandse militairen. Aan de andere kant benoemt de opzet wel expliciet “de vele duizenden (Indo-)Europeanen, maar ook Chinezen en van ‘collaboratie’ met het Nederlandse koloniale gezag betichte Indonesiërs” die het slachtoffer zouden zijn geworden “van massaal en grof geweld, uitgeoefend door al dan niet georganiseerde Indonesische strijdgroepen. Onderzoek naar de achtergronden en het verloop van deze gewelddadige periode is in zichzelf belangrijk, maar dient ook om de psychologische gevolgen voor Nederlandse militairen en burgers in kaart te brengen en om de vraag te stellen naar de betekenis van de Bersiap als belangrijke factor in de latere oorlogsvoering.”

Oftewel: de instituten gaan bekijken hoe het toch kwam dat die keurige en welopgevoede Nederlandse militairen opeens zoveel geweld zijn gaan gebruiken. De onderzoekers nemen daarbij blijkbaar klakkeloos aan dat de oorzaak daarvoor met name moet liggen in het geweld dat een deel van de Indonesiërs van augustus 1945 tot begin 1946 gebruikten. Achteloos wordt eraan voorbijgegaan dat het koloniale terreurbewind zich al driehonderd jaar lang te buiten ging aan geweld, brandstichting, plundering, slavernij, dwangarbeid en roof. De “psychologische gevolgen” van die eeuwenlange koloniale terreur voor de gekoloniseerden hoeven volgens de instituten blijkbaar niet “in kaart” te worden gebracht en ook vinden ze het niet nodig om “de vraag te stellen naar de betekenis van” het Nederlandse koloniale systeem “als belangrijke factor in de latere oorlogsvoering”. En de instituten achten het ook overbodig om er alvast op te wijzen dat bevrijdend geweld tegen de koloniale bezetter en zijn collaborateurs niet zomaar gelijkgesteld mag worden aan onderdrukkend geweld van de koloniale bezetter, geweld dat is bedoeld om te kunnen blijven heersen over de kolonie en zijn bevolking. De regering lijkt met het onderzoek als bewijs over vier jaar op tafel te willen leggen dat de gekoloniseerden ook geen lieverdjes waren en dat “wij” ons daarom indertijd gedwongen zagen om de zogenaamde rust en orde in de kolonie te herstellen. En de instituten lijken die grijsgedraaide plaat van de koloniale beeldvorming graag nog een keer te willen afspelen.

Volgens Pondaag worden in de dominante beeldvorming over de Bersiap-periode de Indonesische strijders voor een onafhankelijk Indonesië nog steeds weggezet als extremisten en terroristen. “Het woord bersiap betekent iets als “present!”, “klaar voor de strijd!”. Je kunt het beschouwen als een strijdkreet voor een onafhankelijk Indonesië. Degenen die collaboreerden met de Nederlandse kolonisator, konden rekenen op tegengeweld. Dat is duidelijk. In de ogen van Indonesische vrijheidsstrijders waren die collaborateurs namelijk verraders. Maar de collaborateurs noemen de Bersiap-periode een misdaad. Ik denk echter dat de eeuwenlange koloniale onderdrukking en uitbuiting de misdaad is waar we het over zouden moeten hebben.”

Verkeerde kant van de geschiedenis

In 2005 hield minister Ben Bot van Buitenlandse Zaken een toespraak waarin hij aangaf dat Nederland met de koloniale oorlog tegen Indonesië “aan de verkeerde kant van de geschiedenis” was komen te staan. Die oorlog was volgens hem dus fout en daarom moet er logischerwijs van worden uitgegaan dat alle Nederlandse militairen in die oorlog objectief gezien fout bezig waren, ongeacht hun subjectieve bedoelingen. De woorden van Bot kwamen zo’n zestig jaar te laat. En zijn insteek blijkt in regeringskringen tot nu toe nauwelijks op weerklank te kunnen rekenen. In de brief van 2 december 2016 staat bijvoorbeeld doodleuk: “Het kabinet bevestigt de waardering voor alle oud-militairen die in opdracht van de Nederlandse regering zijn uitgezonden naar conflictgebieden en wil nogmaals onderstrepen dat een belangrijke conclusie van dr. Limpach is dat het merendeel van de Nederlandse militairen niet betrokken was bij extreme gewelddaden.”

Wie met een koloniale oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis komt te staan, mag vele jaren later politiek en moreel gezien geen nadrukkelijke “waardering” blijven uitspreken voor alle oud-militairen die in deze oorlog aan de kant van de kolonisator hebben meegevochten, zo zou je zeggen. Wie integer wil omgaan met de verwerking van een foute koloniale oorlog die hij zelf is begonnen, die moet stoppen met het vanuit een wit perspectief voortdurend over de bol aaien van oud-militairen en eindelijk eens aandacht gaan krijgen voor wat hij de Indonesische slachtoffers van die oorlog heeft aangedaan. Daar past bij dat hij volmondig en in het openbaar erkent dat de oorlog verkeerd was en dat het daarom ook verkeerd is om tijdens die oorlog gesneuvelde Nederlandse militairen op dezelfde wijze te herdenken als Nederlandse militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gesneuveld in de strijd tegen nazi-Duitsland. Pondaag: “Wist je dat met het Nationaal Monument op de Dam in Amsterdam ook de Nederlandse militairen worden herdacht die de Indonesische bevrijdingsstrijd hebben proberen te onderdrukken? Alsof die koloniale oorlog op één lijn gesteld kan en mag worden met de strijd tegen de fascistische Duitse bezetter. Dat laat zien hoezeer de geest van het Nederlandse kolonialisme nog steeds springlevend is.” Om te voorkomen dat spijtbetuigingen van de kant van de Nederlandse staat loze woorden blijven, zou er een grootschalige nationale bewustwordingscampagne moeten komen die de heersende beeldvorming over de koloniale oorlog tot de grond toe afbreekt en vervangt door een anti-koloniaal perspectief. Ook zou de regering uit eigen beweging alsnog moeten komen met een ruimhartige schadevergoeding aan de Indonesische slachtoffers van de oorlog. Beter laat dan nooit. Pondaag: “Ondertussen lopen naar schatting dertienhonderd Nederlandse oud-militairen die indertijd oorlogsmisdaden hebben gepleegd, nog steeds vrij rond. Terwijl dienstplichtigen die toen hebben geweigerd om in de oorlog mee te vechten, gevangenisstraffen van vier tot zeven jaar kregen opgelegd.”

Vertragingstactiek

De regering kiest bewust partij voor de oud-militairen, “de Indië-veteranen” die al jarenlang via een machtige lobby hun invloed doen gelden, en laat daarmee de Indonesische slachtoffers in de steek. Die slachtoffers zijn nu al meer dan tien jaar rechtszaken tegen de Nederlandse staat aan het voeren, samen met Pondaag en advocaat Zegveld. Zegveld klaagt over “het oeverloze gedoe” van diverse betrokken ministeries, die bij de rechtszaken steeds een welbewuste vertragingstactiek aan het uitvoeren zijn en zich dus uiterst onwillig opstellen. Vooral over het ministerie van Defensie is ze kritisch, zo blijkt uit een recent interview met haar in de NRC: “Defensie is de lastigste. Steeds doet Defensie alsof ze zich hard maakt voor de manschappen die destijds gediend hebben. Daarom zou er niet een groot gebaar gemaakt kunnen worden naar de slachtoffers. In werkelijkheid laat Defensie het probleem bij de manschappen. Maar zij hebben gehandeld in opdracht van Defensie. Dit gaat over een staat die een fout beleid heeft gevoerd, en dat totaal heeft laten ontsporen. Maar dat wil men niet toegeven. Heel slim gedaan. In feite speelt Defensie de militairen uit tegen de slachtoffers. Dat vind ik laakbaar.”

Uit de 2 december-brief blijkt nog eens ten overvloede hoe eenzijdig de regering is gericht op de oud-militairen, over wie men zich bezorgd toont en met wie men meeleeft, in tegenstelling tot de houding van de staat ten opzichte van de hoogbejaarde Indonesische slachtoffers die met slopende en tijdrovende juridische processen erkenning en schadevergoedingen moeten zien af te dwingen. “De Indië-veteranen hebben inmiddels een hoge leeftijd bereikt”, aldus de brief. “Het kabinet realiseert zich dat negatieve berichtgeving over het optreden van Nederlandse strijdkrachten in Nederlands-Indië onmiskenbaar impact heeft op hun welzijn. Mede daarom heeft het kabinet een aantal veteranen en veteranenorganisaties via de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht (IGK) geïnformeerd over de studie van dr. Limpach voorafgaand aan publicatie. Tijdens een bijeenkomst bij de IGK op 28 september jl. is tevens stilgestaan bij de kabinetsreactie en bleek dat de emoties diep zijn en vlak aan de oppervlakte liggen.” Verderop in de brief gaat men nog een keer uitgebreid in op de gevoelens van de oud-militairen: “Het kabinet realiseert zich dat een vervolgonderzoek pijn zal kunnen veroorzaken bij de groep Indië-veteranen, maar acht het van belang dat een ander onderzoek juist ook aandacht geeft aan de moeilijke context waarin Nederlandse militairen moesten opereren, het geweld van Indonesische zijde, de inzet waarbij geweld geen of nauwelijks een rol speelde en de verantwoordelijkheid van de politieke, bestuurlijke en militaire leiding.”

Volgens Pondaag zouden de Indië-veteranen eens moeten gaan luisteren naar een visie met een heel ander perspectief. “Het gaat er niet alleen om dat die veteranen een keer krijgen te horen dat er volgens onderzoek van een wetenschapper toch best veel meer geweld is toegepast door Nederlandse militairen dan veelal wordt aangenomen. Van belang is vooral dat wordt ingezien dat Nederland al eeuwenlang illegaal bezig was door zich in Azië een enorm gebied toe te eigenen en door daar heel veel mensen te onderwerpen aan een koloniaal systeem. Waar haalde Nederland het recht vandaan om dat gebied als Nederlands bezit te beschouwen?”

Haarkloverij

De manier waarop de regering zegt mee te leven met de veteranen staat in schril contrast met de onverschilligheid ten opzichte van de gekoloniseerden die te maken hebben gekregen met Nederlands geweld tegen henzelf of tegen hun familie en vrienden. Waarom staat de regering niet stil bij hun “pijn, bij hun “diepe emoties” die “vlak aan de oppervlakte liggen”? Waarom geeft men geen aandacht aan “de moeilijke context” waarin zij moesten “opereren” toen ze aan het strijden waren voor hun onafhankelijkheid? Pondaag wijst daarbij op een belangrijk punt: “Officieel gaat Nederland er nog steeds vanuit dat Indonesië pas eind 1949 een onafhankelijk land is geworden. Dat wil zeggen dat volgens de Nederlandse staat tot 27 december 1949 alle Indonesiërs nog de Nederlandse nationaliteit hadden. Volgens die visie vochten de Nederlandse militairen tijdens de koloniale oorlog dus tegen andere Nederlanders, wat zou betekenen dat er een binnenlandse burgeroorlog aan de gang was. Als je zo redeneert, dan wordt het des te merkwaardiger en pijnlijker dat de ongeveer zesduizend Nederlandse militairen die tijdens die oorlog zijn gesneuveld, wel worden herdacht, maar de meer dan honderdduizend andere Nederlanders, dat wil zeggen: Indonesiërs, niet. Maar als de staat dit standpunt zou gaan herzien en voortaan in alle opzichten zou gaan accepteren dat Indonesië op 17 augustus 1945 onafhankelijk is geworden, de datum waarop de Indonesiërs de onafhankelijkheid van hun land hebben uitgeroepen, dan nog zou men met die oorlog fout zitten. Want in dat geval heeft Nederland in de jaren daarna een ander onafhankelijk land aangevallen en proberen te veroveren en te bezetten. Dat is uiteraard een hele ernstige oorlogsmisdaad.”

De toespraak van Bot in 2005 leidde daarna tot een hemeltergend staaltje haarkloverij in politiek Den Haag. De woorden van de minister waren weliswaar een mooi gebaar, zo werd huichelachtig gesteld, maar betekenden alleen dat Nederland de datum van 17 augustus 1945 “de facto”, feitelijk, heeft aanvaard, en niet “de jure”, niet juridisch, heeft erkend. Formeel-juridisch gezien geldt volgens de Nederlandse staat dus nog steeds dat Indonesië pas eind 1949 onafhankelijk werd.

Sigaar uit eigen doos

De drie instituten wijden in hun onderzoeksopzet geen woord aan de rechtszaken die Pondaag en Zegveld al tien jaar aan het voeren zijn. Voor die rechtszaken hebben Pondaag en Zegveld veel onderzoek verricht in Indonesië. Ze hebben slachtoffers opgespoord, met hen gesproken, hun getuigenissen opgesteld en samen met hen de Nederlandse staat aangeklaagd. Zo hebben ze een schat aan informatie en documentatie weten te vergaren. Maar de instituten vinden dat blijkbaar niet de moeite waard om zelfs maar te benoemen in hun onderzoeksopzet. Veelzeggend is ook dat Pondaag niet is gevraagd om zitting te nemen in de maatschappelijke klankbordgroep die het onderzoek van de instituten gaat begeleiden. In die groep zitten vertegenwoordigers van diverse organisaties, te weten het Indisch Platform, de stichting Herdenking 15 augustus, het Nationaal Comité 4 en 5 mei, het Veteranen Platform, het Veteranen Instituut, de stichting Nationaal Indië-monument 1945-1962 en de stichting Arq. Uit de samenstelling van deze klankbordgroep blijkt dat vooral de belangen van de Indië-veteranen worden behartigd. Nu het Comité Nederlandse Ereschulden, de organisatie van Pondaag, er niet aan deelneemt, lijken de belangen van de Indonesische slachtoffers van Nederlands geweld behoorlijk te worden verwaarloosd.

“Naar aanleiding van onze rechtszaken heeft de Nederlandse staat een magere tijdelijke regeling opgesteld waar Indonesische slachtoffers van Nederlands geweld een beroep op kunnen doen. Dat gaat gepaard met een flinke bewijslast, wat erg pijnlijk is voor die slachtoffers. Ik noem de regeling een sigaar uit eigen doos. Indonesië heeft 4,5 miljard gulden moeten betalen om van Nederland erkend te krijgen dat het voortaan een onafhankelijk land zou zijn. Nederland eiste eerst zelfs 6,2 miljard gulden. Zeker voor die tijd was dat een enorm bedrag. Dus nadat Nederland Indonesië eeuwenlang had leeggeroofd en kapot had geplunderd, moesten de voormalige gekoloniseerden nog eens extra geld betalen aan de voormalige kolonisator. Daarom zeg ik: Nederland is een schaamteloos land.”

Begin 2017 werd pas bekend dat de Nederlandse staat al in 1953 door de rechtbank Den Haagaansprakelijk was gesteld voor de dood van de vermoorde Indonesische topambtenaar Masdoelhak Nasoetion. De weduwe van de man had de zaak in 1950 aangespannen en de rechter had drie jaar later een schadevergoeding van 149.000 gulden toegekend. Tot 2017 werd aangenomen dat de staat pas in 2011 voor het eerst aansprakelijk was gesteld voor de oorlogsmisdaden van Nederlandse militairen tijdens de koloniale oorlog. Zegveld vindt het “ongelooflijk” dat de staat de zaak Nasoetion steeds heeft verzwegen. “Het kleurt alles wat we vandaag doen.” Pondaag: “De professoren van de onderzoeksinstituten hebben jarenlang zitten slapen. Er was een cementarbeider als ik voor nodig om de boel wakker te schudden, om boven tafel te halen wat wordt verzwegen. Met nieuwe rechtszaken blijven we daarom druk op de ketel houden.”

Harry Westerink

Lees verder…

10897354465?profile=original10897245264?profile=original

Politieke partijen laten de twee miljoen Indische Nederlanders links liggen, met hun roots in het voormalige Indie!   

In het circus van het politieke landschap vliegen de beloften om je oren tijdens de campagnes. Alles is nu mogelijk: U vraagt en wij draaien, in deze soap die na de verkiezingen weer verder poldert en draait in het politiek landschap. Weer wordt  het vooruitzicht kiezersbedrog.

 

Maar gekscherend genoeg is er totaal geen aandacht voor die twee miljoen Indische Nederlanders – volgens opgave van de ambtenaren van Martin van Rijn zijn het er nu 2 miljoen, van het oorspronkelijk aantal 500 duizend, waarvan 149 duizend niet werden  toegelaten ( ook wel de vergeten groep volgens Omroep Max) en waarvan de 341.000 die in Nederland aankwamen als vluchteling met achterlatend van al hun boedel, en na 70 jaar nog steeds wachten op : erkenning, excuses, en compensatie die de republiek Indonesie aan Nederland betaalde aan het Ministerie van Bert Koenders.

 

Geen 1 Politieke Partij zal en wil zijn vingers branden aan dit Indische dossier van hun voorgangers die tegen strafrechtelijke zaken aaangrenst, sterker nog die grens ver heeft overschreden. Velen die deze krant spreekt schamen zich voor de handelswijze  van de Nederlandse regeringen op een rij, hun voorgangers.

 

Even voor alle duidelijkheid: “de Indische-Nederlanders zijn geen Indonesiërs“ Pechtold, maar Indische-Nederlanders die met een Nederlands paspoort uit het voormalig Indië hebben moeten vluchten. Het waren er 500.000. Nederland wilde deze onderdanen niet toelaten. Het was Soekarno en Hatta die naarstig naar oplossingen zochten en die ook vonden met behulp van Amerika.  Nederland had alleen maar oog voor het VOC – model, vooral het economisch belang om haar bezittingen te beschermen.

 

Van die 500.000 vluchtelingen werden er 149.000 niet toegelaten en door de Nederlandse Staat aan hun lot overgelaten. De groep Indische-Nederlanders Pechtold, dus géén Indonesiers, hebben uit Marshal-Hulp, het Verdrag met Japan, en het Verdrag van Wassenaar nog steeds 14 miljard tegoed van de Nederlandse Staat. Pechtold nog een stuk geschiedenis de NL - Staat heeft deze groep bewust stateloos gemaakt. Wist U dat NL - Staat dus strafrechtelijk feit heeft begaan ?

 

In de Kabinetten Rutte en De Kamer is de Indische Kwestie aan de orde gekomen en het Ministerie van Bert Koenders werd aangeschreven dat de zaak Traktaat van Wassenaar staat aan te komen.  

 

Geen één politieke partij heeft zich dusdanig bekommerd over die twee miljoen zwevende Indische Nederlanders, 2 miljoen zijn het er.

 

Wat willen ze?

 

Erkenning / excuses voor het geleden leed in de Tweede Wereldoorlog in het voormalige Indië met Japan, het ontstane machtsvacuum, de periode van de overdracht en aansluitend de bersiap, die deze Nederlandse regering opeenvolgend  al 70 jaar negeert of het zich nooit heeft afgespeeld. De compensatie voor de geleden materiële - en immateriële schade, terwijl Nederland dit vergoed kreeg uit Marshal-hulp, uit het Verdrag met Japan en het Verdrag met Indonesie ( Traktaat van Wassenaar).  Deze gelden, zoals o.a. het Traktaat van Wassenaar meldt, dienten te worden uitbetaald aan de Indische Gemeenschap die in de Republiek Indonesia verbleven van 1947 tot 1962.

 

 

Lees verder…

10897372071?profile=original10897372855?profile=originalBackpay en KNIL, niet een zaak voor Ministerie van Defensie en Ministerie van Binnenlandse zaken?

(c) Ingezonden artikel.

Al geruime tijd ontving ICM krant ontgenoegen omtrent misbruik van de naam : “De Indisch Gemeenschap  met de Backpay en Knil”, dit heeft niets te maken met de Indische oorlogslachtoffers.

De vraag die velen stellen “behoren deze zaken niet thuis bij hun oud-werkgevers thuis?  Het KNIL onder het Ministerie van Defensie, en het andere – Back Pay – onder het ministerie van Binnenlandse zaken waar alle salarissen van de ambtenaren zijn onder gebracht.  Immers de gedupeerden met 4 jaar achterstallig salaris zijn door hun oud-werkgever niet betaald. Desondanks werd deze groep Indische ambtenaren in alle zaken gecompenseerd in de vorm van voorschotten voor de: reis, verblijf en herinrichtingskosten “

“De Nederlandse Indische Staatsburgers  ruim 341.000 - (1949-1962)  hadden allen het nakijken tot nu , zelf de overtocht betalen, zelf tijdelijk verblijf betalen, en zelf herinrichtingskosten betalen; Wie betaalde deze burgers hun salaris ? 

Tot grote irritaties leidt deze discussies bij vele Indischen –  dus niet de Indische gemeenschap,  die nu een populatie van ander half miljoen hebben  -  dat slechts enkele duizenden mensen telte  (ook nog de eigen ambtenaren die voormalige Indie ), deze wordt geraamd op nog geen 5000 man nu. Voorts de  Back pay en Knil onder de Indische perkara’s – Indische zaken – worden geschaard  dat namens de Indische Gemeenschap wordt gesproken door het Indisch Platform (IP) sinds het Jaar 2000. Er wordt van een geschil tussen de oud werkgevers een politieke zaak van gemaakt, en nog erger de naam Indische Gemeenschap misbruikt.

De groep die zich niet tot deze categorie voelt is vele male groter (341.000, nu 60.000 man/vrouw), en beide zaken hebben totaal geen enkele binding / koppeling met de oorlog slachtoffers. De betrokkenen waren in dienstverband van het Indische – Nederlandse gouvernement is dus een conflict tussen oud werkgever en werknemer. Net als de veteranen die nu ook de bond hebben ingeschakeld voor hun AOW, zal deze groep zich hier moeten aansluiten of wellicht om meer gewicht in  de schaal Hans de Boer van VNO moeten benaderen.

De hoop uitsprekende namens de irritaties van de vele  klagers dat het advies wordt opgevolgd  om de naam Indische gemeenschap niet te misbruiken en verbinden met de twee onderwerpen  Back Pay en KNIL. 

Lees verder…

10897369689?profile=original

BERSIAP -  EINDELIJK ONDERZOEK NAAR DEKOLONISATIEOORLOG INDONESIË

Wat gebeurde er nu echt?

Wat is er precies gebeurd tijdens de dekolonisatieoorlog in Indonesië van 1945 tot 1950? Gisteren vond de aftrap van een vierjarig onderzoek naar die periode plaats. Na al die jaren moeten alle kaarten eindelijk op tafel. NIOD-directeur Frank van Vree: „ Het is belangrijk om de geschiedenis te kennen, ook al is het in veel opzichten pijnlijk.”

Dat er in de onafhankelijkheidsstrijd van de Indonesiërs extreem geweld is toegepast, staat vast. Dat er veel doden vielen ook. Maar wie had welk aandeel? „We kijken naar de rol van Nederland én van Indonesië”, zegt NIOD-directeur Frank van Vree. Het instituut voor oorlogs-, holocaust- en genocidestudies is een van de partijen die het onderzoek uitvoert. „We proberen de dynamiek van de gebeurtenissen te laten zien. Hoe volgde de ene ontwikkeling uit de andere?”

Waarom het onderzoek nu pas wordt uitgevoerd? Volgens Van Vree was er lange tijd angst om terug te kijken op de door Nederland verloren oorlog. „Het was pijnlijk.” Maar dat er nu alsnog een groot onderzoek wordt gehouden heeft ook een politieke aanleiding. „Het officiële regeringsstandpunt uit 1969, dat er alleen maar wat excessen hebben plaatsgevonden, is niet meer houdbaar.”

Het was een ’moetje’ voor Jan Twigt (nu 92) uit Utrecht. Als dienstplichtige werd hij in februari 1947 uitgezonden naar West-Java. „De omstandigheden waren niet zo dat ik kon onderduiken. Ik ging mee als administrateur. Je slaat je bivak op, zit midden tussen de troepen en hoort over alle gruwelijkheden.”

Dat er nu eindelijk een volledig onderzoek komt naar de dekolonisatieoorlog vindt hij ’heel goed’. „In het begin werd het doodgezwegen. Omdat de historie Nederland niet welgevallig was. Enerzijds voerden de soldaten gewoon hun opdracht uit. Daar heengaan valt hen niet te verwijten. Maar sommige misstanden zijn militairen natuurlijk wel aan te rekenen: de politionele acties waren eigenlijk guerrilla.”

De veteraan juicht het toe dat het om een gezamenlijke studie is van Nederland en Indonesië. „Er gaan veel mythes rond, die voor delen misplaatst zijn. Enige jaren geleden werd de bal alleen naar de Nederlanders toegespeeld. Maar zo zwart-wit is het niet. Tijdens de Bersiap hebben ook de Indonesiërs de beest uitgehangen.”

Jan Somers (86) maakte in Soerabaja de Bersiap mee, de periode van chaos en dreiging die werd vernoemd naar de kreet die de Indonesische strijders gebruikten (’Wees paraat’). Via de omroepzuilen hoorde de toen 15-jarige zoon van een Nederlandse vader en een Indische moeder in augustus 1945 in zijn woonplaats over de onafhankelijkheidsproclamatie.

Pas na een vlagincident op 19 september werd de situatie grimmig. „Op het Oranjehotel in de stad was een Nederlandse vlag gehesen, wat door Indonesische jongeren als een provocatie werd opgevat. Ze bestormden het hotel, van de neergehaalde vlag werd de blauwe laan eraf gescheurd en de vlag werd als rood-witte Indonesische vlag weer gehesen.”

Chaos

Somers zag de chaos steeds groter worden. „Ik zag op straat het afslachten van Japanners. Een lijk in de rivier. Na de Japanners kwamen de Indo’s, kinderen van gemengde ouders, aan de beurt.” Vanaf maandag 15 oktober ’bloody Monday’ werden mannen en jongens naar de Werfstraatgevangenis overgebracht. Voor de hoofdpoort had zich een opgewonden menigte met bamboe speren, knuppels en kapmessen verzameld waar de aan hun lot overgelaten gevangenen doorheen moesten zien te komen. „Het ware bloederige taferelen.”

Ook Somers werd opgepakt. „We werden met meer dan honderd man in kamers gestopt waar normaal twintig man in zaten.” In november volgde de bevrijding door de 5de Brits-Indische divisie. Tijdens de Slag om Soerabaja werd de gevangenis van Somers als eerste bestormd. „De eerste schoten van het Engelse scheepsgeschut klonken tijdens het uitdelen van het ontbijt.” De gevangenen werden terug naar hun cel gebracht, de bewakers vergaten sommige deuren te vergrendelen. „Via een gat, geschoten in de achtermuur, wisten we ’s middags met ongeveer drieduizend mannen en jongens te ontsnappen.” Als corveeër van het Rode Kruis kon hij in 1946 met zijn familie per boot naar Nederland.

Ook Somers ziet de gruwelijke periode die hij meemaakte niet zwart-wit. „Ik voel me geen slachtoffer. Er zijn dingen gebeurd die pijnlijk waren. Maar dat is geschiedenis. Het betekent echt niet dat ik sindsdien alle Indonesiërs onaardig vind.”

Knop

Als hij het over die periode heeft ’draait hij een knop om in zijn hoofd’. „Dan speelt de film zich af.” In Nederland was het voor Somers lastig om erover te praten. „Ze hadden hier geen idee wat zich daar afspeelde. Het was voor Nederlanders moeilijk zich om zich in de situatie te verplaatsen. Dan klap je gauw dicht.”

Somers is blij dat er nu eindelijk op een rijtje wordt gezet wat er is gebeurd. „Niemand weet het precies. De informatie die er nu is, is een zooitje. Bovendien is er zo veel oud zeer. Binnen de Indonesië gemeenschap is het een heikel onderwerp. Het is goed dat nu samen met de Indonesiërs de feiten worden vastgesteld.”

Lees verder…

10897371280?profile=original

 

Mevrouw Jannsssen claimt Minister Bert Koenders in zake het Traktaat van Wassenaar.

Mevrouw Janssssen met een Indische achtergrond trok de stoute schoenen aan, en schreef aan Bert Koenders het volgende:

Weledelgestrenge heer Koenders,

 

Betreft: Uitbetaling in zake het verdrag Traktaat van Wassenaar 1966.

 

 

op ................................. nam ondergetekende kennis van het bestaan van dit onderhavig verdrag  via de website ICM en  website petitie online.

 

Het verdrag Traktaat van Wassenaar is in 1966 ondertekend door de regeringen van Nederland en Indonesië. Doel: De Indonesische regering betaalt aan Nederland het bedrag van 689 miljoen gulden ter genoegdoening aan de Nederlandse staatsburgers, die huis, have en goed in Indonesië moesten achterlaten ten tijde van de repatriëring tussen 1947 en 1962.

 

Als rechthebbende doet ondergetekende beroep hierop, op de uitbetaling hiervan. De hoogte van het bedrag is becijferd tussen de € 25.000 - € 30.000. Hiervoor wordt verwezen naar het boek "Rapport traktaat van Wassenaar" met ISBN - ISBN: 978-94-92575-18-0 opgesteld in opdracht van ACTW66 (Actie comite Traktaat van Wassenaar).

 

Enz. enz. …….

 

 Nog geen 24 uur later ontving mevrouw Jansen volgende mail van de afdeling

 

Met antwoord:

Geachte mevrouwe  Jannsssen,

 Namens de minister beantwoord ik uw mail van 18 augustus jl., waarin u aanspraak maakt op 30.000 euro op grond van het Traktaat van Wassenaar 1966.  

Ik heb geen goed nieuws voor u: de Staat der Nederlanden zal die claim niet honoreren. Ik licht dat als volgt toe.

 

In –ruwweg- de periode 1957-1962 vonden in Indonesie op grote schaal nationalisaties plaats. Dat kwam erop neer dat de eigendommen van Nederlandse bedrijven en burgers door de Indonesische regering werden afgenomen zonder enige vergoeding. Tussen Nederland en Indonesie hebben in de jaren zestig onderhandelingen plaatsgevonden, die er enerzijds toe strekten om de betrekkingen tussen beide landen te normaliseren, anderzijds een schadevergoeding voor de gedupeerde Nederlandde bedrijven en burgers te krijgen. Via onderhandelingen zijn partijen uitgekomen op een betaling van Indonesie aan Nederland van ongeveer 600 miljoen gulden. Dat bedrag is in de periode van 1973 tot 2003 door Indonesie in jaarlijkse termijnen betaald. Nederland heeft dat geld aan de gedupeerden doorbetaald op basis van de Verdelingswet 1969. Om voor doorbetaling in aanmerking te komen, moest men zijn claim tijdig hebben ingediend, uiterlijk in 1970. Er hebben toen advertenties in de krant gestaan met informatie dat en hoe men een claim kon indienen. Er zijn enkele duizenden claims ingediend. Men moest die claim kunnen onderbouwen met bewijsstukken. Verder betrof het hier niet meer dan een gedeeltelijke vergoeding van ongeveer 15% van de geleden schade en moest de claimant voor de volledige schade finale kwijting verlenen. 

Dan uw claim. Het is of het een, of het ander. Ofwel u heeft uw claim tijdig ingediend, en dan bent u akkoord gegaan met betaling van 15%, derhalve 4500 euro. En dat geld is in de periode 1973-2003 aan u uitbetaald. Ofwel u heeft uw claim niet tijdig ingediend, maar dan kunt u onder de Verdelingswet geen aanspraak meer maken op vergoeding.  

Onder deze omstandigheden is het niet nodig dat ik u vraag om uw claim te bewijzen, want ik kom daar om de in de vorige alinea genoemde reden niet aan toe.   

Vr.gr.

 

Toch een vreemd antwoord dat volledig afwijkt die heer ing.MBA F.Schwab sr. Ontving op 26 maart 2015  van drs. J.H. A Waltmans namens Minister Bert Koenders waarvan de lezing als volgt is: 

In aanvulling hierop merk ik op dat de compensatie uit hoofde van de Overeenkomst niet bedoeld is voor de “ Indische Gemeenschap” als zodanig, maar voor diegenen die aantoonbare schade hebben geleden door de Indonesische nationalisaties van Nederlandse eigendommen in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962).

 

Privacy schending van mevrouw Jannsssen.

Naast  het afserveren van mevrouw Jannsssen ( met drie sss),  vond de betrokkene van de betreffende departement ook nodig  te delen buiten het departement, en kennelijk  om zijn ego een podium te geven om zijn reactie openbaar te delen met:

Van:   ........................................................
Verzonden: dinsdag 22 augustus 2017 8:54
Aan: 
CC:
Onderwerp: FW: uw mail aan Minister Koenders van 18 augustus 2017

U begrijpt om de privacy te beschermen is mevrouw Jannsssen een fictieve naam. Werk aan de winkel voor Bert Koenders om binnen zijn departement de ambtenaren tot orde te roepen.

Verontschuldiging voor taal – fouten in de eerste brief, deze is zo door de redactie overgenomen.

 

WORDT VERVOLGD

Lees verder…

10897369074?profile=original

Bevalt mij uitstekend een 7 daagse werkweek op mijn 72 ste, even tussen de drukke bedrijven door !!

 

Je moet overal er zijn in het land, vele presentaties achter de rug voor ACTW66 afgelopen maand, voor de boeg wederom vele presentaties van koempoelans, en ouderen, dan weer op de pasars akte het presente geven.

Net maar de presentatie bijeenkomst bij Nusantara achter de rug. 28 & 29 PM Leek, en dan 11 & 12 PM Rijswijk waar ruim 6000 Indo's komen. Tussendoor weer uitnodiging gehad. De bekendheid binnen Nederlandse Indische Gemeenschap is groeiende nu aangaand het Traktaat. Het Traktaat, dat werd opgepakt door Halbe Zijlstra van de VVD. Die een gedegen onderzoek instelde en zich afvroeg waar het geld van president Soekarno is gebleven dat aan Min BuZa is betaald en nooit bij de Nederlandse Indische Gemeenschap is terecht gekomen. ACTW66 heeft  het werk van onze Halbe Zijlstra voortgezet.

Velen zitten met vragen "waarom moet het zo lang duren", ja mijn standaard antwoord " wij zijn pas 2 jaar begonnen en niet 28 jaar of nog langer zelf, maar zitten aan de finish, vele partners ondersteunen mij gelukkig. Ik mag mij een gelukkig mens prijzen vele partners schieten mij te hulp om de BackOffice werkzaamheden voor mij te verrichten. Is nog wat 15.000 mensen die mijn petitie hebben geketend om deze nu te benaderen dat zij zich nu kunnen inschrijven als deelnemer van een Claimstichting ( ontstaan uit samenwerking met St. Nines en ICM). Ja het oude NINES met de successen van Het Gebaar destijds.   

Kunnen trots zijn dat wij (ACTW66) alle uitvoerende werkzaamheden hebben opgepakt dat de Overheid om duistere redenen heeft nagelaten. Het begint al met campagne promotie om het bekend te maken aan alle gedupeerden. Schatting rond de 60.000. Met trots kunnen wij zeggen ruim 20.000 te hebben bereikt, waarvan 16.000 de petitie hebben getekend, hier van zijn er 321 die zich hebben ingeschreven voor Claimorganisatie (ACTW-66). Namens deze deelnemer wordt geprocedeerd.  Dan onderzoeken en WOB's die zijn uitgevoerd. Voorts de communicatie met de bewindvoerders. Zo werd o.a. de president Jokowi Dodo persoonlijk o.a. hiervan op de hoogte gebracht. 

 

10897369852?profile=original

Wel blijf ik stil staan bij het grote verlies, en met mijn gedachte nog steeds bij R.I.P. Marshal Manengkei zo plotseling. Met Rob Andrea hebben wij drie-een dit Indisch ei uitgebroed, deuren gingen open, dat zelfs persoonlijk de president Joko Widodo een momentje heb kunnen spreken over het verdrag van Wassenaar. Ik besef mij terdege heel goed dat hij dit ter kennisneming aanneemt, wel een signaal richting Mark Rutte, met een heel andere Indo’s te maken die wil namelijk een nieuw verdrag met Indonesië sluiten.
Met dank aan Lilian Ploumen en Hans de Boer voor dat momentje met Jokowi president van Indonesië!
Je weet het nooit met de republiek Indonesië, misschien krijgen wel hulp uit die kant, want ook daar heeft zich ACTW66 delegatie geworteld in deze twee JAAR. R.I.P. Marshal Manenkei de drijvende kracht in Jakarta niet alleen bij ons maar in muiziek entertainment die artiesten naar de hoogte bracht, ben zeer benieuwd wat de artiesten gaan doen !
Wij gaan nu "meters' maken, binnen kort komt het bestuur ACTW66 met nieuws naar buiten, en uiteraard gaan wij de petitie aanbieden aan het nieuwe Kabinet, misschien is de president van Indonesië erbij, wie zal het zeggen, ik stond ook geheel onverwachts voor zijn neus!

Update per 28/2/2020.
Moeizaam verlopen de financiële donaties vanuit de 16.000 mensen die de petities hebben ondertekend. Er is financierde gevonden die het proces gaat oppakken via Zegveld, is dit een verlossing voor delegatie ACTW-66. Ruim 400.000 is benodigd voor de procesvoering.
Recent werd Stef Blok van Minister Buitenlandse Zaken op de op de hoogte gebracht per brief van de stukken die twee jaar geleden aan president Jokowi Dodo zijn overhandigd, deze iv.m het Staatsbezoek aan Indonesië. Ook werd de Indonesische Ambassade en de minister van BuZa van Indonesië wederom op de hoogte gebracht van de brief aan Stef Blok.

10897222082?profile=originalPoekoel teroes.

Lees verder…

10897234678?profile=originalPetitie Traktaat van Wassenaar onder gebracht in Claim Stichting ACTW66.


Bent U de gedurende periode tussen 1947 - 1962 woonachtig geweest in de republiek Indonesië, dan valt U onder deze regeling / compensatie voor het verlies van al uw bezittingen omdat U het land werd uitgezet. Uitgesloten zijn ambtenaren en Militairen in dienst van de Nederlandse Overheid. (back pay en Knil vallen hier dus niet onder).

Het bestuur van ACTW66 - ontstaan uit de Stichting NINES en ICM - heeft besloten aan de hand van de gehouden petitie de handtekeningen van totaal ruim 15.000 stuks, om deze nu onder te brengen in een Claim Stichting ACTW66. Zodat als u bekend is, wordt dan collectief tegen Overheid geprocedeerd.

Door collectief te procederen tegen de Overheid is het ook voor normale burger dit nu mogelijk door slechts een eenmalige bijdrage van € 50 voor deelname ACTW66 voor het proces - en advocaat kosten.

  

Meent U als gedupeerde hier recht op te hebben dan dient U zich in te schrijven op onze website www.icm-online.nl voor uw claim..

 

Hoe meldt U zich aan?

Door naar onze website www.icm-online.nl  te gaan en aan te klikken op "Inschrijven", hierna krijgt U een formulier met vragen om uw persoonsgegevens in te voeren, en vragen met betrekking of u recht heeft. Hebt U alle vragen met "Ja" kunnen beantwoorden dan voldoet aan uw profiel en wij kunnen uw claim op de lijst deelnemer ACTW66 Claim stichting zetten. U ontvangt tevens een bericht van de beheerders dat U claim is geregistreerd.

Vergeet aub niet uw wachtwoord op te schrijven!

 

10897314458?profile=originalMet uw inschrijving heeft U tevens gratis abonnement op www.icm-online.nl.  ICM Breaking News en ICM Videokanaal. Hebt u via uw provider Internet op uw TV, dan kunt U ICM op uw TV - ontvangen. Uiteraard kunt u alle updates / ontwikkelingen van traktaat van Wassenaar volgen. Zeker leuk alleen al voor ons grootste Indisch Video-kanaal.

 

Vergeet U niet € 50 over te maken op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07 ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding: "inschrijving deelname ACTW66", gelijk met de inschrijving voor ACTW66 - administratie om ons werkzaamheden te verlichten.

 

Namens Bestuur

ACTW66.

 

ICM 3.9.17

Lees verder…


10897370661?profile=original

Centraal moet staan bij ALLE BELANGHEBBENDE PARTIJEN HET Traktaat van Wassenaar!

 

Ondergetekende volgt al een tijdje de lopende ongewapende strijd tussen de betrokken partijen binnen het Indisch Platform dat tweedracht zaait binnen de Ned. Indische Gemeenschap  met als gevolg, waarbinnen voor Allen juist de opdracht ligt:

 

 “Het onder de aandacht brengen van de nooit afgewikkelde affaire van

Het Traktaat van Wassenaar, dat Centraal moet staan bij ALLE BELANGHEBBENDE PARTIJEN, anders moet men iets anders gaan doen!”

 

Dat hier over en weer met modder word gegooid, over waar mensen zijn geboren of toevallig een andere afkomst hebben dan (Indische of Nederlands), is kinderlijk en onbegrijpelijk en NIET ter zake in deze! 

Dan daarnaast, dat dit ook nog via Facebook wordt uitgebraakt voor de hele gemeenschap, dient niemand en maakt het nog onsmakelijker. 

 

Ik ben een Hollander, getrouwd met een Indo waarvan haar grootvader een echte Hollander was. Die was eerlijk en duidelijk, en daar had iedereen daar respect voor. Dat is wat ik ook geleerd heb van huis uit , en laat het daarbij, wat dit aspect betreft :  Respect! 

 

Dan wat ik nu en vooral de laatste tijd hoofdzakelijk lees is, dat vele groeperingen steeds de strijd met elkaar aangaan over, die doet en dat en dat fout, slaan elkaar nog net niet de hersens in, en gaan kompleet voorbij aan de taak, waarvoor ze eigenlijk zouden moeten staan: De Afhandeling van Het Traktaat van Wassenaar t.a.v. genoemde Gemeenschap, in de breedste zin v.h. woord. 

Deze gemeenschap verwacht dat er IEMAND opstaat, die daar echt iets aan doet. Daar ken ik er maar zeer weinig van!

 

Ik ben onafhankelijk, als Hollander naar de Indische Kwestie, met hoofdletters geschreven, waarover op school ons nooit iets over is verteld dan wat de namen waren v.d. verschillende eilanden in Indonesië, doch door ook de geboortegrond van echtgenote Indonesië (prachtige land) bezocht te hebben ken ik nu ook de zijdelings de gemiddelde Indo, maar één persoon/ organisatie springt er voor mij wel uit, dat is de ICM (Ferry Schwab), belangeloos Bevlogen, met Betrokkenheid en Passie v.d. Ned. Indische Gemeenschap, en daardoor ook zeer grote aanhang heeft, door duidelijkheid en Transparantie met zijn "Team" waarvan iedereéén weet waar ICM men mee bezig is.

 

Daar ligt ook de intentie en kracht voor deze grote aanhang, dienend te zijn, die soms wat te passief is, maar komt dan ook door het vertrouwen van hen in deze Organisatie, waar Openheid en Resultaten het belangrijkste is voor de Ned. Ind. Gemeenschap.

 

Ik ben er zeker van dat er binnenkort resultaten  van initiatieven bekend worden gemaakt door ICM/ Ferry Schwab op de ICM-internet krant(icm- online.nl)

 

Aan alle andere Organisaties  t.b.v. deze NIG:  Met verwacht, met hierin vooruitlopend het IP: Was isjullie Doel, Planning en Resultaten, en wordt achterban daarover geïnformeerd?

Daarom, wees eerlijk en vooral Transparant over wat je doet naar je achterban, maar vooral ook Belangeloos en met Betrokkenheid!

 

ALGEMEEN: 

Kijk naar wat is bereikt na 52 jaar, ALS je echt wat "gedaan" hebt voor deze ZAAK.

 

Voor mij is dit dan ook de drive om daar echt iets aan te doen,  Met de andere Organisaties samen te werken !!! , want hierop wordt weinig of geen Initiatieven genomen, en daarom zijn de Resultaten er ook niet naar, en stemt mij echt triest! 

 

Dit ondanks alle "inzet" na 52 jaar , nog steeds GEEN RESULTATEN t.a.v .Het Traktaat van Wassenaar, waar juist ook "inzet v.h.  z.g. Indische Platform met al zijn aangesloten gelieerde Indisch Organisaties van werd verwacht, wordt het initiatief van ICM de grond ingeboord, en voorop zou voor moeten gaan in Duidelijkheid en Inzet, doch de resultaten "lijken ondergesneeuwd te zijn" De laatste tijd teveel met andere zaken bezig ??? , terwijl men pretendeert dicht bij de politiek te staan (van Rijn) maar juist DAAR liggen de problemen maar ook Openingen. 

 

 

Nu: te Dicht bij de Politiek, door en samenstelling v.h. huidige "bestuur" en de financiële onderlinge betrokkenheid naar de politiek, want juist de Politiek moet aangesproken worden op zijn Verantwoordelijkheid en de, toen en nog steeds zijnde ZORGPLICHT t.a.v. haar onderdanen!

 

Dit bestuur zou m.i. opnieuw worden samengesteld, uit een raad van onafhankelijke betrokken mensen en externe organisatie/ specialisme, met gedelegeerde deeltaken, door de gemeenschap waarvoor ze "inzet" noodzakelijk is. Dan kan men de Doelen, met duidelijkheid, vernieuwd opstellen, en actie nemen, gericht op Inzet, 

Kwaliteit en Verantwoordelijkheden, en de onbroodnodige Samenwerking zoeken en stimuleren, als katalysator tussen de "aangesloten partijen" en ook daar bij voorkeur een Nieuwe structuur/organisatie met gedelegeerden, opzetten/vastleggen, financiële middelen duidelijk krijgen, maken en stroomlijnen, en de Resultaten en vooral Doel -en Resultaat periodiek bekend maken, niet alleen in kleine kring, maar ook naar buiten toe, dan krijgt men Respect, en de noodzakelijke controle, t.a.v. de Aanhang, en de zo broodnodige Vrijwilligers daarvoor. 

 

 

Juist door deze ontbrekende samenhang, is in deze langslepende Affaire nog steeds geen Resultaat, zelfs na 52 jaar. Onbegrijpelijk waar men dan wel mee bezig is geweest ( in ieder geval niet op Resultaat gericht) !!!

Dat is waar IK Altijd voor gestaan heb, in mij werkzame leven, Duidelijkheid, Eerlijkheid, Inzet en Kwaliteit! 

 

JC van Veldhoven

ICM 6.9.17

Lees verder…

Jakarta zinkt langzaam weg in de zee

10897368065?profile=originalJakarta zinkt langzaam weg in de zee

Bron vermelding correspondent van de Telegraaf.

Indonesië heeft een oud idee uit de kast gehaald om zijn hoofdstad te verhuizen. Jakarta barst uit zijn voegen, de wegen slibben dicht door extreme files en geen stad ter wereld zinkt zo snel als deze miljoenenmetropool.

„Jakarta is een zinkende kom. De bodem daalt er gemiddeld 7,5 centimeter per jaar. Maar in noordelijke delen is dat maar liefst 20 centimeter”, zegt Peter Letitre van Deltares. Het Nederlandse kennisinstituut ontdekte in 2007, toen een groot deel van de stad door hevige overstromingen onderliep, dat de bodemdaling een belangrijk aandeel had in de watersnood. Inmiddels ligt veertig procent van de metropool onder zeeniveau.

De daling wordt vooral veroorzaakt door het massaal onttrekken van grondwater aan de bodem. Driekwart van de stadsbewoners is hiervan afhankelijk voor hun drinkwatervoorziening. Aansluiting op de waterleiding van de stad ontbreekt of is voor hen te duur. Bovendien komt er niet altijd water uit de kraan en kan het er nogal vies uitzien.

Bestaande regelgeving stelt een limiet aan de dagelijkse hoeveelheid grondwater die omhoog mag worden gepompt. Maar toezicht ontbreekt en de explosief groeiende stadsbevolking en industrie blijven het massaal oppompen. De dertien rivieren die door Jakarta stromen, dalen mee. Daardoor kunnen die hun water steeds moeilijker afvoeren in zee. En de verstopte kanalen van de stad hebben nog maar 75 procent van hun capaciteit over.

Met steun van onder meer Nederland probeert Indonesië te voorkomen dat heel Jakarta onder water verdwijnt. „Momenteel worden alle bestaande dijken opgehoogd. Dat is nu het belangrijkste en moet over drie jaar klaar zijn. Maar die dijken zijn over tien jaar alweer te laag”, aldus Victor Coenen van ingenieursbureau Witteveen+Bos.

Coenen is er niet zeker van of het oorspronkelijke, veertig miljard Amerikaanse dollar kostende megaplan van de regering nog wel doorgaat: een kolossale zeedijk met 17 kunstmatig aangelegde eilanden voor de kust. „De regering is op het moment volop in discussie of ze zal kiezen voor een grote dijk die 75 jaar lang bescherming biedt, of een kleinere dijk die tot 2040 meegaat en dan in de tussentijd de bodemdaling aanpakken.”

In Jakarta en zijn voorsteden leven 29 miljoen mensen. Over dertig jaar zullen dat er vijftig miljoen zijn. Het idee om de door overstromingen, aardbevingen en files geplaagde hoofdstad te verplaatsen duikt om de zoveel tijd op. Voormalig president Sukarno opperde het eind jaren vijftig al. Verondersteld wordt dat het destijds echter meer was om te breken met het Nederlandse koloniale verleden.

Het ministerie van Nationale Ontwikkeling en Planning onderzoekt nu serieus de mogelijkheden voor een verhuizing. Palangkaraya, een stad op Kalimantan, zou favoriet zijn. Toch denken maar weinigen in Indonesië dat het plan een reële kans maakt. Het is een zeer kostbare operatie, gezinnen willen vaak niet mee verhuizen en wat overblijft is een lege vergaderstad.

Red. ICM.

In 2009 werd door een Ingenieursbureau uit Rotterdam (Dentec) het Jakarta Baru Master Plan (JBM) verder ontwikkeld met toenmalige burgemeester van Jakarta Joko Widodo, nu de president.  Het plan kostte ruim 640 miljard waar de stad Jakarta een "make over" moest ondergaan als de een stad "New York" van  de republiek Indonesia, tegelijkertijd renovatie van de sterk verouderde infrastructuur door Nederlandse ingenieurs van destijds. Het geld diende bijeengebracht te worden via buitenlandse private investeerders voornamelijk uit de Emiraten, de VS en Duitsland. De private investeerders eisen wel dat dit master mega project onder hun regie valt. De eerste fase zou volgens de oude planning in 2023 zijn gerealiseerd. Dit project biedt werk voor ruim 640.000 fte's, en in Nederland voor ruim 100.000 Fte's. Voorwaarde dat Nederland mede investeerder wordt.

 

Uit ons archief: 

http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/seewall-jakarta-onderdeel-jakarta-baru-masterplan-jbm-het-ambitie

http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/indonesische-deltawerken-eerder-bekend-onder-jakarta-baru-masterp

http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/hans-de-boer-rolt-het-nederlandse-jakarta-master-plan-uit-maar-da

ICM  2.9.17

Lees verder…

Nooit meer "Ramona ".........

Nooit meer "Ramona ".........

10897367468?profile=original

10897368252?profile=original

Trieste bericht van George Kwekel deze ochtend, het overlijden van Riem de Wolff, 

Riem bedankt dat wij van jou mochten genieten, Je  bent nu bij Nono, selamat Djalan

10897368458?profile=original

10897368891?profile=original

10897369684?profile=original

10897370277?profile=original

10897242252?profile=original

10897230471?profile=original10897364692?profile=original

10897371475?profile=original

10897371696?profile=original

10897372495?profile=original

10897372880?profile=original

10897373852?profile=original

10897374069?profile=original

Nooit meer ’Ramona’...

door Tisha Eetgerink

Zangeres Anneke Grönloh, die als tiener jaren toerde met The Blue Diamonds en zeer goed bevriend was met Riem de Wolff, is ziek van verdriet. Nadat ze kort geleden haar andere vriendin met Indische roots, Sandra Reemer verloor, stierf maandagnacht Blue Diamond Riem aan de gevolgen van een hersenbloeding. „Riem was als familie voor me. Hij was een van de allerliefste mensen die ik ken, mijn kleine broertje.”

Samen met zijn broer Ruud verwierf de op Java geboren muzikant in de jaren 60 wereldfaam met hits als Ramona, Little ship en Oh Carol. Grappig genoeg zagen Riem en Ruud de Wolff aanvankelijk niets in wat zou uitgroeien tot hun bekendste nummer, Ramona. Op aandringen van hun vader namen ze het toch op. Het werd direct een internationale klapper. Wereldwijd werden 7 miljoen singletjes verkocht.

Bedevaartsoord

Het ouderlijk huis in Driebergen werd een waar bedevaartsoord voor fans. Als die van ver kwamen mochten ze blijven logeren, vertelde Riem de Wolff later. „Moeder bracht ze dan eten en drinken en vader zette een tentje voor ze op in de tuin.”

In blauw zijden hemden die hun tante voor ze naaide, toerden de broers de wereld over. Samen met Anneke Grönloh gingen ze in 1960 onder meer naar Indonesië. Grönloh: „We waren 16, 17 jaar en stonden aan de andere kant van de wereld ineens voor volle stadions. We deelden niet alleen onze Indische afkomst, we deelden ook onze buitengewone jeugd. Onze ouders raakten bevriend en we kwamen veel bij elkaar over de vloer. Dat is altijd zo gebleven.”

Na het overlijden van Ruud in 2000, zag Riem even geen heil meer in optreden. Maar het muzikantenbloed stroomde nou eenmaal door zijn aderen en na een korte pauze, ging hij toch weer het podium op. Zoon Steffen nam de partij van zijn overleden oom over en Ramona schalde weer live tweestemmig de zaal in.

Samen met zijn zoon trad Riem jaren op als The New Diamonds. Vorige week moesten optredens van de 74-jarige Indorocker plots worden geannuleerd vanwege zijn gezondheid.

Grönloh is geschrokken hoe snel het is gegaan. „Een week geleden was hij nog heel optimistisch. Mijn troost is dat hij vredig in zijn slaap is overleden in het bijzijn van geliefden.”

10897374260?profile=original

10897373290?profile=original

Lees verder…

HOEZO INDISCH?....

10897368493?profile=originalHOEZO INDISCH?.............

Han Dehne heeft zijn bericht gedeeld

Het is nu half september en sinds mei leggen alle vogels stront op je auto! Mensen nog aan toe een abonnement bij de wasstraat is tegenwoordig geen overbodige luxe meer wanneer de vogels het warm genoeg vinden om weer neer te strijken in Nederland.
Mussen, meeuwen, groot of klein het maakt allemaal niet uit. En als je dan in Den Helder woont waar de zeemeeuw nog net geen huisdier is in deze stad, nou dan ben je flink de klos hoor kan ik u meedelen. Maar....echt klagen mogen we eigenlijk niet want tenslotte hebben we weer wat mooie dagen achter de rug en ik denk zeker nog in het verschiet.

Toen ik zo filosoferend door Den Helder mijn dagelijks rondje liep in de stad flitste door mij heen hoe Indisch voelen die jongeren toch die nu zo'n beetje 3e of 4e generatie genoemd worden.
Een treffend voorbeeld werd mij door één van die jongere, die ik daar tegenkwam, verteld. Zijn vader en moeder zijn allebei geboren in Soerabaja en eind jaren '40 als kind naar Nederland gekomen. Doordat hun grootvaders bij de Marine dienden kwamen zij in Den Helder wonen. Hijzelf was een derde generatiekind
.
Toen ik over het onderwerp "Indisch voelen, denken en zijn" met hem sprak gaf hij aan daar eigenlijk nooit bij stil te staan. Maar door een opmerking zijnerzijds, waar ik hem op aansprak, gaf hij aan dat hij ook een poosje bij de Marine had gezeten, en wel bij het Korps Mariniers. Toen hij een keer daar een wachtdienst had vervuld op e
en zaterdag, ging hij op zondagochtend naar huis in Den Helder. Bij de kazerne moest hij eerst met de bus om naar het station te komen. Aangekomen op de bushalte in de vroege morgen stond hij daar met een groepje mensen en vertrok uiteindelijk richting ouders. Thuis aangekomen, een paar uurtjes later, maakte hij tegen zijn vader de opmerking dat hij al vroeg op de bushalte stond en dat er naast hem alleen maar allochtonen stonden, geen enkele Hollander, zoals hij dat uitdrukte. Zijn vader keek hem aan en vroeg aan hem; "heb jij weleens in de spiegel gekeken makker". Toen deze vraag tot hem doordrong realiseerde hij zich ineens dat hij door die andere mensen op de bushalte net zo werd aangekeken als dat hijzelf deed. Hij was zich echt niet bewust dat hij ook een kleurtje had en geen echte Hollander was.............

Ik vraag mij af hoe of dat bij vele andere jongeren werkt. Is de integratie of assimilatie destijds zo ver gegaan dat het hebben van andere roots niet meer onderkend wordt. Ik weet het niet, misschien een mooi onderwerp voor een jonge wetenschapper of student om hier eens onderzoek naar te doen in het kader van een proefschrift of scriptie.
Oh ja, ik weet dat er allerlei jongeren bezig zijn als o.a. "Dara Ketiga" en Äsian Party"om zich op hun eigen manier te binden met elkaar. Sommigen gaan voorzichtig hun "roots" verkennen en gaan graag naar Indonesië, vooral Bali, meestal voor de sfeer en dergelijke.
Maar of zij enige verbondenheid voelen met de geschiedenis van hun ouders, hun grootouders, waarbij ook vaak schrijnende zaken zijn gepasseerd, is nog maar de vraag. In mijn gesprekken met veel van deze jongeren wordt toch het vervelende deel van onze geschiedenis vaak afgedaan met; "dat is al zo lang geleden, je moet vooruitkijken en het maar vergeten".

En dat is nou juist wat niet zo goed gaat. Dat verleden is nog niet afgerond. Niet in psychische zin, denk maar aan de velen die nog onder allerlei traumata gebukt gaan, maar ook niet in sociaal en sociaal economische zin. Zolang er mensen zijn die nog achterstallige salarissen uit die periode niet uitbetaald hebben gekregen en er geen erkenning wordt gegeven voor het vaak grote verlies aan have en goederen, kan er geen afsluiting plaatsvinden. Het is niet voor niets dat juist in deze tijd de roep om rechtvaardigheid steeds luider klinkt.
Voor de meesten geldt dat Nederland hun vaderland is, maar dat hun moederland is verdwenen. Er zijn echt niet veel volkeren waarvan hun geboorteland niet meer bestaat en die zo genegeerd worden door de politici van hun vaderland.
Misschien is dat wel de reden dat veel jongeren er geen touw meer aan vast kunnen knopen en de huidige "acties tot eerherstel" maar laten voor wat het is; "HET ZAAKJE VAN AL DIE OUDJES"

Lees verder…

10897266653?profile=originalKousbroeks “Oostindisch kampsyndroom”

Besproken door Pjotr.X.  Siccama – deel  9

 

Over het werk van Primo Levi waarin “Het periodiek Systeem” (prachtig vertaald in het Nederlands, schrijft Kousbroek en is lyrisch over de vertaling),  werd beschreven in het hoofdstuk ‘Vanadium’ (klinkt als een verbasterd Latijns nominatief overigens dat in elk geval met vergetelheid/verdwijning of verzwakking te maken heeft), heeft Kousbroek niet uitgelegd waar die Latijnse titel naar verwijst of wat deze precies voor betekenis heeft in de context van dat hoofdstuk. Schijnbaar vond hij het niet nodig uit te leggen hoe Levi in Auswitsch de man Müller ontmoette. Dat doet er in dit geval ook niet toe. Een doodgewone doorsnee grijze muis, een kleurloze man die, weliswaar niet gevoelloos, als een soort boekhouder zijn leven (verleden) “kloppend” wilde  maken, zoals hij dat altijd had gedaan door het knoeien met rekeningen.

Deze menselijke trek treft men overal aan. En juist in de maatschappelijke bovenlagen komt men dit geknoei het meeste tegen: het is een van de legitiemste (uit)vlucht/verdwijntrucs die men maar kan indenken, omdat de bovenste laag met de Staat als doodlopende piek immers naamloos is, en anoniem blijft, bovendien onsterfelijk. Wat ligt  meer voor de hand om je dan maar achter de beschermende hoge forten  te verschansen.

De wereld hangt aan elkaar van kloppend gemaakte rekeningen, schrijft Kousbroek. Bij het korte bezoek van Levi aan de stad Auswitsch, sprak hij die bewuste heer Müller die zei dat hij: “.. nooit iets had gehoord dat kon wijzen op het vermoorden van Joden.”

Kousbroek vermeldt helaas niet de bijzonderheden van voornamelijk de tijd (periode) van ontmoeting, wat jammer is gezien mijn reconstructie van het voorval. Hoe dan ook ging het hem voornamelijk om “het voorval/incident” van Müller en diens geopperde “zwijgende meerderheidsbegrip”. Best begrijpelijk, maar toch jammer dit hiaat in de beschrijving.

In dit deel van zijn werk spitst hij het besproken incident toe tot het verschijnsel van het geloof van de (zwijgende) meerderheid in extreme voorvallen in extreme omstandigheden.

Een voorbeeld in dit verband lag al in de Nederlands-Indische geschiedenis van het strafkamp van Boven-Digoel waar de kamparts Dr. Schoonheyt, op de opmerking (van een van de gevangenen Salim) dat mensen zonder proces naar het kamp werden gestuurd en wat voor vreselijke behandeling de gevangenen daar konden verwachten en later ook ondergingen, resoluut en beslist als antwoord kreeg dat het uitgesloten was dat Nederlanders dat zouden doen. Niets was minder waar. Het geloof van de kamparts was eerlijk, volgens Kousbroek. De arts was degelijk van overtuigd dat het zo was. Het moest een grote desillusie zijn geweest voor hem dat hij achteraf niet bij het rechte eind had.

De grote verliezers van de WO II, met name Japan, moest zich direct na de oorlog wel in allerlei bochten hebben gewrongen om de vernederingen en de verliezen enigszins te beperken (niet te relativeren). Studs Terkel beschrijft dat uitvoerig in zijn werk “The good war”. In 1947 verscheen er een Japanse uitgave  (volgens Kousbroek te vergelijken met het werk van Stud Terkel “The Good War”), gebaseerd op brieven, dagboeken en aantekeningen van de in de oorlog gesneuvelde Japanse studenten (die toen ook als soldaat

 in die oorlog werden meegesleurd). Deze uitgave blijkt na het verschijnen vele malen te zijn herdrukt, tot nu toe. Hiervoor zou een Japanse studentenvereniging verantwoordelijk zijn. Maar waarom was het zo geliefd en populair bij de Japanse bevolking? Of was het meer, om met Levi te spreken de rekeningen van het verleden kloppend te maken en te sorteren naar de bepaalde gehaltes van importantie en of zelfbescherming Bij die constatering van Kousbroek kun je een ogenblik achter je oren krabben.

8 jaar later in 1954 echter verscheen er een Franse vertaling van de Japanse uitgave uit 1947 met een titel die meer past in een poëtisch postromantisch werk dan een prozaïsche met als titel  “Ces voix qui nous viennent de la mer”Van Jean Lartéguy

10897281270?profile=original

 

Foto -Studs Terkel – auteur van ´The good war´´

 

Een onduidelijkheid constateer ik bij de passages in bijvoorbeeld een herdruk van 1985 en de herdrukken daarvoor waaruit Kousbroek citeerde en dat er verschillende versies bestaan die in omloop zijn gebracht. De actuele vraag is of het bewust is gedaan.

 

Tijdens een bezoek aan Parijs kreeg Kousbroek 30 jaar na de eerste uitgave een exemplaar in het Frans cadeau van een Japanse student. Het was vanzelfsprekend dat deze op zijn eigen manier Kousbroek wilde overtuigen dat niet alle Japanners monsters waren en de collectieve schuld van de begonnen WOII in Azië niet op de schouders van de Japanse natie kan worden gelegd, net zomin als dat voor de Duitse bevolking kan gelden.  

De ‘Stemmen vanuit zee’ (‘Ces voix qui nous viennent de la mer’), de uitgave waarin de aantekeningen in details zijn beschreven, heeft mij niet echt overtuigd van de oprechtheid van de inhoud, ook Kousbroek had er moeite mee. Vaak had hij het gevoel voortdurend achterdochtig te (moeten) zijn bij de persoonlijke ontboezemingen en verklaringen van de studenten. Aan de andere kant  bewonderde hij ook die mensen-studenten die bij kaarslicht psalmen reciteerden, literatuur lazen (Von Goethe/Schiller enz.) en uit de muziekliteratuur zongen en citeerden, onder anderen van Richard Wagner. Waarom deed men dat.

Hier is een simpele verklaring voor te geven. Bij mensen die vrijwillig of door bepaalde omstandigheden (of denken dat werkelijk) iets groots te verrichten (moeten) hebben (positief of negatief) ontstaat in een bepaald gedeelte van de hersenen een cerebrale transitie die tot algehele euforie kan leiden, daar waar de zo lang gekoesterde idealen moeten worden verwezenlijkt waardoor de betrokkenen zich overgeven en zich laven aan de verworvenheid en weelderigheid van zijn/hun verheven kunst en cultuur.

Kousbroek vraagt zich toch weer af wat hij met die betuigingen van onschuld van de gesneuvelde (studenten) soldaten aan moest. Waren ze toch oprecht?

Andere manier te herstellen, te hernemen van dat kwalijke verleden; vandaar dat de doorsnee Japanner de gelegenheid te baat heeft genomen om dat op zijn eigen manier te doen. Voor zover mij bekend, werd van de zijde van de Japanse overheid geen nationale

actie op touw gezet met betrekking tot het realiseren van de uitgave (wel andere zaken zoals economie/de wederopbouw/de nieuwe democratische instellingen inrichten etc. waar de Japanse Staat druk mee bezig was om de Parlementaire Democratie in te voeren.); dat had een groep studenten van Tokio direct na de WO II gedaan. Kort na WO II verscheen in 1947 (!) reeds de uitgave van de dagboekaantekeningen van de gesneuvelde studenten/soldaten. Het initiatief in die tijd, zeer begrijpelijk was in handen van een groep studenten, die de gesneuvelde medestudiegenoten niet alleen wilde eren en een waardige plaats geven, maar ook om de nationale trots en vanzelfsprekend de moraal weer het fundament te geven van voorheen. Het interessante van  de uitgave is de idee, stijl en uitwerking. Kousbroek kwam er achter waar de Japanse studenten de manier, stijl en de inhoud (het idee) vandaan hadden. Na veel gezoek vond hij waarachtig een uitgave in het Duits uit 1928 geschreven door prof.dr. Philipp Witkop van de universiteit van Freising en waarin hij in het Jappans Bittokoppu wordt genoemd. Deze professor had het zeer  waarschijnlijk uit een vorige uitgave uit WO I in 1917 overgenomen (midden in die oorlog)  Het kreeg als titel mee: Kriegsbriefe gefallener Studenten. Het moest een grote bron van inspiratie zijn geweest voor de groep Japanse studenten.

Aangezien Japan het Duitse onderwijssysteem had ingevoerd, lag het voor de hand dat de beide landen culturele banden onderhielden. Na 1945 overigens werd het Duitse onderwijssysteem in Japan door de Wereldmogendheden voorgoed afgeschaft.

 10897281495?profile=original

 

10897281700?profile=original

  

Jean Larteguy                       Primo Levi       

Een bijzonder geval vermeld in de aantekeningen van de uitgave: (De Franse vertaling heeft de titel: “Ces voix qui nous viennent de la mer”, letterlijk: Stemmen die tot ons komen vanuit zee), is het verhaal van een Japanse soldaat. De Franse vertalers hadden de rang van deze soldaat met de naam Kimura Hisao niet (kunnen) vertalen, maar mijn vermoeden moest dat ongeveer de rang van soldaat 1ste klasse zijn geweest.

Deze Kimura Hisao werd gevangen gehouden in een gevangenis in Singapore; daar waar eerder Engelsen en Nederlanders gevangen zaten . In 1945 werden de Nederlanders ter plaatse als bewakers aangesteld voor de Japanse gevangenen. Kimura zat er ook. Hem werd een Nederlandse bewaker toegewezen die heel goed voor hem was. Hij schreef ook later in zijn afscheidbrief en zijn dagaantekeningen dat de Nederlandse bewaker goed voor hem zorgde en hem vaak biscuits en sigaretten gaf, terwijl hij wist wat zijn Japanse collega’s

 

hem erger als een hond hadden behandeld. Kimura: “Hoe konden mijn eigen mensen zoiets schaamteloos doen..”(.)

De Nederlandse bewaker had Kimura alles verteld wat hem overkomen was en over de vreselijke misdaden van de Japanners. Hij moest zich voor de Nederlander moeten hebben geschaamd. Zijn aantekeningen in de uitgave zijn hartverscheurend.

 10897282290?profile=original

 

Foto -Nederlandse bewaker in Singapore. – Changi gevangenis

 

Het is analoog aan het verhaal van Müller in zijn ontmoeting met Levi, waar Müller toch niet kón geloven dat zijn eigen mensen, medeburgers zouden vermoorden.  Evengoed nobel was het van Dr. Schoonheyt die ook niet kón geloven dat de Nederlanders de gevangenen op wrede wijze mishandeld en gevangen zouden houden in Boven-Digoel, om de simpele redden dat hij geloof had in de goedheid van mensen. Deze nobele gedachte dat het zo zou moeten zijn is helaas fictie.

 

 

 10897282461?profile=original

10897282699?profile=original

 Dr. Schoonheyt - kamparts in Boven-Digoel 

 

Wordt vervolgd

Lees verder…

 MARSHAL MANENGKEI

EEN GROTE NAAM ACHTER EEN BESCHEIDEN, VEELZIJDIG TALENT EN ARTISTIEK PERSOON

10897365664?profile=original

Met het overlijden van songwriter, componist, arrangeur, producer, (muzikale) kunstenaar, poëet en ‘zakenman’/entrepeneur Marshal Manengkei op 25 augustus j.l., is tevens één van Nederlands grootste songwriters en componisten van bekende nationale en internationale hits heengegaan.

Het woord ‘zakenman’ bewust tussen aanhalingstekens, omdat ik hem niet als een doorgewinterde zakenman pur-sang kan betitelen. Als zakenman namelijk, moet men keihard zijn en staat het product naast eigenbelang en eigengewin vaak voorop. Dat was bij hem zeker niet het geval integendeel, dat was verre van zijn persoonlijkheid. Hij was hiervoor te zuiver en onbaatzuchtig, die enkel het creëren van pure schoonheid op muzikaal gebied, als wel met duurzaamheid het zich in dienst stellen van (het volk van) Indonesië, als ideaal en levensdoel. ‘Quality veruit boven Quantity’.

Deze bescheiden en innemende artistieke leider en muzikaal talent heeft, zonder dat hij zelf zich hiervan misschien bewust was, een zeer indrukwekkende muzikale legacy nagelaten. Door zijn  fenomenale muzikaliteit werd tevens een uitstekend Nederlands exportproduct geschapen, dat veelvuldig in diverse talen werd omgezet. Vaak wordt een songwriter -toch dé grote motor achter een enorme hitkraker- bij het grote publiek en in interviews met de diverse artiesten, geheel onterecht vergeten en onvermeld. Hij verdient het meer dan ooit, om één moment in ‘the spotlights’ te staan.

10897366058?profile=original

Immers, men kan wel stellen dat wanneer er een samenwerking plaatsvond met een wereldster als Nana Mouskouri, je vanzelfsprekend over uitzonderlijk goede muzikale kwaliteiten en capaciteiten moet beschikken en dat had hij zondermeer. Hij was en blijft een inspiratiebron voor vele nationale en internationale artiesten. Marshal’s overwegend romantische muziek en mooie songteksten zijn onvergetelijk geworden.

 

Zo was hij de grootste inspiratiebron voor de meest populaire countryzanger van Indonesië, de huidige Indonesische ambassadeur voor Nieuw-Zeeland Tantowi Yahya. In 2012 heeft hij samen met hem en gastzangeres Any Grit Tuwo, spontaan een optreden gegeven in het TVRI programma ‘Country Road Special’ Music Show, dat niet alleen door een honderden miljoenenpubliek in Indonesië werd bekeken, maar ook in de omringende landen en zelfs tot in Singapore en Maleisië werd uitgezonden. Hij was dan ook immens populair in Indonesië en Z-O Azië, waar men al zijn hitsongs nog (her)kent.

 

Voor het Nationale Songfestival in 1975 schreef en componeerde hij twee unieke songs, die allebei de finale behaalden: ‘The Circus Show’ voor Teach-In, Debbie en Albert West en in 1976 voor de tweede maal met  ‘I was Born To Love’ voor het populaire zangduo Rosy & Andres. Wanneer men de compositie en het arrangement van ‘The Circus Show’ aandachtig beluistert dan ontgaat het je niet,  dat dit qua originaliteit te onderscheiden valt als een kwalitatief uitstekend muzikaal kunstwerk. De tweede song ‘I Was Born To Love’ is idem onmiskenbaar van zijn hand.

Één van zijn grootste internationale hitsongs was wel de uit 1976 romantische ballad ‘My Love’  vertolkt door eerdergenoemd duo. De piano-intro (en ook het slotakkoord) van deze autobiografische song, is een homage aan Fréderic Chopin, Franz Listz en Amadeus Mozart. Het refrein is een tribute aan zijn favoriete componist Johann Strauss. Het begint met een Italiaanse wals die overgaat in een Weense wals. Voor Marchal zelf is dit één van zijn mooiste ‘love songs’.

Eddie Calvert, ‘de man met de gouden trompet’ en wereldberoemd geworden door zijn instrumentale uitvoering van ‘Oh Mein Papa’, was zó onder de indruk van deze ballad, dat hij dit samen met nog drie andere songs opnam voor zijn nieuw uit te brengen album. Marshal voelde zich zeer vereerd dat van alle op de platenmarkt uitgebrachte muziekstukken, juist zíjn songs verkozen werden. De drie andere songs zijn: ‘Please Love Surrender’, ‘Rock Me On A Rainbow’ en ‘Dance Dance’.

 10897366858?profile=original

Navolgend werd ‘Sausalito’ in 1977 een Europese hit, dat ook is uitgebracht in de Duitse taal.

Zijn derde succesvolle internationale hit was wel ‘Song For The Children’, vertolkt door Oscar Harris. Hij schreef dit in het teken van ‘The Year of The Child’ en vormde tegelijkertijd de tegenhanger van ‘I Have A Dream’ van de Zweedse populaire popgroep ABBA.

‘Song For The Children’ werd in Europa en Azië een megahit. Dit lied werd ook uitgevoerd in het Bahasa Indonesia met als titel ‘Lagu Untuk Anak-Anak’.

Oscar, zo vertelde hij, zag in eerste instantie niet veel in de song, omdat hij net met zijn solo carrière  was gestart en een ander genre in gedachten had. Hij heeft hem echter toch weten over te halen en met zeer positief resultaat, het werd in drie decennia’s tot drie maal toe een internationaal groot succes en voor Oscar Harris zijn grootste hit.

 

Marshal leefde sterk in de overtuiging van zijn geloof en vertrouwen in God De Heer en Zijn Heilige Zoon. Dit betekende een houvast, een anker en baken dat hem onvoorwaardelijk op zijn verdere levenspad zou begeleiden. Voor hem een grote steun en troost, in goede en minder goede tijden. Op nog jonge leeftijd raakt hij door levensingrijpende gebeurtenissen, zijn vertrouwen in het geloof kwijt. Als gevolg van het verlies van zijn geliefde vader reeds na negen maanden van aankomst in Nederland, toen het gezin uit voormalig Nederlands-Indië / Indonesië moest vluchten, keerde hij zich hiervan af. Zijn bekering tot het Evangelische geloof bracht hem weer in evenwicht, niettemin liet hij ieder ander vrij in hun eigen denkwijze en opvattingen.

In 1986 richt hij de vocale groep ‘STONEY’S APHRODITE’ op met Hedy & Grace Anthonio en bracht hij twee singles uit: ‘Down at Rockzana’s/Reaching Out’ bij Telstar en ‘Sweet Inspiration/Computerized’ bij WPL Records. Met ‘Stoney’s Aphrodite’ trad hij op tijdens de TV-première van ‘Avro’s Toppop Discolympics’  en ‘TROS-Parade der Besten’.

In 1988 werd de formatie omgedoopt in ‘MANNA’ en bracht hij voor het EO TV-programma  ‘Slag Bij Doorn’ de song ‘Dream Delight’ ten gehore, waarin de schoonheid van God’s Schepping wordt belicht en de plicht voor de mens om dit in deze prachtige staat zoveel mogelijk te behouden, koesteren en te bewerken; in feite gaat het over ‘Naastenliefde en Duurzaamheid’, zijn twee ‘Keywords’.

‘Dream Delight’ was voor Platenmaatschappij Dureco aanleiding om zijn eerste Gospelsong te produceren. Niet veel later werd een album met nog eens dertien zelfgeschreven songs uitgebracht. Met dit album van veertien songs viel hem de beurt te eer de allereerste artiest ooit in Nederland te zijn, wiens songs op een CD werd uitgebracht. De andere band bij wie deze eer te beurt viel, was de Engelse popgroep ‘Dire Straights’. Het Album werd door de Nederlandse Platenindustrie genomineerd voor ‘Best Production for the Dove Award’. (Dove Award is een muziekprijs dat in 1969 is uitgeroepen door de Gospel Music Association - GMA  en waarvan de jaarlijkse prijs in Nashville Tennessee wordt uitgereikt).

In het EO TV-programma ‘God Verandert Mensen’ bracht hij wederom met ‘MANNA’ de volgende prachtige Gospels ten gehore: ’I Wanna Be Touched’ en ‘I Need You Most Of All’.

Hij heeft zich vaak ingezet voor charitatieve instellingen om goede doelen te steunen en op deze manier zijn inbreng te geven voor een betere wereld door letterlijk en muzikaal gezien de wereld te verfraaien. De song ‘Heartbreaking Dreams’, vertolkt door Rosy & Andres, schreef hij in ‘Het Jaar Van Het Hart’ met aandacht voor Hartziekten in Nederland. De Nederlandse Hartstichting had het plan deze song op te nemen in een te produceren album met enkel ‘Heart Songs’. In ‘Heartbreaking Dreams’ heeft hij zelfs een special touch voor Rosy’s stem verwerkt door haar alle harmony’s zelf te laten inzingen. Het resultaat is verbazingwekkend.

 

Zijn laatste eigen werk dat hij samen met MANNA heeft geproduceerd,  is de sfeervolle van emotionele en soms melancholieke songteksten voorzien Nederlandstalige CD/DVD ‘Melati In De Sneeuw’, een muzikale autobiografie. In tegenstelling tot wat velen hem lieten blijken bij de presentatie, is dit wel één van de betere en stijlvolste Nederlandstalige CD’s/DVD’s ooit in Nederland uitgebracht, zowel qua compositie als wel qua songteksten. Niet te vergeten de zeer gevariëerde genres van muziekstijlen, uiteenlopend van de typisch Indonesische kendangan-stijl tot en met in Latin Jazz-stijl romantische songs en zelfs een zogeheten sentimenteel beladen Nederlands levenslied, maar dan volgens zijn geheel eigen originele concept en uitvoering, ontbreekt niet aan het oevre. De sublieme teksten en het originele woordgebruik vaak in dichtvorm geschreven, is ongekend uniek en zo kenmerkend voor zijn songs.

 

Met de vrolijk speelse uitvoering van het liedje ‘Laat ze de kinderen na’ legt hij magnifique de nadruk op het behoud van de mooie natuur met aandacht voor het milieu-aspect in de wereld die wij onze kinderen en kleinkinderen nalaten. En zo staan er talloze leuke en mooie songs op, die de tegenwoordige Nederlandse hitlijsten niet zouden misstaan, integendeel.

 

‘Melati In De Sneeuw’ verhaalt zoals de titel zich al laat horen, overwegend de heimwee en nostalgie naar ‘tempo doeloe’ en zijn geliefd vaderland Indonesië (dat voor hem niet slechts ‘zijn geboorteland’ betekent), als ook de geschiedenis van de Indische-Nederlanders.

De Melati is een geurig ruikend klein teer lieflijk bloempje, de Arabische Jasmijn, dat enkel gedijt in een tropisch land (Indonesië) maar, dat door omstandigheden (de Nederlandse oorlog) in de koude sneeuw leeft (Nederland)……Een enorme tegenstelling, een paradox.

 

De lijst van artiesten waarmee hij heeft samengewerkt en voor wie hij songs heeft gecomponeerd die vrijwel alle voor hen hits dan wel hoge noteringen op de Nationale en Internationale Record Billboards hebben opgeleverd, is erg lang.  Ik beperk me tot de artiesten (van hitsongs) die mij persoonlijk zijn bijgebleven zoals Rosie & Andres, Andy Tielman, The Blue Diamonds, Rudy van Dalm, Oscar Harris, Linda & Tony, Tumbleweeds, Debbie, Gebroeders Brouwer, Frans Bauer.

 

Nederland was eigenlijk te klein voor zo’n bijzondere alfa- en bèta-man. Op muzikaal gebied had hij nog zoveel plannen en ideeën, die voor wat betreft de uitvoering daarvan weleens bleven hangen door meestens ‘lack of financiers’ of andere redenen, wat bij sommigen tot onbegrip en teleurstellingen kon leiden.

Net als Andy Tielman zag ook hij in, dat de meeste artiesten van Indisch komaf op een enkeling na, in Nederland niet altijd de kans kregen om hun talent op muzikaal gebied te ontplooien. Niettemin bleef hij optimistisch en zich met een tomeloze energie inzetten voor ieder potentiëel muzikaal talent.

 

Toen hem dat niet op korte termijn geheel naar eigen wens gelukte en door omstandigheden, besloot hij Nederland te verlaten en zich voorgoed in te zetten voor zijn vaderland Indonesië. Met de belofte op zijn vaders’ sterfbed, zich ééns voor de opbouw van zijn vaderland te gaan inzetten, zoals ook zijn vader dat zelf altijd als doel had gesteld, was hij dubbel gemotiveerd zijn idealen te verwezenlijken. Als afgestudeerd Civil Engineer, pakte hij met Entex/PT Marshal Sustainables International & Media Ltd. de business weer op, waarmee hij reeds ervaringen had opgedaan in dienst van enkele gemeenten in Nederland en voor de UN, op gebied van duurzaamheid met uiteenlopende projecten, maar met name in de afvalverwerking. Begin vorig jaar ontvingen hij en zijn team negen licenses voor de bouw van Sustainable Waste Factories (Afvalverwerkingsfabrieken) over geheel Indonesië. Nog was dit niet voldoende, met hetzelfde team van medewerkers was hij aan vele projecten bezig, telkens met in het achterhoofd de ‘Keyfactor’ op gebied van duurzaamheid, duurzame energie, infrastructuur, enz.

 

Hij wist dat men in Indonesië eerst vertrouwen in de diverse overheidstakken moest zien in te winnen en dat dat niet van de ene op de andere dag zou geschieden, maar daar hij al een tijdje aan de weg timmerde, de voertaal Bahasa Indonesia naast de gebruikelijke talen als Engels, Duits, Frans (en Latijns) vloeiend in woord en geschrift beheerste en over een omvangrijk netwerk van contacten met belangrijke hooggeplaatste functionarissen beschikte, vormde dat geen enkel probleem. Met deze eigenschappen en tools alsmede zijn kennis en know-how op technisch gebied, had hij zelfs een streepje vóór. Ik vond onlangs een krantenberichtje over zijn ‘Sustainable Waste Factories’ in het nieuwsblad ‘The Jakarta Post’.

 

Vanwege zijn bekendheid in Indonesië ontving hij menige uitnodiging, dan weer voor een paginalang tabloid interview met het grootste nieuwsblad de ‘Jawa Pos’ in 2012 waarbij hij niet naliet om de bekende Indische artiesten aan te halen en te memoreren, óf voor een optreden met Indonesische topartiesten als Christine Panjaïtan, IIs Sugianto, Rano Karno e.v.a.  dan wel met de bekende bands Abadi Susman, Flashback en tal van andere artiesten.  Om de Kolintang, het traditionele percussion-instrument van het eiland van zijn roots de Minahassa te Manado (Noord-Sulawesi)  te promoten voor een nominatie op de UNESCO World Heritage List, trad hij samen op met Kolintang-band Sanggar BAPONTAR.

In 2013 gaf hij een interview voor een lokaal TV-station, dat in twee delen is uitgezonden en op YouTube te bekijken is.

 

Naast de zakelijke business en muziekoptredens, bleef hij in zijn spaarzame vrije tijd brainstormen over (de realisatie van) zijn ideeën, zoals bijvoorbeeld de productie van een Blockbuster-film over het grote ‘Nusantara Koninkrijk Majapahit’ en de oprichting van ID-GEN (afkorting voor Indonesia Dutch Generation Broadcasting Company) vanuit Indonesië.

Altijd met een educatieve inslag als hoofddoel om de kennis en feiten van de Nederlands-Indische/Indonesische geschiedenis met haar hieruit ontstane (vergeten) bevolkingsgroep, de zogeheten Indische-Nederlanders, in al haar facetten te onderwijzen en door te geven, daar waar de Nederlandse overheid dit heeft nagelaten. Eenieder weet, dat onbegrip over een volk c.q. bevolkingsgroep, vaak ontstaat uit onwetendheid en onwetendheid is de bron van alle kwaad, luidt een gezegde. Dat onrecht maakte van hem al vroeg een voorvechter voor rechtsherstel van de Indische-Nederlanders. Samen met het ACTW’66 Team dat zich bezighoudt met de kwestie ‘Het Traktaat van Wassenaar 1966’, vormde hij vanaf 2015 de spil van het Team.

 

Een duizendpoot en grote (Indische) Ster aan het Nationale en Internationale  muziekfirmament, is niet meer. Hij laat op ons een onuitwisbaar diepe indruk achter.

 

Duizendmaal Dank Marshal voor je inzet en inbreng op velerlei gebied, voor de vreugde en het plezier dat je zovelen inclusief onze ouders, grootouders en verder al jouw fans wereldwijd, doch met name in Indonesië en Z-O Azië, met jouw songs hebt geschonken en nog steeds schenkt. Want in een tijd, dat met name de tweede en derde generatie Indische-Nederlanders met een trauma- en rouwverwerking kampten, zijn jouw prachtige creaties voor velen van hen een dankbare troost en steun geweest.

 

Je bent een inspirerend voorbeeld voor ons allen. Veel van je dromen heb jij als geen ander kunnen waarmaken. ‘Het land waar jouw eerste bloed in de aarde heeft gevloeid’ zoals je in een poem schreef, dat zo geliefde land heeft jou in de herfst van je leven weer omarmd en voor eeuwig teruggenomen in zijn warme liefdevolle aarde. Ik gaf het al aan, velen zullen jou  benijden ….

 

Ik eindig graag met de laatste strofe van jouw prachtige Poem uit:

 

‘Melati in de Sneeuw’

 

Jij bent de Melati…..in de Sneeuw

Ik ben de Melati…..in de schoot waaruit ik geboren ben

Eindelijk…..het antwoord op de vragen in mijn hart en ziel

Hier hoor ik thuis…..tot in het Nieuwe Jeruzalem

 

AMATO MARSHAL,  TOT WEERZIENS OOIT …. BIJZONDERE VRIEND

ICM 11.9.17

Lees verder…

Riem dank voor die mooi momenten!

10897373097?profile=originalRiem dank voor die vele mooie momenten!

Op de 16 e september 2017 nam je voorgoed afscheid van ons ! Wij hebben lang van jou, Mister Blue Diamond Riem de Wolff,  mogen genieten. 

Je muzikale reis begint nu, samen met  je broer Ruud, Sandra en Nono  (Marshal Manegjei) gaan jullie daar verder met de muziek.

Ook nog dank dat  je ICM altijd in de gelegenheid hebt gesteld om beeld & geluid vast te leggen voor ons  ICM Indisch Video kanaal.

Selamat jalan, 

namens ICM team

Abonnees

lezers

ICM Facebook - vrienden.

Om de video's te zien klik op de beelden of de onderstreepte teksten

Black Coffee van Blue Diamond Riem de Wollf

Black Coffee van Blue Diamond Riem de Wollf

Black Coffee staat op de eerste DVD van Riem de Wolff die onlangs is uitgebracht.DVD Titel - Blue D…Tags: Wolffde

Riem & Marshal

Riem & Marshal

Reportage Surabaya Scholenreunie vieren Chinees Nieuwjaar 2010.Blue Diamond Riem de Wolff en Marsha…F.Schwab (ICM 

Viering 50 jaren Ramona van Riem, met comeback van Rosy.

Viering 50 jaren Ramona van Riem, met comeback van Rosy.

Viering 50 jaren Ramona van Riem de Wolff in de Flint Amersfoort (Sasa-productions), met Rosy - een

Riem de Wolff van Pasar Malam Online Dvd

Riem de Wolff van Pasar Malam Online Dvd

U ziet een fragment uit de pasar malam online sfeer dvd. Klik hier voor het fragment/clip http://i…Tags: pasarmalamICM redactie

Riem de Wolff and Windfall - Crying in the Rain

Riem de Wolff and Windfall - Crying in the Rain

Mr Blue Diamond Riem de WolffThe Blue Diamonds are two Dutch brothers Ruud en Riem de Wolff. The Bl…

10897373290?profile=original

ICM 16.9.17

Lees verder…

EEN INDISCHE HELD........

10897373466?profile=originalEEN INDISCHE HELD..........

Han Dehne

Mijn schoonvader Anton Stolze noemde in zijn gesprekken vaak de naam van zijn goede vriend Gio Hakkenberg. Zij hadden beiden gewerkt aan de Birma spoorweg en werden ook samen kort daarna afgevoerd naar Japan om daar in de kolenmijnen te werken.
Hij sprak altijd met grote bewondering over deze man, die ik zelf kende als een officier van vakdiensten bij het korps mariniers. Ik wist dat hij was onderscheiden met de eremedaille met de zwaarden die hoort bij de Orde van Oranje Nassau en dat hij al veel eerder was onderscheiden met de Militaire Willemsorde.
Aan het eind van hun leven woonden zij uiteindelijk samen in het verzorgingshuis Rumah Kita te Wageningen. Beiden zijn tot hun dood, mijn schoonvader iets eerder en Gio Hakkenberg relatief kort daarna. Ook hun het tehuis waar zijn woonden hadden zij vrijwel dagelijks veel contact met elkaar.

Maar van mijn schoonvader kreeg ik verder nooit iets te horen over zijn eigen oorlogsverleden maar ook niet over deze kameraad. 
Maar hier is dan de beschrijving van alles waardoor deze INDO als een held kan worden gezien.

Begin van zijn loopbaan
Giovanni Narcis Hakkenberg (geboren te Soerabaja, 6 december 1924, overleden te Ede op 15 februari 2013) meldde zich in februari 1941 op zeventienjarige leeftijd, samen met zijn neven en broer, aan bij de Koninklijke Marine in Nederlands-Indië. Na drie maanden werd hij overgeplaatst op Hr. Ms. Soerabaja (eerder bekend onder de naam De Zeven Provinciën), waar hij een nautische opleiding kreeg. In oktober 1941 bestond de taak van de bemanning voornamelijk uit het inschepen van oorlogsmaterieel voor het KNIL en voor Australië en werd gevaren op de kleine Soenda-eilanden.
Na de oorlogsverklaring met Japan nam de Soerabaja KNIL-militairen aan boord en zette het schip koers naar Portugees Timor, waar het vliegveld werd bezet. Hakkenberg deed tijdens de landing in B-2 sloepen dienst als roeier. Na de landing keerde de Soerabaja terug naar Soerabaja, waar Hakkenberg werd overgeplaatst op torpedobootjager Hr. Ms. Kortenaer. Dit schip nam onder meer deel aan de luchtslag bij de Straat van Billiton en voer op 27 februari 1942, samen met 8 andere torpedobootjagers en vier kruisers, naar de Javazee om de strijd met de Japanse vloot aan te gaan.
Strijd met de Japanners
Hakkenberg was op de Kortenaer op het achterdek in functie als hulpkanonnier. Aan het einde van de dag werd het schip aangevallen door een Japanse onderzeeboot; Hakkenberg kwam daarbij in zee terecht en wist zich, doordat hij een reddingsvest droeg, het leven te redden. Intussen was de Kortenaer gezonken, waarbij 170 man om het leven kwam. Om drie uur 's nachts werden de overlevenden door de Britse torpedobootjager Encouter opgevist uit de zee en vervolgens door een Britse jager naar Soerabaja overgebracht.
Hakkenberg werd door de Japanse bezetter in maart 1942 krijgsgevangen gemaakt en uiteindelijk (hij zat onder meer in een kamp te Malang) naar een werkkamp in King Saoyk (Thailand) gezonden, waar hij moest werken aan de Birmaspoorlijn. Na enige tijd werd hij overgeplaatst naar een ander kamp, waar de werkdruk nog hoger lag. Hakkenberg kreeg malaria en werd naar een hospitaal gezonden; hij overleefde de ziekte ternauwernood (zijn vechtlust ontwaakte toen hij de gieren zag die op nieuwe graven afkwamen en de lijken opgroeven) en werd toen overgebracht naar een ander kamp.
Bij de Mariniersbrigade
Hakkenberg werd begin 1944 met de Aramis naar Japan gezonden, waar hij in een steenkoolmijn tewerk werd gesteld: tegen het einde van de oorlog woog hij nog maar 41 kilogram. Op 18 augustus, drie dagen na de capitulatie van Japan, vernam hij pas dat de oorlog was afgelopen. Op de terugreis naar Nederlands-Indië reed de trein langs Nagasaki; toen hij de puinhopen zag vergaf Hakkenberg de Japanners: Vanaf dat moment heb ik de Japanners de oorlog vergeven. Let wel: vergeven, vergeten zal ik het nooit (Bron: Ooggetuige. Nummer 4. Mei 2006, bladzijde 32).
Terug in Jakarta (hij wilde niet naar een rustkamp in Australië) hoorde Hakkenberg dat zijn broer en neven de oorlog niet overleefd hadden. Hij werd rusteloos en gaf zich op voor de Marinebewakingsdienst te Batavia. In maart 1946 ontmoette hij de commandant van de Mariniersbrigade en vroeg hem overplaatsing naar zijn geboortestad Soerabaja. In mei 1946 werd zijn aanvraag gehonoreerd en kwam hij bij de VDMB, die toen in oprichting was. In de beginperiode werd Hakkenberg opgeleid tot "verhoorder" van gevangenen, die bij de voorposten van de Mariniers gevangen waren genomen. Later werd hij in de rang van matroos eerste klasse benoemd tot detachementscommandant te Gedangan.
Bij de VDMB
Hakkenberg zag er in deze tijd niet uit als militair; hij kleedde zich als een dessabewoner, soms als een Japans officier. Allereerst werd hij teruggeroepen naar Soerabaja om deel te nemen aan de actie naar Modjokerto. Hierna keerde hij terug naar Soerabaja en werd hij ingezet te Djember. Kort daarop volgde zijn benoeming tot detachementscommandant te Bedoeki en Bondowoso, waarna hij werd bevorderd tot kwartiermeester.
In februari 1948 ging hij in de rang van marinier eerste klasse over naar het Korps Mariniers en in maart 1948 werd hij tijdelijk benoemd tot sergeant. In deze functie werd hij aangesteld als hoofdkwartiermeestercommandant in Loemadjang. Dit was een tijd van geweld en de tegenstanders waren plunderaars, die voor moord niet terugdeinsden, leden van fanatieke religieuze secten, politieke agitatoren, die opriepen tot moord en doodslag, en soldaten van het Indonesische leger.

Acties te Loemadjang
Hakkenberg vertelde later dat de periode in Loemadjang de mooiste tijd was geweest. Hij zwierf, gekleed in een zwarte broek met een lange sarong over zijn schouder, waaronder hij een tommygun verborg, op blote voeten van kampong tot kampong en praatte met de mensen over de dingen van de dag. Indien hij op een dergelijke zwerftocht gepakt was door een terroristenbende dan had hem een vreselijke dood gewacht, want niemand zou hem dan verdedigd hebben.
Hakkenberg leidde in deze tijd dus min of meer een dubbelleven: enerzijds was hij erg gesteld op het primitieve leven in de kampongs, waar hij een deel van zijn leven deelde met de bewoners en anderzijds was hij steeds blootgesteld aan plotseling verraad en een zekere, bijzonder wrede dood. Men zei over hem in deze tijd: die jongen heeft een zon in zijn hoofd, waarmee men bedoelde dat Hakkenberg één brok energie was en warmte uitstraalde. Binnen de VDMB zeiden zijn medewerkers: Hij heeft een nieuw wapen uitgevonden... de glimlach. En zij voegden daaraan toe: Hij doet zijn eigen naam eer aan: hij hakt zich elke dag door een berg problemen heen (bron: De laatste man, bladzijde 245).

Acties in deze tijd
Hakkenberg ondernam diverse acties toen hij te Loemadjang aangesteld was als hoofdkwartiercommandant; geregeld trok hij met vier of vijf Madoerezen dertig tot veertig kilometer in de omtrek van zijn detachement, waarbij niemand hem lastigviel. Dat kwam omdat de bevolking een onbeperkt vertrouwen in hem had. Hakkenberg had de overtuiging dat wanneer een guerrilla bestreden moest worden men de bevolking op zijn hand diende te hebben; deze moest om dit doel te bereiken eerst gepacificeerd worden, wat alleen gelukte als men goed voor hen was.

Hakkenberg werd voor zijn acties door kapitein Meerdink in opdracht van bataljonscommandant luitenant-kolonel W.A. van Heuven voorgedragen voor de Militaire Willemsorde. De reden was dat Hakkenberg zich in de strijd onderscheiden had door zijn daden als commandant van een detachement van de Veiligheidsdienst van de Mariniersbrigade in de periode van september 1947 tot mei 1949 bij de bestrijding van terroristische bendes in Oost-Java, waarbij hij aan het hoofd van een zeer kleine groep met een fanatieke aanvalsgeest de numeriek sterkere en goed gewapende bendes wist op te sporen en gevoelige verliezen wist toe te brengen.

De Militaire Willemsorde
Hakkenberg kreeg de Militaire Willemsorde bij Koninklijk Besluit van 6 maart 1951 nummer 40 (hij was toen korporaal) voor een aantal, specifiek genoemde acties, namelijk: 
Op 24 augustus 1948 in Daragowak de invloedrijke bendeleider Pa Tai met vijf van zijn handlangers arresteren;
Op 25 oktober 1948 in de kampong Djakarta een geïnfiltreerde TNI-groep te overrompelen en gevangen te nemen;
Op 7 april en 19 april 1949 ten zuiden van Mentoeroes de overmachtige tegenstander gevoelige verliezen toe te brengen;
Op 14 februari 1949 te Bodag verscheidene uit bestuursoogpunt belangrijke personen te overmeesteren en daarbij een archief van de staf van het TNI met zeer waardevolle gegevens in handen te krijgen;
Op 6 maart 1949 te Nitikan de republikeinse regent van Madioen te arresteren en deze met enige gevangenen, ondanks hevig verzet, veilig het eigen hoofdkwartier binnen te brengen.
Met deze benoeming verviel het eerdere besluit, waarbij Hakkenberg de Bronzen Leeuw kreeg toegekend.

Latere loopbaan
Hakkenberg vertrok in 1949 naar Nederland en nam in de rang van sergeant-majoor deel aan de oorlog in Nieuw-Guinea, waar hij onder meer actief was in de training van het Papoea Vrijwilligers Corps onder kolonel W.A. van Heuven. Op 29 april 1963 verkreeg hij de Eremedaille in de Orde van Oranje-Nassau, zilver met de Zwaarden. 
Hakkenberg werd in 1970 in de rang van eerste luitenant benoemd tot officier vakdiensten. In de rang van kapitein werd hij belast met de algemene militaire vorming in de Marinierskazerne in Amsterdam en in 1974 verliet hij de dienst. Een bataljonscommandant zei eens over Hakkenberg: Zo'n vent spreekt gewoon tot je verbeelding. Dat "ras" raakt uitgestorven. Maar hij is er gelukkig nog. Hakkenberg overleed te Ede in februari 2013 en zijn as werd op zijn wens (hij wilde worden verenigd met zijn broer en zeven neven) in januari 2014 uitgestrooid in de Javazee.

ICM 26.9.17

Lees verder…

opinie - Ik moet de op bloed beluste Indonesische strijder begrijpen


anp-1869885.jpg
Foto LVD/ANPfotoNederlandse soldaten op patrouille in een sawa tijdens 2e politionele actie in '49. 

Historici moeten zich verdiepen in het perspectief van de ander, schrijft bij de ‘kick-off’ van het onderzoek naar de Dekolonisatie-oorlog in Indonesië, 1945-195

bron : NRC.Nl/ Nieuws 12 september 2017


Onno Sinke is onderzoeker bij het Arq Kenniscentrum Oorlog, Vervolging en Geweld. Hij neemt de deelstudie over de Bersiap voor zijn rekening binnen het onderzoeksprogramma Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950.


Enkele jaren geleden raakte ik op een feestje met een Indonesische vrouw in een discussie verzeild of Ancol (Java) een pretpark of een erebegraafplaats is. „Een pretpark”, zei de vrouw stellig. „Dat kan, maar het is ook een erebegraafplaats”, zei ik. „Ik weet het vrij zeker want mijn opa is daar begraven.” Ik legde haar uit dat hij een KNIL-officier was die door de Japanners was geëxecuteerd vanwege zijn verzetsactiviteiten tijdens de Tweede Wereldoorlog. „Ah, KNIL, moordenaars!”, riep ze. Verontwaardigd zei ik dat hij ook gevochten had voor de vrijheid van Indonesië. Hier was zij het totaal niet mee eens. Er was duidelijk sprake van een botsing van twee perspectieven op de gedeelde Nederlands-Indonesische geschiedenis.

Het is een botsing die mij ook persoonlijk raakt nu ik onderzoek ga doen naar deze periode in het kader van het vierjarig onderzoeksprogramma Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950. Drie instituten doen onderzoek: het Koninklijk Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies en het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIHM). Het gaat deze maand van start en moet ingaan op de aard, omvang, oorzaken en context van het grensoverschrijdende geweld door Nederlandse militairen in Indonesië.

Een van de speerpunten van het programma is het internationale karakter, in het bijzonder de samenwerking met Indonesische historici. Dit wordt een van de grote uitdagingen. In de populaire cultuur in Indonesië spelen de Nederlanders in de verhalen over de onafhankelijkheidsoorlog de stereotype rol van de slechterik: ze zijn gewelddadig, wreed, racistisch, grof, wellustig en driftig. Indonesische historici die zich bezighouden met de revolutie en onafhankelijkheidsoorlog zijn weliswaar genuanceerder, maar richtten hun aandacht vooral op de strijdende partijen aan Indonesische kant. In Nederland was er vooral veel aandacht voor de politieke, militaire en diplomatieke dimensie. De laatste jaren is het debat steeds meer vernauwd tot vragen over het massageweld van Nederlandse militairen. Duidelijk is inmiddels dat dit extreme geweld niet incidenteel, maar structureel voorkwam.

Lees ook: hoe verwerken wij ons troebele verleden, vraagt Fumi Hoshino zich af.

De samenwerking kan alleen een succes zijn als de Indonesische en Nederlandse onderzoekers open staan voor het perspectief van de ander. Geschiedenis is een oefening in inlevingsvermogen. Het gaat er niet zozeer om te oordelen als wel te begrijpen en te verklaren. Te achterhalen wat de politieke, religieuze en culturele achtergrond was van mensen. Wat hun verlangens, dromen en emoties waren en wat de mogelijkheden en beperkingen waren in die tijd. Mijn Indonesische collega’s en ik zullen voorbij de stereotypen moeten denken van de op bloed beluste Indonesische pemoeda(vrijheidsstrijder) en de wrede Nederlandse militair.

Vooral in het geval van de Bersiap – de chaotische, gevaarlijke tijd vlak na de Japanse capitulatie in 1945 – zal dat lastig zijn. Tijdens de Bersiap werden (Indo-) Europeanen, Chinese maar ook Indonesische burgers door pemoeda’s op vaak gruwelijke wijze vermoord. Een gevoelig, vaak vergeten onderwerp, dat niet goed past in het beeld van de glorieuze onafhankelijkheidsstrijd dat in Indonesië vaak verteld wordt. Maar dat in Nederland regelmatig wordt aangevoerd als rechtvaardiging voor de latere ontsporing van geweld aan Nederlandse kant.

Bersiap-moorden passen niet in het beeld van de glorieuze onafhankelijkheidsstrijd

Laat dat nu juist de periode zijn waarnaar Esther Captain en ik binnen het programma onderzoek gaan doen. Opeens komt de grote geschiedenis voor mij akelig dichtbij. Mijn grootmoeder, moeder en twee tantes waren tijdens de Bersiap nog in Nederlands-Indië. Gelukkig op het relatief rustige Sumatra, maar door een speling van het lot hadden ze makkelijk ergens anders kunnen zijn. Als onderdeel van het KNIL werden mijn opa en zijn gezin regelmatig ergens anders in de archipel gestationeerd. Sommige van zijn broers en zussen waren tijdens de Bersiap op het door geweld geteisterde Java, maar ook zij zijn gelukkig gespaard gebleven. Het zal mij dan ook niet makkelijk afgaan om me in de pemoeda’s te verplaatsen, ook al zal dat voor het verklaren van hun geweld wel nodig zijn.

Nog ongemakkelijker wordt het als ik door een Indonesische bril naar mijn familie kijk. Oorspronkelijk afkomstig uit de Molukse Banda-eilanden, was zij vervlochten met het koloniale systeem. Veel mannen dienden bij het KNIL of zaten bij de politie. Helemaal gevoelig ligt het als ik vanuit het Indonesisch perspectief naar mijn opa kijk. In hun ogen was hij een vertegenwoordiger van de gewapende arm die hardhandig het koloniaal gezag afdwong. Maar voor mij en mijn familie is hij een verzetsheld. Iemand voor wie ik graag meer erkenning zou willen krijgen.

Wat zou hij hebben gedaan als hij de Japanse bezetting had overleefd? Zou hij aan de kant van de Nederlanders hebben gevochten? Misschien wel, maar het hoeft niet. Bij een recent familiebezoek kwam een foto boven water van Suryadi Suryadarma, een Indonesiër die mijn opa vermoedelijk kende van de officiersopleiding aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Suryadarma koos de Indonesische kant en schopte het tot luchtmaarschalk en eerste commandant van de Indonesische luchtmacht. Was dat het pad van mijn grootvader geweest als hij de oorlog had overleefd?


Donderdag 14 september is er een debat over het officiële Dekolonisatie-onderzoek in Pakhuis de Zwijger, Amsterdam.


Het stellen van deze vragen en de wisseling van perspectief, hoe ongemakkelijk ook, is goed om los te komen uit vastgeroeste vooroordelen en onbewuste overtuigingen. Om in te zien dat de geschiedenis niet vastligt en alles zomaar anders had kunnen zijn. Om te leren met andere ogen naar mijn eigen geschiedenis en die van mijn land te kijken. Dat zal dan ook de opdracht zijn aan mijn Nederlandse collega’s en mijzelf. Maar eveneens aan de Indonesische historici die aan dit onderzoek zullen meewerken. Ook zij zullen hun vooroordelen opzij moeten zetten en zich moeten verdiepen in het Nederlands perspectief.

17.9.17

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives