Alle berichten (2935)

Sorteer op

Koningin Máxima bezoek aan eigenaren van kleine boerenbedrijven in de Indonesische provincie Lampung

Lees verder…

Een eenzame Indischman

10897386262?profile=originalEen eenzame Indischman

In het ´Nieuws van den dag voor Nederlands-Indië´ van 1937 staat een kerstverhaal dat de Java Post zijn lezers niet wil onthouden. Om geen afbreuk te doen aan de tijdgeest publiceren we het hier in oude stijl en spelling:

Winter in Den Haag

´Er kunnen in iemands leven in de donkere dagen voor Kerstmis, — o, heerlijk Indië, waar men die dagen niet kent! —, dingen passeren, welke die dagen nog donkerder maken dan ze gemeenlijk vanwege de weersgesteldheid reeds zijn. Ik heb dit zoo juist ondervonden. U zult het wellicht niet aardig van me vinden, dat ik u van deze trieste ervaring deelgenoot maak, maar ik neem aan dat er voor u nog genoeg prettige dingen zijn in deze feestelijke en laatste maand van het jaar, die u het hoofd weer doen opbeuren.
Ik geef toe, dit is geen bemoedigend begin. Ik dwing u er niet toe verder te lezen. Het slot is evenmin opwekkend.

Een paar maanden geleden had ik hem ontmoet. Hij was een gepensioneerd Indisch spoorwegman, die de hoop koesterde van zijn pensioen nog enkele jaren in Holland na een leven van hard werken in de tropen rustig te kunnen genieten. Zoo wikt de mensch….  
Hij was een eenzame. Hij was gescheiden van zijn vrouw, en z´n twee kinderen waren reeds getrouwd — in Indië. Toen ik hem in een van de Haagsche straten ontmoette, was hij op zoek naar kamers. Hij was te neer geslagen en ik bespeurde een zekere onrust in hem. Kamers zoeken is geen prettig werk, redeneerde ik bij mezelf en zoo verklaarde ik de neerslachtige bui, waarin ik hem na jaren voor het eerst in Holland had ontmoet.
Eenige weken geleden kwam een van mijn dameskennissen naar mij toe:
— U ontvangt geregeld Indische kranten is ‘t niet ? Kunt u er nu en dan een paar missen? We hebben een Indischman op kamers en die…..
— Natuurlijk, zei ik. En prompt iedere week ging er een pak Indische kranten naar het opgegeven adres.
— En hoe gaat ‘t met je Indischmannetje? vroeg ik op zekeren dag, toen ik m’n vriendin ontmoette.
— Dat gaat nogal. Eigenlijk een zielig geval. Zijn kinderen zitten in Indië en hij is van z´n vrouw gescheiden. Hij kent hier maar weinig menschen.
U begrijpt het natuurlijk al. De kranten waren bestemd voor den gepensionneerden spoorwegman, den eenzame, die hier zoo vreemd en bijna schichtig rondgekeken had na zooveel jaren van afwezigheid. Ik heb trouw de kranten laten bezorgen en nam me stellig voor hem eens te gaan opzoeken.
Maar een week later kreeg ik een telefoontje:
—   U behoeft geen kranten meer te sturen……
—   Is-ie vertrokken? — Nee, hij is zwaar ziek. Een dubbele long-ontsteking.

Een dag later zat ik aan zijn bed. Een huurkamer, zoals er duizenden in het Haagje zijn; het is dus niet nodig het interieur te beschrijven. Op een kastje stond een portret, een foto van z´n kinderen. Hij ademde moeilijk. Zijn toestand was al hopeloos.
—   Wil ik de kinderen een telegram sturen? vroeg ik.
—   Laat maar, zei hij mat.
—   Heb je helemaal geen familie meer in Holland?
Het bleef even stil.
—   Wij in Indië zijn niet familieziek, bracht hij er met moeite uit.
Even later sprak ik de verpleegster; hij had een getrouwde zuster in Nijmegen, maar daar kwam hij nooit.
Hij bleef mij aankijken en schudde het hoofd. En terwijl ik hem daar in die halfduistere ongezellige kamer, bleek en lijdend zag liggen, drongen Indische beelden zich aan mij op, vol zon en levensvreugde uit de dagen waarin ik hem in Indië in zijn volle activiteit had gekend. Wij zijn niet de regisseurs van ons eigen levensspel, maar hier waren op het slot wel héél zware accenten gelegd…
Het bleef nu lang stil in de kamer. Zijn ademhaling was moeilijk. Zijn vingers trekken aan de dekens en zijn ogen zochten de wanden af.

In den nacht daarop is hij overleden. De vreemde verpleegster was er bij. Een vreemde had zijn ogen gesloten en z’n handen op het laken gekruist.
Den volgenden morgen hoorde ik de bijzonderheden. Zijn zuster, telegrafisch gewaarschuwd, was den vorigen avond overgekomen. Hij had haar niet herkend; gelukkig maar, hij heeft niet kunnen zien dat zij volkomen onverschillig, zonder een spoor van ontroering, naast zijn sterfbed had gestaan.
—   ’t Was vreselijk, zei de verpleegster. Ze verontschuldigde zich, dat ze in jaren niets van hem had gezien of gehoord, maar ‘t was toch haar bloedeigen broer.
—   Vroeg ze nog iets?
—   Of er geld voor de begrafenis was…
Een uur later is ze weer vertrokken. Ze had een dagretourtje genomen. Op het kastje stond nog het portret van de kinderen. Ik had een gevoel of het gelaat van den dode er naar toegewend lag. In mijn herinnering leeft hij nu verder als de eenzame Indischman. Ik hoop maar dat er niet veel zóó eenzaam zijn als hij in het Haagje, dat voor de gerepatrieerden terecht de reputatie heeft van een paradijsje van gezelligheid…

 

Met dank aan de Javapost.´

x

Lees verder…

Nieuwsbrief februari 2018 - IHC Den Haag

10897390475?profile=original 

NIEUWE ENERGIE, NIEUWE ACTIVITEITEN

10897391061?profile=originalCENTRALE ONTMOETINGS- EN HERINNERINGSPLEK

Het nieuwe jaar is weer in volle gang. Zeker nu wij als Indisch Herinneringscentrum in Den Haag gevestigd zijn. Het herinneringscentrum wordt hier een belangrijke pijler van Sophiahof: de nieuw te vormen centrale ontmoetings- en herinneringsplek waar de Nederlands-Indische geschiedenis, van toen naar nu, centraal staat. We voelen ons helemaal thuis en zijn hier warm ontvangen. Dank ook voor de vele positieve reacties van velen van u.

In Den Haag kan het Indisch Herinneringscentrum invulling geven aan de gewenste groei en ontwikkeling tot een volwaardig herinneringscentrum waar de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië en de nasleep daarvan (de Bersiap-periode, de dekolonisatieoorlog en de ‘repatriëring’) levend wordt gehouden. Tegelijkertijd wordt het een centrum waar de betekenis daarvan voor generaties van nu én de toekomst een prominente plek krijgt.

Deze nieuwe situatie biedt kansen: nieuwe energie en nieuwe activiteiten op de pleisterplaats Sophiahof én door het land. Het is onze ambitie om vanuit een sterke positie onze zichtbaarheid in het land te vergroten en de geschiedenis levend te houden. Het IHC heeft een sterk betrokken achterban, een breed netwerk opgebouwd en bouwt hier samen met partners én met u aan verder in en vanuit Den Haag.

Momenteel zijn we met de partners van de collectieve erkenning druk bezig om de Sophiahof in te richten voor zijn nieuwe functie. Zo werken we momenteel samen met het Moluks Historisch Museum aan de totstandkoming van een tentoonstelling over verzet. En hebben we voor de komende jaren een meerjarenprogrammalijn opgezet, getiteld 350.000 mensen kwamen overzee, dat weer goed aansluit op de ontwikkeling van het Kenniscentrum Repatriëring.

Over al onze activiteiten blijven wij u informeren, dus volg onze Nieuwsbrieven en bezoek onze activiteiten. Afgelopen zondag zoomden we in een uitverkochte zaal in op ons Gepeperd Verleden. De belangstelling daarvoor was bijzonder groot en dat stemt ons positief.

Yvonne van Genugten
directeur

10897391291?profile=originalUITNODIGING: FINNISAGE TENTOONSTELLING KOPI SUSU
 

‘Ben jij Kopi Susu?’ vroeg een oudere Indonesische dame aan fotografe Rosa Verhoeve. Het was één van de belangrijke momenten die Rosa inspireerden tijdens haar gelijknamige fotoproject, dat nog tot en met 11 februari te zien is in Museum Bronbeek te Arnhem.
Aanstaande zondag wordt Kopi Susu op feestelijke wijze afgesloten. U bent van harte welkom om bij deze finissage aanwezig te zijn.
Tijdens deze middag nemen fotografe Rosa Verhoeve en vormgever Victor Levie u mee door de tentoonstelling en vertellen zij over het maakproces van Rosa’s boek, haar persoonlijke beweegredenen en hoe Rosa fotografie gebruikt voor storytelling.

Als tweede generatie Indo, opgegroeid in een sfeer van verborgen herinneringen, wilde Rosa het heimwee-Indië van haar ouders openbreken. Dat deed ze door haar eigen blik en beleving als uitgangspunt te nemen in haar fotografie, en gebruik te maken van geschiedenis, fictie en overgeleverde familieverhalen. Zo geeft zij, in prachtig poëtische beelden, vorm aan haar bestaan als kind van twee werelden.

Na afloop is er een borrel en gelegenheid om met Rosa in gesprek te gaan en het boek door haar te laten signeren.
Datum zondagmiddag 11 februari 2018 | Tijd 14:30 uur inloop met koffie/thee en spekkoek, 15.00-17.00uur programma + borrel | Locatie Museum Bronbeek, Velperweg 147, Arnhem
Aanmelden: u kunt zich hier voor de finissage aanmelden. Deelname is gratis, aanmelden wel verplicht (graag voor 8 februari)

De tentoonstelling Kopi Susu in Museum Bronbeek kwam tot stand in samenwerking met het Indisch Herinneringscentrum. De publicatie kwam tot stand dankzij een succesvolle crowdfundingscampagne via Voor De Kunst en is te bestellen via www.rosaverhoeve.com

 

             

10897390901?profile=original

TERUGBLIK: KICK-OFF GEPEPERD VERLEDEN

Afgelopen zondag 4 februari vond op de Sophiahof in Den Haag de uitverkochte kick-off van Gepeperd Verleden plaats, de nieuwe programmareeks van het Indisch Herinneringscentrum waarbij thema's als dekolonisatie, verzet, migratie, racisme en slavernij vanuit verschillende perspectieven onderzocht worden. 

De kick-off van Gepeperd Verleden vormde een voorproefje op de thema's die in de programmering afzonderlijk aan bod zullen komen. 

Panelleden Marjolein van Asdonck, Ricci Scheldwacht, Reggie Baay, Stephanie Welvaart,
Yomi Hitijahubessy, Bo Tarenskeen, Armando Ello en Lara Nuberg stipten onder leiding van moderator Wim Manuhutu alvast de onderwerpen aan waarin het IHC in het vervolg van de reeks Gepeperd Verleden samen met het publiek dieper inhoudelijk op in wil gaan. 

10897392281?profile=original

10897392680?profile=original

Fotos: Rob Kleering van Beerenbergh

Via een online poll met de smartphone en via speciale gepeperde kaarten om op te schrijven, kon het publiek alvast inhoudelijke input geven als voer voor de volgende sessies.

De middag werd mooi omlijst met muziek van Esther Nijhove en Marcel Atapary en dans van Nita Liem en Rajiv Bhagwanbali uit de voorstelling Asian Persuasion van Don't Hit Mama. 

10897392477?profile=original

Foto- en beeldverslag van de bijeenkomst volgt.

SAVE THE DATE
De eerstvolgende bijeenkomst van Gepeperd Verleden, waarbij het thema racisme centraal zal staan, staat gepland voor 31 maart 2018. Bent u erbij?
Voor meer details, houd de website en social media van het IHC in de gaten.


Gepeperd Verleden is een programma ontwikkeld door het Indisch Herinneringscentrum en wordt mede mogelijk gemaakt dankzij steun van het vfonds.

10897393698?profile=original

HET MOLUKS HISTORISCH MUSEUM PRESENTEERT: KATONG BATJA... LIVE!

Katong Batja, de boekenrubriek van de Nieuwsbrief van Stichting Moluks Historisch Museum (MHM) gaat ‘live’. Met een talkshow waarin Rocky Tuhuteru in gesprek gaat met Molukse auteurs als Maurice Seleky, Abe Sahetapy en de debuterende Coby Nuruwé. Gedurende de middag zullen de auteurs ook hun boeken signeren op de boekenmarkt.

Met verder ook speciale aandacht voor het inmiddels klassieke kinderboek Ena en de vissen waarvan een moderne uitgave in voorbereiding is, en Nanneke Wigard die vertelt over de bibliotheekcollectie van MHM en de nieuw op te zetten bibliotheek in de Sophiahof.

We sluiten af met een speciale veiling van zeer gewilde, antiquarische boeken. Een unieke gelegenheid dus om uw boekenkast aan te vullen.

Katong Batja… Live! wordt opgeluisterd met traditionele Molukse muziek van de formatie Masohi uit Dordrecht.

Komt u ook naar Katong Batja… Live!? U bent van harte welkom.

Datum zaterdag 24 februari 2018 | Tijd inloop 12.00 uur, programma 13.00-17.00 uur  | Locatie Sophialaan 10, 2514 JR Den Haag | Toegang € 7,50 (incl. koffie/thee bij ontvangst), contant te voldoen bij binnenkomst. De boeken kunnen per pin betaald worden. In verband met zaalcapaciteit en catering verzoeken we u dringend uw deelname aan Katong Batja… Live! te bevestigen bij Nanneke Wigard: nwigard@museum-maluku.nl of 030-2367116.

10897393894?profile=original

OPROEP: HET SCHEEPVAARTMUSEUM ZOEKT MENSEN DIE MET DE MS ORANJE NAAR NEDERLAND KWAMEN
 

Het Scheepvaartmuseum opent op 8 september 2018 – exact 80 jaar na de tewaterlating van motorschip Oranje – een drieluiktentoonstelling rondom dit bijzondere schip.

Persoonlijke ervaringen van Indische Nederlanders die met dit schip naar Nederland kwamen, vormen ook een belangrijk onderdeel van de tentoonstelling, en Het Scheepvaartmuseum is op zoek naar mensen die hierover op film zouden willen vertellen.  

De interviews zullen worden afgenomen in Het Scheepvaartmuseum door Coen Verbraak, bekend van het televisieprogramma Kijken in de ziel.

Het Scheepvaartmuseum komt graag in contact met mensen die in de periode 1945 – 1964 op de Oranje ‘repatrieerden’ en hun verhaal hierover zouden willen delen.

Herkent u zich in deze oproep? Voor vragen of nadere informatie kunt u contact opnemen met Sara Keijzer, conservator Fotografie en Film bij Het Scheepvaartmuseum.
 

E-mail: skeijzer@hetscheepvaartmuseum.nl
Telefoon.: 020-5232317

 10897395077?profile=original

IHC &MHM: 2018, JAAR VAN VERZET

Het Platform WO2 heeft 2018 uitgeroepen tot themajaar Jaar van Verzet. Gedurende dit jaar wordt in het hele land extra aandacht besteed aan de rol van het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog als historisch verschijnsel en als bron van inspiratie. Het Indisch Herinneringscentrum en Stichting Moluks Historisch Museum werken momenteel samen aan een tentoonstelling over verzet die in de Sophiahof in Den Haag geopend zal worden.

Ter voorbereiding op de tentoonstelling over verzet, is het Moluks Historisch Museum al volop in de archieven gedoken. Zo stuitte men al op het verhaal van P.J. Tanasale (zie foto), een Molukse schrijver-radiotelegrafist en beheerder van het Hulppostkantoor te Tepa (Babar), die in 1940-45 optrad als trad op als pro-Nederlandse spion.

Meer lezen over dit project? Klik dan hier.   
Meer lezen over P.J. Tanasale? Klik hier

 

 10897395657?profile=original

BOEKPRESENTATIE: EEN INDISCHE SKYLINE

Het Indisch Herinneringscentrum en Amsterdam University Press nodigen u van harte uit voor de boekpresentatie Een Indische skyline door Fridus Steijlen. Deze vindt plaats op zaterdagmiddag 17 februari bij het Indisch Herinneringscentrum te Den Haag.

Boekpresentatie
Tijdens de presentatie bespreekt Fridus Steijlen zijn nieuwe boek Een Indische skyline: Indische organisaties in Nederland tussen 1980 en 2010. Prof. dr. Rinus Penninx start met een inleiding over het belang van de thematiek. Aan de hand van het boek blikken we terug op wat er was en waar we staan. En, hoe ziet de Indische skyline er in de toekomst uit? Fridus gaat hierover in gesprek met Siem Boon (directeur Tong Tong Fair), Geert Onno Prins (Uitgever Indisch Maanblad Moesson) en Yvonne van Genugten (directeur Indisch Herinneringscentrum).


U bent van harte welkom om deze middag bij te wonen. Na afloop is er gelegenheid het boek als eerste aan te schaffen en te laten signeren door de auteur. Het boek zal pas de week na de presentatie in de boekhandel liggen. Ook is er een borrel inclusief Indische hapjes.

Datum zaterdag 17 februari 2018 | Tijd 13:30 uur ontvangst, 14:00 uur aanvang programma, 16:00 uur borrel | Locatie Indisch Herinneringscentrum, Sophialaan 10 Den Haag
 
Aanmelden
: Deelname is gratis, aanmelden wel verplicht. Graag aanmelden via dit formulier

De boekpresentatie Een Indische Skyline wordt georganiseerd door het Indisch Herinneringscentrum in samenwerking met Amsterdam University Press.

Lees verder…

Istimewa nieuwsbrief van 9 februari 2018

10897380883?profile=original

Istimewa nieuwsbrief

Pasar Malam Assen 2018: Istimewa & Bagus!


Istimewa Events en Flam Productions organiseren samen de
Pasar Malam in de TT-Hall in Assen.

 
Een tijdje geleden zijn wij benaderd door de TT Hall in Assen met de vraag of wij dit jaar de Pasar Malam willen organiseren omdat er geen andere organisator in beeld was.
Voordat we een reactie hebben gegeven hebben we eerst Dhr. Fred Lammers uitgenodigd en dit aan hem voorgelegd. Fred heeft deze Pasar Malam immers samen met zijn vrouw Hedy, onder de naam Flam Productions van de grond af opgebouwd, groot gemaakt en jaren met succes gedraaid.
Om die reden voelden wij ons verplicht om eerst toestemming aan Fred te vragen voordat we in gesprek zouden gaan met de locatie. Zowel Fred als zijn vrouw hoefden hier gelukkig niet lang over na te denken en hebben zelfs hun hulp aangeboden om dit evenement weer op het niveau te krijgen waar hij het in 2016 heeft achtergelaten. Inmiddels zijn de gesprekken met de locatie achter de rug en kunnen we bij deze bekend maken dat Istimewa Events de Pasar Malam kan toevoegen aan de agenda.

De Pasar Malam Assen zal plaats vinden op
7, 8 & 9 september in de TT Hall in Assen.

10897383899?profile=original

Komende Pasar Malams

Pasar Colours Festival op de Huishoudbeurs
Van 17 t/m 25 februari organiseren wij het Pasar Colours Festival op de Huishoudbeurs.
Met uw kaartje kunt u zo van de Huishoudbeurs naar de Pasar heen en weer lopen.
Naast de Indonesische stands vindt u in deze grote hal een keur aan andere Aziatische, maar ook Zuid Amerikaanse stands met leuke producten en lekker eten. Op het grote podium, tegen het decor van een grote “Led Wall”, treden niet alleen de beste artiesten uit het Pasar Malam circuit op maar hebben we ook elke dag grote Nederlandse top artiesten geboekt zoals O’G3NE, Tino Martin, Jannes, Wolter Kroes, John de Bever, Massada, Maan, Thomas Berge, Monique Smit, Trafassi, Tante Lien en Django Wagner! Van de Pasar Malams zult u onder anderen Ray Smith, Harold Verwoert, Diana Monoarfa, Jimi Bellmartin, Edu Schalk, Ester Latama, Hot News, The StreetRollers, Bersama en nog  veel meer artiesten kennen. Ook kunt u hier van de bekende dansdemonstraties genieten zoals van Hawaiian Treasure, Orchidee, Wahana Budaya en Warna Semesta.  Maar dat is lang niet alles, Kempo Kuntao, die in de finale stond van Holland’s Got Talent 2017, zal een spectaculaire demo geven, er is er een Pencak Silat demo en elke dag is er een kookdemonstratie.

Voor kaarten, het programma en meer informatie gaat u naar:
www.istimewa-events.nl/pasar-colours-festival
Er zijn ook speciale avondkaarten te koop voor maar €5,- waarmee u vanaf 16:00 uur kunt genieten van de Pasar en Huishoudbeurs. (m.u.v. 22, 23 en 25 februari)

10897385101?profile=original

Pasar Malam Istimewa XL Zwolle
In het weekend van 9 t/m 11 maart kunt u naar de Pasar Malam in de IJsselhallen in Zwolle.
Deze Pasar Malam is weer terug in de grote hal van de IJsselhallen waar de Pasar Malam ooit begonnen is. Extra groot dus, vandaar de naam XL. Hoewel de Pasar groter wordt, worden de toegangsprijzen kleiner. Kinderen van 0 t/m 3 jaar en veteranen* mogen gratis naar deze Pasar Malam in Zwolle.
Online voorverkoop
Vrijdag ticket: €5,00
Volwassenen (zaterdag / zondag): €7,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €5,00
3 dagen kaart volwassenen: €15,00
3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €10,00
Tickets aan de kassa
Vrijdag ticket: €7,00
Volwassenen (zaterdag / zondag): €9,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €7,00
3 dagenkaart volwassenen: €19,00
3 dagenkaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €14,00
 
*Veteranen: Op vertoon van veteranenpas. 1 persoon per pas.
 
In Zwolle zullen o.a. optreden Tante Lien Aïs Lawa-Lata, Massada, Kempo Kuntao, Hot News en nog heel veel meer artiesten! Nieuw is het Indo’s Be Like Podium met jong, onontdekt indo talent.
Voor kaarten, het programma en meer informatie gaat u naar:
www.istimewa-events.nl/zwolle

10897385490?profile=original

Design: Created by Samantha Bonouvrie



Pasar Malam Istimewa XL in Rotterdam Ahoy
31 maart t/m 2 april (Paas weekend)

Ook deze Pasar Malam heeft XL in zijn naam. Dat komt omdat we dit jaar van 1 naar 2 hallen gaan!
In allebei de hallen staat een podium. Op zaterdag 31 maart staat de Pasar Malam in het teken van de Molukken met optredens van onder andere Gazooth, The Brothers Timisela (cabaret), Bersama, Jimi Bellmartin en natuurlijk nog veel meer. Op zaterdag en zondag staan o.a. Ricky Risolles, Edu Schalk en Kempo Kuntao op het podium. Ook voor deze Pasar Malam geldt: Koop je kaarten nu met korting in de online voorverkoop!
Voor kaarten, het programma en meer informatie gaat u naar:
www.istimewa-events.nl/ahoy

10897384891?profile=original

Wat u dit jaar verder kunt verwachten:
Pasar Malam Istimewa Gorinchem
24 t/m 27 mei
Varkenmarkt & Theater De Vijfzinnen, Gorinchem
Gratis toegang.
 
Muzikale vakantie in Spanje met Istimewa & Wout Nijland Evenementen
1 t/m 13 juni
 
Pasar Malam Istimewa Zeist
29,30 juni & 1 juli
Dijnselburg Zeist.
 
Pasar Malam Istimewa Steenwijk
25 t/m 29 juli
Steenwijk centrum
Gratis toegang.
 
Pasar Malam Oost en West TeSaam
3 t/m 5 augustus
De Lindehof, Spijk
Gratis toegang.
 
Pasar Malam Istimewa Dordrecht
12 t/m 15 augustus
Statenplein en Sarisgang
Gratis toegang.
 
Pasar Malam Assen
7 t/m 9 september
TT Hall Assen.
 
Pasar Malam Istimewa Alphen aan den Rijn
11 t/m 14 oktober
Winkelcentrum de Ridderhof
Gratis toegang.
 
 Pasar Malam in de Bush
22 december t/m 6 januari
Burgers’ Zoo, Arnhem.

Lees verder…

10897388281?profile=originalConnecting the dots – The Jakarta Post

Connecting the dots: Dutch research and court cases

The Jakarta Post, Feb 8, 2018, By: Marjolein van Pagee, Rotterdam, the Netherlands

To understand why the Dutch government has decided to fund a large-scale investigation into the Indonesian independence war, we need to acknowledge the political impact of the court cases against the Dutch state.

It is extremely naïve to disconnect the two. This investigation may seem like an honest and brave attempt of the Dutch to finally take full responsibility for colonial atrocities. However, the Dutch government has often expressed its wish to forget about the past in order to move on. Without the ongoing pressure of the court cases, the government would have unlikely financed further investigation.

Yet, instead of acknowledging the groundbreaking role of KUKB (Committee of Dutch Honorary Debt) chairman Jeffry Pondaag, the project leaders sidelined and ignored him. Why is that? I think this research is only a strategic move to convince the outside world that we, the Dutch, are doing great.

Quite telling, for instance, is a government report from 2004 entitled “To forget the past in favor of a promise for the future,” which focuses on the financial agreement of 1966. One year after Soeharto’s rise to power, the Netherlands managed to make a deal to let Indonesia pay for the loss of “its” businesses in Indonesia.

Soeharto was known as more pro-Western than first president Sukarno. Until today, the dominant view in the Netherlands is that, after Sukarno nationalized all Dutch companies in 1957, it was cruel of him to throw all Dutch out of Indonesia.

In this narrative, nobody seems to care whether these colonial “properties” were ever legally obtained to begin with. Take the 2004 report, the conclusion of which reads that it was normal for Indonesia to pay huge amounts of money to the Netherlands, since British ex-colonies had done the same. In this Dutch report, critical questions regarding these payments are simply reduced to untrue “black and white stereotypes.”

Later, in 2008, the Dutch government rejected the Rawagede claims, arguing that the 1966 agreement had ended any financial obligations. Apparently, the Netherlands embraced this agreement (which only benefited them) as a turning point that could not be revoked. Hence, they argued that compensation for Indonesian war victims was out of the question – a remarkable statement, given that the 1966 agreement was intended to guarantee Indonesian payments to the Netherlands and not the other way around.

My personal experience proved this deliberate ignorant attitude. In June 2016, I attended a seminar in The Hague that brought together 10 Indonesian and 10 Dutch young professionals. As a group we were invited to the Dutch Ministry of Foreign Affairs to learn more about the bilateral relationship of our two countries.

During the presentation, government official Hanjo de Kuiper couldn’t stop talking about the future. According to him, it was time to move on; the Netherlands and Indonesia were finally equal partners. He also said that thanks to all the development aid that (among other countries) the Netherlands had paid, Indonesia was no longer a developing country.

Yet De Kuiper also warned that the Netherlands (with its imagined higher moral standards) would remain critical of ongoing human rights violations in Indonesia. Only one slide in the PowerPoint presentation referred to the uneasy topic of Dutch war crimes in Indonesia, showing a picture of Bert Koenders, former Dutch foreign minister, visiting the widows of Rawagede. The picture clearly served to illustrate responsibility, of course not explaining that the state had first rejected the claims. Overall, the elephant in the room — centuries of Dutch human rights violations against Indonesians and the payments to the Netherlands — was ignored.

The question is, what does it mean when a Dutch official presents such propaganda to visiting Indonesians only four months before the study of Rémy Limpach led it to revise the official statement? With his mantra about the future, De Kuiper didn’t seem to think that researching colonial atrocities was a moral obligation for the Netherlands in order to move on.

Interestingly, when the research project was finally launched in September 2017, I saw De Kuiper again. He was sitting in the audience just behind the project leaders. I wondered how the government’s decision to grant new research affected his views. It was hard to imagine that the slides in his PowerPoint presentation drastically changed.

Subsequently, in October 2017, with my foundation Histori Bersama, we organized a discussion at Leiden University. Not only to give a platform to the Open Letter, but also to let KUKB-chairman Pondaag explain what had motivated him throughout the years, which is something the project leaders did not seem very interested in. Pondaag, who has fought for years to create greater awareness in the Netherlands, was not recognized for his vital role that eventually led to this new investigation.

Once again, De Kuiper was in the audience, but Indonesian Ambassador Gusti Agung Wesaka had also made the effort to attend. From their presence alone I figured how political this research actually is.

Recently The Jakarta Post published the Open Letter sent to the Dutch government last November, questioning the investigation. Most of the articles that followed optimistically pointed to the possible benefits, while glossing over the specific concerns expressed in the letter.

From the first news coverage in the Post one would think that the letter suggested that the researchers had to sign a contract, binding them to produce specific results in the interest of the Dutch government.

Yet those who actually read the letter would know that this is not true. Conflicting interests are not a matter of written agreements. I think that none of the participating researchers would sign such a contract. Nevertheless, the lack of it doesn’t mean there is nothing to worry about.

The Open Letter clearly explained what political lines should be considered when trying to understand the grand narrative. Thus it is meaningless that the Dutch Embassy told the Post that the “government does not have a separate agreement [with the researchers],” since the letter did not insinuate that such an agreement existed.

Similarly simplistic is the statement of Dutch historian Maarten Manse (“Examining decolonization for greater understanding”, The Post, Jan. 23) that: “There is no indication yet that the researchers working together in this project are diverted from [the] academic course for the sake of political gains.”

I wonder whether he actually read the Open Letter, which listed all factors behind the problematic point of departure. Good intentions and academic competence are not the main problem. Politics are.

The writer is an independent Dutch researcher and founder of Histori Bersama, a multilingual online platform focusing on Dutch and Indonesian perspectives of colonial history. For her master degree at Leiden University, she studied the political consequences of the court cases against the Dutch state.

Lees verder…

Niet alles veranderde in goud…, maar in een bloedbad

Toen oud-premier Jan Peter Balkenende drie jaar geleden opperde dat Nederland weer terug moet naar de VOC-mentaliteit van aanpakken, doorpakken en oogsten, ging bij Hans Goedkoop een lampje branden.

 

De presentator van Andere Tijden vroeg zich af of De Gouden Eeuw , waarin de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) floreerde, wel zo’n voorbeeldperiode is geweest. Zijn overpeinzing leidde uiteindelijk tot het megaproject De Gouden Eeuw (NTR/ VPRO) dat vandaag van start gaat.

„Ik had nooit gedacht dat de publieke omroep in deze tijden van krapte het zou aandurven om zo’n dure serie te maken. Toen we groen licht kregen voor dertien afleveringen sprongen we een gat in de lucht”, verklapt Goedkoop, die met zijn team bijna twee jaar aan zijn geesteskind gewerkt heeft.

„Ik ben historicus, maar het project was voor mij een ware ontdekkingsreis door de tijd. De 17e eeuw was een zinderende tijd, met Nederland zeventig jaar lang als middelpunt van de wereld. Handel, kunst en wetenschap kwamen tot grote bloei, waarbij de VOC fungeerde als economische motor”, aldus Goedkoop.

Hij merkte dat in het buitenland nog altijd vol bewondering wordt gesproken over de Hollandse Gouden Eeuw, maar hij ontdekte ook de boze keerzijde. „De VOC was een staat in de staat en heerste met ijzeren vuist”, zegt Goedkoop, die in Indonesië op zoek ging naar de erfenis van Jan Pieterszoon Coen, de grondlegger van de VOC. „Hij was een formidabel organisator, maar om zijn doelen te bereiken voerde hij in de Oost een waar schrikbewind”, vertelt Goedkoop, die op de eilandengroep Banda, dertien generaties na het bloedbad, een nazaat sprak van een van de slachtoffers.

Maar natuurlijk overheerst in de tv-serie de grote bloeiperiode met alle grote namen van die tijd, zoals Michiel de Ruyter, Rembrandt van Rijn, Joost van den Vondel en John van Oldenbarnevelt. Goedkoop: „De dynamiek spatte er vanaf, de Amsterdamse grachtengordel werd aangelegd, de VOC ontwikkelde zich tot de eerste multinational ter wereld en de welvaart steeg tot ongekende hoogte. We proberen ook een link te leggen tussen verleden en heden via thema’s als de verstedelijking, immigratie, globalisering en de beurs."

Reactie ICM redactie:

Het VOC - model was de basis in de kabinetten Drees die de rechten van de mensen bewust aantoonbaar heeft geschonden. Bij het dekolonialisatieproces geldgewin boven de rechten van de mens stelde. In de periode 1946 - 1962 waar niet de belangen van de Indische Gemeenschap (500.000) primaire stelde in deze onderhandelingen met president Soekarno en later met president Soeharto.  Soekarno betaalde ruim 4,5 miljard aan het Kabinet Drees over de periode 1947 - 1957 voor de overname van de bezittingen van de ondernemingen en particulieren, die het land uit moesten. Ter bekrachtiging  werd het traktaat van Wassenaar in 1966 aangegaan. Nog eens werd het bedrag van 689 miljoen betaald. Een verdrag alleen in het belang van de staat uit ademt. Van totaal 4,5 miljard plus 689 miljoen ging slechts 36 miljoen naar onderneming die selectief een voorrangsbehandeling kreeg.  De  gedupeerden waar de republiek voor betaalde om de schade te compenseren, hebben zelf de reis naar Nederland, tijdelijk verblijf en herinrichtingskosten moeten betalen. Kort samengevat het NL - Kabinet  heeft de rechten van de mensen geschaad door de staatsbelangen boven hen te stellen, en oneigenlijk deze gelden toegeeigend. 

Lees verder…

10897269701?profile=originalMijn levensverhaal - 3     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens    Aan boord van het schip, waarop wij naar Java zijn gevlucht en waarop wij zijn gebombardeerd, (als reeds eerder verhaald), vertelde mijn Moeder mij een dame te hebben ontmoet, die met het verkrijgen van haar eigen baby, geen borstmelk had, waarop het hospitaal mijn moeder verzocht, om ook dat kind haar moedermelk te geven, dus met mij te delen. Die dame zei aan boord komende, tegen mijn Moeder, Thea vergeef mij, maar jij bent als Duitse niet geliefd en ik kan het mij niet veroorloven, om in jouw gezelschap te verkeren of te worden gezien. Dat was blatant, ongegeneerd zelfs. Twee jaar oud, kreeg ik een maag-infectie, te Pladju. In Indië was dat meestal dodelijk, maar mijn vader accepteerde dat niet. Een van de eerste vliegtuigen van de KLM. die in Indië aankwam, een DC-3 (de latere Dakota), werd geheel door mijn Vader afgehuurd om mij naar Batavia in het ziekenhuis te krijgen vanuit Pladju-Palembang.

Ik heb er in het ziekenhuis gelegen, in een witte verduisterde kamer; ik heb er flarden van in mijn herinnering, met mensen in het wit die zich over bij bogen. Ik heb daar zes maanden gelegen en vrijwel alleen op eiwit gevoed, heb ik het overleefd. Het ellendige gevolg van deze episode was, dat ik nooit meer normaal was met eten. Mijn moeder moest het eten er bij mij bijna in slaan; ik ging met brood achter mijn kiezen naar bed en ik stond er de volgende morgen weer mee op, tot bijna de Japanse kampen aan toe. Zo ben ik altijd erg mager geweest, mogelijk was dat mijn moeders en mijn redding, gedurende die tijd, maar een normale moeder- kind relatie is er eigenlijk nooit geweest. Was dat mijn schuld, was dat mijn moeders schuld? Die vraag heb   ik tot nu toe nooit kunnen beantwoorden. Behalve een hardhandige opvoeding en het inpompen van manieren, zijn er nooit gesprekken tussen moeder en mij geweest en zeer zeker nooit of     te nimmer omhelzingen. Dit is voor mij de verhouding tussen moeder en kind geweest. Waar nu, bij mijn eigen kinderen en nu ook de kleinkinderen en hun moeders, totaal van afwijken.

Gedurende de periode van onze terugkeer, vanaf mijn vaders 1939 verlof periode in Europa tot onzevlucht van Balikpapan, naar Java en de overgave met de capitulatie aan de Japanse bezetters, had ik een kindermeisje, een (baboe), Sumina. Zij reisde met ons mee van Balikpapan om nog steeds op mij te passen. Haar verloofde, Sadimin, onze djongos, zag ik een maal met flikkerende ogen van haat naar onze tafel kijken.

Na onze eerste periode in een Hotel van mevrouw Pets, ook een Duitse en daarna naar het grote Hotel van Sarangan aan het meer, gingen wij naar Batavia, waar wij bericht ontvingen, dat mijn Vader in Bandoeng was gearriveerd. Bij onze aankomst was hij reeds gevangen genomen en had enige dingen voor ons bij goede vrienden achtergelaten. Moeder kreeg bericht dat mijn vader in de stad achter prikkeldraad zat en ze kon hem vanaf de straat te zien. Ik hoorde mijn vader zeggen, dat als er ooit iets met hem gebeurde, dat wij ons alleen aan de B.P.M. voor alles met advies moesten richten en niemand anders mochten vertrouwen. Dat was de laatste keer dat ik mijn vader zag, gebukt onder een spatbord van een vrachtauto, te midden van een grote hoeveelheid auto-onderdelen. Totdat een Japanse schildwacht naar ons begon te schreeuwen en daarna zelfs op ons begon te schieten. Dus gingen wij op de vlucht. Mijn Moeder hield zich aan zijn advies met de B.P.M., en in ons geval, werd “DAT” juist ons ongeluk.

Het was in Bandoeng, bij mijn Vaders vrienden, dat Greetje Brons ons wist te vinden en mijn moeder, via de Japanse Generale staf auto aan de bekende Art-Deco “Villa Isola” liet ontbieden, kennelijk om overreed, of uitgenodigd te worden, als een Duitse, voor de Japanse Generale Staf, dus de Japanse Generaal Imamura, als zijn secretaresse en tolk te fungeren. Toen ik met de twee zoons, Eppo en Rijnco

van de Brons de appeltuin in werd gestuurd, kreeg ik daar al gauw een dispuut met Rijnco, die mij een steen naar het hoofd gooide. Bloedend kwam ik op de tafel tussen al die Japanse Generaals en officieren te liggen, die mede hielpen mijn hoofd te verbinden, waarna ik als troost met de Japanse chauffeur en met Eppo in de Staf-auto een lunchpakket naar Brons mochten brengen in zijn gevangenis, waar hij, een grote man met een rood hoofd en witte haren, boven zijn medegevangenen uit stak.

Mijn Moeder niet van plan zijnde, om voor de vijand te werken, kon “dat” niet zo maar zeggen en vroeg een dag bedenktijd. Wij kregen echter slechts drie uren, dus overhaast pakten wij onze spullen en gingen op de trein naar Surabaya. De trein werd regelmatig door jonge Japanse officieren doorzocht, maar dankzij de hulp van RK. Nonnen hebben ze ons niet gevonden.

10897270073?profile=originalfoto- Mijn kameraden tijdens de militaire dienst

De Familie Brons werd tegen het einde van de oorlog  in een klein camp door de Japanners sluiks binnengeloodst  en kregen Rode Kruis pakketten tot het einde, dat ze met een kleine selecte groep moesten delen. Zij hadden de oorlog als een complete familie overleefd. Echter hoorde ik jaren later, dat zoon Rijnco in China aan een ongeneeslijke ziekte werd behandeld en niet lang daarna overleed. Eppo werd een professor aan de Leidse Universiteit en werd onzichtbaar en onbereikbaar voor mij. Nadat ik hem wilde bezoeken, bleek hij, eerst zo vriendelijk en behulpzaam, te zijn veranderd in een kille, onpersoonlijke man.

Ambarawa, ons tweede kamp   

Ten tijde van de berichtgeving, van mijn vaders dood in Kamp Ambarawa, duwde men mij in mijn moeders armen. Ik wist niet hoe gauw ik mij daaruit moest bevrijden en liep weg.  Een tweede maal gebeurde dit toen mijn Moeder weinig kans op overleving had vanwege malaria tropica, door toedoen van  zuster Diet de Neeff, onze “kamp-dokter-verpleegster”, tegen het einde van onze kamptijd in ”Kamp 10 Banyu-Biru”. Mijn Moeder sprak wartaal en wederom kon ik niet gauw genoeg uit haar armen loskomen. Dat was de moeder en zoon relatie, waar later haar tweede man J. den Besten profijt van wist te trekken. Helaas!

In ons eerste kamp Gedangan, het voormalige klooster, had ik de mazelen en werd ik met liefde en opofferingen in een hoek, op de grond van de slaapzaal, in een tent van dekens, dus in het donker, door mij vreemde dames verzorgd en daarna, kreeg ik een ontzettende smerige en stinkende uitlag op mijn hoofd, waar inderdaad mijn eigen moeder ook eens voor zorgde.

Na de bevrijding, nog steeds in ons kamp Banyu-Biru, waren op een gegeven moment de Japanners verdwenen, waarna ons kamp werd ingenomen door de guerrilla’s, en de vroegere claponners, die ons kamp begonnen te bezetten, de Bersiap. Men had de Japanner die de Keuken Piet werd genoemd, gevangen genomen en veroordeeld. Het was diens genoegen om met zijn enorme Braziliaans gevlochten lederen zweep, van zo’n 15 meter lengte, waar alle vrouwen benauwd voor waren, te slaan. Daarmee kon hij met een knal een stuk vlees uit een been slaan. Hij was  altijd keurig gekleed in kaki’s en een lichter hemd met hoogglans gepoetste bruine laarzen, een worstelaars type, (ik zie hem nog voor me). Hij sloop vaak ‘s nachts in de keuken rond, waar mijn Moeder aan het koken was, met haar assistenten De guerrilla’s hebben hem kennelijk te pakken gekregen, hij moest voor de poort van ons kamp, zijn eigen graf graven, waarbij onder ons een groot gejuich ontstond, zo waren wij geworden.

Maar de Bersiap hadden ons bereikt . Ons werden doodsangsten aangejaagd met luidsprekers, over verzamelingen van wilde dieren tijgers, panters, slangen en krokodillen, die op ons los zouden worden gelaten en moesten wij ringen van zandzakken bouwen, met een opening.  Ons werd verteld dat wij daarin bijeen zouden worden gedreven en met handgranaten zouden worden afgemaakt.  

Na ongeveer een week van  deze verschrikkelijke ellende, hoorden wij plotseling een geweldig geraas, het was een militaire groep Ghurca’s met een tank en vrachtwagens. Ons camp 10 werd in verdediging gebracht, Kamp 11, onze annex, was reeds ontruimd, waarvan wij later hoorden, dat het was uitgemoord door de Bersiap activiteiten.

Ons kamp had echter een solide muur en was kennelijk een ex-inlandse gevangenis van voor de oorlog. Voor onze loods werden 4 mortieren geplaatst, die vaak in actie waren, waarvan wij de wolkjes van de inslagen op de bergen konden zien en ‘s nachts waren de vier mitrailleurs, op de hoeken van onze gevangenis geregeld in actie en was het vaak moeilijk om te slapen. Op een gegeven moment werden hun tactieken veranderd. De Ghurca’s smeerden zich tegen de avond in met roet en gingen in groepen van vijf, slechts met een lendendoek om en met een jute zak over de schouder de nacht in met hun Guckry, (een halfronde vlijmscherpe zware dolk) tussen de tanden het kamp uit, tegen de vroege morgens kwamen zij terug en telden de hoofden, waarmee zij terug kwamen; het was een “sport” voor hen.

10897270089?profile=original foto - Mijn opleidingsschip de “Pollux”

Enige weken later werd het rustiger om ons kamp, geen schieten meer, tot aan ons vertrek, in de eerste week van december 1945. In die laatste weken, kon men vanuit ons kamp de geweldige strijd rond Kamp Ambarawa volgen. Met schrik en medelijden, zagen wij dat vanaf  een grote afstand aan, het was een kamp dat geen muren had, zoals wij dat hadden.  

In één groot en geweldig zwaar bewapend konvooi werd ons gehele kamp in een keer weggevoerd. Het was een geweldig konvooi van trucks met enige tanks en kanon-wagens er tussendoor en een schutter in iedere cabine. Overal waren vliegtuigen die schoten en bombardeerden om ons heen; overal waren vuren langs de wegen en alle gebouwen stonden in brand. Zo kwamen wij veilig in Semarang aan, waar wij, na enige dagen via pontons op het Amerikaanse schip de “Victoria Amhorst” naar Batavia werden getransporteerd. Zo eindigde onze kamptijd. Het kwam mij later ter oren dat de Ghurca’s, die ons verdedigden en beschermden, hadden gemuit van het Engelse commando, om ons te komen redden.

Van Den Haag naar Vlaardingen

J. den Besten werd overgeplaatst naar het Shell complex te Pernis, bij Maasdam en Vlaardingen en wij kwamen op de Florislaan 12 te wonen, in Vlaardingen, met in die tijd nog steeds boerderijen tegenover ons, waar wij voorheen in Den Haag in de Rabarberstraat woonden. Ik weet daar verder weinig over omdat dat in de periode van mijn twee kostscholen was, eerst St. Louise en daarna Don-Bosco, met de Salesianen, beiden in Amersfoort.    

Na ook weer het enige jaar in Don-Bosco, werd ik ook daar er weer af gehaald, dat was voor mij het tweede schooljaar en tevens het laatste van wat ik van scholen heb gezien, allen dankzij het overzicht van mijn Grootvader dat abrupt eindigde toen  J, den Besten ons (mijn grootvaders  en dus mijn vaders huis), in Amsterdam Centraal met verlies verkocht, om zodoende het verband daarvan met onze naam “Lemmens”, te vernietigen. Tevens stond mijn nu zeer oude grootvader op straat en werd door een, ons zeer vijandig gestelde dochter van hem op een armoedige wijze verder verzorgd. Tijdens een ontmoeting met mijn moeder,  gooide zij een doek naar  mijn Moeders hoofd en zei, dat mijn  

vader had moeten terugkomen en niet zij, mijn Moeder. Dat was het einde van die enig mogelijke relatie in het prilste begin. Ze had een kruideniers zaak en was met een Duitser getrouwd een den Heyer en ik heb een verdenking dat dat een Joodse zaak was, aan het Legmeer plein, ook in Slooterdijk. Het waren vreselijke mensen, die voor mij helemaal geen gevoel hadden.

Tussen 13 en 14 jaar oud werd ik op de algemene Mulo derde klas geplaatst, in Vlaardingen, meer vanwege mijn leeftijd dan mijn kunde, maar ik had kennelijk goede hersens en was vlug in het oppakken van de leerstof, in ieder geval in de dingen  die mij interesseerden. Slechts drie maanden later, op die school te Vlaardingen, altijd lopende of fietsend, daar ik geen busgeld kreeg, vloog ik in een geweldige storm in zware regen tegen een geparkeerde auto aan en vloog er overheen en kwam met een hersenschudding in het ziekenhuis terecht, dat was tevens voor mij, mijn laatste contact met enige school. Alles bij elkaar had ik nu twee jaar en drie maanden op drie verschillende scholen gezeten, beginnende als een totale analfabeet.

In kamp Ambarawa, begon ik school in het geheim, met een heel knappe jonge vrouw, mogelijk nog een meisje, als ik mij herinner, met een kring van kinderen om haar heen, maar diezelfde dag, werden wij met haar door een Japanse schildwacht ontdekt en de volgende dag, werd zij naakt en nog levend, maar vreselijk verminkt, en met alle extremiteiten van haar afgehakt en gesneden, tegenover onze plek aan het gedek opgehangen. Het uiteindelijke sterven moet minstens een uur hebben geduurd, het was vreselijk.

Uit het hospitaal ontslagen, hing ik rond thuis en werd voor werk uitgestuurd, om iets te verdienen, zonder enig geld kreeg ik ook geen eten. Ik werd heel veel gepest en getreiterd, wanneer Den Besten thuis kwam. Het was in die tijd, dat ik mij leerde te verbergen onder een bed, of achter de sofa, of in zijn werkplaats achter het huis, niet om uit te houden in de winter en op die manier nam ik vaak de aan mij gegeven boeken van mijn grootvader en ik begon te lezen, boeken werden vanaf die tijd mijn beste vrienden en prepareerden mij voor de rest van mijn leven. Ik werd een boekenverzamelaar in de latere jaren.

10897270861?profile=originalfoto - Kamp Ambarawa

Naar het gedwongen werk zoeken, vond ik na enig werk aan de havens, clandestien vanwege mijn leeftijd. Na veel zoeken werkte ik uiteindelijk voor niets bij een loodgieter in Rotterdam, waar ik een half jaar of meer, dag in dag uit in weer en winter, moest fietsen, op een oude vooroorlogse uit het water gehaalde fiets, van het uiteinde van Vlaardingen, via Schiedam, naar Rotterdam en weer terug, vanwege mijn leeftijd, kon ik niet officieel worden aangenomen, maar kreeg ik bus geld van die zaak, dat ik thuis afdroeg onder dwang. Zonder die afdracht mocht ik niet thuis komen of eten. Ik veegde daar en hielp met klusjes, maar men was verbaasd over mijn vaardigheid en bood mij een vaste baan aan bij mijn vertrek. Ik was nu 14 jaar en het werk op Pernis voor

Den Besten was afgelopen en zo verhuisden wij weer terug naar Den Haag, deze keer het Bezuidenhout, naar de Theresiastraat 219, waar mijn Moeder bleef en tenslotte vele jaren later, in Mei 1999 stierf.            

Korte tijd later wilde ik van huis weg, de pesterijen en manipulaties werden een kwelling. Ik mocht niet weg van huis, ik mocht niemand ontmoeten, er waren bekenden van mijn Moeders vroegere tijd en Den Besten kon niet verhinderen dat contacten werden gemaakt, navraag naar mijn welzijn sloeg hem de schrik om de oren. Mijn Moeder - uit schaamte -  vertelde iedereen dat ik erg moeilijk was en niet wilde studeren. De enige waar ik clandestien een positief contact mee had, was een oude oom en een zeer vertrouwde vriend van mijn Vader, oom Wim van Zoelen, in Wassenaar. Helaas na drie visites aan hem, werd mij mijn fiets ontnomen, na een klein ongeluk, terwijl ook een strikte controle op mij werd uitgeoefend.

Echter van die drie contacten kwam ik zeer veel van en over het vroegere leven van mijn Vader te weten, Oom Paul van Zoelen was mijn Vaders eerste werkgever, in het Nederlands- Indië van vroeger, waar Oom Wim van Zoelen voor Bruynzeel in de Bossen en Rimboes een opzichter was van de houthakkersploegen in Nederlands-Indië. Oom Wim tenslotte, dankzij ook weer mijn Vader, werd uiteindelijk voor de oorlog als Boormeester van de B.P.M-Shell gepensioneerd, waarna hij getrouwd met een dochter van de Duitse “Veltins Bier Brouwerij” in Duitsland, maar kinderloos, naar Nederland terugkeerde en zich in Wassenaar vestigde.  

Werkende met vijf andere Nederlanders, allen met ploegen van 12 Indonesiërs, werd mijn Vader zijn

leven gered, tijdens een “Amok”. Zijn ploeg Indonesiërs zetten mijn vader tegen een boom en vormden een cirkel om hem heen en beschermden hem met hun klewangs tegen de zestig anderen in hun amok. De vier andere Nederlanders werden vermoord, het ging om betaling. Waar de andere Hollanders veel geld inhielden van de vijf centen per dag,  nam  mijn vader daar geen genoegen mee en betaalde zijn werknemers volledig uit.  Zo waren er ook nog verschillende andere parables over mijn vaders eerste  jaren in Nederlands-Indië.   

Op een Frans “hongerschip”, waar de meeste andere Nederlanders vanaf vluchtten in  Zuid Frankrijk en met de trein terug gingen naar Nederland, bleef mijn vader tot het einde van die vreselijke reis en kwam zo totaal uitgeput, voor het eerst in Nederlands-Indië terecht, waar tenslotte Oom Wim van Zoelen, zijn eerste baas werd. Ook in Indië heerste een depressie en werkeloosheid, na de Eerste Wereld Oorlog, veelal ook, omdat Indië werd uitgeknepen, door Nederland.

Uiteindelijk wist ik eenmaal weg te komen van huis, doordat mijn Moeder weg was en wist ik door half Den Haag lopende de familie Henk en Lenny Versnell te bereiken. Ik zat echter nauwelijks bij hen op de sofa, toen er tegen de deur gebonsd en getrapt werd. Geschrokken deed Oom Henk Versnell de deur open en stormde Den Besten vloekend en scheldend het huis in,  greep mij bij de haren en trapte mij het huis uit en gebood mij buiten op hem te wachten. Hij schreeuwde die mensen de schrik om de hals, terwijl ik buiten alles kon horen. Onder andere dat zij geen contact met mij mochten hebben en hij hen zou weten te vinden en dan verloren ook zij hun baan bij de B.P.M. In die tijd waren veel oude Shell mensen, van het vroegere Indië bang voor hun toekomst, daar zij ook in Nederland niet gewenst waren, maar uit fatsoen werden voorzien van werk en een inkomen. De B.P.M.-Shell probeerde in die tijd fair te zijn, hetgeen hen ook in botsing bracht met de Nederlandse regering.  Echter nu weten we dat Nederland zich weinig van onze problemen en rechten aan trok en probeerden onze mensen op allerlei manieren kwijt te raken o.a. met emigratie.    

Deze gebeurtenis met mij, bij de Versnells, ging natuurlijk als een lopend vuurtje door naar de bij       mijn moeder bekende ex-Indische gemeenschap van vroeger. Ook bleek dat mijn moeder altijd moest weten, van wat of waar ik zou zijn. Ik had niet van haar verwacht, dat zij mij dit zou aandoen.  

10897271293?profile=originalLuchtfoto van kamp Ambarawa

Enige bijstand uit deze richting was voor mij uitgesloten, daar de combinatie den Besten–Brons snel bekend werd.  In die gemeenschap werd  dr. ir.  H.H. Brons, met en door zijn geweldige maatschappelijke macht ook als gevaarlijk beschouwd. Dit was tevens rond de tijd, dat Den Besten van mijn Moeder uitvond, over het verraad destijds, van de Fam. Brons met de Japanners, waarmede die familie zich gerieflijk door die Oorlog wisten te redden. Het was met chantage, op die Brons familie, dat J. den Besten in het complot tegen mij werd ingehaald.  Dr. ir. professor H.H. Brons was voorbereid, door zijn oude

vriend ir. Jan Brouwer een mede-directeur van de B.P.M.-Shell, voor het stichten van de Rotterdam Rijn Pijp Leiding Maatschappij, (dochter-maatschappij van de B.P.M.-Shell), voor het vervoer van Olie producten naar Duitsland. Brons was nu een machtige man, niet alleen van die Maatschappij, maar ook in Nederland, met een zeer riant inkomen met daarnaast ook nog geweldige afschrijvingsmogelijkheden naar zijn Maatschappij. Een combinatie die voor mij een levensgevaarlijke situatie betekende,  vanwege  mijn rechten   en claims, met betrekking tot toekomstige en originele erfrechten van mijn Vader, met mijn komende volwassenheid in het verschiet.   Ook al waren onze papieren grotendeels verdonkeremaand.            

Het waren juist deze twee mensen, Brouwer en Brons, die vroeger voor de oorlog, met mijn vader een dispuut hadden, vanwege hun, dronkenschap en wangedrag met vrouwen en het maken van schulden in de Indische samenleving. De B.P.M-Shell was daarmede uitermate gechoqueerd.  Een vreselijk lot, dat mijn vaders Familie trof na zijn dood, met het door hem ongewild maken, van zulke vijanden en verder ook nog, door het grote onrecht dat na de oorlog, daaruit voortkwam.  

Maar ook nog eens, dat het mij, de enige zoon van mijn Vader, bijna het leven heeft gekost met een bijna totaal verwoeste toekomst, als resultaat, waar eens, zulke schitterende mogelijkheden voor mij waren weggelegd. Ik ben dankbaar dat hij dit nooit geweten heeft. Ook ben ik dankbaar dat het mij, desondanks, na alle vreselijke belevenissen en tegenslagen is gelukt een redelijke levensstijl op te  bouwen, hoe moeizaam dat ook ging en waar ik   ook nog van heb kunnen genieten   Het is mijn overtuiging dat niet alleen Nederland, met ook de Indische Kwestie en ook met ons huis, maar ook de B.P.M.-Shell een geweldige schuld aan mij hebben te voldoen.  Gelden en toekomstmogelijkheden door mijn vader in 1939 bij zijn Maatschappij, de B.P.M.-Shell, tijdig voor mij te hebben verzorgd, het onheil van een toekomstige oorlog voorziende, was het grootste offer dat van hem kon worden verwacht

Helaas is dit door kwade opzet allemaal te niet gedaan.

Tot zover het derde deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, 

 

Lees verder…

Minister Timmermans lijmt scherven in Indonesië

De telegraaf 20/2 - 2013 opent met:

Minister Timmermans lijmt scherven in Indonesië

’Excuses… waarvoor?

10897259489?profile=original

en Als minister van Buitenlandse Zaken zal de Limburgse wereldburger Frans Timmermans vandaag aan de bak moeten als hij voor een tweedaags bezoek Indonesië aandoet. De relatie met de voormalige kolonie kreeg een knauw omdat de verkoop van tweedehands Leopard-tanks vorig jaar niet doorging. Ook zorgde de weigering van PvdA-leider Samsom om de Indonesische ambassadeur te ontvangen voor onvrede. Aan de PvdA-bewindsman de taak om de scherven te lijmen.

 

Lees verder op https://telegraaf-i.telegraaf.nl/telegraaf/_main_/2013/02/20/005/

 

 

Redactie ICM:

Weer met een pak magrine loopt de volgende  kers verse minister als een olifant door de "Gordel van Smaragd" . Zijn brede kennis aan talen manifesteert zich in zijn grote beperkingen die leiden zelf tot het aanbrengen van economische schade voor Bouwend Ondernemend Nederland die zich hebben ingeschreven voor het Indonesisch Economisch Masterplan waar 1200 Miljard mee is gemoeid, en jaagt wederom met deze arrogantie lalle autoriteiten van het Indonesisch parlement in de gordijnen.

 

Heel bouwend ondernemend Nederland ondervindt telkens zakelijke schade in de "Gordel van Smaragd " door deze arrogante Nederlandse kleutergedrag in de Tweede Kamer, die geen oog voor economische visie hebben. Zulks blijkt dat Nederland weer in een economische ressie is beland in tegenstelling tot de andere Euro-lid staten. Juist in tijden van ecomische recessie waar in de Euro Zone alleen mijlarden worden uitgegeven, en  waar Nederland voor de derde keer in recessie beland zie hier weer een prachtig voorbeeld van case de veroorzaker.

Ergo,  de republiek Indonesia heeft de tanks al betaald, wel beschouwd. Destijds heeft de republiek aan Ministerie van Buitenlandse zaken bedragen ( waarde nu ruim 4 mijlard) overgemaakt. Dit bedrag was voor de nationalisatie van Indische - Nederlandse ondernemingen in het toenmalige Indie. Deze bedragen zijn nimmer aan de gedupeerden  uitgekeerd.

 

 

Lees verder…

Indië verloren, Hollandse arrogantie geboren

10897270299?profile=originalIndië verloren, Hollandsche arrogantie geboren

Een officieel excuus aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn

Van de prachtige VPRO-serie Van Dis in Indonesië zal me, naast alle prachtige gesprekken, portretten en uitstekende commentaar van Adriaan Van Dis, vooral het ongemakkelijke (gedeelde) verleden bijblijven. Veel was er al bekend: de uitbuiting, de verdeel en heers-politiek. De Japanners die de orang belanda terug naar Europa stuurden, de Molukse zaak die nooit fatsoenlijk is opgelost (Emile Roemer refereerde er vorige week naar), de politionele acties. Van Dis heeft het op meesterlijke wijze in beeld gebracht en verweven met zijn persoonlijke geschiedenis.

Één uitzending trof me tot nu toe het meest. Het was de aflevering waarin werd gesproken over de financieel-economische afhandeling van de Indonesische onafhankelijkheid. De status van meest bevoorrechte handelspartner werd bedongen en voorts werd vastgehouden aan Nieuw-Guinea, dat nadien tot ‘model-kolonie’ werd verheven – met onder andere het beste ziekenhuis in de regio. Dit viel allemaal onder het zogenaamde FINEC-akkoord. Drees wilde zelfs compensatie voor de politionele acties, maar dat werd terecht gedwarsbomd door VN-ambassadeur Cochran. Het werd een akkoord dat met de beste wil van de wereld geen redelijke overeenkomst genoemd mag worden: Het was alsof Duitsland na de oorlog de Waddeneilanden mocht houden en haar bedrijfsleven de economische wederopbouw mocht uitvoeren. De miljarden, die Indonesië in de jaren 50 betaalde aan haar voormalige kolonisator, leverden zo een belangrijke bijdrage aan de Hollandse wederopbouw.

De te verwachten ontevredenheid aan Indonesische zijde groeide onder Soekarno. De halsstarrige houding van Nederland inzake Nieuw-Guinea resulteerde eind ‘57 in de grootschalige onteigening van Nederlandse bezittingen. De Indonesische betalingen, overeengekomen in het FINEC-akkoord, werden stopgezet en nationalisatie van bedrijven werd een feit. Een schadepost die volgens toenmalig minister van buitenlandse zaken Luns werd geschat op zo’n 4,5 miljard gulden.

Pas veel later, in 1966, werd de kwestie onder Soeharto uitgepraat en geschikt. Er werd afgezien van alle vorderingen die samenhingen met de Indonesische souvereiniteit. In plaats daarvan zou Indonesië een compensatie betalen van 600 miljoen gulden, volgens Luns ‘edelmoedigheid van Nederland.’ Vanaf 1973 betaalde Indonesië dit bedrag in dertig jaarlijkse termijnen af. 

Bovenstaande is algemeen bekend, beschreven en vastgelegd in de canon van de Nederlandse geschiedenis. We nemen het voor kennisgeving aan en gaan over tot de orde van de dag. Toch valt er nog heel wat recht te zetten om zo de gevoelens van achterstelling en vernedering weg te nemen. Het is, ook zoveel jaar na dato, nog steeds van de zotte dat Indonesië heeft moeten boeten voor haar onafhankelijkheid. Zou dit niet andersom moeten zijn? Een land valt een ander land binnen, zet het lokale volk aan het werk onder vaak erbarmelijke omstandigheden, stuurt de winsten, die daaruit voortvloeien, linea recta terug naar het moederland en eist compensatie op het moment dat dat wordt gedwarsboomd: een krankzinnige situatie! Nederland had Indonesië moeten compenseren voor eeuwenlange economische exploïtatie. Het zou een hoop good-will hebben opgeleverd en een welvarender economische partner dan nu het geval is.

Want stelt u zich eens voor, een Mozambiquaanse gasmaatschappij die Slochteren exploïteert en de winsten direct terug laat vloeien naar Afrikaanse bodem. En dat, op het moment dat Nederland dat eindelijk stop weet te zetten Mozambique compensatie eist voor ‘geleden schade.’ Nederland zou te klein zijn, en terecht! De in 2001 opgerichte stichting Het Gebaar, die voormalige geïnterneerden in Japanse kampen tijdens de Tweede Wereldoorlog, keerde per persoon €1.822 uit. Het ging hierbij om mensen die Nederlander waren of waren geworden.

De oproep die Emile Roemer afgelopen zondag deed, om een officieel excuus aan te bieden aan de Molukkers die in de jaren 50 als KNIL-militairen naar Nederland werden gehaald om direct te worden ontslagen, zou meer dan op zijn plaats zijn. Het past in het bovenstaande pleidooi voor een empatischer houding van Nederland tegenover zijn voormalige kolonie en de zo’n 800.000 Nederlanders met Indische, dan wel Molukse wortels.

Dit artikel verscheen eerder op het blog van Dennis L'Ami

Lees verder…

Ontkenning van een bevolkingsgroep

Ontkenning van een bevolkingsgroep V (slot)

 10897248074?profile=original

Vergroten

Anti-Nederlandse leuzen

Het gebouw van Onderling Belang dat vol werd beklad met allerlei vreselijke leuzen.

 

 

Niet uitpakken maar inpakken. Voor de Nederlanders in Indonesië

was 1957 het jaar van Zwarte Sinterklaas.

 

In een gesprek met een journalist van een ochtendblad dat ik jaren geleden had, ging het over bevrijding in het algemeen en in het bijzonder (want het was toevallig op 5 mei, een offi­ciële Nationale Feestdag!) en we zaten op  die zonnige dag van de bevrijding te genieten op een Amsterdams terras. De beste brave borst, een goede vriend overi­gens, wist van de “bevrijding” van Nederlands Indië niets. Helemaal niet verwon­der­lijk omdat daar geen bevrijding wás om gezamenlijk joelend, jui­chend, met  vlag­getjes zwaaiend de begroeting van geallieerden en bevrijders in alle straten te vie­ren, zoals dat in Europa gebeurde.

Dat ultieme genot van visuele, auditieve en fysieke presentie van “geallieerde bevrijders” (zoals in Europa) was in Nederlands Indië (dat - evenals Europa door de Duitsers - in een grote puin­hoop werd achtergelaten en daar door de Japanse aggressor in een kerkhof was veranderd en nog walmend van lijkengeur) door de Nationale opstan­den – de Bersiap - niet eens mogelijk.

In plaats daarvan werden alle Europeanen en In­do/Eu­rope­a­nen in Nederlands Indië in een natio­nale opstand meegesleurd. Niemand werd de tijd gegund te herstellen van de verschrik­kingen en de per­soonlijke en hefti­ge ervaringen van het WO-trauma, die daar nog bij kwamen, welis­waar in een andere vorm maar even hevig. In het licht van die zware psy­chische omstandigheden moest men in Nederlands In­dië zien te over­leven. Er brak een periode aan van  angst en argwaan jegens elk (bestuurs) machts en/of elk ver­toon van hiervan.

 Die gevolgen van de diep gewortelde psychische ervaringen hadden de In­do/Eu­rope­a­nen bij hun overtocht naar het moederland tijdens de repatriëring onvrijwillig meege­nomen. Er waren voldoende bewijzen voor hun collectieve shock, waarover zelfs tijdens de gezamen­lijke tocht naar Europa om uiteenlopende redenen niet of nau­welijks werd gesproken. Men kon zeggen dat zij “voor een minuut” opgelucht wa­ren bevrijd te zijn ver­trokken uit het land waar ze geboren maar ook lief hadden gehad maar waar  de houding van de bevolking (weliswaar aangespoord) als een blad aan de boom van het ene moment op het andere omsloeg en zich hostiel ge­droeg tegenover andere inwoners die niet tot de autochtone bevolking behoorden.

De overtochten waren over het algemeen goed georganiseerd en de leiding van de repatri­atie en bemanning van de schepen deden hun best om de mensen op hun gemak te stellen en te entertainen zoveel ze konden. Ter vermaak tijdens de ongeveer 31/2 week du­ren­de reis werden bijna elke dag dansfeesten gehouden omdat men wist dat Indo’s nu eenmaal dol zijn op muziek, dans en entertainment. Dat divertisse­ment waren ze in Indië voor de oorlog gewend en dat werd daar ook danig gecul­tiveerd. Maar nu veran­derde die grote liefde voor dat land plotseling in een nacht­merrie die tijdens de over­tocht naar het moe­derland in diverse vormen al aan het licht kwam. De soms zichtba­re maar voornamelijk onzichtbare verschijnselen van trauma en gedeeltelijk shock bij de repatrianten (deels uit schaamte voor de verne­deringen in de oorlog wilden ze hun persoonlijke ellende met nie­mand delen) ma­nifesteerden zich reeds tijdens de boot-tocht: constant zieke mensen na­dat de zee­ziekte in de eerste week al voorbij was. De ziekenboeg was nagenoeg bezet; zo­wel bij vrouwen als mannen was er en opkomende migraine zonder dat men wist waar die vandaan kwam en die men die nooit eerder had gehad. Voor deskundi­gen op divers neurologisch terrein moesten deze en andere verschijnselen aanwij­zingen zijn dat er zaken speelden die niet strookten met de nor­male gang van za­ken  en zeker niet tijdens een boottocht.

 

Onbewust dansten deze mensen tijdens de overtocht hun onzichtbare ellende weg: ze maak­ten de overtocht zo vrolijk mogelijk als het maar kon, men wilde immers alles ver­ge­ten. Ze be­rustten op dat moment (nog) in hun lot, maar beseften niet dat zich bij ieder van hen lang­zaam en onbewust een drama voltrekken zou.

 

En daarmee was het helemaal duidelijk geworden dat de repatrianten bij hun aankomst in Neder­land nauwelijks hun mond open kónden doen. De redenen waren duidelijk: angsten, zwaar getraumatiseerd en nog eens geshockt door het “welkom”, dat geen welkom kan worden genoemd. Het was voor hen eenvoudig desastreus om op die ma­nier een nieuw leven op te bouwen bij hun aankomst in het land van hun (voor)va­de­ren waarop ze zo lang hadden gewacht met een verlangen zo groot en hartstocht zo vurig die nie­mand ooit zou kunnen beschrijven. Aan hun nakome­lingen konden ze deze ervaringen zelfs niet in een notedop vertellen; ze waren ook voor hen zelf té  ge­compliceerd.

 

In deze typering, zonder er ook maar een spoor van valse romantiek of pathos in te voe­gen, zal iedere Indo/Europeaan zich ongetwijfeld herkennen. Het vuur van de harts­tocht was nu door de kille shock gedoofd en de toekomst lag in handen van ab­solute onzeker­heid.

 

Ik kan me nog heel goed herinneren dat in een directe TV-verslaggeving (toen de NTS) slechts één vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat, nl. het Staatshoofd zelf, in de persoon van wijlen koningin Juliana, de situatie én positie van de repatrianten op hun waarde had geschat door de woorden uit te spreken bij aankomst van een van de schepen (m.s. Sibajak/J.v.Oldenbarnevelt) te Rotterdam  met de historische maar ook legendarische zin ”..Dit is úw land..”

Deze wijze woorden moesten bij haar dienaren de ministers toch als een bliksem zijn ingeslagen?

Maar ze waren horende doof. Dat was tegenover de koningin een belediging van de eerste orde.

De alleszeggende zin van de koningin werd simpel genegeerd.

Hadden de betrokken ministers (regering) soms de diepe betekenis van die zin niet  begrepen? (over reikwijdte gesproken).

De toekomst van de repatrianten was hierna “in limbo” en hierdoor onzeker, mede door de socia­le belemmeringen als  gevolg van de conclusies die de commissie Werner de regering in een verwerpelijk rapport had voorgelegd en dat van vooroordelen en ra­ciale connotaties krioelde; bovendien geheel ongefundeerd was opgesteld en slechts was geënt op volstrek­te ignorantie, naïviteit en domheid. De Overheid was en is in alles tekort gechoten en draagt de verantwoordelijkheid. De overheid had zich totaal vergist in de omvang van het probleem dat ze in feite zelf had veroor­zaakt: overschat­ting in haar eigen kunnen, blind geloven in ondeugdelijke rappor­ten van commissies en bovendien geen in­for­matie ver­schaffen aan de autochtone bevolking van de komst van, in wezen (dichte of verre) bloed­verwanten en/of nazaten.

De repatrianten werden bijvoorbeeld niet of nauwelijks begeleid en/of voorbereid op een nieuwe werkomgeving die ze slechts uit boeken – zij kregen in het voormalig Ne­derlands Indië immers een Europese opvoeding - en van persoonlijke verhalen ken­den en die werkomge­ving (arbeidsstruc­tuur en arbeidsprocessen) was een on­beschre­ven blad. In het labyrinth van onduidelijkhe­den om een plaats (en werk) te vinden, zagen ze zich noodgedwongen letterlijk en fi­guurlijk gedwongen om een bescheiden hou­ding, plaats en rol in de nog steeds (deels) vijandige bevolking in te nemen, die hen toch als vreemden en  niet als “echte” volwaardige Nederlan­ders zag en nooit erover werd geïnformeerd dat er in Indië (in den vreemde) naza­ten leefden van Nederlandse en andere Europese oor­sprong. De zo­veelste misser van de Staat die er zonder meer van uitging dat de repatrian­ten uiteindelijk op een natuurlijke manier in de Nederland­se samenle­ving zouden opgaan (vandaar de versprei­ding over het hele land) zonder een moment te beseffen dat dit niet geruis­loos kón ge­beuren, om de simpele reden dat de alge­hele erkenning van deze be­volkingsgroep, behorende tot de Nederlandse sa­menle­ving als zodanig diende te worden beschouwd, maar wat tot en met heden geheel ontbrak. 

Indien dat wel was gebeurd, zouden er nauwelijks maatschappelijke problemen zijn ont­staan, of in ieder geval vrijwel kunnen worden vermeden. De Nederlandse Staat had immers alle middelen tot haar beschikking om bij wijze van spreken, bij het begin al in één handom­draai de “Indische kwestie” tot een succesvol geïntegreerd sluitstuk van het Indiëbeleid te maken. Dat heeft ze om duistere redenen nage­la­ten.

 

Inmiddels wachtten de repatrianten af wat er zoal met hen in de gegeven situatie zou ge­beu­ren, maar er kwam niets waardoor hun maatschappelijke posities (enigszins en in verhouding tot hun arbeidsverleden) konden worden hersteld. Repatrianten die op di­verse vakgebie­den zeer gekwalificeerd waren, konden hun (uiteenlopende) beroepen niet eens uitoefe­nen. In Indië goed tot hoog geschoold, gedisciplineerd en streng op­gevoed, werden ze gedwongen in allerlei fabrieken te werk gesteld om deels een bij­drage te leveren in de kosten voor de overtocht die Overheid had “voorgeschoten”. De zoveelste belediging, zo zag iedereen dat.

Ze waren op zichzelf aangewezen en hadden geen enkel beeld, laat staan een idée, van wat de overheid (de Staat) met hen van plan was. Maar die Overheid was helemaal niets van plan.  Er was dan ook geen enkele instantie, met na­me geen overheidsinstelling, die bijvoorbeeld de arbeidspotentie van de repa­trian­ten had onderzocht, hetgeen  immers juist op dát punt  het begin had moeten worden om deze mensen zo efficiënt mogelijk in het arbeidsproces in te leiden. De overheid en andere in­stanties waren hier ook weer steke­blind ge­weest. Allemaal ge­miste kan­sen om potentiële talenten te recruteren. Deze  in­spanning had het Bestuur in het voor­malig Indië ook nooit ondernomen. Het is niet alleen onbegrijpelijk maar ook on­vergeeflijk dom al die kansen die de over­heid had laten lopen. Maar nu in Ne­derland  moesten ze het zelf uitzoeken. Op zich was het voor hen

 10897247696?profile=original

Urnbijzetting in het (voorlopige) Nationaal Monument op de Dam. 29 april 1950.

Deze plaats werd toen nog “het damplantsoen” genoemd, te zien aan de op de foto zichtbare be­plan­tingen en grote bomen achter het voorlopig monument. Ook zichtbaar zijn de nissen van het monu­ment waarin respectievelijke de urnen werden geplaatst. Fotograaf Winterbergen, […] / Anefo, [on­bekend]. 

Urn met aarde

In Nederland werd op 29 april 1950 tijdens een plechtigheid een urn met aarde van de, toen nog, tweeën­twintig ere­velden in Indonesië bijgezet in het voorlopig Nationaal Monument op het Damplantsoen in Am­sterdam. De ver­zilverde urn werd geplaatst in een urnta­ber­nakel van sonohout, versierd met snijwerk. Drie zijvlakken toonden de Ne­derlandse Leeuw. Op het vierde snijvlak een heraldisch wapen met de spreuk “Pro Rege, Lege et Gre­ge” (Voor Ko­ning, Wet en Volk).

 

10897248472?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

Op 4 mei 1956 werd het definitieve monument op de Dam onthuld, met ondermeer de urn met aarde uit Indonesië.

 

Het Nationaal Monument zelf, vervaardigd door de beeldhouwer Hildo Krop en de ar­chitect Oud en beeldhouwer Rae­dec­ker, (de beeldhouwer die helaas door zijn plotselinge overlijden de ont­hulling niet heeft kunnen meemaken)  werd in 1956 voltooid met een tekst van de dichter Ro­land Holst.

 

 

nauwelijks een pro­bleem om­dat ze in het voormalig Neder­lands In­dië wel gewend waren om zelf werk te zoeken en te vinden. Want de in­gebakken overle­vingsstrategie had de Indo/Euro­pe­aan zelf móeten ontwikkelen tijdens WO 2 en de onaf­hankelijkheidsoorlog. Een geluk bij on­geluk, zou men dat kunnen noemen, wat hen nu toeval­lig goed uitkwam.

In de barre en keiharde periode van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vochten de re­pa­trian­ten ieder op hun eigen manier voor een waardig leven, weliswaar beroofd van hun dro­men, zonder substantiele hulp (of begeleiding) en met de ontkenning van hun werkelijk “zijn”, hun bestaan, zouden zij wel moeten leven ook in een voor hen wel­haast vijandige omge­ving. De meerderheid van de Nederlandse bevolking zag hen niet echt als verre bloedver­wanten en wanneer de Nederlandse bevolking geconfronteerd werd met de onalle­daagse gewoontes van de nieuwkomers zoch­ten deze heel tribaal hun eigen dagelijkse gewoontes op en trokken ze zich van de nieuwkomers terug. De Hollanders hadden, begrijpelijker­wijs ook hun eigen zorgen, net zo groot en behoeftig en dan  kon een stroom van “ver­meende bloedverwanten of nazaten” uit den vreemde nota bene niet zo direct vatten, (laat staan begrijpen). Voor de Hollanders (nooit ingelicht door de Overheid over deze bevol­kingsgroep) was de komst van de repatrianten, als gevolg volslagen duister ( het kwam hen niet goed uit) Het was voort­durend het aftasten van elkaars gewoonheden en rituelen en daarna zoeken naar overeenkomsten leek het wel.

 Met enige uitzondering van een handjevol Hollandse mensen, die zelf tijdens de Duitse bezetting in WO II hadden geleden en waar er enkele van hen de dood voor ogen hadden gezien,  had zich over hen ontfermd en hen omarmd. De Indische Nederlanders zagen in hen in ieder geval de pijlers, de ruggegraat zo men wil, van de Nederlandse Beschaving en dat was een geruststellende gedachte.

Voor niets gaat de zon op. De repatrianten hadden, ondanks de grote teleurstelling bij hun aankomst noodgedwongen én op eigen kracht een weg moeten vinden in een heel an­dere (werk)omgeving en ander klimaat, bij voortduring geconfronteerd met iets ande­re opvat­tingen over omgangsvormen dan waar zij zo aan gewend waren.

 Voor hen was er geen geoliede overheidsorganisatie zoals nu bijvoorbeeld het COA, Vluchte­lingenwerk en zo meer; voor hen was er geen ontvangstcomité dat ze van harte welkom heette, voor hen was er geen uitstekende hand om alles wegwijs te maken in het land van hun (voor)vaderen: HUN VADERLAND.

ZIJ  hadden immers Europese (voor)ouders en juist deze (verre) bloedverwanten bleken meer van xenofobisch van karakter te zijn bij de toenadering van de repatrianten dan bij de tegen­woordige immigranten die al die achtergronden niet hebben. Onbegrijpelijk en tegelijker­tijd beschamend.  Hoe was het ons geleerde zinnetje ook al weer: “van je familie moet je het hebben”. Kortom een onvergeeflijk schandaal.

ZIJ  werden op die manier niet bepaald in de watten gelegd zoals men met de huidig immigranten nu wel het een en ander pleegt te doen waarvan de modus zelfs standaard schijnt te zijn.

Voor de repatrianten hoefde deze “pampering” ook helemaal niet; men vroeg hen immers helemaal niets en al helemaal niets over de redenen waarom zij hier kwamen.

In het voor­malig Neder­lands Indië heerste een vrij sociaal liberaal arbeidsklimaat en er waren geen sociale vang­netten ter bescherming van werkenden zoals in Ne­derland. Met hun Neder­landse c.q. Eu­ropese opvoeding in Indië herkenden de repatrianten de Neder­landse samen­le­ving amper of hele­maal niet. Immers het gedrag en de om­gangs­vor­men van de Neder­lander strookte niet met dat­gene wat ze in Indië had­den geleerd: goede manieren, be­leefd zijn tegenover een ieder, met twee woorden spreken zonder aanziens des per­soons, kortom de etiquette van het fatsoen.

 

In de Indo/Europese en Europese gemeenschap ontstonden

 als gevolg van de segregatie (zie het eerste deel) diverse niveaus en stijlen van leven: arm tot heel arm en rijk tot  heel rijk. Zowel de (vaak) rijke Europeanen als de rijk geworden Indo/Europeanen (meestal self-made) staken met hun sociale status de ogen uit van de rest van de Indo/Europeanen die  groten­deels een middenklasse vormden. En in deze maat­schap­pelijke verhouding was het woord solidair niet bepaald een woord dat dage­lijks werd gebezigd. En wanneer men de heden ten dage ter be­schikking staande actuele in­formatiebronnen raad­pleegt over de Indo/­Europe­aan, komt men niet zel­den onge­rijmdheden tegen. Dan worden er voorbeel­den van suc­cesvolle personen van Indo/Eu­ropese afkomst, Indo‘s dus, ten tonele ge­voerd, die vanaf de zestiger  jaren bekend zijn geworden op het ge­bied van de kunsten zoals, thea­ter, dans, film, muziek etc. met obligate commentaren dat zij het (toch) ge­maakt hebben! Daar kun­nen we suc­cessievelijk aan toevoegen dat ze dat succes (onder de alziende ogen van  hun ouders!) uit eigen kracht en inspan­ning hebben verworven. Ook carrières in de Krijgsmacht en op wetenschappelijk ge­bied (vaak medisch) worden dan uitgeme­ten. Maar de talenten op divers gebied onder de leden van de In­do/Europese be­vol­kingsgroep had men nauwe­lijks of helemaal niet in de gaten ge­had laat staan bevor­derd. Velen ont­wikkelden zich op eigen houtje, on­ge­subsidieerd of  nauwelijks ge­spon­sord door een of andere firma. Wat dat be­treft veel respect en lof en we gunnen hen het succes van ganser harte, dat vinden ik en ieder­een een goede ont­wikkeling; het zijn in feite nog fijne stipjes in het ge­heel, incidenten, maar die al flonkeren boven het ver­maledijde tranen­meer van de bitterheid van gisteren dat we met zijn allen hope­lijk zeer snel achter ons zullen laten om het plaats te laten maken voor de grote verwach­tingen die de Indo/Europeaan voor dit (ONS) mooie land voor ogen heeft.

 

Ik hoop  hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan hen die de geschiedenis van de In­do/Eu­ro­peaan graag willen kennen en draag ik deze serie artikelen daarom op aan alle jonge men­sen en aan alle mensen van de Indo/Europese gemeenschap omdat ik weet wat het is om (een) Indo te zijn.

 

10897249257?profile=original

PJOTR X. SICCAMA

 

Lees verder…

 10897229286?profile=original“In den beginne was het Woord en het Woord is vlees geworden” 

door Wouter Muller  

Enkele jaren geleden gaf een collega  een presentatie over het haar werk met diverse groepen allochtonen in Hengelo.  Zij eindigde haar presentatie met een wensdroom: ‘ik zou willen dat als ik op een dag wakker word, het woord ‘allochtoon’ niet meer bestaat’.  Groot applaus van de aanwezigen. Die collega kan binnenkort haar wensdroom vervullen door te verhuizen naar Amsterdam. Daar heeft het gemeentebestuur besloten om voortaan het woord ‘allochtoon’ niet meer officieel te gebruiken. In plaats daarvan wil de gemeente het voortaan hebben over bijvoorbeeld ‘Turkse Amsterdammers’ of ‘Marokkaanse Amsterdammers’.  Zelf heb ik ook wel eens gewenst dat het woord ‘allochtoon’ zou verdwijnen, omdat het de mensen die we ermee bedoelen meer kwaad dan goed doet en door henzelf steeds meer als een last wordt ervaren.

 

Als Indische Nederlander heb ik die last zelf nooit meegemaakt. Toen in de jaren ’50 meer dan driehonderdduizend (!) mensen noodgedwongen vanuit Indië naar Nederland kwamen, werden ze hier ook ‘Indisch Nederlanders’ genoemd en niet ‘allochtonen’.  De meesten hadden ook de Nederlandse nationaliteit en het woord ‘allochtoon’ bestond nog niet. Toen dat woord wel bestond, wilden de Indische Nederlanders beslist niet als allochtonen aangeduid worden. Zij waren immers van oudsher Nederlanders en wilden niet tot die andere categorie gerekend worden. Sterker nog, Indische Nederlanders zetten zich daartegen af, omdat zij zich wél aan de Nederlandse samenleving hadden aangepast en ‘de allochtonen’  volgens hen (nog lang)niet.  Dan wil je daar niet mee geassocieerd worden. Ik heb wel meegemaakt dat er soms afgunst was op allochtone organisaties. Die kwamen namelijk wél voor bepaalde subsidies in aanmerking en de Indische organisaties niet. Dan wilde je ineens wel tot de allochtonen gerekend worden.  Zo zie je maar, ook Indo’s zijn net mensen.

 

Met de wens van mijn collega en met het Amsterdamse gemeentebesluit is iets interessants aan de hand.  En dat is taal. Of beter gezegd woordbetekenis.  In de bijbel wordt het prachtig aangeduid:  ‘In den beginne was het Woord en het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond’.  Anders gezegd: om iets tot realiteit te krijgen moet er eerst een woord voor bedacht worden. Zodra dat er is, bestaat wat ermee bedoeld wordt ook écht en kan je er iets mee doen.  Zo dook in de jaren ’70 ineens het eerst onbekende woord ‘hyperventilatie’ op. Direct daarna is ‘het vlees geworden’ en bleken ineens heel veel mensen met hyperventilatie onder ons te wonen.

In de letterlijke vertaling vanuit het Oud-Grieks betekent allochtoon ‘van een ander gebied’, dit in tegenstelling tot autochtoon (‘van hetzelfde gebied’).  Het woord allochtoon is niet door de allochtonen bedacht, maar in 1971 als beleidsterm geïntroduceerd door de sociologe Hilda Verwey-Jonker op verzoek van de overheid. Die had behoefte aan een handig  woord waarmee je in één klap een hele groep mensen kon aanduiden.  En vanaf toen werd het woord vlees en zijn de allochtonen ‘onder ons gaan wonen’. Daarna werd het woord onderhevig aan maatschappelijke processen waardoor (in dit geval) de neutrale beleidsterm een steeds negatievere klank heeft gekregen.

Het kan ook anders: in Nederlands-Indië had het woord ‘Indo’ een negatieve betekenis en werd het gebruikt als scheldwoord. Tegenwoordig kun je op elke pasar malam T-shirts kopen met ‘Proud  to be Indo’. En de bekende Enschedese  gitarist Beppie Kamphuis kocht daar eens een T-shirt met als tekst ‘Ik wou dat ik een Indo was’.  Ooit een autochtoon of allochtoon zien lopen met een T-shirt ‘Ik wou dat ik een allochtoon was’?

 

De auteur is muzikant, tekstschrijver en componist

 

(Column is gepubliceerd in de Twentse Courant Tubantia, 2 maart ’13)

Lees verder…

10897266653?profile=originalKousbroeks ‘’Kampsyndroom’’ 

Besproken door: Pjotr.X. Siccama – d 4

Was het maar anders geweest..(!)” schrijft Kousbroek.

Ja, anders. Had de Nederlandse Staat en in haar verlengde het algehele principe van een oud koloniaal concept (die andere koloniale mogendheden toen eveneens strikt hanteerden) direct of geleidelijk in een nieuw beleid geleidelijk (of direct) geconverteerd, had zij als eerste de wereld laten zien dat het ook “anders” niet alleen mogelijk was, maar tevens het oude kolonialisme in die tijd vaarwel kunnen zeggen en andere koloniale mogendheden naar de kroon gestoken.

Een verdomd gemiste historische kans van jewelste. Het had alles te maken met geborneerdheid van politici, kortzichtigheid en afwezige visie en durf. Van de democratische bestanddelen waar wij zo rijkelijk van zijn voorzien en bevochten en gekoesterd hebben, werden merkwaardig genoeg niets aangesproken.

De Nederlandse Staat als koloniale mogendheid die in het midden van de 20e eeuw tot een einde is gekomen, keek allereerst en niet zonder zorgen, angstvallig naar de naaste Europese buren, hoe zij met het systeem omgingen in hun koloniën, uit vrees voor economische mishits en valse concurrentie. Een dwangmatige competitie schuilt blijkbaar in hun handelen. Het is het  patroon dat zich voortdurend herhaalt.

Het werd immers altijd gezien door een handelskijker om de status quo van het evenwicht in de wereldhandel te handhaven. Maatstaf voor een korte termijn denkwijze, maar niet wanneer een natie, een Staat op een wereldpodium te kijk staat en doet alsof zij het best goed doet in de Colonia. Eigenlijk zou de Nederlandse Staat best een hoofdrol willen spelen in het politieke

 10897273470?profile=original

Foto- trafkamp Boven Digoel op Nieuw Guinea waar de Indonesische intellectuelen werden gevangen gehouden.

wereldpodium, maar de omstandigheden van die tijd voor haar koloniën, waren helaas zo duister van aard, dat zij liever eieren voor haar geld koos, geen pottenkijkers duldde en op die manier alle kritieken te ontlopen.

Waren Soetan Sharir, Hatta en zovele vrije geesten maar niet gedeporteerd, maar  in plaats daarvan gehoord en naar hen geluisterd, dan was er voor beide landen Indonesië en  Nederland een veelbelovende toekomst weggelegd: de Wereld zou er voor beide landen er heel anders hebben uitgezien. Een exhibitie van een Staat en hoe een Staat tot zulke voor haar onwetend gehouden inwoners rampzalige beslissingen had kunnen nemen: mond gesnoerd, kop ingedrukt, ontnemen van de individuele vrijheid, beroven van menselijk geluk.: het waren ingrediënten van een politiestaat.  

Kousbroek verdwaalde, zo schrijft hij bij het lezen van een historische Europese roman van Hella Haasse, omdat hij geen in of uitgangen kon vinden. In mijn voorstelling was het beeld te vergelijken met het moment van het eerste uur van de strijders voor de onafhankelijkheid van de nieuwe Republiek Indonesië (Sharir, Hatta, Sukarno e.a.), maar bij hen waren er helemaal geen deuren die konden worden geopend, laat staan dat er stemmen van binnenuit konden worden gehoord.

Wanneer Indonesiërs voor studie of door omstandigheden in Nederland (en Europa) verbleven, waren zij uiterst verbaasd dat er in Nederland heel andere Hollanders woonden, die zich keurig gedroegen en bij wie niets te bespeuren viel van discriminatoire bejegening. Ze vroegen zich af of daar in de kolonie wellicht een andere soort Hollanders waren. Zulk een constatering geeft immers te denken en is voor een natie als Nederland werkelijk ernstig en uiterst pijnlijk. 

Een van de pijlers voor een harmonische samenleving is de zorg voor goed onderwijs waarbij de cultuurpolitiek een natuurlijk stimulerend fundament dient te zijn dat verantwoordelijkheden van de uitvoerders verlangt. En uitgerekend op dit terrein hadden zij in de kolonie die verantwoordelijk waren voor een van de meest belangrijk onderdelen het geheel laten afweten. In de “taal en cultuurpolitiek in de koloniën” van Groeneboer (zie serie artikelen in ICM) bijvoorbeeld werd al gewezen op de bizarre situatie in het onderwijs met name in Nederlands Indië: de zogeheten “wilde scholen” ontstonden (waar overigens Tjalie Robinson les had gegeven) en waar successievelijk het “wilde Nederlands” in de dagelijkse omgang werd gesproken. De autoriteiten vonden deze ontwikkeling maar niets, maar daar bleef het eigenlijk bij. Drastische maatregelen ter verbetering bleven eenvoudig uit. Weer een gemiste kans om de Nederlandse (zeg Europese) cultuur dicht bij de inheemse bevolking te brengen. In het begin vond het koloniaal bestuur het nodig om de (interne) discussie te openen over de vraag om het Maleis, (dus nog geen Bahasa) als Nationale eenheidstaal in heel Nederlands Indië in te voeren en/of het Nederlands.

Het idee om het Nederlands (taal van de koloniale mogendheid) over de gehele Archipel in te voeren kwam eigenlijk van ons westers buurland dat in India het Engels als voertaal wist door te voeren. Maar na veel interne consults en veelvuldig ingestelde commissies die over dit punt moesten buigen, zag het koloniaal Bestuur definitief ervan af. Redenen tot dit besluit waren discriminerend: Invoering zou een “gevaar” opleveren en een bedreiging voor de Nederlandse suprematie en ook nog: ..het zou de Inheemse bevolking makkelijk toegang verschaffen tot alle ontwikkelingen en in de Westerse wetenschap en zo meer, kortom a superiorcomplex. Het Nederlandse motto ‘’Je maintiendrai’’ wordt hier bedenkelijk en wel letterlijk gepraktiseerd.

 

Suprematie, uit het Latijn afgeleide term dat het Romeinse Rijk uiteindelijk de kop heeft gekost, zo ook Nederlands Indië waar heldere tekens van verval  overal de kop opstaken en zichtbaar werden om het einde aan te kondigen.

Dat alle Rijken gedoemd zijn ten onder te gaan, kan heel eenvoudig worden gezien en gemeten aan de hand van het gedrag en mentaliteit van de inwoners zelf. Want daar verbergen zich al tekenen tot verval. Het grootste voorbeeld was het Britse Imperium waar het begin van de ondergang zich had gemanifesteerd in de al maar groter wordende tegenstellingen en de verwerpelijke dagelijkse houding en gedrag van de Britten in de straten van India jegens haar oorspronkelijke inwoners.

 

Kousbroek over het trio Sharir, Hatta en Sukarno  : “..had het maar nog een generatie langer geduurd…’’ voordat de 2eWO begon, neem ik aan. (Die gelegenheid had een ieder ze van harte gegund)  Ja hád en wat dan ?

Zouden deze Indonesische intellectuelen anders hebben gereageerd na en tijdens de inval van de Japanse bezetting? Zouden ze wellicht onherroepelijk de zijde van het koloniaal bewind hebben gekozen? . Er zou dan bijvoorbeeld geen politionele actie zijn geweest waarop het Nederlands koloniaal beleid door de Wereldgemeenschap danig werd gekapitteld. Kortom er zou helemaal geen druppel bloed zijn vergoten. Maar al die mensen (arme onschuldige drommels) zijn nu dood en werkelijk voor niets gestorven, omdat politici alles stuk maken.  Was het inderdaad maar anders geweest.

 

Het leek alsof het hele Archipeldrama zich had afgespeeld op het artificiële speelveld  als een soort ondergaande straf, de Indonesiërs opgelegd, dat zij uit pure wraak de zijde van de nieuwe bezetter kozen. Was het ressentiment van de Indonesiërs? Zij waren immers door het koloniaal Bestuur in de steek gelaten.  Maar dan kwam de gelegenheid en het juiste moment dat  de


Indonesiërs het speelveld eindelijk op konden met een immense rugdekking van de nieuwe bezetter. De kinderen die eerst niet buiten mochten spelen daar het speelkwartier voor hen werd ingetrokken, speelden nu de hoofdrol. Beroofd werden zij daarvoor van al die speeluren door hen die te lichtzinnig over anderen hadden gedacht en geoordeeld.

Een grote historische stupiditeit van het koloniaal bewind met oerdomme bewindslieden die alleen de schijn wilden ophouden tegenover de
Wereldgemeenschap om duidelijk te laten zien dat zij ook een majeure rol speelde  te vervullen had op het Wereldtoneel en immer ten koste van anderen.

 

Wanneer de heer Wertheim (wiens uitspraken en geschriften met betrekking tot het koloniaal bewind in Nederlands Indië ondergetekende kent en in het algemeen zeer waardeert) in het boek ten tonele verschijnt, valt zijn uitspraak me weer behoorlijk tegen als hij met “..heimwee naar de tijd van Sukarno” aan komt draven. Is dit valse nostalgie of een serieuze grap?

Jammer; maar waarom gaat deze man voorbij aan de ware nucleus van het strijdtoneel van de Merdeka van en door die uiterste belangwekkende mannen als Sharir en de zijnen die bergen hadden verzet en toch de belichaming vormden van die Merdeka als het geweten van de Nieuwe Republiek is een raadsel.

 

De schrijver Pramoedya Ananta Tour noemt Kousbroek een grote schrijver van dit moment in Indonesië, maar heeft ook kritiek op historische onderdelen en de onvermijdelijke tijdsperiodes van het koloniaal bewind. Over zijn werk kan ik moeilijk oordelen aangezien ik niet bepaald een groot kenner ben van zijn werk. In ieder geval brengt Kousbroek me op pad om er meer kennis van te nemen.

Deze Indonesische schrijver beschouwt Raden Adjeng Kartini (ze stierf toen ze amper 25 was in 1904) als een soort geestelijke verlosser en ziet in haar de belangrijkste vrouw voor de emancipatie van de inheemse geaardheid (en identiteit). Zij schijnt officieel tot nationale heldin te zijn verklaard. Haar rustplaats, een soort mausoleum, trekt elk jaar veel bezoekers als een waar pelgrimsoord. De Indonesische kunstenaars, niet alleen schrijvers (door Pramoedya wordt ze min of meer geclaimd voor het proletariaat) maar ook beeldende kunstenaars hebben Kartini in het hart gesloten en zien in haar de belichaming van de, wat we in het Westen noemen: de Artes Liberales. Voor nagenoeg alle uitingen van de Kunsten is zij het grote symbool geworden in heel Indonesië.

 

In het hoofdstuk over Kartini onthulde Kousbroek en passant het feit dat Du Perron over deze vrouw schreef en een oordeel gaf. Het staat een ieder vrij om ergens over te oordelen (alhoewel ‘’oordelen’’  hoe dan ook een belastend werkwoord blijft en de moraal zo om de hoek komt kijken), maar in Du Perrons visie maak ik op dat hij wel (bij voortduring en niet zelden) behoorlijk tekeer kan gaan en deze vrouw in haar zwakheid treft en op haar ziel trapt  Zou het wellicht kunnen zijn omdat Kartini  een Javaanse vrouw of simpel een vrouw was? Du Perron kon toch immers ook weten hoe de levensomstandigheden waren en met name de opvattingen van de Javanen om de Westerse cultuur op te nemen (niet alleen afkomstig uit gegoede families en/of hogere milieus). De Javaanse gevoeligheden waren (en zijn) er gewoon en zeker voor vrouwen van het kaliber Kartini was het beslist niet eenvoudig en niet vanzelfsprekend een vreemde cultuur te bestuderen op haar manier. De vrouw had in al haar pogingen en wensen/verlangen moeten worden gestimuleerd en gestuurd. Was het omdat Kartini een Javaanse vrouw of gewoon een vrouw was?

 Per slot was Du Perron ook half Javaans, met een Javaans voorkomen en onmiskenbare Dravidische trekken overigens. Maar dit terzijde. Juist hij moest het beter weten, maar verloochening van zijn eigen achtergrond, afkomst en verleden scheen hem geen enkele moeite te hebben gekost, integendeel zou ik  zeggen: blijkbaar een sterke karaktertrek.

Het stond hem vanzelfsprekend vrij om zijn kritiek(en) te leveren; op zichzelf juist, maar wanneer je de destructieve kritieken die hij in zijn geschriften, overigens niet alleen jegens Kartini, leest, dan ontdek je de donkere zijden van zijn karakter als schrijver. Kousbroek naar aanleiding van de Perron s oordeel over het eigen maken van de “Westerse cultuur’’: Citaat: “..het geeft integendeel een voortreffelijk beeld van de ontwikkeling de Javanen die zich de ‘westerse cultuur’ wilden eigen maken en als zodanig ‘’de Europese provincie Holland’’ vonden..”.(einde citaat)

 

Voortreffelijk beeld! Ik meen te weten dat het begin van de ontmoeting met de Westerse Cultuur voor de Javanen een heel vreemde ervaring moest zijn geweest, dient niet vergeten te worden. In die voor de Javanen diffuse en verwarrende omstandigheid is de beschrijvende constatering misschien ( nogmaals: ab viso modo)  juist, maar hier spelen andere curieuze zaken een rol waarvan er een is: de leedvermakelijkheid.van Du Perron die met een minachtende toon op de


culturele adaptatie wees. Enfin men kon blijkbaar nooit iets goeds doen in zijn ogen. Volstrekte arrogantie van du Perron waar hij (of wilde niets van weten)  ongetwijfeld, ‘’de drempel’’ van het Javaans inzicht en Adat, naar mijn inziens als een razende Roeland voorbij was gerend en het hart volkomen had gemist.

Hier laat Kousbroek zich bewust (?) meeslepen in een naar mijn smaak vreemdsoortige gedachtengang van du Perron. En wel op een manier die mij niet bevalt. Ik vertrouw van mijn favoriete auteur dat hij zich hiermee niet schaart onder de betweterige auteurs die menen de wijsheid in de achterzak te hebben.

Terug naar Kartini. Het is niet mijn forte en heb ook niet een gezag om direct over de persoon te oordelen;  Ik constateer slechts dat het verschijnsel van de afwezigheid van juiste informatie en cultuurbronnen waar altijd al een groot gebrek aan was debet was en niet bepaald bevorderlijk voor een jonge progressieve vrouw als Kartini om zich in een andere cultuur te verdiepen. De andere berg die zij ook nog moest overwinnen was de toen nog strengere Javaanse hiërarchie dan nu het geval is waarin nauwelijks ruimte was voor geestelijke vrijheden en bevrijdingideologieën. De heren die dachten beter te weten moeten zich  schamen om zich bij voorbaat oordelen aan te matigen.

 

Maar dan de zin over “de ontwikkeling der Javanen die zich ‘de Westerse cultuur’ eigen wilde maken”. Voilà. Nu initieerden (eerder: grepen ze aan) de Javanen zelf de mogelijkheid om de “Westerse cultuur” goed te bestuderen en te ontwikkelen, of ze worden onmiddellijk gesanctioneerd door psychische onthoofding. Men zou er zijn bekomst van krijgen. Het was duidelijk dat op deze manier de toegang tot “de poorten van De Europese provincie Holland” voor alle Indonesiërs nu wel definitief waren gesloten. Hádden zij die ‘’Europese provincie maar niet gevonden’’, dan was het voor hen veel beter geweest om via een geheel andere weg het oude hart van Europa en de Europese ziel te ontdekken en op die manier ‘’de provincie Holland’’ vanuit dat centrum eens te bekijken. Maar alles is bij ons verkeerd gelopen en heeft het collegium poenalis haar destructieve werk gedaan. Einde van het begin van een sprookje.

Het ging hier onder andere (ook) over (vrouwen)emancipatie en een vrouw in de Javaanse cultuur werd (wordt nu veel beter) beschouwd als van een ander niveau, een andere categorie. Du Perron was naar mijn idee, op z’n zachtst gezegd vrouwonvriendelijk en bovendien een grote gemene snob die zichzelf als “echte Europeaan” zag, wat hij helemaal niet was.

 

Dat een buitenstaander (buitenlanders) werkelijk niets snapt (Kousbroek) van wat in de Dutch Indies heeft afgespeeld en zeker niet op dit niveau.is wel duidelijk – Is it a political or cultural dilemma? (hoor je maar al te vaak). Zo diep zijn we gezonken voor wat betreft het nalaten van propaganda en verspreiding over de Nederlandse cultuur. En die lieden die voor deze onduidelijkheid mede schuldig waren, zijn in dit artikel genoemd.

Ik stel daarom voor om forensische experts in te huren om deze culturele chaos onder de aandacht te brengen voor algehele uitleg aan onze buren in Europa en verder in het buitenland overal waar wij geaccrediteerd zijn, inclusief het Vaticaan.

Kousbroek ergert zich in zijn boek om het een en ander; welnu, wat mij ergert is het constante gekibbel van Du Perron (en ook Ter Braak in mindere mate) over andere auteurs die over Nederlands Indië hebben geschreven, in plaats daarvan hadden zij zich meer op hun eigen toko en op hun eigenlijke werk (en taak) moeten concentreren en zich niet te gedragen als een kwellend gezelschap.

Wás Du Perron maar niet vóór de 2e WO gestorven, dan zou hij wel zeker anders hebben gepiept.

Ach, was het inderdaad maar anders geweest.

 

Wordt vervolgd

10897273680?profile=original

10897274084?profile=original

 

 

470 × 352 - kecopbioinfo.blogspot.com

 v l.n.r. Soetan Sharir, Sukarno, Mohammed Hatta.

 

10897273885?profile=original

10897274475?profile=original

Graf van Kartini.                                                            Indonesische volksheldin  Kartini

10897274854?profile=original

Lees verder…

DEN HAAG EIST OPHELDERING OVER KWESTIE JAVAZEE

DEN HAAG EIST OPHELDERING OVER KWESTIE JAVAZEE

Jakarta houdt zich stil

10897387875?profile=original

door Olof van Joolen

Nederland had begin september twijfels bij de informatie die Indonesië aanleverde voor het gezamenlijke onderzoek naar het lot van de uit de Javazee verdwenen scheepswrakken. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom gevraagd of er niet méér duidelijk was.

Toen Indonesië niet met meer info over de brug kwam, heeft Nederland via de eigen experts nog gegevens proberen los te weken. Toen dat ook niet lukte, bleef het beeld zoals het was en is het onderzoek naar de Tweede Kamer gestuurd. Haagse bronnen melden dit aan De Telegraaf.

Pijnlijke details

Dagen na publicatie van het rapport waarin stond dat niet meer vast viel te stellen hoe de schepen illegaal waren gesloopt, onthulde de Indonesische onderzoekspagina Tirto.id pijnlijke details over de plek waar sloop van zeker tien oorlogsbodems heeft plaatsgehad. De Telegraaf sprak met mensen die op de sloop in Brondong hebben gewerkt. Lokale autoriteiten meldden dat er op zeker vier plekken in het stadje stoffelijke resten zijn begraven, die zijn gevonden tijdens het in stukken snijden van wrakdelen.

De Tweede Kamer kreeg gisteren van de ministers Bijleveld (Defensie) en Van Engelshoven (Cultuur) per brief een update over de affaire. Er lijkt weinig schot in te zitten. Het wachten is nog steeds op groen licht vanuit Indonesië. Volgens een woordvoerder van Defensie wordt er achter de schermen bijzonder hard aan het dossier gewerkt.

Er is tussen Den Haag en Jakarta dagelijks op hoog niveau contact. De belangrijkste stap van de afgelopen dagen is het versturen van een zogeheten note verbale. Dat is een brief waarin Indonesië officieel om opheldering wordt gevraagd. Het geldt binnen de diplomatie als een zwaar middel.

Stoffelijke resten

De bewindslieden stellen dat het voor nabestaanden zeer belangrijk is dat er snel duidelijkheid komt over de stoffelijke resten. ,,Nederland voert op dit ogenblik nauw overleg met de Indonesische autoriteiten over nader onderzoek ter plaatse om de vragen die naar aanleiding van de recente berichtgeving zijn gerezen, zo goed mogelijk te kunnen beantwoorden”, aldus de ministers.

10897388092?profile=original

Lees verder…

Rapport Trakaat van Wassenaar - Deel VII

10897354699?profile=original10897355077?profile=originalRapport: Trakaat van Wassenaar - Deel VII

7.     Interventie kamerlid Halbe Zijlstra

 

Tijdens het IP en ICM-festival stelde Halbe Zijlstra namens de VVD de vraag, waar of die 600 miljoen oude guldens zijn gebleven. Ook stelde hij vast dat je een claim niet met een andere claim kunt betalen, dan wel verrekenen of afkopen:

(zie hiervoor de link: http://icmonline.ning.com/video/reportage-ipmanisfestatie-ip).

Halbe Zijlstra heeft hierover schriftelijk vragen gesteld aan Ab Klink van het Ministerie van VWS. De antwoorden van Ab Klink waren in een rookgordijn verhuld en verre naar tevredenheid van Halbe Zijlstra. 

 

Antwoord AB Klink (VWS) namens het Ministerie van BuZa:

 

Het is op zijn minst merkwaardig te noemen, dat een Minister van VWS de vragen beantwoordt, terwijl het ‘Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966’ met het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd gesloten en van 1973 tot 2003 de financiële betalingen via ditzelfde Ministerie plaatsvonden. Zie de brief van Ab Klink in de bijlage.

10897355653?profile=originalBIJLAGE BRIEF AB KLINK

 

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 24 maart 2010

 

Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009).

 

 

Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

 

Dr. A. Klink

***) Vreemd, dat niet het Ministerie van Buitenlandse Zaken de brief beantwoordt, daar zij het Verdrag met de uitvoering hiervan heeft afgesloten.

 

 

 

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Zijlstra over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling.

 (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009)

1.

Bent u op de hoogte van de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen (8 december 1955) en de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-Krijgsgevangenen  (30 november 1955) en het geding Froeling (24 oktober 1957)? 

Ja. 

2.

Is naar uw mening de kern van de genoemde vonnissen dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is volgens u wel de kern van de vonnissen?

De kern van de genoemde arresten is niet dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië. De rechter heeft in de genoemde arresten slechts een oordeel gegeven op de vraag of in de betreffende zaken de juiste partij in het geding is. In casu is dat niet de Nederlandse Staat, maar de Republiek Indonesië. Een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden.

3.

Bent u op de hoogte van het Traktaat van Wassenaar, zoals dat is overeengekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië op 7 september 1966?

 Ja, ik ken de overeenkomst van 7 september 1966 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië.

4.

Is naar uw mening de essentie van artikel 1, lid 1 van het Traktaat dat alle financiële claims van de beide landen en hun onderdanen tegen elkaar en hun onderdanen met dit Traktaat vervallen, ook alle vorderingen op de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? Kunt u daarbij aangeven hoe de memorie van toelichting dan gelezen moet worden, waar vermeld staat dat “Tenslotte zij aangetekend dat uit artikel 1, lid 1, voortvloeit dat aanspraken van particulieren op het voormalige Gouvernement van Nederlandsch-Indië niet meer tegenover de Republiek Indonesië kunnen worden geldend gemaakt”?

De overeenkomst uit 1966 betrof claims die waren ontstaan in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962). Ze hadden betrekking op door Indonesië genationaliseerde Nederlandse eigendommen. Voor het afsluiten van de overeenkomst in 1966 was al een consequente beleidslijn dat men zich voor het indienen van claims niet tot Nederland moet wenden, maar tot de opvolger van het Nederlands-Indisch Gouvernement, de Republiek Indonesië. De overeenkomst bracht daarin dus geen verandering. De Nederlandse Staat kan de rechten van particulieren niet zomaar afnemen en heeft dat met deze overeenkomst ook niet gedaan. Afgesproken is dat de Nederlandse Staat zich niet sterk meer zal maken om van de Republiek Indonesië vergoedingen te ontvangen voor claims. Dat is opgenomen in de Memorie van Toelichting bij de overeenkomst en in de Memorie van Toelichting van de Verdelingswet. Het oogmerk van de overeenkomst was om met de afspraak over betaling van een lump sum door de Republiek Indonesië ervoor te zorgen dat in ieder geval nog een deel van de claims van de Nederlandse Staat en van particulieren gehonoreerd zou worden. Zonder de overeenkomst zou de kans op enige vergoeding bijzonder klein zijn geweest.

5.

Is naar uw mening de essentie van artikel 3, lid 1, dat tegen betaling van 600 miljoen Nederlandse guldens de in artikel 1, lid 1, van het Traktaat genoemde financiële verplichtingen worden afgekocht als finale afdoening? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? 

Met de betalingen van de Republiek Indonesië aan de Nederlandse Staat werd inderdaad een finale afdoening beoogd.

6.

Heeft de Staat der Nederlanden met het overeenkomen van dit Traktaat niet feitelijk de aansprakelijkheid van de in artikel 1, lid 1, genoemde financiële verplichtingen overgenomen van de Republiek Indonesië in haar hoedanigheid als rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, waarom is dat volgens u niet het geval?

Uit niets blijkt dat de bedoeling van de overeenkomst is geweest om financiële verplichtingen over te nemen.

 

7.

Heeft de Republiek de betreffende 600 miljoen gulden geheel voldaan en daarmee dus aan de verplichtingen van het Traktaat van Wassenaar voldaan? Zo ja, wanneer heeft de laatste betaling plaatsgevonden? Zo nee, wat zijn naar uw mening de juridische implicaties van het niet nakomen van de afspraken door Indonesië?

 

De Republiek Indonesië heeft geheel aan zijn verplichtingen voldaan. Betalingen vonden plaats in termijnen van 1973 tot en met 2003.

8.

Kunt u aangeven waar het over 600 miljoen gulden aan is uitgegeven? Welk gedeelte van dit bedrag is besteed aan het afdoen van financiële claims die onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden hadden op de Republiek Indonesië en haar onderdanen, als zijnde de rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië en op welke wijze is daarbij juridisch vastgelegd dat daarmee de betreffende claims zijn afgedaan?

 

De Republiek Indonesië heeft in totaal 689 miljoen gulden, inclusief rente, aan de Nederlandse Staat betaalt. Daarvan was  223 miljoen gulden bestemd ter voldoening van een gedeelte van de claim die de Nederlandse Staat op de Republiek Indonesië had. Het resterende bedrag werd uitgekeerd ter voldoening van claims van particulieren, met name als gevolg van nationalisering van bedrijven. Men had drie maanden lang de gelegenheid om de claim in te dienen bij het Bureau Schadeclaims Indonesië. Daaraan is toen ruime bekendheid gegeven door bekendmaking van de Verdelingswet in het Staatsblad, maar ook door publicatie in de landelijke pers en via diplomatieke posten in het buitenland.

****) Je kunt een claim niet afkopen door een andere claim en weer wordt de term ‘particulieren’ gehanteerd en dus geen ondernemingen.

 

 9. 

Wat zijn naar uw mening de juridische gevolgen van het Traktaat van Wassenaar wat betreft vorderingen die particulieren en bedrijven hebben op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Kunt u daarbij specifiek aangeven of hiermee de gerechtelijke vonnissen zoals genoemd in de vragen 1 en 2 in een ander daglicht komen te staan, aangezien het er op lijkt dat de Staat der Nederlanden door het Traktaat de claimanten feitelijk de mogelijkheid ontnomen heeft om hun claims in Indonesië te gelde te maken?

Zie mijn antwoord op vragen 2 en 4. De in de vragen 1 en 2 genoemde arresten komen niet in een ander daglicht te staan, omdat deze geen inhoudelijke beoordeling inhouden en slechts duidelijk hebben gemaakt dat de Nederlandse Staat geen partij is voor de claimanten. De Nederlandse Staat heeft met het bedingen van betaling van een lump sum kunnen regelen dat er ten minste een deel van de claims gehonoreerd kon worden. \

 

UIT DE MEDIA

Bewerken

Lees verder…

2018, 24 JAN. Procedurevergadering" VWS. Door Peter Flohr & Anton te Meij.

10897383459?profile=original10897383655?profile=original

Bronvermelding: Verslag Peter Flohr.

Verslag van een dagje Den Haag voor de Indische Kwestie.

Een kwestie die al meer dan 73 jaar speelt en opgelost moet worden. Daar zet ik mij voor in.

Heel vroeg op pad vandaag. Met Anton Te Meij woensdag 24 jan. afgesproken in café Luden in Den Haag om 9.00hr ter voorbereiding van de rest van de dag. Om 10u naar de 2de Kamer om de “procedurevergadering” VWS te volgen. Het gaat om een vergadering van de Vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). In de procedurevergadering gaat het om besluiten over afhandeling en beantwoording van brieven die de commissie ontvangt.
In de commissie zitten 25 Kamerleden. Alle partijen zijn vertegenwoordigd. Een grotere partij heeft meer leden in de commissie dan een kleine partij. Vandaag zijn 15 leden aanwezig. De vergadering wordt in sneltreinvaart afgehandeld.

Agendapunt 34 gaat over de uitvoering van de “gewijzigde motie van het lid Agema over de afhandeling van de Backpay-regeling”. Fleur Agema (PVV) diende deze motie in op 22 december. Zij kreeg daarbij de steun van de hele kamer om eerst een evaluatie te houden over de uitvoering van de Backpay-regeling. Nu was in de commissie de vraag aan de orde hoe en wanneer de motie uitgevoerd zou worden.


Agema benadrukte dat in de Kamer gesproken is over het feit dat op dit moment het nieuw opgericht forum IP2.0 in feite de belangen vertegenwoordigd dan het oude IP. Zij verzoekt dan ook om iP2.0 ook bij de evaluatie te betrekken. De commissie had hier geen bezwaar tegen, waarmee bekrachtigd is dat IP2.0 bij de evaluatie betrokken wordt. De evaluatie vindt vóór 1 juli 2018 plaats.
Chapeau! Anton en ik waren buitengewoon tevreden met dit resultaat. Weer een stapje gezet in serieuze erkenning van IP 2.0.

Intussen was na de lunch Peggy Stein gearriveerd. Met z’n drieën zijn we in gesprek gegaan met Niels Rigter, parlementair verslaggever van de Telegraaf. Meerdere onderwerpen werden uitgediept. Het was een goed gesprek. Het is nuttig om journalisten steeds goed bij te praten. De Indische kwestie is een ingewikkelde kwestie. We hebben hem een overzichtsdocument meegegeven: “Aspecten van het rechtsherstel” inzake de Indische Kwestie. Intussen kwam Fleur Agema in de lunchhoek waar we zaten, nog even langs om onze positieve reactie te horen.

In de middag Kamerlid Sharon Dijksma van de PvdA bijgepraat over de Indische Kwestie en de stand van zaken. In dit gesprek blijkt hoe belangrijk het is om je als platform IP2.0 te presenteren met de meest actuele informatie over de betrokkenheid van de grote groep Indische-Nederlanders. Sharon Dijksma toonde zeker dat ze oprecht gevoelig is voor de narigheid die er bij veel mensen leeft over deze kwestie. Zij is een gedreven politicus.
Zelf heb ik nog eens gewezen op een door mij ingediende motie, op het PvdA congres vorig jaar januari, om samen met andere partijen deze kwestie op te lossen over de grenzen van de eigen partij. Deze motie is door een meerderheid van het congres overgenomen. Ik hoop dat zij en haar fractie dit zich aantrekt en samen met andere partijen aan de slag gaat. Sharon zegde toe dat ze de staatssecretaris VWS zeker zou motiveren om met ons in gesprek te gaan, met name over de totale Indische Kwestie. Wij verwezen haar ook naar de “SVB-impactanalyse” wat betreft het totale bedrag wat uitgekeerd zou kunnen worden.

Conclusie van de dag: Er zijn belangrijke stappen gezet: meer erkenning van IP2.0 en meer achtergrondinformatie kunnen vertellen over de Indische Kwestie.

We zijn redelijk tevreden weer huiswaarts gegaan en klaar om volgende concrete stappen te zetten. Mondelinge informatieoverdracht en in gesprek gaan blijft belangrijk.

TRANSLATION;

Report of a day in the Hague for the Indian issue.

An issue that has been playing for more than 73 years and has to be resolved. That's what I'm in for.

Very early today. With Anton at meij Wednesday 24 Jan. Agreed at café luden in the hague at 9.00 hr in preparation for the rest of the day. At 10 pm to the 2th room to follow the "procedurevergadering" Vws. It is a meeting of the standing committee on public health, welfare and sport (Vws). The Commission is concerned with decisions on handling and replying to letters received by the commission.
There are 25 Mps in the commission. All parties are represented. A larger party has more members in the commission than a small party. Today 15 members are present. The meeting will be dealt with rapidly.

Item 34 deals with the implementation of the 'amended motion by the member of the European Parliament on the handling of the backpay scheme', Fleur Aequalis (Pvv) submitted this motion on 22 December. It received the support of the entire chamber to review the implementation of the backpay scheme first. Now, in the commission, the question was raised how and when the motion would be implemented.
Aequalis stressed that in the room was spoken about the fact that currently the newly founded forum ip2. 0 actually represents the interests than the old IP. It therefore requests that ip2. 0 be included in the evaluation. The Commission had no objection to this, which confirmed that ip2. 0 was involved in the evaluation. The Evaluation shall take place before 1 July 2018
Chapeau! Anton and I were extremely pleased with this result. Another step in serious recognition of IP 2.0.

Meanwhile, after lunch Peggy Stein arrived. The three of us have been talking to Niels Rigter, parliamentary reporter of the telegraph. Several topics were deepened. It was a good conversation. It is useful to keep a close eye on journalists. The Indian issue is a complex issue. We gave him a document: "aspects of the rights" on the Indian issue. Meanwhile, Fleur Aequalis arrived in the lunchhoek where we were, just passing by to hear our positive response.

In the afternoon, Mr Sharon Dijksma of the labour party brought up an update on the Indian issue and the state of affairs. This conversation shows how important it is to present you as platform ip2. 0 with the most up-to-date information on the involvement of the great group of Indian-Dutch. Sharon Dijksma certainly showed that she is genuinely sensitive to the trouble that many people live on on this issue. She's a driven politician.
I myself referred to a motion tabled by me, at the pvda Congress last January, to resolve this issue with other parties on the borders of its own party. This motion has been taken over by a majority of Congress. I hope that she and her group will take care of this and work together with other parties. Sharon said that she would certainly motivate the secretary of state vws to talk to us, particularly on the overall indian issue. We also referred to the 'Svb-Impactanalyse' as regards the total amount that could be paid.

Conclusion of the day: important steps have been taken: more recognition of ip2. 0 and more background information on the Indian issue.

We have gone home reasonably satisfied and ready to take further concrete steps. Oral Transfer of information and conversation remains important.

Lees verder…

10897371280?profile=original

 

Mevrouw Jannsen claimt Minister Bert Koenders in zake het Traktaat van Wassenaar.

Mevrouw Janssen met een Indische achtergrond trok de stoute schoenen aan, en schreef aan Bert Koenders het volgende:

Weledelgestrenge heer Koenders,

 

Betreft: Uitbetaling in zake het verdrag Traktaat van Wassenaar 1966.

 

 

In december 2015. nam ondergetekende kennis van het bestaan van dit onderhavig verdrag  via de website ICM en  website petitie online.

 

Het verdrag Traktaat van Wassenaar is in 1966 ondertekend door de regeringen van Nederland en Indonesië. Doel: De Indonesische regering betaalt aan Nederland het bedrag van 689 miljoen gulden ter genoegdoening aan de Nederlandse staatsburgers, die huis, have en goed in Indonesië moesten achterlaten ten tijde van de repatriëring tussen 1947 en 1962.

 

Als rechthebbende doet ondergetekende beroep hierop, op de uitbetaling hiervan. De hoogte van het bedrag is becijferd tussen de € 25.000 - € 30.000. Hiervoor wordt verwezen naar het boek "Rapport traktaat van Wassenaar" met ISBN - ISBN: 978-94-92575-18-0 opgesteld in opdracht van ACTW66 (Actie comite Traktaat van Wassenaar).

 

Enz. enz. …….

 

 Nog geen 24 uur later ontving ze volgende mail van de afdeling van zekere Hans Smit van de afdeling Juridische Zaken

 

Met antwoord:

Geachte mevrouwe  Jannsssen,

 Namens de minister beantwoord ik uw mail van 18 augustus jl., waarin u aanspraak maakt op 30.000 euro op grond van het Traktaat van Wassenaar 1966.  

Ik heb geen goed nieuws voor u: de Staat der Nederlanden zal die claim niet honoreren. Ik licht dat als volgt toe.

 

In –ruwweg- de periode 1957-1962 vonden in Indonesie op grote schaal nationalisaties plaats. Dat kwam erop neer dat de eigendommen van Nederlandse bedrijven en burgers door de Indonesische regering werden afgenomen zonder enige vergoeding. Tussen Nederland en Indonesie hebben in de jaren zestig onderhandelingen plaatsgevonden, die er enerzijds toe strekten om de betrekkingen tussen beide landen te normaliseren, anderzijds een schadevergoeding voor de gedupeerde Nederlandde bedrijven en burgers te krijgen. Via onderhandelingen zijn partijen uitgekomen op een betaling van Indonesie aan Nederland van ongeveer 600 miljoen gulden. Dat bedrag is in de periode van 1973 tot 2003 door Indonesie in jaarlijkse termijnen betaald. Nederland heeft dat geld aan de gedupeerden doorbetaald op basis van de Verdelingwet 1969. Om voor doorbetaling in aanmerking te komen, moest men zijn claim tijdig hebben ingediend, uiterlijk in 1970. Er hebben toen advertenties in de krant gestaan met informatie dat en hoe men een claim kon indienen. Er zijn enkele duizenden claims ingediend. Men moest die claim kunnen onderbouwen met bewijsstukken. Verder betrof het hier niet meer dan een gedeeltelijke vergoeding van ongeveer 15% van de geleden schade en moest de claimant voor de volledige schade finale kwijting verlenen. 

Dan uw claim. Het is of het een, of het ander. Ofwel u heeft uw claim tijdig ingediend, en dan bent u akkoord gegaan met betaling van 15%, derhalve 4500 euro. En dat geld is in de periode 1973-2003 aan u uitbetaald. Ofwel u heeft uw claim niet tijdig ingediend, maar dan kunt u onder de Verdelingwet geen aanspraak meer maken op vergoeding.  

Onder deze omstandigheden is het niet nodig dat ik u vraag om uw claim te bewijzen, want ik kom daar om de in de vorige alinea genoemde reden niet aan toe.   

Vr.gr.

 

Hierna bracht Hans Smit ludiek via zijn email om binnen zijn netwerk de rest hiervan op de hoogte te stellen, het toeval is dat mevr.Jansen lid is van de Pvda, en als lid ontving ze de mail die voor haar bestemd. De betrokkene heeft wel de privacy van mevr. Jansen fors en bewust geschaad. Onder andere ging de mail naar Stork. Wat heeft Stork in godsnaam hier rnee te maken.

Toch een vreemd antwoord dat volledig afwijkt die heer ing.MBA F.Schwab sr. Ontving op 26 maart 2015  van drs. J.H. A Waltmans namens Minister Bert Koenders waarvan de lezing als volgt is: 

In aanvulling hierop merk ik op dat de compensatie uit hoofde van de Overeenkomst niet bedoeld is voor de “ Indische Gemeenschap” als zodanig, maar voor diegenen die aantoonbare schade hebben geleden door de Indonesische nationalisaties van Nederlandse eigendommen in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962).

 

Privacy schending van mevrouw Jannsssen.

Naast  het afserveren van mevrouw Jannsssen ( met drie sss),  vond de betrokkene van de betreffende departement ook nog te delen, en kennelijk  om zijn ego een podium te geven om zijn reactie openbaar te delen met:

Van:   ........................................................
Verzonden: dinsdag 22 augustus 2017 8:54
Aan: 
CC:
Onderwerp: FW: uw mail aan Minister Koenders van 18 augustus 2017

U begrijpt om de privacy te beschermen is mevrouw Jannsen een fictieve naam. Werk aan de winkel voor Bert Koenders om binnen zijn departement de ambtenaren tot orde te roepen.

Verontschuldiging voor taal – fouten in de eerste brief, deze is zo door de redactie overgenomen.

 

WORDT VERVOLGD

Lees verder…

ERESCHULD EN BOETE door Pjotr Xerxes Siccama

10897380055?profile=originalERESCHULD EN BOETE

foto :  Michel Korzec.

Een ander lid van de Indische gemeenschap is een zekere mevrouw Spoor-Dijkema die na vijftig jaar nog verkondigde dat er geen goede Jappanners bestaan (‘Vrij Nederland’, 1991).

Deze uitspraken uit de Indische gemeenschap zijn in- en intriest en teleurstellend.

De redactie van de Volkskrant (1991) had schijnbaar in een moment van verstandsverbijstering (?) het geschrift van een zekere heer Korzec geplaatst, die (in een column) commentaar gaf over de, zoals hij het noemde “gedisproportioneerde” aanspraken van de Stichting Japanse Ereschulden.

 

 

Hoezo gedisproportioneerd? Waar haalt mijnheer Korzec die wetenschap vandaan dat te beweren en zich dat aan te matigen? Stoken en modder over een gemeenschap uitstorten die hij helemaal niet kent; is hij een geïnterneerde uit WO II of anderszins een oorlogsslachtoffer? Voorzover ik na kan gaan, is dat niet het geval. Maar het kwaad is al geschied en de destructie heeft zijn werk gedaan. Het doet er nu ook niet meer toe omdat hij kennelijk de bedoeling had mensen voor de schenen te schoppen en te beledigen. Of draagt deze wijsneuzige meneer nog latente en onbegrepen ressentimenten met zich mee, al zeulend, onder een merkwaardig soort jaloezie waarvan hij zelf oorsprong en oorzaak niet meer weet (als oorspronkelijke niet-westerse Europeaan)? Om hier in West Europa voor vol te worden aangezien, moet je toch wel driftig om je heen slaan en zeuren over zaken waar je immers geen ene notie van hebt? Een buitenstaander heeft doorgaans de grootste mond omdat hij zelf betrokken noch verantwoordelijk is. Ik gun als sociaal mens en rechtgeaard vrije democraat van nature een ieder zijn mening en de vrijheid een mening te verkondigen zoals men wil maar hier is geen sprake van een mening: het is een onvervalst oordeel. Dat deze man door Kousbroek ook is aangehaald met betrekking tot de claims van de Stichting Japanse Ereschulden wil niets zeggen over de kwaliteit van zijn geschrift of denkbeeld, laat staan over de man zelf. Ik raad hem dan ook aan zich eerst te verdiepen in de Indisch-Nederlandse geschiedenis, talloze rapporten en vooral de NIOD-rapporten te lezen voordat hij zich waagt aan enig oordeel.

 

Heel anders is het bij burger-geïnterneerden en anderen die aanspraken maken op een materiële genoegdoening die overeenkomt met andere claims van oorlogsslachtoffers en die volstrekt gedisproportioneerd is, om dat woord nog maar eens te gebruiken.

Het is voor mij onbegrijpelijk van Kousbroek dat hij uit de column van Korzec alleen het woord gedisproportioneerd eruit heeft gepikt. Over het waarom, krijgen we het volgende te lezen:

“De overlevenden van de Duitse kampen kregen Wiedergutmachung dat willen de Indische geïnterrneerden ook, maar ze willen meer. Ze willen twintig keer zoveel.

Nu gooit Kousbroek (zelf geïnterneerd om het nog erger te doen lijken), net als Korzec, een knuppel in het hoenderhok, en maakt louter om te JENNEN), een behoorlijke fout met de hiervoor genoemde misplaatste en ridicule opmerking. Ik vind dit zo teleurstellend en bijzonder gemeen van de man om een groep mensen (waar hij, naar hij zegt zelf toe behoort) neer te zetten als lamenterende klagers. Kousbroek weet drommels goed dat dit onwaar en buiten de werkelijkheid is! Ze willen helemaal niet MEER, ze willen volledige genoegdoening (hetgeen nog niet is gebeurd) wat hen recht doet en rechtens toekomt, nu in materiële zin die gelijk is aan  andere oorlogsslachtoffers. Wat kan die man toch zeuren om iets waarmee hij, naar hij zelf zegt veel moeite heeft, namelijk over het onrecht dat in dit land met voeten wordt getreden. Onbegrijpelijk.

 

Bij onze Europese buren gebeurde de compensaties (voor hún koloniën) toch vloeiender en beschaafder en vraag men zich af of  het de Nederlandse regering historisch nog niet duidelijk genoeg is dat de buurlanden Frankrijk, Engeland hun voormalige koloniën (nog afgezien van de VS) en zelfs het straatarme Portugal hun slachtoffers volledig hadden gecompenseerd. De internationale schande die Nederland hiermee op zich laadt, is buitengewoon groot wanneer dit langer blijft duren. Alles staat in de NIOD-rapporten waar en hoe de Nederlandse regering moet handelen.

Nederland wordt nu internationaal constant in de gaten gehouden (gemonitored zoals dat hedentendage heet) nu deze kwestie speelt en dus actueel is, om te weten waarmee en vooral op welke manier de Nederlandse Staat tot een voor de Indische gemeenschap bevredigende oplossing zal komen aanzetten.

 

Er gaan in mijn directe omgeving al stemmen op om Europese (juridische) sancties op te leggen aan hen die verantwoordelijk zijn voor het onrecht aangedaan aan een gemeenschap; die zijn, zo ik heb vernomen in voorbereiding voor het geval de Indische Kwestie niet snel wordt opgelost.

 

Om alles in juiste verhoudingen te zien schrijft Kousbroek vervolgens dat Duitsland aan de Joodse slachtoffers (per hoofd) ca. fl. 2000 had betaald. Ziedaar zijn grote berekeningsfout. Zoals we weten uit de gegevens werd per hoofd aan de Joodse gemeenschap meer dan fl. 40 duizend uitbetaald, evenals de Roma/Sinti-gemeenschap overigens. Ziedaar, zij werden geheel gecompenseerd. Kousbroek was dus weer niet goed geïnformeerd over de hoogte(s) van de respectievelijke vergoedingen/compensaties aan Europese slachtoffers. Waar haalt hij die compleet foute informatie toch vandaan? Ik neem hem dit zeer kwalijk. Hier lijkt iemand flink met cijfers te goochelen en een dom spelletje te spelen, kijken of een gek er misschien in trapt. Het bedrag heeft exact de hoogte die overeenkomt met de claim van de Indische gemeenschap (20 x fl. 2000 weet u nog?) (de burger-geïnterneerden e.a.). Dat is volstrekt helder en legitiem. Sterker nog, de Indische gemeenschap heeft in haar aanspraken zelfs de geldontwaarding, langer dan zestig jaar nog niet eens in het bedrag verdisconteerd. Een bedrag van € 35 duizend is daarom zelfs heel redelijk (zij het altijd nog te schamel bij nader inzien moet ik erbij zeggen, zowel letterlijk als figuurlijk.)

 

Nu komt de vraag weer op: waar komt die agitatie van Kousbroek vandaan om uitgerekend dit punt te berde te brengen? En dan: waarom maakt hij zich zo verdomd druk om deze zaak waarbij hij persoonlijk geen enkel belang heeft maar waarbij hij wel anderen onnodig tegen de schenen schopt? Ook dit reken ik hem bijzonder aan. Dat hij persoonlijk zelf de materiële genoegdoening niet nodig heeft, is zijn zaak en keuze maar dat hij op de stoel van een ambtenaar gaat zitten om zijn onredelijke betoog publiekelijk te spuien is werkelijk niet comme il faut.

 

Laten we eerlijk zijn en niet doen alsof het bedrag zo hoog en onoverkomelijk is.

En dan de onheuse behandeling en onrechtvaardigheid in deze kwestie die meer dan 65 jaar heeft geduurd. Het is nu de allerhoogste tijd om hier komaf te maken en een definitieve streep te zetten onder deze (voor ieder) pijnlijke Indische kwestie. Kousbroek gaf zelf toe (waar komt opeens die ambivalentie van hem vandaan?) dat de Nederlandse Staat (al die regeringen na WO II, de KVP onder leiding van Romme (de man die de vermaledijde fokpremie” heeft ingevoerd, waar hij de sociale bijverschijnselen van die wet op de koop toe nam, voorop met zijn uitspraak:


 “.. we zijn hun niets verschuldigd..(.)” zo onvoorstelbaar stupide, grievend, laks en bovendien krenterig en geborneerd handelt wanneer het om aanspraken en in het algemeen over gelijkstelling gaat.

 

De Nederlandse Staat had al lang de tijd gehad om komaf te maken met de Indische Gemeenschap en ze in hun aanspraken volledig tegemoet te komen. In de 60-er en 70-er jaren had de Indische Gemeenschap toen hard en met de vuisten op tafel moeten slaan; maar ze waren hiervoor te beschaafd (“overbeschaafd”, schreef Jan Blokker – scheen geen visitekaartje te zijn PS).

En juist die houding tekent en kenmerkt het lot van mensen die dachten dat de ander uit hetzelfde hout waren gesneden. Het is met die bescheidenheid nu geheel afgelopen, de messen geslepen en de barricades opgesteld.

 

Per slot zijn de NIOD-rapporten waarin de aanspraken van de Indische gemeenschap zijn neergelegd en bevestigd niet voor niets opgesteld Waar moeten ze nog op wachten? Tot ze allen dood zijn? Er is immers geen enkele belemmering om de aanspraken nu uit te voeren; en ondertussen worden weer miljarden euro’s de wereld in geslingerd in plaats van recht(en) en democratie te exporteren voor al die ontwikkelingsprojecten waarvan een handvol uitvoerders het meeste profijt trekken en dat uit gemeenschapsgeld, tegen ongelijke verdeling en onrecht in de Wereld, maar eigen burgers worden ondertussen hun rechten ontnomen en volstrekt genegeerd. De woorden van Kafka zijn hier vlees geworden.

 

10897270465?profile=original

10897270653?profile=original

Het NIOD gebouw – Amsterdam.

 

10897269292?profile=original

 

10897302663?profile=original

De stille tocht 2012 Den Haag – de stoet naar plein 1813.

 

Door :

 ICM Columnist / respondent

 Pjotr Xerxes Siccama

10897249257?profile=original


 

Lees verder…

10897396278?profile=originalTijd voor onderzoek na het ’onderzoek’

Een ’onderzoek’ is in Den Haag de beste remedie om onwelgevallige berichtgeving of commotie te neutraliseren. Boze Kamerleden, nieuwsgierige journalisten of een gealarmeerd publiek vinden in een ’onderzoek’ een snelle pleister op de wonde van de verontwaardiging. Het gehoopte effect is het wekken van een indruk dat er wat met een vermoedelijke misstand wordt gedaan.

In de praktijk hoeft een onderzoek niet veel voor te stellen. Natuurlijk, parlementaire onderzoeken en enquêtes zijn serieus. Bewindspersonen lanceren ook onderzoeken, waarvan de zwaarte per keer nogal kan verschillen. Bij meldingen dat een aan de overheid gelieerde instantie zich niet aan de regels houdt, kan het Openbaar Ministerie onderzoek doen of een inspectie.

Een onderzoek kan echter ook gewoon betekenen dat een ambtenaar door een minister of een staatssecretaris gevraagd wordt om eens een beetje rond te bellen, zonder dat echt duidelijk is of aan de andere kant van de lijn de waarheid verteld wordt. Op het moment dat het resultaat van het rondje bellen duidelijk is, zijn weken verstreken en is de karavaan verder getrokken.

Wie het ’rapport’ over de verdwenen Nederlandse oorlogsschepen in de Javazee leest dat het kabinet naar de Kamer stuurde, kan onmogelijk de indruk krijgen dat het hier gaat om een onderzoek dat zorgvuldig, diepgravend of professioneel is ondernomen. Een alert Kamerlid noemt het ’twee kantjes die het kabinet heeft afgescheiden’; een treffende omschrijving die voor verschillende interpretatie vatbaar is.

Nadat premier Rutte in 2016 met de Indonesische president Widodo afsprak om de verdwijning van de wrakken gezamenlijk te onderzoeken, trokken Nederlandse en Indonesische experts daar ruim een jaar voor uit. Wat is er al die maanden gebeurd?

Er blijkt in februari 2017 in Jakarta een ontmoeting te zijn geweest van Nederlandse en Indonesische deskundigen. Daarin werd vastgesteld dat de wrakken inderdaad nagenoeg volledig verdwenen zijn. Een half jaar later (!) hebben deskundigen uit beide landen ’tijdens een bijeenkomst’ op basis van beschikbare informatie bepaald dat de wrakken ’op industriële wijze’ geborgen zijn. Illegaal dus en zonder respect voor de doden.

Deze conclusie wordt van uitleg voorzien in het genoemde twee kantjes tellende afgescheiden rapport van de besprekingen. Hierin valt op dat Nederland volledig vertrouwt op de Indonesische mededeling dat er geen schroot van wrakken is aangeboden, er geen vergunningen voor zijn afgegeven en dat er geen verdachte situaties zijn waargenomen. Maar, zo leest het rapport als een disclaimer, er werd in die tijd ook niet echt toezicht op gehouden. Daar kan je dus alle kanten mee op.

Uit onderzoek van lokale journalisten en collega Olof van Joolen komt een duidelijker beeld naar voren. Slooplocatie, bergers en verstrekte vergunningen blijken na enig echt onderzoek vindbaar. Evenals ooggetuigenverslagen van betrokkenen, vuilnisbelten die als impromptu begraafplaats dienden en tastbare memorabilia van de gesloopte schepen.

Het staat in wel heel schril contrast met de ferme conclusie van het kabinet dat er ’geen duidelijke antwoorden kunnen worden gegeven op de vraag hoe deze scheepswrakken zijn verdwenen’.

Zou er überhaupt wel eens iemand van de Nederlandse ambassade ter plekke zijn geweest om poolshoogte te nemen? Hoe vaak? En is er dan met getuigen gesproken? Tot nu toe blijft het gissen, wat bij betrokkenen de indruk wekt dat onze diplomaten de moed hebben opgegeven.

Dat er na onthullingen in deze krant nu pijlsnel een nieuw onderzoek is aangekondigd, geeft aan dat er in Den Haag gelukkig mensen zijn wakkergeschud.

Zo heeft minister Ank Bijleveld van Defensie intern opdracht gegeven om een feitenrelaas op te stellen. Zo wil dit voormalig lid van de Raad van Advies van de Oorlogsgravenstichting weten wat er nu precies wel en niet is gedaan tijdens het ’onderzoek’.

Duidelijk is in ieder geval dat er over het onderwerp een stammenstrijd speelt tussen de twee meest betrokken departementen. Het ministerie van Defensie zou graag alles uit de kast halen om de Nederlandse oorlogshelden een waardig afscheid te bieden. Op meerdere niveaus bij Defensie heerst evenwel frustratie over de focus van de collega’s bij Buitenlandse Zaken, die zich vooral zou richten op het beschermen van de toch al beladen bilaterale betrekkingen met Indonesië.

Het kabinet meldt dat er tussen Nederland en Indonesië ’wederzijds begrip is gegroeid over de waarde van oorlogsgraven’. Dat doet vermoeden dat het Jakarta voor 2016 geen zier interesseerde wat er met de oorlogsbodems gebeurde. Gezien ons besmeurde verleden in het land, valt enigszins te begrijpen dat Indonesiërs de overleden leden van de krijgsmacht die hen onderdrukte niet bovenaan hun prioriteitenlijst hebben staan. Nederland is de oorlogshelden en hun nabestaanden dat echter wel verschuldigd.

In het kabinet wordt erkend dat er voor het ’onderzoek’ vooral op de Indonesiërs is gebouwd. Als het begrip tussen Indonesië en Nederland daadwerkelijk is gegroeid, zou een team Nederlandse experts die kant op moeten kunnen. Om echt onderzoek te doen.

Lees verder…

SCHEEPSSLOPERS ’DEDEN GEWOON HUN WERK’ Schending zonder

enig besef

10897395289?profile=original

10897395466?profile=original

Voor tien dollar per dag maakten ze kleine stukken van de enorme wrakdelen die over zee werden aangevoerd. Ex-medewerkers van het bedrijf dat verantwoordelijk was voor de illegale sloop van zeker tien scheepswrakken beginnen nu pas langzaam te beseffen wat ze verkeerd hebben gedaan.

Het Indonesische ministerie van Transport gaf tussen 2014 en 2017 aan de lopende band vergunningen af aan bergers om oude scheepswrakken te lichten, zo blijkt uit het register (zie fragment onder uit 2015).

De bij de Slag in de Javazee gezonken Nederlandse oorlogsbodems van de vloot van schout-bij-nacht Karel Doorman vielen ten prooi aan slopers en plunderaars. Werklieden namen kogelhulzen en koperen naambordjes mee.

Hun namen willen ze niet zeggen. Twee van de naar schatting zeventig mensen die tussen 2014 en begin 2017 op een schiereiland naast de haven van Brondong werkten; ze zijn bang voor mogelijke gevolgen. Maar ze willen best vertellen wat ze daar deden en hoe het in zijn werk ging. We noemen ze bij hun schuilnamen: Ari en Budi.

Jonge kerels zijn het nog. Beiden hebben in hun eenvoudige huis van kale grijze bouwblokken hun trouwportret aan de muur hangen. De data zijn nog maar van een paar jaar terug. Ari heeft een jong dochtertje. Ze slaapt op een dun matrasje zo op de kale vloer onder een dekbedhoes in vrolijke cartoon-kleuren. Dezelfde vloer waar haar ouders op zitten. Meubels zijn er in het huisje tussen de palmbomen nauwelijks.

Omdat Ari en Budi het zeker niet breed hebben, kwam het aanbod begin 2014 als geroepen. Budi vertelt hoe het ging. „Ik werkte in Kalimantan en kreeg een belletje van de voorman. Of ik terug naar Java wilde komen want hij had mannen zoals ik nodig. Ik ging. Het salaris en de uren waren goed. We werkten van acht uur in de ochtend tot vier uur ’s middags. Voor tien dollar per dag.”

De twee kwamen te werken op een landtong ten westen van de haven van het kustplaatsje op Java. Om er te komen moet je onder een slagboom door met een bewaker ernaast. Wanneer je de kantoren van de politie en kustwacht bent gepasseerd, moet je een lang hobbelig pad af. De regentijd heeft de kuilen in modderpoelen veranderd. Er herinnert weinig meer aan de brute slooppraktijken.

Opgeruimd

Er slingeren alleen nog wat stukken scheepstouw en een enkele slijpschijf die tijdens het werk is gesneuveld. Verder is het vier voetbalvelden grote terrein vakkundig opgeruimd. De zeecontainers die langs de randen stonden om pottenkijkers buiten de deur te houden, zijn verdwenen. Alleen het verlaten huisje van de bewaker staat er nog.

„Op zee werden de schepen al in grote stukken gehakt. Wij sneden die met snijbranders in kleinere delen”, vertelt Ari. „Dat ging de ene keer makkelijker dan de andere. Vooral delen met veel klinknagels waren lastig. Gemiddeld waren we met een schip een maand bezig. Soms iets langer.”

Toen afgelopen week duidelijk werd dat de Indonesische overheid informatie over de slooppraktijken, zoals het verlenen van vergunningen, heeft verzwegen, beantwoordde minister Bijleveld (Defensie) de gang van zaken met een brief waarin staat dat niet onomstotelijk is aangetoond dat de schepen op de sloop van Brontong, de verdwenen oorlogsbodems Hr.Ms. De Ruyter, Java en Kortenaer zijn.

Medewerkers van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed bogen zich over foto’s aangeleverd door onder anderen de Indonesische onderzoeksjournalist Aqwam Hanifan en konden niet met zekerheid zeggen dat het om resten van de drie verdwenen oorlogsbodems ging. In theorie zouden het ook gezonken Hollandse koopvaardijschepen kunnen zijn.

Baas

Ari en Budi zetten bij die suggestie kanttekeningen. „De meeste schepen waren oorlogsschepen”, zegt Ari beslist. „Hoe we dat wisten? Omdat de baas ons dat heeft gezegd”, voegt zijn voormalige collega toe. De twee hadden delen van alle soorten marinevaartuigen onder de snijbrander. Van een onderzeeboot tot wat de twee slagschepen noemen. Maar hoogstwaarschijnlijk doelen ze eerder op kleinere marinevaartuigen zoals kruisers en gaat de nuance in de vertaling verloren. Zowel Nederland als Groot-Brittannië verloor dit type schip bij de Slag in de Javazee (1942).

In hun huis hebben de mannen hard bewijs voorhanden. Beiden konden de verlokking van een nog scherp patroon niet weerstaan en namen het mee. De projectielen ogen los van wat groene uitslag puntgaaf. Ari heeft ook twee restanten in zijn bezit die het meest lijken op de gietijzeren vulplaatjes, die tussen een dek en bijvoorbeeld een kanon worden gezet.

Budi tovert twee koperen naambordjes tevoorschijn die hij blijkbaar heeft achtergehouden. Op een ervan staat ’Amsterdam’ en verwijst naar een leverancier van spoorwegmaterieel. Op het andere staat eenvoudigweg: Laadruim.

Grotere en duurdere spullen konden ze niet meenemen. Zakken vol met koperen patrijspoorten werden apart verkocht. Meteen al, want koper is waardevoller dan het oude staal. „De Chinezen namen ook zo’n honderd granaten mee”, herinnert Ari zich. Hij strekt zijn onderarm uit om de grootte van de hulzen aan te duiden. „Ze haalden wel eerst het kruit eruit. Anders was het natuurlijk te gevaarlijk.”

Naast de granaten, kogels, laarzen en helmen zagen de slopers meer voorbijkomen dat erop duidde dat ze aan marineschepen werkten. Complete scheepskanonnen sneden ze in stukken. Budi heeft ook een aanwijzing die een stuk van een wrak lijkt te linken aan de Koninklijke Marine. Hij zegt een deel langs te hebben zien komen met daarop de grote letters K en N. Precies wat er vlak voor de boeg op de zijkant van de Kortenaer stond. Van dit schip is, net als van de Britse HMS Elektra, bekend dat de wrakken lagen in een gebied waarvoor het Indonesische ministerie van Transport vergunningen heeft verleend om te bergen. Het register van het ministerie, waarin de toegekende vergunningen staan vermeld, is in het bezit van De Telegraaf. Daarin staan de namen van vijf bergingsschepen die in 2015 toestemming hebben gekregen om de wrakken te lichten.

Schedels

Op één van de kanonnen, zo vertellen ze, deden de mannen de meest lugubere vondst. Toen ze het wilden slopen, zagen ze eerst helmen en daarna schedels van de mannen die ermee ten onder waren gegaan. Er waren ook andere menselijke resten, maar geen complete skeletten. „Misschien zijn die door de sloop in het water al uit elkaar gevallen”, oppert Budi.

Ze vertellen bijna onbewogen over dit deel van hun werk. „Nee, ik vond het niet eng of naar. Zo gaat dat toch gewoon”, gaat Ari verder. „Eerst schrok ik wel. Het blijven toch botten”, reageert zijn maat. „Maar toen ik wist dat het hele oude botten waren, was ik weer oké. We moesten de resten op een stapel leggen van de voorman. Hij zorgde dan dat ze werden begraven. Dat was het.”

Dat ze indirect hebben meegewerkt aan het verstoren van een oorlogsgraf van honderden mensen, lijkt alleen Budi te begrijpen. En dat ook pas sinds kort, en ogenschijnlijk zonder dat het veel wroeging of andere emoties oproept. „Ik las er een paar weken terug iets over in de krant. Toen dacht ik wel: ik moet oppassen. Straks word ik nog verdachte.”

Lees verder…

’AMBTENAREN VERKOCHTEN BERGINGSVERGUNNINGEN’

Fraude met wrakken

10897385698?profile=original

door Olof van Joolen

Indonesië heeft in het officiële onderzoek naar de uit de Javazee verdwenen scheepswrakken aantoonbaar onjuiste informatie laten opnemen. De overheid stelt dat er geen vergunningen zijn afgegeven voor het bergen van schepen, maar in zeker twee gevallen gebeurde dat wel.

Deze nieuwe onthulling komt van de Indonesische nieuwssite Tirto.id. De website meldde eerder waar stoffelijke resten uit Nederlandse en Britse oorlogsbodems zouden zijn gebleven: in een massagraf op Oost-Java vlakbij de haven waar de brokstukken uit elkaar werden getrokken.

Kortenaer

Uit documenten die de Indonesische onderzoeksjournalisten wisten te bemachtigen, blijkt dat zowel voor de locatie waar de voor 80 procent verdwenen Hr.Ms. Kortenaer lag, als die van de Britse HMS Electra, vergunningen zijn verleend. Het bedrijf dat ze kreeg, is het Indonesisch/Chinese PT Jatim Perkasa dat Tirto en Australische wrakdeskundigen in verband brengen met de vermissing van de Nederlandse wrakken.

De stukken zijn ook in het bezit van De Telegraaf. Ze zorgen voor een ander beeld dan wat minister Bijleveld vrijdag de Tweede Kamer presenteerde. „De belangrijkste conclusie is dat de scheepswrakken zonder vergunning van de Indonesische autoriteiten op industriële wijze zijn geborgen”, schreef ze in een Kamerbrief over de verdwenen scheepswrakken.

Wat ze overigens de Kamer niet meldde en ook niet in de naar het parlement gestuurde samenvatting van het onderzoek staat, is dat er tijdens het onderzoek geen forensisch vergaard bewijs ter tafel is gekomen. Deze kanttekening staat wel in het complete onderzoeksverslag waar De Telegraaf inzage in kreeg. Dit wekt de indruk dat er sprake is van een ’papieren onderzoek.’ Opvallend genoeg melden de opstellers van het stuk dat conclusies zijn getrokken van ’beschikbare informatie.’ Wat klinkt als een kanttekening bij het eigen werk.

Volgens Tirto zijn de Indonesische kustwacht en het directoraat generaal voor zeetransport van het ministerie van Transport druk bezig hun straatje schoon te geven. De onderzoeksjournalisten kregen via een openbaarheidsverzoek een lijst van 217 vergunningen voor bergingen op zee tussen 2014 en 2017. Bij een presentatie aan hen begin dit jaar werd dit aantal plotseling teruggebracht naar slechts dertig.

Herhaalde verzoeken om uitleg die onderzoeksjournalist Aqwam Hanifan neerlegde, werden genegeerd. Hij denkt dat de ambtelijke diensten proberen corruptie te verhullen. Er zouden vergunningen voor grof geld zijn verkocht. Binnen de Indonesische ministeries van Transport en Buitenlandse Zaken zou grote ergernis bestaan over het mogelijke gerommel van de ambtenaren.

De Nederlandse betrokken ministeries zwijgen vooralsnog. Defensie-woordvoerder Paul Middelberg stelt namens dit departement en die van Buitenlandse Zaken en Cultuur, Onderwijs en Wetenschap dat de onthullingen eerst moeten worden bekeken voor de overheid kan reageren.

Nabestaanden

Namens de nabestaanden van de marinemensen die in 1942 ten onder gingen op de Nederlandse oorlogsschepen, roept voorzitter Jacques Brandt van het Karel Doormanfonds de regering op zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Het Doormanfonds financierde de expeditie die constateerde dat de Hr.Ms. De Ruyter, Java en Kortenaer verdwenen waren.

„Het was een schok voor nabestaanden dat de wrakken waren verdwenen en het is weer een schok dat er sprake lijkt te zijn van een massagraf met stoffelijke resten”, reageert de oud-marineofficier. „Er moet zo snel mogelijk worden uitgezocht hoe het met dit graf zit. De eventuele stoffelijke resten moeten worden veilig gesteld. Nederland moet het officiële onderzoek heropenen als er zoveel nieuwe informatie is.”

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives