Alle berichten (20)

Sorteer op

Terugblik op Het Gebaar (2001) -

10897253880?profile=original10897283271?profile=originalTerugblik op Het Gebaar (2001) -    
Tegoeden Tweede  Wereldoorlog  nr. 23VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 28 februari 2001, Volledig versag ook hier te <<<< downloaden >>>
 

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 8 februari 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:  

– De voortgang van de werkzaamheden in verband met de tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 17);

– De voortgangsrapportage Tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 18), voor zover de stukken betrekking hebben op de Indische tegoeden;

– De nadere uitwerking van de regeringsreactie naar aanleiding van het rapport van de begeleidingscommissie onderzoek Indische tegoeden (25 839, nr. 21).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit, Vragen en opmerkingen uit de commissies, zijn hier ook te <<<<<< downloaden >>>>>>> 

 

Dat er nu anno 2014 een debat komt daar is geen enkel twijfel over!  Want het gaat anno 2014 om het zevenvoudige bedrag dan die van Gebaar 2001 (385 miljoen de schatkist kostte).  Een staatssecretaris of een minister kan niet eenzijdig een dergelijk besluit op eigen houtje nemen en zal eerst in de Tweede Kamer moeten brengen, hiervoor is draagvlak van de Tweede Kamer voor nodig, net als in 2001 bij Het Gebaar, desondanks destijds vele zaken onduidelijk lagen in tegenstelling tot nu.

 

Als voorbeschouwing wil ICM graag als redactie terugblikken In beginsel naar Nr. 23 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG dat vast vastgesteld werd op 28 februari 2001, waarom de Indische Gemeenschap niet die gelijke behandeling heeft gehad als de Joodse gemeenschap (Ruim 30.000 - 40.000 per individu gehad), dat overigens bij dit overleg veel aan de orde is geweest. Om dit te beoordelen zal de Indische kwestie naar de vijf perspectieven belicht worden: Indische gemeenschap als bevolkingsgroep, de Indische belangen organisaties (200 stuks verspreidt over het hele land), het oude Indisch Platform voorzitters Boekholt en KLeijn,  het Politiek systeem, en Nederlands rechtssysteem.

 

De Indische Gemeenschap t.o.v. de Joodse Gemeenschap wordt niet gekend als een homogene groep. De verdeeldheid is groot dat zich uit in de wel honderden Indische verenigingen, en ieder met eigen doel en missie, die haaks tegen over elkaar staan. Vanuit politiek Den Haag (Tweede Kamer) komt de Indische Gemeenschap niet goed weg wat de homogeniteit betreft. Is dat de Kamer hier het voordeel van de twijfel geeft (dankzij het politieksysteem) en het zeer te doen hadden wat de Indische Gemeenschap heeft moeten ondergaan in de oorlog tegen Japan,  de bersiap periode, en misschien ook door het politieke systeem die redding bracht met Gebaar voor de kille koel ontvangst asl tussenstation.  Tevens erkent door de vele te bureaucratisch te werk te gaan en de fouten aan de kant van de Nederlandse Overheid.   In vergelijking tot de bevolkingsgroep de Joodse gemeenschap die gekenmerkt wordt als een homogene groep, was binnen de Indische Gemeenschap alleen maar een grote verdeeldheid te besmeuren dat het modder gegooi verder ging dan binnen de Indische Stichtingen. Vele buitenstaanders o.a. ICM (NINES Online) verbaasden zich over dit amateuristisch gedrag in het openbaar.

 

De Indische organisaties gekenmerkt in het verlengde van hun achterban (leden) voerden een onderlinge hevige strijd onder elkaar, en nadrukkelijk niet tegen die Overheid.  Dit was openlijk te besmeuren op het Internet (o.a. via de beroemde websites en het msn). Elk ging voor het eigen belang. De typering alleen al van de "binnen - en buitenkampers”, die regelrecht een discriminatie onder elkaar vormden is te bizar om te verwoorden.  Geen eenheid, geen solidariteit, geen visie, geen plan, geen bewijsvoering zoals onderbouwde onderzoek met feiten, en het ontbreken van kennis om een dergelijk grote zaak tegen de Overheid aan te spannen, maar in bijzonder het ontbreken van die professionaliteit, expertise die door de boventoon van eigen belang en emotie werd gevoerd.

 

Het Oude Indisch Platform als politiekoverlegplatform ingesteld door oud premier Ruud Lubbers moest die oplossingen bieden en die redding brengen.  

Moeizaam kwam deze van de grond. Te meer de voorzitters Oud - Militaire door de Overheid werd benoemd, dit viel bij de andere organisaties in slechte aarde dat van de honderden slechts 7 toetraden, is niet te verwonderen.  Deze hadden geen enkel stem, dat dominant geregisseerd werd door Boekholt oud - buitendienst generaal ( broodheer de Overheid had) en veelal ging voor zijn eigen belangen. De burgers die in het voormalige Indie als oorlogsslachtoffers gekenmerkt hadden worden vielen daardoor overal buiten de boot. Tot wie moesten zij zich  wenden.  De andere zittende 7 Indische organisaties porforma zitting namen, geen enkel ervaringen hadden dat buitenstaanders moesten ingrijpen!  Is ook vrij logisch gezien hun CV profielen die geen enkel academische achtergronden hadden of bestuurservaringen in het bedrijfsleven, en die zich totaal lieten regisseren (overrulend)  door een Boekholt waar later ook gelden naar de familie toestroomden (Indisch Huis, in Scheveningen die nooit afkwam, om maar een voorbeeld te noemen, ook deze zaak werd uitgebreid gemeld in het verslag van het overleg, zegt al voldoende in het vertrouwen van het IP). 

ICM / NINES Online zag deze bizarre strijd en stak regelmatig de hand op om geen ruzie met elkaar te maken, want de ambtenaren van Overheid kijken ook mee op het Internet! Wat maakt uit of je binnen - of buitenkamper bent of KNILLER. Allen zijn oorlogsslachtoffer geworden met lange nasleep van de "overdracht", Bersiap, en de "Koele Kille Ontvangst in Nederland "geworden uiteindelijk. Van een oorlog die door het koninklijk huis namens Wilhelmina aan Japan is verklaard. Iedere oorlog zal onherroepelijk schade toebrengen aan het leven van de burgers: oorlogsschade immaterieel als materieel en als je ook nog je land kwijt bent waar je bent geboren en getogen . Dit zijn de keiharde feiten, waarom dan nog Buiten-, Binnenkampers, Knillers, en oud - ambtenaren ! Dit onderstreept al die tegengestelde belangen van de gewone burgers in het voormalige Indie.

 

Het Politiek systeem, Den Haag erkent dat de Overheid en alle voorgaande regeringen te bureaucratisch en grove fouten hebben gemaakt jegens de Indische Gemeenschap..

Maar gezien de grote verdeeldheid bij de Indische organisaties die weer het Oude IP bejegend is voor de Kabinet moeilijk de claims te becijferen zoals die bij de Joodse Gemeenschap.  Voorts verschilt de situatie wordt tot de conclusie gekomen. De vraag is of het een Gebaar of een tegoedkoming moet zijn. Politiek Den Haag heeft toch te doen met alles wat de Indische Gemeenschap heeft moeten meemaken, en krijgt in principe het voordeel voor de twijfel, dit mede door het falen van duidelijk wensen / eisen pakket van het oude Indisch Platform door de grote verdeeldheid, die bij de Joodse Gemeenschap wel nadrukkelijk aanwezig is.  Dankzij de politieke partijen die de claims willen wegen wordt Het Gebaar als tussen station gezien voor die "Koele en Kille ontvangst in Nederland"en toegekend 385 miljoen, waarvan 35 miljoen voor collectieve projecten (Voor the time being). Om de zaken te kunnen becijferen wordt voorgesteld om een breed historisch onderzoek door het NIOD te laten uitvoeren. Deze resultaten af te wachten om als nog definitief de hoogte van de claims te bepalen, die naast de claim van Het Gebaar kunnen worden ingediend bij de Overheid. 

 

Het Nederlands rechtssysteem (burgerwetboek) stelt, dat iedere burger rechten heeft die moet toezien of de Overheid die ook nakomt'.  Het wetenschappelijk onderzoek om reconstructie van feiten in Voormalige Indie zal moeten uitwijzen dat alle zaken die vastgelegd zijn Nr. 23 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG  op 28 februari 2001 de Indische gemeenschap in gelijke wordt gesteld aan de hand van de feiten en conclusies die de wetenschappers van het NIOD in het rapport als reconstructie hebben vastgelegd. Daarnaast de transacties hiervoor zijn uitgevoerd; Het Gebaar is uitgedeeld naar de afgesproken bedragen en het breed historisch onderzoek is verricht door de NIOD. Uit dit rapport zijn de claims te herleiden die onvoorwaardelijk de Overheid veroordeelt om tot uitvoering te komen van Gebaar - II met finale kwijting.  

 

Het eventuele verslag van Algemeen Overleg van Tweede Kamer anno 2014 komt er wellicht nu zo uit te zien met betrekking tot eerdere opgesomde perspectieven!

 

De Indische Gemeenschap, is meer betrokken geraakt bij de Indische kwestie door de jaren heen o.a. door  de communicatie via het internet (ICM & NICC) als Internetkrant en maand Magazine en via de pasar malams (800.000 man) . Hierdoor meer bewustwording creëerden en betrokkenheid bij de Indische kwestie. Te meer ICM als communicatie middel werd gebruikt door de Indische organisaties om de achterban te bereiken. Naast dat de Indische kwestie met het Indisch Platform veel in beeld is gebracht door ICM op de pasar malams, en koempoelan gedurende de periode 2003 tot 2014. Niet te vergeten voor de vele oproepen om richting het Plein te gaan voor IP manifestaties. Niet onbelangrijk de informatie en de boeken van schrijvers die hierin een grote bijdrage leveren( Ik Beken, van Elise Lengkeek) . Dat het draagvlak vele malen groter is geworden bleek uit de gehouden Indische Petitie initiatiefnemer Hans Vogelsang. Ruim 10.000 mensen gaven hun mandaat in de vorm van hun handtekening voor de Stille Tocht die uit handen van IP delegatie aan VWS werd overhandigd. Met die petitie stelde de achterban unaniem achter de doelstellingen en de missie: Erkenning, Excuusjes, en compenstatie in de vorm van een pensionregeling.

 

De Indische organisaties erkenden nu het nieuwe Indisch platform als de organisatie die de belangen namens de Indische Gemeenschap behartigt. Het geruzie en met modder gegooid lijkt nu achter de rug te zijn. Helaas uit dit zich niet bij een aansluiting bij Het nieuwe Indisch Platform, maar allen gaan voor 1 doel; Erkenning, Excuusjes en compensatie voor iedereen die geboren / gewoond heeft in Indonesie. De groep wordt nu geschat op 90.000 man van het oorspronkelijke aantal  van 341.000.

 

Het nieuwe Indische Platform als organisatie ziet een stijging van Indische organisatie die lid worden van Het IP. Van 7 (2001) naar 28, zelfs Pasar Malam Besar in Den Haag met 140,000 bezoekers trad toe tot het IP. De nieuwe vz. Herman Bussemaker koos voor de aanval en trad voor het eerst openlijk de publiciteit tegemoet.  Uiteraard gesterkt met de bewijsvoering onder zijn arm De Indische NIOD Rapporten die ruim 1,8 miljoen hebben gekost. In oktober 2009 ism met ICM wordt IP Manifestatie op Het Plein georganiseerd en de hele landelijk pers werd uitgenodigd dat later op de NOS omroep kwam, en in het nieuws. Een gehele andere benadering dan het oude IP, die letterlijk alles hebben verkwanseld.

 

Niet onbelangrijk en grote aanwinst en versterking was de toetreding bij de delegatie IP Ton Te Mey. Ton die alle in - en outs van politiek Den Haag kent, bovendien met oud MP Jan Peter Balkenende heeft gewerkt. Ton heeft veel sympathie voor wat de Indische Gemeenschap deze 69 jaren moest ondergaan om als tweede rang burger te zijn behandeld door de Nederlandse Overheid.  In 2013 trad Herman Bussemaker terug als voorzitter en werd opgevolgd door Silfraire Delhay, Herman Bussemaker zal wel blijven deelnemen in de delegatie als adviseur met betrekking tot zijn achtergrond als materiedeskundige en historicus. Dit IP gaat professioneel en slagvaardig te werk. Het gaat hier niet om 385 miljoen maar ruim om twee en half miljard op zijn minst, dat niet eenvoudig het draagvlak zal krijgen bij de Tweede Kamer.

 

Politiek systeem, Den Haag heeft er alles aangedaan om barrières den drempels gelegd om de NIOD rapporten te accepteren en om deze ook maar in behandeling te nemen.

  • Op 27 oktober 2009 op het Manifestatie zegde Jan Peter Balkenende toe om de Indische kwestie in behandeling te nemen. Jet Bussemaker zou de Indische kwestie, hiermee wordt bedoeld de NIOD rapporten, ter hand nemen en deze verder voorleggen aan leden van de Tweede Kamer. De val van het Kabinet - Balkenende blokkeerde deze zaak. Jet Bussemaker (naamgenoot van Herman Bussemaker, maar beslist geen familie).  De NIOD rapporten verdwenen de la van de ambtenaren, en Jet Bussemaker verzuimde de overdrachtprocedure op te stellen in deze voor haar opvolger. Bij het aantreden van het nieuwe kabinet werd wederom de NIOD rapporten ter sprake gebracht door het nieuwe IP.
  • In het overleg van 28 april 2011 van de staatssecretaris met Het Indisch Platform heeft mevrouw Veldhuijzen verklaard niet te willen meewerken aan de totstandkoming van een oplossing voor de Indische kwestie, zoals vastgelegd in de petitie van het platform aan de Tweede Kamer die in november jl. werd ingediend. De Tweede Kamer heeft toegezegd de Indische Kwestie te bespreken.
  • De 1e hoorzitting vond plaats in de Van Someren-Downer zaal op dinsdag 7 juni 2011 in het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, Lange Poten 4 in Den Haag.
  • Algemeen Overleg Kamercommissie VWS met staatssecretaris mw. Veldhuyzen van Zanten is verplaatst. inplv. 16 juni a.s. wordt het overleg op dinsdag 28 juni gehouden, in de Troelstrazaal van het 2e Kamergebouw Lange Poten 4 – aanvang 16.00u
  • Motie Tweede Kamer 

    Blijkbaar pikte ook het parlement het te kort door de bocht gaan van Staatssecretaris mevrouw Veldhuijzen Van Zanten-Hyllner niet en diende Pia Dijkstra (D66) daarop mede namens een aantal andere oppositiefracties een motie in. Die motie bestond uit twee delen. De Kamer wil dat de Nederlandse regering op een passende wijze op een daartoe passend moment aan de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indie erkenning en excuses aanbied. Verder wilde de Kamer dat de regering een onafhankelijke commissie van wijze personen instelt om de uitgebrachte NIOD rapporten met het Indisch Platform te bespreken en te onderzoeken wat de daadwerkelijke reikwijdte van Het Gebaar is.
    Hoewel door de Tweede Kamer de behandeling van Oorlogsgetroffenen boven de politieke partijen staat blijkt dat nu het onderwerp volledig gepolitiseerd is. De oppositiepartijen steunen het Indisch Platform, de Regeringspartijen inclusief gedoogpartner PVV zijn het eens met het regeringsstandpunt. 
  • De stemming
    vannacht in de Tweede Kamer was historisch vanwege de tweespalt in de Kamer over de Indische kwestie. Het komt niet vaak voor dat de tegenstellingen zo groot en scherp naar voren kwamen. De gehele oppositie (inclusief de SGP) steunde de motie van Pia Dijkstra (D66), die mede door de andere partijen werd ingediend.
    De motie om de geschillen bespreekbaar te maken door het instellen van een Commissie van wijze personen is door de Kamer vannacht na hoofdelijke stemming met een verschil van twee stemmen verworpen. Volgens het Indisch Platform betekent dit niet dat hiermee de Indische Kwestie van tafel is. Slechts het voorstel tot instellen van een Commissie is verworpen
    .
  •  73 waren voor “de Indische motie” en 75 tegen Gisteren 30 juni vond de stemming plaatst van  VAO ( Verbreed Algemeen Overleg )oorlogsgetroffenen in Tweede Kamer dit naar aanleiding van de hoorzitting die plaatsvond op 28 juni jl. Waarbij alle oppositie partijen reeds nadrukkelijk de  Indische Kwestie steunden.  Fel werd op die bewuste  dag uitgehaald naar de staatssecretaris van VWS
  • Aanbieden petitie aan Tweede Kamer op 19 maart 2013; Erkenning, Excuusjes, en compensatie in de vorm van een pensioenregeling. Martin van Rijn belooft Vz. Silfraire Delhay met oplossingen te komen. Criticaster beweren dat Martin van Rijn zijn beloftes niet kan waarmaken. Het pensioenplan zal ruim 3 miljard kosten. Anderen zijn deze mening niet toegedaan er zullen vele meevallers 2014 - 2015 de Overheid treffen.

Toespraak door Herman Bussemaker bij het overhandigen van de Petitie op 19 maart 2013, zie http://icmonline.ning.com/profiles/blogs/toespraak-door-herman-bussemaker-bij-het-overhandigen-van-de-peti   

 
Het contracst met 2001 en 2014 is zo groot; Over de hele linie in Nederland heeft de Indische kwestie meer draagvlak en sympathie gekregen, in de Kamer ruim 50% . ICM blikt postief vooruit op de ontwikkelingen en de oplossingen waarmee staatsecretaris van Rijn als nog op de valreep komt.
De verdere conclusie laat ICM aan U over!

10897234678?profile=original

Steun ACTW66 ! 

Uw donatie  kunt U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07   ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie Traktaat van Wassenaar.

Lees verder…

Indonesië: de straat tegen de straat

10897293671?profile=originalIndonesië: de straat tegen de straat

Donderdag 21 augustus werd de uitslag van de Indonesische presidentsverkiezingen bevestigd door het Constitutioneel Hof: Joko Widodo (kortweg Jokowi) was de winnaar. Hij geldt als ‘man van de straat’ die het land zou moeten bevrijden van corruptie en Soeharto-restanten. Maar bij dat beeld worden maatschappelijke tegenkrachten over het hoofd gezien: de vakbeweging, de politieke islam en het leger.

Zelden was een ‘politicus van de straat’ zo verlegen en bescheiden als Joko Widodo, de nieuwe president van Indonesië. Zonder veel uiterlijk vertoon en in simpele kledij voerde Jokowi, zoals hij in de volksmond wordt genoemd, zijn verkiezingscampagne. Onaangekondigd legde hij werkbezoekjes af in de wijken van Jakarta en hij belegde haastige persconferenties tussendoor. Wie is deze man, en kan hij inderdaad op de volledige steun van de straat rekenen in zijn gevecht tegen politieke kartels en corruptie?

Jokowi’s populariteit kwam sneller op gang dan zijn campagne. Terwijl zijn rivaal Prabowo Subianto lang van tevoren en met veel machtsvertoon zijn mars op de hoofdstad aankondigde, hield de tengere Jokowi lange tijd ongewis of hij zich in de verkiezingsstrijd zou mengen. En terwijl Prabowo zich met een helikopter in een stadion liet afzetten om te paard een ereronde langs zijn aanhangers te maken, leek het alsof Jokowi verbaasd was veel aandacht te krijgen. Zelfs reageerde hij lauw op insinuaties van zijn tegenstander dat hij een christen, een Chinezenvriend en een communist zou zijn – tot op het punt dat waarnemers zich begonnen af te vragen of hij wel wilde winnen. Jokowi’s  voorsprong van tientallen procenten slonk in de laatste weken snel. Uiteindelijk won hij van Prabowo in een nek-aan-nekrace.

Politicus van de straat

Jokowi mag zich met recht een ‘politicus van de straat’ noemen. In een land waar politieke partijen geen sterke interne structuur kennen en de weg naar de top doorgaans langs politieke connecties, sterke banden met het leger en een goed gevulde campagnebeurs leidt, geldt Jokowi’s carrière als hoogst opmerkelijk.

Geboren in de Centraal Javaanse stad Surakarta in 1961, groeide Jokowi op in een arm gezin, waar hij als twaalfjarige moest meedraaien in de meubelmakerij van zijn vader. Na een carrière als kleine ondernemer in de houtbewerking en het vastgoed, ging hij minder dan tien jaar geleden de politiek in als burgemeester van Surakarta. In de zeven jaar dat hij daar aan het roer stond, wekte hij veel bewondering voor de manier waarop hij slepende hoofdpijndossiers wist op te lossen. Zijn open benadering van gemeenschappen, zoals markthandelaren, sloppenwijkbewoners en drugsverslaafden, en zijn pogingen om met hen problemen op te lossen bleken vruchtbaar. Even succesvol waren zijn verbeteringen in het openbaarvervoersnetwerk en het onderhoud van waterwegen en parken.

Zijn roem snelde hem vooruit, en in 2012 won hij de gouverneursverkiezingen in Jakarta. Ook hier werkte hij met gemeenschappen samen, wist hij enkele grote infrastructurele projecten uit het slop te trekken en zette hij het ambtelijk apparaat aan het werk door zogeheten blusukan: onaangekondigde controlebezoeken bij instanties en openbare werken in uitvoering. Deze blusukan werden zijn politieke handelsmerk.

Wong cilik

Het contrast is groot met de carrières van andere politici en presidenten in Indonesië, zoals die van zijn rivaal Prabowo. Deze had als oud-generaal zijn carrière voor een belangrijk deel te danken aan goede politieke contacten, nauwe banden met het leger en een huwelijk met de dochter van oud-dictator Soeharto. Voor velen symboliseert Jokowi de opkomst van de wong cilik, de kleine man, in de Indonesische politiek. Hij lijkt niet gebonden te zijn aan duistere politieke krachten of het grote geld, en laat in zijn politieke stijl zien de noden van de kampung-bewoner minstens zo belangrijk te vinden als die van grootstedelijke projectontwikkelaars van Jakarta.

Toch is het afwachten in hoeverre Jokowi, nu hij de presidentsverkiezingen gewonnen heeft, zijn schone imago weet vast te houden. Hoewel hij de gewone man zegt te representeren, krijgen zijn kiezers geen duidelijk gezicht. Aangezien deze mensen niet anders georganiseerd zijn dan door een stem op Jokowi, blijft het ook na zijn verkiezingswinst onduidelijk hoe hij de band met zijn achterban gaat onderhouden.

En laten we wel wezen, het Indonesische electorale stelsel werkt een daadwerkelijke schoon-schippolitiek niet in de hand. Voorafgaand aan de verkiezingen is het gebruikelijk dat de vele politieke partijen zich organiseren in twee of drie coalitieblokken. Jokowi’s blok werd gedomineerd door zijn eigen progressief-nationalistische partij PDI-P, maar kreeg ook steun van afsplitsingen van Suharto’s autoritaire Golkar-partij, van oudgedienden uit het leger en de veiligheidsdienst, en van een partij van zakelijke middenklassers. Buiten het parlement kreeg hij de steun van een groot deel van de vakbeweging, van kiezers in de buitengebieden en van religieuze minderheden.

Jokowi is dus niet slechts verantwoording schuldig aan ‘de gewone Indonesiër’ die genoeg heeft van corruptie en welvaart verlangt, maar ziet zijn beleid uiteindelijk mede bepaald worden door diverse politieke, maatschappelijke en economische krachten. Bovendien is Jokowi niet de enige met aanhang op straat. Hij zal nog een flinke kluif hebben aan maatschappelijke groepen en machtsstructuren die zich tijdens de verkiezingen achter Prabowo hebben geschaard, maar zich doorgaans op straat manifesteren. Drie van deze groepen verdienen een nadere blik.

Vakbond FSPMI

Prabowo’s politieke coalitie bestond uit een brede schare van conservatieve en autoritaire partijen, islamisten en zakentycoons, maar verbazingwekkend genoeg slaagde hij er ook in steun te verwerven van het meest radicale deel van de vakbeweging: de metaalarbeidersfederatie FSPMI onder leiding van Said Iqbal. Dit is zeer opmerkelijk. Indonesië kent sinds 2011 een opvallende vakbondsmobilisatie. In enkele massale en spectaculaire stakingsrondes wisten vakbonden aanzienlijke minimumloonstijgingen af te dwingen van werkgevers, soms tot wel 50 procent. Hoewel vrije vakbonden in de tijd van Suharto verboden waren, kent Indonesië inmiddels ruim 12.000 kleine bedrijfsvakbonden en enkele grotere vakfederaties. Zij vormen een geduchte tegenstander voor werkgevers en de gevestigde politiek in Indonesië.

De FSPMI, die een ledenaantal claimt van ruim honderdduizend metaalarbeiders, neemt als de meest militante en de best georganiseerde tak van de vakbeweging een centrale rol in. Deze militanten, die in zwart-met-rode uniformen in imposante blokken de oproerpolitie op een afstand houden en de vrijheid van staking en demonstratie voor arbeiders afdwingen, hebben in de voorbije jaren stevig onderhandeld met Jokowi in zijn functie van gouverneur van Jakarta. Hij had de macht om in zijn gouvernement de minimumlonen aanzienlijk te verhogen. Jokowi ging hier evenwel niet op in en vond het zelfs goed dat enkele Koreaanse bedrijven de grens van het minimumloon tijdelijk ontdoken.

Na een korte flirt met socialistisch bonden wendde Said Iqbal, die vorig jaar een belangrijke FNV-vakbondsprijs won, zich tot Prabowo, en beloofde hem steun in ruil voor een post als minister van Arbeid. Deze keuze, en de daaropvolgende nederlaag van Prabowo, heeft een bom gelegd onder de Indonesische vakbeweging. Velen kunnen zich nog de misdaden van Prabowo tegen arbeiders en activisten herinneren tijdens de val van Suharto in 1998, en zullen de FSPMI diens keuze niet vergeven. Maar omdat deze bond de meest geharde kaders van de vakbeweging vormen, dreigt een deel van de slagkracht van de arbeiders verloren te gaan. De gevolgen van de keuze van de FSPMI zijn nog niet duidelijk. Het zou kunnen betekenen dat de bond uit elkaar valt. Delen van de arbeiders zouden naar de linkse bond Sekber Buruh kunnen overstappen om daar Jokowi vanaf links te bestrijden. 

Front Pembela Islam

Een tweede groep die zich achter Prabowo schaarde, en die het Jokowi moeilijk gaat maken tijdens diens regeerperiode, komt uit een geheel andere hoek: de wereld van de radicale islam. De Front Pembela Islam (FPI) is een semicriminele organisatie van fanatieke moslims uit de armere wijken van steden op Java, die zich voor het grootste deel op straat organiseert. Naar eigen zeggen kan ze duizenden aanhangers mobiliseren. Opgericht tijdens het uiteenvallen van de dictatuur van Suharto, onderhoudt de FPI warme banden met het Indonesische leger en de politie. WikiLeaks onthulde zelfs dat de groep tot 2006 geld ontving van de veiligheidsdienst BIN en van de politie, die de groep als attack dog gebruikten tegen onwelgevallige groepen en organisaties.

De activisten van FPI hebben echter met name angst gezaaid door tijdens de Ramadan nachtclubs en bordelen kort en klein te slaan en mensen te molesteren. Ook zijn ze actief geweest in het belagen van ‘communisten’, uitdagende artiesten als Lady Gaga en religieuze minderheden zoals Ahmadiyya-moslims en christenen in door hen verklaarde moslimwijken. Onlangs nog dreigden ze amok te maken toen Harry Poeze, een historicus van het KITLV in Leiden, in Semarang een boek wilde presenteren over de bekende Indonesische communist Tan Malaka. Pas na tussenkomst van de gouverneur en de rector kon de bijeenkomst doorgang vinden.

Op zich is de politieke steun voor deze groep niet groot, zelfs niet onder radicale moslims die zich meer op figuren als Abu Bakar Baasyir en op de buitenlandse Islam oriënteren. Maar ze spreekt tot de verbeelding van de arme en werkloze stadsjeugd, en opereert soms meer als een straatbende dan als een religieuze groepering. Bovendien bood presidentskandidaat Prabowo, op zoek naar stemmers, hun een platform door te stellen dat "alle massaorganisaties, inclusief de FPI, omarmd moeten worden". Om de banden verder aan te halen bezocht zijn running mate Hatta Rajasa vlak voor de verkiezingen een FPI-moskee.

Het politieke kamp van Jokowi heeft zich tegen de invloed van dergelijke hardliners uitgesproken, maar intussen erkent zijn politieke rechterhand in Jakarta, Ahok Basuki, dat de FPI goede diensten verleende aan de politie van Jakarta in de bestrijding van prostitutie. Het is de vraag of de FPI terug in zijn hok wil, nu het enige politieke legitimiteit heeft verworven.

Pemuda Pancasila

Een laatste, en nog veel grotere organisatie die zich buiten het parlement organiseert, is de ultranationalistische en paramilitaire Pemuda Pancasila (PP). Deze massaorganisatie die drie miljoen leden claimt, is nauw gelieerd aan takken van het leger, en vindt haar oorsprong in de tijd van Suharto’s dictatuur toen ze de vuile klusjes voor het regime opknapte.

Een recente film The Act of Killing van Joshua Oppenheim over de grootschalige massamoord op communisten en Chinezen in 1965-1966, portretteert enkele oudgedienden van deze groepering en toont aan hoezeer deze beweging de criminele onderwereld en de niet minder criminele bovenwereld weet te verenigen. Enerzijds worden ze, met hun oranje legeruniformen, ingezet om nationalistische evenementen luister bij te zetten, zoals bij de genoemde stadionparade van Prabowo. Anderzijds houden ze zich bezig met afpersing van Chinese en andere marktkooplui, met intimidatie van politieke tegenstanders en de bestrijding van ‘communistische’ samenzweerders.

Ook deze groep heeft de omwenteling na Suharto goed doorstaan en de afgelopen jaren erkenning gekregen als verdediger van de natie en de territoriale integriteit van Indonesië. Het is niet verwonderlijk dat een hooggeplaatste generaal in het Indonesische leger, dat zich officieel buiten de politiek moet houden, zich tot de PP wendde om te klagen dat populisten de democratie beheersten. "Een natie heeft gangsters [preman] nodig", orakelde ook Jusuf Kalla in de film van Joshua Oppenheim. Wat dit betekent nu dezelfde Jusuf Kalla vicepresident wordt naast Jokowi, valt nog te bezien.

De toekomst ligt op straat

De bovenstaande groepen zijn geenszins op één hoop te vegen. Met name de vakbondsmilitanten van de FSPMI kunnen niet in verband gebracht worden met de FPI en de PP. Tijdens de laatste grote staking, afgelopen oktober, vielen vijfhonderd leden van de PP nota bene een vakbondsdemonstratie van de FSPMI aan, met 28 gewonde arbeiders tot gevolg. Hoewel de FSPMI zich officieel niet met politiek bezighoudt – hun steun aan Prabowo was officieel door pragmatisch eigenbelang ingegeven – wordt ze met name door de Pemuda Pancasila als een gevaarlijke communistische groepering beschouwd.

Wel is het duidelijk, dat Jokowi niet als enige representant van ‘de straat’ kan gelden. In een land waarin het vertrouwen in de gevestigde politiek door corruptie en institutionele zwaktes minimaal is, vertrouwen velen op alternatieve machtsstructuren die hun invloed voor een belangrijk deel op straat laten gelden.

Het is vooralsnog onduidelijk hoe de FSPMI, de FPI, de PP en andere groepen zich gaan gedragen na de nederlaag van hun politieke broodheer Prabowo. Veel zal afhangen van de verhoudingen tussen de regering van Jokowi en de machtsbases van de genoemde groepen. Indonesië blijft immers na China en India de staat met de grootste arbeidersmassa van Azië, met de grootste moslimbevolking ter wereld en met een machtig en semiautonoom ‘veiligheidsapparaat’ dat in het verleden meerdere malen tot buitensporig geweld is overgegaan. De genoemde organisaties moeten als radicale vleugels gezien worden van grote bevolkingsgroepen en machtsstructuren, en zullen zich laten gelden als hun deel van de straat in hun ogen tekort wordt gedaan.

De politieke toekomst van Indonesië en Jokowi’s machtsdoorbraak zal in ieder geval niet slechts in het parlement gestalte krijgen, maar zal voor een belangrijk deel op straat worden bevochten.

Klaas Stutje is historicus aan de Universiteit van Amsterdam en doet onderzoek naar de geschiedenis van het Indonesisch nationalisme. Daarnaast publiceert hij artikelen op het grensvlak van geschiedenis en politiek.

Lees verder…
10897284865?profile=originalMet trots kan ICM redactie melden dat haar oudste abonnee Tom Saras, een Indo na zijn vertrek uit Indonesie naar Holland,  en vervolgens geemigreerd naar Califonia. Daar zich verder ontplooide o.a.  wonend in California en nu een hoogste onderscheiding  in ontvangst mag nemen uit handen van the University of Southern California. Zeker als Indo om hier trots op te zijn.
 
Hier een passage uit de brief van herkenning":
"On behalf of the University of Southern California (USC) and its Minority Business Development Agency Business Center that is funded by the United States Department of Commerce, we would like to recognize Green Earth Vitamins, Inc. (GEV) and its President/CEO and founder Tom Saras for their outstanding contribution to the global health and wellness community"
It further says: " The GEV team has created the original Guyabano 650mg High Potency and Guyabano Complex supplements that are a unique line of immune and energy enhancing supplements that is produced in the United States (USA)." " The GEV team has created the original Guyabano 650mg High Potency and Guyabano Complex supplements that are a unique line of immune and energy enhancing supplements that is produced in the United States (USA)."
10897282463?profile=original
Lees verder…

UIT DE ARCHIEVEN HET GEBAAR (2001)

 

10897253880?profile=original

 

Het gebaar

25 839
Tegoeden Tweede Wereldoorlog

nr. 23
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 februari 2001

De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 8 februari 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de voortgang van de werkzaamheden in verband met de tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 17);

– de voortgangsrapportage Tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 18), voor zover de stukken betrekking hebben op de Indische tegoeden;

– de nadere uitwerking van de regeringsreactie naar aanleiding van het rapport van de begeleidingscommissie onderzoek Indische tegoeden (25 839, nr. 21).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Middel (PvdA) stipt aan dat de Kamer de regering tijdens het vorige overleg heeft gemeld dat er te veel bezwaren leefden om akkoord te kunnen gaan met het voorstel inzake de Indische tegoeden. De regering en het Indisch platform hadden geen overeenkomst bereikt over de hoogte van het bedrag, de keuze voor individuele uitkeringen en het door het platform ongewenste onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers. Bovendien zijn er door veel betrokkenen vraagtekens gezet bij de representativiteit van het Indisch platform.

Het inmiddels bereikte resultaat is beter, maar roept toch enkele vragen op. Er is een akkoord bereikt met het Indisch platform over een bedrag van 350 mln. gulden voor individuele uitkeringen en 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De in allerlei organisaties en clubs gefragmenteerde Indische gemeenschap blijft echter twijfels uiten over het Indisch platform als representatief orgaan. Het is niet de taak van de Kamer noch van de regering om, zoals hier en daar is geopperd, alsnog een dergelijk orgaan in te stellen. Vastgesteld moet worden dat de Indische gemeenschap, in tegenstelling tot de joodse gemeenschap, blijkbaar niet in staat is om een breed draagvlak te organiseren. Het moge echter duidelijk zijn dat het overboord zetten van de verschillen ertoe zal leiden dat de onderhandelingspositie ten opzichte van de overheid sterker wordt.

De heer Middel vindt het akkoord redelijk, zeker omdat het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is weggevallen. Enige verdieping in deze ingewikkelde problematiek maakt immers duidelijk dat het anno 2001 niet op de weg van het parlement ligt om hierop inhoudelijk in te gaan. Het is overigens onduidelijk of een deel van het bedrag van 35 mln. gulden ook wordt of kan worden besteed aan (de problemen rond) het Indisch huis. De regering blijft toch betrokken bij de besteding van dit geld?

Meer in het algemeen blijft onduidelijk, ook voor betrokkenen, of met het bereikte akkoord over «350 plus 35 mln.» de zaak is afgerond. Het Nederlandse rechtssysteem houdt, zoals bekend, de mogelijkheid van individuele claims open.

Daarnaast bestaat er echter onduidelijkheid over het overigens zeer te waarderen breed historisch onderzoek, waarin ook aandacht zal worden besteed aan de financiële aspecten van het rechtsherstel. Volgens het Indisch platform, dat overigens onder druk van de demografische ontwikkeling van haar achterban akkoord is gegaan met de 350 mln. gulden, biedt dit een opening om naar aanleiding van nieuwe gegevens het gesprek met de overheid voort te zetten. Kan de minister helderheid brengen op dit vlak? De zaak is nu toch klaar?

De heer Middel spreekt de hoop uit dat bij de verdeling van het geld over de Indische gemeenschap en bij de besteding van het geld voor de collectieve doelen wegen gevolgd kunnen worden analoog aan die bij de joodse gemeenschap. Gelukkig blijkt er reeds sprake van enige contacten tussen beide groeperingen. De regering blijft toch ook betrokken bij deze structuren?

Reeds eerder zijn vier andere groepen van oorlogsgetroffenen naar voren gebracht, die in dit verband in meer brede zin relevant zijn. Het gaat om homoseksuelen, kinderen van Jehova's getuigen, reizigers en dwangarbeiders. Kan de minister enig licht werpen op eventuele vorderingen op dit vlak, ook in relatie met de stichting Burger oorlogsgetroffenen (SBO)? Hoe staat het daarnaast met de pensioenen? De bij SBO geregistreerde mensen hebben via de IOM (Internationale organisatie voor migratie) formulieren ontvangen die hier en daar de verwachting op een vergoeding oproepen. Is de opstelling van de overheid niet te formeel? Hier is eveneens enige spoed op zijn plaats, gelet op de ook hier geldende demografische ontwikkeling.

Mevrouw Meijer (VVD) maakt duidelijk de vele berichten en gegevens uit de Indische gemeenschap zeer op prijs te stellen, daar deze duidelijk geholpen hebben bij het maken van de uiteindelijke afweging.

Zesenvijftig jaar na het einde van de verschrikkingen in en buiten de kampen in Nederlands-Indië zal ruim 350 mln. gulden worden verdeeld over de Indische gemeenschap, als tegemoetkoming voor de kille en afstandelijke behandeling door de verschillende regeringen na de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Meijer stemt hiermee in. Veel Indische Nederlanders namen destijds verzwakt, berooid en bedreigd, noodgedwongen afscheid van Nederlands-Indië. In Nederland vonden de repatrianten en emigranten geen troost of begrip in een samenleving die alle aandacht vestigde op de wederopbouw. Opeenvolgende naoorlogse regeringen hebben vervolgens bij de gehele groep Indische Nederlanders een nog immer actuele, fundamentele frustratie opgeroepen over onmacht, onrecht en leegte. Dit onverdraagbare verdriet, het gevoel te kort te zijn gedaan door de Nederlandse overheid, valt natuurlijk niet weg te nemen of te restitueren met het door de regering overeengekomen gebaar.

Mevrouw Meijer heeft kennisgenomen van de brief van 12 december 2000 van de minister van VWS. Kan de regering toelichten wat verstaan wordt onder «rechtsherstel» en «gebaar»? De bereidheid van de regering om tot een grondig historisch onderzoek naar het rechtsherstel te komen is verheugend. Wat is echter de betekenis van dit onderzoek? Komt het rapport Aspecten van rechtsherstel, van het Indisch platform, daarbij ter sprake? Kan het onderzoek ook financiële consequenties hebben? De minister schrijft dat naast het collectieve gebaar van 350 mln. gulden individuele claims mogelijk blijven. Enige toelichting is hierbij vereist, opdat hierover duidelijkheid ontstaat binnen de Indische gemeenschap. Wat is bijvoorbeeld de positie van Indische Nederlanders die buiten Nederland verblijven? Meer in het algemeen moet helderheid worden geboden inzake de organisatorische afhandeling. Waar kunnen claimanten terecht die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim?

Mevrouw Meijer roept de Indische gemeenschap op om voortvarend en in het belang van die gemeenschap tot een voor iedereen aanvaardbare afronding van dit lastige dossier te komen. Hoe groot de frustraties ook zijn, er moet nu het nog kan, snel en effectief recht worden gedaan aan wie het toekomt.

Mevrouw Giskes (D66) vindt het treurig dat ruim vijftig jaar na dato nog steeds over dit onderwerp gesproken moet worden. Daarbij past alleen een vorm van gêne. Ook het parlement immers heeft in de jaren na de oorlog te weinig oog gehad voor de positie van Indische Nederlanders. De brief van 12 december brengt echter een heel goede oplossing nabij, waarbij het vervolgens vooral op de uitvoering aankomt.

Bij de door de regering gekozen aanpak inzake de Indische gemeenschap lopen de thema's gebaar en rechtsherstel enigszins door elkaar. Dit komt vooral omdat de verschillende groepen oorlogsgetroffenen in dit verband niet goed te vergelijken zijn. Bij de joodse gemeenschap is er sprake van een vrij nauwkeurige berekening inzake het rechtsherstel. Bij de Sinti en de Roma is er uitsluitend sprake van een financieel gebaar. Bij de Indische gemeenschap moet vastgesteld worden, gegeven de huidige kennis, dat deze zaken door elkaar lopen. Primair lijkt het te gaan om een gebaar, ook hangende het te komen breed historische onderzoek. Dat onderzoek moet het hele verhaal vertellen, in geschiedkundige zin en inzake het (financiële) rechtsherstel van de verschillende groepen die in dit verband onder de noemer van de Indische gemeenschap vallen. Veel van de betrokkenen waren lange of korte tijd weg uit Nederland of waren er nog nooit geweest. Ook daarom zal hun terugkeer in de Nederlandse samenleving anders zijn geweest dan bij de andere gemeenschappen. Meer in het algemeen moet overigens bedacht worden dat het vrijwel onmogelijk is, na zoveel tijd de lucht definitief te klaren.

Mevrouw Giskes acht de 350 mln. gulden, waarop het overleg tussen de regering en het Indisch platform uit is gekomen, aanvaardbaar. Het is goed om vast te stellen dat er een vorm van overeenstemming is gevonden en dat er een gevoel van tevredenheid bestaat bij de vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap. Het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is dan ook vervallen en bovendien is er nu sprake van een individuele uitkering. Vervolgens is van belang dat er ook snel overgegaan kan worden tot het verstrekking van de uitkeringen. De overheid heeft op dit vlak immers reeds enige ervaring opgedaan met de joodse gemeenschap.

De 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen lijkt bestemd te zijn voor mensen die in de periode 1941–1945 aan dan lijve de oorlogstijd hebben meegemaakt in Indonesië. Kan de minister dit bevestigen? Als vervolg op het technische onderzoek naar individuele claims zal er ten dele verder onderzoek plaatsvinden naar rechtsherstel binnen het breed historisch onderzoek. Als de uitkomsten hiervan bekend zijn, zullen die naast het bedrag van 350 mln. gulden gelegd moeten worden, opdat het allerlaatste woord over dit dossier gesproken kan worden.

De heer De Haan (CDA) is van mening dat de Kamer een zo groot mogelijke vorm van eendrachtigheid moet betonen bij deze zaak. Een dergelijk indrukwekkend onderwerp behoeft immers een indrukwekkend optreden. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat uiteindelijk geen volstrekte tevredenheid zal kunnen worden bereikt over de hoogte of de interpretatie van het bedrag. In alle plezierige en vaak emotionele contacten met de Indische gemeenschap is immers nooit een eenduidige oplossing naar voren gekomen. De kern van de zaak lijkt daarbij de vraag of er nu sprake is van rechtsherstel of van een gebaar. Daarbij ligt ook het onderscheid tussen de oorlogsperiode en het naoorlogse rechtsherstel gevoelig. Toch is het algemeen gevoelen dat er een punt achter de zaak gezet moet worden, ook als het gaat om het vraagstuk van de representativiteit van het Indisch platform.

Het bedrag van 350 mln. gulden moet «for the time being» worden geaccepteerd. In dit verband moet de functie van het breed historisch onderzoek door de regering duidelijk worden gemaakt. Een objectieve historische studie kan tot herkenning en erkenning leiden van de problemen van de Indische landgenoten. Wat echter als de resultaten laten zien dat de Nederlandse Staat op geld van de Indische gemeenschap zit? Hoe zal vervolg worden gegeven aan een dergelijke conclusie, ook in relatie tot het bedrag van 350 mln. gulden? De regering zal dan toch (opnieuw) tot een vergoeding over moeten gaan?

De heer Van Dijke (RPF/GPV) heeft een gevoel van gêne als het gaat om de duur van de afwikkeling van de problematiek van de Indische tegoeden. Het betekent immers onder meer dat vooral de naoorlogse generatie het woord over dit dossier moet voeren. Daarbij kan onmogelijk hetzelfde gevoel of dezelfde emotie worden opgeroepen als die bij de betrokkenen leven over de buitengewoon trieste en treurige gebeurtenissen. Wie zijn ogen sluit voor het verleden, gaat echter de toekomst blind tegemoet. Het breed historische onderzoek wordt dan ook zeer gewaardeerd, ook al zijn de financiële consequenties vooralsnog onduidelijk. Het is belangrijk dat de regering erkent dat de overheid steken heeft laten vallen in het verleden. In dat verband is het wat wonderlijk dat in de brief van 12 december sprake is van «vermoedelijke tekortkomingen». Is er soms ook sprake van «vermoedelijk rechtsherstel»?

Het is belangrijk dat niet getracht wordt het leed van verschillende groeperingen met elkaar te vergelijken. Bovendien moet voorkomen worden dat mensen zich ongelijk behandeld voelen, zeker bij deze gevoelige kwestie. Het verleden van de Indische gemeenschap is goeddeels niet gedocumenteerd. Uit diezelfde gemeenschap is echter recentelijk door diverse mensen naar voren gebracht dat lang niet alle voor de hand liggende bronnen zijn aangeboord. Heeft de regering een maximale inspanning gepleegd om de beschikbare feiten boven water te krijgen? De heer Van Dijke sluit zich overigens aan bij de woorden van de heer Middel over de kwestie van de representativiteit van het Indisch platform.

Het is de heer Van Dijke nog niet geheel duidelijk wie voor een uitkering in aanmerking komt. Hoe staat het bijvoorbeeld met de mensen, die na de oorlog zijn geëmigreerd? Vallen zij buiten de reikwijdte van deze regeling? Meer in het algemeen zou het buitengewoon betreurenswaardig zijn als bij de afwikkeling van een en ander zaken een rol gaan spelen die de waardigheid in het geding brengen. De oproep van mevrouw Meijer in dezen wordt dan ook door hem onderschreven.

De heer Van der Staaij (SGP) merkt op dat bij rechtsherstel in het algemeen en bij de Indische tegoeden in het bijzonder drie trefwoorden van groot belang zijn: voortvarendheid, zorgvuldigheid en consensusgericht. Gelet op zowel de tijd dat de gebeurtenissen speelden als de hoge leeftijd van betrokkenen is voortvarendheid van groot belang. Zorgvuldigheid en consensusgericht zijn eveneens belangrijk, bijvoorbeeld gelet op veelal ontbrekende gegevens. De bijzondere gevoeligheid van het gebaar, de erkenning en de tegemoetkoming van de overigens zeer gevarieerde Indische gemeenschap maken duidelijk dat het niet kan gaan om een zakelijk debat. Er moet tegemoetgekomen worden aan de ervaren kilheid, het formalisme en de bureaucratie, het onbegrip en de slechte ontvangst van de Indische burgeroorlogsslachtoffers in naoorlogs Nederland. De vele brieven uit de Indische gemeenschap laten immers zien hoe diep de verbittering is.

De in de stukken gebruikte term «gebaar» is weinig gelukkig, omdat deze te veel de sfeer van onverplichte vrijgevigheid uitademt. De term «tegemoetkoming» doet meer recht aan de gevoelens die bij de betrokkenen leven, aangezien het om morele aanspraken gaat. Dat maakt overigens een waardering van de hoogte van het bedrag heel moeilijk. Er lijkt echter zo veel als mogelijk overeenstemming te zijn bereikt over een bedrag dat, ondanks alle kritiek, aan het doel beantwoord. Met het bedrag van 350 mln. gulden plus 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden lijkt een balans bereikt, ook aangezien er nu sprake is van individuele uitkeringen. Gaat bij de invulling van de bedragen de afbakening van de doelgroep nog problemen opleveren? In het verleden is immers gesignaleerd dat hier sprake zou zijn van een complicatie. Hoe verhoudt daarnaast het publiekrechtelijke kader zich met de aangeboden behulpzaamheid van de regering bij het opstellen en uitvoeren van een uitkeringsreglement?

De heer Van der Staaij onderschrijft van harte de stelling van de regering dat voor rechthebbenden de mogelijkheid van individuele claims overeind blijft. Uit coulanceoverwegingen zal daarbij worden afgezien van een beroep op louter verjaring. De regering gaat voor het onderzoek naar individuele claims proberen, toegang tot relevante buitenlandse archieven te krijgen. In hoeverre zal een dergelijke poging vrucht kunnen hebben?

Het belang van een breed historisch onderzoek wordt door de heer Van der Staaij onderschreven. De witte vlekken moeten worden ingevuld, opdat er zo veel mogelijk helderheid kan worden gebracht. Staat de door de regering bepleitte breedheid overigens niet de ook gewilde snelheid van het onderzoek in de weg? Wanneer is dit historisch onderzoek afgerond? Volgens de brief van 12 december spelen bij het onderzoek ook de morele aspecten een rol. Dit kan suggereren dat de discussie over de morele aanspraken en de hoogte van het totaalbedrag heropend kan worden. Dat is toch niet de bedoeling? Bij de Indische gemeenschap zijn op dit vlak toch geen verwachtingen gewekt?

De heer Vendrik (GroenLinks) wijst erop dat een gevoel van schaamte past bij de constatering dat vorige politieke generaties in het parlement de zaak niet eerder tot klaarheid hebben kunnen brengen. De algemene lijn van de regering bij de joodse tegoeden, het zoeken naar bewijzen voor het kille en incomplete rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog, is doorgetrokken naar de Indische tegoeden. Eenzelfde benadering hoeft echter niet tot dezelfde uitkomsten te leiden, omdat de aard van de geschiedenis van de joodse en de Indische Nederlanders geheel verschillend is. Al met al is het een wellicht onbeholpen maar gerechtvaardigde en belangrijke poging om voor de door Indische Nederlanders opgedane trieste ervaringen, veroorzaakt door Nederlands handelen, verantwoordelijkheid te (her)nemen.

Het is goed dat het kabinet heeft besloten om in plaats van 250 mln. gulden voor collectieve doelen, 350 mln. gulden te reserveren voor individuele uitkeringen. Een en ander kan dan ook op steun van de Indische gemeenschap rekenen. Een belangrijke vraag daarbij is of met enige zekerheid op objectieve wijze vast te stellen valt wie precies tot de kring van gerechtigden behoort. Deze delicate kwestie speelde ook bij de joodse tegoeden, met name inzake de halfjoden. Meer in het algemeen past hierbij de stelling dat het beter is, een uitkering te veel te verstrekken dan een uitkering ten onrechte te onthouden. De brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport spreekt over nader overleg met het Indisch platform over de kring van gerechtigden. Daarbij moet met enige «zachtheid» worden geopereerd, om te voorkomen dat mensen (weer) een gesloten loket vinden.

De heer Vendrik vraagt zich af wat het bedrag van 350 mln. gulden betekent. Is het een gebaar of een tegemoetkoming en wat is de relatie met het rechtsherstel dat voor sommige Indische Nederlanders zo slecht is uitgepakt? Het is daarnaast in dit verband enigszins onduidelijk wat het breed historische onderzoek, dat er zeker moet komen, behelst. Er moet een poging worden gedaan om zo breed mogelijk boven water te halen wat de Indische Nederlanders is overkomen. De kardinale vraag daarbij is welke consequenties de regering vervolgens uit de conclusies van dat onderzoek zal trekken ten aanzien van het rechtsherstel. Het collectieve gebaar van 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen kan immers gezien worden als een poging tot tegemoetkoming in het kader van een onvolkomen rechtsherstel. Daarnaast moet de overheid echter de vraag open laten hoe men zal reageren op de uitkomsten van het onderzoek, aangezien die onbekend zijn. Dit betekent dat er op geen enkele wijze verwachtingen kunnen worden gewekt, al kan niet uitgesloten worden dat het onderzoek het bedrag van 350 mln. gulden ter discussie stelt. Deze opstelling is het meest rechtvaardig ten opzichte van de Indische gemeenschap. Hoe waardeert het kabinet deze opstelling?

Het is niet aan het parlement om te oordelen over de representativiteit van het Indisch platform. Dat neemt niet weg dat het Indisch platform en de regering zich rekenschap moeten geven van de vragen die hieromtrent leven. Dit kan iets betekenen voor de wijze van werken in de komende tijd, bijvoorbeeld transparantie bij de toekenning en besteding van gelden. Een dergelijke opstelling zou zeer te waarderen zijn. De vereniging Oud-cliëntencontact 45 maakt er overigens gewag van geen plaats te krijgen in het Indisch platform. Kan de minister iets betekenen voor deze groep?

De heer Vendrik verwacht nadere voorstellen over de invulling van de 35 mln. gulden aan collectieve doeleinden. Bij de samenstelling van de Indische gemeenschap is er sprake van een enorme pluriformiteit en diversiteit in ervaringen en posities. Deze pluriformiteit moet dan ook tot uitdrukking komen bij de besteding van deze gelden.

Antwoord van de regering

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deelt de trieste gevoelens over het late moment waarop de overheid probeert te reageren op gevoelens die reeds sinds augustus 1945 leven bij de Indische gemeenschap. De betrokken groep Nederlanders heeft verschrikkelijke dingen meegemaakt vanaf december 1941. Het leed van deze landgenoten is op geen enkele manier te vergoeden. Hier past slechts blijvend begrip en medeleven.

Gedurende een vrij lange periode is overleg gepleegd over de invulling door de regering van de tekortkomingen in het rechtsherstel. De aanvankelijk gekozen oplossing van een collectief gebaar van 250 mln. gulden heeft een stroom van reacties veroorzaakt. Vervolgens is opnieuw overleg gevoerd, waarbij de inmiddels bekende oplossing is gekozen.

Bij dat vaak plezierige en soms emotionele overleg heeft het Indisch platform zich ook steeds het lot aangetrokken van de Indische Nederlanders die geen lid zijn van een van de achttien clubs van het platform !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!

 Het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden gaat overigens gepaard met een verzoek om projecten en ideeën in te dienen. Het net zal daarbij zo wijd mogelijk uitgegooid worden, zodat ook voorstellen van buiten het Indisch platform gehonoreerd kunnen worden.

De minister antwoordt dat met het bedrag van 350 mln. gulden het collectieve gebaar is afgesloten. Het breed historisch onderzoek is vooral nodig omdat er veel witte vlekken bestaan. De historische documentatie over de bezettingsperiode en de periode daarna moet dan ook worden aangevuld om de ontwikkelingen te reconstrueren. Het Indisch platform heeft uitdrukkelijk gevraagd om de notitie van oktober 2000, Aspecten van rechtsherstel, mee te nemen bij dit onderzoek. Een aanvullend onderzoek naar het rechtsherstel zal dan ook een herkenbaar onderdeel gaan vormen van het breed historisch onderzoek.

De commissie-Van Galen en de technische commissie haalbaarheidsonderzoek hebben beide moeten vaststellen dat er teleurstellend weinig archiefmateriaal beschikbaar is. Na grondige bestudering van een en ander is het de overtuiging van de regering dat het breed historisch onderzoek weinig nieuwe aanknopingspunten, inzichten, feiten of claims zal opleveren inzake het rechtsherstel. Er is een maximale inspanning gepleegd om de feiten te achterhalen. De kans dat de Nederlandse regering «op Indisch geld zit» is dan ook minimaal oftewel vrijwel uitgesloten. Wel kunnen wellicht mensen met de conclusies van het onderzoek een individuele claim ondersteunen. Er is ook in dit verband contact met de Indonesische regering over het raadplegen van haar archieven. Honorering van een dergelijk verzoek is onzeker, ook al is duidelijk gemaakt dat het niet in de bedoeling ligt om claims bij de Indonesische regering neer te leggen. Als de resultaten van het onderzoek bekend zijn, zal de regering zich daarin verdiepen en vervolgens geen discussie uit de weg gaan. Het collectieve gebaar is echter gemaakt met het bedrag van 350 mln. gulden. De minister antwoordde desgevraagd dat het naar de stellige overtuiging van de regering hierbij zal blijven. Het indienen van individuele claims blijft overigens te allen tijde mogelijk, ook als de betrokken mensen in het buitenland wonen. De claim op wat men in financieel-materiële zin te kort is gekomen, heeft immers geen verband met de huidige woonplaats.

De minister erkent dat er sprake blijft van een discrepantie bij de interpretatie van het totaalbedrag van 385 mln. gulden. Is het een gebaar of een tegemoetkoming in het rechtsherstel of voor de kille ontvangst? De Indische gemeenschap wil het graag zien als een gebaar op grond van de kille ontvangst. De regering ziet het als een poging tot verzachting van de ervaringen bij het toenmalige, gebrekkige rechtsherstel. In de brief is sprake van «vermoedelijke» tekortkomingen. Aangezien er weinig harde feiten over het rechtsherstel zijn en er geen volledig beeld beschikbaar is, gebiedt de zuiverheid een dergelijke formulering. Naar de overtuiging van de minister is er echter sprake van «waarschijnlijke» tekortkomingen. Juist de correct-formalistische en bureaucratische opstelling van destijds, ook inzake de valutakwestie, wil de overheid daarom alsnog pogen te verzachten. Meer in het algemeen past de term «tegemoetkoming» daarbij wellicht beter dan de term «gebaar».

Het Indisch platform is uitgenodigd om een voorstel te doen over de afbakening van de doelgroep inzake de individuele uitkeringen. Het bedrag zal ten goede moeten komen aan alle Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in Nederlands-Indië verbleven of elders (onvrijwillig) geïnterneerd of tewerkgesteld waren door de Japanse bezetter. Inmiddels is een ambtelijke werkgroep, onder voorzitterschap van mevrouw Van Heemskerk, belast met de voorbereiding van de uitvoering. Die zal ook de uitkeringcriteria nader uitwerken. Aan het NIDI (Nederlands interdisciplinair demografisch instituut) is bovendien gevraagd de doelgroep zo goed mogelijk te omschrijven. Bij die doelgroep horen ook mensen die zijn geëmigreerd. De werkgroep is kwartiermaker voor de in te stellen stichting die, geheel analoog aan die voor de joodse tegoeden, in twee ronden zal zorg dragen voor de afwikkeling en beoordeling van de uitkeringen. Met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen zullen de eerste bedragen nog dit jaar worden verstrekt. Het ministerie van VWS blijft overigens te allen tijde beschikbaar om, ook als de organisatie reeds werkzaam is, de stichting met raad en daad bij te staan. De verdeling van de gelden is echter een zaak van de stichting zelf. De Kamer zal te zijner tijd in kennis worden gesteld van de uiteindelijke doelgroepdefinitie en de voortgang in het algemeen.

De minister legt uit dat de Kamer tevens nader op de hoogte zal worden gesteld van de besteding van het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De zaak van het Indisch huis wordt daarbij in principe op de eigen merites bekeken. Uiteindelijk gaat het echter om de wensen van de Indische gemeenschap.

Met de homoseksuele gemeenschap is overigens zeer recent overeenstemming bereikt over het beschikbaar stellen van 3,5 mln. gulden voor aanvullend onderzoek en het toegankelijk maken van de resultaten daarvan. Een oproep van de SBO inzake de kinderen van Jehova's getuigen heeft slechts drie reacties opgeleverd. Deze drie mensen zijn uitgenodigd voor een gesprek. De reizigers, de woonwagenbewoners, kennen geen organisatie die als gesprekspartner te gebruiken is. Inmiddels is SBO bezig om middels een meldpunt de relevante gegevens te verzamelen. Nog dit jaar zal daarover een rapport aan de Kamer worden toegestuurd.

Bij de ex-dwangarbeiders is er sprake van een teleurstellende ontwikkeling rond het in Duitsland opgerichte fonds. Veel bedrijven hebben nog niet gestort. Ook Oostenrijk kent een fonds, waarvoor overigens SBO de aanvraagbegeleiding mag verzorgen. Op korte termijn wordt de landelijke aanvraagprocedure bekend gemaakt. De regering wil daarnaast trachten iets te doen voor deze mensen via het WUBO-traject (Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945). De Pensioen enuitkeringsraad (PUR) heeft hierop besloten met een pilot te starten voor 1% van de bij SBO-geregistreerde ex-dwangarbeiders, zodat gepeild kan worden hoeveel interesse er is en hoeveel mensen hiervoor in aanmerking komen.

Over de kwestie van de pensioenen vallen, in afwezigheid van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geen nieuwe feiten te melden.

De minister van Financiën geeft aan dat met rechtsherstel niet wordt gedoeld op een vergoeding van de schade die tijdens de oorlog is geleden. Het gaat om de inzet van de overheid om getraceerde goederen bij de rechthebbende terug te brengen. Door erop te wijzen dat Nederland de oorlog aan Japan verkesteld dat er spralaarde, wordt soms getracht uit te komen op een soort integrale schadevergoeding. Koningin Wilhelmina zou immers in een radio-oproep hebben gke zou zijn van compensatie van geleden oorlogsschade. Het is echter onmogelijk om iedere individuele schade als gevolg van verschillende oorlogshandelingen te vergoeden.

Bij het rechtsherstel zijn ongetwijfeld fouten gemaakt. De kernvraag daarbij is of de Nederlandse overheid op Indisch geld zit. Het bedrag van 350 mln. gulden is een tegemoetkoming voor juist het vermoeden dat het rechtsherstel, ook wat betreft de Nederlandse staat, niet helemaal perfect is verlopen. Het is immers naar de stellige overtuiging van de regering onmogelijk te achterhalen welke fouten zijn gemaakt en welke bedragen daarmee waren gemoeid. Dat laat de mogelijkheid van een individuele claim onverlet, ook al is er sprake van verjaring. Daarbij kan het breed historisch onderzoek wellicht aanknopingspunten bieden.

De afwikkeling van de joodse tegoeden verloopt voorspoedig. Inmiddels worden reeds bedragen uitgekeerd. Hopelijk is er snel sprake van een uitkeringsreglement inzake de Indische tegoeden. Daarbij kan men zijn voordeel doen met de reeds opgedane ervaringen. Er zal dan ook in dit geval sprake zijn van de tweerondenmethode, zodat de 350 mln. gulden geheel individueel uitgekeerd zal worden.

Nadere gedachtewisseling

De heer Middel (PvdA) vindt het van belang dat de uiteindelijke uitvoering van de regeling inzake de Indische tegoeden niet wordt opgehouden door eventuele discussies. Mede gezien de kritische geluiden over representativiteit uit de Indische gemeenschap, is een beroep op de regering gepast om met extra attentie zorg te dragen voor een goede organisatie van de uitvoering. De toenmalige minister-president heeft de Indische gemeenschap immers in 1991 opgeroepen zich te organiseren tot een gesprekspartner voor de regering.

Het onderzoek naar de afbakening van de doelgroep is wat wonderlijk, gelet op de praktijk bij de joodse tegoeden en de uitvoering van met name de WUBO. De huidige woonplaats of nationaliteit van een oorlogsgetroffene maakt toch niets uit? De pilot inzake ex-dwangarbeiders is een aardig initiatief, maar ook hier is enige snelheid geboden met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen.

De heer Middel vindt dat de overheid de schijn moet vermijden dat mensen aan het lijntje worden gehouden. Het breed historisch onderzoek kan aanleiding geven tot ondersteuning van individuele claims, die immers overeind blijven. Het moet echter duidelijk zijn dat er geen behoefte bestaat om in een later verband op het collectieve bedrag, 385 mln. gulden, terug te komen.

Mevrouw Meijer (VVD) heeft eveneens geen behoefte om op het totaalbedrag van 385 mln. gulden terug te komen. De vraag waar mensen terecht kunnen die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim is onbeantwoord gebleven.

De wijze van afwikkeling van de joodse tegoeden is, na alle verwikkelingen, buitengewoon goed en plezierig te noemen. De regering moet dan ook toezeggen, vooral behulpzaam en inlevend te zullen opereren bij de organisatie van de afwikkeling van de Indische tegoeden. De Indische gemeenschap op haar beurt moet de strijdbijl begraven, zodat een snelle en goede afwikkeling binnen bereik komt.

Mevrouw Giskes (D66) constateert dat de ergernis over het naoorlogse rechtsherstel en de onvrede en frustratie over de kille ontvangst elkaar hebben versterkt. Erkenning hiervan leidt dan ook tot het in elkaar grijpen van de termen gebaar en rechtsherstel. Daarbij moet geen onderscheid worden gemaakt tussen mensen die wel en mensen die niet in Nederland zijn gebleven. Wellicht hebben immers veel mensen Nederland juist verlaten omdat de ontvangst zo kil was.

De stellige overtuiging van de regering over een deel van de conclusies van het breed historisch onderzoek staat haaks op het idee van onderzoek op zichzelf. Bij een dergelijke overtuiging kan men het onderzoek immers beter laten. Is het niet beter te spreken van «verwachting» in plaats van «overtuiging»? Er kan immers niet uitgesloten worden dat er als gevolg van het onderzoek enigerlei claims naar voren komen die niet tot uitdrukking zijn gebracht in het bedrag van 350 mln. gulden.

Mevrouw Giskes vindt het verheugend en bovendien wezenlijk voor de voortgang van het uitkeringsproces dat er een onafhankelijk voorzitter is gevonden voor de werkgroep. Kan de Kamer te zijner tijd kennisnemen van het uitkeringsreglement?

De heer De Haan (CDA) heeft lof voor de stijl waarmee de regering in de afgelopen periode heeft gehandeld. Mede met het oog daarop moet het debat een duidelijke afsluiting vinden.

Het bedrag van 350 mln. gulden is een collectieve tegemoetkoming die individueel wordt uitgekeerd. Het ligt niet in de bedoeling daarop terug te komen. Uit het breed historisch onderzoek, dat vooral de documenten moet ordenen en de gebeurtenissen moet boekstaven, kan echter blijken dat voor bepaalde groepen of individuen het rechtsherstel nog moet plaatsvinden.

De heer De Haan vindt het belangrijk dat de afwikkeling van een en ander goed wordt georganiseerd. Daarbij kan men de vruchten plukken van de ervaringen en specifieke kennis die zijn opgedaan inzake de joodse tegoeden.

De heer Van Dijke (RPF/GPV) memoreert dat onduidelijk is gebleven hoe te oordelen over de gevolgtrekkingen van het historisch onderzoek. Het accent bij dat onderzoek moet niet liggen op een verdere precisering van genoegdoening of rechtsherstel. Dat zou een veel te smalle betekenis aan dit op zichzelf te waarderen onderzoek geven. Men moet het laten bij het bedrag van 350 mln. gulden, individuele claims uitgezonderd.

Hoe is de regering overigens van zins om de verschillende rechthebbenden, bijvoorbeeld zij die verblijven of wonen in het buitenland, te traceren? Worden er pogingen gedaan om deze mensen te bereiken en zo ja, in welke vorm?

De heer Van der Staaij (SGP) stelt vast dat de materiële en de immateriële aspecten van de tegemoetkoming, ook gezien de wijze van rechtsherstel, moeilijk te scheiden zijn.

De vraag wanneer de eerste resultaten van het breed historisch onderzoek worden verwacht, is onbeantwoord gebleven. Dat onderzoek moet overigens niet als doel hebben om het bedrag van 385 mln. gulden ter discussie te stellen. Het kan echter dienstbaar zijn aan individuele claims.

De heer Vendrik (GroenLinks) vindt dat bij het toekennen van uitkeringen souplesse, snelheid en ruimhartigheid moeten worden betracht.

Kan de minister toezeggen zich sterk te zullen maken voor de zaak van de representativiteit van het Indisch platform, ook in verband met de positie van het Oud-cliëntencontact '45? Alle initiatieven uit de Indische gemeenschap moeten immers een plek onder de zon krijgen.

De heer Vendrik begrijpt van de regering dat de kans dat het breed historisch onderzoek nieuwe feiten oplevert, die het bedrag van 385 mln. gulden opnieuw ter discussie stellen, vrijwel nihil is. Het enige dat hier rest, is de resultaten van het onderzoek af te wachten. Er moet overigens niet vooral of alleen gekeken worden naar de witte vlekken in het rechtsherstel. Deze onderzoeksvragen moeten echter ook niet naar de rand van het onderzoek worden geduwd. Afhankelijk van de conclusies zal er wellicht een debat dienen te ontstaan over het voorliggende akkoord.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft breed uitgesproken steun gehoord voor de conclusie dat het bedrag van 385 mln. gulden het laatste woord is inzake het collectieve gebaar. Op dit vlak mogen er dan ook geen valse verwachtingen worden gewekt.

De hoofddoelstelling van het breed historisch onderzoek is de witte vlekken in de geschiedschrijving op te sporen. Het vele materiaal moet zodanig geordend worden dat de Nederlandse geschiedschrijving een goed hoofdstuk zal bevatten over deze verschrikkelijke periode. Aan het Indisch platform is toegezegd de notitie Aspecten van rechtsherstel bij het onderzoek te zullen betrekken. Naar schatting van de onderzoekers zal het totale onderzoek vier jaar in beslag nemen. Het is echter goed mogelijk dat bepaalde delen van het onderzoek, naar tijd of thema, eerder worden gepubliceerd. De regering stelt daarbij niet reeds te weten wat de resultaten van het onderzoek zullen zijn.

De minister legt uit dat is overeengekomen dat het bedrag van 350 mln. gulden ten goede moet komen aan toenmalige Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in het voormalig Nederlands-Indië verbleven of in opdracht van de bezetter onvrijwillig elders geïnterneerd of tewerkgesteld waren. De Kamer zal, nadat het NIDI een en ander heeft bekeken, op korte termijn een doelgroepdefinitie ontvangen. Nog dit jaar moet immers begonnen worden met het verstrekken van de uitkeringen.

De regering zal ook meer in het algemeen betrokken en behulpzaam blijven bij de organisatie. De inzet is daarbij gericht op het zo snel mogelijk oprichten van een stichting. De beslissingen van deze stichting staan open voor beroep en bezwaar, analoog aan de stichting voor de joodse tegoeden. De landsadvocaat is overigens reeds bezig met het ontwerpen van statuten voor de stichting en van een uitkeringsreglement. De Kamer zal ook deze beide regelingen toegezonden krijgen. De minister zegt toe actief betrokken en inlevend te zullen blijven, ook om eventuele rimpeltjes bij de afwikkeling zo snel mogelijk glad te strijken.

De minister maakt duidelijk dat bij de besteding van de 35 mln. gulden voor collectieve doelen alle ideeën en voorstellen van de Indische gemeenschap welkom zijn. Hierbij wordt vooral gedacht aan projecten in de sfeer van educatie, welzijn en cultuur. De inspanningen zijn momenteel overigens vooral gericht op het tot stand brengen van de individuele uitkeringen.

Het traceren van de mensen uit de doelgroep zal op eenzelfde wijze plaatsvinden als bij de joodse groepering. Door middel van advertenties in binnen- en buitenlandse kranten, netwerken en ambassades zal ook de kleine groep mensen die zich buiten Nederland bevinden bijvoorbeeld in Amerika in de gelegenheid worden gesteld om te reageren.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Van Gijzel

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Essers

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Janssen


XNoot

1

Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA).

XNoot

2

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman 

UIT DE ARCHIEVEN HET GEBAAR (2001) Tegoeden Tweede Wereldoorlog nr. 23 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 28 februari 2001 De vaste commissie voor Financiën1 en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 hebben op 8 februari 2001 overleg gevoerd met minister Zalm van Financiën en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over: – de voortgang van de werkzaamheden in verband met de tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 17); – de voortgangsrapportage Tegoeden Tweede Wereldoorlog (25 839, nr. 18), voorzover de stukken betrekking hebben op de Indische tegoeden; – de nadere uitwerking van de regeringsreactie naar aanleiding van het rapport van de begeleidingscommissie onderzoek Indische tegoeden (25 839, nr. 21). Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissies De heer Middel (PvdA) stipt aan dat de Kamer de regering tijdens het vorige overleg heeft gemeld dat er te veel bezwaren leefden om akkoord te kunnen gaan met het voorstel inzake de Indische tegoeden. De regering en het Indisch platform hadden geen overeenkomst bereikt over de hoogte van het bedrag, de keuze voor individuele uitkeringen en het door het platform ongewenste onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers. Bovendien zijn er door veel betrokkenen vraagtekens gezet bij de representativiteit van het Indisch platform. Het inmiddels bereikte resultaat is beter, maar roept toch enkele vragen op. Er is een akkoord bereikt met het Indisch platform over een bedrag van 350 mln. gulden voor individuele uitkeringen en 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De in allerlei organisaties en clubs gefragmenteerde Indische gemeenschap blijft echter twijfels uiten over het Indisch platform als representatief orgaan. Het is niet de taak van de Kamer noch van de regering om, zoals hier en daar is geopperd, alsnog een dergelijk orgaan in te stellen. Vastgesteld moet worden dat de Indische gemeenschap, in tegenstelling tot de joodse gemeenschap, blijkbaar niet in staat is om een breed draagvlak te organiseren. Het moge echter duidelijk zijn dat het overboord zetten van de verschillen ertoe zal leiden dat de onderhandelingspositie ten opzichte van de overheid sterker wordt. De heer Middel vindt het akkoord redelijk, zeker omdat het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is weggevallen. Enige verdieping in deze ingewikkelde problematiek maakt immers duidelijk dat het anno 2001 niet op de weg van het parlement ligt om hierop inhoudelijk in te gaan. Het is overigens onduidelijk of een deel van het bedrag van 35 mln. gulden ook wordt of kan worden besteed aan (de problemen rond) het Indisch huis. De regering blijft toch betrokken bij de besteding van dit geld? Meer in het algemeen blijft onduidelijk, ook voor betrokkenen, of met het bereikte akkoord over «350 plus 35 mln.» de zaak is afgerond. Het Nederlandse rechtssysteem houdt, zoals bekend, de mogelijkheid van individuele claims open. Daarnaast bestaat er echter onduidelijkheid over het overigens zeer te waarderen breed historisch onderzoek, waarin ook aandacht zal worden besteed aan de financiële aspecten van het rechtsherstel. Volgens het Indisch platform, dat overigens onder druk van de demografische ontwikkeling van haar achterban akkoord is gegaan met de 350 mln. gulden, biedt dit een opening om naar aanleiding van nieuwe gegevens het gesprek met de overheid voort te zetten. Kan de minister helderheid brengen op dit vlak? De zaak is nu toch klaar? De heer Middel spreekt de hoop uit dat bij de verdeling van het geld over de Indische gemeenschap en bij de besteding van het geld voor de collectieve doelen wegen gevolgd kunnen worden analoog aan die bij de joodse gemeenschap. Gelukkig blijkt er reeds sprake van enige contacten tussen beide groeperingen. De regering blijft toch ook betrokken bij deze structuren? Reeds eerder zijn vier andere groepen van oorlogsgetroffenen naar voren gebracht, die in dit verband in meer brede zin relevant zijn. Het gaat om homoseksuelen, kinderen van Jehova's getuigen, reizigers en dwangarbeiders. Kan de minister enig licht werpen op eventuele vorderingen op dit vlak, ook in relatie met de stichting Burger oorlogsgetroffenen (SBO)? Hoe staat het daarnaast met de pensioenen? De bij SBO geregistreerde mensen hebben via de IOM (Internationale organisatie voor migratie) formulieren ontvangen die hier en daar de verwachting op een vergoeding oproepen. Is de opstelling van de overheid niet te formeel? Hier is eveneens enige spoed op zijn plaats, gelet op de ook hier geldende demografische ontwikkeling. Mevrouw Meijer (VVD) maakt duidelijk de vele berichten en gegevens uit de Indische gemeenschap zeer op prijs te stellen, daar deze duidelijk geholpen hebben bij het maken van de uiteindelijke afweging. Zesenvijftig jaar na het einde van de verschrikkingen in en buiten de kampen in Nederlands-Indië zal ruim 350 mln. gulden worden verdeeld over de Indische gemeenschap, als tegemoetkoming voor de kille en afstandelijke behandeling door de verschillende regeringen na de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Meijer stemt hiermee in. Veel Indische Nederlanders namen destijds verzwakt, berooid en bedreigd, noodgedwongen afscheid van Nederlands-Indië. In Nederland vonden de repatrianten en emigranten geen troost of begrip in een samenleving die alle aandacht vestigde op de wederopbouw. Opeenvolgende naoorlogse regeringen hebben vervolgens bij de gehele groep Indische Nederlanders een nog immer actuele, fundamentele frustratie opgeroepen over onmacht, onrecht en leegte. Dit onverdraagbare verdriet, het gevoel te kort te zijn gedaan door de Nederlandse overheid, valt natuurlijk niet weg te nemen of te restitueren met het door de regering overeengekomen gebaar. Mevrouw Meijer heeft kennisgenomen van de brief van 12 december 2000 van de minister van VWS. Kan de regering toelichten wat verstaan wordt onder «rechtsherstel» en «gebaar»? De bereidheid van de regering om tot een grondig historisch onderzoek naar het rechtsherstel te komen is verheugend. Wat is echter de betekenis van dit onderzoek? Komt het rapport Aspecten van rechtsherstel, van het Indisch platform, daarbij ter sprake? Kan het onderzoek ook financiële consequenties hebben? De minister schrijft dat naast het collectieve gebaar van 350 mln. gulden individuele claims mogelijk blijven. Enige toelichting is hierbij vereist, opdat hierover duidelijkheid ontstaat binnen de Indische gemeenschap. Wat is bijvoorbeeld de positie van Indische Nederlanders die buiten Nederland verblijven? Meer in het algemeen moet helderheid worden geboden inzake de organisatorische afhandeling. Waar kunnen claimanten terecht die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim? Mevrouw Meijer roept de Indische gemeenschap op om voortvarend en in het belang van die gemeenschap tot een voor iedereen aanvaardbare afronding van dit lastige dossier te komen. Hoe groot de frustraties ook zijn, er moet nu het nog kan, snel en effectief recht worden gedaan aan wie het toekomt. Mevrouw Giskes (D66) vindt het treurig dat ruim vijftig jaar na dato nog steeds over dit onderwerp gesproken moet worden. Daarbij past alleen een vorm van gêne. Ook het parlement immers heeft in de jaren na de oorlog te weinig oog gehad voor de positie van Indische Nederlanders. De brief van 12 december brengt echter een heel goede oplossing nabij, waarbij het vervolgens vooral op de uitvoering aankomt. Bij de door de regering gekozen aanpak inzake de Indische gemeenschap lopen de thema's gebaar en rechtsherstel enigszins door elkaar. Dit komt vooral omdat de verschillende groepen oorlogsgetroffenen in dit verband niet goed te vergelijken zijn. Bij de joodse gemeenschap is er sprake van een vrij nauwkeurige berekening inzake het rechtsherstel. Bij de Sinti en de Roma is er uitsluitend sprake van een financieel gebaar. Bij de Indische gemeenschap moet vastgesteld worden, gegeven de huidige kennis, dat deze zaken door elkaar lopen. Primair lijkt het te gaan om een gebaar, ook hangende het te komen breed historische onderzoek. Dat onderzoek moet het hele verhaal vertellen, in geschiedkundige zin en inzake het (financiële) rechtsherstel van de verschillende groepen die in dit verband onder de noemer van de Indische gemeenschap vallen. Veel van de betrokkenen waren lange of korte tijd weg uit Nederland of waren er nog nooit geweest. Ook daarom zal hun terugkeer in de Nederlandse samenleving anders zijn geweest dan bij de andere gemeenschappen. Meer in het algemeen moet overigens bedacht worden dat het vrijwel onmogelijk is, na zoveel tijd de lucht definitief te klaren. Mevrouw Giskes acht de 350 mln. gulden, waarop het overleg tussen de regering en het Indisch platform uit is gekomen, aanvaardbaar. Het is goed om vast te stellen dat er een vorm van overeenstemming is gevonden en dat er een gevoel van tevredenheid bestaat bij de vertegenwoordigers van de Indische gemeenschap. Het onderscheid tussen binnenkampers en buitenkampers is dan ook vervallen en bovendien is er nu sprake van een individuele uitkering. Vervolgens is van belang dat er ook snel overgegaan kan worden tot het verstrekking van de uitkeringen. De overheid heeft op dit vlak immers reeds enige ervaring opgedaan met de joodse gemeenschap. De 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen lijkt bestemd te zijn voor mensen die in de periode 1941–1945 aan dan lijve de oorlogstijd hebben meegemaakt in Indonesië. Kan de minister dit bevestigen? Als vervolg op het technische onderzoek naar individuele claims zal er ten dele verder onderzoek plaatsvinden naar rechtsherstel binnen het breed historisch onderzoek. Als de uitkomsten hiervan bekend zijn, zullen die naast het bedrag van 350 mln. gulden gelegd moeten worden, opdat het allerlaatste woord over dit dossier gesproken kan worden. De heer De Haan (CDA) is van mening dat de Kamer een zo groot mogelijke vorm van eendrachtigheid moet betonen bij deze zaak. Een dergelijk indrukwekkend onderwerp behoeft immers een indrukwekkend optreden. Daarbij moet in het oog worden gehouden dat uiteindelijk geen volstrekte tevredenheid zal kunnen worden bereikt over de hoogte of de interpretatie van het bedrag. In alle plezierige en vaak emotionele contacten met de Indische gemeenschap is immers nooit een eenduidige oplossing naar voren gekomen. De kern van de zaak lijkt daarbij de vraag of er nu sprake is van rechtsherstel of van een gebaar. Daarbij ligt ook het onderscheid tussen de oorlogsperiode en het naoorlogse rechtsherstel gevoelig. Toch is het algemeen gevoelen dat er een punt achter de zaak gezet moet worden, ook als het gaat om het vraagstuk van de representativiteit van het Indisch platform. Het bedrag van 350 mln. gulden moet «for the time being» worden geaccepteerd. In dit verband moet de functie van het breed historisch onderzoek door de regering duidelijk worden gemaakt. Een objectieve historische studie kan tot herkenning en erkenning leiden van de problemen van de Indische landgenoten. Wat echter als de resultaten laten zien dat de Nederlandse Staat op geld van de Indische gemeenschap zit? Hoe zal vervolg worden gegeven aan een dergelijke conclusie, ook in relatie tot het bedrag van 350 mln. gulden? De regering zal dan toch (opnieuw) tot een vergoeding over moeten gaan? De heer Van Dijke (RPF/GPV) heeft een gevoel van gêne als het gaat om de duur van de afwikkeling van de problematiek van de Indische tegoeden. Het betekent immers onder meer dat vooral de naoorlogse generatie het woord over dit dossier moet voeren. Daarbij kan onmogelijk hetzelfde gevoel of dezelfde emotie worden opgeroepen als die bij de betrokkenen leven over de buitengewoon trieste en treurige gebeurtenissen. Wie zijn ogen sluit voor het verleden, gaat echter de toekomst blind tegemoet. Het breed historische onderzoek wordt dan ook zeer gewaardeerd, ook al zijn de financiële consequenties vooralsnog onduidelijk. Het is belangrijk dat de regering erkent dat de overheid steken heeft laten vallen in het verleden. In dat verband is het wat wonderlijk dat in de brief van 12 december sprake is van «vermoedelijke tekortkomingen». Is er soms ook sprake van «vermoedelijk rechtsherstel»? Het is belangrijk dat niet getracht wordt het leed van verschillende groeperingen met elkaar te vergelijken. Bovendien moet voorkomen worden dat mensen zich ongelijk behandeld voelen, zeker bij deze gevoelige kwestie. Het verleden van de Indische gemeenschap is goeddeels niet gedocumenteerd. Uit diezelfde gemeenschap is echter recentelijk door diverse mensen naar voren gebracht dat lang niet alle voor de hand liggende bronnen zijn aangeboord. Heeft de regering een maximale inspanning gepleegd om de beschikbare feiten boven water te krijgen? De heer Van Dijke sluit zich overigens aan bij de woorden van de heer Middel over de kwestie van de representativiteit van het Indisch platform. Het is de heer Van Dijke nog niet geheel duidelijk wie voor een uitkering in aanmerking komt. Hoe staat het bijvoorbeeld met de mensen, die na de oorlog zijn geëmigreerd? Vallen zij buiten de reikwijdte van deze regeling? Meer in het algemeen zou het buitengewoon betreurenswaardig zijn als bij de afwikkeling van een en ander zaken een rol gaan spelen die de waardigheid in het geding brengen. De oproep van mevrouw Meijer in dezen wordt dan ook door hem onderschreven. De heer Van der Staaij (SGP) merkt op dat bij rechtsherstel in het algemeen en bij de Indische tegoeden in het bijzonder drie trefwoorden van groot belang zijn: voortvarendheid, zorgvuldigheid en consensusgericht. Gelet op zowel de tijd dat de gebeurtenissen speelden als de hoge leeftijd van betrokkenen is voortvarendheid van groot belang. Zorgvuldigheid en consensusgericht zijn eveneens belangrijk, bijvoorbeeld gelet op veelal ontbrekende gegevens. De bijzondere gevoeligheid van het gebaar, de erkenning en de tegemoetkoming van de overigens zeer gevarieerde Indische gemeenschap maken duidelijk dat het niet kan gaan om een zakelijk debat. Er moet tegemoetgekomen worden aan de ervaren kilheid, het formalisme en de bureaucratie, het onbegrip en de slechte ontvangst van de Indische burgeroorlogsslachtoffers in naoorlogs Nederland. De vele brieven uit de Indische gemeenschap laten immers zien hoe diep de verbittering is. De in de stukken gebruikte term «gebaar» is weinig gelukkig, omdat deze te veel de sfeer van onverplichte vrijgevigheid uitademt. De term «tegemoetkoming» doet meer recht aan de gevoelens die bij de betrokkenen leven, aangezien het om morele aanspraken gaat. Dat maakt overigens een waardering van de hoogte van het bedrag heel moeilijk. Er lijkt echter zo veel als mogelijk overeenstemming te zijn bereikt over een bedrag dat, ondanks alle kritiek, aan het doel beantwoord. Met het bedrag van 350 mln. gulden plus 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden lijkt een balans bereikt, ook aangezien er nu sprake is van individuele uitkeringen. Gaat bij de invulling van de bedragen de afbakening van de doelgroep nog problemen opleveren? In het verleden is immers gesignaleerd dat hier sprake zou zijn van een complicatie. Hoe verhoudt daarnaast het publiekrechtelijke kader zich met de aangeboden behulpzaamheid van de regering bij het opstellen en uitvoeren van een uitkeringsreglement? De heer Van der Staaij onderschrijft van harte de stelling van de regering dat voor rechthebbenden de mogelijkheid van individuele claims overeind blijft. Uit coulanceoverwegingen zal daarbij worden afgezien van een beroep op louter verjaring. De regering gaat voor het onderzoek naar individuele claims proberen, toegang tot relevante buitenlandse archieven te krijgen. In hoeverre zal een dergelijke poging vrucht kunnen hebben? Het belang van een breed historisch onderzoek wordt door de heer Van der Staaij onderschreven. De witte vlekken moeten worden ingevuld, opdat er zo veel mogelijk helderheid kan worden gebracht. Staat de door de regering bepleitte breedheid overigens niet de ook gewilde snelheid van het onderzoek in de weg? Wanneer is dit historisch onderzoek afgerond? Volgens de brief van 12 december spelen bij het onderzoek ook de morele aspecten een rol. Dit kan suggereren dat de discussie over de morele aanspraken en de hoogte van het totaalbedrag heropend kan worden. Dat is toch niet de bedoeling? Bij de Indische gemeenschap zijn op dit vlak toch geen verwachtingen gewekt? De heer Vendrik (GroenLinks) wijst erop dat een gevoel van schaamte past bij de constatering dat vorige politieke generaties in het parlement de zaak niet eerder tot klaarheid hebben kunnen brengen. De algemene lijn van de regering bij de joodse tegoeden, het zoeken naar bewijzen voor het kille en incomplete rechtsherstel na de Tweede Wereldoorlog, is doorgetrokken naar de Indische tegoeden. Eenzelfde benadering hoeft echter niet tot dezelfde uitkomsten te leiden, omdat de aard van de geschiedenis van de joodse en de Indische Nederlanders geheel verschillend is. Al met al is het een wellicht onbeholpen maar gerechtvaardigde en belangrijke poging om voor de door Indische Nederlanders opgedane trieste ervaringen, veroorzaakt door Nederlands handelen, verantwoordelijkheid te (her)nemen. Het is goed dat het kabinet heeft besloten om in plaats van 250 mln. gulden voor collectieve doelen, 350 mln. gulden te reserveren voor individuele uitkeringen. Een en ander kan dan ook op steun van de Indische gemeenschap rekenen. Een belangrijke vraag daarbij is of met enige zekerheid op objectieve wijze vast te stellen valt wie precies tot de kring van gerechtigden behoort. Deze delicate kwestie speelde ook bij de joodse tegoeden, met name inzake de halfjoden. Meer in het algemeen past hierbij de stelling dat het beter is, een uitkering te veel te verstrekken dan een uitkering ten onrechte te onthouden. De brief van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport spreekt over nader overleg met het Indisch platform over de kring van gerechtigden. Daarbij moet met enige «zachtheid» worden geopereerd, om te voorkomen dat mensen (weer) een gesloten loket vinden. De heer Vendrik vraagt zich af wat het bedrag van 350 mln. gulden betekent. Is het een gebaar of een tegemoetkoming en wat is de relatie met het rechtsherstel dat voor sommige Indische Nederlanders zo slecht is uitgepakt? Het is daarnaast in dit verband enigszins onduidelijk wat het breed historische onderzoek, dat er zeker moet komen, behelst. Er moet een poging worden gedaan om zo breed mogelijk boven water te halen wat de Indische Nederlanders is overkomen. De kardinale vraag daarbij is welke consequenties de regering vervolgens uit de conclusies van dat onderzoek zal trekken ten aanzien van het rechtsherstel. Het collectieve gebaar van 350 mln. gulden aan individuele uitkeringen kan immers gezien worden als een poging tot tegemoetkoming in het kader van een onvolkomen rechtsherstel. Daarnaast moet de overheid echter de vraag open laten hoe men zal reageren op de uitkomsten van het onderzoek, aangezien die onbekend zijn. Dit betekent dat er op geen enkele wijze verwachtingen kunnen worden gewekt, al kan niet uitgesloten worden dat het onderzoek het bedrag van 350 mln. gulden ter discussie stelt. Deze opstelling is het meest rechtvaardig ten opzichte van de Indische gemeenschap. Hoe waardeert het kabinet deze opstelling? Het is niet aan het parlement om te oordelen over de representativiteit van het Indisch platform. Dat neemt niet weg dat het Indisch platform en de regering zich rekenschap moeten geven van de vragen die hieromtrent leven. Dit kan iets betekenen voor de wijze van werken in de komende tijd, bijvoorbeeld transparantie bij de toekenning en besteding van gelden. Een dergelijke opstelling zou zeer te waarderen zijn. De vereniging Oud-cliëntencontact 45 maakt er overigens gewag van geen plaats te krijgen in het Indisch platform. Kan de minister iets betekenen voor deze groep? De heer Vendrik verwacht nadere voorstellen over de invulling van de 35 mln. gulden aan collectieve doeleinden. Bij de samenstelling van de Indische gemeenschap is er sprake van een enorme pluriformiteit en diversiteit in ervaringen en posities. Deze pluriformiteit moet dan ook tot uitdrukking komen bij de besteding van deze gelden. Antwoord van de regering De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport deelt de trieste gevoelens over het late moment waarop de overheid probeert te reageren op gevoelens die reeds sinds augustus 1945 leven bij de Indische gemeenschap. De betrokken groep Nederlanders heeft verschrikkelijke dingen meegemaakt vanaf december 1941. Het leed van deze landgenoten is op geen enkele manier te vergoeden. Hier past slechts blijvend begrip en medeleven. Gedurende een vrij lange periode is overleg gepleegd over de invulling door de regering van de tekortkomingen in het rechtsherstel. De aanvankelijk gekozen oplossing van een collectief gebaar van 250 mln. gulden heeft een stroom van reacties veroorzaakt. Vervolgens is opnieuw overleg gevoerd, waarbij de inmiddels bekende oplossing is gekozen. Bij dat vaak plezierige en soms emotionele overleg heeft het Indisch platform zich ook steeds het lot aangetrokken van de Indische Nederlanders die geen lid zijn van een van de achttien clubs van het platform. Het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doeleinden gaat overigens gepaard met een verzoek om projecten en ideeën in te dienen. Het net zal daarbij zo wijd mogelijk uitgegooid worden, zodat ook voorstellen van buiten het Indisch platform gehonoreerd kunnen worden. De minister antwoordt dat met het bedrag van 350 mln. gulden het collectieve gebaar is afgesloten. Het breed historisch onderzoek is vooral nodig omdat er veel witte vlekken bestaan. De historische documentatie over de bezettingsperiode en de periode daarna moet dan ook worden aangevuld om de ontwikkelingen te reconstrueren. Het Indisch platform heeft uitdrukkelijk gevraagd om de notitie van oktober 2000, Aspecten van rechtsherstel, mee te nemen bij dit onderzoek. Een aanvullend onderzoek naar het rechtsherstel zal dan ook een herkenbaar onderdeel gaan vormen van het breed historisch onderzoek. De commissie-Van Galen en de technische commissie haalbaarheidsonderzoek hebben beide moeten vaststellen dat er teleurstellend weinig archiefmateriaal beschikbaar is. Na grondige bestudering van een en ander is het de overtuiging van de regering dat het breed historisch onderzoek weinig nieuwe aanknopingspunten, inzichten, feiten of claims zal opleveren inzake het rechtsherstel. Er is een maximale inspanning gepleegd om de feiten te achterhalen. De kans dat de Nederlandse regering «op Indisch geld zit» is dan ook minimaal oftewel vrijwel uitgesloten. Wel kunnen wellicht mensen met de conclusies van het onderzoek een individuele claim ondersteunen. Er is ook in dit verband contact met de Indonesische regering over het raadplegen van haar archieven. Honorering van een dergelijk verzoek is onzeker, ook al is duidelijk gemaakt dat het niet in de bedoeling ligt om claims bij de Indonesische regering neer te leggen. Als de resultaten van het onderzoek bekend zijn, zal de regering zich daarin verdiepen en vervolgens geen discussie uit de weg gaan. Het collectieve gebaar is echter gemaakt met het bedrag van 350 mln. gulden. De minister antwoordde desgevraagd dat het naar de stellige overtuiging van de regering hierbij zal blijven. Het indienen van individuele claims blijft overigens te allen tijde mogelijk, ook als de betrokken mensen in het buitenland wonen. De claim op wat men in financieel-materiële zin te kort is gekomen, heeft immers geen verband met de huidige woonplaats. De minister erkent dat er sprake blijft van een discrepantie bij de interpretatie van het totaalbedrag van 385 mln. gulden. Is het een gebaar of een tegemoetkoming in het rechtsherstel of voor de kille ontvangst? De Indische gemeenschap wil het graag zien als een gebaar op grond van de kille ontvangst. De regering ziet het als een poging tot verzachting van de ervaringen bij het toenmalige, gebrekkige rechtsherstel. In de brief is sprake van «vermoedelijke» tekortkomingen. Aangezien er weinig harde feiten over het rechtsherstel zijn en er geen volledig beeld beschikbaar is, gebiedt de zuiverheid een dergelijke formulering. Naar de overtuiging van de minister is er echter sprake van «waarschijnlijke» tekortkomingen. Juist de correct-formalistische en bureaucratische opstelling van destijds, ook inzake de valutakwestie, wil de overheid daarom alsnog pogen te verzachten. Meer in het algemeen past de term «tegemoetkoming» daarbij wellicht beter dan de term «gebaar». Het Indisch platform is uitgenodigd om een voorstel te doen over de afbakening van de doelgroep inzake de individuele uitkeringen. Het bedrag zal ten goede moeten komen aan alle Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in Nederlands-Indië verbleven of elders (onvrijwillig) geïnterneerd of tewerkgesteld waren door de Japanse bezetter. Inmiddels is een ambtelijke werkgroep, onder voorzitterschap van mevrouw Van Heemskerk, belast met de voorbereiding van de uitvoering. Die zal ook de uitkeringcriteria nader uitwerken. Aan het NIDI (Nederlands interdisciplinair demografisch instituut) is bovendien gevraagd de doelgroep zo goed mogelijk te omschrijven. Bij die doelgroep horen ook mensen die zijn geëmigreerd. De werkgroep is kwartiermaker voor de in te stellen stichting die, geheel analoog aan die voor de joodse tegoeden, in twee ronden zal zorg dragen voor de afwikkeling en beoordeling van de uitkeringen. Met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen zullen de eerste bedragen nog dit jaar worden verstrekt. Het ministerie van VWS blijft overigens te allen tijde beschikbaar om, ook als de organisatie reeds werkzaam is, de stichting met raad en daad bij te staan. De verdeling van de gelden is echter een zaak van de stichting zelf. De Kamer zal te zijner tijd in kennis worden gesteld van de uiteindelijke doelgroepdefinitie en de voortgang in het algemeen. De minister legt uit dat de Kamer tevens nader op de hoogte zal worden gesteld van de besteding van het bedrag van 35 mln. gulden voor collectieve doelen. De zaak van het Indisch huis wordt daarbij in principe op de eigen merites bekeken. Uiteindelijk gaat het echter om de wensen van de Indische gemeenschap. Met de homoseksuele gemeenschap is overigens zeer recent overeenstemming bereikt over het beschikbaar stellen van 3,5 mln. gulden voor aanvullend onderzoek en het toegankelijk maken van de resultaten daarvan. Een oproep van de SBO inzake de kinderen van Jehova's getuigen heeft slechts drie reacties opgeleverd. Deze drie mensen zijn uitgenodigd voor een gesprek. De reizigers, de woonwagenbewoners, kennen geen organisatie die als gesprekspartner te gebruiken is. Inmiddels is SBO bezig om middels een meldpunt de relevante gegevens te verzamelen. Nog dit jaar zal daarover een rapport aan de Kamer worden toegestuurd. Bij de ex-dwangarbeiders is er sprake van een teleurstellende ontwikkeling rond het in Duitsland opgerichte fonds. Veel bedrijven hebben nog niet gestort. Ook Oostenrijk kent een fonds, waarvoor overigens SBO de aanvraagbegeleiding mag verzorgen. Op korte termijn wordt de landelijke aanvraagprocedure bekend gemaakt. De regering wil daarnaast trachten iets te doen voor deze mensen via het WUBO-traject (Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945). De Pensioen enuitkeringsraad (PUR) heeft hierop besloten met een pilot te starten voor 1% van de bij SBO-geregistreerde ex-dwangarbeiders, zodat gepeild kan worden hoeveel interesse er is en hoeveel mensen hiervoor in aanmerking komen. Over de kwestie van de pensioenen vallen, in afwezigheid van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, geen nieuwe feiten te melden. De minister van Financiën geeft aan dat met rechtsherstel niet wordt gedoeld op een vergoeding van de schade die tijdens de oorlog is geleden. Het gaat om de inzet van de overheid om getraceerde goederen bij de rechthebbende terug te brengen. Door erop te wijzen dat Nederland de oorlog aan Japan verklaarde, wordt soms getracht uit te komen op een soort integrale schadevergoeding. Koningin Wilhelmina zou immers in een radio-oproep hebben gesteld dat er sprake zou zijn van compensatie van geleden oorlogsschade. Het is echter onmogelijk om iedere individuele schade als gevolg van verschillende oorlogshandelingen te vergoeden. Bij het rechtsherstel zijn ongetwijfeld fouten gemaakt. De kernvraag daarbij is of de Nederlandse overheid op Indisch geld zit. Het bedrag van 350 mln. gulden is een tegemoetkoming voor juist het vermoeden dat het rechtsherstel, ook wat betreft de Nederlandse staat, niet helemaal perfect is verlopen. Het is immers naar de stellige overtuiging van de regering onmogelijk te achterhalen welke fouten zijn gemaakt en welke bedragen daarmee waren gemoeid. Dat laat de mogelijkheid van een individuele claim onverlet, ook al is er sprake van verjaring. Daarbij kan het breed historisch onderzoek wellicht aanknopingspunten bieden. De afwikkeling van de joodse tegoeden verloopt voorspoedig. Inmiddels worden reeds bedragen uitgekeerd. Hopelijk is er snel sprake van een uitkeringsreglement inzake de Indische tegoeden. Daarbij kan men zijn voordeel doen met de reeds opgedane ervaringen. Er zal dan ook in dit geval sprake zijn van de tweerondenmethode, zodat de 350 mln. gulden geheel individueel uitgekeerd zal worden. Nadere gedachtewisseling De heer Middel (PvdA) vindt het van belang dat de uiteindelijke uitvoering van de regeling inzake de Indische tegoeden niet wordt opgehouden door eventuele discussies. Mede gezien de kritische geluiden over representativiteit uit de Indische gemeenschap, is een beroep op de regering gepast om met extra attentie zorg te dragen voor een goede organisatie van de uitvoering. De toenmalige minister-president heeft de Indische gemeenschap immers in 1991 opgeroepen zich te organiseren tot een gesprekspartner voor de regering. Het onderzoek naar de afbakening van de doelgroep is wat wonderlijk, gelet op de praktijk bij de joodse tegoeden en de uitvoering van met name de WUBO. De huidige woonplaats of nationaliteit van een oorlogsgetroffene maakt toch niets uit? De pilot inzake ex-dwangarbeiders is een aardig initiatief, maar ook hier is enige snelheid geboden met het oog op de hoge leeftijd van de betrokkenen. De heer Middel vindt dat de overheid de schijn moet vermijden dat mensen aan het lijntje worden gehouden. Het breed historisch onderzoek kan aanleiding geven tot ondersteuning van individuele claims, die immers overeind blijven. Het moet echter duidelijk zijn dat er geen behoefte bestaat om in een later verband op het collectieve bedrag, 385 mln. gulden, terug te komen. Mevrouw Meijer (VVD) heeft eveneens geen behoefte om op het totaalbedrag van 385 mln. gulden terug te komen. De vraag waar mensen terecht kunnen die het niet eens zijn met de afwikkeling van hun claim is onbeantwoord gebleven. De wijze van afwikkeling van de joodse tegoeden is, na alle verwikkelingen, buitengewoon goed en plezierig te noemen. De regering moet dan ook toezeggen, vooral behulpzaam en inlevend te zullen opereren bij de organisatie van de afwikkeling van de Indische tegoeden. De Indische gemeenschap op haar beurt moet de strijdbijl begraven, zodat een snelle en goede afwikkeling binnen bereik komt. Mevrouw Giskes (D66) constateert dat de ergernis over het naoorlogse rechtsherstel en de onvrede en frustratie over de kille ontvangst elkaar hebben versterkt. Erkenning hiervan leidt dan ook tot het in elkaar grijpen van de termen gebaar en rechtsherstel. Daarbij moet geen onderscheid worden gemaakt tussen mensen die wel en mensen die niet in Nederland zijn gebleven. Wellicht hebben immers veel mensen Nederland juist verlaten omdat de ontvangst zo kil was. De stellige overtuiging van de regering over een deel van de conclusies van het breed historisch onderzoek staat haaks op het idee van onderzoek op zichzelf. Bij een dergelijke overtuiging kan men het onderzoek immers beter laten. Is het niet beter te spreken van «verwachting» in plaats van «overtuiging»? Er kan immers niet uitgesloten worden dat er als gevolg van het onderzoek enigerlei claims naar voren komen die niet tot uitdrukking zijn gebracht in het bedrag van 350 mln. gulden. Mevrouw Giskes vindt het verheugend en bovendien wezenlijk voor de voortgang van het uitkeringsproces dat er een onafhankelijk voorzitter is gevonden voor de werkgroep. Kan de Kamer te zijner tijd kennisnemen van het uitkeringsreglement? De heer De Haan (CDA) heeft lof voor de stijl waarmee de regering in de afgelopen periode heeft gehandeld. Mede met het oog daarop moet het debat een duidelijke afsluiting vinden. Het bedrag van 350 mln. gulden is een collectieve tegemoetkoming die individueel wordt uitgekeerd. Het ligt niet in de bedoeling daarop terug te komen. Uit het breed historisch onderzoek, dat vooral de documenten moet ordenen en de gebeurtenissen moet boekstaven, kan echter blijken dat voor bepaalde groepen of individuen het rechtsherstel nog moet plaatsvinden. De heer De Haan vindt het belangrijk dat de afwikkeling van een en ander goed wordt georganiseerd. Daarbij kan men de vruchten plukken van de ervaringen en specifieke kennis die zijn opgedaan inzake de joodse tegoeden. De heer Van Dijke (RPF/GPV) memoreert dat onduidelijk is gebleven hoe te oordelen over de gevolgtrekkingen van het historisch onderzoek. Het accent bij dat onderzoek moet niet liggen op een verdere precisering van genoegdoening of rechtsherstel. Dat zou een veel te smalle betekenis aan dit op zichzelf te waarderen onderzoek geven. Men moet het laten bij het bedrag van 350 mln. gulden, individuele claims uitgezonderd. Hoe is de regering overigens van zins om de verschillende rechthebbenden, bijvoorbeeld zij die verblijven of wonen in het buitenland, te traceren? Worden er pogingen gedaan om deze mensen te bereiken en zo ja, in welke vorm? De heer Van der Staaij (SGP) stelt vast dat de materiële en de immateriële aspecten van de tegemoetkoming, ook gezien de wijze van rechtsherstel, moeilijk te scheiden zijn. De vraag wanneer de eerste resultaten van het breed historisch onderzoek worden verwacht, is onbeantwoord gebleven. Dat onderzoek moet overigens niet als doel hebben om het bedrag van 385 mln. gulden ter discussie te stellen. Het kan echter dienstbaar zijn aan individuele claims. De heer Vendrik (GroenLinks) vindt dat bij het toekennen van uitkeringen souplesse, snelheid en ruimhartigheid moeten worden betracht. Kan de minister toezeggen zich sterk te zullen maken voor de zaak van de representativiteit van het Indisch platform, ook in verband met de positie van het Oud-cliëntencontact '45? Alle initiatieven uit de Indische gemeenschap moeten immers een plek onder de zon krijgen. De heer Vendrik begrijpt van de regering dat de kans dat het breed historisch onderzoek nieuwe feiten oplevert, die het bedrag van 385 mln. gulden opnieuw ter discussie stellen, vrijwel nihil is. Het enige dat hier rest, is de resultaten van het onderzoek af te wachten. Er moet overigens niet vooral of alleen gekeken worden naar de witte vlekken in het rechtsherstel. Deze onderzoeksvragen moeten echter ook niet naar de rand van het onderzoek worden geduwd. Afhankelijk van de conclusies zal er wellicht een debat dienen te ontstaan over het voorliggende akkoord. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft breed uitgesproken steun gehoord voor de conclusie dat het bedrag van 385 mln. gulden het laatste woord is inzake het collectieve gebaar. Op dit vlak mogen er dan ook geen valse verwachtingen worden gewekt. De hoofddoelstelling van het breed historisch onderzoek is de witte vlekken in de geschiedschrijving op te sporen. Het vele materiaal moet zodanig geordend worden dat de Nederlandse geschiedschrijving een goed hoofdstuk zal bevatten over deze verschrikkelijke periode. Aan het Indisch platform is toegezegd de notitie Aspecten van rechtsherstel bij het onderzoek te zullen betrekken. Naar schatting van de onderzoekers zal het totale onderzoek vier jaar in beslag nemen. Het is echter goed mogelijk dat bepaalde delen van het onderzoek, naar tijd of thema, eerder worden gepubliceerd. De regering stelt daarbij niet reeds te weten wat de resultaten van het onderzoek zullen zijn. De minister legt uit dat is overeengekomen dat het bedrag van 350 mln. gulden ten goede moet komen aan toenmalige Nederlanders die tijdens de Japanse bezetting in het voormalig Nederlands-Indië verbleven of in opdracht van de bezetter onvrijwillig elders geïnterneerd of tewerkgesteld waren. De Kamer zal, nadat het NIDI een en ander heeft bekeken, op korte termijn een doelgroepdefinitie ontvangen. Nog dit jaar moet immers begonnen worden met het verstrekken van de uitkeringen. De regering zal ook meer in het algemeen betrokken en behulpzaam blijven bij de organisatie. De inzet is daarbij gericht op het zo snel mogelijk oprichten van een stichting. De beslissingen van deze stichting staan open voor beroep en bezwaar, analoog aan de stichting voor de joodse tegoeden. De landsadvocaat is overigens reeds bezig met het ontwerpen van statuten voor de stichting en van een uitkeringsreglement. De Kamer zal ook deze beide regelingen toegezonden krijgen. De minister zegt toe actief betrokken en inlevend te zullen blijven, ook om eventuele rimpeltjes bij de afwikkeling zo snel mogelijk glad te strijken. De minister maakt duidelijk dat bij de besteding van de 35 mln. gulden voor collectieve doelen alle ideeën en voorstellen van de Indische gemeenschap welkom zijn. Hierbij wordt vooral gedacht aan projecten in de sfeer van educatie, welzijn en cultuur. De inspanningen zijn momenteel overigens vooral gericht op het tot stand brengen van de individuele uitkeringen. Het traceren van de mensen uit de doelgroep zal op eenzelfde wijze plaatsvinden als bij de joodse groepering. Door middel van advertenties in binnen- en buitenlandse kranten, netwerken en ambassades zal ook de kleine groep mensen die zich buiten Nederland bevinden bijvoorbeeld in Amerika in de gelegenheid worden gesteld om te reageren. De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Van Gijzel De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Essers De griffier van de vaste commissie voor Financiën, Janssen ________________________________________ 1 Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Reitsma (CDA), Witteveen-Hevinga (PvdA), Rosenmöller (GroenLinks), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF/GPV), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GroenLinks), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Koenders (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Blok (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Weekers (VVD), Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA), Hindriks (PvdA), Smits (PvdA). 2 Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Essers (VVD), voorzitter, Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Rijpstra (VVD), Bakker (D66), Rouvoet (RPF/GPV), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Eisses-Timmerman (CDA), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA). Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Van Gent (GroenLinks), Van de Camp (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Weekers (VVD), Ravestein (D66), Schutte (RPF/GPV), Schimmel (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G. Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Eurlings (CDA).

Het gebaar

25 839
Tegoeden Tweede Wereldoorlog

nr. 23
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Lees verder…


10897281292?profile=originalPIEKEREN.

Hoe zou de aankomend president van Indonesië, Joko Widodo, alias Jokowi, dezer dagen slapen?

Dat de toekomstig leider van de bijna 250 miljoen inwoners van de ’Gordel van Smaragd’ sinds zijn verkiezing een maand geleden en tot de dag van zijn inauguratie eind oktober genoeg heeft om over te piekeren, is wel duidelijk.

Allereerst: zijn eigen imago. Jokowi is al eens ’de Indonesische Obama’ genoemd. (Zou het toeval zijn? De ’echte’ Obama is opgegroeid met een Indonesische stiefvader. Als kleuter woonde de latere Amerikaanse president zelfs vier jaar in Jakarta.) Zijn bijnaam dankt Jokowi aan zijn optreden als gouverneur van Jakarta. Dat was hij maar twee jaar, maar in die twee jaar ontpopte de voormalig meubelfabrikant zich als uitermate kordaat bestuurder.

Om te beginnen maakte Jokowi goeddeels een einde aan het schier eeuwigdurende verkeersinfarct in de hoofdstedelijke provincie (inwonertal: 28 miljoen, en tien keer meer mensen per vierkante kilometer dan in Nederland). Daarbij kwam de geboren Javaan nog met een deltaplan dat het gebied beter moet beschermen tegen de jaarlijkse overstromingen, die veel inwoners van Jakarta allang als een noodzakelijk kwaad zagen.

Nu hangt er om elke machtsoverdracht, in welk democratisch land dan ook, altijd wel een zweem van optimisme en zin in de toekomst, maar het moge duidelijk zijn dat bij ’de Indonesische Obama’ de verwachtingen extra hooggespannen zijn. Dat Jokowi nog maar 53 is, draagt alleen maar bij aan het idee dat hij zijn land wel even een flinke duw in de vaart der volkeren zal geven. Van de – overigens broodmagere – nieuwe president wordt niets minder verwacht dan dat hij regelrechte heldendaden verricht.

Tel daarbij overigens maar op dat Indonesië een relatief jonge democratie is, en pas eind vorige eeuw onder het juk van dictator Suharto vandaan kwam. Voor het eerst draagt de ene democratisch gekozen president (Yudhoyono) de macht over aan een andere democratisch gekozen president. Het eilandenrijk knettert, om alle bovenstaande redenen, van gezonde spanning.

Indonesiës nieuwe held komt, als hij in ’Paleis Koningsplein’ in Jakarta zit, in een delicaat politiek schaakspel terecht. Als Jokowi niet piekert over hoe hij de verwachtingen rond zijn presidentschap moet waarmaken, zal hij allicht woelen om de invulling van zijn regering. Zelf is hij min of meer partijloos, maar hij moet ervoor waken geen kleur- en tandeloze ministers om zich heen te verzamelen.

En zou ook dat Jokowi niet uit zijn slaap houden, dan zijn er nog de grote dreigingen die de hele wereld in hun greep houden. Want natuurlijk rekruteert ISIS in het grootste moslimland ter wereld. Radicale imams lokken nieuwe strijders met bonnen voor gratis gefrituurde kip. Jihadisten die terugkeren uit Syrië of Irak vormen een nog veel groter risico: dat van aanslagen zoals op toeristeneiland Bali in oktober 2002.

Genoeg stof tot nadenken. Mijnheer de president, slaap zacht.

Martijn Klerks

10897285470?profile=original

Lees verder…


10897286896?profile=originalNICC - Boekbespreking,
 e-Books,  CD & DVD,  presentatie & signeren

Voorbode van het turbulente millennium – Ferry Schwab. De subtitel van dit boek is: Hoe Micha ons leven veranderde. De auteur vertelt hoe zijn trouwe viervoeter Micha de inspiratiebron was voor dit boek. Bill en Hillary Clinton, Barack Obama en First Lady, Prinses Beatrix, Vladimir Poetin en vele anderen beschikken over een trouwe hond als een soort vertrouweling, spindokter, adviseur. Politicus Jan Terlouw ging ons voor met zijn boek over zijn trouwe viervoeter. Het materiaal voor dit boek lag al sinds 1999 stoffig te worden op een plank. Het verhaal van ons

kleven speelt zich af tussen 1989 en 1999. De periode dat de wereld aan de vooravond lag van innovatieve veranderingen, vol met dynamische en turbulente ontwikkelingen, die de mondiale afstanden overbrugden. En ze hielden de voorbode in van        de Globalisering, het nieuwe Millennium, de Euro en de erop volgende financiële ontwikkelingen die later zouden leiden tot een wereldwijde kredietcrisis. In deze turbulente dynamiek leefden Ferry Schwab, zijn vrouw Astrid en hun geliefde viervoeter Micha. Dit boek is te bestellen via de Boekenroute:  http://www.boekenroute.nl/gasten/gtn1Boek.aspx?BoekID=39335 Prijs: € 29,75; plus portokosten:  € 3,95. 

Lees verder…

10897288863?profile=originalKembang Kuning   een fotografieproject van Marjolein van Pagee

Ik ben Marjolein van Pagee en als fotograaf werk ik sinds 2010 aan het project Kembang Kuning - Gele Bloem. Dit gaat over de toen zo genoemde “politionele acties” in Indonesië.

Mijn opa Jan van Pagee werd net als zovele anderen in 1947 als dienstplichtig marinier naar Surabaya, Oost-Java gestuurd. In  2005 is hij overleden zonder

Mij ooit iets te hebben verteld. 
Ik wist er helemaal niets vanaf, maar deze geschiedenis kwam voor mij tot leven toen ik een oud vergeeld portret terugvond. Ook bleken er nog twee oude fotoboeken te zijn.

Allereerst sprak ik met Nederlandse oud-mariniers die toentertijd in hetzelfde gebied als mijn opa actief waren geweest. Daarna reisde ik naar Oost-Java om de plaatsen te zoeken waar ze veel over vertelden. Op die manier ontmoette ik ook de toenmalige vijanden van mijn opa, de Indonesische vrijheidsstrijders.
10897289463?profile=originalZo is dit strand bijv. de plek waar de Nederlandse mariniers en dus mijn opa tijdens de 2e actie in 1948 zijn geland om het gebied ten Westen van Soerabaja te “zuiveren van opstandelingen.”

De kern van mijn project gaat om het luisteren naar zowel Nederlandse als Indonesische getuigen.  Mijn uitgangspunt is om beide kanten aan het woord te laten. De waarheid ligt altijd in het midden. En naar mijn mening wordt deze zwarte bladzijde uit onze koloniale geschiedenis nog vaak veel te eenzijdig weergegeven. 

In de afgelopen jaren heb ik tientallen veteranen geïnterviewd en geportretteerd, zowel in Nederland als in Indonesië. Gecombineerd met veel  archief-onderzoek en de hulp van Indonesische geschiedeniskenners levert deze aanpak veel nieuwe inzichten op. Begin juli kwam ik terug van mijn derde reis en in zes maanden heb ik opnieuw veel getuigen opgespoord, geschreven aan de teksten voor mijn boek en ook heb ik de Indonesische taal geleerd.  Op 17 augustus viert de Republiek Indonesië de onafhankelijkheid, een goede aanleiding om het project Kembang Kuning weer onder de aandacht te brengen. Zo zal NRC een artikel publiceren over een van de verhalen die ik heb uitgezocht. Ook ben ik uitgenodigd om die avond te komen praten bij Radio1. Daarnaast opent die dag mijn expositie bij galerie Zerp in Rotterdam. Allemaal goed nieuws natuurlijk, alleen... in minder dan een maand moet ik de financiering hiervoor rond zien te krijgen. 

Daarom doe ik opnieuw een oproep aan de mensen die het net als ik belangrijk vinden dat dit verleden openbaar komt. Alle beetjes helpen, steun mij met een donatie! 

Marjolein van Pagee (1987) studeerde fotografie aan AKV St. Joost in Breda. Sinds 2010  werkt ze aan een langlopend fotografie-project over de onafhankelijkheidsoorlog tussen Nederland en Indonesië. Ze fotografeerde zowel Nederlandse als Indonesische veteranen.

10897289657?profile=originalwww.marjoleinvanagee.nl     Met een donatie op de Crowd-funding website “Voordekunst” kunt u de expositie Kembang Kuning - Gele Bloem mede mogelijk maken! Hoe werkt het?

1) Ga naar www.voordekunst.nl (De crowdfunding loopt tot 19 augustus 2014)

2) Maak een account aan, en doneer het gewenste bedrag.
3) Ontvang een beloning en volg het project verder op de voet.

Het doelbedrag van € 2400,- moet voor 100% worden gehaald.
5% van het totale bedrag wordt afgestaan aan Voordekunst.  Crowdfunding is een interessant alternatief voor de steeds schaarser wordende kunstsubsidies.
Mijn solo expositie bij Galerie Zerp in Rotterdam opent op zondag 17 augustus om 15.00 uur aan de Van Oldenbarneveltstraat 120A. U bent van harte welkom!

Lees verder…

THE INDONESIA CHANNEL NU PER 1 SEPTEMBER BIJ UPC

The Indonesia Channel nu per 1 september bij UPC

THE INDONESIA CHANNEL NU PER 1 SEPTEMBER BIJ UPC

More Sharing ServicesDeel|Share on facebookShare on printPrint dit artikel  zie ww.totaaltv.nl/nieuws/17110/the-indonesia-channel-nu-per-1-september-bij-upc.html#.U_cmGBv2r6c.facebook

Weliswaar heeft UPC geen wijzigingen gepland in september in het digitaal aanbod, The Indonesia Channel gaat dan wel eindelijk uitzenden. Dat zou aanvankelijk in juni al gebeuren.

UPC verandert begin september een aantal zaken in het analoge televisie-aanbod, maar op digitaal gebied vinden er geenwijzigingen of uitbreidingen plaats. Toch lijkt begin september een nieuw digitaal kanaal het licht te zien, The Indonesia Channel. De komst van de zender is nu door diverse partijen bevestigd. Aanvankelijk zou de zender al op 3 juni beginnen met uitzenden.

THE INDONESIA CHANNEL VANUIT NEDERLAND

UPC voegt de zender toe in Digitale TV Starter op kanaal 412.De nieuwe zender kiest voor Nederland als distributieland vanwege de belangrijke zakelijke en historische banden met Indonesië. Het is niet de eerste zender voor een Indonesische doelgroep, Garuda TV redde het in het verleden als abonneekanaal niet. Het plan is om het nieuwe Engelstalige kanaal over Indonesië in een later stadium ook in Singapore, Maleisië, Rusland, de VS en in Zuid-Korea uit te zenden. De programmering bestaat onder meer uit klassieke Indonesische films en televisieseries met een Engelse ondertiteling, en de dagelijkse live nieuwsuitzending Today’s Indonesia. Cultuur is er met programma's als The Best of Bali, Hot Indonesia, Executive Golf, Fashion for Pasision en Yoga Bliss. Het hoofdkantoor en de studio's van de zender bevinden zich in Jakarta.

Geschreven door: Jan-Hein Visser
Lees verder…

Indo Rock ons cultureel paradepaardje? (8)    door:  Albert van Prehn 

Over het algemeen, in de begin jaren 10897286669?profile=originalvan de indo muziek en bands was er weinig tot bijna niets te verkrijgen op gebied van instrumenten en apparatuur. Ja, er was wel wat maar dat was niet te betalen voor de pas geïmmigreerde muzikant hier in Holland. Immers wij kwamen met niets, alles was ons afgenomen en alles hadden wij daar achtergelaten in het Indië van voorheen. Zelfs onze levens hebben wij daar gewoon achter moeten laten, gewoon een streep achter gezet en maar zien waar het schip (letterlijk) ons heen zal brengen en hopelijk zal het niet stranden.


 10897286871?profile=originalfoto - Oude buizenradio’s omgebouwd tot gitaarversterkers met soms verrassend goede resultaten. 

Vanuit de pensions begon men weer de draad op te pakken en met de weinige middelen was men al goed creatief bezig, die oude buizenradio’s gebruikten vinding-rijke Indo’s als versterkers, dat het soms kraakte en bromde, acht wie let erop en als het maar een beetje de sound gaf dan was het voorlopig goed. Dat men soms onder stroomspanning zat, ach het deerde niet zo, en je had er even een mooie wilde rechtopstaande bos haar van (Zonder vet wel te verstaan) Later als men wat beter kon spelen en de optredens betaald werden, dan……..ja….dan schaffen wij betere spullen aan, dat was toen de basisgedachte.

Er waren ook vroegrijpe jago’s die de school lieten voor wat het was en gingen werken, en vele goed opgeleiden in Indië kregen hier ook beter baantjes, dus daar was wat te makken. En daar verschenen dan de zo gewilde Fenders en Gibsons. Het was niet makkelijk voor een verdiener want al gauw hielp je mee met het inkomen van jouw ouders die het totaal niet breed hadden, want hun inkomen werd vaak gekort door de schuldenlast die de Nederlandse overheid aan hen oplegde voor de terugbetalingen voor de reis en opvangkosten.

Nee, we kregen niets gratis, niet zoals het nu aan toe gaat, waar je als nieuwkomer al een flat screen tv, een fatsoenlijke slaapkamer, fietsen, als het moet ook nog van allerlei voorzieningen die jouw verblijf hier zo aangenaam mogelijk moeten maken cadeau krijgt. Nee, wij hadden het moeten doen van wat wij kregen EN TERUG moesten betalen. Ik zal daar maar niet meer over hebben want dat is het oud zeer wat velen van de teruggekomen ex kolonialisten hier nog van over hebben gehouden en vooral omdat zij, die niets met dit land historisch te maken hadden worden verwelkomd als nieuwe burgers gul overladen met alles en nog wat. Ik ga verder met het muziek gedeelte waar ik als columnist voor ben uitgenodigd, maar kan het toch niet even laten om het nogmaals te noemen.

Onze muzikanten waren niet alleen muzikaal creatief maar ook technisch, men probeerde ook zelf gitaren te bouwen en sommigen hadden het geluk dat het ook lukte, al waren er wel creaties bij die het predicaat gitaar eigenlijk niet konden dragen. Maar ook die van de diverse opkomende producten van bijvoorbeeld het merk Egmond wat toen een van de grootste gitaarleveranciers was, waren kwalitatief gezien niet echt goed, maar je moest het ermee doen.

De Indo-muzikant is al gauw in de ban van de merken Fender en Gibson, beide nog gekend vanuit het verleden in Indonesië. De meeste bands schaften zich de instrumenten van beide merken aan zodra de financiële middelen er waren, en het fenomeen van afbetaling was alom aanwezig bij de meeste indo muzikanten.

De muziek zaken deden goede zaken, zeker in het begin want bij de indo’s kon je veel kwijt aan muziek instrumenten en de honger naar goede instrumenten en apparatuur was goed aanwezig bij de indo bands. Toch is de keuze in vele gevallen niet zozeer op de kwaliteit van het instrument, maar ook vaak de status, want met een fender of Gibson kon je de blits maken en al speelde je wat minder dan anderen, je creëerde wel jaloersheid onder jouw collega’s.

10897287259?profile=originalfoto - Vintage 1965 Pinoy Jazzmaster

Wat de bijkomende apparatuur betreft werd de kennis groter naarmate de tijd vorderde, de bands in met name Duitsland hadden over het algemeen goede apparatuur. Maar ook daar, in vele gevallen werd eerst gezocht naar een Fender of ander met een zekere naamsbekendheid gesierde apparatuur. In vele gevallen vergat men de persoonlijkheid van de muzikant zelve gerelateerd aan hetgeen werd aangeschaft en dat is ook te horen aan de vele opnamen van toen, het klink maar wat je hoort was eigenlijk de speler die zijn noten mengt tot een knap stukje gitaarwerk. Echte persoonlijkheden kon je aan het geluid niet herkennen toen en eigenlijk is dat nu nog zo. Er was wel een pionier en dat was hoe kan het ook anders Mr. Andy Tielman die al heel gauw inzag dat show, goed uitgekiende show en een persoonlijk geluid van het eigen instrument een belangrijke factor is in de muziekbiz.

Andy Tielmans sound herken je direct tussen al die indo bands die goede muziek maken maar waar je eigenlijk alleen luistert naar een band die iets speelt zonder dat je meteen aan de sound herkent met wie je te maken hebt. De 8- snarige Jazzmaster is een goed voorbeeld. Er werden in de kop gewoon twee extra gaten geboord en die werden voorzien van een stemmechaniek, in de topkam sneed men twee extra snaargeleiders en klaar was kees. Echt perfect was het niet wat betreft de bouwtechnische kant, maar het gaat en men had een apart geluid. Het is namelijk zo dat iedere snaar van een gitaar een eigen vastgestelde lengte moet hebben om zuiver te   klinken en als je twee snaren vanuit de brug, waar geen extra voorzieningen voor waren gemaakt, gewoon door een gat waar ook een anders snaar doorheen ging naar het stem-mechaniek leidde dan had je doordat de snaar schuin loopt geen goede zuivere intonatie. Ach het deerde niet toen, nu met verfijnde stemapparaatjes zou je het merken.

Ik moet helaas zeggen dat ik bij de huidige bands weinig kennis van apparatuur en instrumentarium aantref. Natuurlijk weet men hoe de gitaren klinken en hoe een versterker moet worden afgesteld echter, maar wat men koopt is vaak gerelateerd aan het budget en het merk. Er zijn gelukkig wel collega muzikanten die bewust voor hun eigen geluid kiezen maar over het algemeen is het een kwestie van een aanschaf. Ik zie dan vaak op de bühnes goede muzikanten aan het werk met een minder goede sound en bij bands met PA apparatuur is het vaak een tikkeltje erger.

10897287286?profile=original Het ligt zo vaak aan de keuze van het instrument en apparatuur of je scoort of niet, je onderscheidt van anderen.

Ik kom ook gitaristen tegen die gewoon klein willen en genoegen nemen met een voor hun draagbare versterker en niet kijken naar hun eigen geluid. Bijvoorbeeld een man die staat te spelen op een 10 watt of 15 watt versterkertje en die dan doorlust naar een PA systeem. Alleen al het volume op de Bühne van de drums etc., overtreffen het vermogen van de kleine versterker met gevolg dat deze op zijn maximum moet worden opengedraaid, met een heleboel vervormende factoren want wat men niet beseft is, dat indien je een versterker meer dan 50 % opendraait de vervorming toeneemt. Blues gitaristen gebruiken daarom kleine wattages om de natuurlijke vervorming te benutten, maar of je dat ook voor een commerciële band nodig hebt vraag ik mij af.

Commercieel zijn is bij de huidige bands vaak een vergeten factor, men speelt, men heeft een totaal geluid van de band, maar men houdt nagenoeg geen rekening met de persoonlijkheid van de muzikant zelf. Dat zou anders moeten zijn, aan de hand van de voorbeelden van de beroemde jongens, Clapton, Knopfler, Satriany, marvin en zo nog maar wat grootheden te noemen, zou je eigenlijk moeten verwachten dat men daardoor geïnspireerd moet zijn.

Muziek maken is teveel gericht in onze scene op het danslustige publiek en er is weinig ruimte voor het NIET dansende publiek en dat blijf ik persoonlijk jammer vinden. Want als je daar aandacht aan besteedt zul je zien dat er heel wat collega’s hun eigen persoonlijke trekjes hebben. Er zijn enkele jago’s die zich NIET op het dansgebeuren richten en daar valt wel enigszins iets te bespeuren aan persoonlijkheid.

Commercie in het algemeen is niet besteedt aan ons indo muzikanten, daar doen onze Hollandse collega’s het vele malen beter, als je het over aanschaf etc. hebt zie je daar bewuste keuzes en gerelateerd aan het persoonlijke, ze klinken dan vaak ook veel beter.

Lees verder…

10897288495?profile=originalEen finale afrekening, of toch niet?       

Deel 3 Door:  Bert Immerlzee

Resumerend heeft de Indische gemeenschap tot op de dag van vandaag zeven claims open staan jegens de Nederlandse overheid en twee jegens banken en verzekeringsmaatschappijen.” Aldus de belangrijkste conclusie in het boek ‘Opgevangen in andijvielucht’ van Griselda Molemans. In dit artikel bespreken we claim nummer 6, gebaseerd op de uitkering voor de ex-krijgsgevangenen uit Birma en Thailand.

In juli 1954 verscheen in de Nederlandse pers het volgende bericht:                                  “Het Ministerie van Buitenlandse Zaken te ‘s-Gravenhage maakt het volgende bekend: In de oorlogsjaren heeft Japan in het bezette gebied van Birma en Thailand een spoorlijn aangelegd die beide landen verbond; hiervoor werd gebruik gemaakt van vele tienduizenden geallieerde krijgsgevangenen. Na de wapenstilstand is de spoorlijn opgebroken en werd het hierbij vrijkomende materiaal door het geallieerde oppercommando verkocht. De ontvangsten hiervan zijn thans, nadat tussen de betrokken geallieerde landen hiertoe overeenstemming was bereikt, verdeeld over de landen waarvan de onderdanen aan de spoorlijn hebben gewerkt, met de bedoeling dat deze gelden aan de betrokken ex-krijgsgevangenen  zullen worden uitgekeerd. De onderhandelingen terzake hebben geruime tijd geduurd. doch onlangs zijn de gelden ter beschikking van de Nederlandse Regering gesteld ter verdeling onder degenen, die, behoord hebbend tot de Nederlandse (Nederlands-Indische) Zee-, Land- en Luchtstrijdkrachten, als krijgs-gevangenen  van  Japan, die gedwongen aan de Birma-Thailand spoorweg hebben gewerkt.”   

In het bericht, waarin vervolgens betrokkenen werd opgeroepen zich te melden, werd niet aan-gegeven hoeveel de Nederlandse overheid had ontvangen. Uit de Handelingen van de Tweede Kamer blijkt echter dat het ging om 100 duizend Engelse ponden, oftewel 760 duizend gulden. Dit bedrag zou in theorie moeten worden verdeeld onder ca. 18.000 Nederlandse krijgsgevangenen die aan de spoorlijn hadden gewerkt, dan wel aan hun nabestaanden (ca. 3000 overleden tijdens hun werkzaamheden). Een eenvoudige rekensom leert ons dat dit slechts fl. 42,22 gulden per persoon zou opleveren. Mogelijk omdat het aantal aanvragen lager werd ingeschat, werd de hoogte van de uitkering vastgesteld op op fl. 61,73.

‘Het geld is bijna op’

Verantwoordelijk voor de uitvoering van de regeling was het Ministerie van Buitenlandse zaken, Directie Overgangszaken Indonesië. Aanvragen van ex-KNIL-militairen dienden te worden gezonden naar dít ministerie, aanvragen van personeel van de Koninklijke Marine naar het Ministerie van Marine. Tijdens de uitvoering van de regeling bleek dat niet mogelijk was vast te stellen, wie daadwerkelijk aan de spoorweg hadden gewerkt, reden waarom werd besloten uit te keren aan allen die tijdens hun krijgs-gevangenschap in Thailand of Birma hadden verbleven.

In 1967, kort na de overdracht van de werkzaamheden van Buitenlandse– naar Binnenlandse Zaken, werd een rapport opgesteld met betrekking tot de stand van zaken voor wat betreft déze en de algemene krijgs-gevangenenregeling. Op dat moment was het beschikbare geld bijna geheel verbruikt: “Er is nog geld voor ongeveer een dozijn uitkeringen. Aanmeldingen komen bijna niet meer binnen.”
Evenals de algemene krijgs-gevangenenregeling (ex-artikel 16 vredesverdrag met Japan) en de burgergeïnterneerdenregeling (JU) werd ook déze regeling niet gesloten. Nog steeds kunnen aanvragen worden ingediend. Aanvragers moeten zich hiervoor wenden tot de Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP).

Japanse wacht Krijgsgevangenen-kamp Thanbyuzayat in Thailand.

De ‘claim’

In ‘Opgevangen in andijvielucht’ vraagt Griselda Molemans zich af of het Geallieerd opperbevel inderdaad aan de Nederlandse overheid heeft uitbetaald, en om hoeveel geld het dan wel ging. “Het antwoord ligt veilig opgeborgen in het Nationaal Archief in Den Haag: de betreffende dossiers over de oorlogsschaderegeling Nederland-Thailand zijn pas in 2031 te raadplegen.”
Vreemd genoeg geeft ze even verder in haar tekst zich zelf al antwoord. Volgens “een bron” gaat het om 17.399 ex-dwang-arbeiders (…), en 100.003 Britse ponden.

Na nog een keer te hebben gewezen op het feit dat vele belanghebbenden niet hebben geweten van deze regeling, concludeert zij: “Er staat dus nog altijd een deel van de huidige waarde van ruim 3,5 miljoen euro op de balans van de Nederlandse overheid.”
Ik heb geprobeerd te achterhalen waar zij deze 3,5 miljoen euro vandaan haalt, en ik moet toegeven, het is me niet gelukt. Hoe het ook zij, haar boodschap is duidelijk: de overheid heeft – ook híer – te weinig kenbaarheid gegeven aan de regeling, en er zo een flinke duit aan overgehouden.

In december 2013 deed de schrijfster een oproep op de website van het Amerikaanse The Indo Project:

“My question to Dutch survivors of the Burma Railway in the US is this: did you know about the Siamese compensation settlement. And did you receive the compensation? If you didn’t, may I receive your name and date of birth to include in a list which forms the basis of a court case against the Dutch State? Please note: the amount per person is not the most important aspect: there is a pattern in the way the Dutch government has handled several compensation settlements for displaced persons from Indonesia. Most rightful claimants have never been informed about these financial arrangements.”

Het ‘patroon’ waarvan zij hier spreekt, zou gelden voor meerdere compensatieregelingen. De Nederlandse Staat wordt binnenkort door haar op het matje geroepen.

Drie regelingen

Ik besprak hier in de Java Post tot dusverre drie van haar claims. Het betreft drie regelingen die gemeen hebben dat zij alle drie tussen 1954 en 1956 van kracht werden, werden uitgevoerd door ambtenaren van het zelfde ministerie, en betrekking hadden op door de overheid verkregen lump sums. De instanties van wie de gelden werden verkregen waren verschillend:  de krijgs-gevangengelden ex artikel 16 van het vredesverdrag werden verkregen van het Internationale Rode Kruis; de gelden behorende bij het Yoshida Stikker protocol (JU) van Japan; die van het Thailand-Birmafonds via een Geallieerde bankrekening in Londen. Bij deze transacties was het doel van de gelden duidelijk: ‘krijgsgevangenen’, ‘burger-geïnterneerden’, ‘krijgsgevangenen die werkten aan de spoorlijn’. Nimmer werden echter nadere voorwaarden opgelegd of aanwijzingen gegeven hoe dat geld verder verdeeld moest worden. De Nederlandse overheid was zélf verantwoordelijk voor deze verdeling, en deed dat, voor zover ik dat kan overzien, naar behoren. In ieder geval in de geest van de hieraan ten grondslag liggende besprekingen.

-  Aan ca. 91.000 burger-geïnterneerden (van de geschatte 100.000) werd in totaal 38 miljoen gulden uitgekeerd, per persoon fl. 415,-. Toen bleek dat nog bijna 3 miljoen in kas was en nauwelijks nog aanvragen binnenkwamen, werd in 1960 aan rechthebbenden een nabetaling gedaan.

-  Aan ca. 38.000 ex-krijgs-gevangenen (van de geschatte 42.000) werd in totaal 11 miljoen gulden uitgekeerd, per persoon fl. 264,-. Toen in 1962 bleek dat nog 1,1 miljoen in kas was en nauwelijks nog aanvragen binnen kwamen, werd 1 miljoen weggeschonken aan een stichting die als doel had financiële steun te verlenen aan gezinnen van in financiële nood verkerende ex-krijgsgevangenen. Na volledige schenking van deze gelden beëindigde deze stichting in 1966 haar werkzaamheden.

-  Aan een onbekend aantal ex-krijgsgevangenen uit Birma- Thailand werd in totaal 760.000 gulden uitgekeerd, per persoon fl. 61,73. In 1967 was nog geld over voor ‘een dozijn’ aanmeldingen.

De regelingen zijn niet gesloten, ondanks het feit dat de lump sums in alle gevallen in de jaren ´60 waren verbruikt. Toegekende aanvragen om ‘Japanse’ uitkeringen worden sindsdien betaald met Nederlands geld. Mochten, naar aanleiding van de publiciteit rondom ‘Opgevangen in andijvielucht’, belanghebbenden veronderstellen alsnog aanspraken aan de genoemde regelingen te kunnen ontlenen, dan moeten zij zich melden bij de SAIP.

Naar het archief!

Natuurlijk blijven vel vragen onbeantwoord. Zo weten we bijvoorbeeld onvoldoende van de uitvoering van de Birma/Thailand-regeling, en kennen we van deze regeling niet het uiteindelijke aantal uitkeringen. De suggestie van mevrouw Molemans dat de overheid onoorbaar handelen verdoezelt door de archieven niet te openen, is onterecht. Had zij, net zoals ik, een telefoontje gepleegd met het Nationaal Archief, dan had zij te horen gekregen dat alle desbetreffende archiefbestanden hetzij openbaar zijn, hetzij ‘beperkt openbaar’. ‘Beperkt openbaar’ wil echter slechts zeggen dat de stukken wél mogen worden ingezien, maar niet mogen worden gekopieerd. Dat is anders dan verdoezelen. Java Post

______________________

 

Lees verder…

Duitse Joden achter Indische Kawat Door: Werner Stauder

 

10897290682?profile=originalDuitse Joden achter Indische Kawat          Door:  Werner  Stauder

Foto Vrachtschip de Van Imhoff (foto: Tropenmuseum)

In het mei-nummer van NICC Magazine publiceerden wij al een beknopte versie van dit artikel en beloofden u een uitgebreid artikel in het augustus-nummer. Op het artikel in mei van dit jaar ontvingen wij een commentaar van Kees Maaswinkel, dat wij u niet willen onthouden.

[Geachte redactie. Dank voor de toezending van het NICC mei-magazine in een overzichtelijke opmaak en met interessante artikelen. Daaronder het merk-waardige artikel van Wwener Stauder. In het stuk verbindt hij de gebeurtenissen rond het schip de Van Imhoff met het lot van de Duitse en Oostenrijkse Joden in Nederlands-Indië. Daarbij maakt de auteur op een mijns inziens wat slordige wijze van hen een bijzondere slachtoffergroep, terwijl ze dat niet waren. Zij behoorden tot de Duitse en Oostenrijkse geïnterneerden, die niet erg fatsoenlijk maar wel gelijk werden behandeld].

[Onderscheid naar ras of geloof werd tussen de Europeanen niet gemaakt; wel naar nationaliteit en politieke gezindheid. Denk aan de behandeling van de NSB-ers in Nederlands-Indië. Natuurlijk had men kunnen bedenken dat zij die voor het Nazi-regieme waren gevlucht, maar weinig sympathie zouden hebben voor deze politieke beweging. Maar daar werd niet naar gevraagd. Er werd in paniek geïnterneerd. Nederlandse Joden werden met rust gelaten en ondergingen tijdens de Japanse bezetting nagenoeg hetzelfde lot als de andere Nederlanders].

[Wel reden dus tot een – late – opwinding over die gebeurtenissen op de Van Imhoff, maar geen reden om van deze Joden een bijzondere groep te maken].

Met vriendelijke groet,            Kees Maaswinkel

Hierna nu het uitgebreide artikel:

Vrachtschip de Van Imhoff (foto: Tropenmuseum)

Wat er met de Joden in Nederland gebeurde tijdens de Tweede Wereldoorlog weet vrijwel iedereen. Over het lot van de Duitse en Oostenrijkse Joden in Nederlands-Indië van vóór de Japanse bezetting is hier daarentegen weinig bekend. Zij vormen een vergeten groep oorlogsslachtoffers. Het doel van dit artikel is het eerherstel van deze mensen. Om aan deze anonieme groep een gezicht te geven zal ik het lot van de heer Otto Moszkowicz als voorbeeld naar voren halen.

Otto Johann Ludwig Moszkowicz, geboren in 1911, was in Nederlands-Indië als ingenieur werkzaam bij de B.P. Maatschappij in Terisi, Djatibarang op West-Java. De heer Moszkowicz was één van de honderden Joden, die in de jaren 30 Duitsland en Oostenrijk waren ontvlucht en zich in Nederlands-Indië hadden gevestigd omdat zij dachten, daar een veilig heenkomen te hebben gevonden onder de Nederlandse bescherming. Zij kwamen van de regen in de drup, want zij ontsnapten weliswaar aan de nazi’s, maar kwamen evengoed in kampen terecht achter het prikkeldraad. Velen van hen hebben het niet overleefd, waaronder ook de heer O.J.L. Moszkowicz. Tijdens de recherches voor mijn boek over de interneringskampen in Indië kwam ik in Duitse en Nederlandse archieven een van de grootste schandalen uit de maritieme geschiedenis van Nederland op het spoor, waarover tot op heden een mysterieuze sluier hangt. Meer dan 70 jaar geleden, op 19 januari 1942, voltrok zich circa 150 zeemijl voor de kust van Sumatra een haast onbeschrijfelijk drama, waarvan de ware toedracht door de desbetreffende autoriteiten decennia lang angstvallig in de doofpot is gehouden. Ik nam daarom het besluit, mij intensief met deze Nederlands-Indische doofpotaffaire bezig te houden  om in mijn boek een waarheidsgetrouw beeld te scheppen van alle gebeurtenissen rondom de tragische dood van  411 onschuldige gevangenen, waaronder talrijke Joden, die men op uitdrukkelijk gezag van hoger hand willens en wetens heeft laten verdrinken en aan de bemanning vervolgens het bevel gaf, daarover te zwijgen. Ook Otto Moszkowicz was één van deze verzwegen Joodse oorlogsslachtoffers. Met het onderstaande verhaal wil ik hem en al de anderen uit de anonimiteit halen en postuum eer bewijzen.

Het begon allemaal op 10 mei 1940. Onmiddellijk nadat Tjarda van Starkenborgh, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië, te Batavia op de hoogte was gebracht van de Duitse inval in Nederland, werden in de gehele Indische archipel alle burgers van Duitse afkomst gearresteerd en in interneringskampen opgesloten, in totaal ruim 2.800 mannen en vrouwen, waarbij geen onderscheid gemaakt werd tussen ‘arische’ Duitsers, Indo’s met een Duitse achternaam en uit Duitstalige landen afkomstige Joden. Dat ook deze Joden, die juist voor de nazi’s gevlucht waren en zich in Indië veilig waanden, werden gearresteerd en opgesloten - en dan ook nog op vrijdagavond bij het begin van de sabbat - is onbegrijpelijk. Te meer als men bedenkt, dat zij reeds voor de oorlog door de nazi’s van hun burgerrechten werden beroofd en dus stateloos waren. Op deze bewuste Erev Sjabbat van de 3e Ijar 5700, die om 18:11 uur plaatselijke tijd begon, werd de Parasja Emor gelezen. Na de sjabbatviering werd Otto Moszkowicz laat op de avond door Nederlandse politie-agenten en BB-ambtenaren gearresteerd en naar het politiebureau gebracht, waar hij de nacht achter tralies doorbracht samen met andere Duitse en Joodse arrestanten. De volgende dag werden zij op transport gezet naar een verzamelkamp op West-Java en van daar uit naar Tandjong Priok, de haven van Batavia, waar een KPM-schip klaar lag om hen verder te brengen naar het eiland Onrust. Zij moesten aan de kade in het gelid gaan staan, omringd door zwaar gewapende inheemse militairen, en ontvingen de mededeling, dat zij zich aan boord van het schip moesten begeven nadat aan een tafel de gegevens van alle arrestanten waren genoteerd. Ook de heer Moszkowicz moest zijn naam en adres opgeven en zijn portemonnaie, zijn portefeuille, sleutels, horloge enz. inleveren. Alles werd geregistreerd en in zakjes gestopt. Daar zag hij later nooit meer iets van terug. Tegen de avond werden ze aan boord gebracht en moesten meteen naar het bloedhete overvolle ruim toe.

 10897290695?profile=originalFoto - Jhr. Mr. A.W.L. Tjarda van Starkenborgh  Stachouwer, de Gouverneur-generaal van Indië.

Na ca. 1 ½ uur varen werden ze aan wal gebracht. De ontscheping van de gevangenen vond onder groot militair vertoon plaats met veel geschreeuw en gesnauw. Ze werden daarbij dikwijls geschopt en geslagen. Onder het toeziend oog van de kampcommandant kapitein H. J. de Vries werden Otto Moszkowicz en zijn lotgenoten via een hoge, met prikkeldraad omgeven en van tralies voorziene poort gedreven en in groepen van ruim 100 man naar de diverse barakken afgevoerd, dertig in getal. Daar werden de Joden van de overige Duitsers gescheiden en apart gezet. Elke barak was 30-40 meter lang en 5 meter breed, had een vochtige betonnen vloer zonder bedden, was afgedekt met gegolfd plaatijzer en slechts schaars belicht. Bovendien wemelde het er van allerlei ongedierte. Iedere barak was genummerd en werd door middel van een drie meter hoge omrastering afgescheiden van de overige barakken en het was     ten strengste verboden de prikkeldraadomheining dichter dan op 2 meter afstand te benaderen. Barak 18 was de zogenoemde ‘Jodenbarak’. Daarin werden alle Duitse en Oostenrijkse Joden gehuisvest. Een van hen was Johnnie Duell, de directeur van het Metropooltheater in Batavia, die als Duitse Jood in de Eerste Wereldoorlog aan het westelijk front had meegevochten en zelfs voor zijn moedig optreden als piloot gedecoreerd werd. Ondanks het feit dat hij zich tot Nederlander had laten naturaliseren, kwam hij toch evengoed samen met Otto Moszkowicz in barak 18 op het eiland Onrust terecht. Zij moesten een bundel stro oprapen en daarmee een plekje op de kale vloer zoeken om daarop te slapen. Dekens tegen de nachtelijke afkoeling werden niet uitgereikt en zowel fysiek alsook verbaal geweld was geen uitzondering.

De Joden werden net zo slecht en onbeschoft behandeld als de overige Duitsers, want zij werden gewoon als Duitsers beschouwd en niet als Joden. Niemand stond er blijkbaar bij stil dat deze mensen helemaal geen Duitse staatsburgers meer waren en dat zij juist uit Nazi-Duitsland moesten vluchten om aan de afgrijselijke jodenvervolging te ontsnappen. Dat de Duitse Joden door de Nederlandse politie werden gearresteerd in het land waar zij rust en vrijheid dachten te vinden, en dan op het beruchte eiland Onrust ook nog in een zogenaamde ‘Jodenbarak’ werden opgesloten in plaats van hen als vluchtelingen op te vangen en hen politiek asiel te verlenen is ronduit schandalig te noemen. Dat dit echter niet per vergissing gebeurde, maar juist van hogerhand beslist werd blijkt uit het feit, dat het besluit hiervoor door de gouverneur-generaal Tjarda van Starkenborgh Stachouwer werd genomen als een veiligheidsmaatregel op grond van artikel twintig van de Regeling Staat van Oorlog en Beleg. De Duitse Joden werden in Indië als ‘veiligheidsrisico’ familieleden in de concentratiekampen. Om deze reden liet Starkenborgh de veiligheid voor de Ludwig Moszkowicz het slachtoffer van dit noodlottige besluit en kwam onder onmenselijke omstandigheden achter het prikkeldraad terecht.

In de vroege ochtend van 15 mei 1940 werd hij getuige van de brute moord op zijn jonge barakgenoot Rudolf Frühstück. De geïnterneerden van barak 18 gingen naar buiten om te luchten. Vlak voor de omheining waren enkele Javanen in de hoge bomen geklommen om daar wat takken af te kappen in verband met het monteren van een elektrische leiding. Natuurlijk was dit voor Moszkowicz en zijn barakgenoten een prachtige afleiding om naar te kijken en ook de jonge Frühstück was één van deze toeschouwers. Met opgeheven hoofd stond hij gefascineerd te kijken hoe snel en behendig deze inlanders in de boom konden klimmen en had daarbij niet eens door dat hij inmiddels op minder dan twee meter van de prikkeldraad-omheining was gekomen. Onbewust wilde hij op een gegeven moment met zijn hand op één van de peilers van het hek steunen, waardoor die hand zich dus boven het verboden gebied bevond met het gevolg dat hij nietsvermoedend en zonder waarschuwing door een sergeant van het bewakingsdetachement van achteren werd doodgeschoten door een welgemikt schot in   de hart streek. Er ontstond onmiddellijk een groot tumult in het kamp. Zijn barakgenoten renden naar hem toe om hem te helpen, waaronder ook dr. Emil Mengert uit Batavia, terwijl ook militairen van alle kanten kwamen aanlopen, die de arts onder bedreiging van het geweer dwongen zijn patiënt te verlaten en iedereen de barak in joegen.

10897291461?profile=originalfoto- Luitenant-Generaal G.J. Berenschot

Uit de omliggende barakken klonken luide protesten tegen deze handelwijze. Onder de toegesnelde militairen bevond zich ook kapitein De Vries, die, met zijn pistool in de hand, de zwaargewonde jongeman ziel-togend in het gras aantrof. Kort daarop stierf hij. Rudolf Frühstück was een jonge Jood, die in de jaren ’30 van Duitsland naar Singapore emigreerde, maar daarna zijn toevlucht in Nederlands-Indië zocht toen de oorlog tussen Engeland en Duitsland uitbrak, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij in Indië veilig zou zijn. Frühstück ontmoette in Indië de dood, die hij in Duitsland wilde ontlopen. Heel tragisch!

Toen de gouverneur-generaal van Starkenborgh samen met de legercommandanten luitenant-generaal Berenschot en generaal-majoor Schilling eind mei 1940 het kamp op het eiland Onrust bezocht en constateerde dat de toestand daar ‘zeer onvoldoende’ was, gaf hij opdracht om onmiddellijk een centraal kamp te bouwen waar alle Duitse mannen van de hele Indische Archipel konden worden ondergebracht. In alle haast werd er in het zuiden van Atjeh op het eiland Sumatra het centrale kamp Lawé Sigala-gala gebouwd in de Alasvalei vlakbij Kota Tjané. Op 6 juli 1940 ging het eerste transport van vijfhonderd man met de Op ten Noort van Onrust op weg naar het nieuwe kamp en op 14 juli met de Plancius het tweede. Met het derde transport werden op 8 augustus 1940 de laatste gevangenen van het eiland Onrust naar Sumatra gebracht, eveneens met de Plancius. Het is mij niet bekend onder welke groep de heer Moszkowicz zich bevond, maar ook hij belandde in Lawé Sigala-gala opnieuw achter het prikkeldraad. De gevangenen werden volgens een bepaald systeem over zes blokken verdeeld, genummerd van A tot F, die in twee rijen van drie tegenover elkaar stonden. Elke blok telde 8 tot 12 slaapbarakken voor ongeveer 400 man, vier eetbarakken, sanitaire barakken, een keuken en een hospitaal. De blokken A en D waren de zogenoemde nazi-blokken, blok B was voor de de rooms-katholieke priesters, protestantse zendelingen en andere a-politieke mensen, de blokken C en F voor de zeelui en overige gematigden, en tenslotte blok E voor de Joden. De diverse blokken werden onderling van elkaar gescheiden door een hoge dubbele prikkeldraadomheining en Spaanse ruiters. Op alle hoeken van het kamp stonden wachttorens met schijnwerpers en mitrailleurs. Het kamp werd streng bewaakt door een versterkte KNIL compagnie van 250 man. Hoewel er op het eiland Onrust een aantal Duitse Joden werden vrijgelaten, moest het merendeel toch mee naar het nieuwe kamp en zo kwam ook Otto Moszkowicz hier in het ‘Jodenblok’ terecht. Vanuit de cellen van het beruchte Fort Ngawi alsook vanuit de kampen op de andere eilanden werden eveneens talrijke Joodse gevangenen overgebracht naar blok E in Lawé Sigala-gala. Wat er met hen verder allemaal gebeurde in dit verschrikkelijke kamp dat twee jaar later door de Japanners zou worden gebruikt om daarin de Nederlanders te interneren, zal ik in mijn boek uitvoerig beschrijven aan de hand van diverse ooggetuigenverslagen en dagboek aantekeningen.

Eind december 1941 werd in verband met de verwachte landingen van de Japanners besloten het kamp op Sumatra   te ontruimen en de gevangenen naar Brits-Indië af te voeren. In een geheim codebericht aan minister van Kleffens schreef Starkenborgh: “Britsch-Indië is bereid onderbrengen Duitsche geïnterneerden welke vertrekken 28 December en 2 Januari. Het schijnt mij juister gezien belang maatregel de Duitsche Regeering Uwerzijds inlichten, echter niet voordat tweede groep is aangekomen omdat eerder bekendmaken eventueele Japanse voor ontzetting zou kunnen verhaasten dan wel pogingen zou kunnen uitlokken om het transport op zee op te vangen. De datum van aankomst zal ik U nader seinen.” Er was hierbij dus slechts sprake van twee transporten. Over een derde transport staat niets in de officiële telegramwisseling tussen de gouverneur-generaal  en de minister in Londen. Op    dat moment bevonden zich nog ruim 2450 Duitse en Joodse gevangenen in Lawé Sigala-gala, die in met prikkeldraad ‘beveiligde’ vrachtauto’s werden overgebracht naar de havenstad Sibolga. Op 29 december 1941 vertrok het eerste transport geïnterneerden met de KPMer Ophir uit Sibolga. Het schip had bijna duizend gevangenen aan boord, waaronder zich dertig fanatieke nazi’s bevonden, de rest waren vooral jonge mannen, velen uit de blokken A en D, enkelen uit F en C en een heel enkele uit E en B. Op 3 januari volgde de Plancius met ruim negenhonderd Duitsers aan boord, eveneens uit de diverse blokken zorgvuldig geselecteerd zodat de aller gevaarlijkste gevangenen alvast het land uit waren. Op 16 januari 1942 vertrok het derde en laatste transport uit Sibolga met 477 Duitse gevangenen aan boord van het omgebouwde koopvaardijschip Van Imhoff. Deze groep, waartoe ook Otto Moszkowicz behoorde, bestond uit de rest van Blok E, het Joodse blok, mannen van wie de namen met L t/m Z begonnen en de ouderen uit alle andere blokken alsook zeelui.

10897291493?profile=originalfoto - “Lading” van slavenschip ‘Leusden’

Op 19 januari 1942 werd in een geheim codebericht de mededeling gedaan, dat de twee transporten van respectievelijk 975 en 938 Duitsers op 7 en 10 januari in Brits-Indië zijn aangekomen en dat er op 16 dezer een derde en laatste transport uit Nederlands-Indië vertrok. Verder wordt in dit bericht melding gemaakt van de aankondiging dat de evacuatie uit Nederlands-Indië over een week gepubliceerd zal worden, waarbij het feit dat de laatste groep onderweg is, zal worden verzwegen. Waarom moest dit worden verzwegen? Wist men soms van tevoren al dat het schip nooit zou aankomen?

De kans om Bombay te bereiken was eigenlijk reeds vanaf het vertrek vrijwel nihil omdat de Van Imhoff, die blijkbaar doelbewust niet als gevangenentransport aangemerkt was, al door Japanse vliegtuigen gesignaleerd werd toen het nog in de haven van Sibolga lag. De omstandigheden aan boord waren voor de geïnterneerden mensonterend. De 477 grotendeels bejaarde gevangenen werden beneden in het bloedhete ruim van het vrachtschip opgesloten en zaten dicht opeengepakt in 2 meter brede kooien van prikkeldraad, elk met een capaciteit voor dertig man. Omdat elke kooi amper één meter tien hoog was en het voor de gevangenen dus onmogelijk was rechtop te staan, hurkten en lagen zij dicht op elkaar. Er was te weinig drinkwater, ventilatie en sanitaire voorzieningen waren vrijwel nihil. In de kooien hing  een vreselijke stank en het was er niet uit te houden van de hitte.

Alleen al het laten vertrekken van het schip onder deze barre omstandigheden, die sterke overeenkomsten vertonen met die in de slavenschepen van de West-Indische Compagnie zoals de Leusden waar ik straks nog op zal terugkomen, was reeds een grove schending van het volkenrecht. Daar komt nog bij dat er onvoldoende reddingsmiddelen op het schip aanwezig waren om iedereen te kunnen redden en, zo later bleek, sowieso uitsluitend bedoeld waren om de Nederlandse bemanning en het bewakings-detachement in veiligheid te brengen.

Het duurde dan ook niet lang totdat er zou gebeuren wat iedereen vreesde, want omstreeks tien uur in de ochtend van de noodlottige 19e januari 1942 werd de Van Imhoff door een Japanse jachtbommenwerper aangevallen. Door één van de bommen scheurde op een gegeven moment de scheepswand onder de waterlinie open, waardoor er zoveel water binnenstroomde dat het schip langzaam begon te zinken. Toen de Van Imhoff tegen één uur slagzij begon te maken, werd door kapitein Hoeksema de order gegeven de motorsloep alsook de vijf reddingsboten te vieren en alle reddingsvlotten in het water te werpen. Een zesde reddingsboot bleef echter hangen omdat die zat vastgeroest in zijn ophangmechanisme. Voorts werd order gegeven om de Duitse en de Joodse gevangenen in hun kooien kalm en zo nodig in bedwang te houden, zodat de Nederlandse bemanning en het bewakings-detachement het schip zonder tegenstand kon verlaten. Pas toen alle Nederlanders van boord waren, werden door de laatste militairen kniptangen en sleutels naar beneden gegooid. De geïnterneerden werden in het ruim verder aan hun lot overgelaten.

Wat toen volgde, is haast niet te beschrijven. Sommigen konden weliswaar met behulp van de ijzertangen de prikkeldraad omheining openknippen, toch lukte het slechts de jongste en vitaalste mannen het ruim te verlaten. De rest bleef achter. Velen werden verdrukt of vertrapt, want iedereen probeerde in paniek vanuit de krappe kooien over elkaar heen naar buiten te kruipen. Anderen sneden hun polsen open om niet levend door haaien opgevreten te worden. Weer anderen sprongen overboord en verdronken. Degenen die hun sprong overleefden en probeerden de Nederlandse sloepen al zwemmend in te halen, werden onder dreiging van gerichte pistoolschoten op afstand gehouden. Een van hen, Stephan Walkowiak, kreeg bij deze poging weliswaar een schot dwars door zijn hand, werd daarna echter door inheemse militairen in een van de achterste reddingsboten bloedend aan boord gehesen hoewel er vanuit de motorsloep gecommandeerd werd de man aan zijn lot over te laten.

Te midden van de grote chaos aan boord van het zinkende schip hielden sommige gevangenen hun hoofd koel en zochten naar allerlei mogelijkheden om het vege lijf te redden. Algauw vonden zij de sloep die de Nederlanders in hun haast niet los konden krijgen. Uiteindelijk slaagden de mannen er na twee uur zwoegen alsnog in om de aan de davits vastgeroeste reddingsboot los te wrikken en te water te laten. Officieel kon de sloep slechts 42 inzittenden bevatten, maar desondanks konden er toch wel 53 man mee en in een werkboot dat zij op het voorschip aantroffen, konden nog eens 14 man plaatsnemen. De riemen en het noodrantsoen waren helaas door de Nederlanders uit de boot verwijderd maar gelukkig lagen de mast en de zeilen er nog in. Velen waren vanaf het schip in het water gesprongen en probeerden zich op planken en deuren, houten meubels en kasten zo lang mogelijk drijvende te houden of een plaats te bemachtigen op enkele bamboevlotten.

10897292255?profile=originalfoto- Kunstenaar Walter Spies

Tegen de avond van 19 januari 1942, rond half zeven, verdween de boeg van de Van Imhoff in de golven. Het schip zonk weg in de diepte, terwijl ruim 300 Duitse gevangenen, die geen kans hadden gezien zich in veiligheid te brengen, zich nog steeds in hun prikkeldraadkooien aan boord bevonden. Zij werden samen met de zwemmenden mee de diepte in gesleurd. In totaal zijn 411 onschuldige Duitse en Joodse gevangenen hierbij omgekomen. Een van hen was Otto Johann Ludwig Moszkowicz. Van de Joden heeft niemand de ramp overleefd!

Onder de slachtoffers bevonden zich naast de talrijke Joden ook enkele tientallen protestantse zendelingen, katholieke missionarissen, dominees en priesters, ook diverse bekende kunstenaars waaronder de kunstschilder Walter Spies en zelfs een groot aantal actieve en gepensioneerde KNIL-militairen en politie-ambtenaren, die al meer dan 20 jaar genaturaliseerd waren en trouwe dienst aan de koningin bewezen. Van al deze gevangenen kan derhalve moeilijk gezegd worden dat zij nazi's of gevaarlijke elementen geweest zouden zijn hetgeen hun gruwelijke dood zou kunnen rechtvaardigen. Het feit dat de bemanning en de bewakers zichzelf in de reddingsboten in veiligheid hadden gebracht terwijl zij de aan hen toevertrouwde gevangenen keihard aan hun lot overlieten druist in tegen alle regels op zee. Tot op heden zijn de verantwoordelijken nooit berecht!

Dit verhaal zal ongetwijfeld nare herinneringen oproepen bij de lezers die bekend zijn met de koloniale geschiedenis van Nederland, want het lijkt wel een déjà vu. Op 1 januari 1738 verging in een onweer voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden van de West-Indische Compagnie, waarbij kapitein Outjes willens en wetens ruim 700 slaven, die benedendeks aan kettingen waren vastgeklonken, liet verdrinken terwijl hij zelf met zijn Nederlandse bemanning op de sloepen stapte en naar de wal vertrok. De kapitein durfde de slaven niet los te laten omdat hij bang was dat ze de bemanning op het zinkende schip zouden overmeesteren. Dezelfde reden gaf ook kapitein Hoeksema aan ten opzichte van de Duitse gevangenen op de Van Imhoff.  Op 18 november 1737 vertrok de Leusden vanaf het Nederlandse Fort Elmina aan de kust van het huidige Ghana naar Suriname  met honderden slaven aan boord. Benedendeks was het erg donker en benauwd en door het ontbreken van sanitaire voorzieningen stonk het daar verschrikkelijk. Het slavenruim van de Leusden was in twee lagen verdeeld zodat er meer slaven vervoerd konden worden.

Hetzelfde principe werd 200 jaar later ook toegepast op het ruim van de Van Imhoff. Vandaar dat de kooien waarin de Duitsers opgesloten werden slechts één meter tien hoog en twee meter breed waren waardoor zij net als de slaven op de Leusden op elkaar gepakt als haringen in een ton zaten. Zowel de mannelijke alsook de vrouwelijke slaven waren naakt en twee aan twee aan elkaar geketend. Toen het slavenschip eind december 1737 zijn eindbestemming naderde kwam het voor de kust van Suriname in een noodweer terecht. De slaven zaten als ratten in de val toen de romp brak en water de ruimen binnen stroomde. Kapitein Outjes had namelijk de luiken dicht laten spijkeren om te voorkomen dat de slaven naar boven zouden komen, toch hoe hadden ze dat kunnen doen als ze vastgeketend waren? Zonder ook maar één vinger uit te steken om hen te redden liet de kapitein de sloepen strijken en vertrok met zijn bemanning. Ruim 700 onschuldige Afrikaanse slaven hebben deze scheepsramp niet overleefd en men moet zich afvragen hoe het mogelijk is dat deze grootste tragedie uit de Nederlandse scheepvaarthistorie bijna 300 jaar lang in het moederland zelf vrijwel onbekend bleef. Het antwoord laat zich wel raden.

Terug naar de Van Imhoff. Ook de weinige overlevenden, in de beide booten en op de vlotten, die de volgende ochtend werden waargenomen door het KPM-schip Boelongan, mochten op uitdrukkelijk bevel van de Commandant Zeemacht niet gered worden. Daarom weigerde de kapitein om humanitaire hulp aan de drenkelingen te verlenen en gaf onder luid gemor van zijn eigen inlandse bemanning het bevel te vertrekken en de drenkelingen zonder water en voedsel aan hun lot over te laten. Hij beriep zich hiervoor op een geheime order van admiraal Helfrich. Een van de drenkelingen, de Duitse Jood Arno Schönmann uit Soerabaja, sprong van een vlot in het water en zwom het schip achterna. Een inlandse matroos, die medelijden toonde, gooide hem een werplijn toe.

10897292287?profile=originalfoto - Replica van slavenschip “Leusden”

Schönmann probeerde daaraan omhoog te klimmen, werd daaraan echter gehinderd door de eerste stuurman en is achteraf verdronken. De vlotten dreven af en werden nooit teruggevonden. Ook twee inzittenden van de beide booten hebben het niet gehaald. Zo waren er uiteindelijk van de 477 geïnterneerde Duitsers nog slechts 65 overlevenden, die door de Nederlandse autoriteiten op het eiland Nias, waar zij enkele dagen later aanspoelden, opnieuw werden gevangengezet.

Uit zeer geheime correspondentie uit 1942 tussen gouverneur Starkenborgh in Batavia en minister van Kleffens in Londen blijkt duidelijk dat het Van Imhoff-schandaal in Nederland al vanaf het begin angstvallig in de doofpot is gestopt. Het openbaar worden van de ware toedracht zou de autoriteiten tot de hoogste instanties zowel in Batavia alsook in Londen en later ook in Den Haag behoorlijk in verlegenheid gebracht hebben en moest dus koste wat het kost geheim gehouden worden. De bemanning en het bewakingsdetachement kregen reeds enkele dagen na hun aankomst in Padang het bevel de ware toedracht rondom het gebeurde met de Van lmhoff geheim te houden.

In een telegram aan de Minister van Buitenlandse Zaken in London, de heer Eelco Nicolaas van Kleffens, schreef Tjarda van Starkenborgh op 1 februari 1942: “Daar vele geruchten reeds de omloop deden ook onder Duitsche vrouwen dat schip met geïnterneerden vergaan en aangezien het voorts ongewenscht is publicatie langer uit te stellen wegens kans eerder bericht buitenlandsche radio, is heden een korte verklaring uitgegeven dat een transport het voorwerp van Japansche actie is geworden welke een groot aantal slachtoffers heeft geëischt. Over behoud bemanning en bewaking is opzettelijk niets gezegd teneinde verkeerden indruk buitenland te vermijden.” Niettegenstaande deze poging om de ware toedracht te verbergen wisten enkele overlevenden vanaf het eiland Nias later toch een nauwkeurig verslag van de gebeurtenissen door te geven naar Duitsland.Een klacht wegens moord, die een Duitse overlevende in 1953 tegen de gezagvoerder van de Van Imhoff bij de Nederlandse justitie indiende, werd twee jaar later weliswaar in onderzoek genomen, maar resulteerde uiteindelijk 1958 in de conclusie dat er geen redenen waren om een strafvervolging in te stellen. Men beriep zich hiervoor o.a. op de ‘volledige’ scheepsverklaring, die kapitein H.J. Hoeksema op woensdag 4 februari 1942 samen met de vierde stuurman M.R. van der Sluis en de hoofdwerktuig-kundige J. van der Ploeg aflegde voor de havenmeester van Batavia, de heer W.H. Morren  ten havenkantoor Tandjong Priok.

Ondanks de nadrukkelijke vermelding dat deze verklaring geheel overeenkomstig de waarheid en zonder bijvoeging of weglating van daadzaken zou zijn, roept het lezen van dit zeven A4-tjes tellende document toch wel enkele vragen op: De kapitein verklaarde dat de geïnterneerden goede ligging hadden in de daarvoor genoemde dekken, maar in hoeverre kan bij prikkel-draadkooien van 2 meter breed en 1 meter hoog van een goede ligging gesproken worden? De kapitein heeft samen met zijn bemanning en de militairen het zinkende schip verlaten terwijl daar nog honderden gevangenen in het ruim opgesloten waren, waarvan uiteindelijk 411 personen omkwamen die grotendeels gered hadden kunnen worden. In hoeverre kan hij dan beweren dat hij en zijn ondergeschikten zich aan hun verplichtingen hebben gehouden en steeds met de meeste zeemanschap hebben gehandeld? Een goede kapitein verlaat als laatste het zinkende schip!

In zijn verklaring wil kapitein Hoeksema ons laten geloven, dat de reddingsboten allemaal vol waren en dat er voor de 477 geïnterneerden geen plaats was, hetgeen enerzijds betekent dat er al vanaf het   begin geen rekening werd gehouden met een eventuele redding van de Duitse geïnterneerden, maar anderzijds spreekt hij zichzelf ook tegen. De Nederlanders beschikten over een motorsloep en vier gewone reddingssloepen met elk een minimale capaciteit van 42 inzittenden. Uit het feit dat er in de achtergelaten vijfde sloep uiteindelijk 53 man konden plaatsnemen blijkt, dat er ruim voldoende plaats was om een groot aantal drenkelingen te kunnen redden. De 84 bemanningsleden en 62 bewakers zaten dus heel uitgebreid in       de sloepen terwijl er nog ruim  100 man erbij hadden gekund. Sowieso hadden ze de Joden mee moeten nemen, die in principe niet eens geïnterneerd hadden mogen worden.

Wat de zwemmers betreft, die probeerden de reddingsboten te bereiken, heeft de kapitein het in zijn verslag weliswaar over een gewonde geïnterneerde, die in  een van de sloepen werd meegenomen, maar hij verzuimde daarbij te vermelden, dat deze Duitser gewond raakte doordat er dwars door zijn hand geschoten werd bij zijn poging om aan boord van de boot te klimmen. Verder wordt in de verklaring de aanwezigheid van voldoende reddingsvesten en enkele reddings-matrassen vermeld, maar wat hadden de drenkelingen eraan als zij door de haaien werden aangevallen en de Boelongan de volgende dag weigerde om de Duitse overlevenden aan boord te laten? Al deze vragen bleven tot op heden onbeantwoord.

10897292488?profile=originalfoto- Cineast Dick Verkijk

In 1964 kreeg de cineast Dick Verkijk van Herman Wigbold van de VARA de opdracht om een documentaire over de Van Imhoff-affaire te maken voor de actualiteitenrubriek ‘Achter het Nieuws’. Vrij Nederland schreef op 1 februari 1969 met betrekking tot het feit dat de kapitein van het zinkende schip de gevangenen in het ruim aan hun lot overliet nadat hij zichzelf in veiligheid had gebracht: ‘Voor Wigbold stond vast dat er geweigerd is Duitsers te redden omdat zij Duitsers waren!’ Hoewel Justitie weigerde om gegevens hieromtrent aan Verkijk te verstrekken was hij er desalniettemin in geslaagd een nauwkeurige reportage over deze beschamende gebeurtenis te maken, die echter nooit is uitgezonden omdat de toenmalige televisiecommissaris Jan Willem Rengelink de uitzending botweg verboden had. Zo bleef de documentaire achter slot en grendel op de planken liggen en was later nergens meer te vinden. Gewoon spoorloos verdwenen! Wij kunnen er gerust van uit gaan, dat het ruwe materiaal vernietigd is. Een tweede documentaire van Verkijk over hetzelfde onderwerp, die wel aanzienlijk korter was dan de eerste, werd door de VARA-voorzitter Jaap Burger persoonlijk verboden, waarbij het niet uitgesloten is dat dit in overleg met de toenmalige regering gebeurde gezien het feit dat Jaap Burger onder Willem Drees oud-fractievoorzitter van de PvdA was.

Hoe dan ook, Dick Verkijk liet    het er niet bij zitten en publiceerde de resultaten van zijn onderzoek op vrijdag 16 april 1965 in Het Parool, hetgeen nogal enige opschudding veroorzaakte. Naar aanleiding hiervan wijdde Der Spiegel op 22 december 1965 en 7 februari 1966 twee uitgebreide artikelen met foto’s en oog-getuigenverslagen aan de pogingen van zowel de VARA-leiding alsook van de Nederlandse autoriteiten het Van Imhoff-schandaal in de doofpot te stoppen. Dit had tot gevolg, dat de fractieleider van de PSP in de Tweede Kamer, Lankhorst, op 15 februari 1966 lastige vragen over deze affaire aan de toenmalige minister van Defensie Piet de Jong (Kabinet Cals) stelde. In zijn reactie wees de Jong op het onderzoek uit 1956 met het resultaat dat het ministerie van Buitenlandse Zaken de regering in Bonn destijds liet weten dat geen strafvervolging zou worden ingesteld. Ook in maart 1966 werd in de Eerste Kamer door de PSP, gesteund door de PvdA en de ARP, een voorloper van het CDA, op meer inlichtingen over de gebeurtenissen rondom de Van Imhoff aangedrongen. Minister De Jong gaf hierop de schriftelijke reactie, dat er geen onjuiste beslissingen waren genomen en dus geen grond aanwezig was voor een strafrechtelijke vervolging tegen de gezagvoerder van de Van Imhoff. De Kamer kwam daarna niet meer op het gebeurde terug en de discussie was gesloten.

Zo belandde de hele affaire opnieuw in de doofpot en werd door de latere publicaties van Van Heekeren en Bezemer slechts ten dele openbaar gemaakt. Tot op heden werd echter niemand verantwoordelijk gesteld voor de dood van 411 geïnterneerde Duitsers en Joden, waaronder  Otto Moszkowicz, waardoor het Van Imhoff-schandaal nog steeds een zwarte bladzijde in de geschiedenis van maritiem Nederland zal blijven.

Werner Stauder is van Joodse afkomst en was 34 jaar werkzaam bij de Telegraaf. Hij werkt aan een boek over interneringskampen in Nederlands-Indië.

______________________

 

 

Lees verder…

Herdenken 2014 en de Indische Kwestie

 

 

Herdenken 2014 en de  Indische Kwestie  

10897284270?profile=original

foto - Het Nationaal Indië Monument aan de B.M. Teldersweg in Den Haag            (Foto:  ANP)

Op 30 juni 2011 boog de Tweede Kamer tijdens een spoeddebat zich over eerherstel, achterstallige betalingen en compensatie voor Nederlandse ambtenaren en KNIL-militairen die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Japanse kampen zaten. Ruim 60.000 Nederlandse ambtenaren en militairen hebben in de tweede wereldoorlog in de Jappenkampen gezeten. In die periode kregen ze geen salaris, terwijl ze daar wel recht op hadden. Ze kregen dat ook niet uitbetaald toen ze na de oorlog in Nederland aankwamen. Deze Nederlandse oud-militairen en oud-ambtenaren proberen nu al meer dan 60 jaar het achterstallig loon en pensioen uitbetaald te krijgen. Het gaat inmiddels om een bedrag van meer dan 50 miljard euro. Maar bovenal wil men eerherstel.

Nederland is één van de weinige landen die de afgelopen 69 jaar niet haar verplichting tegenover deze mensen is nagekomen. We moeten ons hier voor schamen.
Verantwoordelijk staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten (CDA) van VWS besloot eerder in 2011 dat het welletjes was: Ze zette een streep onder de zaak, zonder uitbetaling of excuses. Waarop de Kamercommissie haar terug floot, wat uiteindelijk leidde tot het spoeddebat op 30 juni 2011. Met een verschil van slechts twee stemmen werd de motie van D66 Kamerlid Pia Dijkstra verworpen. Het gevolg was wel dat er vanaf dat moment een intensief contact onderhouden werd tussen leden van de Tweede Kamer en de delegatie van Het Indisch Platform.

Op initiatief van de voorzitter van het Nederlands Indisch Cultureel Centrum (NICC) en tevens de hoofdredacteur van NICC Magazine en ICM Online, Hans Vogelsang werd tijdens een intensieve campagne een petitie ter ondertekening aangeboden aan Indische Nederlanders en sympathisanten, teneinde een spoedige oplossing af te dwingen van De Indische Kwestie. Op 19 maart 2013 werd deze petitie, die geresulteerd    heeft in meer dan 10.000 handtekeningen, aangeboden aan de vaste  Kamer-commissie van VWS. Dit werd gedaan na een Stille Tocht vanaf het Vredespaleis naar Het Plein bij de Tweede Kamer en waaraan 500 mensen deelnamen. Het overleg tussen VWS en de Delegatie van het Indisch Platform kreeg hierdoor opnieuw een extra impuls, mede door de welwillende houding van de huidige Staats-secretaris van VWS, Martin Van Rijn. Dit overleg bevindt zich momenteel in een dusdanig gevorderd stadium, dat algemeen verwacht wordt dat na het zomerreces van 2014 hierover eindelijk na bijna 70 jaar een beslissing zal worden genomen.

Reden te meer om juist in dit cruciale jaar 2014 uw sympathie te betuigen met de Indische gemeenschap en massaal aanwezig te zijn bij de Nationale herdenking in Den Haag en alle overige herdenkingen in den lande. Zodoende kunt u met uw aanwezigheid benadrukken dat niet langer gewacht kan en mag worden met een oplossing van deze onverkwikkelijke Indische Kwestie en eindelijk na bijna      70 jaar RECHT wordt gedaan aan hen die tijdens de oorlogsjaren    in Nederlands-Indië grote offers hebben gebracht voor de vrijheid die wij nu allen genieten.

Hans Vogelsang, hoofdredacteur NICC  Magazine. Augustus 2014.   

______________________

Lees verder…
Gehouden ICM Interviews voorbereiding op docu `Music Never Dies`

In het kader  het project van de geschiedenis van Indische muzikanten, werd al eerder het traject gestart door ICM Videoproductions   (Marshal Manengkei) met Interviews met o.a.  Harry Koster, Reno Banniseht,  Albert van Prehn, Peter Layton, Woody Bruning, Blue Diamond Riem de Wolff, Rosy Pereira( Rosy en Adres), Roy de Fretes, Andy Tielman en velen andere niet genoemden. 

Zoals U bekend is,  heeft Hetty Naaykens van documentairemaker  contractpensions en Buitenkampers de intentie om hierover een documentaire te maken. Om naast de Indische keuken nu  de Indische muziek afkomstig uit voormalige Indie onder Amerikaanse invloeden door de Indische muzikanten naar Nederland zijn gebracht op de kaart te zetten via een documentaire . Niet alleen de IndoRock dat uiteindelijke de basis vormde voor de Nederpop, maar veel breder;  Classics, Rock en Roll, Country, Country Rock  en IndoRock.

 Hierin was de familie Tielman geen uitzondering in, Denk aan ; Jack Jersey( Jack de Nijs'), een familie Koster, en familie Gronloh, de familie de Wollf (Blue Diamonds), familie Poetiray .....  ICM juicht dit initiatief alleen maar van hart toe. Want al eerder verdiepte Leo Blokuis zich in de IndoRock met als resultaat zijn boek, die overigens Hetty nu leest. Indisch documentaire scoren heel laag bij Nederlandse publiek en de 3e en 4e generatie Indo´s dat moeizaam aan scoringscijfers komt zoals bij Nederlandse productie waar gelijk een miljoen bioscoopbezoekers op afkomen.   Kan toch niet zo zijn dat het leven  van de Indische Nederlanders alleen uit slepende traumatische samenleving bestaat. Alleen al bij het vernemen dat Indische documentaire op Televisie komt zorgt juist dat van die zender wordt weggesapt.       Met "Music never dies" zal iedere geintervieuwde Indisch muzikant onherroepelijk terublikken naar de tijd in het voormalige Indie met name de periode voor die oorlog onder welke muziek invloeden zij zaten, en uietraard die oorlog, overdracht, bersiap en kille koele koude ontvangst in Holland. Marshal Manengkei is initiatiefnemer wat betreft het Indisch muziek canon.  

Is ook niet te verwonderen dat Leo Blokhuis met het boek  The IndoRock uitkwam, want in deze periode was er veel contacten tussen Marhal en Leo. Marshal heeft moeten afhaken wegens zijn immigratie naar Indonesie en woont nu in Jakarta en heeft verschillende bedrijven o.a. Jokowi couveneur van Jakarta heeft al vele malen een beroep gedaan op zijn brede expertise nl. bestrijding files in Jakarta en het organiseren van grootste culturele evenmenten voor Jakarta. In kader hiervan werd binnen ICM een project gestart destijds waarin draaiboeken zijn opgesteld met lijst van geinterviewden. Het beeld materiaal is nu voor grotendeels beschikbaar. Wij zijn zeer zuinig op dit materiaal want sommigen zijn ons ontgaan: Ruud de Wolff, Jack Jersey, The Tielmans, Harry Koster, Wietje Poetiray .................    

 

Hetty Naaijken meldde dat filmfonds deze docu in haar portefeuile heeft openomen. Fase I is het  manuscript aanbieden aan het filmfonds. Wat vervolg nu is wordt in duister getast. ICM redactie denkt dat met "Music never dies" met boegbeelden als The Blue Diamonds, Jack Jersey, Rosy (& Adres), Anneke ......... naast de niet genoemden  Contractpensions en Buitenkampers ver zullen overtreffen bovenal eens af te zijn van stegma van traumatische Indische documentaires.

 

Lees verder…

“Er zijn momenten die nooit uit onze geschiedenisboeken zullen verdwijnen”

De Voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer leggen een krans bij de Indië plaquette in de Tweede Kamer

De Voorzitter van de Tweede Kamer, Anouchka van Miltenburg, heeft vandaag – 14 augustus 2014 – een krans gelegd bij de Indische plaquette in de hal bij de ingang van het Tweede Kamergebouw.

In haar toespraak met de volgende woorden, die nu lijken te doordringen na vele actie en pogingen sinds 2009 door IP en ICM achterban, en dagelijkse ICM Breaking News die Tweede Kamer ontvangt sinds 1999!

" Er zijn momenten die niet uit onze geschiedenisboeken zullen verdwijnen. Iedereen die vandaag aanwezig is, is direct of indirect onderdeel geweest van zo’n moment. En ieder van u gedenkt vandaag z’n eigen verhaal. Als we de boeken erop naslaan, zien we dat de geschiedenis van Indonesië zwaar en beladen is. Maar wat ook een plek

in die boeken verdient, is dat alle militairen en burgers die zich in Nederlands-Indië hebben ingezet, dat deden omdat de politiek dat van hen vroeg. En daarvoor verdienen ze onze onvoorwaardelijke waardering en het grootste respect ".

In haar toespraak stond zij stil bij het uitblijven van erkenning, waar militairen die streden in Nederlands-Indië zo lang mee te maken hebben gehad. “In 1945 werden onze bevrijders letterlijk op het schild gehesen, en de militairen die tegenwoordig worden uitgezonden kunnen rekenen op onze onvoorwaardelijke waardering en het grootste respect. Voor de militairen die streden in Nederlands-Indië was dat anders. Over hun inzet bij de verdediging van het Nederlands Koninkrijk in de Tweede Wereldoorlog wordt niet zo vaak gesproken. Zij worden vooral gezien als onderdrukkers, als verliezers en soms zelfs ook als oorlogsmisdadigers, en ze hebben zich in de loop der jaren steeds opnieuw moeten verdedigen.”

“Gelukkig is er met de jaren erkenning gekomen”, vervolgde Van Miltenburg, “en hebben we beseft hoe moeilijk het moet zijn geweest. Voor de militairen die bij thuiskomst ‘iets uit te leggen’ hadden, maar ook voor de mensen in het verzet en de 300.000 Nederlandse staatsburgers die na 1949 gedwongen werden om Indonesië te ontvluchten.” De Voorzitter sprak dan ook de overtuiging uit dat 15 augustus 1945 – de capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog voor Zuidoost-Azië en het Koninkrijk der Nederlanden – nooit zal worden vergeten: “Er zijn momenten die nooit uit onze geschiedenisboeken zullen verdwijnen. Iedereen die vandaag aanwezig is, is direct of indirect onderdeel geweest van zo'n moment. En ieder van u gedenkt vandaag z’n eigen verhaal. Als we de geschiedenisboeken erop naslaan, zien we dat de geschiedenis van Indonesië zwaar en beladen is. Maar wat ook een plek in die boeken verdient, is dat alle militairen en burgers die zich in Nederlands-Indië hebben ingezet, dat deden omdat de politiek dat van hen vroeg. En daarvoor verdienen ze onze onvoorwaardelijke waardering en het grootste respect.”

Op 15 augustus zal Anouchka van Miltenburg, samen met onder andere de Voorzitter van de Eerste Kamer en de minister-president, een krans leggen bij het Indisch monument aan de Prof. Teldersweg in Den Haag; de NOS zal hier verslag van doen. 

Lees verder…

N.I.C.C. Maand Magazine maand augustus is uit.

10897255061?profile=originalGratis maandelijks magazine |  Jaargang 6,  augustus  2014 | Oplage: 7500 |  Hoofdredacteur:  Hans Vogelsang

.

Beste lezers, 

Dit is het augustus nummer van NICC Magazine  met onder andere de volgende onderwerpen met onthullingen:  

Indonesia Buku waakt over het verleden  .......................... 2
Duitse Joden achter Indische Kawat......................….…..…4
Nationale Indië Herdenking 2014..........................................11
Finale afrekening, of toch niet? (3).........................................18
Indo Rock (8)…….…...................................................................21
Kembang Kuning een fotografieproject..............................25
De 10 allerleukste kidsproof musea…….............................29
Forced Labour Project………………………........................37


Rubrieken: Recept, Korte Berichten, Boekbespreking, Gedicht, Just4kids, Indische Agenda, Advertensi Mini, Column, Pasar Malam Kalender.

Wij wensen u weer veel leesplezier 

Om NCC - maandblad te lezen (downloaden) ga naar de rubriek  Indisch Maandblad van www.icm-online.nl  

                 OF  

               >>>>>>>>  NICC MAGAZINE Downloaden>>>>>>>>>  

           

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

 N.I.C.C. NIEUWSBRIEVEN  GEMIST ? TOT 1/1- 2 011 KUNT U TERECHT! 

Digitale N.I.C.C.  - Nieuwsblad (met ruim 40 pagina's) bevat boordevolle Indische wetenswaardige content en ontwikkelingen. U vindt hier o.a. de actuele Indische zaken die op dat moment spelen. Het bevat o.a. besprekingen over boeken, Cd en dvd, de culturele agenda , de pasar malam kalender die geldt voor dat moment. Thema's en artikelen die naar het verleden teruggaan, en uiteraard column van de maand, naast recept van de maand. Binnenkort wordt er extra item aantoegevoegd. Hierdoor zal het Nieuwsblad nu met ruim 4000 abonnees in de schaduw van de MoessOn komen te staan.

Veel lees plezier.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 

Jaargang 6, juli   2014 | Oplage: 7400 |                  Downloaden

Jaargang 6, juni   2014 | Oplage: 7200 |                 Downloaden   

Jaargang 6, mei    2014 | Oplage: 7200 |                 Downloaden  

Jaargang 6, april    2014 | Oplage: 7000 |               Downloaden      

Lees verder…

10897285497?profile=originalHet verslag van de regionale herdenking 15 augustus 1945 in Rotterdam

Vrijdagochtend 15 augustus 2014 hebben zich meer dan 110 gasten verzameld bij Restaurant Brutus Beer op de Boompjes in Rotterdam voor de 5e herdenkingsbijeenkomst georganiseerd door de Stichting Herdenking 15 augustus 1945, Regio Rotterdam. Zij hadden allen de speciaal ontworpen pin met het logo van de stichting opgespeld gekregen. Het spreekgestoelte werd deze keer geflankeerd door een erewacht, geformeerd door Indie-veteranen, aangevuld met enkele actief dienende militairen.

Onder de stralende zon heette Kolonel KLu b.d. Carel Banse namens het bestuur van de stichting de aanwezigen welkom. Hij memoreerde dat met deze bijeenkomst zij worden herdacht, die in deze gitzwarte periode in de geschiedenis van Nederlands-Indie – en dus van de geschiedenis van het Koninkrijk der Nederlanden – hun leven gaven voor onze vrijheid. En tevens worden zij geëerd, die destijds diepe krassen op hun ziel opliepen en voor wie de herinneringen nog elke dag en nacht tastbaar aanwezig zijn.

Loco-burgemeester dhr. Pex Langenberg zette vervolgens in zijn toespraak het bredere kader voor deze herdenking uiteen en legde een relatie naar recente gebeurtenissen. Hij sprak ook over het zwijgen en het streven naar rechtsherstel. De loco-burgemeester besloot zijn toespraak (die hier is te lezen) met de woorden: ‘Wie vreselijke dingen heeft meegemaakt, zal nooit vergeten. Maar zoeken naar verzoening kan rust brengen in de ziel. We weten hoe kwetsbaar de vrede is, hoe weerloos. En we beseffen des te meer dat die vrede met de grootste zorg moet worden omgeven. Zodat wij niet vergeten. Zodat we de herinnering levend houden.’

Dhr. Banse gaf aan dat volgens het oorspronkelijke programma mevr. Hetty Naaijkens-Retel Helmrich een toespraak zou houden. Als cineast/producer van onder meer de indrukwekkende film/documentaire ‘Buitenkampers’ is zij nationaal en internationaal gelouterd. Helaas kon zij juist vanwege die internationale faam niet zelf bij de herdenking zijn. Haar toespraak werd uitgesproken door mevr. Griselda Molemans. Zij is archeologe en kunsthistorica en werkzaam als journalist en tv-verslaggever. Naast de Indische thrillerserie ‘De Pizarro Dossiers’, publiceerde ze acht non-fictie boeken waaronder ‘Erfgenamen van Indië’ en ‘In het voetspoor van De Panter’. Haar laatste boek ‘Opgevangen in andijvielucht’ behandelt  de opvang van ontheemden uit Nederlands-Indië in kampen en contractpensions en de financiële claims op basis van uitgebleven rechtsherstel. Als onderzoekster en literair zwaargewicht heeft ze meegewerkt aan de film/documentaire ‘Contractpensions’. Zij is een waardig vervangster en het bestuur stelt haar bereidheid om Hetty Naaijkens-Retel Helmrich te vervangen zeer op prijs.

In de toespraak legde mevr. Naaijskens-Retel Helmrich een directe relatie tussen de traumatische ervaringen van de oorlogsjaren en het verblijf in en buiten de Jappenkampen, de ervaringen van de 2e generatie en de actualiteit van de dramatische gebeurtenis met tante Beppie uit de Jan Porcellisstraat in Rotterdam. Daarbij bleven familiegeheimen angstvallig bewaard uit – onterechte, maar wel degelijk zo gevoelde – schaamte. Dat heeft geleid tot wederzijds onbegrip en tot een verstoorde relatie tussen moeder en dochter. ‘En daar gaat het dus om. Het is beter te spreken dan te zwijgen. Met het spreken en uitgesprokene kun je gebeurtenissen relativeren en een plaats geven. Met zwijgen bereik je mijns inziens het tegenovergestelde. Gezien de vele dankbare reacties van drie generaties uit de Indische gemeenschap ben ik op de goede weg door het benutten van het medium documentaire voor het eindelijk doorbreken van het beruchte Indische zwijgen. Daarom hoop ik in de toekomst veel meer documentaires te mogen maken vanuit dit historische perspectief.’ De volledige toespraak kunt u hier lezen.

Mevr. Jenny Haisma, sopraan en befaamd oratoriumzangeres, zong vervolgens met veel gevoel en betrokkenheid het lied ‘Captive’s Hymn’, dat het publiek niet onberoerd liet. Later in het programma zong zij het ‘Wilhelmus’, op een emotionele wijze die in het hart gevoeld werd. Een overzicht van de palmares van mevr. Jenny Haisma leest u hier.

Na het hijsen van de vlaggen van Rotterdam, van de Verenigde Naties en het rood-wit-blauw van het Koninkrijk der Nederlanden en het signaal ‘Taptoe’ werd twee minuten stilte gehouden. De voorzitter van de stichting, mevr. Mieke Huijsman-Engelberts, benadrukte in haar slottoespraak het grote belang van herdenken en doorgeven. Omdat in Rotterdam geen gedenkteken voor de Nederlands-Indische periode is gerealiseerd zal zij namens de aanwezigen elders in Rotterdam een bloemstuk plaatsen.

http://www.herdenking-15-augustus.nl/herdenking-2014/

Download hier de folder met het programma van de herdenking 2014.

Lees verder…

Waardering en respect voor Indië-militairen'

Waardering en respect voor Indië-militairen'

De Nederlandse militairen die streden in Nederlands-Indië verdienen ''waardering en het grootste respect''. 

'Waardering en respect voor Indië-militairen'Foto:  ANP

Dat zei Tweede Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg donderdag bij de herdenking van de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan in voormalig Nederlands-Indië.

Van Miltenburg sprak over het contrast tussen het gejuich waarmee de bevrijders van Nederland in 1945 werden binnengehaald en de houding ten opzichte van de militairen die na de capitulatie van Japan in Nederlands-Indië streden.

Volgens de Kamervoorzitter hebben alle militairen en burgers zich in het gebied ''naar eer en geweten'' ingezet ''omdat de politiek dat van hen vroeg''.

Lees verder…


10897281292?profile=originalPIEKEREN.

Hoe zou de aankomend president van Indonesië, Joko Widodo, alias Jokowi, dezer dagen slapen?

Dat de toekomstig leider van de bijna 250 miljoen inwoners van de ’Gordel van Smaragd’ sinds zijn verkiezing een maand geleden en tot de dag van zijn inauguratie eind oktober genoeg heeft om over te piekeren, is wel duidelijk.

Allereerst: zijn eigen imago. Jokowi is al eens ’de Indonesische Obama’ genoemd. (Zou het toeval zijn? De ’echte’ Obama is opgegroeid met een Indonesische stiefvader. Als kleuter woonde de latere Amerikaanse president zelfs vier jaar in Jakarta.) Zijn bijnaam dankt Jokowi aan zijn optreden als gouverneur van Jakarta. Dat was hij maar twee jaar, maar in die twee jaar ontpopte de voormalig meubelfabrikant zich als uitermate kordaat bestuurder.

Om te beginnen maakte Jokowi goeddeels een einde aan het schier eeuwigdurende verkeersinfarct in de hoofdstedelijke provincie (inwonertal: 28 miljoen, en tien keer meer mensen per vierkante kilometer dan in Nederland). Daarbij kwam de geboren Javaan nog met een deltaplan dat het gebied beter moet beschermen tegen de jaarlijkse overstromingen, die veel inwoners van Jakarta allang als een noodzakelijk kwaad zagen.

Nu hangt er om elke machtsoverdracht, in welk democratisch land dan ook, altijd wel een zweem van optimisme en zin in de toekomst, maar het moge duidelijk zijn dat bij ’de Indonesische Obama’ de verwachtingen extra hooggespannen zijn. Dat Jokowi nog maar 53 is, draagt alleen maar bij aan het idee dat hij zijn land wel even een flinke duw in de vaart der volkeren zal geven. Van de – overigens broodmagere – nieuwe president wordt niets minder verwacht dan dat hij regelrechte heldendaden verricht.

Tel daarbij overigens maar op dat Indonesië een relatief jonge democratie is, en pas eind vorige eeuw onder het juk van dictator Suharto vandaan kwam. Voor het eerst draagt de ene democratisch gekozen president (Yudhoyono) de macht over aan een andere democratisch gekozen president. Het eilandenrijk knettert, om alle bovenstaande redenen, van gezonde spanning.

Indonesiës nieuwe held komt, als hij in ’Paleis Koningsplein’ in Jakarta zit, in een delicaat politiek schaakspel terecht. Als Jokowi niet piekert over hoe hij de verwachtingen rond zijn presidentschap moet waarmaken, zal hij allicht woelen om de invulling van zijn regering. Zelf is hij min of meer partijloos, maar hij moet ervoor waken geen kleur- en tandeloze ministers om zich heen te verzamelen.

En zou ook dat Jokowi niet uit zijn slaap houden, dan zijn er nog de grote dreigingen die de hele wereld in hun greep houden. Want natuurlijk rekruteert ISIS in het grootste moslimland ter wereld. Radicale imams lokken nieuwe strijders met bonnen voor gratis gefrituurde kip. Jihadisten die terugkeren uit Syrië of Irak vormen een nog veel groter risico: dat van aanslagen zoals op toeristeneiland Bali in oktober 2002.

Genoeg stof tot nadenken. Mijnheer de president, slaap zacht.

Martijn Klerks

10897285470?profile=original

Lees verder…

Indië-herdenking 15 augustus 2014

Indië-herdenking 15 augustus 2014

10897279285?profile=original

Bij het Indisch Monument in Den Haag is voor de 26e keer de capitulatie van Japan in 1945 herdacht. De Japanse overgave op 15 augustus 1945 betekende de bevrijding van Nederlands-Indië en het definitieve einde van de Tweede Wereldoorlog.

10897279663?profile=original

Het Ministerie van Defensie ondersteunde de herdenking onder andere met militairen van 20 Natresbataljon Korps Nationale Reserve, de vaandelwacht van 12 Infanteriebataljon Regiment van Heutsz van 11 Luchtmobiele Brigade en de Marechaussee. 
De herdenking werd muzikaal ondersteund door de Koninklijke Militaire Kapel 'Johan Willem Friso', o.l.v. majoor Tijmen Botma.

10897280082?profile=original

De Natresmilitairen van de Alfa- en Delta Compagnie uit Den Haag hebben de taak om de plechtigheid goed te laten verlopen.
Denk daarbij aan het gereed maken van het terrein t.b.v. de herdenking, het plaatsen van 2500 stoelen, plaatsen van afzettingen, de opvang- en begeleiding van genodigden, het luiden van de Indische klok, et cetera.

Het Indisch Monument in Den Haag is ter nagedachtenis aan alle Nederlandse burgers en militairen die in de Tweede Wereldoorlog het slachtoffer zijn geworden van de Japanse bezetting (1941-1945) van het voormalige Nederlands-Indië. 

10897281059?profile=original


Zij kwamen om in de strijd, in de kampen of tijdens dwangarbeid. Het is ontworpen door Jaroslawa Dankowa. Op 15 augustus 1988 heeft Koningin Beatrix het monument onthuld. Het monument bestaat uit 17 bronzen beelden, een kaart van Nederlands-Indië en de tekst “de geest overwint”.

Fotografie: sm Rosanno Sambajon.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives