Alle berichten (28)

Sorteer op

Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel VII

10897354699?profile=original10897355077?profile=originalGeschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel VII

7.     Interventie kamerlid Halbe Zijlstra

 

Tijdens het IP en ICM-festival stelde Halbe Zijlstra namens de VVD de vraag, waar of die 600 miljoen oude guldens zijn gebleven. Ook stelde hij vast dat je een claim niet met een andere claim kunt betalen, dan wel verrekenen of afkopen:

(zie hiervoor de link: http://icmonline.ning.com/video/reportage-ipmanisfestatie-ip).

Halbe Zijlstra heeft hierover schriftelijk vragen gesteld aan Ab Klink van het Ministerie van VWS. De antwoorden van Ab Klink waren in een rookgordijn verhuld en verre naar tevredenheid van Halbe Zijlstra. 

 

Antwoord AB Klink (VWS) namens het Ministerie van BuZa:

 

Het is op zijn minst merkwaardig te noemen, dat een Minister van VWS de vragen beantwoordt, terwijl het ‘Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966’ met het Ministerie van Buitenlandse Zaken werd gesloten en van 1973 tot 2003 de financiële betalingen via ditzelfde Ministerie plaatsvonden. Zie de brief van Ab Klink in de bijlage.

10897355653?profile=originalBIJLAGE BRIEF AB KLINK

 

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Datum 24 maart 2010

 

Betreft Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Zijlstra (VVD) over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009).

 

 

Hoogachtend, de Minister van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

 

Dr. A. Klink

***) Vreemd, dat niet het Ministerie van Buitenlandse Zaken de brief beantwoordt, daar zij het Verdrag met de uitvoering hiervan heeft afgesloten.

 

 

 

Antwoorden op Kamervragen van het Kamerlid Zijlstra over de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen, de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-krijgsgevangenen en het geding Froeling.

 (2009Z15775, ingezonden 4 september 2009)

1.

Bent u op de hoogte van de gerechtelijke vonnissen in de respectievelijke zaken van het Comité Civiele Vorderingen (8 december 1955) en de Stichting tot Opeising van Militaire Inkomsten ex-Krijgsgevangenen  (30 november 1955) en het geding Froeling (24 oktober 1957)? 

Ja. 

2.

Is naar uw mening de kern van de genoemde vonnissen dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is volgens u wel de kern van de vonnissen?

De kern van de genoemde arresten is niet dat de betreffende vorderingen expliciet als rechtmatig worden beoordeeld en tevens dat de vorderingen juridisch gezien niet op de Staat der Nederlanden betrekking hebben, maar op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië. De rechter heeft in de genoemde arresten slechts een oordeel gegeven op de vraag of in de betreffende zaken de juiste partij in het geding is. In casu is dat niet de Nederlandse Staat, maar de Republiek Indonesië. Een inhoudelijke beoordeling heeft niet plaatsgevonden.

3.

Bent u op de hoogte van het Traktaat van Wassenaar, zoals dat is overeengekomen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië op 7 september 1966?

 Ja, ik ken de overeenkomst van 7 september 1966 tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Indonesië.

4.

Is naar uw mening de essentie van artikel 1, lid 1 van het Traktaat dat alle financiële claims van de beide landen en hun onderdanen tegen elkaar en hun onderdanen met dit Traktaat vervallen, ook alle vorderingen op de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? Kunt u daarbij aangeven hoe de memorie van toelichting dan gelezen moet worden, waar vermeld staat dat “Tenslotte zij aangetekend dat uit artikel 1, lid 1, voortvloeit dat aanspraken van particulieren op het voormalige Gouvernement van Nederlandsch-Indië niet meer tegenover de Republiek Indonesië kunnen worden geldend gemaakt”?

De overeenkomst uit 1966 betrof claims die waren ontstaan in de periode tussen de soevereiniteitsoverdracht (1949) en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen tussen beide landen (1962). Ze hadden betrekking op door Indonesië genationaliseerde Nederlandse eigendommen. Voor het afsluiten van de overeenkomst in 1966 was al een consequente beleidslijn dat men zich voor het indienen van claims niet tot Nederland moet wenden, maar tot de opvolger van het Nederlands-Indisch Gouvernement, de Republiek Indonesië. De overeenkomst bracht daarin dus geen verandering. De Nederlandse Staat kan de rechten van particulieren niet zomaar afnemen en heeft dat met deze overeenkomst ook niet gedaan. Afgesproken is dat de Nederlandse Staat zich niet sterk meer zal maken om van de Republiek Indonesië vergoedingen te ontvangen voor claims. Dat is opgenomen in de Memorie van Toelichting bij de overeenkomst en in de Memorie van Toelichting van de Verdelingswet. Het oogmerk van de overeenkomst was om met de afspraak over betaling van een lump sum door de Republiek Indonesië ervoor te zorgen dat in ieder geval nog een deel van de claims van de Nederlandse Staat en van particulieren gehonoreerd zou worden. Zonder de overeenkomst zou de kans op enige vergoeding bijzonder klein zijn geweest.

5.

Is naar uw mening de essentie van artikel 3, lid 1, dat tegen betaling van 600 miljoen Nederlandse guldens de in artikel 1, lid 1, van het Traktaat genoemde financiële verplichtingen worden afgekocht als finale afdoening? Zo niet, wat is naar uw mening dan de essentie? 

Met de betalingen van de Republiek Indonesië aan de Nederlandse Staat werd inderdaad een finale afdoening beoogd.

6.

Heeft de Staat der Nederlanden met het overeenkomen van dit Traktaat niet feitelijk de aansprakelijkheid van de in artikel 1, lid 1, genoemde financiële verplichtingen overgenomen van de Republiek Indonesië in haar hoedanigheid als rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Zo niet, waarom is dat volgens u niet het geval?

Uit niets blijkt dat de bedoeling van de overeenkomst is geweest om financiële verplichtingen over te nemen.

 

7.

Heeft de Republiek de betreffende 600 miljoen gulden geheel voldaan en daarmee dus aan de verplichtingen van het Traktaat van Wassenaar voldaan? Zo ja, wanneer heeft de laatste betaling plaatsgevonden? Zo nee, wat zijn naar uw mening de juridische implicaties van het niet nakomen van de afspraken door Indonesië?

 

De Republiek Indonesië heeft geheel aan zijn verplichtingen voldaan. Betalingen vonden plaats in termijnen van 1973 tot en met 2003.

8.

Kunt u aangeven waar het over 600 miljoen gulden aan is uitgegeven? Welk gedeelte van dit bedrag is besteed aan het afdoen van financiële claims die onderdanen van het Koninkrijk der Nederlanden hadden op de Republiek Indonesië en haar onderdanen, als zijnde de rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië en op welke wijze is daarbij juridisch vastgelegd dat daarmee de betreffende claims zijn afgedaan?

 

De Republiek Indonesië heeft in totaal 689 miljoen gulden, inclusief rente, aan de Nederlandse Staat betaalt. Daarvan was  223 miljoen gulden bestemd ter voldoening van een gedeelte van de claim die de Nederlandse Staat op de Republiek Indonesië had. Het resterende bedrag werd uitgekeerd ter voldoening van claims van particulieren, met name als gevolg van nationalisering van bedrijven. Men had drie maanden lang de gelegenheid om de claim in te dienen bij het Bureau Schadeclaims Indonesië. Daaraan is toen ruime bekendheid gegeven door bekendmaking van de Verdelingswet in het Staatsblad, maar ook door publicatie in de landelijke pers en via diplomatieke posten in het buitenland.

****) Je kunt een claim niet afkopen door een andere claim en weer wordt de term ‘particulieren’ gehanteerd en dus geen ondernemingen.

 

 9. 

Wat zijn naar uw mening de juridische gevolgen van het Traktaat van Wassenaar wat betreft vorderingen die particulieren en bedrijven hebben op de Republiek Indonesië als zijnde rechtsopvolger van de voormalige rechtspersoon Nederlands-Indië? Kunt u daarbij specifiek aangeven of hiermee de gerechtelijke vonnissen zoals genoemd in de vragen 1 en 2 in een ander daglicht komen te staan, aangezien het er op lijkt dat de Staat der Nederlanden door het Traktaat de claimanten feitelijk de mogelijkheid ontnomen heeft om hun claims in Indonesië te gelde te maken?

Zie mijn antwoord op vragen 2 en 4. De in de vragen 1 en 2 genoemde arresten komen niet in een ander daglicht te staan, omdat deze geen inhoudelijke beoordeling inhouden en slechts duidelijk hebben gemaakt dat de Nederlandse Staat geen partij is voor de claimanten. De Nederlandse Staat heeft met het bedingen van betaling van een lump sum kunnen regelen dat er ten minste een deel van de claims gehonoreerd kon worden. \

 

UIT DE MEDIA

Bewerken

Lees verder…

Het weerzien met Anton

10897358699?profile=originalHet weerzien met Anton

Zwemlessen in Tjihampelas, de vlucht naar een beschermingskamp en het weerzien met een oude vriend in Bandoeng/Bandung: Ami Emanuel vertelt.

Door Ami Emanuel

Ami Emanuel, ca. 1950

Op een goede dag, ergens medio 1944, kwam een zekere Anton Matulessy bij ons binnenwaaien. Anton was die dag uit de Soekamiskin gevangenis vrijgelaten. Een medegevangene, oom Henk Matulessija, had Anton aangeraden bij ons onderdak te zoeken.

‘Ons’ was onze woning in Bandoeng op Kebon Djoekoet 11, van tante Ootje Berhitoe, oudste zuster van moederskant, waar wij na de Japanse inval uit Buitenzorg naar toe waren verhuisd om zo gezamenlijk bezetting en oorlog door te komen.

Anton, ongeveer 20 jaar oud, bleek een ‘oud-Steurtje’ te zijn, dat wil zeggen een voormalig kind van het bekende Protestants kindertehuis van Pa van der Steur in Magelang. Waarom hij door de Japanners was gevangen genomen heeft hij nooit verteld.

Dit ‘binnenwaaien’ was ons niet geheel onbekend. Enige tijd daarvoor was ene Aadje Runtuwene al enige dagen bij ons wezen logeren, onderweg van de olievelden van Pladjoe naar Australië. Dat reisdoel was te hoog gegrepen. Nadat hij zich in Soerabaja had aangesloten bij een verzetsgroep, werd hij door de Kenpeitai gevangen genomen en ter dood gebracht.

Het zwembad Tjihampelas, Bandoeng (TM-60017144)

Voor mij als 13-jarige puber bleek deze binnenvallende Anton een waardevolle pedagoog. Gedurende de wandeling ‘s zondags naar zwembad Tjihampelas mocht ik van Anton menig opvoedkundig advies ontvangen, een ervaren ‘Steurtje’ waardig. Hij was degene die mij heeft leren zwemmen toen de Nederlandse scholen gesloten waren en alles wat het leren waard was, werd aangegrepen. 

Bersiap in Bandoeng

Op een morgen, als ik me uit een later schoolopstel herinner zondag 25 november 1945, bleken de straten bij het aanbreken van de dag uitgestorven, onder een geheel bewolkte opvallend donkere hemel, met continu zware regenbuien. De hele dag lag een onheilspellende sfeer over de stad. Ook in Bandoeng was de bersiap uitgebroken.

Uit de pers hadden we inmiddels vernomen van de strijd tussen het Britse leger en de Indonesische jeugd in Soerabaja en Semarang. Omdat we aan de spoorbaan woonden waren wij nu getuige van het krijgshaftig ‘merdeka’-geschreeuw uit een binnenkomende trein. De arriverende troepen uit Midden- en Oost-Java noemden de bevolking van de Preanger, de Soendanezen, ‘bancis’, kerels zonder moed,  slappelingen, die hoognodig moesten worden wakker geschud.

Tegen de middag vroeg Tante Ootje ons of we naar het Tjihapitkamp wilden gaan, om te kijken of we daar terecht konden als we eventueel zouden moeten vluchten. In de nog steeds vallende zware regen begaven Anton en ik ons op weg. Via de Landraadweg, Javastraat, Niasstraat en Billitonpark reden wij langs het Jaarbeursgebouw richting Tjihapit. Door de vele modderpoelen in de weg dreigden onze massieve rubberbanden van hun velgen te lopen.

Bandoeng: uitgebrande bioscoop aan de aloon2, voorjaar 1946.

In de Noorder Kampementsstraat vonden wij in een reeds half bewoonde woning nog een lange kamer met slaapgelegenheid. Onder een lang bamboebed was een lege ruimte om eventuele koffers, tassen, etc. met kleding in onder te brengen.

Eerst de volgende dag – de regen was opgehouden en de zon scheen weer – keerden wij terug naar huis. De achterblijvers vertelden ons een angstige nacht te hebben beleefd toen een groepBoeka! (Open!)-schreeuwende rampokkers op de gesloten deuren en ramen bonsden. Door een geopende raam had Tante Ootje om hulp geschreeuwd. De djaga (nachtwaker) van de buren bleek over een revolver te beschikken. Enkele schoten in de lucht had de rovers op de vlucht doen slaan.

De Amerikaanse hoogleraar Smail maakt in zijn studie ‘Bandung in the early revolution 1945-1946’ (Cornell University Press, 1964) duidelijk dat, gezien het beperkte aantal vuurwapens waar de nationalisten in Bandoeng over beschikten, deze helper een vooraanstaand leider onder de plaatselijke pemoedas moet zijn geweest. Het buitengewoon bijzondere feit deed zich hier dus voor dat een jonge Indonesische vrijheidsstrijder het leven van de belaagde Indisch-Nederlandse buren wist te redden!

Met een toevallig langskomende vrachtauto van de MTD (Militaire Transport Dienst), reeds half gevuld met vluchtelingen uit Kebon Kawoeng, konden wij allen naar onze nieuwe vluchtwoning in het beschermde deel van de stad worden vervoerd. Hier zouden wij voorlopig blijven wonen, tot ons vertrek naar Nederland, in juli 1947.

Een weerzien

In 1970 keerde ik voor het eerst weer terug naar Bandoeng. We logeerden bij een Indonesische familie aan het Tjitaroemplein. Onze gastvrouw vertelde ons dat haar zoon leerling was op de plaatselijke Hogere Technische School (HTS) met een zeer gewaardeerde directeur, een ‘oud-Steurtje’ luisterend naar de naam ‘Pak Mat’.
Nieuwsgierig gemaakt door de combinatie ‘Mat’ en ‘Steurtje’, vroeg ik haar of de bewuste directeur toevallig Matulessy heette. Verrast keek zij me aan: “Ja, ken je hem dan?”
Ik vroeg of haar zoon aan Pak Mat wilde vertellen dat ik hem graag wilde ontmoeten. De jongen kende mijn naam niet, en sprak slechts over ‘een logé uit Holland’. “Vertel je gast maar dat ik straks om 5 uur bij jullie thuis langs kom”, was het antwoord.

Pak Mat kwam zelfs nog wat vroeger, net toen ik uit de badkamer kwam. Van achter in het huis zag ik hem in de voorgalerij staan: het wás hem!!!
“Anton!”, riep ik hem toe.
Tot mijn verbazing verstijfde hij, zonder te reageren. Toen ik naderbij kwam zag ik echter een zeer geëmotioneerde Anton.
Wij omhelsden elkaar en toen vertelde hij: “Ik heet geen Anton, maar Daniel. Anton was mijn zelf gekozen schuilnaam toen ik uit de Soekamiskin-gevangenis werd ontslagen.”
Toen wist ‘Anton’ ook wie ík was.

In een Soendanees visrestaurant, op een ons zo bekende plek vlakbij Tjihampelas, hebben we elkaar ons levensverhaal verteld, vanaf het moment van die gezamenlijke vlucht naar Tjihapit.

Lees verder…

Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel VI

Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar  - Deel VI

 (komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin) 

 

6.     Nederland komt de financiële uitvoering niet na

10897330276?profile=original

 

10897354098?profile=original

Op de redactie 

van ICM -de Indische Internetkrant opgericht in 1999-  kwamen veel reacties binnen van abonnees/lezers met betrekking tot het financiële onderdeel van dit Verdrag. Waarom wordt niets ondernomen door de Indische belangenorganisaties aangesloten bij het Indisch Platform, of door het Indisch Platform zelf? Er zijn praktijkgevallen bekend van claimanten, die door het betreffende Ministerie van Buitenlandse Zaken (Min. van BuZa) van het kastje naar de muur werden gestuurd, met de letterlijke mededeling “het geld maar bij Soekarno te innen”

 

 Tijdens het IP & ICM-Festival in oktober 2009 stelde Halbe Zijlstra (oppositie VVD) Kamervragen met betrekking tot ‘waar het bedrag van Hfl. 600 miljoen is gebleven?’.           

 

(Zie reportage ICM Link: http://icmonline.ning.com/video/reportage-ip-manisfestatie-ip

  

De Nederlandse Overheid, in dezen vertegenwoordigd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken, wordt verweten het financiële gedeelte van het Verdrag bewust niet conform te hebben uitgevoerd en verzuimd de Nederlandse - Indische Gemeenschap erop te wijzen, dan wel te informeren over de mogelijkheden van deze voorziening.

Publicatie verscheen, zij het gedurende een zeer korte periode van drie maanden, in de -voor de meeste getroffenen weinig toegankelijke- Staatscourant. Tegelijkertijd zijn gedurende de periode 1966 tot 2015 voldoende mogelijkheden aanwezig geweest om deze voorlichting via haar collega ‘het Ministerie van VWS’ alsnog te regelen, opdat de betreffende Nederlands-Indische bevolkingsgroep zich kon beroepen bij;

 

  • de gehouden onderzoekscommissies - Contactgroep Tegoeden WO-II

(Commissie Van Kemenade), - Commissie Kordes (Tastbare zaken), - Commissie Scholten (Financiële tegoeden), - Commissie Van Galen (Indische tegoeden), - Commissie Ekkart (Teruggave Kunst) 

  • 2000 Het Gebaar
  • WUV (1973), WUBO (1984) en WIV (1986), KNIL-uitkering 10 december 2015

Daaraanvolgend zal de forse kapitaalvernietiging over een periode van ruim 15 jaar voor rekening komen van de Nederlandse Staat, waar de gulden een forse koersval maakte door invoering van de Euro in 2001, door het ontzien van vruchtbaar gebruik van het kapitaal, rente op rente en indexering.  

10897257083?profile=originalAFM & De Nederlandsche Bank   

                    

Naar aanleiding van verzoeken van ICM-lezers zijn de AFM en De Nederlandsche Bank benaderd.  Deze laatste ter verificatie of inderdaad de betalingen aan Nederland hebben plaatsgevonden (zie e-mail berichten in de bijlage).

Om beide BV’s, ClaimIndo en BelIndo, als toezichthouder bedrijfsmatig aan de kaak te stellen, diende de ICM Redactie een klacht in bij de AFM, met als insteek vanuit het perspectief van de consument. De AFM was van mening dat deze zaak te complex was en niet tot hun werkterrein behoort. Bij navraag bevestigt de Nederlandsche Bank, dat de Republiek Indonesië de bedragen volledig heeft overgemaakt aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, voor het laatst in 2001.

 

Lees verder…

Ons beeld van de pemoeda

Veel Indonesische jongeren kregen hun militaire training in de Japanse periode, 1942-1945

Door Mary van Delden

Het beeld van de pemoeda in de Nederlandse literatuur is uiterst negatief: alle pemoedawaren gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd. Natuurlijk toont de Bersiapperiode aan dat tal van pemoeda misbruik maakten van de ‘Merdeka’ (vrijheid) om hun gewelddadige gang te gaan. Aan de andere kant echter waren er dankzij Japanse opleidingen wel degelijk gedisciplineerde en georganiseerde pemoeda

Volgens een Japanse bron kregen ca. 2 miljoen Indonesische jongeren in de  leeftijd van twaalf tot tweeëntwintig jaar (semi)- militaire opleidingen in het vrijwilligersleger (PETA), op politie- en zeevaartscholen, in (middelbare school) studentenkorpsen en in jeugdorganisaties als de Seinendan, Hizboellah en het Voorvechterskorps. De harde, intensieve  opleidingen waren op Japanse militaire leest geschoeid met aandacht voor discipline, nationalisme en zelfvertrouwen. Jongeren met leiderschapskwaliteiten volgden kaderopleidingen voor (onder)officier, stuurman en brigadier in trainingscentra. Daarna werden ze teruggestuurd naar hun regio om onder Japanse leiding lokalepemoeda te trainen en de organisatie uit te breiden. Op deze manier vormden zich netwerken over heel Java; reden waarom de revolutie overal tegelijk kon oplaaien. Alleen al van de PETA lagen 61 getrainde bataljons verspreid over Java, 5 op Madura en 3 op Bali. Totaal ca. 37.000 man.

Als gevolg van deze opleidingen was het mogelijk dat de jeugd in staat bleek zich na de capitulatie vrijwel meteen over heel Java te organiseren. Na een oproep van Soekarno op 23 augustus 1945 werd op basis van de PETA de BKR (Volksveiligheid Organisatie) opgericht die vervolgens al op 5 oktober overging in het Indonesische leger. De op 18 november! geopende Militaire Academie in Tangerang (MAT) moest voorzien in nieuwe kaders. Stuurlui en matrozen legden binnen twee maanden in verschillende kustplaatsen de basis voor de Indonesische marine en de inheemse politie die al onder de Japanners functioneerde, organiseerde een republikeinse  politiekorps. De Hizboellah en het Voortrekkerskorps vormden hun eigen militaire eenheden en op verschillende vliegvelden werd zelfs een embryonale luchtmacht opgezet. Daarnaast vormden zich honderden meer of minder getrainde en georganiseerde   strijdgroepen op basis van etniciteit, partij of geloof.

Vanaf medio september 1945 werd duidelijk dat een uitbarsting van geweld en anarchie onvermijdelijk was. Ook Soekarno besefte al snel dat de revolutie uit de hand liep. Op 9 oktober 1945 schreef hij een brief aan de Britse bevelhebber op Java, luitenant-generaal Christison, waarin hij o.a. stelde dat de (Indo)-Europese burgers aan alle kanten omringd waren door miljoenen Indonesiërs. Hij vroeg zich af wie hun veiligheid kon garanderen wanneer massahysterie in de plaats kwam van de ideologie van de vrijheid. Er waren al voldoende bewijzen van een Indonesisch-Nederlandse strijd met de ongewenste trekken van een rassenoorlog.

Oktober 1945

Frappant is dat twee dagen later, tussen 11  en 19 oktober 1945 onverwacht de internering begon van (Indo)-Europese oudere mannen en weerbare jongens in het binnenland van Java. Zij werden door lokale pemoeda (of politie) van huis opgehaald of kregen het bevel zich ergens te verzamelen. Opvallend is dat in onrustige residenties vrouwen en kinderen tegelijk met de mannen werden geïnterneerd. Dat was het geval in heel West-Java en in residenties als Pekalongan, Madioen en Soerabaja. Vanwege felle Brits-Indonesische gevechten in de corridor Semarang/Magelang en in Soerabaja werden eind oktober en in november en december ook de overige vrouwen en kinderen geïnterneerd. Lokale politie en pemoeda bewaakten de geïnterneerden in zogenoemde Republikeinse kampen. Meestal kwamen de geïnterneerden veilig in hun kampen aan. Bij de gevangenissen in Buitenzorg, Koeningan, Brebes en Poerworedjo en vooral in Soerabaja echter liepen de interneringen uit de hand en vonden moorden plaats als gevolg van lokale gewelddadigheden. Totaal hebben pemoeda en politie ca. 46.000 (Indo)-Europeanen in veiligheid gebracht en bewaakt, waardoor veel bersiapslachtoffers zijn voorkomen.

Niet veel later kwamen pemoeda opnieuw in actie toen de Britten in december 1945 de Indonesische regering verzochten de ex-Japanse gevangenen in de Republikeinse kampen (plus de (Indo)-Europese geïnterneerden) naar de Britse bruggenhoofden te transporteren. De Indonesische regering ging akkoord en de organisatie van de evacuaties kwam in handen van een speciaal opgericht Indonesisch legeronderdeel; de POPDA (organisatie voor transport van Japanners en APWI [ex-Japanse gevangenen]). Met grote aandacht voor de veiligheid van de evacués heeft de POPDA allen die wilden evacueren naar Batavia en Semarang vervoerd.

Gewelddadig, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd? Een onbekend aantal  zeker, maar daartegenover staan vele pemoeda die in twee logistiek gecompliceerde  acties ca. 46.000 (Indo)-Europeanen het leven hebben gered, bewaakt en veilig geëvacueerd naar de Britse bruggenhoofden.

x
x
Dit artikel verscheen eerder, onder de titel ´De andere kant van de Bersiap´, in Pelita Nieuws, jaargang 23, nr.3, december 2016.

Lees verder…

10897361683?profile=originalLandschap op Sumatra die Kousbroek ongetwijfeld gezien had.

Column: van: Pjotr.X.Siccama

De kennis van Kousbroek over Tjalie Robinson is indrukwekkend. Het werk van Robinson wordt hier kritisch en zowaar forensisch, maar respectvol

geanalyseerd. De door Tjalie gebezigde Indo-vocabulaire en niet te vergeten het idioom (wat bij de Indo’s uitermate gewichtig wordt gevonden – ook interessant – maar op de vraag naar het waarom moet ik het antwoord helaas schuldig blijven) zit Kousbroek tot in zijn haarvaten schijnbaar. Het is voor mij onthullend dat er een dergelijke rijke en complexe taalbron bestaat die nu, fossiel geworden (lijkt het Latijn wel) zo goed als een dode taal is. Ik kan het wonderwel nog wel heel summier wat van lezen en als ik het doe, dan ruik ik ongetwijfeld de cocos en pisangbladeren.

Deze Tjalie Robinson, die in de tweede helft van de vijftiger jaren plots als een duveltje in allerlei media verscheen met het organiseren van de Tong Tong fairs en Pasar Malams, zoals hij (en ik) dat in Indonesië gewend waren te vieren, had het lef om daarbij DE Identiteit van de Indo/Europeaan (de Indische/Nederlander), dus ook ZIJN identiteit wilde hij ermee zeggen op de kaart te zetten. Deze Indogemeenschap werd door Tjalie met trots uit die armetierige anonimiteit gehaald (nadat zij bij hun aankomst in het moederland op een schofterige manier zijn behandeld maar ook gediscrimineerd niet te vergeten). Niet alleen de Indo/Europeaan als individu maar ook wat hun bezig hield met onder andere de (Indo) taal deed hij bewust, niet provocerend, maar eerlijk en met heel zijn hart en ziel. Een monument waard. Tjalie was trots om wie hij was en waar hij vandaan kwam met alles erop en eraan. Zo hoort het ook in tegenstelling tot die Indo(‘s) die de Indotaal maar niets (minderwaardig ?) vond(en) (en wellicht nog vindt(en)) en zich tegen de opkomst van Tjalie Robinsons ideeën begonnen te keren. Een soort zelfverlochening: geen liefde voor de eigen cultuurbron lijkt het wel. Met andere woorden (kon ik nog heel goed herinneren) dat vele Indo’s geschokt waren over het lef van Tjalie Robinsons initiatieven en ideeën; geschokt omdat deze bewuste Indo’s juist meenden dat zij immers toch (‘al’) volledig geïntegreerd waren (eigenlijk veelal zijn opgegaan) in de Nederlandse samenleving en nu opeens weer werden teruggeworpen naar: “terug naar af”. De tegenstanders (de reactionairen onder de Indogemeenschap, men wilde meer dan Hollander zijn) keerden vandaar zich tegen de opleving en herleving (lees: een zekere verheffing) van de Indo-cultuurgemeenschap. En juist die Indo’s houden zichzelf voor de gek: ze zijn weliswaar half Europeaan, maar de Hollander ziet dat helemaal niet. Die groep reactionairen spelen slechts mee met de leuke kanten, bij tijd en wijle genietend van de gekoesterde (eigen)cultuur (onder andere, muziek/literatuur en de obligate pasar malams e.d.) maar werkelijk deelnemen aan activiteiten op het niveau van andere kunsten en/of culturele solidariteit : ho maar! Heel merkwaardig en triest voor zo’n rijke, maar toen gespleten gemeenschap. Ik werd in die tijd voor gek versleten om mijn sympathieën en bewondering voor deze bijzondere en moedige man. De Indo Europeaan had immers de Nederlandse cultuur op alle niveaus verrijkt.

Kousbroek vindt Tjalie Robinson een groot schrijver die in dit land danig is onderschat en daar heeft hij geen ongelijk. Er bestaat in de Indo-gemeenschap, vooralsnog geen grotere persoonlijkheid en equivalent op literair gebied.

Tjalie Robinson was veel té vroeg gestorven. Een groot verlies.

De vraag overigens die velen (en niet alleen gesteld door Ind/Nederlanders) zich nu bezighouden: waar is de aandacht die hij verdient? En de publiciteit over zijn werk? Die is er ook al niet over deze bijzondere schrijver. Wat is er toch aan de hand in dit land? Louis Couperus, een van de grootste schrijvers van de Lage Landen (die de taal van de Lage Landen immens op bijzondere manier had verrijkt) schijnen mensen totaal vergeten te zijn.

Heeft deze generatie schrijvers/journalisten en lezers soms geen weet van de man die in de 50-er jaren literair gezien in dit land zowat revoltes had uitgelokt? De aandacht lijkt te worden verschoven naar commerciële actuele en veelal modieuze activiteiten. Overtuigd van het feit dat er in dit land elementen aan het werk zijn die zich meer bewust dan onbewust schuldig maken aan ongewone selectieve onhebbelijkheid: wel een buitenlandse Iraanse (waarvan ik de naam in dit werk niet wil noemen) schrijver de hemel in prijzen  (Joost mag weten waarom) die het Nederlands al helemaal niet beheerst, maar alle andere aanwezige talenten in dit land gewoonweg negeren. Onverschillig jegens de eigen kunst en culturele tradities, maar daarenboven de selectiviteit van xenofilie wat even eng en ernstig is als xenofobie. Waar hebben we dit eerder gezien in Europa?

Ik heb altijd al het gevoel gehad dat politici (en de politiek) zich vaak stiekum en soms openlijk de scheppende kunstenaars en dan voornamelijk schrijvers (“want zij zijn het gevaarlijkst – maar, let wel, ook ‘’bruikbaar’’ ) goed in de gaten houden, opportunistisch genoeg. Ongegeneerd naar believen

aanschurken en zich liefst breeduit in beeld (in de media) exhibitioneren samen met gevierde kunstenaars, daar het in hun voordeel werkt.

Vandaar dat dit land verdacht veel op Oostenrijk lijkt, wat betreft de (vrije) Kunsten: alle getalenteerde eigen burgers negeren ze, jagen ze die over de klink of schoppen ze zo de grens over. Voorbeelden hiervan zijn nu meer dan ooit actueel en zijn talloos in de Europese geschiedenis te weten Oostenrijk, Duitsland, Hongarije om er een paar te noemen.

 

Tjalie Robinson bij een Pasar Malam in Den Haag (toen gehouden in de Dierentuin) begin van de 60er jaren, (let goed op de katapult in zijn hand).

Er bestonden en bestaan onderling nog vele meningsverschillen en even zovele misverstanden onder de talloze auteurs die Kousbroek in zijn boek noemt, die over het voormalige Nederlands Indië hadden en hebben geschreven (en nu nog steeds doen); daar geboren en getogen zijn of juist niet, Europeaan, half Europeaan, (Indo-Europeaan: de zogeheten Indo‘s.) De auteurs ervan worden door Kousbroek uitvoerig tot in alle bijzonderheden besproken, met of zonder verbazing, bewondering en verwondering. De discussies nemen in zijn boek wendingen waar men soms wel naar kan raden; daar waar men soms wel en weer niet verwacht, terecht of onterecht; dat doet er hier even niet toe. Eén geruststelling gedachte bij het het lezen van het boek is daarbij de fortuinlijke afwezigheid van academische discussies; gelukkig maar, want dan wordt het echt oorverdovend saai.

Het lijkt een soort competitie (of niet) (jij hoort er bij hoor, jij niet) wie er hier aanspraak maakt op het predicaat Indische schrijver of liever gezegd wie behoort of behoren tot de schrijvers van de Indische Letteren.

Om een voorbeeld te noemen: de schrijver Springer wil zich hier (of daar) niet achter scharen of schrijver worden genoemd van de Indische Letteren. Wat voor redenen hij daarvoor heeft gehad zal een ieder worst zijn. Het is zijn keus. Sudah: laat maar zitten, dat moet hij zelf weten.

  1. Nieuwenhuijs ter variatie, koketteert daarentegen met zijn ambivalentie, wanneer hij zich verontschuldigt dat hij er niet Indischer uitziet. Wilde hij soms er echt bij horen? Hij zag de koloniale maatschappij met de grootste Indo-Europese gemeenschap heel goed om zich op die manier te verontschuldigen, om de eenvoudige reden dat die Indo-Europese gemeenschap gevoelig, misschien té gevoelig was voor verhoudingen en sociale ordening. Maar dat zou hier toch geen probleem hoeven te zijn; het gaat in de literatuur toch om wát men schrijft en niet om wie het schrijft, zoals Kousbroek opmerkte? Blijkbaar dus niet.

Mensen zijn sterfelijk, literatuur is dat niet.

Wij komen tot de kern en wellicht tot ‘den Scheidewegen’, die mensen, schrijvers, scheppende kunstenaars bewegen. Buiten en naast hun taak als schrijver en het uitoefenen van het schrijverschap, is het scheppen van kunstwerken om het leven aangenamer te maken. Het geldt voor alle scheppende kunstenaars. Zo zit dat. Mensen stellen immers het denken aan de eigen stervelijkheid telkens uit omdat het ongetwijfeld in onze genen zit.

En telkens komt de afkomst, (heb jij Indisch bloed? En dat wordt dan ook zo letterlijk bedoeld) op de proppen, zo ook hier weer.

Hella Haasse heeft bijvoorbeeld geen werk of roman geschreven in een Indotaal. Was zij daar té Hollands voor zoals Tjalie Robinson haar heeft verweten? (het is overigens veel te moeilijk). Of kunnen alleen Indoschrijvers dat?

Tjalie Robinson noemde Hella Haasse een Hollands meisje uit de tropen, geen Indisch kind. Het heeft haar naar zij zelf bekende veel pijn gedaan. Waarom heeft het haar zo gekwetst, vraag ik me af. Robinson stelt hier heel gewoon een vaststaand feit.

Maar hoe het ook zij, is dat geen reden om haar niet tot de Indische schrijvers te laten behoren. Het lag naar mijn inziens niet in het veel grotere Nederlandse taalgebied dan (in vergelijking) het in omvang veel kleinere Indotaal; dat zou onzinnig zijn, want de Indo’s lazen en lezen eveneens het ‘gewone’ gangbare Nederlands.

Robinson had, vertelde Kousbroek uitvoerig, ook hevige kritiek op haar roman ‘Oeroeg’ omdat zij de Indische gemeenschap en de verhoudingen niet vanuit haar eigen beleving kende, en dus slechts vanuit haar eigen milieu en van grote afstand. Ik ben het deze keer niet helemaal met hem eens. Robinson verbond het (kunst)werk met de persoon als onlosmakelijke eenheid. Op zichzelf zou het lovend zijn geweest een ‘klein lauwerkransje’ aan een collega op te dragen, maar dat deed Robinson niet; hij was teleurgesteld. Hella Haasse was een groot schrijfster, onmiskenbaar. Het gaat hier om de authenticiteit van het werk van de kunstenaar en niet om de persoon zelf. Zo ziet men hier alweer een van de kernen van een misverstand die zo eenvoudig kan worden verklaard.

Wij weten maar al te goed waarover het nu gaat.

Ik denk dat ik weet te voelen wat Tjalie Robinson met het verwijt aan Hella Haasse in essentie be­doelde en dat is dat je “HET in je vlees en bloed moet hebben” wanneer men

iets doet, denkt, onderneemt, (en niet alleen in het schrijversvak) niet met een ziel maar dé ziel en idee ontbrak naar zijn gevoel. Maar Haasse had voor zijn gevoel ‘alleen maar’ (Indisch: niet ‘slechts’) de zichtbare en onzichtbare tegenstellingen in die tijd van macht en machteloosheid van de hoofdrolspelers in het werk Oeroeg willen tonen. En die hoofdrolspelers zijn in ’Oeroeg’, een totok (een blanke jonge Hollander) en een Indonesische jongen, GEEN INDO-jongen. Twee Werelden: eenvoudig zwart/wit tegenstellingen. Daar wringt de schoen in Robinsons belevenis blijkbaar onder ander óók. Hella Haasse moest een keuze maken in haar werk wie de hoofdrolspelers zouden moeten zijn. Zij heeft voor het zwart/wit denken gekozen.

Het was voor haar een voor de hand liggende keuze: het moest in het werk helderheid worden verschaft, (zwart/wit) zeker als het gaat om de onderdrukker en de onderdrukte met al hun beperkingen en gevolgen waarin natuurlijke vriendschappen onmogelijk worden gemaakt met alle implicaties van dien.

Het racisme komt dan zo af en toe om de hoek kijken, zowel in de beschrijving van Kousbroek als ook uiteraard in het werk van Hella Haasse.

De opmerking van A.H. den Boef: “De stoere Hollandse knapen van Robinson maakten nooit racistische opmerkingen over hun Indonesische leeftijdgenootjes”.(..) was zeer ironisch en ook nog ontstellend hypocriet. Openlijke en verborgen racisme wás er gewoon en dat zijn feitelijkheden waar we nu maar eens een einde aan moesten maken, omdat er, naar mijn idee al veel te veel tijd is verspild aan dit onderwerp.

Opvallend toch het telkens terugkerend thema van ras, denk en cultuurverschillen. Het zijn weer de Indo’s die kennelijk voor vuurwerk zorgen en niet alleen bij auteurs. Een kleine oriëntatie: er bestonden toen in Indië (altijd al) stoere Indojongens, van nature stoer (maar niet macho zoals nu) die door Hollandse jongens in heel hun gedrag werden geïmiteerd en alom bewonderd om hun kennis van de autochtone bevolking (inlanders); hun adat (gewoontes) en gecompliceerde cultuur; verder hun lichtgetinte huidskleur (die ongewoon was voor een Hollander), hun dikwijls atletische voorkomen met ravenzwarte haren, ze zwommen als Johnny Weismuller en konden soms ook nog gitaar spelen.


De tegenwoordige modieuze machocultuur was toen niet aan de orde. Het zijn in verhouding nu stereotypen geworden, maar toch. Ik kan het weten omdat ik zes broers heb, die onder andere heel hard op Harley Davidsons reden, maar zich wel bovenal als ware gentlemen gedroegen en het nu nog zijn.

Halverwege het boek van Kousbroek lijkt het of ik in de dertiger jaren ben aanbeland; niet vanwege de beschrijvingen van de prachtige kunst- en architectuuruitingen van die tijd, maar eerder door de verwerpelijke geschriften en denkbeelden van diverse daarin genoemde auteurs (met ongetwijfeld racistische en fascistoïde affiliaties: anders zouden ze het onderwerp op die manier nimmer hebben aangevat) die zich ongegeneerd aanmatigden om als uitgehongerde tijgers op hun prooi te storten en zowat hun nek breken om zo nodig hun mening neer te pennen en te verkondigen als ware een slechte boodschap: waarover?: (surprise, surprise…) de Indo’s. Alsof er geen enkele positieve noot aan hen te verbinden valt. Schaamteloos en socio/psychologisch gezwets onder de verschillende schrijvers, wat volstrekt onverantwoord schadelijk en schandelijk is voor een harmonische gemeenschap waarvan hun bestaan toch al, min of meer wordt ontkend. Alles wat niet goed was (en is) aan en met hen werd met hun geassocieerd. De discussies zijn niet nuttig, irrelevant en dragen niet bij aan de helderheid van een harmonische samenleving.

In de door Kousbroek opgetrommelde geschriften, van de in het boek geciteerde auctores intellectualis, werden de tegenstellingen van twee gemeenschappen op de spits gedreven op een schadelijke en schandelijke wijze dat het gif nu nog door blijft sijpelen en een eigen leven is gaan leiden. Historisch gesproken waren zij de feitelijke miscreants die verantwoordelijk waren ‘en nog zijn voor de aangerichte culturele schade. Er was immers geen probleem. Men zocht en men schiep een probleem dat er nooit was geweest.

Gemeenschappen werden getart. Er waren en er zijn hier onzindelijkheden aan het werk en alweer in het verborgene. Er waren en zijn nooit gegronde redenen voor een negatieve stellingname zoals sommigen die dachten zich te permitteren dat te doen. Maar ook al waren ze er,

dan nog was er geen enkele rechtvaardiging op welke wijze dan ook om in het geheel een gemeenschap buitengewoon negatief te afficheren.

Als een van de voorbeelden noemt Kousbroek o.a. een zekere Opheffer (pseudoniem voor Gongrijp-NRC.1988) die zich in zijn geschriften laatdunkend uitliet over de Indo-gemeenschap waarbij (het wordt nog absurder) hij onderscheid maakt tussen een beschaafde Indo en een Kampong Indo! Een ordinaire scheldnaam in Indie toen, maar deze heer Grongrijp-Opheffer suggereerde hiermee dát er onder de ´´gemengbloedigen´´ alreeds

een sociale onderklasse was ontstaan in de Indo-Europese gemeenschap. Niets is minder waar.

landschap op Sumatra waar Rudy Kousbroek was geboren

Verbazingwekkend dat geconstrueerd onderscheid. Kousbroek vond het

evenmin onduidelijk. Het is net zo’n imbeciele vergelijking als een boer uit een gehucht ergens in Holland en een provincieboer in de stad. Onzinnige vergelijkingen, die kant noch wal raken. Bewust kwetsend bedoeld natuurlijk.

De redenen en/of overwegingen zijn in dit geval wel relevant en zitten in het hersenloze hoofd van de auteur. Zover de Indo’s weten, bestond er toen geen Kampong-Indo onder de beschaafde Indo. Weer een verzinsel van Gongrijp. Het is iedereen zowaar onduidelijk waar deze man de wetenschap vandaan haalt. Ter oriëntatie: er bestond en bestaat slechts één soort Indo en het is de ware integere Indo-Europeaan, de Indo, solidair met de Indo gemeenschap . Het gebruik van die termen heeft deze heer Gongrijp zelf bedacht of waarschijnlijk ergens in een stoffige lade gevonden en zo uit de losse tangan gedistilleerd. Ook al een reden om via een omweg (die er niet is) aanleiding te vinden deze gemeenschap te kleineren.

Het wordt nog fraaier wanneer een zekere G.L. Cleintuar (ook uit de losse pols) beweert dat de: “keuze zelf onnatuurlijk blijft aanvoelen (……) en laat zelden na zijn stempel te drukken op de persoonlijkheid van de kiezer.”) Dat haalt je de koekoek ! De Indo was bewust sociaal-politiek in die onmogelijke (als men dat zo wilt zien) positie gemanoeuvreerd en krijgt dat hier voor de kiezen. Onzindelijkheden dus, nog afgezien van de hier impliciet

verwerpelijke taxaties. Racistisch gezwetst dus. Hier gaat het over dé Indo-Europeanen. Jegens andere nationaliteiten bijvoorbeeld onze oosterbuur Duitsland en de Duitsers beneemt men precies hetzelfde. Heel merkwaardig.

Jeugdmijmeringen van Kousbroek

Kousbroek mijmert verder over zijn jeugd en met weemoed lees ik de prachtige beschrijvingen in het boek van de natuur, de jungle op Sumatra waar hij heeft gewoond: het lijkt alsof de schrijver je werkelijk mee aan de hand neemt en je de geur van het tropisch woud laat ruiken, vertelt en zijn ervaringen in je oor fluistert, worden voelbaar, ja tastbaar bijna. Hij wordt overweldigd door de schoonheid van de Natuur en de lezer eveneens. Het doet me denken aan een moment van absolute schoonheid, maar dan een van een andere orde, die ik ervoer in Florence. Bij het zien van het toen net gerestaureerd schilderij van Botticelli ‘La Primavera’ werd ik na ongeveer een uur plots onwel; ‘ziek’ van de schoonheid. Men dacht in eerste instantie niet dat het met het ‘syndroom van Stendhal’ te maken zou kunnen hebben.

Toegegeven ben ik enigszins gepreoccupeerd, maar door iemand die zijn omgeving op zo’n manier beschrijft, blijf ik nu nog dromen van het Paradijs dat ik als kind toen in Indië had.

Hollanders zijn ware kooplieden, marktkooplui, zaken doen zit hen in het bloed, het moet onge­twijfeld als genetisch worden beschouwd. Geen vreemde eigenschap zaken doen, goed geld verdienen maar bijna altijd ging het ten koste van anderen.

Die eigenschap is en zijn zo in de loop der tijd ontwikkeld tot een Hollandse karaktertrek die heden ten dage zelfs wordt gecultiveerd en gekoesterd, zelfs bewonderd door mensen die geen Hollanders zijn. Ieder zijn vak. Maar in de Hollandse kunst- (en cultuur)wereld zijn wonderlijk genoeg geen of nauwelijks dramatis personae te vinden (met uitzondering van een handjevol meestersschilders uit voornamelijk de 17e eeuw met hun fabelachtige verbeeldingskracht) zelfs niet bij het toneel en al helemaal niet in de Nederlandse filmwereld, ook al denkt men dat. Het blijft een leegte die nu beter zou zijn op te vullen door mensen die juist géén filmacademie of aanverwante opleiding hebben gevolgd, is mijn oordeel. Nederlandse acteurs en actrices spelen, acteren een rol zoals zij die geleerd hebben; over het algemeen niet uit zichzelf met hart én ziel; men moet ermee geboren zijn. ‘’je bent het of je bent het niet’’. Ze spelen hun rol met hun hoofd. Er bestaan talloze voorbeelden; een

beroepsacteur die onlangs bij het zien van een Nederlandse documentaire cultuurfilm, opmerkingen maakte ..’’..dat de personen in die documentairefilm, niet (goed) konden acteren..’’ Het kan wel zo wezen, maar vergeet te voelen dat het in die film om mensen ging die wellevend en spontaan praatten als het leven zelf: direct vanuit het hart. Een weergave die de filmer van de bewuste documentaire juist registreert maar ook wilde registreren. Ter illustratie, Frederico Fellini deed het al zijn hele filmcarrière lang. De bewuste acteur heeft blijkbaar zijn axiradius nooit bereikt of de acteur in kwestie dient een ander beroep te kiezen. De man praatte zonder ziel.

Kort gezegd: je bent een dramatis persona of je bent het niet, omdat zoiets nu eenmaal nooit te leren valt, ook al heeft men en kunst en/of filmacademie gevolgd. Dat heeft Kousbroek maar al te goed gezien bij de verfilming van Oeroeg. Een complete deceptie vond hij de hele verfilming.

Kousbroeks constatering is pijnlijk, maar waar; men kan toch zeker niet verbergen wat men niet heeft. Sommigen menen zowaar te weten dat men dat wel heeft. Een kleine verklarend rondje:

Ieder mens wordt gevormd door zíjn omgeving, naast de opvoeding en afkomst, sociaal milieu e.d.; dé omgeving is bepalend voor het vermogen tot (natuurlijke) verbeelding en fundamenteel inzicht. Doch men dient bij de geboorte alreeds hiertoe een ziel te hebben (afgezien van talent(en) in de volle omvang van het leven.

ICM 23.5.2017

 

Lees verder…

ICM ARCHIEF : INDO ZIJN IN DE TEGENWOORDIGE TIJD

10897233865?profile=original10897245264?profile=originalINDO ZIJN IN DE TEGENWOORDIGE TIJD.
Hebben wij het tegenwoordig niet erg veel met elkaar over het INDO zijn?
Ik kom hoe langer hoe meer gemeenschapsgenoten tegen die zich op een of andere manier afvragen wat het INDO zijn betekent en wat voor gevoel ze daarbij zelf hebben.
Komt het nu door de vele etnische verschillen in dit land die vooral worden benadrukt door de huidige buitenlanders, turken, Marokkanen, Afghanen, en weet ik wie nog meer zich in dit land bevindt.
Het is waar dat de vreemdelingen nadrukkelijk laten merken wat hun etnische achtergrond is en ze zijn wat dat betreft veel trotser op hun roots dan de meesten van ons Indische Nederlanders het waren en zijn. Er waren velen die hun indo zijn verloochenen en zich meer blanda willen voelen. De turken laten van zich horen, nu zeker, de Marokkanen kennen wij maar al te goed, als dan niet in negatieve zin.
Raar is het als een Marokkaan zegt dat hij Medelander is, of een turk die hetzelfde beweert te zijn terwijl hun hart en hun zíjn meer bij hun roots liggen.


Hoe zit dat bij ons?

Welnu mijn ervaring is dat wij ons toen koest hielden, als échte MEDElanders waren wij niet zo mondig, respecteerden wij onze nieuwe toekomst en voelden wij ons niet Indonesiër, alhoewel de onwetende Nederlander niet beter wist en nog weet dat wij geen Indonesiërs zijn.
Het is erg triest om te ervaren dat wij op een of andere manier helemaal niet duidelijk waren van wie we zijn en waren toen wij hier in dit land binnenkwamen. Alleen al de behandeling van onze gemeenschapsgenoten die als indringers werden beschouwd en als mensen van een andere planeet. Men had het niet zo met ons, ik weet uit ervaring dat mijn etnische achtergrond en uiterlijk niet zo omzichtig werd behandeld als de vreemdelingen nu. 


Des te triester is het ons na 70 jaren nog steeds niet is gelukt om een eerlijke behandeling te krijgen. Onze ouders moesten alles terugbetalen als voormalige Nederlandse kolonisten die vanuit de oost met níéts hiernaartoe kwamen, nee wij werden niet in kampen neergezet met allerlei luxe en gemakken, of wij kwamen in de barakken of in pensions waar we uitgebuit werden door de pensionhouders die toen flink rijk aan ons zijn geworden.


Natuurlijk kan je zeggen ja, dat was toen, echter tot op de dag van vandaag is men nog steeds niet genegen om ons nu eens echt als voormalige kolonisten te zien, nog steeds noemt men ons Indonesiërs, terwijl men van de meeste allochtonen weten wat hun herkomst is, hun geschiedenis en daarbij, staat men voor de allochtonen nu veel meer open, al dan niet uit lafheid en angst. Want wat wij nooit openlijk durven te zeggen is dat wij gediscrimineerd werden, wij beschouwden dat als minderwaardig terwijl men nu als buitenlander gewiekst gebruik maar van het roepen dat men gediscrimineerd wordt om van alles voor elkaar te krijgen, en zelfs de wet doet mee.


Oké, nu genoeg erover voor ik weer door een aantal lezers word beticht van racist, besef wel, beste lezer dezes dat het mij niet gaat om diegenen die echt hulp nodig hebben, het gaat er mij meer om de verschillen in behandeling duidelijk te maken. Tegenwoordig vlucht eenieder hiernaartoe die vanuit de Afrikaanse landen alleen maar het idee hebben dat het hier een paradijs is. Het is het niet, want eenmaal hier gekomen is de wegwerpmaatschappij een feit en profiteren deze economische vluchtelingen van voorzieningen die een normale Nederlander niet eens krijgt. Ik denk vooral aan de ellende rondom de verpleeghuizen en de zorg, mensen die de zorg niet meer kunnen betalen terwijl iedere uitgeprocedeerde asielzoeker een oprotpremie krijgt van enkele duizenden euro’s. Zelfs is het zo dat die gasten hier onderduiken in de illegaliteit, wat dit land ook weer geld gaat kosten. Ik snap het gewoon niet meer, in mijn ogen is, uitgeprocedeerd, gelijk in het vliegtuig onder begeleiding en vertrekken met die zooi. Ook geen oprotpremie. De echte noodlijdenden moeten boeten voor die profiteurs.


Ik ga nu echt over op de Indo en zijn Indo gevoel,

ik weet dat er inmiddels weer mensen zijn die nu zeggen, zie je wel, hij blijft racist. Ik zou zeggen lees goed dan weet je racist zijn, nee, wij houden niet van die brutaliteit en je niet willen aanpassen. Trouwens, ik heb een stille enquête gehouden onder indo’s tijden de verkiezingen, van alle door mij ondervraagden kozen,,,,schrik niet…..85 % voor Wilders en gaven aan op hem te hebben gestemd en dat is níét omdat……….
Wat is het indo zijn in deze huidige tijd eigenlijk, wat moet ik mij ervan voorstellen. Is het ons uiterlijk? Is het ons dialect? Is het onze cultuur? Of is het ons gevoel?


Ik persoonlijk denk dat laatste, we voelen ons net even anders en dat komt omdat onze cultuur die wij in stilte voor ons zelf behielden in ons sterk aanwezig is, generatie na generatie. Wij hebben ons altijd bescheiden gedragen en onze adat (cultuur) binnen onze kringen gehouden. Dat het uiteindelijk tot de Nederlanders door drong lag niet aan ons. Het komt door onze manier van doen, we zijn bescheiden, hadden onze muziek, onze gastvrijheid, onze keuken, onze kumpulans en pasars. Dat alles lieve mensen is voortgekomen uit ons heimwee gevoel. Wij wilden weer eens ons zelf zijn en zochten hoofdzakelijk voor onszelf naar wat wij in de ex-kolonie hebben móéten achterlaten. Het bloed kruipt…….ja…het bekende.

In deze tijd is het indo zijn voor een groot deel bij de ouderen aanwezig, de tweede en derde generatie, en ik moet zeggen voor een deel ook bij de 4e en mogelijk 5e generatie.
Bij mijn kinderen en kleinkinderen merk ik een soort zelfbewustzijn, alsof er genen de boodschap doorgeven dat ze van Indische afkomst zijn. Het is heel raar, maar dat is een fenomeen wat je bij alle etnische groepen terugvindt, zelfs soms tot en met de zoveelste generatie. Wat is het indo zijn nu?
Ik denk gewoon, dat het nu zover is dat het voor een groot deel gaat verdwijnen. De generaties die nu nog echt indo zijn met hun cultuur verliest zijn waarde met de tijd dat de tijd verstrijkt.


Indo zijn nu is: Lekker eten, lekker koken, muziek en kumpulans, onderling kijven, onderling geen eendracht kennen, de sudah laat maar mentaliteit, de jam karet (altijd te laat zijn) de zwijgzaamheid, het verdriet en heimwee naar de tempo dulu, ons de kaas van het brood laten eten, de pasarbezoeker, de beloftes die te snel gemaakt worden en even snel worden vergeten, bij tijd en wijle de pronkzucht, weinig modebewust zijn omdat het niet belangrijk is, de totale ongeïnteresseerdheid voor politiek, waardoor wij onze politieke rechten vanwege de ex-kolonie gewoon hebben laten afnemen, allemaal Indo eigenschappen, maar we zijn ook indo op gebied van tolerantie, vrijgevigheid, gastvrijheid, muzikaliteit en innerlijke beschaafdheid die onze ouder ons hebben bijgebracht al dan niet gepaard met mishandeling, want dit lieve mensen is bij vele tweede generaties nog een vorm van een stress syndroom.

Onze ouders met name vaders sloegen ons met alles wat binnen handbereik was, mede doordat de oorlog en de situatie in Indonesië ook bij hen een fors PTS-syndroom heeft nagelaten. Vele mannelijke Indo’s kunnen hierover nog vertellen. De rotanstok, de sapu lidi, de riem en ga zo maar door, gehoorzaamheid en respect werd er ingeslagen. Bij sommigen heeft het lelijke sporen achtergelaten in de vorm van onbegrip en verontwaardiging, en ach….u moet maar zo denken lieve lezers, het was moeilijk om indo te zijn en om je indo te voelen, de geschiedenis heeft ons als nakomelingen van de kolonisten laten ontstaan.
Indo is: In Nederland Door omstandigheden, maar ook elders in de wereld waar indo zijn, zullen dezelfde gevoelens zijn, de gevoelens van het Indo zijn of niet zijn.


Ik ga nu in de plaats van die Engelsman staan en zeg niet to be or NOT to be, maar to be indo or not to be indo that ’s the question en aan u die dit epistel leest laat ik het indo zijn over.
Ikzelf voel me naarmate ik ouder word hoe langer hoe meer indo en diep in mij brandt het verdriet van het verleden, ook de heimwee naar wat eens was en het verlangen naar de rust die ik as kind in de natuur van Indonesië vond, het kind zijn en de weg naar volwassenheid heeft vele ervaringen achtergelaten, sommige in de vorm van gelukkig zijn, maar ook heel wat waar ik heden ten dage nog mee worstel in de vorm van een PTS-syndroom. Het is niet anders en ik moet ermee leren leven wat niet makkelijk is. Voor mij heeft het indo zijn mij het bewustzijn gegeven dat je als mens niet heb kunnen kiezen in welke hoedanigheid je op de wereld komt. Ik denk dat het ook geldt voor de vele miljoenen die op deze wereld geboren worden in de problematische regio’s op onze aardbol. Mijn eigen leven heeft mij veel geleerd, ik heb veel mogen zien, voelen, ervaren en horen en meemaken en als mij dat de indo heeft gemaakt die ik nu ben, So be it, het is niet anders.


Albert van Prehn 1 mei 2017 (N.I.C.C. columnist)

INDO ZIJN IN DE TEGENWOORDIGE TIJD. Hebben wij het tegenwoordig niet erg veel met elkaar over het INDO zijn? Ik kom hoe langer hoe meer gemeenschapsgenoten tegen die zich op een of andere manier afvr…

Lees verder…

Een moord uit passie

Een moord uit passie Geplaatst op door buitenzorg 

Door Vilan van de Loo

Op 23 mei 1923 raakte Klaas Brugman buiten zichzelf van jaloezie. Met een klewang sloeg hij in op zijn huishoudster Malina. De buurvrouw hoorde haar roepen: “Adoe Klaas, adoe Klaas, mag niet!”

Malina was dood. Vermoord. Door wie, daarover bestond geen enkele twijfel. Klaas Brugman, van beroep portier bij de Havenwerken te Tandjong Priok, had de klewang in huis gehad en die noodlottige dag in zijn hand. Maar het waarom van de moord leek een andere kwestie. Was Klaas misschien ook een slachtoffer en zo ja, van wie of wat?

Havenwerken Tandjoeng Priok

De Indische kranten smulden van het verhaal: liefde, jaloezie, hartstocht en dan die fatale afloop. Het was een geweldig rechtbankdrama, met een verrassend einde. 

Hoofdportier

Na enkele maanden voorarrest verscheen Klaas Brugman eindelijk voor de rechtbank. Verslaggevers noteerden de beklagenswaardige indruk die hij maakte. Hij is schuchter. Huilt. Spreekt schier onhoorbaar. Wist zich nauwelijks iets van zijn daad te herinneren.

Het Bataviaasch Nieuwsblad noteerde wat Klaas vertelde over zijn verhouding met zijn huishoudster (concubine) Malina:

“Ik kon niet van die vrouw af. Ik had haar lief, ik hield van haar. En dat wist ze, want herhaalde maken dreigde ze van mij weg te gaan, toch wel wetende dat ik niet van haar af kon gaan.”

De Sumatra Post bracht het hele verhaal van de tragedie.

“Beklaagde vertelt, hoe hij in den nacht voor het gebeurde op ronde was geweest, en des morgens thuis komende de achterdeur niet gesloten vond. De sleutel in het slot van deze deur moet tweemaal worden omgedraaid, en beklaagde bevond, dat dit slot slechts half gesloten was, zodat het dus met eenmaal omdraaien van de sleutel geopend kon worden. […]

Des morgens thuis komende, vroeg hij aan zijn huishoudster, waarom de deur niet geheel en al gesloten was. Tevoren bij het overgeven van de dienst had de hoofdportier hem min of meer minachtend gegroet. Maar beklaagde heeft daar geen acht op geslagen. Nog had hij evenwel generlei verdenking tegen zijn huishoudster. Hij vroeg haar, of zij soms de kat had binnengelaten. Zij ontkende, en verder haar ondervragend, ontstak de vrouw in toorn en begon te schreeuwen en de schelden, zodat beklaagde zich hierover voor de buren schaamde. Er ontstond ruzie en beklaagde heeft haar met geweld het zwijgen opgelegd door haar mond dicht te houden, terwijl hij haar tegen zich aandrukte.

Daar was de Dritte im Bunde: de buurman van Klaas en zijn onmiddellijke chef: de hoofdportier Foks, dat wil zeggen, de toenmalige hoofdportier. Foks was na de gebeurtenissen van 23 mei gedegradeerd tot gewoon portier. Hij moest getuigen en sprak zich geheel en al in zijn eigen voordeel uit. Natuurlijk was hij ’s nachts niet bij Malina geweest. Hij kende haar niet eens echt. Die Brugman was een jaloerse vent. Foks werd door de rechtbank aan zijn eed herinnerd. Maar hij wist alles zeker. Brugman had Foks nog eens uitgescholden voor ´gladakker´. Ja, dat klonk jaloers. En dan die klewang in huis. De buurvrouw die Malina nog hoorde schreeuwen. Brugman had het gedaan, dat stond vast.”

Koelie

Het Nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië, 21 augustus 1923

Het is opvallend hoe mild en begripvol de kranten schrijven over de zaak Brugman. De beklaagde – feitelijk: de moordenaar – krijgt veel sympathie. Hij is het slachtoffer van zichzelf, van moeilijke emoties door een waarschijnlijk moeilijke liefdesrelatie. Overspel, jaloezie, angst om de ander te verliezen, de kranten reiken allerhande redenen voor begrip aan, Klaas Brugman lijkt een stakker te zijn. Zijn advocaat pleitte zelfs voor ´clementie´ bij het vaststellen van de strafmaat.

Zou dat ook zo zijn geweest als Klaas inheems was geweest en Malina een Hollandse vrouw? Omkering geeft inzicht, en daarmee komt iets in beeld van het raciaal gekleurde rechtssysteem van de kolonie. Een voorbeeld: zes jaar later steekt een koelie met een mes in op mevrouw Landzaat, de echtgenote van een Hollandse assistent-resident. Zij sterft. De pers schrijft vooral met afkeer over de koelie; hij krijgt de doodstraf en wordt terechtgesteld.

Straf

Op 28 augustus meldde het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië het oordeel van de rechtbank. Klaas Brugman werd “wegens doodslag veroordeeld tot één jaar gevangenisstraf, met aftrek van de tijd in preventieve hechtenis doorgebracht.”

Dat betekende: een jaar minus een kleine vier maanden, dus zo’n acht maanden gevangenisstraf. Klaas vond het te lang en ging in hoger beroep. Kennelijk had hij geen besef van berouw en boete willen doen. Er zijn moordenaars, die dankbaar zouden zijn voor een klein jaartje zitten.

Twee maanden later kreeg Klaas de bindende uitslag van zijn hoger beroep: hij kreeg 1 jaar en zes maanden opgelegd, onder aftrek van preventieve hechtenis. Dat moet behoorlijk zijn tegengevallen. Méér straf, in plaats van minder. Er bestond toch iets van rechtvaardigheid bij justitie, al was het weinig en al kwam het laat.

x

x
Dit artikel verscheen eerder in Historiek, 23 mei 2017

Lees verder…

Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar - Deel V

Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar  - Deel V 

 (komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin) 

  1. Traktaat van Wassenaar (Het slotoverleg van 5 tot 7 september 1966)

10897358889?profile=original

 

Al “tawarrend” (afdingend) raakten beide partijen het er wel over eens dat het een goede zaak zou zijn om de kwestie zo spoedig mogelijk af te ronden. De Sultan van Yogyakarta zou daarvoor naar Nederland komen. Begin september was het zo ver. Tussen 5 en 7 september 1966 voerden Luns en de sultan overleg in Den Haag. De onderhandelingen verliepen moeizaam. De Indonesische parlementsleden binnen de Indonesische delegatie oefenden druk uit tot een harde opstelling, terwijl leden van het Nederlandse bedrijfsleven hun best deden het belang van compensatie te minimaliseren. Uiteindelijk bereikte men overeenstemming waarbij de lump sum op 600 miljoen gulden werd gesteld met een rente van een procent post 1973. Tegelijkertijd verwierf Indonesië voor het jaar 1966 ontwikkelingshulp in de vorm van een gift van 22 miljoen gulden en een krediet van 4 miljoen. Bovendien werd er een bankkrediet van 40 miljoen gulden beschikbaar gesteld. Op 7 september 1966 om vijf uur ’s middags werd het akkoord ondertekend.

Het doel van de overeenkomst was “dat door betaling door de Indonesische Regering van een bedrag van zeshonderd miljoen Nederlandse guldens aan de Nederlandse Regering alle bestaande financiële vraagstukken volledig en definitief zullen zijn geregeld.”

Essentieel in de overeenkomst was dat beide partijen er zich van onthielden “hun onderscheiden vorderingen te specificeren en de vorderingen der andere Partij te toetsen of te erkennen.”

Door niet te specificeren welke schulden in het geding waren, werd de Indonesische regering in staat gesteld de in Indonesië bestaande politieke gevoeligheden te omzeilen.

Onder ’alle bestaande financiële vraagstukken’ die volledig en definitief werden geregeld werd verstaan: alle financiële vorderingen van elk der overeenkomst sluitende Partijen en haar onderdanen op de andere overeenkomstsluitende Partij en haar onderdanen, hetzij uit hoofde van bilaterale overeenkomsten, hetzij uit anderen hoofde, onder andere pensioenrechten, voor zover deze vorderingen voor 15 augustus 1962 zijn ontstaan.”

 

De hoogte van dit bedrag bedroeg 600 miljoen gulden (€ 272,27 miljoen). Vermeerderd met de op grond van de overeenkomst verschuldigde rente van 1% per jaar, kwam het totaal te verdelen bedrag neer op 689 miljoen gulden (€ 312,65 miljoen). Indonesië zou dit bedrag tussen 1973 en 2003 in jaarlijkse termijnen overmaken.

De verdeling van deze lump sum -en dat was het laatste belangrijke kenmerk- werd aan de Nederlandse Staat overgelaten. Daartoe werd in Nederland een Verdelingswet opgesteld die in 1969 van kracht werd.

De lump sum

Beide delegaties kozen er al tijdens het overleg in Tampak Siring in 1964 en de Ponsen-Blom-ronde in november 1964 voor, dat het door Indonesië te betalen bedrag de vorm van een lump sum zou krijgen. In een uitvoerig briefingsdossier dat op BZ begin 1962 werd opgesteld constateerde men, dat er zich op dit punt een internationale tendens had ontwikkeld. Na de Eerste Wereldoorlog werden bilaterale schadeclaims als die in Indonesië gewoonlijk via de totstandkoming van een Global settlement geregeld. Daarbij betaalde de staat die de “depossederingsmaatregelen” had genomen een bedrag aan de staat, waarvan de onderdanen gedupeerd waren.

Een ‘lump sum’, zo argumenteerde men na het gemengde commissie overleg in november 1964, was voor beide partijen voordelig. Immers in dat geval hoefde men niet iedere individuele claim af te handelen, hoefde men geen omslachtige juridische acties te ondernemen om de geleden schade precies vast te stellen, kon men van verdere vorderingen over en weer afzien en kon de Nederlandse wetgever de bestemming van de aflossingen intern bepalen.

Er waren echter ook politieke voordelen. Indonesië hoefde zijn verplichtingen aan Nederland niet te specificeren en zich dan ook niet uit te spreken over het al dan niet verschuldigd zijn van schuldbetalingen krachtens de RTC-overeenkomst en vergoedingen voor de nationalisaties in 1958. Nederland kon van haar kant in het midden laten of het al dan niet de eenzijdige opzegging van de RTC-overeenkomst erkende.

De betalingen door Indonesië

Van het totaal te verdelen bedrag van 600 miljoen gulden (€ 312,65 miljoen) had Indonesië reeds in 1962 36 miljoen gulden voldaan. De overeenkomst stipuleerde dat het resterende bedrag ad 564 miljoen gulden (€ 255,93 miljoen) in dertig (30) gelijke jaarlijkse termijnen zou worden voldaan. De eerste termijn zou op 31 december 1973 vervallen. Vanaf deze datum zou over de dan nog openstaande bedragen een rente van 1% per jaar worden betaald. Zoals reeds eerder vermeld, bedroeg het totaal te verdelen bedrag daardoor 689 miljoen gulden. Eind 2002 zou de laatste termijn eindigen.

Bij afzonderlijke briefwisseling werd nog overeengekomen dat het door Indonesië in 1962 reeds gestort bedrag ter beschikking werd gesteld in twee gelijke termijnen, de eerste op 31 december 1966 en de tweede op 31 december 1967.

Het kwam er in de praktijk op neer dat Indonesië jaarlijks aan Nederland (in casu de NederIandsche Bank) een bedrag van 18,8 miljoen gulden betaalde (circa € 8,5 miljoen) vermeerderd met interest.

Met ingang van 1 januari 1974 droegen, zoals gezegd, de nog openstaande bedragen een rente van 1% per jaar, te betalen vanaf 31 december 1974.

De jaarlijkse bedragen stelden het Ministerie van Buitenlandse Zaken in staat, personen en instanties wier claimaanvragen waren gehonoreerd, op grond van de Verdelingswet rechtstreeks of indirect uit te betalen. De ups and downs in de betrekkingen tussen beide landen hadden op de betalingen geen enkele invloed. Dat was opmerkelijk omdat in het kielzog van de verbreking van de ontwikkelingsrelatie ook andere vormen van samenwerking averij opliepen. In 2003 konden de claims definitief worden afgewikkeld. Begin 2003 maakte Indonesië de dertigste en laatste betaling over en medio februari 2003 betaalde BuZa (de afdeling Civielrecht van de Directie Juridische Zaken), de claims voor de laatste keer uit.

Dit Verdrag laat het feit onbesproken, dat het Indisch Bestuur onder het Nederlands Bestuur, het geld inclusief assets en al van de Multinationals, het Bankwezen en de Verzekeringsmaatschappijen wegsluisden naar de hoofdkantoren in Nederland. De staatskas, goud en waardepapieren werden door de Nederlandse regering via diverse schepen naar New York vervoerd. Net als in Nederland zijn dit opbrengsten verkregen uit de economie van Nederlands-Indië/de Republiek Indonesië, benevens een economisch winbelang van 200 jaar V.O.C.; kortom, Soekarno en Hatta begonnen initieel met een leeggeroofde staatskas. De Koninklijke ondernemingen (multinationals) vielen niet onder dit Verdrag; deze ondernemingen hadden al eerder hun kapitaal en assets weggesluisd (zie Rapport Van Galen).

 

Uitspraak van (fractievoorzitter VVD en Tweede Kamer Lid) Halbe Zijlstra oktober 2009: “Je kunt een claim niet afkopen met een andere claim”. Bij het sluiten van dit Verdrag behoorde namelijk ook onder één van de punten, de economische opbouw van de Republiek Indonesië, doch het andere probleem had een hogere prioriteit. Onder de Indonesische bevolking (burgers) was inmiddels een flinke haat ontstaan tegen de bezetter (Nederlanders en Indische-Nederlanders). Dit valt niet te verwonderen met het militaire optreden, dat achteraf onder ‘Nederlandse oorlogsmisdaden’ viel te scharen en thuis hoort bij het Tribunaal in Den Haag (Advocaat Spong 24/12/2015). 500.000 Indische-Nederlanders moesten vluchten voor hun leven, 159.000 van hen werden niet toegelaten en zijn derhalve stateloos.

 

ICM 5.5.17

Lees verder…

     
10897262476?profile=original
10897360692?profile=original10897361488?profile=original10897362059?profile=originalHet Indisch Huis,

 falend financieel management

 en ernstig tekortschietend bestuur.

Uit een geheim rapport, gemaakt door voormalig staatssecretaris Robin Linschoten, op verzoek van de Tweede Kamer, is komen vast te staan dat bij het Indisch Huis sprake was van een falend financieel management en een ernstig tekortschietend bestuur. 

 

Vastgesteld  is een financiële schade van  € 1,5 miljoen Euro. Jaarlijks werd al een subsidiebedrag ter beschikking gesteld aan het Indisch Huis van ca. € 0,5 miljoen Euro.

Eindverantwoordelijk voor deze zaak waren het Min.van VWS:  Staatssecretaris Ross van Dorp en Jan de Kleijn van het Indisch Platform. Ook was de toenmalige directeur verantwoordelijk.

 

Vele miljoenen van ons belastinggeld weggegooid , zonder dat er straffen werden opgelegd.

 

Om deze zaak maar in de doofpot te stoppen werd er op initiatief van VWS een nieuwe organisatie opgericht:  Het IHC (Het Indisch Herinnerings- centrum).

Hier werden wederom miljoenen Euro’s beschikbaar gesteld van ons belastinggeld.Van 2013 t/m 2015 meer dan € 2 Miljoen Euro.

 

Tot onze grote verbazing blijkt nu VWS met een nieuw voorstel tekomen tot verplaatsing van het IHC naar Den Haag; wederom een vernietiging van eerder verstrekte investeringen  en subsidies .

Ook heeft VWS opnieuw veel geld uitgetrokken voor deze verhuizing.

Waar blijft het inzicht om goed om te gaan met onze belastinggelden.

 

Als Indische Gemeenschap moeten wij reageren op dit wanbeleid!!! 

ICM Redactie;

Is in bezit gekomen van de genoemde stukken. Schandelijk hoe VWS met het boegbeeld het Indisch huis is omgesprongen. Met Els Borst begon de Indische Soap.

Voor NLG 1 werd symbolisch het monument Herenhuis geschonken aan de Indische Gemeenschap. Echter de bemoeienis van Boekholt die zijn familie de opdracht gunde, bleef het Indisch Huis in de steigers. Eerst 1 miljoen, hierna weer een miljoen. Uit ellende huurde Els Borst (VWS) maar een Herenhuis in de Javastraat in Den Haag. Toen werd een steiger met vele externe consultants (Berenschot, Venema) opgezet hoe Het Indisch Huis op te zetten voor die twee Miljoen Indische Nederlanders, The Place To Be voor The Indo’s!

 

Veel geld werd uitgegeven aan de implementatie van Het Indisch Huis, zonder maar iets gebeurde.

 

Het begon met Berenschot die ruim een jaar nodig hadden voor onderzoek / verkenning. In deze periode werd het Indisch huis bevuild door de verschillende in gevlogen consultants. Je zou dan denken deze consultants weten hoe het moet als je ruim NLG 2500 per dag betaald. Dan zorg je ook dat een goed Human - resource management voor de selectie / benoemen van juiste Voorzitter en Directeur. Niet een cameraman van SB6 Hillebrandt die onder Ben Holthuis en Lonny ( De TV Kok) als netwerk heeft. Hillebrandt olv. Ben Holthuis maakte vele TV series waarin de TV Kok Lonny en Sandra Marsmeier dan kun je al raden waar de geldstromen naar toe gaan, en de gok beluste voorzitter, die in Jakarta met de Pin de bankrekening leeg trok. 

 

Nederlandse Indisch Gemeenschap is woedend op de mensen die het boegbeeld / monument van Indisch zo hebben bezoedeld, maar is dit in eerste instantie niet toe te rekenen aan Staatssecretaris Ross van Dorp en Jan de Kleijn van het Indisch Platform, dat de voorzitter  en de toenmalige directeur feest konden vieren van het dure belastinggeld? 

 

Dat het feestende Indische imperium waar uitsluitend de Haagsche Indo's profijt van had, ten onder ging was een kwestie van tijd. Velen waren in de veronderstelling door de inzet van Robin Linschoten als externe consultant dat de voorzitter en directeur achter de tralies zouden belanden, na een lange tijd kwam het verlossende schot; Dat werd aanbevolen om een nieuw bureau in te zetten voor her opzet van Het Indisch Huis. Op ICM was een ieder al uit en er werd gesouffleerd als locatie Bronbeek. Dat werd uiteindelijk, en dit Bureau bevoel weer een andere Bureau voor het inkwartieren. Dit bureau werd door ICM begeleid en ingewijd in de Indische samenleving, en de nieuwe directeur werd een feit. 

 

Al eerder publiceerde ICM een artikel de Indische verankering zoals Martin van Rijn noemt, moge duidelijk zijn dat IHC met meer vallend dan opstaan zeer matig als Indisch Huis heeft gefunctioneerd, en is onverteerbaar dat voorzitter en Directeur nog steeds loslopen, waar de belastingbetaler de dupe is, en nog erger, de Indische Gemeenschap zwaar heeft gedupeerd en ten schade gebracht!

 

 

 ICM  21.7.2017

Lees verder…

Transcriptie mariniers treinkaping De Punt na 40 jaar openbaar

10897362688?profile=original

Nabestaanden van omgekomen Molukse treinkapers hebben uitgeschreven teksten in handen gekregen van geluidsopnames die zijn gemaakt van de bestorming van de gekaapte trein bij De Punt in 1977.

Een aantal mariniers droeg bij de bestorming opname-apparatuur bij zich, bedoeld voor opleidingsdoeleinden. Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft die geluidsopnamen beluisterd en de tekst uitgeschreven. Niet alles was volgens het NFI verstaanbaar.

In het proces dat de nabestaanden van de Molukse kapers Max Papilaja en Hansina Uktolseja tegen de Nederlandse staat hebben aangespannen besliste de rechtbank dat de inhoud van de banden moet worden vrijgegeven.

Interpretatie

De vraag is of de geluidsopnamen nieuw licht werpen op de bevrijdingsactie op 11 juni 1977. Advocaten van nabestaanden van de omgekomen kapers en van de betrokken mariniers verbinden er verschillende conclusies aan.

Volgens advocaat Liesbeth Zegveld, die de nabestaanden van twee omgekomen kapers vertegenwoordigt, blijkt uit de geluidsopnamen van mariniers "dat de stelling dat er sprake is geweest van executies dicht bij de waarheid zit".

Maar de advocaat van de mariniers, Geert-Jan Knoops, zegt dat uit de geluidsopnamen niet kan worden opgemaakt dat de mariniers de Molukkers moedwillig hebben doodgeschoten.

Molukse treinkaping bij De Punt in 1977

Niet verstaanbaar

Deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut hebben de banden afgeluisterd en uitgewerkt. Deze transcripties zijn niet volledig. Veel gespreksfragmenten zijn niet verstaanbaar. Ook is niet altijd duidelijk wie wat heeft gezegd.

Volgens Knoops bieden de opnamen mede daarom geen compleet beeld van wat zich tijdens de bestorming heeft afgespeeld in de gekaapte trein bij De Punt. In de transcripties van de gespreksfragmenten mist veel informatie, zegt hij.

Er worden ten onrechte vergaande conclusies uit deze bandopnamen getrokken.

Geert-Jan Knoops, advocaat van de mariniers

Volgens de raadsman moet rekening worden gehouden met de omstandigheden waaronder de mariniers handelden. "Het was een van de eerste anti-terreuroperaties in Nederland. En belangrijker nog: het was een militaire operatie, geen politiemissie. De mariniers hadden als doel de gegijzelden te bevrijden en, indien dat niet anders kon, de terroristen uit te schakelen."

Hij zegt verder dat de mariniers apparatuur droegen zodat er geluidsopnamen konden worden gemaakt voor educatieve doeleinden. Daarnaast noemt Knoops het veelzeggend dat op de bandopnamen niet is terug te horen dat drie kapers zich hebben overgeven.

De advocaat ziet dat als bewijs dat de geluidsopnamen niet compleet zijn. "Er worden ten onrechte vergaande conclusies uit getrokken."

Deze is dood? Ja, nu wel.

Twee mariniers op de opnamen

Toch versterken de opnamen het vermoeden dat Papilaja en Uktolseja van dichtbij door mariniers zijn doodgeschoten, terwijl zij al zwaargewond en uitgeschakeld waren, stelt Zegveld. Op de opnamen is onder meer te horen dat iemand zegt: "Geven ze hem een genadeschot, hoor."

In een ander fragment is een knal hoorbaar. Dan vraagt iemand: "Deze is dood?" Een ander antwoordt dan: "Ja, nu wel", gevolgd door gelach van verschillende mariniers. Iemand zegt dan: "Rustig aan, he." Dan volgen er opnieuw knallen. Iemand roept: "Stop."

Ook de aanvalsleider bemoeit zich er dan mee. "Jongens", zegt hij, kennelijk om de leden van zijn groep tot de orde te roepen.

'Helemaal blauw. Ha, ha'

Later zegt een onbekende marinier: "Helemaal blauw. Ha, ha. [k heb ze] alletwee kapotgeschoten." Kort daarna is een onbekende marinier te horen die volgens de transcriptie zegt: "[...] achter [...] die leefde nog. Die heb ik helemaal [kapot][...]." De tekst die tussen vierkante haakjes staat is niet zeker, [...] betekent dat de spreker onverstaanbaar was.

Uit de transcripties wordt duidelijk dat de mariniers als militairen handelden en niet als politiemensen, zoals anti-terrorisme-eenheden tegenwoordig. Zo hebben ze het over "het zuiveren van de trein" en "het maken van krijgsgevangenen".

Op de rails

De Molukse kapers die het overleven worden na afloop van de bevrijdingsactie op de rails gelegd. "Laten liggen zo, oké, blijf d'r bij staan. Als 't-ie één verkeerde [..], schiet je 'm kapot", zegt één van de mariniers. De aanvalsleider bevestigt dat: "Als ze godverdomme te veel trillen, schiet je ze kapot die lui."

Zegveld vindt de nu vrijgegeven transcripties schokkend. "Het plaatst je terug in de trein in 1977." De transcripties benadrukken volgens haar dat er een tijdlijnreconstructie moet komen op basis van alle videobeelden, foto's en geluidsopnamen. Ze heeft de rechtbank hier om gevraagd, de staat is tegen.

Lees verder…

Kòdi de karbouwenhoeder

Kòdi de karbouwenhoeder

In september 1949, enkele maanden voor de soevereiniteitsoverdracht, verscheen onderstaand verhaal in de Nieuwe Courant. Een kinderverhaal, of méér dan dat? Met een beetje goede wil lezen we hier van een volk dat op zijn eigen benen probeert te staan, en belooft geen sawah´s meer te vertrappen. De schrijver is onbekend; één keer is sprake van een ik-figuur die – zich enigszins schuldigvoelend – aan de drijfjacht had deelgenomen…

“Mensen, laat alsjeblieft mijn kudde ongestoord de rivier oversteken!”

x

´Meer dan dertig jaren geleden zwierven er in de rimboe bij Fort van der Capellen verwilderde karbouwen rond, die veel schade toebrachten aan de sawahs en de tuinen der bewoners van die streken. Zelfs vielen ze soms op eenzame boswegen mensen aan, die naar de pasar trokken. Die kudde verwilderde buffels was gegroeid uit enige karbouwen, die op de een of andere wijze verwilderd waren en aan een negrihoofd toebehoorden.

Toen de klachten van de bevolking steeds erger werden, besloot het bestuur tot de Jacht op die dieren over te gaan, nadat men eerst de familie van de vroegere eigenaar, tijd en gelegenheid had gegeven, de karbouwen te vangen. Na die jacht, waarbij enige exemplaren gedood en verscheidenen gewond werden, heeft de bevolking geen hinder meer van de dieren gehad. De overlevenden schijnen die streken verlaten te hebben en dieper de oerwouden van Sumatra ingetrokken te zijn.

Jaren later ontmoette een der bestuursambtenaren, die aan genoemde jacht had deel genomen, een Indonesiër, die ook van de partij was geweest en hoorde toen van deze, het volgende verhaal over het ontstaan van die kudde verwilderde karbouwen. Het verhaal luidde:

Die kudde karbouwen zijn hier meer dan een mensenleeftijd geweest. Oorspronkelijk waren het maar vijf dieren. Zij waren het eigendom van het negri-hoofd van Ramboetan. De kleine herder van vijf buffels was Kòdi. Hij bracht de dieren dagelijks naar hun weideplaatsen. Maar op een dag, waren de karbouwen heel onrustig en in de namiddag op weg naar huis weigerden zij verder te gaan. Wat de kleine Kòdi ook deed, het lukte hem niet de onwillige dieren verder te krijgen. Zij stonden maar te trillen van onrust en angst. Eindelijk ging hij huilend naar huis, waar men erg boos op hem was. En of onze Kòdi al zei, alles te hebben geprobeerd om de buffels verder te krijgen, niemand geloofde hem en men schold hem uit voor luiaard en leugenaar. Elke dag gebeurde hetzelfde met de karbouwen en elke avond werd hij erger berispt en tenslotte kreeg hij een pak slaag. Toen huilde Kòdi de hele nacht. Zelfs de buren hoorden hem jammeren en snikken. Men had wel medelijden met de jongen, maar niemand troostte hem. Hij had immers zijn verdiende loon!

De volgende morgen trok hij er weer op uit, zijn gestreepte broekje aan en een oude, rode deken over de schouder. Maar ´s avonds kwam hij niet meer thuis. De hele kampong ging Kòdi en zijn buffels zoeken, maar zelfs van de karbouwen werd geen spoor meer gevonden, zij waren verdwenen. Het was dan ook moeilijk zoeken in de uitgestrekte bergbossen.

Jaren verliepen. Het negrihoofd was gepensioneerd, had een tocht naar Mekka gemaakt en was daarna overleden. Zijn zoon was al een man op leeftijd geworden en Kòdi en zijn dieren waren zo goed als vergeten. Toen kwamen houthakkers uit de wildernis thuis met het bericht, dat zij in het oerwoud een kudde wilde karbouwen hadden gezien, wel zestig dieren. Tussen hen in hadden zij een kleine jongen ontdekt met een versleten gestreept broekje aan en een oude rode deken over de schouder.

“Dat kan alleen Kòdi zijn”, hadden de oudsten in de kampong uitgeroepen.

En ieder van ons wist toen, dat Kòdi nog leefde en dat hij zijn dieren trouw gebleven was, toen de mensen hem niet wilden geloven. Daarna is hij nog tweemaal door de mensen gezien. Tien jaren daarna werd de kudde te groot. De dieren kwamen het bos uit naar de vlakte en begonnen gevaarlijk te worden en vernielden onze gewassen. Op last van de assistent-resident zijn toen enige dieren neergeschoten en de rest verjaagd. Wij deden allen mee aan de drijfjacht, ik ook.

In de namiddag barstte een zwaar onweer los, dat ophield toen de maan opkwam. In die heldere maannacht rilden we van angst, maar waarvoor, dat wisten we niet. Het was heel stil, maar ver in het gebergte hoorden we duidelijk het hullen van een kind. Het duurde de hele nacht door en het was, of in de hele omtrek de bergen en de bossen klaagden. Dat was Kòdi die huilde, omdat de aanvoerster van zijn buffels was gedood en de kudde was verdreven. En van de mensen, die in die nacht buiten zijn gekomen, omdat ze binnen van angst geen raad wisten, zijn er enigen zwaar ziek geworden. Het was een akelige nacht, en aldoor bleef Kòdi in de bergen doorsnikken totdat de zon opkwam.

Toen werd het stil en we begrepen, dat de verspreidde kudde op Kòdi’s gehuil was afgekomen en dat de buffels zich weer verenigd hadden om voorgoed weg te trekken.

Korte tijd daarna kwamen mensen vertellen, dat zij in die buurt, aan de linkeroever der Ombilin-rivier een grote troep vreemde karbouwen hadden gezien, die van plan was de rivier over te steken. Omdat de mensen bang waren, dat de dieren hun sawah’s zouden vertrappen, hadden ze getracht door schreeuwen en gooien de dieren de overtocht te beletten. Daardoor waren de karbouwen op een hoop gedrongen, snuivend blijven staan.

Toen zagen zij uit de kudde een jongen naar voren komen, die hun toeriep: “Mensen, laat alsjeblieft mijn kudde ongestoord de rivier oversteken. Wij moeten er over, want ginds heeft men ons verjaagd. Vele van mijn dieren zijn gedood en gewond. Wij gaan naar de oerwouden, waar wij veilig zijn. Toe, laat ons  gaan. Wij zullen niets vernielen!”

In stomme verbazing en bevreesd voor dit vreemde kind, weken de mensen terug. Toen naderde de kudde en stil trokken de buffels over de rivier. Kòdi hielp de kalveren, die door de stroom afdreven naar de overkant. Hij droeg nog altijd het gestreept broekje, dat intussen zichtbaar versleten en te klein was geworden en over de schouders hing zijn oude gerafelde rode deken.’

 

Nieuwe Courant, 17 september 1949

Lees verder…

Onvrede over lopend onderzoek naar geweld in Nederlands-Indië

Geplaatst op door buitenzorg

Er is onvrede over het onafhankelijke onderzoek naarstandrechtelijke executies in de jaren veertig door het Nederlandse leger in Zuid-Sulawesi. Dat zegt advocaat Liesbeth Zegveld, die spreekt namens nabestaanden die een claim hebben ingediend tegen de Nederlandse staat. Het onderzoek is onder meer vertraagd.

Nederlandse militairen in Indië

x

Deskundige Robert Cribb was in januari 2016 door de rechtbank in Den Haag aangesteld om het onderzoek te leiden. Cribb moest onder meer kijken of er op erevelden op Sulawesi behalve slachtoffers van standrechtelijke executies ook gesneuvelden kunnen liggen van de ‘gewone’ strijd in het voormalig Nederlands-Indië. Dat is belangrijk voor de beoordeling van de claims. Door de executies in ’46-’47 in Zuid-Sulawesi kwamen zeker 3500 mannen om.

Het rapport had in december klaar moeten zijn, maar na zijn aanstelling liet Cribb niet veel meer van zich horen. Toen het rapport er in december nog steeds niet was en Cribb ook niet liet weten hoe het ermee stond, is volgens Zegveld zelfs gekeken naar een alternatief voor hem. 

Eind maart stuurde Cribb toch een concept van een gedeelte van het onderzoek. Maar volgens Zegveld is het onder de maat. Vragen zouden onjuist zijn geïnterpreteerd of helemaal niet beantwoord. Zo zijn volgens Zegveld wel erebegraafplaatsen bezocht, maar is niet onderzocht hoe ze tot stand zijn gekomen en is daar ook niet met betrokkenen over gesproken.

Gerekt

De Nederlandse staat vindt dat er moet worden gewacht tot het onderzoek helemaal klaar is. Over de uitkomsten kan dan later worden gesproken bij de rechtbank, aldus een woordvoerder. Zegveld vindt echter dat zo tijd wordt gerekt, terwijl de nabestaanden die hun echtgenoot of vader zouden hebben verloren al bejaard zijn.

Bij de rechtbank Den Haag wordt maandag gesproken over de kwestie. Daar zal het ook gaan over het snel oplopende aantal claims. Momenteel lopen er zo’n negentig zaken en zijn er nog honderden in voorbereiding.

Advocate Liesbeth Zegveld, die zelf in Indonesië onderzoek deed naar de authenticiteit van de verhalen die nabestaanden over de executies van familieleden door het Nederlandse leger vertelden, liet eerder in Trouw weten bedenkingen te hebben over de duur van het onderzoek.  “Als de uitkomsten nog zes jaar op zich laten wachten – zo lang duurt dat meestal, zal het voor veel nabestaanden te laat zijn.”

 

Dit artikel verscheen eerder in Trouw, 28 mei 2017.

Lees verder…

"Stichting YES,  shame on you" , om de trouwe contribuanten  70 jaar op het verkeerde been te zetten.

10897354673?profile=original

Onderstaande uitlating  is van toepassing op Stichting Japanse Ereschulden (JES) zoals gepubliceerd in het Nieuws Magazine van JES

Het is schaamteloos te blijven protesteren voor de Japanse Ambasade met de oudste groep oorlogsgetroffenen. Het standpunt van Japan is al jaren bekend.

Hieronder de Balans van Stichtting JES. Deze organisatie doet weinig of niets voor de donateurs, maar strijkt wel jaarlijks een groot bedrag aan verplichte bijdragen op.

In 2016  €  72.426,-- Euro.

Voor de donateurs wordt vrijwel niets gedaan, maar men verhoogt jaarlijks het eigen vermogen. Op dit moment bedraagt dit ca € 1,9 miljoen. Dit terwijl  de doelgroep bijna uitgestorven is.

De lidmaatschapbijdrage als donateur zou moeten worden vrijgesteld.

Op 23 mei 2017 vindt de  jaarvergadering plaats. Geef daar uw inbreng over deze schaamteloze handelswijze van uw bestuur.

Voor de begeleiding van de Backpayuitkering heef t de Stichting SVJ  € 28.000 Euro beschikbaar gesteld, uw organisatie heeft niets gedaan ter ondersteuning. En heeft u als contribuanten en belanghebbenden in de kou laten staan.

                                                                   Bericht van de penningmeester.

                                                                           Balans per 31 december 

                                                                  (Na voorgestelde winstbestemming)

____________________________________________________________________________

                                                                                     2016                      2015

_____________________________________________________________________________

                                                        EURO  X 1.000

Vaste activa 

Financiele  vaste activa

Vlottende activa

Vorderingen                                                                      7.345                          5.116

Effecten                                                                     1.408.338                     1.421.893

Liquide middelen                                                           504.306                        418.462  

                                                                                 ________                     _________

                                                                                  1.919.989                    1.845.471

                                                                                 =======                     ========

Eigen vermogen                                                        1.876.765                     1.823.504

Kort lopende schulden                                                       43.224                          21.967

                                                                                  _________                      __________

                                                                                   1.919.989                      1.845.471     

Toelichting.

_ eigen vrmogen. Het eigen vermogen van de Stichting is toegenomen met EURO 53.261.

Dit betreft een positieve saldo van de  Staat over de lasten en baten van 2016.    

ICM red.

JES profiteerde van het Indisch Platform en ICM Online die laatste tien jaar actief acties voerden op allerlei terreinen. Beiden hebben geld en mankracht ingestoken in al die acties, van het thans summier bereikte resultaten. Tegelijkertijd de JES contribuanten als ICM Abonnees die slechts een AOW ontvangen ontheffing kregen voor het abonnementsgeld.

Is voor ICM niet te verkroppen wel contributies aan JES bleven betalen.

De grootste Indische Internetkrant die samen met IP de laatste 10 jaren diverse acties voerden namens Nederlandse Indische Gemeenschap, ook nu weer is ICM dat een dure actie voert met betrekking tot het verdrag traktaat van Wassenaar 1966 na dat van vele ICM abonnees de vraag werd gesteld waarom hier niets wordt ondernomen.

Laatste niet geverifieerde berichten is dat het Bestuur van JES is gedagvaardigd voor manipulatie.

 

Bij dezen roept ICM met ACTW66, ICM Abonnees per direct te stoppen met contributie betaling aan JeS, een deelnemer te worden van ACTW66, u bent een eenmalig inschrijfgeld van € 50 verschuldigd.

 

 

          

Lees verder…

 

10897349083?profile=original

UPDATE PER 17 mei 2017.

CLub van Julius Stemmerik te Zoetemeer donaties + inschrijving voor deelname ACTW66  ------  totaal € 3500.  

-  Julius Stemmerik                                - € 2.000
Inschrijvingen elk € 50  
Mw.N.F.M.v.Affelenv.Saemsfoort-Weimer
  1. Mw. S. Bos
  2. Dhr. R. Bouwman
  3. Mw. E. Brassinga-Camphuisen
  4. Hr. C.M. Brookman
  5. Mw. F. Brookman - Das  >>><<<
  6. Mw. H. van Caspel -  v.d. Wel
  7. Mw. C. Charlouis
  8. Hr. J.T. Charlouis
  9. Hr. J. Eisma
  10. Mw. K.Th. Jongbloed - de Jong
  11. Mw. M.J. Kerkhof - Müller
  12. Mw. E.L. Leeuwendal-Pattiradjawane
  13. Mw. L.C. Luyt
  14. Mw. I.S. Mastenbroek - Polak
  15. Mw. C.E. Neyndorff - Muzerie
  16. Hr. W.F. Neyndorff
  17. Mw. E.J. Olie de Leeuw
  18. Mw. G. Orth - Eisma
  19. Hr. H.F. de Rozario
  20. Hr. H.A.T. de Rozario
  21. Hr. A.W. Sleebos
  22. Mw. D.I. Sleebos
  23. MW. A.M. Sleebos
  24. Hr F.R. Sleebos
  25. Mw. Ch.J. Stemmerik - v.d. Wel
  26. Hr. J.F. Stemmerik
  27. MW.  I. Vasseur
  28. Hr. J.P. Vasseur
  29. Mw. F.F. Veenman - Barrentz
  30. Hr. A. Hakse
  31. Hr. Th. De Jongh
  32. Hr. A. Eilbracht
  33. Mw. F. van Motman - Gagliardi
  34. MW. L. Bos
  35. Mw. I. de Jongh - Jeltes
 
 

UPDATE PER 13 /2  -2017

WN PRODUCTIONS

R E GROENEWALD
H Naaijkens-Retel Helmrich
Hr Th G de Jongh jr en Mw I de Jong
H F de Rozario en Mevr E S de Rozario-de Looff
Hr H Revius
Hr A M Amade en/of Mw E Amade-Birsa
Mw E Vacca-Revius e/o Hr G Vacca
Hr A Bakker e/o Mw B Bakker-Meelhuy
N F M en/of B N van Affelen.van Sae
Mw M J Kerkhof-Muller en/of.Mw M C
Hr R Paulus en/of Mw C W J Paulus-v
P.D. LARMENE
R.E. HENDRIKS-MULLER EO
FJGM LEONARDS CJ
Mw L M van Oort-Lekahena en/of Hr A
De heer J P J Bechler
Hr C A Merkelbach
P C Benjamins en Mevr A J Benjamins
Hr P Boom en/of Mw A M Sleebos
G.J.R. PORTIER EO
DI SLEEBOS CJ 
P C Benjamins en Mevr A J Benjamins
H. STIJKEL-COENRAAD
G.ORTH-EISMA
Hr E A Verploegh Chasse
G A Muller Conto Sep
Hr Th G de Jongh jr en Mw I de Jon
G. STRATING EO
D Bindervoet en Mevr M Bindervoet-Bronkhorst

UPDATE PER 9/2-2017
Hr A M Amade en/of Mw E Amade-Birsa
Mw E Vacca-Revius e/o Hr G Vacca
Hr A Bakker e/o Mw B Bakker-Meelhuy
N F M en/of B N van Affelen.van Sae
Mw M J Kerkhof-Muller en/of.Mw M C
Hr R Paulus en/of Mw C W J Paulus-v
P.D. LARMENE
R.E. HENDRIKS-MULLER EO
FJGM LEONARDS CJ
Mw L M van Oort-Lekahena en/of Hr A
De heer J P J Bechler
Hr C A Merkelbach
P C Benjamins en Mevr A J Benjamins
Hr P Boom en/of Mw A M Sleebos
G.J.R. PORTIER EO
DI SLEEBOS CJ
P C Benjamins en Mevr A J Benjamins
H. STIJKEL-COENRAAD
G.ORTH-EISMA
Hr E A Verploegh Chasse
G A Muller Conto Sep
G. STRATING EO
D Bindervoet en Mevr M Bindervoet-Bronkhorst
De heer H D Hummel en Mevr E M Hummel-Berghout
Hr J van Schaik en/of Mw E J van Schaik-Hogers
DE HEER J.A.J. DE JONG
Hr G R Bos
Hr R P Hoop en/of Mw A Bijlsma
De heer V E Hoop en Mevr A E Hoop-Meurs
Mevr E L Hoffman-Klerkx 
J.L. OSTEN EO
De heer J Th Charlouis
WF NEYNDORFF CJ
Mw C Charlouis
D.L. VAN DEN OEVER
J Eisma jr 
KT JONGBLOED DE JONG
Mw M E Schneider-Klerkx
Hr G L Bender en/of.Mw L H Bender-Hes

UPDATE PER 8 /2 -2017


Mw C Stuyver-Timmerman en/of Hr W J
K.A.A. URBAN
SLOT STAHLBERG E R B
Hr A R Coenraad
JA VAN WELDAM CJ
R. KLEIN-MOSSEMBEKKER E.
H VAN HAM
BEC LEIDELMEIJER CJ
A.B. TABACZEK EO
W.M. SELHORST EO
Mw EM Gehrke, Hr RCR Luijben
RF DANIEL CJ
Hr R L W Louwinger
Mw LMF van Beem-Wamsteeker,.Hr M va
De heer R Brakke 
Mw SG Luttik-Briet, Hr CGY Luttik
AC TENTOEA CJ
De heer R E R Nagel
A.C.E. MENDELSOHN EO
Hr A Bakker e/o Mw B Bakker-Meelhu
Mw C J Stemmerik-van der Wel.en/of
BAKARBESSY E M
P.H.J. HOLSBERGEN EO 
E C DE BRUIN
KC SMITH CJ 
T.E.W. GROENEVELD
Hr A I J Jansen
Hr L L Scipio e/o Mw A G Scipio-Jac
Mw C J Stemmerik-van der Wel.en/of
De heer F Blommaert en Mevr G Blomm
Hr W C de Valk en/of Mw F E Camonie
De heer R Brakke 
Hr NR Franken
De heer J W de Vendt

Update per 7/2-2017 

R.R. HOOGESTEGER EO
W.F. KOENE
Hr A W Hakse en/of Mw H Lans
Hr ir HD Buist, Mw P Buist-van der
Mw N M de Goederen-de Goederen
A INSINGER VLUGTER
De heer L E Bruininga
Mw L Spalding
Hr G E Renou en/of Mw C M Annink
Mw I H G van Wieringen
GE MORJAN CJ
J A L van Beusekom Mw M Th van Beus
A.L. REEP EO
D. HENGST EO 
R P J Rijnders en Mevr G M P Rijnde
GEUGTEN MIDDEL S M VD 
C E vd Sluys Veer e/o E T vd Sluys
Mw C Bronkhorst en/of.Mw H Bronkhor 
De heer C J L Sanderse Mevr J J M S
H MAINGAY CJ
De heer P Schmidt en Mevr E T Schmi
PRAKTIJK DIALOGOS
Mw G L de Bats-van Braam en/of.Hr M 
AM MAC MO
S. SOESMAN-VIELEERSOTRY HERMANS CJ

UPDATE PER  6/2 - 2017
Hr JJ Teunissen, Mw JL Teunissen-Ke
Mw G J Logman
Dhr F F Heijblom en Mw J Heijblom-K
MHG REMPT CJ
H ten Cate en Mevr A P ten Cate-de
B F BERNECKER CJ
Hr J W van den Bosch en/of Mw S Atm
Mw A C Hindriks
Mw H Stoop-van Gent en/of Hr H N W
Hr DD van der Jagt
SASSEN J A
H J Pattiradjawane e/o C Pattiradja
De heer F C Vriesman en Mevr A A Vr
Mw ME Nicholson-Kuitert, Hr R Poerb
E J Peiffer en Mevr E A Peiffer-van
SASSEN J A
Hr S H A Begemann e/o Mw E Begemann
AD LINDBLOM OUDKERK POOL
Hr S S Henninger
H P W TIELMAN CJ

  

10897237700?profile=original

 

DONEER NU, KLIK OP ONDERSTAANDE LINK of schrijf u in op www.icm-online.nl

https://petities.nl/petitions/uitbetalen-op-basis-van-traktaat-van-...



OPROEP ! Inschrijving als deelnemer voor het Verdrag Traktaat van Wassenaar 1966 (ACTW66)

 

U heeft  ten overvloede - sinds maart 2015 -kunnen vernemen   oa. : via ICM Breaking News, ICM ( Indische Internetkrant), het sociaal media het Facebook en de Pasar Malams  omtrent de ontwikkelingen rond het verdrag traktaat van Wassenaar. Deze werd tussen Nederland en de republiek Indonesie gratificeert (gesloten) in 1966. Dit om de Nederlandse Indische Gemeenschap (NIG) te compenseren voor het verlies van al hun bezittingen in de periode 1947 tot 1962 in de republiek Indonesie.  In 2015 werd het Actie Comite Traktaat van Wassenaar (ACTW66) in het leven geroepen onder de St. Nines-Zuid, een initiatief van privé personen.

ACTW66  heeft nadrukkelijkgeen enkele binding met het Indisch Platform (IP), JES , (alle organisaties aangelsoten bij het IP) etc. 

Voor het juridisch traject ACTW66,  kunt U zich nu inschrijven als deelnemer ACTW66 indien u denk in aanmerking tee komen. ACTW66 gaat namens de deelnemers collectief de NL - Staat aanspreken om deze te dwingen tot uitbetaling te komen conform het traktaat van Wassenaar.  Let op! Ga eerst goed na of u op aan onderstaande vragen met Ja kunt beantwoorden om in aanmerking te komen als deelnemer, voorkom teleurstellingen, lees verder Doorgaan

 

 Geschiedenis : Trakaat van Wassenaar  - Deel V 

 (komt ook in 10 delen uit in ons ICM Bulletin) 

  1. 5  Traktaat van Wassenaar (Het slotoverleg van 5 tot 7 september 1966)

 

Al “tawarrend” (afdingend) raakten beide partijen het er wel over eens dat het een goede zaak zou zijn om de kwestie zo spoedig mogelijk af te ronden. De Sultan van Yogyakarta zou daarvoor naar Nederland komen. Begin september was het zo ver. Tussen 5 en 7 september 1966 voerden Luns en de sultan overleg in Den Haag. De onderhandelingen verliepen moeizaam. De Indonesische parlementsleden binnen de Indonesische delegatie…

Doorgaan

 

Lees verder…

Kalender Pasar Malam 2017

Kalender Pasar Malam 2017

10897239863?profile=original


10897248284?profile=original

10897248693?profile=original

 

Pasar Kalender  2017  (update: 1 januari 2017 opgesteld door Hans Vogelsang).

 mutaties gaarne door geven aan <hans-vogelsang@hotmail.com> 

                    

Aan alle organisatoren van Pasar evenementen  Nog lang niet alle PASAR evenementen staan vermeld in deze kalender   Wilt u zo spoedig mogelijk uw evenement aanmelden voor bovenstaande kalender?


10897347667?profile=original

     

 

Januari                                                                                              

14, 15: Steenwijk  http://www.wnproductions.nl                 

 26, 27, 28:  Breda  http://www.winkelcentrumhogevucht.nl

Februari                                                                                                                                                     

18 t/m 26: Amsterdam RAI  http://www.wnproductions.nl

                                                                                                                                                    

Maart

4, 5: Rijswijk (ZH)  www.pasarmalamrijswijk.nl     

10, 11, 12 Zwolle  http://www.istimewa-events.nl/  

19: Kallenkote (Steenwijk)  www.tamanindonesia.nl.                    

24, 25, 26: Arnhem  www.stellarevents.nl.                                                        

31: Apeldoorn  www.pasarfestival.nl.                                                                                         

 

April                                                                                                                                                                   

1, 2: Apeldoorn  www.pasarfestival.nl.

15,16, 17 april RotterdAm Ahoy http://www.istimewa-events.nl/

21, 22, 23: Nieuwegein  www.stichtingstellar.nl  

30: Zutphen   www.pasaroostwest.nl                                                                           

Mei                                                                                                                                                                     

7, 8: Kallenkote (Steenwijk) www.taman-indonesia.nl           

5, 6, 7: Geleen  www.pasarfestival.nl.                                                                                                                            

20, 21: Landgoed Nienoord (Leek)   www.stichtingstellar.nl                                                

25 t/m 31: Malieveld Den Haag  www.tongtongfair.nl 

10897357685?profile=original

                          

Juni                                                                                                          

1 t/m 5: Malieveld, Den Haag  www.tongtongfair.nl              

3, 4, 5: Den Helder  www.stichtingstellar.nl 

9,10, 11 Purmerend   http://www.istimewa-events.nl/ ;                       

11, 12: Kallenkote (Steenwijk)   www.taman-indonesia.nl                                                  

23, 24, 25: Leeuwarden  www.stichtingstellar.nl 

30 Zeist   http://www.istimewa-events.nl/ ;      

10897355094?profile=original10897355858?profile=original                                           

 

Juli 

1,  2 Zeist    http://www.istimewa-events.nl/                                                                                                   

7, 8, 9: Eindhoven  www.stichtingstellar.nl                             

????: Breda  www.raffyzorg.nl                                                        

9, 10: Kallenkote (Steenwijk)  www.taman-indonesia.nl 

14, 15, 16: Groningen  www.pasarfestival.nl.    

26, 27, 28, 29 , 30 Steenwijk http://www.istimewa-events.nl/

Augustus  

13,14, 16 Dordrecht     http://www.istimewa-events.nl/ ;                                                                                                       17: Kallenkote (Steenwijk)  www.taman-indonesia.nl 

18, 19, 20: Tilburg   www.stichtingstellar.nl                                                                                                                                                                                                                                                                                                                   

September                                                                                                                                                         

8, 9, 10: Assen  www.pasarfestival.nl.                                     

15, 16, 17: Middelburg   www.stichtingstellar.nl 

17, 18: Kallenkote  www.taman-indonesia.nl

 21,22, 23, 24 Alphen a/d Rijn http://www.istimewa-events.nl/

29, 30: Enschede  www.pasarfestival.nl.

                                                                 

Oktober                                                                                              

1: Enschede  www.pasarfestival.nl.

20, 21, 22: Nijmegen  www.pasarfestival.nl.

28, 29: Leek  www.stichtingstellar.nl

November                                                                                                       

11 & 12 Rijswijk  www.pasarmalamrijswijk.nl                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                        

December                                                    

26 dec. t/m 8 jan.:  (behalve Nieuwjaarsdag) Arnhem,  Burgers Zoo http://www.wnproductions.nl                     

Lees verder…

Rudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’ - deel II

10897249257?profile=originalRudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’

 

Deel 2

Besproken door Pjotr.X.Siccama

.

 

Er bestonden en bestaan onderling nog vele meningsverschillen en even zo vele misverstan­den onder de talloze auteurs die Kousbroek in zijn boek noemt, die over het voormalige Nederlands Indië hadden en hebben geschreven (en nu nog steeds doen); daar geboren en getogen zijn of juist niet,  Europeaan, half Europeaan, (Indo-Europeaan: de zogeheten Indo ‘s.) De auteurs ervan worden door Kousbroek uitvoerig tot in alle bijzonderheden besproken, met of zonder verbazing en verwondering. De discussies nemen  in zijn boek wendingen die men soms wel naar kan raden, en soms weer niet kan verwachten..Terecht of onterecht; dat doet er hier even niet toe. Eén geruststelling bij het lezen van het boek is  daarbij de fortuinlijke afwezigheid van academische discussies; gelukkig maar, want dan wordt het echt oorverdovend saai.

 

Het lijkt een soort competitie (of niet) (jij hoort er bij hoor, en jij niet?) wie er hier aanspraak maakt op het predicaat Indische schrijver of liever gezegd wie( be)hoort (of (be)horen) tot de schrijver(s) van de Indische Letteren.

Om een voorbeeld te noemen:  de schrijver Springer wil zich hier (of daar) niet achter scharen of schrijver wor­den genoemd van de Indische Letteren. Wat voor redenen hij daarvoor heeft gehad zal een ieder worst zijn. Het is zijn keus. Sudah.  

R.Nieuwenhuijs ter variatie, croquetteert daarentegen met zijn ambivalentie, wanneer hij zich verontschuldigt dat hij niet Indischer uitziet. Wilde hij soms er echt bij horen? Hij zag de kolo­niale maatschappij met de grootste Indo/Europese gemeenschap heel goed om zich op die manier te verontschuldigen, om de eenvoudige reden dat die Indo/Europese gemeenschap gevoelig, mis­schien té gevoelig was voor verhoudingen en sociale ordening. Maar dat zou hier toch geen pro­bleem hoeven te zijn; het gaat in de literatuur toch om wát men schrijft en niet om wie het schrijft, zoals Kousbroek opmerkte.? Blijkbaar dus niet. 

Mensen zijn sterfelijk, literatuur is dat niet.

Wij komen tot de kern en wellicht tot ‘’den Scheidewegen’’, wat mensen,schrijvers,scheppende kunstenaars bewegen, buiten en naast hun taak als schrijver en het uitoefenen van het schrijversschap, is het scheppen van kunstwerken om het leven aangenamer te maken. Zo simpel is dat .

En telkens komt de afkomst, (heb jij Indisch bloed ? En dat wordt dan ook zo letterlijk bedoeld) op de proppen, zo ook hier weer.

Hella Haasse heeft bijvoorbeeld geen werk of roman geschreven in de Indo-taal. Was zij daar té Hollands voor zoals Tjalie Robinson haar heeft verweten.?(het is overigens veel te moeilijk) Of kunnen alleen Indo-schrijvers  dat?

Tjalie Robinson noemde Hella Haasse een Hollands meisje uit de tropen, geen Indisch kind. Het heeft haar naar zij zelf bekende veel pijn gedaan. 

Maar dat is geen reden om haar niet tot de Indische schrijvers te laten behoren. Het lag naar mijn insziens niet in de veel grotere Nederlandse taalgebied dan het in omvang veel kleinere Indo taal; dat zou onzinnig zijn, want de Indo s lazen en lezen eveneens het ‘’gewone’’ gangbare Nederlands.

10897267269?profile=original

 Robinson had, vertelde Kousbroek uitvoerig, ook hevige kritiek op haar roman ‘’Oeroeg’’ omdat zij de Indische gemeenschap en de verhoudingen niet vanuit haar eigen beleving kende, en dus slechts vanuit haar eigen milieu en van grote een afstand. Ik ben deze keer niet helemaal met hem eens. Robinson verbond het (kunst)werk met de persoon als onlosmakelijke eenheid. Op zich­zelf lovend een ‘klein lauwerkransje’ aan een collega op te dragen, maar hij bedoelde daarmee be­slist niet lovend, eerder teleurstellend. Hella Haasse was een groot schrijfster, onmiskenbaar. Het gaat hier om de authenticiteit van het werk van de kunstenaar en niet om de persoon in kwes­tie. Zo ziet men hier alweer een van de  kernen van een misverstand die zo eenvoudig kan worden ver­klaard.

Wij weten maar al te goed waarover het nu gaat.

Ik denk dat ik weet te voelen wat Tjalie Robinson met het verwijt aan Hella Haasse in essentie be­doelde en dat is dat je  ‘’HET in je vlees en bloed moet hebben’’ wanneer men iets doet, denkt, onderneemt, (en niet alleen in het schrijversvak): niet met een ziel maar dé ziel ontbrak naar zijn gevoel en idee, maar Haasse had voor zijn gevoel ‘alleen maar ’(Ind. en niet ‘’slechts’’)  de zichtbare en onzichtbare tegen­stellingen in die tijd van macht en machteloosheid van de hoofdrolspelers in het werk Oeroeg willen tonen. En die hoofdrolspelers zijn in ‘’Oeroeg’’, een totok (een blanke jonge Hollander) en een Indo­nesische jongen, GEEN INDO.jongen. Daar wringt de schoen in Robinsons belevenis blijkbaar on­der ander. óók. Hella Haasse moest een keuze maken in haar werk wie de hoofdrolspelers zou­den moeten zijn. Kennelijk was het voor haar een voor de hand liggende keuze: het moest in het werk  helderheid worden verschaft, (zwart/wit) zeker als het gaat om de onder­drukker en de onder­drukte met al hun beperkingen en gevolgen waarin natuurlijke vriend­schappen onmogelijk worden ge­maakt.

 

Het racisme komt dan zo af en toe om de hoek kijken, zowel in de beschrijving van Kousbroek als ook uiteraard in het werk van Hella Haasse.

De (ironische) opmerking van A.H. den Boef:’’De stoere Hollandse knapen van Robinson maakten nooit racistische opmerkingen over hun Indonesische leeftijdgenootjes’’.(..) .

Ja zeer ironisch en ook ontstellend hypocriet. Openlijke en verborgen racisme was er gewoon en dat zijn feitelijkheden waar we nu maar eens een einde aan moesten maken, omdat er al veel te veel tijd is verspild.

10897267291?profile=originalOpvallend toch het telkens terugkerend thema van ras, denk en cultuurverschillen. Het zijn weer de Indo s die kennelijk voor vuurwerk zorgen en niet alleen bij auteurs.Een kleine oriéntatie: Er be­stonden toen in Indië (alijd al) stoere Indo-jongens, die door Hollandse jongens in heel hun ge­drag werden geïmiteerd en alom bewonderd om hun kennis van de autochtone bevolking (Inlan­ders)  hun adat (gewoontes) en gecompliceerde cultuur; verder hun lichtgetinde kleur (die onge­woon was voor een Hollander), hun dikwijls atletische voorkomen met ravenzwarte haren, zwom­­men als Johnny Weismuller en soms ook nog gitaar konden speelden. Het heden ten dage modieuze ma­cho­cultuur zoals we dat dagelijks zien, was toen niet aan de orde. Het zijn in verhouding evenwel stereo­typen, maar toch. Ik kan het weten omdat ik 6 broers heb, die onder andere heel hard op Harley Davidsons reden.(.), maar zich wel als ware gentlemen gedroegen en het nu nog zijn.  

Halverwege het boek lijkt het of ik in de dertiger jaren ben aanbeland; niet vanwege de prachtige kunst en architectuuruitingen van die tijd, maar eerder door de verwerpelijke geschriften en denk­beelden van diverse  auteurs (met ongetwijfeld racistische en facistoïde affilliaties: anders zouden ze het onderwerp op die manier nimmer hebben aangevat) die zich ongegeneerd aanmatigden om als uitgehongerde tijgers op hun prooi te storten en zowat hun nek breken om zonodig hun mening neer te pennen en te verkondigen als ware een slechte boodschap: waarover?: (surprise, surprise…) de Indo’s. Alsof er geen enkele positieve noot aan hen te verbinden valt. Schaamteloos en socio/phsychologisch gezwetst onder de verschillende schrijvers, wat volstrekt onverantwoord scha­delijk en schandelijk is voor een harmonische gemeenschap waarvan hun bestaan toch al, min of meer wordt ontkend. Alles wat niet goed was (en is) aan en met hen werd met hun geassocieerd. De discussies zijn niet nuttig, irrelevant en dragen niet bij aan de helderheid. In deze door Kousbroek opgetrommelde geschiften, van de in het boek geciteerde auctores intellectualis, hadden de tegenstellingen van twee gemeenschappen op de spits gedreven op een schadelijke en schandelijke wijze dat het gif nu nog door blijft sijpelen en een eigen leven is gaan leiden. Historisch gesproken waren zij de  feitelijke miscreants die verantwoordelijk waren ‘en nog zijn voor de aangerichte culturele schade.  Er was immers geen probleem. Men zocht enmen schiep een probleem wat er nooit was geweest. Gemeenschappen werden getart. Er waren en er zijn hier onzindelijkheden aan het werk en al­weer in het verborgene. Er waren en zijn nooit gegronde redenen voor een negatieve stellingname zoals sommigen die dachten zich te permitteren deze in te nemen. Maar ook al waren ze er, dan nog was er geen enkele rechtvaardiging op welke wijze dan ook om in het geheel een gemeenschap buitengewoon negatief te afficheren.

Als een van de voorbeelden noemt Kousbroek o.a.een zekere Opheffer (pseudoniem.voor Gon­grijp-NRC.1988) die in zijn geschriften laatdunkend uitliet over de Indo gemeenschap waarbij (het wordt nog absur­der) deze man onderscheid maakt tussen een beschaafde Indo en een Kampong Indo!

Verbazingwekkend dat gemaakte onderscheid. Kousbroek vond het evenmin onduidelijk. Het is net zo n imbiciele vergelijk als een boer uit een gehucht ergens in Holland en een provincie boer in de stad . Onzinnige vergelijking, die kant noch wal raken..

. De redenen en/of overwegingen zijn in dit geval wel relevant en zit in het hersenloze hoofd van de auteur. Zover de Indo  s weten bestond er toen geen Kampong Indo  en/of een be­schaafde Indo. Het is iedereen zowaar onduidelijk waar  deze man de wetenschap vandaan haalt.Ter oriëntatie: er bestond en bestaat slechts één soort Indo en het is de ware Indo. Het gebruik van die termen heeft deze heer Gongrijp zelf bedacht of waarschijnlijk ergens in een stoffige lade gevonden en zo uit de losse tangan gedistilleerd. Ook al een reden om via een omweg (wat er niet is) aanleiding te vin­den deze gemeenschap te vernederen.

Het wordt nog fraaier wanneer een zekere Cleintuar (ook uit de losse pols) beweert dat de:`` keuze zelf onnatuurlijk blijft aanvoelen.. en laat zelden na zijn stempel te drukken op de persoonlijkheid van de kiezer.´´)einde citaat. ( Haal me daar de koekoek.). De Indo was bewust sociaal politiek in die onmogelijke (als men dat zo wilt zien) positie gemanouvreert en krijgt hier voor de kiezen. Onzindelijke dus, nog afgezien van de hier impliciet verwerpelijke taxaties.

De schrijver mijmert verder over zijn jeugd en met weemoed lees ik de prachtige beschrijvingen in het boek van de natuur, de jungle op Sumatra waar de Kousbroek heeft gewoond: lijkt alsof de schrijver je wer­kelijk mee aan de hand neemt en je de geur van het tropisch woud laat ruiken, vertelt en zijn erva­ringen in je oor fluistert, worden voelbaar, ja tastbaar bijna. Hij wordt overweldigd van de schoon­heid van de Natuur en de lezer eveneens.  Het doet me denken aan  een moment van absolute schoonheid, maar dan een van een andere orde, die ik ervoer in Florence. Bij het zien van de toen net gerestaureerd schilderij van Botticelli ‘’La Primavera’’ werd ik na ongeveer een uur plots on­wel; “’ziek’’ van de schoonheid. Men dacht in eerste instantie niet dat het met  het “’syndroom van Stend­hal’’ te maken zou kunnen hebben, maar leek er wel op.

Toegegeven ben ik enigszins gepreoccupeerd, maar iemand die zijn omgeving op zo n  manier beschrijft blijf ik nu nog dromen van het Paradijs dat ik als kind toen in Indië had. Het is mij namelijk zo lang onthouden door omstandigheden weliswaar – voor de lezer interessant noch relevant – maar hoop dat gevoel ooit nogmaals te beleven.  

Hollanders zijn ware kooplieden, marktkooplui, zaken doen zit hen in het bloed, het moet onge­twijfeld  als genetisch worden beschouwd. Geen vreemde eigenschap het zaken doen, goed geld verdienen ten koste van de omgeving en meestal ten koste van anderen.

Die eigenschap of eigenschapen is en zijn zo in de loop der tijd ontwikkeld tot een Hollandse karaktertrek die heden ten dage zelfs wordt gecultiveerd en gekoesterd, zelfs bewonderd door mensen die geen Hollanders zijn. Ieder zijn vak. Maar in de Hollandse kunst (en cultuur) wereld zijn wonderlijk geen of nauwelijks dramatis personae te vinden (met uitzondering van een handjevol meester schilders uit (voornamelijk) de 17e eeuw zelfs niet bij het toneel en al helemaal niet in de Nederlandse filmwereld, ook al denkt men dat. Het blijft een leegte die nu beter zou zijn op te vullen door mensen die juist géén filmacademie of aanverwante opleiding hebben gevolgd, is mijn oordeel. Kort gezegd: je bent een dramatis persona of je bent het niet, omdat zoiets nu eenmaal nooit te leren valt, ook al heeft men en kunst en/of filmacademie gevolgd.. Dat heeft Kousbroek maar al te goed gezien bij de verfilming van Oeroeg. Een algehele deceptie.

Kousbroeks constatering is pijnlijk, maar waar; men kan toch zeker niet verbergen wat men niet heeft. Sommigen menen zowaar te weten dat men dat wel heeft. Een kleine verklarend rondje:

Ieder mens wordt gevormd door zíjn omgeving, naast de opvoeding en afkomst, sociaal milieu e.d.; dé omgeving is bepalend voor het vermogen tot (natuurlijke) verbeelding en fundamenteel inzicht.

De schrijver luistert/hoort en observeert als een Indo, zeg ik dan maar. Hij is weliswaar  geen Indische jongen maar heel zijn wezen (hij is zo te oordelen een dramatis persona): verteltrant, houding, groot en krachtig vermogen tot verbeelding zeggen mij genoeg en wijzen in de richting van ‘’het hebben van een Indo (of moet ik zeggen Indische?) ziel’’ om het maar zo te noemen.  

 De schermutselingen over en weer tussen verschillende auteurs nemen in het boek geen einde Het Indisch zijn, het Indisch gevoel,  die Indo/Europeesheid en Europees zijn, en iedereen wil zowaar iets aan bijdragen zonder ook daadwerkelijk er een wezenlijke bijdrage te leveren: eindeloos gemier over schuld en slachtoffer(schap). Het is duidelijk dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd. Kousbroek slaat de spijker op zn kop, wanneer hij in de oeverloze discussies over dé Indische afkomst, achtergrond en wat dies meer zij, probeert er een eind aan te maken, niet helemaal met succes overigens. Niet alleen omdat er van Indische zijde kritiek wordt geleverd en op hem (nota bene persoonlijke)  aanvallen worden gedaan. Kousbroeks toont in dat opzicht zeer barmhartig in zijn lauwe repliek op alles wat men niet zint. Dat siert de schrijver.

Wanneer een van de Indische critici Kousbroek voor de voeten werpt dat dé Indische maatschappij toch slachtoffer is (hetgeen volstrekt waar is) of( moet worden beschouwd?) van het koloniaal regime, worden weer oude wonden opengereten en met zout ingestrooid..  Het is waar dat de Indische gemeenschap in het vroegere Indië discriminatoir was behandeld en altijd als een soort sociale buffer had gefunctioneerd tussen de Koloniale machthebbers en de autochtone (Indonesische) bevolking., bovendien weet Kousbroek ook dat er niet altijd kansen waren voor de Indo/Europse gemeenschap. In feite speelde de Hollandse (.) elite (ze was simpelweg getransplanteerd naar de tropen als langdurige vakantieverblijf) er mooi weer en had zij werkelijk lak aan wat direct en indirect in andere sociale lagen gebeurde. Het interesseerde hen eenvoudig niet.

 

10897267855?profile=originalKousbroek woonde en leefde zeer beschermd op een van de grootste eilanden van de Archipel, terwijl mensen die op Java (waar het koloniaal bestuur resideerde) woonden, dikwijls in de grootste armoede (a.h.w. op de stoep van de GG met het grootste echelon ambtenaren!) hun hoofd boven water moesten houden.  Dat was onder andere ook een van de vele verwijten tegen de bestuurlijke macht dat deze gemeenschap geheel aan hun lot werd overgelaten en dus een groot onrecht hen aangedaan. Zij moesten maar kijken hoe ze zich redden in die ‘’verdeel en heers’’ regime van die tijd, waaarin, zo hij ook zag, dat er toen zo n wrede maatschappij bestond. ( Kousbroek: het was een gekkenhuis (.) en een fabriek van minderwaardigheidcomplexen’.- krachtiger kan het niet worden geformuleerd.  Die wreedheid overigens onder de sociale lagen van de bevolkingsgroepen hadden de Indo’s zelf niet  veroorzaakt en kon hen niet zonder meer in de schoenen worden geschoven, want dat zou dan het toppunt zijn. Sociale vangnetten waren er niet. Maar het leven in een politiestaat wat Indië toen ook was, is dat een normaalste zaak, blijkbaar. (Abdulgani en Nasution)

Het is dan ook geen wonder dat Tjalie Robinson, onderwijzer op diverse scholen zag dat het met het toen gegeven onderwijs al maar slechter ging en er dientengevolge de zogeheten ‘’wilde scholen’’ ontstonden, bij gebrek aan juiste lesmateriaal die uit het moederland moest komen die nooit kwam.  Niets is onwijzer dan  de vinger op te steken en de schudige)n te noemen, maar in het onderwijs (lees Robinson) was niets geregeld met (kon niet anders)  rampzalige gevolgen van dien.

En zo ontstond het ‘’wild Nederlands’’

Ten tijde van de rijkste Indo/Europese man die Indië toen rijk was:de krantenmagnaat Dominic Beretty, de beroemde ‘’dandy’’, was het met het onderwijs  ook al belabberd en werd in de dertiger jaren locaal ingegrepen door particuliere initiatieven (burgers en ook bedrijfjes) om nog ernstiger afbraak in het onderwijs te voorkomen.

En de zo geloofde en door ;sommigen  verheven ’’Tempo Dulu’’ waar slechts de happy few ervan kon genieten, hebben heden ten dage nog nostalgische herinneringen aan. Bizar. Valser en gemener kan het niet.

 

Pjotr.X.Siccama 2013 

Lees verder…

20 & 21 mei Exotisch Azie Landgoed Nienoord Leek

20 & 21 mei  Exotisch Azie Landgoed Nienoord Leek

10897353257?profile=original

Gedurende de twee dagen ‘Exotisch Azië’ zijn er onder meer diverse culinaire stands met de meest verrukkelijke gerechten en snacks. Uit o.a. Bali, Java, Sumatra, Vietnam, Thailand, China en Suriname zijn verrukkelijke lekkernijen aanwezig.

Food:
Ook heerlijke ijsgerechten als Tjendol, IJs Shanghai en Klapa Mudah. Proef de verrukkelijke smaken en ruik de heerlijke geuren van o.a. de verschillende soorten loempia’s, risolles, pisang goreng en de vele smaken in saté, lumper, etc. 
Entertainment:
Doorlopend zijn er muziek- en zang optredens met bekende artiesten uit de Indische en Molukse muziekwereld. Ook tonen dansgroepen in prachtige kleurrijke kledij beide dagen diverse prachtige demonstraties van de vele culturele dansen uit het grote Indonesische eilandenrijk. Verder een modeshow van bovengenoemde kleurrijke kleding.
Wat te denken van Riem de Wolff, Diana Monoarfa, XANUR, Hans Milane, dansgroep Warna Semesta Collaboration.

10897353693?profile=original
Demonstraties:
Er zijn beide dagen verschillende demonstraties van de gevechtsport Pencak Silat, de van oorsprong gevechtsport uit Indonesië, Maleisië en Singapore. Verder is er Wayang Golek te aanschouwen. Een fantastisch schimmenspel met Wayang poppen, een uniek historisch schouwspel. Evenals het ook unieke Chinese drakenspel en de unieke Chinese leeuwendansen die getoond worden.
Ook voor kinderen:
Verder kan de bezoeker, jong en oud, o.a. deelnemen aan verschillende workshops als bijvoorbeeld bamboe muziekinstrumenten maken, Angklung. Instrumenten van bamboe die elk een toonsoort vormen. Per workshop wordt met een groep enthousiastelingen een bekend lied ingestudeerd. Verder is mogelijk het maken en verven van originele batiks, allerlei soorten vliegers zelf in elkaar knutselen, een dansworkshop waarin de bekende poco poco met zijn vele variaties wordt beoefend. 
Speciaal voor de kinderen; mogelijkheid te schminken, springkussen en een clown welke de kinderen vermaakt.

Lees verder…

Bij de moord op een jonge controleur

Bij de moord op een jong

Moord op controleur De Kat Angelino in 1919 op verschillende wijzen herdacht

“Per gouvernementsvaartuig ´Zwaluw´ zullen, naar onze correspondent te Menado seint, de resident van Menado, beide assistenten-resident en de commandant van de gewapende politie naar Saloempagan in Toli-Toli vertrekken, alwaar de onthulling zal plaats vinden van een monument ter nagedachtenis van wijlen controleur De Kat Angelino, die aldaar op 5 Juni 1919 werd vermoord.”

Saloempaga aan noordkust van Celebes

Aldus het Soerabaijasch Handelsblad van 13 februari 1932. Een paar dagen later verscheen een verslag van de gebeurtenis in Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië:
“Op de 18de Februari liet de Zwaluw haar anker vallen voor Salampagam, waarop kort daarna de motorboot werd gestreken waarmede Resident Van Aken, vergezeld van de beide assistent-residenten van Menado, de heren Oberman en Bruggeman, de assistent-residenten van Gorontalo en Donggala, de gezaghebber van Toli-Toli, de divisie-commandant van de gewapende politie, het hoofd van de politieke recherche en de commandant van de Zwaluw zich aan wal zou begeven, gevolgd door de vlet, die de meegenomen kransen aan boord had. 
Het gezelschap werd op het strand ontvangen door de waarnemend zelfbestuurder van Toli-Toli en hoofden, terwijl verder aanwezig was een halve brigade gewapende politie. Bij de ingang van de kampong Salampagam was een ereboog geplaatst, waarop het woord ´Welkom´, terwijl langs de weg, welke recht naar het monument leidt, versierde bogen van klapperbladeren waren aangebracht. Het was een indrukwekkend moment, toen kort na de begroeting de stoet zich zwijgend opmaakte in de richting van het monument, dat aan het eind van de versierde weg in zijn schitterende eenvoud verrees. De bevolking was in niet groten getale vertegenwoordigd en stond op enige afstand van het gedenkteken, aan de linkerzijde waarvan zich de gewapende politie had opgesteld, terwijl de Resident en de overige ambtenaren het monument bezichtigden. Daarna stelden de Resident met de overige bestuursambtenaren en de zelfbestuurder zich ter rechterzijde van het gedenkteken op, waarna de Resident naar voren trad om de volgende rede uit te spreken:
´Bijna 13 jaren is het geleden, dat controleur De Kat Angelino hier met de zijnen viel in de uitoefening van zijn plicht. Een siddering is toen gegaan door heel Nederlands-Indië en het Moederland. Pijnlijk en schrijnend is altijd geweest de vraag, of deze overval, deze moord niet had kunnen worden voorkomen. Men vroeg zich af, waartoe dit gruwelijk feit moest plaatshebben; is dan De Kat Angelino voor niets gevallen? Ongetwijfeld moeten de discussies hierover de zwaar getroffen familie zeer veel leed hebben gedaan. Wij zullen nauwelijks kunnen beseffen, hoe pijnlijk dit voor de familie De Kat Angelino moet zijn geweest.´ Dan, zich richtend tot de heer Oberman, zei de Resident:
´Ik verzoek U, als vriend van de familie De Kat Angelino, aan de oude moeder en de broeders van de overledene te willen mededelen, dat De Kat Angelino niet vergeefs is gevallen. Dit schone monument moge in lengte van dagen strekken ter nagedachtenis van de jongen bestuursambtenaar, die hier gevallen is.´
En, zich richtend tot de heer Hirschman, vervolgde de Resident: ´Ik verzoek U, assistent-resident van Donggala, controlerend ambtenaar van Toli-Toli, U te willen belasten met het toezicht op dit monument. Laat het niet vervallen en bij Uw vertrek uit dit ressort, draag deze bijzondere zorg nadrukkelijk over aan Uw opvolger. Ook ik zal niet nalaten, de bijzondere aandacht van mijn opvolgers te vestigen op het schone gedenkteken, dat hier in Salampagam is opgericht.´
Hierna legde de Resident namens het corps der Europese bestuursambtenaren een grote krans.

Het monument in tegenwoordige staat, zonder de marmeren platen

Het monument bestaat uit een vierzijdige obelisk, uitgevoerd in cement op dito voetstuk. De zuil is aan alle zijden bekleed met marmeren platen, welke met bronzen kop schroeven zijn bevestigd. Onder aan het voetstuk is bevestigd een marmeren plaat met de inscriptie: ´Ter gedachtenis aan J.P. de Kat Angelino, in leven controleur van Toli Toli, die de 5de Juni 1919 hier viel in de uitoefening van zijn beroep.´ Het geheel is vier meter hoog en uitgevoerd onder toezicht van de heer Sachomski, opzichter der landschapswerken Donggala, die in November 1929 dit monument ook ontworpen heeft. Nadat de plechtigheid hier was afgelopen, begaf de stoet zich naar het gedenkteken, dat reeds enige jaren geleden voor de gesneuvelde gewapende politiedienaren is opgericht. De Resident legde een krans, waarbij een korte, maar krachtige rede in het Maleis werd gehouden, welke rede werd beantwoord door de divisiecommandant der gewapende politie. Hierna is het gezelschap aan boord van de Zwaluw teruggekeerd, om door te stomen naar Toli-Toli, waar de 19de ’s morgens de Resident met enige plechtigheid een krans legde op de gedenksteen van de vermoorde waarnemend zelfbestuurder en zijn belastingschrijver. Zo zijn voor alle medegevallenen van De Kat Angelino gedenkstenen opgericht op hunne graven, terwijl de monumenten voor De Kat Angelino zelf en voor de gevallen gewapende politiedienaren verrezen op de plaatsen, waar zij hun leven lieten.”

De aanwezigheid van de gewapende politie bij de onthulling geeft te denken. Een paar maanden later wist Het Vaderland nog enkele nieuwe details van de onthulling te vermelden:

“In aansluiting op de desbetreffende Aneta-telegrammen uit Indië kunnen we over de plechtige onthulling van een gedenkteken, opgericht ter nagedachtenis van den in 1919 in Toli-Toli gevallen controleur De Kat Angelino, nog de volgende bijzonderheden mededelen: Het initiatief tot het plaatsen van een gedenkteken in Saloempagam, de desa aan de Noordkust van Toli-Toli gelegen, waar de moord werd gepleegd, is uitgegaan van de assistent-resident J. Oberman, die in Leiden de drie broeders De Kat Angelino als vrienden gekend heeft. Door vele mutaties onder de bestuursambtenaren kon zijn initiatief niet worden uitgevoerd met die voortvarendheid, welke hij wenste. Maar tenslotte kon dan toch gevolg worden gegeven aan de gedachte om op kosten van de landschapskas van Toli-Toli een passend gedenkteken te plaatsen in de desa waar de jonge controleur in de vroege ochtend van den 5de Juni 1919 met velen van zijn gevolg viel. (….)
Voor de ingang van het dorp was een erepoort opgericht met het woord Welkom, een begroeting, welke bij deze bijzondere plechtigheid wat vreemd aandeed, maar toch een getuigenis was van de goede gezindheid der bevolking, voor wie het toch niet aangenaam zal zijn blijvend te worden herinnerd aan de wandaad van 1919. (…)
Het monument voor wijlen Controleur De Kat Angelino is een obelisk van vier meter hoog, op een voetstuk van cement, aan alle zijden bekleed met in Soerabaja vervaardigde marmeren platen, vastgehecht met bronzen knoppen. Onder aan de voet is een marmeren plaat bevestigd, met de woorden:
´Ter nagedachtenis aan J. P. de Kat Angelino, in leven Controleur van Toli-Toli. die de 5de Juni 1919 hier viel, in de uitoefening van zijn beroep´. Aan de achterzijde is in het Maleis een opschrift gesteld: ´Tanda Peringatan Kepada Almarhoem J. P. de Kat Angelino, controleur di Toli-Toli, jang wafat pada tanggal 5 Juni 1919, pada waktoe la mendjalankan kewadjibannja´.”

Het pantserschip Hr.Ms. De Zeven Provinciën (1910-1933) in 1921, op de rede voor Salumpaga. Een teken van macht.

De Sarekat Islam

In deze berichten over de onthulling van het monument geen woord over het conflict dat tot de dood van De Kat Angelino had geleid. Hierover het Algemeen Handelsblad:

“De onthulling van dit gedenkteken voert ons in herinnering terug naar de woelige dagen van Juni 1919, het jaar van grote propagandistische activiteit in de kringen der Sarekat Islam. Het was toen dat deze vereniging – welker leider Tjokroaminoto, geplaatst tussen de richting van de nationaal-democraat Abdoel Moeis en die van de revolutionnair-socialist Semaoen, ter bewaring van de eenheid grote concessies moest doen aan de Semarangse roden – onder de leuze van ´strijd tegen het zondig kapitalisme´ te velde trok tegen de suikerindustrie eerst, als vertegenwoordigster van het overheersers-kapitalisme. Een actie werd ingezet – in het kort verhalen wij hier even de voorgeschiedenis – ter verkrijging van inkrimping van het suikerriet-areaal ten behoeve van de rijstaanplant, als maatregel om in de heersende rijstschaarste te voorzien.
Nauwelijks was deze strijd verloren en waren de gemoederen op Java tot rust gekomen, of op Celebes trokken de toestanden de aandacht. Kort na een propaganda-bezoek van den Sarekat Islam, vice-president Abdoel Moeis aan Midden-Celebes, brak in Toli-Toli op 5 Juni 1919 een oproer uit, waarbij een Nederlands bestuursambtenaar, een landsgrote en enige politie-beambten verraderlijk werden vermoord. De S. I.-propaganda had er de primitieve bevolking tot razernij gebracht. (…)
Het gedenkteken voor wijlen controleur De Kat Angelino is dus eerst onthuld dertien jaren nadat hij viel in dienst van zijn vaderland. Waarbij wij erop wijzen dat zijn graf zich bevindt op de begraafplaats Tanah Abang te Batavia, waarheen destijds het stoffelijk overschot werd overgebracht.”

Met andere woorden: het was de schuld van de opruiingen van de Sarekat Islam die ertoe had geleid dat de bevolking van Saloempagan zo gewelddadig was geworden. Misschien had deze uitleg een grond van waarheid. In 1993 schreef de Amerikaanse historica Ruth T. McVey: “In de maand mei 1919 reisde Moeis namens de Sarekat Islam over Celebes: zijn reis inspireerde tot nieuw enthousiasme voor de beweging, en in sommige streken weigerden de bevolking  bij te dragen aan de herendiensten. Een maand later werd de Nederlandse controleur De Kat Angelino vermoord toen hij in Toli-Toli deze herendiensten wilde forceren.”

In de Nederlandse pers werd duidelijk de schuld gegeven aan de Sarekat Islam. Toch gaf ook McVey al aan, dat de zaak ingewikkelder lag. De voorstanders van een ethische politiek voelden zich ongemakkelijk bij het gebeurde. Zowel het Volksraadlid Abdoel Moeis als de vermoorde De Kat Angelino werden beschouwd als gematigd. Tegenstanders van de ethische benadering spinden garen bij de moord door te wijzen op de noodzaak van een meer harde aanpak. Het lijkt erop dat de tijdsgeest een grote rol heeft gespeeld bij het gebeurde. Men bedenke hier, dat de Russische Revolutie anderhalf jaar eerder had plaatsgevonden, en dat ook in Nederland, bij monde van Pieter Troelstra, kort daarvoor de revolutie was uitgeroepen. Zelfs een kleine desa-opstand in Noord-Celebes hield verband met het wereldgebeuren.

De uitleg volgens Indonesische zijde

Op de website van Salumpaga, zoals het dorp thans heet, lezen we de Indonesische versie:

“Volgens de bestaande belastingordonnantieën waren de bewoners van Saloempaga verplicht tot het leveren van herendiensten: belasting in arbeid. Kort voor de vastenmaand kregen zij opdracht veertig man te leveren voor de aanleg van een weg tussen Naloe en Kalangkangan. Omdat de duur van hun arbeid (14 dagen) zich zou uitstrekken tot 6 dagen binnen de ramadantijd, verzochten zij om uitstel. Dit nu werd geweigerd. De Kat Angelino en de lokale regent verwezen steeds naar elkaar. De mannen die het werk moesten uitvoeren, ontvluchten het dorp.

De Kat Angelino stapte nu  aan boord van een prauw, samen met enkele belasting-ambtenaren en vijf politie-agenten, om in Saloempaga orde op zaken te stellen. Het dorpshoofd vertelde hem dat de mannen niet waren gevlucht, maar zich slechts tijdelijk bij hun familie hadden gevoegd om de vastentijd te vieren. De Kat Angelino accepteerde deze uitleg niet, en gaf de politie opdracht de mannen gevankelijk mee te voeren naar Toli-Toli. Toen de hadj De Kat Angelino verzocht om in ieder geval de mannen ongeboeid te vervoeren, en ook hierop het antwoord negatief was, werd De Kat Angelino onthoofd met een enkele slag van een parang (kapmes). De eerder gevangen genomen dorpelingen stortten zich nu op de politie-agenten en belasting-ambtenaren en doodden ook dezen.

De strijd was ongelijk. Toen het bericht van de moord Toli-Toli bereikte, begaf assistant-resident Junius zich met een klein legerescorte aan boord van m.s. Janssens naar Saloempaga. Achtentwintig dorpelingen werden gevangen genomen en opgesloten in gevangenissen in Makassar, Menado en Soerabaja. In 1921 veroordeelde de Landraad drie man, Kombong, Otto en Hasan, tot de doodsstraf, de hadji tot levenslange gevangenisstraf, en de overige 24 tot straffen van 5-20 jaar.  Ver van hun desa zaten de mannen hun straffen uit in de gevangenis op Noesa Kembangan, aan de zuidkust van Java.”

´Gewapend verzet, hoe dan ook´

Aldus de versie van de Indonesiërs. Het Nederlandse antwoord, zoals vermeld in het ´Kort verslag´ van de residentie Menado over juni 1919:

“Ofschoon het onderzoek naar de treurige oorzaken van het treurig voorval nog niet geheel afgelopen is, mag als vaststaand aangenomen worden, dat de invloed der Serikat Islam het is geweest, die de bevolking in een zulken staat van opwinding bracht, en die invloed is na het bezoek van Abdoel-Moeis plotseling zeer versterkt. (…) Het dient vermeld dat de aanvankelijk verkregen indruk, als zoude het voorgevallene toe te schrijven zijn aan verbittering wegens het ten uitvoer leggen der straffen wegens verzuimde, herendiensten juist tijdens de Poeasa, niet bevestigd is. Deze opvatting was het gevolg van verklaringen van het kampong-hoofd, volgens wie twee malen aan de controleur verzocht was, de tenuitvoerlegging van straffen uit te stellen tot na de Poeasa. Dit hoofd is nadien echter hoogst onbetrouwbaar gebleken. Zijn verklaringen zijn niet bevestigd door anderen; integendeel, ten stelligste door het districtshoofd van Noord-Toli-Toli tegengesproken. De Poeasa zelf had op de houding der bevolking geen invloed. Ook buiten de vastentijd zouden de zaken de zelfde loop genomen hebben. Reeds in de in Mei gehouden vergadering, na die welke Abdoel Moeis belegd had, was tot verzet besloten, onafhankelijk van de tijd, voor, tijdens of na de poeasa, waarop de – onwilligen en nalatigen last tot het hervatten van herendienstwerk zou gegeven worden. Uit het onderzoek is gebleken, dat de komst van de controleur in ieder geval, op welk tijdstip ook, tot gewapend verzet zou hebben geleid.”

Het monument

Waar geen van beide partijen over spreekt – en misschien was het wel méér dan een detail – was de onervarenheid van de controleur. Johannes Petrus de Kat Angelino, zoon van dominee Jacob Johannus de Kat Angelino en Sara Jacoba Veen, werd geboren in de Gelderse gemeente Deil op 18 september 1894. Na afronding van het gymnasium volgde hij in Leiden een opleiding tot Indisch ambtenaar. Bij resolutie van den Minister van Koloniën werd hij op 26 Februari 1916 ter beschikking gesteld van de Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Later dat jaar reisde hij naar Indië, en werd begin 1917 aangesteld als aspirant controleur op Noord-Celebes. Zijn bestuurservaring was dus wel héél gering toen hij zich geconfronteerd zag met de complexiteit van het conflict in Saroempaga. Hij was nog geen 25 jaar toen hij werd gedood. Had een meer ervaren controleur zich niet twee keer bedacht alvorens de dorpelingen een excuus te geven om gewelddadig te worden?

Het Indonesische monument in Salumpaga

Tenslotte nog een woord over het monument voor De Kat Angelino. Bijzonder genoeg  is “de obelisk van vier meter hoog, op een voetstuk van cement, aan alle zijden bekleed met in Soerabaja vervaardigde marmeren platen, vastgehecht met bronzen knoppen” behouden gebleven, zij het dat de marmeren platen zijn verwijderd. In Sarumpaga wordt het monument nu gezien als erfgoed van de strijd van het Indonesische volk tegen de koloniale overheersers. Om iedere twijfel over de interpretatie weg te nemen, is even verderop een nieuw monument opgericht om deze strijd te herdenken. Dit nieuwe monument verwijst wel héél nadrukkelijk naar de dood van De Kat Angelino: een parang, geplaatst op een voetstuk.

x

Bronnen
Sumatra Post, 18 juni 1919:
Soerabaijasch Handelsblad van 13 februari 1932
Het Nieuws van den Dag voor Nederlandsch-Indië, 15 februari 1932
Algemeen Handelsblad, 8 maart 1932
Het Vaderland, 12 april 1932
Ruth McVey, The rise of Indonesian communism, Cornell University, 1965, pp 39-40.
http://kampuhku.blogspot.com/search/label/Sejarah%20Desa

Lees verder…

”HET MARLIES VELDHUIJZEN-VAN ZANTEN HILLNER - DOCUMENT” deel - VII door Ad C. Lemmens New Zeeland.

10897247459?profile=original”HET MARLIES VELDHUIJZEN-VAN ZANTEN HILLNER - DOCUMENT”   deel  VII    -  door Ad  C. Lemmens   New Zeeland.

 

In antwoord, en een reflectie, op de gebeurtenissen van  onze Indische groepering op 28  Juni 2011 van, en met, de Tweede Kamer beslissingen -  door Ad  C. Lemmens   New Zeeland.

Red. Adrian woont in het buitenland (Document bevat 20 pagina's)

 

    

 

 

 

na haar eigen oorlogs ervaringen, belevenissen en verliezen. Het is nu, en belated, de allerhoogste tijd, dat ook zij haar rol speeld, om deze uitermaten beschamende situatie ten einde te brengen, met actie en met enige daarmede herstelde gevoelens van EER.! 

 

“RAWAGEDEH” Was een, naar de omstandigheden begrijpelijke NEDERLANDSE re’actie, maar met de Indonesische waarschuwing en het vo’o’r-komen van enige ruchtbaarheid, vanwege, en met de “INDIESCHE KWESTIE “, was vliegensvlug en ongelooflijk onderdanig en attend afgehandeld, zelfs als men het kan disputeren, voor de vele en ontzettend moorden op onze eigen, meestal hulpeloze mensen, dat zo veel meer slachtoffers en op de vreselijkste wijze verloor, maar wij waren immers alleen maar Indiesche mensen, colonialen, die met het GEBAAR tevreden behoorden te zijn.!.

      

10897247481?profile=original

 

 

 

Kan men zich enigszins voorstellen, wat een verschil in waarden hierbij werden gepresenteerd, waar men in een land op minder dan een Euro per dag leeft, dat zij onze eigen origineel te verwachtten 20.000,--. Euros kregen, en wij ( onze mensen ) in een 20.000,-- land leven en dankbaar moesten zijn, met het zielige gebaar.!???  Waar is de evenredigheid hiermede.!???

 

Het is nu mijn vraag, aan U ; om dit document door te lichten, en er een zeer terecht en “afdoend antwoord” op te maken, dat inderdaad onze gemoederen tot rust kan brengen, met en over deze, “nu” zo dringende, “INDIESCHE  KWESTIE.! Velen die het verdienden, zijn ons reeds voor gegaan.!

 

Wij, mijn familie, maar ook in het speciaal mijn persoon, hebben de “INDIESCHE KWESTIE” –         ”OVERLEEFD” , dat is alles dat ik daarvan kan zeggen, als inderdaad ook, door mijn leven en werk tot die overleving is bewezen.! Mijn Moeder, als mijn voogdes, die een geweldig patriotisme, moed en volharding, gedurende die oorlog, voor, en in, de kampen heeft getoond, en die zelfs zeer veel mensen-levens heeft gered, door haar acties en activiteiten, was met de “INDIESCHE KWESTIE” en haar gevolgen, totaal ontwricht, waardoor mijn persoonlijke levens-kansen en mijn origineel zo geweldige mogelijkheden, dat zonder een evenwichtige Moeder, voor mij totaal vernietigd, en gedegradeerd werd, tot een harde overlevings strijd, levend van de hak op de tak, met groote tekortkomingen, enorme frugaliteit en met ten zeerste gekortwiekte mogelijkheden, voor mijn eigen toekomst, als is gebleken.!

 

NEDERLAND, met haar elkaar opvolgende Representatieve Regeringen, behoord zich zwaar te schamen, met haar mishandeling van, en met deze “INDIESCHE KWESTIE”.! !! Het is nu reeds veel te laat, voor een kwestie van “EER”, maar deze kwestie zal blijven.! Het is “NU DE HOOGSTE TIJD”, dat Nederland daar wakker mede wordt.!!!

NEDERLAND ; is ook mij persoonlijk en direct, verschuldigd als een legaat van mijn eigen Vaders leven en dood, met en op haar orders.!  

 

Als deze Eere zaak, mede dankzij U, niet in de zeer nabije toekomst wordt opgelost, is dat ook op Uw hoofd, waar Uw naam en Uw handelingen daarmede, is verbonden. Uw negatieve  Stand, kwam daar allerduidelijkst mede door, en U te verschuilen achter een algemene cabinets beslissing, die helemaal niet algemeen was, zal Uw standhouding ook niet ten goede komen.!

Moge de toekomst, en Uw persoonlijke houding, “voor het groote leed van velen”, zich verrekenen. Dit onrecht, met daarmede ook een persoonlijke verantwoording, voor U, als een kwestie van Ere en genoegdoening, is te groot, om in het verschiet te laten wegzinken.!

 

Nederland kan aan een afrekening met de “INDIESCHE KWESTIE” niet ontkomen.!!!

 

Uw persoonlijke “Afdoende” Antwoord, wordt hiermede zeer geapprecieerd en verwacht.!

A.U.B., ook onder Uw persoonlijke handtekening.

 

 

Bij voorbaat mijn dank, voor Uw te nemen observaties hiermede.

 

U groetend, Adrian C. Lemmens.    Committee lid -  EJOS Inc.    Auckland - New Zealand.

 

 

10897234678?profile=originalSchrijf U vandaag nog in als Deelnemer ACTW66

Voor het juridisch traject ACTW66 kunt U zich inschrijven als deelnemer ACTW66, die namens de deelnemers de NL - Staat gaat aanspreken om deze te dwingen tot uitbetaling conform het traktaat van Wassenaar.

 

Let op! Ga eerst goed na of u op aan onderstaande vragen met Ja kunt beantwoorden om in aanmerking te komen als deelnemer:

 

Naam     : _________________________________

 

Adres    : _________________________________

 

Postcode : __________  WPL _________________

 

Telefoon / mob :  ___________________________

 

Email    :  _________________________________

 

  1. Zat u (uw ouders) niet in dienstverband bij het KNIL?
  2. Zat U (uw ouders) niet in dienstverband bij NL - Overheid ( Het Indisch bestuur)?
  3. Verbleef u  (uw ouders) in de periode 1947 - 1962 in de republiek Indonesie?  Kunt dit aantonen?
  4. Werd U (uw ouders) de kosten voor de overtocht, verblijf in het pension en herinrichtingskosten niet vergoed?
  5. Hebt U (uw Ouders) niet overige voorzieningen gehad in het kader van oorlogsslachtoffers etc.

Als deelnemer bent U € 50 verschuldigd.

 

Hoe kunt U zich inschrijven als deelnemer?

Door het  bovenstaandevolledig  ingevulde formulier op te sturen naar: F.Schwab/ ICM  - Wouterskampen 68 – 3848 BC Hierden.

 

Of Online via Internet.

 

U gaat naar de website www.ICM-online.nl. Rechtsboven aan de balk staat de tekst "inschrijven" hier klikt u op en een formulier verschijnt met vragen. Beantwoordt deze naar waarheid.

Privacy: Alleen u als eigenaar van het profiel hebt toegang tot uw persoonlijke informatie en de beheerders van ICM, die zorgen dat U gegevens op de lijsten komt die bij het proces worden ingebracht namens alle deelnemers van ACTW66 als claimorganisatie.

 

Let op!

Het online inschrijven bespaart het team ACTW66 ontzettend veel werk, en er is nu geen geld om deze uitvoerende werkzaamheden te verrichten. ACTW66 hoopt op uw ondersteuning voor deze mega - klus!

 

Lees verder…

Uitspraak verdeelt Indonesië

Uitspraak verdeelt Indonesië

Van onze redactie buitenland

10897359464?profile=original

Woedend en met tranen in de ogen hoorde de aanhang van de christelijke gouverneur van Jakarta de onverwacht harde veroordeling wegens godslastering van hun held aan, hardline moslims daarentegen wreven zich in de handen. Typerend voor een verdeeld land waar het vonnis als een test voor tolerantie werd gezien. Basuki Tjahaja Purnama, formeel nog tot eind oktober in functie, werd meteen naar de gevangenis gebracht, waar hij twee jaar moet brommen, tenzij zijn hoger beroep succes heeft.

Met het vonnis wordt de volgende stap gezet in een opvallende zaak die Indonesië al sinds november vorig jaar in de greep houdt. De etnische Chinees Purnama, beter bekend als Ahok, had zichzelf in de nesten gewerkt door te stellen dat moslims werden voorgelogen door islamitische leiders die beweerden dat de Koran voorschrijft dat moslims niet op niet-moslims mogen stemmen. Zijn mening werd zo verdraaid dat het leek alsof Ahok de Koran zelf beschuldigde. Dat leidde tot een volgens velen door radicale moslims georganiseerde ’spontane’ volkswoede: de grootste demonstraties in het eilandenrijk sinds de val van Soeharto.

Hoe hoog die spanningen opliepen werd ook gisteren weer duidelijk. Een politiemacht van 15.000 man moest de orde zien te bewaren rond de rechtszaal. In de zee van Ahok-aanhangers, waarvan veel er zich in het typerende geruite overhemd van Ahok hadden gehuld, kon Andi haar tranen niet bedwingen. ,,Ahok was een goed mens en een geweldige leider. Het maakte hem niet uit wat voor godsdienst de mensen aanhingen. Ze hebben hem er ingeluisd”, zei de moslima.

Internationale mensenrechtenorganisaties hadden vooraf al gewaarschuwd dat het proces tegen de gouverneur politiek gemotiveerd was. De rechters negeerden dat en scherpten de eis van het openbaar ministerie, die een voorwaardelijke straf hadden geëist, zelfs nog aan tot de twee jaar cel.

Indonesië kent vooral een gematigde islam. De meeste Indonesiërs nemen het niet zo nauw met strikt religieuze regels. Maar er steken steeds meer radicale (splinter)groepen op die meer invloed van de islam op de Indonesische maatschappij eisen. Vooral het Front ter Verdediging van de Islam voerde fel campagne tegen de gouverneur.

Probleem was dat Amok vanwege zijn strijd tegen corruptie populair was onder de bevolking. Maar daarmee - en met zijn uitgesproken mening - maakte hij ook vijanden. Wat ook nog meespeelde was dat sommige inwoners van de metropool het niet konden verkroppen geregeerd te worden door een Chinees.

Desondanks leek er bij de gouverneursverkiezingen in eerste instantie niets aan de hand. Amok won de eerste ronde en leek weer herkozen te worden. Een teken van tolerantie want 85% van de Indonesiërs is moslim. Uiteindelijk verhardde de strijd zich en verloor hij toch nog van zijn islamistische tegenstander Anies Baswedan.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives