Alle berichten (74)

Sorteer op

De genocide op de Indische Nederlanders

10897278678?profile=original 

De genocide op de Indische Nederlanders en de postkoloniale doofpot van de Nederlandse regeringen                                     Blog:  Diana Bloem           

Blog: Diana Bloem

Dit wordt ‘emotioneel gezien’ mijn moeilijkste blog, omdat mijn familie en vrienden hierbij nauw betrokken zijn geweest. Ikzelf heb hier niet veel van meegekregen, maar ik voel me geroepen om het mensonterende gedrag van onze voormalige én huidige bestuurders (het negeren van genocide op hun eigen volk) aan het licht te brengen! Vooral nu ik zie hoe onze regering zich in allerlei bochten wringt om bijna alle (vaak extremistische) landen in de wereld te helpen en miljarden van ons volk steelt om niet alleen financiële steun, maar ook wapens aan hen te leveren. Terwijl ze hun eigen volk destijds in hun ex-koloniën volkomen in de steek hebben gelaten en zonder enig schuldgevoel lieten vermoorden .

De golf van etnisch geweld in Nederlands-Indië, die begon in 1945, is steeds ten onrechte door Nederland naar de achtergrond verdrongen. De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiap is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, "terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord". Dat zegt de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview maandag in Trouw. Hij spreekt daarin van "post-koloniaal geheugenverlies" van de Nederlandse autoriteiten. De 72-jarige historicus heeft zijn hele wetenschappelijk loopbaan gewijd aan de geschiedenis van Indonesië. Na de capitulatie van Japan vermoordden Indonesische strijders duizenden Nederlanders die net uit Japanse interneringskampen waren bevrijd. Ze wilden koste wat kost voorkomen dat het koloniale gezag zou worden hersteld, aldus Frederick. Een artikel over zijn onderzoek staat in het Britse weten-schappelijke blad Journal of Genocide Research.

Bersiap-periode

"De Bersiap-periode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland", aldus Frederick die zegt geen land te kennen dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten. "Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen."

Er hangt veel mist rond het extreme geweld van de Bersiap-tijd. Waar kwam dat nu vandaan? Wie waren de daders? Wie schuilden er achter de naam ‘extremisten’ die de Britten en Nederlanders op de geweldplegers plakten? Waren het criminelen elementen, opgehitste jongeren, opportunistische sadisten, of religieus fanatici? En wat was hun motief? Iedere oorlog heeft natuurlijk zijn pathologische moordenaars, maar de frequentie van de moorden maakt het moeilijk om die in de schoenen te schuiven van een kleine groep sadisten of criminelen. Het meeste geweld, los van de strijd tussen meer reguliere republikeinse en Britse en Nederlandse troepen, werd gepleegd door radicale nationalisten, islamitische strijd-groepen als de Hizbullah en Sabillilah, en groepen met meer criminele achtergronden. Zij hadden gemeen dat ze moeilijk onder het gezag van het prille leger van de Indonesische Republiek te brengen waren en vaak hun eigen plan trokken. Steeds meer huizen werden gerampokt (geplunderd).

Inwoners werden de bossen in gejaagd, waar ze vaak het slachtoffer werden van andere bendes. Ook verschenen er pamfletten die de bevolking opriepen de Indo-Europeanen uit te roeien.

De Nederlanders buiten de kampen – veelal Indische Nederlanders – lieten zich niet onbetuigd en organiseerden hun eigen strijdgroepen om hun huizen en gezinnen te verdedigen en de moorden te vergelden. Ook Molukkers waren in deze groepen actief, omdat zij vaak het doelwit van de moordpartijen waren. Molukkers waren voor de oorlog dikwijls soldaat in het Indische leger geweest en waren goede vechters. Hoeveel slachtoffers in de Bersiap van de eerste maanden na de onafhankelijkheidsverklaring en de daaropvolgende jaren van revolutie zijn gevallen, is bijna onmogelijk aan te geven. De meest behoudende schatting is 3500 burgerdoden, maar het kan net zo goed een veelvoud zijn geweest.

10897293080?profile=originalMinister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken) vond in 2013 dat instituten die onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië willen doen, dat maar uit eigen budget moesten betalen. "De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein", zegt Frederick in Trouw. "Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Nederlandse diplomaten in Jakarta worden nerveus van een onderzoek, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Terwijl zo’n onderzoek natuurlijk hoogstnoodzakelijk is."

Het schandalige spelletje met de vergoeding voor oorlogsslachtoffers

De regelrechte discriminatie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië is het niet vergoeden van de particuliere

oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.

Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. Men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnood-ramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent.

Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaald kregen, maar de door hen geleden oorlogs-schade evenmin vergoed hebben gekregen. Zeer beschamend is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren met Japan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ook voor de door hen geleden oorlogsschade ruimhartig gecompenseerd.

Ook met de vergoeding via de WUBO en WUV is er een smerig spelletje gespeeld

Wet van 10 maart 1984, houdende regelen inzake de verlening van uitkeringen en  bijzondere voorzieningen aan  burger-oorlogsslachtoffers: Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen betreffende de verlening van uitkeringen en bijzondere voorzieningen aan burger-oorlogsslachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog en hun nagelaten betrekkingen. enz. enz."

Deze "ondersteuning" gold voor degenen die:  – tijdens de Tweede Wereldoorlog vervolging heeft ondergaan of als burger is getroffen door oorlogsgeweld; – aan deze oorlogsgebeurtenissen blijvende gezondheidsschade heeft overgehouden; – vallen onder de voorwaarden van nationaliteit en waardigheid. Ook de weduwe of weduwnaar van iemand die door vervolging of oorlogsgeweld is omgekomen, kan financieel ondersteund worden. 

10897289858?profile=originalDeze zogenaamde "vergoeding" uit 1984 trad pas jaren later in werking en de procedure was zo ingewikkeld (papieren die uit Indonesië moesten worden aangevraagd die daar al lang waren verbrand), waardoor er weer een andere procedure gevolgd moest worden, zodat uiteindelijk de meeste slachtoffers óf al waren overleden óf ermee zijn gestopt! Ook toen werden al politieke spelletjes gespeeld

De Japanse Ereschuld.

De Stichting Japanse Ereschulden komt op voor de belangen van de Nederlanders uit voormalig Nederlands-Indië die tijdens de Tweede Wereldoorlog door toedoen van de Japanse overheid schade hebben geleden door hen gevangen te houden in de Japanse kampen, gevangenissen of daarbuiten. In het bijzonder wil de Stichting aandacht vragen voor de schending van de mensenrechten en erkenning voor de daarvoor toegebrachte materiële en immateriële en/of psychische en fysieke schade alsmede de gevolgen daarvan. Daarnaast vraagt de Stichting aandacht voor de wijze waarop die Nederlanders bij terugkomst in het Vaderland werden bejegend, gediscrimineerd en hun grondrechten werden ontnomen. 

Het meest verwerpelijke is de regelrechte discriminatie van de Nederlandse overheid ten opzichte van de Nederlanders uit Nederlands-Indië door het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door de Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd. De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië daarvoor verantwoordelijk was.

Onder de WMO is aan Nederlandse particulieren in de loop der jaren een bedrag van 5,9 miljard guldens uitbetaald. Dit bedrag was hoger dan wat Nederland aan Marshallhulp ontving. En men presteerde het zelfs om ook de slachtoffers van de watersnood-ramp van 1953 onder de WMO te brengen…! De Nederlanders uit de voormalige kolonie ontvingen geen cent. Overigens dient hierbij wel vermeld te worden dat het Marinepersoneel uit Indië weliswaar hun achterstallige salaris uitbetaald kregen, maar evenmin de door hen geleden oorlogs-schade vergoed hebben gekregen.

Als onderdeel van Het Gebaar uit december 2000 wist Het Indisch Platform te bewerkstelligen dat er wetenschappelijke studies zouden komen naar deze twee aspecten van De Indische Kwestie: de backpay en de materiële oorlogsschade. Deze studies, uitgevoerd door historici van het NIOD (Nederlands Instituut voor Oorlogs Documentatie), verschenen in respectievelijk 2005 en 2006, met een overzichtsrapportage in 2007. In beide studies werd aangetoond dat de opeenvolgende Nederlandse regeringen ernstig in gebreke waren gebleven wat betreft de Nederlandse land-genoten uit Nederlands-Indië. Aangetoond werd dat Het Gebaar uit 2000 geenszins een compensatie was voor de twee  aspecten van De Indische Kwestie. Eveneens bij de in februari 2001 gehouden Parlementaire behandeling stelde de toenmalige minister van Financiën Gerrit Salm klip en klaar, dat Het Gebaar niets te maken had met het herstel van de materiële oorlogsschade.http://www.65jaarkinderenvanderekening.nl/st-japanse-ereschulden.

Zeer beschamend in deze NIOD-studies is de vergelijking van de Nederlandse situatie met die in de diverse andere landen die in oorlog waren met Japan. De Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk hebben hun landgenoten uit de Aziatische koloniën ruimhartig gecompenseerd, ook voor de geleden oorlogsschade. Zelfs het toen straatarme Portugal heeft in de zeventiger jaren van de vorige eeuw haar landgenoten uit Portugees Timor en Macao volledig gecompenseerd. De Nederlandse overheid slaat wat dat betreft beslist geen al te best figuur. De petitie vermeldt terecht dit "achterstallig onderhoud" door de diverse regeringen. Wat ook de politieke kleur was van de regeringen in die 67 jaar, ze hebben ´De Indische Kwestie´ niet tot een oplossing gebracht. De angst was en is dat een adequate compensatie van de Indische gemeenschap heel veel geld gaat kosten. Het is dan ook een grote groep. In de vijftiger jaren vluchtten immers zo’n 300.000 Nederlanders uit Nederlands-Indië naar het veilige Nederland. Velen van hen hadden de horrorbeelden van de afschuwelijke Bersiap nog op het netvlies gegrift. Zij kwamen naar een land dat ze nauwelijks kenden en waar zowel de overheid als de inwoners hen als vreemdelingen behandelden. Sterker nog, in het beruchte Rapport Werner uit 1953 werden de zogenaamde Oosterse Nederlanders gezien als een ´gevaar voor de openbare orde´ in Nederland. Wie de discriminatie en de kille, bijna vijandige, ontvangst in Nederland heeft meegemaakt, zal dit niet licht vergeten. Deze kille en vijandige ontvangst was voor het Kabinet Kok-1 reden om Het Gebaar in te stellen.

Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogsslachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden; juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn. De consequentie is dat Het Indisch Platform zich in politiek vaarwater gaat begeven. Een eerste stap daarin is de Tweede Kamer. Deze moet, los van de Regering, ervan overtuigd worden dat het haar politieke verantwoordelijkheid is om de twee NIOD-studies te behandelen. De Tweede Kamer heeft dit tot nu toe niet willen of kunnen doen. De Tweede Kamer heeft in de richting van de Regering een controlerende functie.

Dan heb ik het nog niet eens over de 3e tegenovergestelde parallel! De Indische Nederlanders (met de Nederlandse nationaliteit: met een paspoort dus) die na de oorlog naar Nederland kwamen, omdat ze in Indië niet meer welkom waren, werden nóg slechter behandeld dan de asielzoekers! Zij werden in barakken geplaatst en kregen een klein voorschot die ze tot de laatste cent moesten terugbetalen. De mannen die in de oorlog voor Nederland hadden gevochten, en die in krijgs-gevangenschap hadden gezeten, kregen geen baan meer bij het leger en hadden ook geen recht op pensioen van het leger!

Hadden zij zich misschien moeten bekeren en naar Nederland moeten komen als moslim-immigrant? Dan waren ze misschien net zo gastvrij onthaald! Want als Nederlands staatsburger uit de Oost ben je gewoon een paria! https://eunmask.wordpress.com/author/realpredictor/ (Blog Diana Bloem)

Hier de verhalen van overlevenden die deze verschrikkingen hebben meegemaakt:http://www.archiefvantranen.nl/uw-verhaal/

Ook in dit geweldige boek van Ferry Holtkamp leest u over de hartverscheurende werkelijkheid:http://www.indischhistorisch.nl/tweede/oorlog-en-bersiap/oorlog-en-bersiap-ik-beken-het-levensverhaal-van-de-indische-nederlander-ferry-holtkamp-opgetekend-door-journaliste-elise-lengkeek-juli-2009/

En dan natuurlijk het onlangs bij Uitgeverij Boom verschenen boek van Dr. Herman Bussemaker:Indisch Verdriet, strijd om erkenning

Bron: http://nieuws.thepostonline.nl/2013/11/18/nederlanders-waren-slachtoffer-genocide

 

Lees verder…

Australiërs zoeken VOC schip

10897291284?profile=originalAustraliërs zoeken VOC schip Fortuyn

In 1724 verdween het VOC schip “Fortuyn” spoorloos. Australische maritieme archeologen zeggen een idee te hebben waar het  schip is vergaan en starten een zoekactie. De Fortuyn was een vrachtschip van de Vereenigde Oostindische Compagnie en vertrok in september 1723 vanaf Texel voor een reis naar Batavia. Begin 1724 bereikte de Fortuyn Kaap de Goede Hoop, waar de VOIC destijds een bevoorradings-haven had. Op 18 januari vervolgde het schip haar reis, samen met de schepen “Hogenes”, “Doornik” en “Anna Maria”.

Oude afbeelding van Christmas Island (Daniël Beekman, 1718)

Na het vertrek uit Kaap de Goede Hoop is het schip nooit meer gezien. Wat er met de Fortuyn, met aan boord ongeveer 225 bemanningsleden, gebeurd is, is altijd een raadsel gebleven. Australische onderzoekers zeggen nu in Nederlandse archieven aanwijzingen te hebben gevonden die erop zouden kunnen duiden dat de Fortuyn is vergaan bij Christmas Island. Dit eiland ligt iets ten zuidoosten van Java, maar geografisch behoort het tot Australië.  Het onderzoek wordt geleid  door  maritiem  archeoloog Graeme Henderson, die eerder ook de Cocoseilanden heeft genoemd hoopt onder andere kanonnen van het schip te vinden. De Fortuyn had er daarvan in totaal 36 aan boord.

Graeme Henderson is geen onbekende. Op 16-jarige leeftijd ontdekte hij het wrak van het Nederlandse handelsschip “De Vergulde Draeck”, toen hij met enkele vrienden bij de westkust van Australië aan het vissen was. De zoektocht naar het wrak van de Fortuyn maakt deel uit van een serie activiteiten die georganiseerd worden in het kader van de 400ste

Kanon met touwwerk zoals dat op VOC schepen gebruikt werd

verjaardag van de eerste landing van een Europeaan in het westen van Australië. Dat was de Nederlandse ontdekkingsreiziger Dirck Hartog.

Lees verder…

Tempo Doeloe versus Sekarang

Tempo Doeloe versus Sekarang    (Toen en Nu)

10897296081?profile=original

10897296285?profile=original         De Sociëteit HARMONIE' in Pasoeroean, gelegen aan de Heerenstraat, en ook tegenwoordig nog omgeven door oude, fantastische, maar helaas vervallen, koloniale huizen die zo uit de Stille Kracht lijken te zijn weggelopen. 
Sociëteit "Harmonie' Pasoeroean.

 

 

Column                                      door:  Anita Bunt

Al een lange tijd loop ik rond met het idee een Indisch evenement in Zutphen te organiseren, geen pasar of kumpulan, maar een keer totaal iets anders. Maar ja, wat moet dat dan zijn en waar moet je beginnen? Voor mij een mooie uitdaging om dat eens te gaan onderzoeken.

En dat heb ik gedaan; een paar weken geleden heb ik de stoute schoenen aangetrokken en ben   ik gaan verkennen wat de mogelijkheden voor een Indisch evenement zouden kunnen zijn.

Al surfend op internet werd         ik geïnspireerd door foto’s, afbeeldingen en verhalen. Ook de gesprekken die ik heb gevoerd met mensen uit mijn omgeving lieten mij ervaren dat het zaadje is geplant, dat er langzaam wat moois aan het ontkiemen is. Ja, het evenement gaat er komen!

Tijdens een workshop kom ik in gesprek met iemand die precies de informatie geeft die ik nodig heb om mijn evenement daadwerkelijk neer te kunnen zetten! Wow, deze persoon komt niet zo maar op mijn pad, wat fantastisch!  We maken meteen een afspraak en gaan op pad om een geschikte locatie te vinden en al snel zijn we aan het onderhandelen en nemen we een optie op een prachtige “hippe” ruimte vlakbij het station in Zutphen. We zijn het erover eens dat we hier goed zitten en dat we verder kunnen gaan met de organisatie.

Het organiseren van een evenement is leuk, vooral als je dat met meer gelijkgestemden doet, en dus kijk ik mijn kennissen/vriendenkring rond en vraag mijn “nep-Indo” vriendin      (zo voelden en noemden wij onszelf lange tijd) en een Molukse vriendin, om samen dit evenement te organiseren. Deze lieve dames zijn, net als ik, heel enthousiast en wij gaan er iets moois van maken!

Onze eerste “meeting” is echt geweldig, wat hebben we elkaar veel te vertellen! Af en toe rollen de tranen over onze wangen van het lachen, maar er is ook ruimte voor verdriet, voor het verdriet van de familie, het Nederlands Indië. Respect en dankbaarheid vloeien door onze woordenstroom,

 is duidelijk voelbaar aanwezig. Respect en dankbaarheid voor onze ouders en voorouders. De mooiste gesprekken ontstaan over de Indo- en Molukse cultuur, twee kleurrijke culturen die zo verschillend zijn en toch ook weer zo hetzelfde. De familie-geschiedenis, met bijzondere aandacht voor onze moeders en (overgroot)oma’s.

De hele middag wisselen we ideeën uit, delen we ons enthousiasme en zetten een prachtig thema en programma-voorstel in elkaar. Voor we het in de gaten hebben is het al donker en is het tijd om onze meeting te beëindigen. Jammer, we hebben het zo leuk dat het lastig is om gedag te zeggen, snel een nieuwe afspraak plannen! En dat doen we. We plannen een nieuwe afspraak en gaan vol energie en inspiratie weer naar huis…..

Zodra onze plannen geen plannen meer zijn maar een concreet programma laten we dit natuurlijk direct weten. 

Lees verder…

Telor Belado

10897292296?profile=originalRecept van de maand                                  Telor Belado

 

Een lekker eiergerecht in een pittige saus,  als bijgerecht bij uw rijsttafel.  

Ingrediënten:                    

8 eieren, 3 verse rode lomboks, 4 teentjes knoflook, 1 tl. djahé, 1 stengel sereh (citroengras), mes- puntje trassi, 1 tomaat uit blik met 1 el. sap, 4 lente-uien, 4 el. olie om te bakken, 2 ½ dl. kokosmelk (blik), 3 tl goela djawa (palmsuiker) of bruine suiker, snufje zout.

Bereiding:  Breng de eieren aan de kook in ruim water en laat ze in ca. 8 minuten hardkoken. Giet ze

dan af en laat ze onder koud stromend water goed “schrikken”. Pel ze als ze afgekoeld zijn. Snijd de lomboks in de lengte en verwijder zaad en zaadlijsten; snijd dan de helften schuin in dunne ringetjes. Voel even waar de lente-uien  stevig worden. Dan het groen in dunne ringen snijden en apart houden. De rest van de lente-uien in ringen snijden. Pel de knoflook en pers ze uit in de knijper. Hak de sereh in tweeën en kneus beide helften met iets zwaars  (keukenhamer,  steelpan, achterkant van metalen pollepel). Prak met een vork de bliktomaat met het sap. Verkruimel het stukje trassi. Verhit nu de olie in een wok en stoof hierin 2 tot 3 minuten alle ingrediënten, behalve het groen van de lente-uien. Blus nu af met de kokosmelk en de tomaat. Laat langzaam weer aan de kook komen en zet dan het vuur heel laag. Halveer  de eieren en leg ze  in de saus. Schep de saus over de eieren. Strooi nu het groen van de lente-uien erover, weer aan de kook brengen  en laat onder een deksel ongeveer 3 minuten heel zacht doorpruttelen.

Selamat makan 

Lees verder…

De geschiedenis moet verteld worden

10897296700?profile=originalGastdocenten   Zuid Oost-Azië

De Stichting Gastdocenten Zuid Oost-Azië is opgericht om aan kinderen en jeugd van lagere en middelbare scholen voorlichting te geven over de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog en de daarop volgende Bersiap-periode in voormalig Nederlands-Indië. Belangrijk hierbij is dat de docenten spreken vanuit eigen ervaring en zodoende vanuit een persoonlijke belevenis vragen van  scholieren kunnen beantwoorden. Juist vanuit de positie van een ooggetuige wordt de lesstof overtuigend gebracht, hetgeen zich vertaalt in een aandachtig luisterende schoolklas.

Verslag van een gastles

De kinderen zijn zeer geboeid door verhalen over blubberpap, kamp-nummer en het persoonlijke van het verhaal. Ze mogen raden,    als gastdocente Mieke Huijsman-Engelberts (1934) ze vertelt wat ze in het Jappenkamp te eten kregen. Ze griezelen als ze het potje te zien krijgen: blubberpap, dat eruit zag als stijfsel. Dag in dag uit kregen ze hetzelfde te eten, de kendjil-pap, gemaakt van Asia-meel. “Kunnen jullie je voor-stellen waarom ik nooit meer pap heb gelust?” De kinderen knikken allemaal en trekken een vies gezicht. Mieke heeft haar verhaal al honderden keren verteld, maar toch vertelt ze het iedere keer opnieuw alsof het nieuw is. En ze blijft dat als gastdocente ook doen, zolang ze de kracht heeft om op haar benen te staan. De oorlog in Azië en met name voormalig Nederlands-Indië is voor veel mensen nog onbekend terrein. “Drie jaar geleden nog”, zegt ze, “sprak een vrouw mij aan en zei dat ze nooit had geweten dat het zo erg was geweest”. Door zulke opmerkingen weet je dat je nog steeds een missie hebt. “Ik moet blijven vertellen over Indië, zolang ik het nog kan en er nog mensen zijn die mij willen aanhoren”.

Voor de Indische Nederlanders die de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap hebben meegemaakt, is het fnuikend dat er verhoudings-gewijs veel te weinig aandacht is voor hun verhaal. Indië was een “ver-van-mijn-bed” verhaal. En Nederland had bovendien in de jaren na de oorlog, genoeg aan de eigen problemen. In veel steden lagen wijken in puin, er was voor veel mensen geen woonruimte, geen eten genoeg en ook kleding was schaars. De door Indische Nederlanders uitgestoken vlag op 15 augustus om het einde van de oorlog in Azië te vieren werd nogal eens afgedaan met de opmerking: “Wie is er jarig…?”

 

Mieke Huijsman-Engelberts

 

De geschiedenis moet verteld worden

 

De gastdocenten proberen met hun lessen dit kennishiaat te dichten. Aan de hand van eigen ervaringen vertellen ze over       de “onbekende oorlog”. Mieke Huijsman: “Het is evenzeer geschiedenis als de gebeurtenissen in dezelfde periode hier in Europa en met name in Nederland. Sterker nog, het is ook ONZE geschiedenis, want Indië was Nederlands grondgebied. Daarom is het dus ook onlosmakelijk verbonden met onze eigen geschiedenis. Maar het is ook mijn verhaal.”

Huijsman vertelt de leerlingen ook over haar eigen moeder , die in het Jappenkamp aan uitputting is overleden. Ze merkt regelmatig dat dit onderwerp haar minder moeite kost dan het er met haar eigen dochters over te hebben. “Mijn dochters hebben het verhaal eigenlijk pas gehoord, toen ze een lezing bijwoonden”. De gast-docenten zijn getraind om hun verhaal zo nuchter mogelijk te vertellen. “Als het gaat over de wrede behandeling door de Japanse militairen, zeggen we gewoon dat ze behoorlijk losse handjes en voeten hadden. Pas als er gericht om wordt gevraagd, treden we in details”.

Altijd heeft ze een tas met spullen bij zich uit het Jappenkamp, zoals het kampnummer dat ze altijd moest dragen (M.Engelberts 11331) en een late van ongeveer 50 cm om duidelijk te maken hoe weinig ruimte de gevangenen hadden in het interneringskamp in Semarang en Soerabaja. Verder heeft ze altijd een dierbaar souvenir bij zich: een beduimeld leesboekje “Pim en Mien” (Indisch equivalent van “Ot en Sien”, dat als door een wonder bewaard is gebleven.

Honderd gastdocenten

Tijdens de Tweede Wereldoorlog  in Nederlands-Indië zijn door de Japanse bezetting meer dan 25.000 Nederlanders en Indische Nederlanders omgekomen. 16.800 burgers en 8.200 krijgsgevangen KNIL soldaten. Aan de Stichting Gastdocenten zijn een kleine 100 docenten verbonden, die bij elkaar vorig jaar zo’n tweehonderd schoolklassen hebben bezocht. En daarnaast werden lezingen nog eens door meer dan vijfduizend mensen bezocht. Ook geven de gastdocenten af en toe lessen op de Pabo’s. “Dar zitten de toekomstige onderwijzers en leraren, die het stokje moeten overnemen. Het is mijn missie dat ons verhaal verteld moet worden; ook als wij er niet meer zijn”.

Gastdocente Marjan Bruinvels voor de klas

De gastdocenten zijn altijd bereid om bij u op school een gastles te komen geven. Maar ook bij u in het zorghuis of op de vereniging komen ze met alle plezier hun verhaal vertellen. Alle informatie hiervoor is te vinden op de website: www.gastdocenten.com

Lees verder…

10897294096?profile=originalIndo Rock ons cultureel paradepaardje? (14)  door:  Albert van Prehn

 

INDO MUZIEK EN APPARATUUR. 1e deel

In 1957 bracht Leo fender de Jazzmaster uit, de later zo veel bespeelde gitaar bij de indo bands. Oorspronkelijk was het de bedoeling van fender dat voornamelijk de jazzgitaristen de Jazzmaster zouden gaan gebruiken, doch het viel tegen.

De meeste jazzgitaristen kochten en bespeelden dit model niet en even driegde de Jazzmaster een miskleun te zijn van Leo fender. Wat wel gebeurde was, dat bands zoals The Ventures en The Fireballs,

James Burton toen hij Ricky Nelson begeleide, en zo waren er nog wat bands uit die tijd, de Jazzmaster gingen gebruiken. In ons land werd de Jazzmaster vooral gebruikt bij de Indo bands, waarvan velen The Ventures als voorbeeld hadden, de sound van The Ventures was uitermate geschikt voor het model, clean ingeplugd had het een apart geluid, wat rauwer en kort. Dat de Jazzmaster zo geliefd was, en nog is bij de Indo bands heeft dus zijn oorsprong in het geluid van The Ventures.

Helaas werd de Jazzmaster korte tijd vanwege zijn verminderde belangstelling in de jaren 70 niet meer gemaakt en het duurde een poosje voordat het weer gemaakt werd, medio 80 kreeg je weer een kleine opleving o.a. door de artiest Kurt Cobain en in 1999 was de belangstelling er weer zodat fender ook weer overging tot het produceren van het model.

In die 90er jaren begonnen de Japanners de Jazzmaster weer uit te brengen in eigen beheer, natuurlijk waren het reissues uit de Japanse fender fabrieken echter die modellen leken er niet op, het hout wat oorspronkelijk essen en elzen hout was, werd nu vervangen door linde hout, daarbij waren de slagplaten die eerst van een betere kwaliteit waren vervangen door dunne goedkope plastic slagplaten.

De combinatie van linde hout en de goedkopere pick-ups was de reden dat de Jazzmaster gewoon niet meer klonk zoals hij oorspronkelijk moest klinken en Jazzmaster made in Japan was de goedkope uitgave van iets wat er niet eens op leek. Ze klonken dun en karakterloos, iets wat de oorspronkelijke Jazzmaster wel zeker in voldoende mate had, op het tremolo systeem na, want die zorgde nogal voor veel bijgeluiden en verkorte de sustain van de essen houten body. Maar misschien was DAT juist wat zo bij de Jazzmaster hoorde.

Met het tremolo systeem kon de gitaar eigenlijk niet snel ontstemmen, wat wel het geval is bij de stratocaster die in 1954 door fender werd geïntroduceerd en tot op heden HET succesmodel is en wat na al die jaren bijna tot helemaal niets aan vormgeving heeft ingeboet. De Jazzmaster en even later de Jaguar werden heel veel door Indo bands gebruikt en met name Andy Tielman was de inspiratiebron met het model.

Eind 90er jaren werden de Japanse uitgaven beter, want toen gaf men de Crafted in Japan Jazzmaster uit die nagenoeg het zelfde was als de Amerikaanse uitgave die veel duurder was.

De Crafted in Japan was bedoeld voor de Japanse binnenlandse markt en deze gitaren waren van veel betere kwaliteit dan de made in Japan modellen, het verschil zat hem in de gebruikte houtsoorten en betere hardware. Zo zijn de Crafted in Japan net als de Amerikaanse modellen van Essen of Elzenhout gemaakt.

Tot nu toe, speelt de Jazzmaster bij vele indo bands nog een hoofdrol en je ziet het model nog veelvuldig op de podia bij kumpulans en pasars, de Jazzmaster is dé Indo gitaar geworden in ons land.

Ikzelf heb verscheiden oudjes gehad en heb tegenwoordig nog maar een over een nieuwe hedendaagse uitgave. Ik speel er niet veel meer op want mijn liefde is uitgegaan naar de eerste gitaar van Leo fender, de telecaster die in 1951 het licht zag. Ik speel op Leo Fenders laatste project de     G & L Asats welke veel beter zijn dan de Fenders zelf van de bedrijf fender die Leo in 1965 heeft verkocht aan CBS.

Ik ben geen voorstander van de benaming Indo Rock en dat weet men van mij, niet dat ik het zou willen verbieden of echt afkeur, nee het is meer omdat deze benaming in mijn ogen niet voldoet aan de juiste benaming van de muziek van de Indo bands. Daarbij heeft men verzuimd om onze muziekgeschiedenis eens degelijk onder de loep te nemen alvorens men de benaming Indo Rock heeft bedacht. In mijn ogen een miskenning van het feit dat de Indo Muzikanten al in Indonesië met de rock and roll bezig waren en de benaming Indo Rock suggereert dat wij als indo muzikanten pas in Nederland zijn begonnen met muziek maken. Als men even verder had gekeken dan was die benaming er nooit geweest, maar het is er nu eenmaal en velen hebben die naar gewoon klakkeloos geaccepteerd, het is een quasi begrip geworden.

We gaan het in de volgende editie hebben over de gebruikte apparatuur en de keuzebepaling door beïnvloeding.

 

Lees verder…

Voor mij was het een onvergetelijke Pasar Malam Rijswijk op zaterdag 08-11-2014.

10897295465?profile=originalRegelmatig ga ik naar de Pasar Malam, maar op zaterdag 8 november 2014 was voor mij toch een bijzondere dag,
omdat op deze dag ook een ICM boeken presentatie is.


Ik ontmoete daar bekende personen en ook nieuwe gezichten bij de GUYABANO stand(naast de ICM stand)
Ook heb ik voor het eerst Rita Kopetzky ontmoet, op de Facebook groepen ken ik haar goed.
Op deze voor mij bijzondere dag heb veel foto's en video opnamen gemaakt. De video opnamen heb ik inmiddels op de Dvd's overgezet(gebrand) en ook naar de ICM-Teamleden per post verzonden.


Ook heb ik een DVD helemaal naar Zwitserland per post verzonden naar de goede sobat Rolo Lapré. Ik ben blij dat hij gewoon Nederlands spreekt....Meermalen ontmoette ik Indische-Nederlanders die in Australië, New Sealand, Alaska, Canada en USA wonen....sommigen spreken bijna geen Nederlands meer......"Bahasa Indonesia en Nederlands lupa(vergeten)",zeiden deze Indo's....Sobat Rolo Lapré uit Zwitserland spreekt dus Nederlands.....en af en toe wat Bahasa Indonesia of Malaysia(Maleis).......CHAPEAU.
Ik plaats hier een groepsfoto van zaterdag 8 november 2014 bij de ICM en GUYABANO stand op de Pasar Malam Rijswijk.


Vriendelijke groeten.
 22 maart 2019
Ben Vink.
 

Lees verder…

Vuurwerk de verbinding met Indië?

10897292297?profile=originalVuurwerk en de link met Indië

Geschiedenis

 

Nieuwjaar wordt in Nederland sinds 1576 op 1 januari gevierd. Het schijnt dat de oudste bewoners van onze streken, die geen  echte kalender bezaten, tussen eind december en begin januari een midwinterfeest van twaalf nachten hielden. De Romeinen op hun beurt lieten aanvankelijk het nieuwe jaar op 1 maart beginnen, maar vanaf 44 v. Chr, toen Julius Ceasar de naar hem vernoemde Juliaanse kalender invoerde, werd dat 1 januari, de dag dat de nieuwe senaat werd geïnstalleerd. Met de heropleving van het Latijn tijdens de Renaissance ging die datum voor steeds meer mensen gelden, al probeerde de katholieke Kerk andere data ingang te doen vinden. Eerst stelde zij Pasen voor, daarna Driekoningen, vervolgens Kerstmis en ten slotte Sint Maarten; ook Maria Boodschap op 25 maart is nog in de aanbieding geweest.


Particulier vuurwerk in Amsterdam 1990 (foto ANP)

 

Om aan deze verwarring een eind te maken bepaalde de Franse koning Charles IX in 1563 dat Nieuwjaar in zijn land voortaan de Juliaanse editie werd en de Spaanse landvoogd Requesens liet op 16 juni 1575 per plakkaat weten dat dit ook voor de Lage Landen moest gaan gelden.  Internationaal zou dit ook  tot  de standaard uitgroeien. Hiermee viel 1 januari overigens nog niet op de huidige datum, want de kalender-hervorming van paus Gregorius in 1582, die het hele jaar tien dagen naar voren haalde, werd in Nederland slechts aarzelend overgenomen, omdat calvinisten niet graag van een paus wilden leren hoe zij een kalender moesten inrichten. Als laatste provincie ging in 1701 Drenthe overstag en sindsdien bestaat er dus een landelijk Oud en Nieuw. Desondanks heeft het  lang geduurd voordat de gehele  samenleving hiervan was door-drongen. Tot slechts enkele decennia geleden  sloten alle bedrijven hun boeken op 30 april af om vanaf 1 mei met een schone lei te beginnen. En het onderwijs heeft altijd een eigen jaar aangehouden. 

 

10897292869?profile=originalBurgerlijke nieuwjaarsdag uit Vaderlandsche Kindervreugd uit 1780. Rechts laat een jongen een zelfgeschreven Nieuwjaarsbrief zien. (Atlas van Stolk)

 

Een landelijk Oud en Nieuw  betekende overigens nog niet dat de jaarwisseling overal  op  hetzelfde ogenblik plaatsvond. In de Middeleeuwen bepaalden de kerkklokken het uur van de dag, waarvoor als basis diende: 'high noon' op een plaatselijke zonnewijzer. Van Oost naar West-Nederland gaf dat een verschil van ruim tien minuten, maar met een slordige koster kon dat nog oplopen. Zolang het transport-wezen  nauwelijks tot ontwikkeling was gekomen, maakte het niet uit dat alle steden en dorpen een eigen tijd hanteerden. De Engelse Spoorwegen reageerden toen als eerste. Terwille van hun landelijke dienstregeling richtten zij zich vanaf 1840 op de Greenwich Mean Time,  later uitgegroeid tot  de mondiale maatstaf. De Nederlandse Spoorwegen haakten hier in 1892 op in met de Amsterdamse Tijd, die op de Westertoren viel af te lezen. Dankzij een wet ging op 30 april 1909 die tijd voor het hele land in,  zodat  pas sindsdien  alle Nederlanders  synchroon leven.  Wel zou de Duitse bezetter hier in 1940  de Berlijnse Tijd invoeren, die nog steeds geldt, zij het onder de naam Midden-Europese Tijd.

 

Van buitenshuis naar binnenskamers

 

Over de vroegste nieuwjaars-viering bericht de Kerk. Het heet dat in voorchristelijke tijden de mensen vuren stookten, lawaai maakten, maskers droegen en offers brachten, teneinde de geesten die door het zwerk raasden, te verjagen dan wel mild te stemmen. Oud en Nieuw bleef echter een zuiver werelds festijn, met dien verstande dat  de katholieke Kerk 31 december wel heeft gewijd aan de heilige Silvester, paus tijdens het bewind van  de Romeinse keizer Constantijn de Grote, degene die de vervolging van christenen staakte.  Oudejaarsavond  heet daarom in verschillende landen Silvesteravond, waarin men een geslaagde poging van Rome mag zien om het feest alsnog een religieus tintje te geven. Ook in Nederland is die benaming momenteel in opmars, met dank aan de wintersporters onder ons vermoedelijk. Vaak ook worden op oudejaarsavond georganiseerde feesten Silvesterfeesten genoemd.

 

In de zeventiende eeuw, zo meldt de geschiedschrijver Jan ter Gouw in De Volksvermaken, ging Oudjaar gepaard met volle bekers en luide gezangen. Er werd veel in de lucht geschoten. 'Langs de straten trokken hele troepen jongelingen rond om te schieten: schot op schot knalde uit de koffij- en wijnhuizen, en de burgers schoten uit hunne stoepen'.

Menige Amsterdammer bewaarde hiervoor een apart kanonnetje op zolder. Daarnaast grepen de zogeheten Nieuwjaarszangers hun kans. Met een liedtekst als: 'Boven aan de hemel, Hangt een zak met zemel, Iedere zemel kost een duit, Hang den gierigen bliksem uit' gingen veelal arme mensen van huis tot huis om, blijkens een keur uit 1785, 'den luiden iets af te nemen of te eisen'. Dit dient letterlijk te worden genomen. Er bestaan getuigenissen van nieuwjaarszangers die  huizen binnendrongen en zich er dan ongevraagd te goed deden aan wat daar voor eetbaars aanwezig was.

Voor een lieflijker accent zorgden schoolkinderen die voor hun ouders nieuwjaarsbrieven schreven, om te laten zien hoe ver zij met schrijven gevorderd waren. De school kon op die manier tevens onder de aandacht brengen dat het schoolgeld nog moest worden betaald. In Vlaanderen zijn zulke brieven tot vandaag gebruikelijk gebleven.

 

10897292901?profile=originalLijst met geboorte en sterfte-gevallen in Lochem uit 1843, als nieuwjaarsbrief van de plaatselijke doodgraver. Hiervoor werd een geldbedrag terugverwacht. (Atlas van Stolk)

 

Ten tijde van de Verlichting groeide onder de burgerij een hang naar een meer intieme viering. De pendules die bij welgestelden op de schoorsteen-mantel kwamen te prijken, gaven ook de seconden weer, wat het gezamenlijk aftellen mogelijk maakte. Tegelijk met het verschijnen van de secondewijzer ontkiemde het moderne gevoel voor planning en dagindeling. Oud en Nieuw diende niet om boze geesten te verdrijven maar om goede voornemens te formuleren,  alhoewel zulke voornemens gewoonlijk in verband worden gebracht met de Romeinse god Janus, naar wie Januari is vernoemd. Janus, in het bezit van twee gezichten, staat te boek als de grondvester van het maat-schappelijk leven: met het ene gezicht keek hij vooruit, met het andere achteruit; vandaar dat hij het  symbool werd voor de vernieuwing.   

Een zo'n voornemen van destijds was: de voordeur op slot, zeker ten aanzien van opdringerige Nieuwjaarszangers, tegen wie al vanaf 1578  keuren waren uitgevaardigd.  In de achttiende eeuw  kwamen  visitekaartjes in zwang en men greep meteen de gelegenheid aan  om die  met een geschreven nieuwjaarswens erop rond te gaan sturen: hartelijkheid op afstand. En wie een aalmoes verlangde, moest  voortaan aanbellen  en  iets  te offreren hebben. In de negentiende eeuw leidde dit tot een hausse aan gedrukte nieuwjaarswensen, al bestonden die eerder: het oudste voorbeeld in het Amsterdamse Stadsarchief is  van  plaatselijke ratelwachters  uit 1669.  Vooral eenvoudige beroepslieden wilden op deze manier proberen hun loon aan te vullen, zoals lantaarn-opstekers, askarrenmannen, dood-gravers, nachtwachten,  klokken-luiders, torenwachters, straat-vegers en omroepers. Betere arbeidsvoorwaarden en  de opkomst van de kerst- en nieuwjaarskaart rond 1900 maakten geleidelijk een eind aan deze traditie, uitgezonderd voor één categorie: de krantenjongens.

Protestanten zorgden van hun kant voor een stiller uiteinde. De Algemene Synode van de Hervormde Kerk riep in 1817 'ter verbetering van den openbaren godsdienst' op tot een 'plegtig dankuur' 's avonds in de kerken. Hoewel 31 december in religieus opzicht geen enkele betekenis had, zou  de oudejaarsdienst volgens betrokkenen uitgroeien tot  een van de belangrijkste diensten van het jaar, vergelijkbaar met die in de Kerstnacht. De Gereformeerden plachten zelfs even voor twaalven de bijbel ter hand te nemen en psalm 90 voor te lezen. Zij gingen letterlijk 'biddend het jaar uit'. Toegewijde katholieken bleven hierbij niet achter, maar zij baden veelal ná twaalven. Geknield voor een stoel, met de ellebogen steunend op de zitting, deden zij dan een Onzevader en een Weesgegroetje, ofwel een zogeheten Tientje (een Onzevader, tien Weesgegroetjes en een plechtig kruisteken tot slot) of zelfs een compleet Rozenhoedje (vijf Tientjes).   

 

 

10897293067?profile=originalMan steekt vuurpijl af in 1695,   ter ere van Koning-Stadhouder Willem III. Ets van Jacob Gole, Rijksmuseum

 

 

Intussen werden in de steden de uitwassen op straat aangepakt, zoals openbare dronkenschap en wapengekletter. Ter Gouw schrijft dat aan het begin van de negentiende eeuw de Kalverstraat door het schieten nog op haar grondvesten schudde en dat iedere huisvrouw uit voorzorg schrikpoeder had klaarliggen. Maar in 1870 kon hij over Amsterdam constateren: 'van de huidige tijd niets dan lof'. Door eendrachtige samenwerking van politie, onderwijzers en kerkleiders was 'de lust tot uitspattingen evenzeer verminderd als de beschaving toegenomen'. Hulp hierbij zal zeker ook de eerste Wapenwet van 1896 hebben verschaft, die het openlijk dragen van wapens verbood. 

  

Alleen Nieuwjaarsdag gaf nog gedruis. Afgezien van de nieuw-jaarswensers die met hun druksels leurden, presenteerde uitwonend personeel zich en belden jongeren aan voor een versnapering. En dan de bezoekjes van familie, vrienden en buren over en weer.  Dit 'nieuwjaarslopen' was een plicht en een last.  Volgens de etnologe Eveline Doelman heeft het tot aan de Tweede Wereldoorlog geduurd voordat ook dit gebruik was verdwenen. De nieuwjaarskaart bracht voortaan nog slechts de beste wensen over. 

 

De link met Indië    

Nog nauwelijks opgemerkt door  mensen in het vaderland ontwikkelde zich gelijktijdig onder kolonialen in Nederlands-Indië een heel ander feest. Op 2 januari 1864 rapporteerde het Bataviaasch Handelsblad  dat de Chinezen de gewoonte hadden aangenomen om naast hun eigen Nieuwjaar ook het 'Europeesche Nieuwjaar' in te luiden met vuurwerk, een verschijnsel dat in Nederland kennelijk al zo goed als vergeten was.  En een decennium later staken de Nederlandse kolonialen  zelf vuurwerk af: 'zelfs de “ouden van dagen” onzer Europeesche maatschappij gaven er zich met ware verrukking aan over'. In het vaderland kende men  sinds  eeuwen grootse vuur-werken van overheidswege, en daarnaast vermaakte  de jeugd zich met eenvoudige rotjes, voetzoekers, slangetjes en muisjes, bijvoorbeeld op Hartjes-dag in Amsterdam.

Dat  achtenswaardige burgers  om middernacht  naar vuurpijlen en Bengaals Vuur  grepen,  met  alle risico’s  van dien, kwam uiterst merkwaardig over, ook bij menig journalist ter plaatse, getuige een terugblik op de viering van 1904 met de kop: 'Eén groot gekkenhuis!'       

 

Ferry Abels herinnert zich Oudejaarsavond als volgt

Iedere zichzelf respecterende Indische Nederlander stak vóór  de oorlog op oudejaarsavond vuurwerk af. Dat hoorde er nu eenmaal per traditie bij. Net zoals de enorme pan met Indische huzarensalade (in kleine blokjes gesneden gekookte aardappelen en rode bieten, doperwten, worteltjes, ananas, gesnipperde uitjes, gebakken en kleingesneden biefstuk, suiker en azijn en dat alles gemengd, met als garnering, gesneden schijfjes hardgekookte eieren). Daarnaast had je natuurlijk ook de grote glazen ovenschotel met overheerlijke Indische macaroni met knakworst, geraspte kaas en boter, en naar smaak te overgieten met zelf aangemaakte mosterdsaus.

Uiteraard ontbrak de Gado Gado en de saté ayam en saté babi, met een grote pan gekruide katjangsaus niet. En al deze traditionele lekkernijen waren het resultaat van gezamenlijk, ambachtelijk keukenwerk van onze vrouwen en dus ook mijn moeder.

Het oorspronkelijk in Nederland beschikbare en verkochte vuurwerk bestond helaas slechts uit vrij krachteloze donderbussen, gevuld met zwart kruit. Het ontsteken van dit vuurwerk van Nederlandse makelij leverde niet veel meer op dan een doffe plof. 
Hierin kwam al snel verandering en verdween het Nederlands vuurwerk van de markt. Er werd grootscheeps vuurwerk uit China ingevoerd. Helaas bevatte dit ‘legale’ Chinese vuurwerk – voor ons Indische jongens - slechts een beperkt, vooraf bepaald kruit-gehalte, conform de in Nederland geldende normen. Via-via, wist ik tegen de groothandelsprijs aan een flinke voorraad van dit vuurwerk te komen. Een deel ervan verkocht ik dan door aan vrienden en kennissen, voor een prijs die onder die van de winkelwaarde lag. Het ‘echte’ Chinese vuurwerk heeft wit kruit, een hoog kruitgehalte, geeft een veel hardere knal en bovendien een mooie felle lichtflits.

De 'brondongans', meterslange slierten aan elkaar gevlochten bommen, die wij kochten, met aan het eind een pakket bij elkaar gebonden zware bommen, die voor een zeer indrukwekkende eindexplosie zorgden, waren vaak illegaal via Rotterdam en België ingevoerd en zouden bij ontdekking onmiddellijk in beslag zijn genomen door de autoriteiten. Als ik deze brondongan op oudejaarsavond aanstak, liet de politie het vaak oogluikend toe   en hadden de agenten er waarschijnlijk zelf ook de grootste lol in, maar ja, het bleef illegaal vuurwerk.

Ze wisten echter heel goed, dat wij Indische mensen voldoende ervaring en kennis van zaken hadden om dit soort vuurwerk op een veilige en verantwoorde manier te ontsteken. Het werd tenslotte toch maar eenmaal in het jaar afgestoken, en bovendien wisten ze ook dat wij de 'rommel' die wij maakten, meestal nog dezelfde nacht en anders uiterlijk de volgende morgen ook nog  zelf opruimden. Hetzelfde oogluikend toelaten door de politie, gebeurde ook altijd met Tjap Go Meh, het Chinees Nieuwjaar dat in de Chinatown wordt ontstoken en wat doorgaans gepaard gaat met oorverdovende knallen. Ook deze gebeurtenis heeft maar eens per jaar plaats, zonder onlusten of wat dan ook.

Tegen het eind van het jaar vertrok ik dan ook steevast naar Leeuwarden, om mijn achterbak vol te laten gooien met vuurwerk. Qua veiligheid niet bepaald erg verantwoord, alleen al vanwege de hoeveelheid 'explosieven' in je achterbak, maar ja, je bent een Indo of je bent het niet, nietwaar? Een groot deel van de gekochte voorraad deden we vervolgens in de verkoop. Buren en kennissen konden op die manier voor een zacht prijsje aan vuurwerk komen en wij konden de kosten van het voor eigen gebruik bestemde vuurwerk, volledig compenseren.

Nu we ons op deze manier konden voorzien van een behoorlijke voorraad vuurwerk, konden we ook de competitie aangaan met mede Indische buurtbewoners. Een competitie die voornamelijk te maken had met het produceren van het meest indrukwekkende 'twaalfuurtje'. Halverwege de avond stuurden wij meestal onze kinderen op visite naar onze Indische buren. Onder het mom van: wens ze maar vast een gelukkig Nieuwjaar, was hun opdracht eigenlijk om uit te vinden uit hoeveel meter hun 'twaalfuurtje' bestond. Hadden we daar eenmaal een indruk van gekregen, dan konden wij ons eigen 'twaalfuurtje' indien nodig verlengen of versterken. Uiteraard was dit geen strijd op leven en dood. Het was gewoon een spel en had te maken met een stukje gezonde en leuke competitie.

De 'verliezer' feliciteerde altijd keurig de 'winnaar' en liet hem vervolgens weten dat hij volgend jaar beter zijn best zou doen. Na afloop van deze competitie gingen alle buren altijd gezellig even bij elkaar langs om hier en daar nog even na te praten en om samen nog een hapje te eten. Zo ging dat bij ons. (http://ferry.asa4u.net/)

Spelletjes en oliebollen 

 

Oud en Nieuw  in de Nederlandse steden was en bleef voorlopig een feest van lege straten en gesloten cafés. In de huiskamers vervulden twee elementen de hoofdrol. Ganzenborden was al in de vijftiende eeuw aan Zuid-Europese hoven gangbaar en kwam twee eeuwen later naar Nederland, waar het aanvankelijk op argwaan stuitte, vanwege de bijbehorende dobbelstenen die in de bijbel worden verfoeid.

In de negentiende eeuw was die argwaan in verband met kleurige pionnetjes wel geweken. De  speelgoedindustrie die in diezelfde eeuw ontstond zou voor steeds nieuwe  spellen zorgdragen, tot aan Trivial Pursuit en de Kolonisten van Catan toe. Maar ook wie tegenwoordig met Oudjaar virtueel een tennis-wedstrijd op een beeldscherm speelt, bevindt zich in de traditie van het aloude ganzenborden.  

 

10897293472?profile=originalHet andere element  was de oliebol. Over de herkomst daarvan doen allerlei theorieën de ronde. De wildste refereert aan de Germaanse godin Perchta. Zij  placht gedurende het midwinter-feest  gewone stervelingen  met een zwaard open te rijten terwijl zij door de lucht kliefde. Die stervelingen konden echter zorgen dat haar zwaard van hun lichaam afgleed door zich vol te proppen met gefrituurd deeg. Het bezwaar van deze theorie is dat frituren als bereidingswijze  pas in de achttiende eeuw opkomt. De theorie zou bovendien impliceren dat  er in onze contreien  klaarblijkelijk onbekende Germanen-stammen moeten hebben geleefd, want elders in 'Germania' is de oliebol afwezig (Engelsen betitelen hem niet voor niets als  Dutch donut).

Een andere mogelijkheid is dat de oliebol uit Portugal komt. Het vermoeden bestaat dat de Portugese Joden die tijdens de Spaanse Inquisitie naar Nederland vluchtten hun recepten mee-namen. In Portugal at men destijds al iets wat op oliebollen leek: oliekoeken van deeg met (gedroogde) zuidvruchten, gegaard in olie. De olie zou verwijzen naar de olie uit de eeuwig brandende lamp in de tempel van Jeruzalem. Veel Joodse gerechten hebben een verwijzing naar het geloof.

Lees verder…

Boek met de titel "Op zoek naar Doetje Dezentje


10897294263?profile=originalOp zoek naar Doetje Dezentjé

is het spannende verhaal over een zoektocht naar het liefdeskind dat de Nederlandse soldaat Wim (Bill) Brandel in Nederlands-Indië in 1948 verwekte bij een Indisch meisje, Doetje Dezentjé. 

Toen hij gewond raakte en teruggezonden werd naar Nederland verloor hij het contact met Doetje, emigreerde naar de USA en werd daar een rijk man. 
Als hij in 2014 overlijdt – weduwnaar met twee volwassen kinderen – staat in zijn testament dat hij het kind van Doetje 1/3 nalaat van zijn erfenis van 360 miljoen dollar. 
De firma www.My-last-wish.com
 die tegen betaling de laatste wensen van overledenen vervult krijgt van hem opdracht om op zoek te gaan naar Doetje en haar kind. 
Dat wordt de taak van Matt Fairford die eigenlijk Matthijs Vervoort heet en een Hollands-Indische achtergrond heeft. 
Dankzij chicanes van de familie-advocaat van de Brandels heeft Matt maar 8 dagen tijd om de erfgename te vinden. 
Achtervolgd door huurmoordenaars die de twee legale kinderen van Bill betalen om dat te voorkomen. 
Zal het hem lukken? 
Tijdens de zoektocht die Matt naar Indonesia en Nederland voert, wordt hij ook nog geconfronteerd met zijn eigen onverwerkte Indische verleden en dat van zijn vader.

Twee fragmenten lezen?  Klik dan aan:  

http://www.hansvervoort.nl/#URI=%3Fpage%3D_%26floatingpageId%3D15

Titel: Op zoek naar Doetje Dezentjé (literaire thriller)
Auteur: Hans Vervoort
Omvang :  208 pagina's

Prijs: € 17,99
ISBN: 978 90 5429 382 8

Voor meer informatie over mijn eerdere titels (o.a. Weg uit Indië) zie
www.hansvervoort.nl

Lees verder…

Met onverwachte zet hoopt kiescommissie Indonesië rellen te voorkomen

De kiescommissie heeft Indonesië dinsdag totaal overvallen met de vervroegde bekendmaking van de verkiezingsuitslag, een stevige winst voor Joko Widodo. De verrassingstactiek lijkt zijn werk te hebben gedaan, want de gevreesde chaos in Jakarta laat op zich wachten. 


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Joko Widodo, bijgenaamd Jokowi, stemt tijdens de verkiezingen van 17 april. Beeld AP

Joko Widodo heeft flink gewonnen – zoals iedereen al wist – en Prabowo Subianto zal heel snel miljoenen frauduleuze stembiljetten moeten vinden om hem nog uit het presidentieel paleis te verdrijven. Ook de ‘één miljoen’ demonstranten die hem president moeten maken, stonden dinsdag nog niet klaar.

Leger en politie waren er wel. Helikopters cirkelen boven de stad, en de straten rond het gebouw van de kiescommissie KPU zijn steril, oftewel volledig van de buitenwereld afgesloten. Een handjevol demonstranten bekvecht met politieagenten in volle rellenuitrusting, terwijl om de hoek, buiten het zicht van de demonstranten, zwaar bewapende militairen klaarstaan om in te grijpen als het uit de hand loopt. Op internet verschijnen foto’s van een sluipschutter op een van de hoge gebouwen die neerkijken op de kleine witte vlek van boze demonstranten die zijn omringd door een zwarte zee van agenten.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Presidentskandidaat Prabowo Subianto dinsdag tijdens een persconferentie. Beeld AFP

Prabowo Subianto heeft zichzelf op de dag van de verkiezingen uitgeroepen tot winnaar en tot president van de republiek Indonesië. Stembuspeilingen voorspelden toen al dat hij met overmacht was verslagen door de zittende president Joko Widodo. Die peilingen waren leugens, zij waren partijdig, brieste Prabowo, een opvliegerige ex-generaal met een veelbesproken verleden van mensenrechtenschendingen. Widodo moest zijn overwinningsspeech nog even voor zich houden. Hij deed er het zwijgen toe en liet Prabowo begaan. Van 17 april tot de dag van de uitslag mocht hij zich president noemen als hij dat wilde, maar dan zou het afgelopen zijn.

Anarchistische acties

De kiescommissie KPU zou de einduitslag 22 mei bekendmaken, en dat werd dus de datum voor het laatste oordeel. Prabowo beloofde een opstand van het volk, en Jokowi hield zijn mond. In zijn naam sprak zijn minister van Veiligheid, ex-generaal Wiranto, klare taal. Hij waarschuwde iedereen die anarchistische acties zou ondernemen. Tienduizenden agenten en militairen stonden klaar om in te grijpen, en Wiranto gaf ze toestemming met scherp te schieten. Prabowo-aanhangers die opriepen tot revolutie werden aangeklaagd wegens corruptie, anderen werden opgepakt wegens smaad, en Wiranto liet er geen twijfel over bestaan dat zijn troepen korte metten zouden maken met elke ongewenste vorm van protest.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Indonesische politie beschermt de kiescommissie KPU, nadat die dinsdag onverwacht de overwinning van Joko Widodo heeft aangekondigd. Beeld Getty Images

Maar niemand wist wat Prabowo nog achter de hand hield. De ex-generaal heeft een naam. In de jaren negentig was hij de schoonzoon van dictator Soeharto. Toen die in 1998 tot aftreden werd gedwongen, gaf Prabowo opdracht tot brandstichtingen, rellen en moordpartijen die het land moesten voorbereiden op een militaire coup. Die coup ging niet door.

Wiranto en Prabowo zijn gezworen vijanden sinds die tijd. Wiranto was destijds opperbevelhebber van het leger, en de man die Prabowo uit het leger schopte. Hij is nog steeds een machtig persoon in de Indonesische regering. Hij weet waartoe Prabowo in staat is, en Prabowo kent de lange arm van Wiranto.

De nervositeit die dinsdag in de lucht hangt, is niet ongegrond. Prabowo heeft al twee verkiezingen  (in 2009 en 2014) verloren, en lijkt niet van plan een derde keer te gaan verliezen. Hij heeft zich in zijn campagne omringd met militante moslims van de (verboden) organisatie Hizbut Tahrir, en de roemruchte knokploeg FPI, groepen die in staat zijn massa’s op de been te brengen en geweld te ontketenen. De vrees is dat zij zich niet door een beetje traangas zullen laten wegjagen, zoals de gehuurde demonstranten die vijf jaar geleden demonstreerden tegen Prabowo’s verlies.

Negatief reisadvies

Naarmate 22 mei dichterbij kwam nam de spanning toe. Prabowo is enkele dagen geleden naar Brunei gevlogen om daar ‘zijn oude vriend’ de sultan te bezoeken. Dat voedde nieuwe speculaties over ophanden zijnd geweld. De onzekerheid is alleen maar toegenomen. Scholen in Jakarta hebben hun deuren gesloten, diverse landen hebben negatieve reisadviezen voor Indonesië uitgevaardigd en de bewoners mijden zoveel mogelijk het centrum van de stad.

Na de bekendmaking van de verkiezingsuitslag lijkt de zaak een beetje te kalmeren. Prabowo roept in een videoboodschap op tot vreedzame demonstraties, en vecht later op de dag de uitslag aan bij het Constitutionele Hof. Ook dat is een verrassing. Tot dinsdag hield Prabowo’s entourage vol dat een beroep bij de rechtbank geen zin zou hebben: zelfs het Constitutionele Hof zou in het complot zitten. Nu heeft Jakarta enkele weken tot het hof een uitspraak doet: weken waarin de spanning kan wegzakken, of opnieuw kan worden opgevoerd.

Lees verder…

8, 9 , 10 juni Pasar Malam Den Helder

10897405889?profile=original

Pasar Malam Tropenvrienden Den Helder 8 t/m 10 juni 2019.

In de prachtig aangeklede Mastenhal op het Willemsoord in Den Helder zal alweer voor de vijftigste keer de Pasar Malam Den Helder worden georganiseerd. Een waar jubileum met tal van verrassingen. Maar daarover later deze maand meer.

Een passe-partout als leuk Moederdag cadeau?

Wat is het leuk om nu al samen met de hele familie te plannen om naar de jubileum uitvoering van Pasar Malam Tropenvrienden te gaan?

En natuurlijk komen Ais Lawa-Lata en Tante Lien ook!

In de online voorverkoop zijn de tickets en ook de passe-partouts voordeliger dan bij de kassa. Zieonderstaande link!

10897406666?profile=original

10897406874?profile=original

 

10897407076?profile=original

10897407300?profile=original

10897407870?profile=original

Lees verder…

doodstraf in Indië


10897300858?profile=originalNederland hield doodstraf in Indië in stand


- Historiek maakt serieus kans op de Geschiedenis Online Prijs. Stem hier op ons! -

Afgelopen zondag werd in Indonesië de Nederlander Ang Kim Soei geëxecuteerd door een vuurpeloton. Hij werd in 2003 aangeklaagd voor betrokkenheid bij de productie van XTC en veroordeeld tot de doodstraf. Een gratieverzoek en diverse diplomatieke pogingen door de Nederlandse overheid haalden niets uit bij de Indonesische president Joko Widodo, die een hard beleid voert op het gebied van drugsmisdrijven.

‘De handhaving van de doodstraf in Ned-lndië’ in Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië 20-01-1919. (Delpher)
In Nederland werd geschokt gereageerd op de executie. Minister van Buitenlands Zaken Bert Koenders heeft inmiddels de Nederlandse ambassadeur in Jakarta tijdelijk teruggeroepen naar Den Haag. Het handelen van de minister is begrijpelijk. Indonesië zelf stelt ook alles in het werk om Indonesische burgers, die in andere landen ter dood veroordeeld zijn, uitgeleverd te krijgen. Toch zou het wellicht verstandig zijn in het diplomatieke verkeer dat momenteel plaatsvindt, enig historisch besef te tonen met betrekking tot de schending van mensenrechten door Nederland zelf. Een wijzend vingertje van Nederland als het gaat om mensenrechten, schiet in Indonesië al snel in het verkeerde keelgat.

Als we een en ander in historisch perspectief plaatsen is dat niet onterecht. Nederland zelf heeft een discutabel verleden als het gaat om mensenrechtenschendingen in koloniaal Indonesië. Nederland hield in Nederlands-Indië de doodstraf zelfs in stand.

Toen in 1870 de doodstraf in Nederland werd afgeschaft, werd in Nederlands-Indië alles bij het oude gelaten. Een veel gehoord argument was dat de inheemse bevolking minder beschaafd en ontwikkeld was en daarom nog niet klaar voor deze hervorming. Het besluit is exemplarisch voor de manier waarop werd omgegaan met strafrechtspleging in Nederlands-Indië. Het Nederlands-Indische strafrechtsysteem was vergeleken met dat in Nederland repressiever en werd meer geleid door de directe belangen van het bestuur. Er bestond bovendien ongelijkheid in het systeem door de invoering van aparte rechtbanken voor verschillende bevolkingsgroepen. In de praktijk hield dit in dat de rechtbanken waar Europeanen werden berecht, werden voorgezeten door meer ervaren juristen met betere mogelijkheden tot verdediging door een advocaat.

“Een wijzend vingertje van Nederland als het gaat om mensenrechten, schiet in Indonesië al snel in het verkeerde keelgat.”

De inheemse bevolking daarentegen werd veelal berecht door de Landraad. Deze lagere rechtbank werd tot 1869 voorgezeten door een bestuurlijke ambtenaar zonder juridische opleiding en met bestuurlijke belangen in de regio. In de praktijk legde ook een lagere rechtbank als de Landraad regelmatig de doodstraf op. Revisie door het Hooggerechtshof was de enige controle die plaatsvond op het proces, maar getuigen werden niet opnieuw gehoord en feiten konden vaak niet meer worden nagegaan. De veroordeling van onschuldigen (en het vrijuit gaan van schuldigen met een zekere invloed) kwam dan ook regelmatig voor.

In principe konden zowel Europeanen als ‘inlanders’ op het schavot belanden. Het opleggen van de doodstraf aan Europese burgers kwam echter nauwelijks voor. De ongelijkheid in het koloniale strafrechtssysteem was dan ook niet alleen te vinden in het procedureverloop van een strafzaak. Ook het type straf dat werd opgelegd verschilde per bevolkingsgroep.

Terwijl Europeanen over het algemeen in de gevangenis belandden, werd de inheemse bevolking meestal veroordeeld tot dwangarbeid. Het zou de uitstraling van het koloniale bestuur geen goed doen als ook Europeanen zichtbaar als dwangarbeiders te werk werden gesteld, zo was de gedachte. Voor de inheemse bevolking daarentegen waren dwangarbeid ‘in de ketting’ en lijfstraffen lange tijd geen uitzondering. Slagen met de rotting (rotanstok) werden al gegeven voor lichte overtredingen, zoals rondslenteren of brutaal gedrag. Ook werden jaarlijks tientallen personen veroordeeld tot de dood. In het geval van gratieverlening door de Gouverneur-Generaal – de laatste uitweg om aan de galg te ontsnappen – was de vervangende straf over het algemeen langdurige dwangarbeid.

“Ik geloof dat er weinig inlanders zijn die twintig jaren kettingarbeid of zelfs de helft overleven,” meende een van de leden van de Raad van Indië al in 1841 in een notitie bij een gratieverzoek. Zeventig jaar later, in 1912, was er nog niet veel verbetering zichtbaar op dit gebied. In dat jaar kreeg de Javaan Pa Katjoeng de doodstraf opgelegd wegens het ombrengen van de plaatselijke “Don Juan van de dessa [dorp]” die het had aangelegd met zijn vrouw. De Gouverneur-Generaal toonde clementie met de wraakzucht van de man en verleende gratie. De vervangende straf was twintig jaar kettingarbeid.

Goed voorbeeld

Pas in 1918 werd een geünificeerd Wetboek van Strafrecht ingevoerd dat van toepassing was op alle bevolkingsgroepen van Nederlands-Indië. Het Wetboek kwam deels overeen met het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Met als belangrijk en meest opvallende verschil: het behoud van de doodstraf. Ook Europeanen konden nu dus nog steeds de doodstraf krijgen in Indië, maar in de praktijk werd de doodstraf vooral aan de inheemse bevolking opgelegd. Sinds 1907 vond de uitvoering van de doodstraf – door middel van ophanging aan de galg – niet meer in het openbaar plaats. Er ging overigens wel discussie vooraf aan het opnemen van de doodstraf in het nieuwe Wetboek van Strafrecht. In 1916 werd door een comité, met de wat lange naam ‘Centraal Comité tot voorkoming van de handhaving der doodstraf in het nieuwe wetboek van Strafrecht voor Nederland-Indië en tot verbetering van het Indische Strafstelsel´, een verzoekschrift ingediend bij de koningin, waarin verzocht werd tot afschaffing van de doodstraf. Als argument werd vooral de onomkeerbaarheid van de straf gegeven. In Nederlands-Indië zou de kans groter zijn dat een onschuldige ter dood veroordeeld werd, vanwege het taalprobleem en de “onbetrouwbaarheid van inheemse getuigen”. Het argument dat de inheemse bevolking minder beschaafd en ontwikkeld was, werd nu juist een argument tegen de doodstraf, omdat hen het goede voorbeeld gegeven moest worden van hoe hogere beschaving eruit zag.

Na discussie onder de hoogste organen, waarbij de Adviseur voor Indische en Arabische Zaken C. Snouck Hurgronje als argument tegen de doodstraf aandroeg dat de inheemse bevolking weinig vrees voor de dood had door hun islamitische geloof, werd besloten tot het behoud van de mogelijkheid tot het opleggen van de doodstraf. Onder anderen minister van koloniën Th. B. Pleijte was gevoelig voor het argument dat de doodstraf nodig zou kunnen zijn in het geval van een opstand. Dit bleek het geval in 1927, toen na de communistische opstand 27 mensen ter dood werden veroordeeld, waarvan er 16 ook daadwerkelijk ter dood gebracht werden. De overige 11 kregen gratie. Dit keer lieten communisten, leden van de SDAP en vrijzinnig democraten van zich horen. Zij gaven een scherp geluid af tegen de doodstraf. In de Volksraad werd door de heer W. Middendorp van de Indische Sociaal Democratische Partij (ISDP) fel van leer getrokken tegen het strafrechtsysteem in Nederlands-Indië, waarbij hij taalmoeilijkheden tijdens verhoren, onbetrouwbare politiegetuigenissen, rassenhaat en klassenjustitie noemde als oorzaken voor vele rechterlijke dwalingen. Toch werd een verzoek van het Comité Nieuw-Indië, tot afschaffing van de doodstraf, vrij snel afgewezen. De angst voor opstanden zat er diep in; vanaf de jaren twintig werd in Nederlands-Indië een nog repressiever bewind gevoerd.

Opgeheven vinger

De doodstraf werd niet afgeschaft en tot het einde van de koloniale tijd regelmatig uitgesproken. Als een Gouverneur-Generaal tegenstander was van de doodstraf sprak hij consequent gratie uit, zoals Gouverneur-Generaal D. Fock (1921-1926), maar in de latere jaren 1929 – 1936 werd toch maar liefst 27 keer de doodstraf opgelegd aan niet-Europeanen verdacht van moord, waarvan dertien personen gratie kregen.

Vanuit de historisch ontwikkelde opvatting dat de doodstraf niet past bij een beschaafde natie, kijkt Nederland nu afkeurend naar landen, zoals Indonesië, waar de doodstraf onderdeel is van het strafrechtsysteem. Lange tijd werd echter onder het mom van diezelfde beschavingsgedachte de doodstraf wel opgelegd door het Nederlandse rechtssysteem. Dit betekent niet dat de misstanden uit een koloniaal verleden een excuus mogen zijn voor de Indonesische overheid tot het schenden van mensenrechten. Het aan de kaak stellen hiervan is het goed recht van Nederland, zeker als het een Nederlands staatsburger betreft. Wel zou het de Nederlandse minister en diplomaten sieren als zij zich tonen bewust te zijn van het koloniaal verleden en met niet al te hoog opgeheven vinger de diplomatieke arena betreden.

Sanne Ravensbergen

Sanne Ravensbergen MA is als promovendus verbonden aan het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden. Zij doet promotieonderzoek naar strafrechtspleging op Java (1816-1918). Daarbij maakt zij gebruik van archiefmateriaal uit de koloniale archieven in Jakarta en Den Haag. Voor dit artikel is uit dit materiaal geput. Verder is dankbaar gebruik gemaakt van de volgende werken:

Weergaven: 58.987

Lees verder…

Klus: eiland bij Jakarta maken

10897294494?profile=original10897281292?profile=originalKlus: eiland bij Jakarta maken

(bron Telegraaf 29/1-2019)

De Nederlandse baggeraars Boskalis en Van Oord gaan samen een kunstmatig eiland aanleggen voor de kust van de Indonesische hoofdstad Jakarta. Daarmee is een bedrag gemoeid van €350 miljoen, dat gelijk over de twee partijen wordt verdeeld. Op het nieuw op te spuiten eiland van circa 160 hectare worden woningen en bedrijfspanden gebouwd. De aanleg vergt 20 miljoen kubieke meter zand, dat uit lokale wingebieden zal worden gehaald. In de dichtbevolkte regio rondom Jakarta is grote behoefte aan nieuw land om de bevolkingsgroei op te vangen. In Jakarta zelf wonen ruim tien miljoen mensen. In 2018 moet de klus gereed zijn.

ICM Redactie.

Dit is een onderdeel van het al omvattende Jakarta Baru Master Plan  van toenmalige burgemeester Jokowi van Jakarta dat al begon met de voorbereidingen in 2009. Ingenieursbureaus en investeerders uit Rotterdam ontwikkelde verder het totale plan dat in 2014 moest aanvangen en loopt tot 2023. Hiermee worden ruim 640.000 Fte' s (banen) geschapen alleen al in Indonesie. Het Jakarta Baru Master Pan omvat ruim 18 deelgebieden; 7 nieuwe elektrische centrales, metro, duurzame vuilverwerkingen, watermanagement, nieuwe haven, nieuw vliegveld, perphique, lange brug etc. etc,

Niet alleen de ontwikkelingen van het plan met die oplossingen, maar ook grote buitenlandse investeerders moesten voor de realisatie worden gevonden.

 

In dit traject hebben de Nederlandse ondernemingen veel hinder gehad door het neokoloniaal gedrag naar van politiek Den Haag tegen de republiek Indonesie. In tegenstelling tot de andere landen zoals Duitsland, Japan en China werden die partijen fors gesteund om de gunfactor allen verstevigen om die orders binnen te slepen. Angela Merkel was frequent in Jakarta, waar Nederlandse regering in alle rijstvelden ontbraken. Ook nadat de deze onderneming wanhopig een beroep deden op Mark Rutte. Een grote gemiste kans voor de Nederlandse economie, de krenten worden door de andere partijen als Japan, China en Duitsland uit de pap gehaald.

 

Die burgemeester van Jakarta met een populatie van 14 miljoen is nu president van de republiek Indonesië.

 

Zie presentatie Jakarta Baru Master Plan van Jokowi; http://youtu.be/hGtol65OeUg

 

Lees verder…

Indische rel

Indische rel om belediging Mohammed in 1931

10897325264?profile=originalPriester mag profeet geen "grove wellusteling" noemen

  • 9 april 2015
  • JURRYT VAN DE VOOREN EN MARNIX KOOLHAAS
uitvergroten
Jan ten Berge

In 1931 ontstond in Nederlands-Indië een conflict over het beledigen van de profeet Mohammed. De jezuïtische pater Jan ten Berge omschreef Mohammed in een brochure als "grove wellusteling". Mede onder invloed van het opkomend nationalisme protesteerden moslims heftig tegen deze kwalificatie. Het Indische Gouvernement bleek gevoelig voor de kritiek en verbood verdere verspreiding. Een verzoek aan het Nederlandse parlement om Ten Berge naar Nederland terug te sturen, werd door het niet opgevolgd. Een reconstructie van de eerste Nederlandse clash met de islam.

"Een onnozel stel fabels en verzinsels"

Jan ten Berge was vóór de oorlog een bekende missionaris en jezuïet, actief in Indonesië. Ook publiceerde hij regelmatig. In april en juni 1931 schreef hij twee artikelen in het jezuïetenblad Studiën over de Koran, waarin hij de profeet Mohammed o.a. een "grove wellusteling" noemde, die het met vrouwen en seksuele betrekkingen niet zo nauw nam. De Koran noemde hij "een onnozel stel fabels en verzinsels en verkeerd begrepen verhalen."

Het was het begin van wat de "kwestie-Ten Berge" zou gaan heten: het eerste openlijke verzet van de Indonesische moslimgemeenschap tegen de manier waarop door Nederlanders over de islam en de profeet werd geschreven.

Op zich was het niet zo opzienbarend wat Ten Berge verkondigde. In Nederland was al veel eerder en vaker in minderwaardige termen over Mohammed (in Joodse en Christelijke geschriften vaak "valse profeet" genoemd) en de Koran geschreven. Het enige verschil was dat in 1931 zo'n beledigende tekst voor het eerst onder ogen kwam van zelfbewuste moslims die hiertegen protesteerden. Met name de moslim-voormannen Mohammad Natsir en Wiwoho Poerbohadidjojo leidden het protest tegen de teksten van Ten Berge. 

Rechtszaak en pamfletten

10897324873?profile=originalUitvergroten
Mohammad Natsir

Mohammad Natsir was aangesloten bij de in 1923 in Bandung opgerichte Persatuan Islam, ook wel PERSIS of Islamitische Unie genaamdeen groep liberale moslims die streefden naar religieuze opvoeding en educatie. In het tijdschrift Pembala Islam eiste Natsir in 1931 vervolging van Ten Berge wegens belediging van de profeet en het schrijven van een haatzaaiend artikel. Ook verscheen er een pamflet, dat zich vooral keerde tegen de beschrijving van de profeet als een wellusteling.

Juridische stappen bleken niet mogelijk, omdat het werk van Ten Berge in Nederland was geschreven en verspreid, en daarmee volgens het Indisch Gouvernement niet onder verantwoordelijkheid viel van justitie in Nederlands-Indië. Pikant daarbij was, en Natsir legde daar als eerste de nadruk op, dat in deze zaak voor het eerst door Indonesiërs een beroep werd gedaan op de in 1914 in het Wetboek van Strafrecht voor Nederlandsch-Indië ingevoerde zogenaamde "haatzaai-artikelen" die op grote schaal gebruikt werden om Indonesische anti-koloniale uitingen en geschriften te verbieden of te vervolgen.

Natsir legde zich niet bij dit formele antwoord neer en eiste dat de autoriteiten de haatzaai-wetgeving ook tegen voor moslims beledigende teksten zouden gebruiken.  Nog tien jaar lang bleef hij proberen om Ten Berge voor het gerecht te slepen, maar tevergeefs.

Hoe braaf de moslims zich ten slotte toch toonden bleek uit het feit dat verspreiding van het protest-pamflet op verzoek van het Indische Gouvernement vrijwillig werd gestaakt. ‘De heeren leverden eigener beweging de biljetten op het residentie-kantoor in,’ aldus de verbaasde verslaggever van de Sumatra Post op 7 augustus 1931.

 Volksraad

10897325653?profile=originaluitvergroten
Wiwoho Poerbohadidjojo

Raden Wiwoho Poerbohadidjojo, de tweede moslim-voorman die protesteerde tegen de geschriften van Ten Berge, was in 1931 namens de Jong Islamieten Bond (JIB) lid van de Volksraad, het adviesorgaan van het Inische Gouvernement dat deels uit gekozen en deels uit benoemde leden bestond. In dit "schijnparlement" diende Wiwoho een officieel protest in tegen de uitlatingen van Ten Berge. Een officieel antwoord kreeg hij van ir. Kiewiet de Jonge, de regeringsgemachtigde voor Algemene Zaken.

Kiewiet de Jonge benadrukte dat het om wetenschappelijke artikelen ging, maar vond ook dat de artikelen "enkele minder gelukkige uitdrukkingen bevatten en een bepaald zeer afkeurenswaardige zinsnede."  Het leidde tot een waarschuwing aan het adres van Ten Berge om ‘het afkeurswaardige zijner woorden ernstig onder het oog te brengen’. Verder mochten er geen exemplaren, overdrukken of vertalingen van de artikelen in "Studiën" in Nederlands-Indië meer worden verspreid. Uiteindelijk besloot de in september 1931 aangetreden nieuwe Gouverneur-Generaal De Jonge de kwestie als afgedaan te beschouwen.

Onridderlijk en liefdeloos

10897325882?profile=originaluitvergroten
Fragment uit artikel Sumatra Post, 17 september 1931

Hoewel Ten Berge dus niet vervolgd zou worden, werd de afloop van de "kwestie" toch als een overwinning voor de protesterende moslims gezien: de als beledigend erkende publicatie moest immers uit roulatie genomen worden. Dat besluit werd ook door de Indische pers deels met gejuich ontvangen. DeSumatra Post ging daarin het verst en publiceerde op 20 augustus 1931 een vlammend artikel, dat bij de katholieke gemeenschap insloeg als een bom.

Ten Berge werd hierin niet gespaard. De krant schreef:

‘Het is onridderlijk van een Nederlander, liefdeloos van een priester, vooral van een man, die tusschen Mohammedanen leeft, en die dus heeft kunnen zien hoe ernstig velen hunner hun geloof belijden, hoe zij verknocht zijn aan hun leer, en hoe zeer zij, dikwijls den Christenen in innigheid van geloofsovertuiging ten voorbeeld kunnen strekken. Als Katholiek heeft hij het recht en de Plicht om de leer van Mohammed als een dwaling te beschouwen, maar als geloovig man, dient hij toch respect te hebben voor de „dwaling" die het millioenen menschen de gelegenheid geeft zich te verheffen in de sfeer, waar de mensen gemeenschap krijgt met gedachten en gevoelens van hoogere orde. Zeer terecht heeft de regeering zich deze zaak aangetrokken, en de verspreiding van het artikel belemmerd, door dreigend te wijzen op het haatzaai-artikel.’

Dit was het moment waarop veel katholieken zich gekrenkt voelden, en daarmee werd de zaak-Ten Berge nieuw leven ingeblazen. Het artikel leidde tot een verwijdering tussen de katholieke gemeenschap en de als liberaal bekend staande Sumatra Post.

Van Boetzelaer van Dubbeldam

Uiteindelijk bereikte het Indische rumoer ook Nederland. Op 17 maart 1932 bracht CHU-kamerlid C.W. Th. baron van Boetzelaer van Dubbeldam het ter sprake. Hij sprak daarin over een verzoekschrift uit Nederlands-Indie, waarin de Kamer gevraagd werd om personen, ‘die op zoo'n onchristelijke wijze den Islam beleedigden’ te laten verwijderen uit Indië. Het spreek voor zich dat hiermee Ten Berge werd bedoeld.

“Ik zou over deze zaak niet spreken,” vervolgde de parlementariër, “als ik niet wist, dat dit geval in Indië zeer groots beroering gewekt heeft en dat daarover zeer ernstige ontstemming is ontstaan. Ook in den Volksraad is er door verscheidene sprekers aandacht aan gewijd.”

Het leek de CHU-er niet raadzaam om met het verzoek in te stemmen. Wel waarschuwde hij voor voorzichtigheid, “en hoe men van de zijde van de zending niet de gevoelens van anderen moet krenken”. Hetzelfde gold volgens hem ook voor moslims: “Gaat men echter na, van welken kant hier het meest gezondigd wordt, dan meen ik te moeten constateeren, dat van den kant van de Mohammedanen ook wel eens zeer beleedigende uitdrukkingen tegenover den Christelijken godsdienst gebezigd worden.”

De woede onder Indonesische moslims over de zaak-Ten Berge leek toen al te zijn verstomd. Toch had het rumoer een ding voor het eerst duidelijk gemaakt: over de Islam diende met respect gesproken en wie dat niet deed liep de kans daarover aangesproken te worden, óók door het Indische Gouvernement.

Al in 1937 diende zich een nieuwe zaak aan, die opnieuw voor veel onrust zorgde en waar Wiwoho opnieuw vragen over zou stellen de Volksraad. Deze keer ging het ook om een onwelgevallige afbeelding van de profeet zelf. Op deze kwestie gaan we in een volgend artikel nader in.

Bron NPO Geschiedenis

Lees verder…

betrekkingen onder druk onder Jokowi

10897276895?profile=originalStaan de betrekkingen onder druk onder Jokowi de hervormer, uit de stal van oud - president Soekarno met deze executie? 

 

Nederland zal eerst de hand in eigen boezem moet steken van 300 jaren kolonialisatie die zelf de Verdragen met de republiek Indonesië met handen en voeten heeft betreden. Is zeer naïef en hypocriet van de media om dit te stellen die nooit aandacht besteedt aan oud-kolonie Indonesie.

 

De eerste vraag die gesteld moet worden waren er betrekkingen met de republiek Indonesië? Zijn alle zaken uit het verleden tussen Nederland en de republiek Indonesië de plooien glad gestreken? Is er ooit excuses door het Koninklijk Huis  aangeboden voor het huishouden in deze regio voor die afgelopen 300 jaren en niet te vergeten de regeerperiode van oud-president Soekarno die continue vanuit Den Haag werd tegengewerkt? Wie heeft de coupe financieel ondersteund vanuit Nederland om oud-president Soekarno af te zetten, waar ruim 100.000 mensen zijn vermoord?

Hier hoor je de hypocriete media als een Telegraaf en Ad niet over, of komt dat ze niet over de oorspronkelijke bronnen beschikken?

 

Er is alleen nog meer olie op het vuur gegooid met jaren op deze betrekkingen door Nederland. Alleen al van de afgelopen 12 jaren kan een heel archief worden opgebouwd.

 

  • ·Er is een Verdrag onder de naam “Traktaat van Wassenaar” getekend tussen beide landen om maar te noemen, ook deze weer is eenzijdig niet nagekomen door Nederland. 689 miljoen betaalde republiek Indonesië aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken om de Indische Nederlanders te compenseren onderen andere voor de nationalisatie. Het was weer Halbe Zijlstra van de VVD die zicht verantwoordelijk voelde om het Kabinet ter verantwoording te roepen waar die 689 miljoen is gebleven, veel geld voor toen. Zie ICM reportage https://www.youtube.com/watch?v=Sq6Sn8SGy5g

  • Nederland heeft de afgelopen jaren diverse keren Indonesie beledigd en vernederd kan alleen de constatering zijn. ICM heeft ook een lijntje met de Indonesische ambassade, hoe vaak zijn de presidenten geweigerd om naar Nederland te komen, de boycot op de Garuda Airlines, terugtrekken van de deal Leopard tanks en bij de afgelegde staatbezoeken in Azië werd weer de republiek Indonesië overgeslagen;

 

Na oud-president Soekarno staat er eindelijk weer een hervormer op uit zijn stal. Dit schrijft de Telegraaf als bron zelf die afrekent met het verleden, wat de vorige presidenten heeft nagelaten.

 

De Kamer wil deze week met Koenders debatteren over de executie. D66 en SP willen de betrekkingen met Indonesië herzien. Dit meldt de Telegraaf.

Hoe zo debatteren met Koenders, die als Minister van Buitenlandse zaken het Verdrag “Traktaat van Wassenaar niet is “ nagekomen. ICM redactie heeft vanuit de Indische Gemeenschap haar abonnees reactie ontvangen met verontwaardiging, dat de betaalde 689 miljoen nimmer bij de Indische Gemeenschap is gekomen. Ook wist ICM redactie in het bezit te komen van de Brochure “Verdrag Traktaat van Wassenaar” geproduceerd door het Ministerie van Koenders. De vraag die destijds door Halbe Zijlstra werd gesteld waar die 689 miljoen is gebleven, kan ook de vraag nu worden gesteld: Is Jokowi wel op de hoogte dat  zijn 689 miljoen nimmer is uitbetaald aan de Indische Gemeenschap? ICM redactie heeft het vorige jaar de vraag wel voorgelegd bij mevrouv Retno (Ambassadeur in Den Haag, nu Min. BuZa onder Jokowi).  De redactieteam is verder een onderzoek gestart en stelt vragenlijst op:  O.a hoe zijn de 341.000 gerepartrieerden op de hoogte gebracht dat ze aanspraak konden maken op deze voorziening.

Voorlopig heeft minister Koenders  nog heel wat uit te leggen aan Jokowi, de Indische Gemeenschap en zijn collega Halbe Zijlstra waar die 689 miljoen oude guldens zijn gebleven.

 

Lees verder…

10897291880?profile=original10897256074?profile=originalRIE HOLTKAMP VOCHT TIEN JAAR GELEDEN SAMEN MET ECHTGENOOT VOOR LEVEN 

 

Ferry Holtkamp van het boek "Ik beken" van Elise Lengkeek die alle leden van de Eerste - en Tweede Kamer hebben  gehad, nu vandaag, 8 december volop in de belangstelling in de Telegraaf.

’Tsunami werd Ferry fataal’ 

Een mooie dag, die 26e december 2004 op tropisch Phuket, Thailand. Volop zon, amper wind. Overwinteraars Rie en Ferry Holtkamp besluiten het strand bij hun hotel te verruilen voor een ochtendje shoppen in naburig Patong.

„Even later stonden we daar op de bus te wachten om naar het winkelcentrum te gaan”, vertelt Rie (83). „Maar er gebeurde iets vreemds. De zee was verdwenen, plotseling wel een kilometer ver weg, het strand was ineens zo ontzettend groot!”

Haar man Ferry, gepensioneerd marechaussee en onderscheiden voor zijn verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Japanse bezetter, herinnert zich opeens filmbeelden van vroeger. Op Nieuw-Guinea.

Rie: „Toen was het water ook plotsklaps spoorloos’, vertelde hij me. ‘Een tsunami’, brulde Ferry vervolgens. ‘Wegwezen!’ Andere toeristen kwamen vanaf dat grote, lege strand aanrennen. In blinde paniek, schreeuwend. En de zee kwam even snel terug als ze kort daarvoor was weggetrokken.”

Ferry, destijds 77, weet de net gearriveerde bus binnen te komen, Rie klampt zich vast aan een van de deuren. Zij heeft niet de kracht om aan de snelle golven en het zuigende water te ontkomen. Maar Ferry weet haar uiteindelijk naar binnen te trekken. Overal smeken toeristen en Thai om hulp. Het echtpaar kijkt machteloos toe hoe de tweede vloedgolf de zware bus als een luciferstokje omverwerpt.

„De armen van de dood strekten zich uit naar Ferry en mij, maar het was nog niet onze tijd”, vertelt Rie Holtkamp, bijna tien jaar later. „Toen de bus daar lag, tegen een lichtmast gekwakt, stroomde het water terug en sleurde alles mee. We klommen uit het wrak en strompelden voetje voor voetje naar een heuvel.”

Zonder schoenen, zonder tas, zonder bril. Alles was weg. De Nederlanders trapten in glas, stenen en stukken hout sloegen tegen hun benen. Even dreigde zelfs het einde voor Ferry Holtkamp, toen zijn enkels door plastic afval werden omwikkeld.

Rie: „Hij moest duiken om zich te bevrijden en kreeg smerig rioolwater binnen. Tot ons heupen stonden we in de prut. We bloedden als runderen, maar voelden helemaal niets.”

Pinautomaat

Het echtpaar waadt moeizaam naar hotel Le Meridien, de lobby is compleet verdwenen, net als de eerste paar verdiepingen. Rugzakken drijven rond, een pinautomaat dobbert voorbij. Op de vierde etage komen Rie en Ferry bij. Even later wordt Le Meridien ontruimd, na geruchten over een ‘derde vloedgolf’.

Uiteindelijk weten de twee landgenoten terug te keren naar hun Ocean Resort in naburig Karon. Daar realiseren Rie en Ferry zich dat ze alleen nog leven omdat ze die ochtend niet naar het strand bij hun hotel zijn gegaan.

„Want tussen de zee en het Ocean Resort ligt een soort binnenmeer”, aldus Rie. „Op de vlucht voor de tsunami hadden Ferry en ik die nooit kunnen oversteken. Dan hadden we op de slachtofferlijst van de uiteindelijk 230.000 doden gestaan.”

Na terugkeer in Nederland blijkt vooral Ferry Holtkamp de beelden van de tusnami niet te kunnen verwerken. De oud-marechaussee kampt toch al met de gevolgen van de Tweede Wereldoorlog. Toen werd hij als kindsoldaat op Java door de wrede Japanse militaire politie Kempeitai gemarteld.

Daar komt Phuket 2004 nog eens bij. Nacht na nacht krijgt Ferry Holtkamp bezoek van spoken uit de oorlog én die gruwelijke natuurramp.

Rioolwater

„We zijn samen wel achttien keer in Thailand op vakantie geweest, maar na de tsunami is het er niet meer van gekomen”, vertelt Rie Holtkamp. „Zijn longen zaten vol rioolwater, hij heeft daar een enorme knauw gekregen.” In 2008 overlijdt Ferry Holtkamp aan de gevolgen van longemfyseem.

Kerstmis, tien jaar later. Rie is straks bij haar dochter, bij haar kleinkinderen, bij vrienden. Ze denkt, ze hóópt het dan te druk te hebben om terug te kijken.

De weduwe: „Ik weet gewoon dat die natuurramp Ferry zowel fysiek als mentaal over het randje heeft geduwd. Hij overleefde Japanse martelingen, maar capituleerde uiteindelijk voor de tsunami.”

Lees verder…

de laatste rit over de Pakan Baroe spoorweg

10897293864?profile=originalAh Min en de laatste rit over de Pakan Baroe spoorweg                        

Door:  Martin Babeliowsky

 

Op 31 december 1948 werd middels een moedig huzarenstuk  van het Korps Speciale Troepen het belangrijke vliegveld en de stad Pakan Baroe in midden Sumatra bezet. Op dat moment zaten twee LSK-mannen, Jim Beudeker, meteoman uit Bandoeng en ik, vliegverkeers-leider van Kemajoran, Batavia,   bij de commandant vliegbasis Padang. “Jullie landen morgen op Pakan Baroe. Het vliegveld is uiterst belangrijk voor ons, maak het met de meeste spoed weer operationeel. Er is daar vrijwel niets, dus jullie moeten zoveel mogelijk zelf oeroesen. Je regelt je voeding en veiligheid zelf. Hier krijgen jullie wat noodrantsoenen, een radio-zend-ontvanger, wat meteospullen. Er wordt veel van jullie verwacht. Veel succes en sterkte“. Einde briefing.

Een paar uur later zaten we in de lucht, voorzien van een belachelijk kleine voorraad  spullen om midden in de jungle een vliegveld operationeel te maken, op weg naar de meest avontuurlijke en angstige periode van ons leven. Ondanks de zeer grote problemen

wisten we in recordtijd in de brandende zon of natgeregend het veld weer operationeel te maken. We huisden in een kapotgeschoten hok, hadden te maken met alles wat de jungle te bieden had: een overmaat aan stekende insecten, slangen, tijgers en wilde varkens, onregelmatige schietpartijen van onzichtbare peloppors, soms honger, en een groot gebrek aan de meest eenvoudige middelen om onze taak te vervullen. Het vliegveld kreeg ondanks alles een goede naam bij onze vliegende ML-collega’s. Onze veiligheid nam echter zienderogen af. Een bevriende loerah kon ik nauwelijks redden van de dood door ernstige verwondingen van een klewang-houw van een peloppor.

Op een van onze struintochten wilden Jim en ik de Pakan Baroe-spoorlijn aflopen tot aan de Kamparrivier om te zien of de Jappen nog iets bruikbaars hadden achtergelaten. De spoorlijn kruiste  de weg van het vliegveld naar de stad Pakan Baroe in een dal en wij volgden het spoor in de richting van de rivier. Een paar honderd meter verder liep de lijn tussen hoger wordende taluds. We letten meer op de omgeving en mogelijke tegenstanders, zonder op de rails te letten.

Dat hadden we wel moeten doen, zoals later bleek. Een eind verder zagen we boven op het talud  aan de linkerkant een degelijk uitziend gebouwtje. We liepen tot aan de rivier en keken naar de overkant langs de vernielde spoorbrug. Plotseling werden we onder vuur genomen. Kogels sloegen in vlak naast ons in bomen en brugdelen. Het was zinloos om een vuurgevecht te voeren met onzichtbare tegenstanders aan de overkant. We besloten dus terug te lopen. Bij het huisje gekomen klommen we omhoog  en vonden een goed gebouwd houten gebouw dat waarschijnlijk als seinhuis was bedoeld. We konden dit best ergens voor gebruiken. Dat dachten we ook van het platte spoorkarretje waarmee men zware lading over het spoor kon vervoeren en dat ergens naast de rails lag. Belangrijke vondsten,  we konden alles gebruiken. Tegen de ongeregelde tegenstander hadden we weinig kracht. De sterkte die we op de grond niet hadden moest dan maar vanuit de lucht komen. De noodzaak daartoe werd ingezien en zo werd het plotseling druk op Pakan Baroe .

We kregen versterking met een vlieger met Piper Cub, 2 monteurs en twee verbindingsmannen.  Grote logistieke en sanitaire problemen! Hoe verzorgen we die mannen…? Hadden we geen recht op een baboe? Jawel, we hadden recht op een baboe. Een dag later hing er een soeratje aan de ingang met de uitnodiging om te solliciteren naar de functie van Baboe dari Kepal Terbang: Baboe van het Vliegveld. Een schitterende titel. Mooie en minder mooie, jonge en oude dames stonden om 8 uur keurig opgelijnd. Onze techneuten keken likkebaardend toe en gaven Jim en mij ongevraagd commentaar met betrekking tot de keuze die we moesten maken. Vooral jong moesten ze zijn en mooi. Jim en ik hadden echter andere eisen en kozen de oudste dame voor een onderhoud. De slag was gelijk gewonnen. Ah Min had voor de oorlog bij een Hollandse familie gewerkt, ze zei dat ze goed kon koken, naaien en wassen. Ze maakte een betrouwbare indruk en sprak zelfs een paar woorden Nederlands. Er was echter een probleem. Ze woonde te ver van het vliegveld en kon dus alleen komen als ze een woning kreeg voor haar en haar gezin. Gelijktijdig kregen Jim en ik       de brainwave: Het seinhuis van  de Pakan Baroe-spoorlijn! We maakten ons plan. Hadden tien man nodig. Vier werkweigeraars werden gedreigd met een baboeloos tijdperk, zonder enige verzorging en een leven als paria, door allen geschuwd en veracht en toen hadden we 10 man.  

Het was een fluitje van een cent. Zet een huis op balken op de platte wagen, duw het geheel  naar de weg, til daar  het gebouwtje op een batterij Japanse oliedrums en rol het geheel tegen de helling op naar het vliegveld  en klaar is Kees. Problemen waren er nauwelijks. Dachten we. Het huis kon met moeite worden losgemaakt van de fundamenten. Het was veel zwaarder dan we dachten en het versjouwen zonder hulpmiddelen langs het steile talud naar beneden, was uiterst vermoeiend. Maar eindelijk stond het op lange balken op de kar. 

Toen maakten we echt kennis met de spoorlijn. We wisten toen nog weinig van de verschrikkingen die zo vele krijgsgevangenen tijdens de oorlog moesten ondergaan bij de bouw van deze vervloekte spoorlijn. Hovinga’s boek “Eindstation Pakan Baroe” las ik pas in 1997. Toen drong de vreselijke oorlogstijd die in ’49 nog zo pas geleden was tot mij door. Nu stonden tien man klaar om wellicht voor de laatste maal gebruik te maken van de Pakan Baroe spoorlijn, maar nu voor een goed doel. Maar bij de eerste aanzet zakte het gevaarte krakend tussen de rails. De bouten van de rails zaten volkomen los in de verrotte bielzen. Dat hadden we bij onze verkenning moeten zien. We stonden voor een vrijwel onmogelijke taak. Eerst moest het huis worden opgelicht en de rails van opzij worden aangeduwd met palen om ze op hun plaats te houden. Bijna bij elke biels was het raak.

Door de steile taluds was er erg weinig ruimte om de steunpalen  te hanteren. Het was bijna onbegonnen werk en we vorderden dan ook nauwelijks. Elke centimeter was een kwelling, want de kar zakte regelmatig tussen de rails…De inspanning om het gevaarte weer omhoog te krijgen was moordend onder de brandende zon en we waren aan het eind van ons Latijn. Na vele uren bereikten we de weg. Met onze laatste krachten werd het gevaarte op de lange balken op een batterij van vier maal negen oliedrums gezet, en een vreemde optocht begon van een langzaam op tonnen rollend huis tegen de helling op naar het vliegveld. Telkens als achter vier tonnen los kwamen moesten die snel naar voren worden gedragen en synchroon in het “rolwerk” worden ingebracht. Scheef ingebrachte tonnen bleken rampzalig en zorgden voor grote woede vanwege het gevaar voor kapseizen van het bouwwerk. Het was donker toen het huis eindelijk op zijn plaats stond. Een zeer opwindende dag eindigend met tien doodvermoeide mannen en een ingelukkige Ah Min die met haar kinderen onmiddellijk bezit namen van hun Roemah Baboe, waarop nog voor eenmaal de Nederlandse vlag stond.

Ah Min bleek een geweldig goede baboe te zijn. Ze zorgde voor ons als een moeder. We liepen weer in schone kleding en aten eindelijk weer voldoende. Ze was een geschenk van boven na al die weken van noodrantsoenen. Dank zij de Pakan Baroe-spoorweg kreeg Ah Min een huis en wij een lieve zorgzame hulp. Voor de overlevenden van de Pakan Baroe-spoorlijn toch nog een beetje troost....

Lees verder…

Graag bestel ik het ICM Jaarboek,  jaaroverzicht van de Indische Internetkrant

10897308671?profile=original

10897297856?profile=original

Graag bestel ik het ICM Jaarboek "Toegang tot de Indische Wereld"

Prijs 19,95 exclusief  verzendkosten € 3,95 

Aantal Exemplaren    : ______

Naam                              :  ________________________________  

Adres                         : ________________________________  

POSTCODE               :  _________________________________ 

WPL                            :  ____________ ________________________________

POSTCODE                        :  _________________________________ 

Telefoon                      :  _________________________________

 

Wilt het gesigneerd hebben door:    O Ja          O Nee    

Uw bestelformulier opsturen naar bestel@Icm-online.nl  

Productbeschrijving.

 

De geschiedenis van de Indische Nederlanders anno 2000 in de huidige Nederlandse samenleving, is vastgelegd in het boek “Toegang tot de Indische Wereld”.

 

Zoals iedere krant betaamt, wordt er teruggeblikt op het afgelopen jaar. ICMals  krant blikt terug op het jaar 2009 – 2010, van de Indische Nederlanders in de   huidige Nederlandse samenleving met haar vele landelijke pasar malams, koempoelans, lezingen, boeken, schrijvers, filmdocumentaires, Indische nieuwtjes, Indische muziek, de Indie herdenkingen, Indische ontwikkelingen, het Indisch Platform met haar gelieerde aangesloten Indische organisaties, en ten slotte de laatste stand van zaken met betrekking tot de Indische kwestie, die op dit moment bij de staatsecretaris Martin van Rijn ligt. Bij het Indisch Platform is het hooggespannen, en ook bij 10.000 die hun mandaat hebben  afgegeven in de vorm van hun handtekening. De verwachtingen zijn dat

 binnenkort de staatsecretaris  met de oplossing komt, inmiddels tikt de tijd  door, en tijd voor die ouderen dringt na 70 jaren wachten.

 

Boek bevat 270 pagina is zwart / wit uitvoering. 

Op aanvraag is full color uitvoering te bestellen, uw bestelling wordt op de reserveringslijst geplaatst tot 25 bestelling zijn bereikt wordt overgegaan tot productie.

U kunt Uw aanvraag/ bestelling kan U  ook hier bij "reactie"  doen 

U dient wel eerst te registreren als abonnee op ICM, bij de aankoop van het boek krijgt U een gratis ICM abonnement voor 6 maanden, hierna moet U deze verlengen, lees Algemene voorwaarden van ICM onder aan de website.  

Het "registreren" vindt u boven aan de balk geheel rechts net als bij Facebook. U heeft niet gelijk toegang Uw aanvraag gaat naar de webmasters / beheerders en U ontvangt een bevestiging dat U een gratis abonnement heeft voor een periode van 6 maanden.

Binnen 5 dagen ontvangt U het boek .

Lees verder…

Weg uit Indië

10897293272?profile=originalWeg uit Indië     Door:  Hans Vervoort

Normaal  worden boeken alleen besproken in de daarvoor bestemde rubriek, dus ook in Just4kids. Toch meent de redactie er goed aan te doen om het boek van Hans Vervoort een apart plekje te geven. Het is namelijk het enige boek dat speciaal voor de jeugd een deel van de geschiedenis van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog vertelt. Daarmee neemt het een unieke plaats in in de geschied-schrijving over deze zwarte periode. Daarom het artikel hieronder.

Juniorredacteur Chinook de Deugd.

Elk jaar stuur ik een brief naar ca. 100 basisscholen en biedt ze een gratis exemplaar aan van mijn jeugdboek “Weg uit Indië”, mits ze bereid zijn het verhaal voor te lezen aan kinderen in de groepen 7 en 8. Ieder jaar opnieuw reageert 40 % daar positief op. Hun motivatie is dat er totaal geen lesmateriaal voorhanden is over de oorlog in de Oost. Bij navraag achteraf hoe het bevallen is, krijg ik steevast te horen dat de kinderen het heel spannend vonden en bijna ademloos luisterden. Temeer omdat de meesten nog niet eens gehoord hadden van Nederlands-Indië en dat het vroeger Nederlands gebied is geweest.

Opnieuw ben ik nu dus bezig met het schrijven van zo’n 100 adressen van scholen op enveloppen, verspreid over heel Nederland. Lastige klus, omdat ik niet meer gewend ben met de hand te schrijven. Hiermee lever ik dus een kleine bijdrage aan de strijd tegen de vergetelheid over onze koloniale geschiedenis.

Hoezeer dat nodig is, merkte ik weer toen ik enkele weken geleden keek naar het programma “Verborgen Verleden”, waarin Aaf Brandt Corstius op zoek ging naar haar voorouders. Een groot deel van haar familie had lange tijd in Nederlands-Indië doorgebracht, meende ze vagelijk te weten. Maar toen ze vernam dat haar overgrootmoeder in een Japans kamp had gezeten, moest ze toch even de hand voor de mond slaan. Nee toch? Waren er ooit concentratie-kampen in Indië? Net als hier in Europa? En hoe was het mogelijk dat zij daar niets van af wist? En hoe heette dat kamp dan? Banju Biru! De programma-leiding van de TV programma besloot dat er daar dan maar eens naar toe gegaan moest worden. Vervolgens zien we Aaf staan bij de ruïnes van wat ooit het interneringskamp Banjoebiroe was geweest. Dus hier had haar over-oma gevangen gezeten? Afijn, terug naar Holland dan maar weer.

Aaf Brandt Corstius is een goed opgeleide bijna 40-jarige vrouw en dochter van Hugo Brandt Corstius, die veel kennis met zich meedroeg en daar hopelijk toch ook wat van aan zijn kinderen meegaf. Toch? Bijvoorbeeld het oorlogslot van zijn oma. Bovendien had Aaf bij het horen van de naam Banju Biru ook even Wikipedia kunnen opzoeken om te weten te komen waar ze het over zou hebben. Toch? Ze had dan kunnen lezen dat “Veel vrouwen en kinderen die eerst in Kamp Malang of in vrouwenkampen bij Bandung en Soerabaja waren ondergebracht, per trein ca. 40 uur reizen verder naar Ambarawa werden overge-bracht en vandaar nog vijf kilometer in de hitte moesten lopen naar Banju Biru”. Velen verloren tijdens deze reis het leven door uitputting, dorst en ziektes.

Men zegt dat Kamp 10 (Banju Biru) een van de ergste Jappen- kampen is geweest, waar enkele duizenden vrouwen en kinderen zijn omgekomen. Over die vreselijke tocht van 40 uur en het leven in Banju Biru gaat mijn boek “Weg uit Indië”. Ik heb het geschreven omdat ik ontdekte dat er geen enkel Nederlands kinder- of jeugdboek bestaat dat gaat over de oorlog in Nederlands-Indië en de al even verschrikkelijke periode, de Bersiap, daarna.

Mijn boek is bedoeld voor alle leeftijden vanaf 10 jaar. Het verhaal gaat over Hans en Sonja, die wonen in het mooie zonnige Nederlands-Indië, als de oorlog uitbreekt. Holland is bezet door de Duitsers, horen ze van hun ouders, maar Indië zal zeker vrij blijven. Dat lag zo ver weg van Holland. Natuurlijk, het Japanse leger wil graag gebieden in Zuid-Oost Azië en dus ook Indië veroveren, maar iedereen wist  dat de Japanners niet konden schieten. Hun tanks waren van blik. Wat een schrik als de Jappen in 1941 Pearle Harbour aanvallen en in 1942 toch Indië binnenvallen.

Hans en Sonja komen met hun moeders in een concentratiekamp terecht, waar klappen vallen en elke dag een strijd is tegen honger en ziekte. Als na drie jaar Japan verslagen is, komen ze vrij en horen hoe moeilijk ook de mensen die niet in de kampen zaten, de zogenaamde “Buitenkampers” het hebben gehad. En dan begint een nieuw avontuur. De Hollanders zijn 300 jaar de baas geweest in Indië en de bevolking van Indië wil dat niet meer. Ze komen in opstand en er vallen opnieuw vele duizenden doden. Over loert het gevaar. Iedereen vlucht en ook Hans en Sonja moeten “Weg uit Indië”. Een gevaarlijke tocht begint. Zal het ze lukken om veilig naar Nederland te komen?

Het boek is in elke boekhandel te verkrijgen. Scholen kunnen het boek bestellen bij de uitgever: info@conserve.nl  U krijgt het boek dan binnen enkele dagen portvrij toegestuurd met een factuur. Wil je een gesigneerd exemplaar? Mail dan even naar de schrijver via het e-mailadres: brievenbus@hansvervoort.nl  U ontvangt dan een exemplaar gesigneerd met een opdracht en bijgesloten factuur. Het boek is ook als e-book verkrijgbaar en ook zowel geschreven en als e-book  in de Engelse taal.

In onze volgende editie hopen we een artikel te plaatsen over dit onderwerp, geschreven door iemand van de Stichting Gastdocenten WO II – Zuid-Oost Azië. De aanvraag hiervoor gaat deze week de deur uit.   Redactie.

      

Lees verder…

Nederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog

10897297688?profile=originalNederlands-Indië en de Eerste Wereldoorlog Door:  Humphrey de la Croix

Precies 100 jaar geleden begon de Eerste Wereldoorlog, die ook z’n invloed had op Nederland en haar kolonie Nederlands-Indië. De redactie is daarom gaan zoeken op het internet naar een artikel dat de situatie destijds goed weergaf en daarmee aantoonde dat ook Nederlands-Indië op tal van manieren getroffen werd door wat toen nog werd genoemd “De Grote Oorlog”. Het hierna volgende artikel van de hand van historicus Humphrey de la Croix paste goed in dit kader en werd uitgekozen om in NICC Magazine te plaatsen.  (De redactie)

De Grote Oorlog was een wereldomvattende gebeurtenis die aan neutrale landen als Nederland niet kon voorbijgaan. Door de strategische ligging aan de Noordzee en de rol in de wereldhandel (overslag naar Duitsland, België) raakte ons land de belangen van de belangrijkste oorlogvoerende landen. In die internationale handel speelde de kolonie Nederlands-Indië een zeer belangrijke rol vanwege het bezit van olie, kolen, metalen, agrarische producten en andere grondstoffen. Het Europese conflict was door de betrokkenheid van de grote koloniale mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland onvermijdelijk een wereldoorlog geworden. Deze landen grensden zowel in als buiten Europa aan het koninkrijk.

Was de keuze voor neutraliteit passend in een Nederlandse pacifistische gedachte? Vast wel en niet geheel symbolisch kan het in 1913 voltooide Vredespaleis in Den Haag daar een bevestiging van zijn. Real-politiek gezien was het vooral een verstandig standpunt van een klein Europees land dat geen militaire middelen had om buitenlandse machts-politiek te voeren. Het bezit van de grote kolonie Indië deed daar niets aan af. Misschien waren het bezit en onderhoud van de geografisch grote kolonie eerder een dusdanig grote last om te onderhouden dat Nederland ook niet tegelijk een sterke koloniale mogendheid kon zijn. Spoedig zou blijken dat Indië ook niet te verdedigen kon zijn tegen buitenlandse agressors.

Mobilisatie van de Nederlandse krijgsmacht

Ook als neutrale mogendheid zag Nederland zich met de dreigende oorlog in zicht genoodzaakt op 30 juli 1914 de algehele mobilisatie af te kondigen. Die neutraliteit moest verdedigd kunnen worden.  
De sterkte van het Nederlandse landleger bedroeg in 1914 ruim 200.000 man, wat vergeleken met Duitsland (2.147.000 man) en de Britten en Fransen samen (2.282.000 man) amper militair kon afschrikken. Ter zee was de Koninklijke Marine vergeleken met de Duitse, Britse en Franse in omvang en vuurkracht een kleine zeemacht en niet berekend op het aangaan van een gewapend treffen met die sterke vloten.

De gevolgen voor de economie

Economisch was de mobilisatie een zware last voor ons land. Een deel van het productieproces verminderde of lag stil omdat mannen waren opgeroepen. In augustus 1914 hadden de Britten een handelsblokkade ingesteld en controleerden het scheepsverkeer naar Nederland op verboden verklaarde goederen, zogenoemde “contrabande”. Hieronder vielen onder andere graan, suiker, diverse voedingsmiddelen, leer, schoenen en katoen. Dit soort zaken kon bedoeld zijn voor de vijandige legers. De Britse marine hield schepen aan en dwong ze naar Engelse havens te varen voor controle. De lading kon bestemd zijn voor Duitsland en Oostenrijk of er vandaan komen.

De oorlog dreigde voor Nederland desastreuze gevolgen te hebben zoals grote schaarste, massale werkloosheid en verzwakking van de militaire kracht. De jaren 1917 en 1918 zouden de zwaarste periode worden. Voedselschaarste zorgde voor een strikt rantsoeneringsbeleid en ook de kwaliteit van voedsel verminderde ook. Uit die tijd dateren termen als eenheidsworst en standaard-schoenen, die uitdrukking gaven aan de ontstane noodzaak tot soberheid. Hoewel er geen hongersnood dreigde gingen er geruchten rond over het bestaan van katten- en hondenslagers.

Kwetsbare neutraliteit

Zich bewust van de beperkte militaire kracht om die neutraliteit af te dwingen wanneer die bedreigd zou worden, was de Nederlandse regering er helemaal niet zo gerust op dat Duitsland, Groot-Brittannië en Frankrijk, en in Azië Japan de Nederlandse positie zouden respecteren. Het verloop van de oorlog zou zo maar vanwege strategische redenen Nederland actief en ongevraagd  in de oorlogs-handelingen zélf kunnen betrekken. Onzekerheid heerste gedurende de hele oorlogsperiode. Was het echt ondenkbaar dat Duitsland van ons land, zoals in hun opmars in augustus 1914, ook een kortste weg en dit geval naar  de Noordzeehavens zou maken? En was van de Britten echt niet te verwachten dat ze de doorvoer-havens naar Duitsland, Vlissingen en Rotterdam, ongemoeid zouden laten? Nederland was en bleef de zwakke schakel in de Britse zeeblokkade en daarmee een potentieel doelwit. De Nederlandse neutraliteit werd zwaar op de proef gesteld tijdens de oorlog. Schendingen van het grondgebied waren niet bepaald zeldzaam.  De Britse vliegtuigen bombardeerden in de nacht van 29 op 30 april 1917 Duitse stellingen aan de Belgische kust in en rond Zeebrugge. en Oostende.                       

 

Rotterdam, 1917. De voedsel-schaarste tijdens de Eerste Wereldoorlog. Eerste centrale keuken (gaarkeuken) in Nederland, De kok en het personeel bij de kookketels en pannen. Foto: Nationaal Archief / Spaarnestad.

Om aan het vijandelijk afweer-geschut te ontkomen vlogen ze over Zeeuws-Vlaanderen en ook  boven Zierikzee waar om niet duidelijke reden een bom werd afgeworpen. Een Duitse schending van het Nederlandse luchtruim boven Schouwen-Duiveland en Goeree-Overvlakkee vond plaats op 18 augustus 1917. Er was toen een luchtgevecht met Engelsen en vervolgens vielen er twee Duitse bommen op Nederlandse bodem.
In beide gevallen was  er geen echte “spierballenreactie” van Nederlandse zijde. De regering wilde Engelsen noch Duitsers voor het hoofd stoten. De Nederlandse zwakte op het politieke en        het militaire wereldtoneel werd daarmee alleen maar benadrukt.

Nederlands-Indië in 1914 een opkomende inheemse nationalistische beweging

De oprichting van de Sarekat Islam in 1912 als eerste Indonesische politieke partij zou het begin betekenen van de laatste fase van de koloniale relatie tussen het moederland en de volken van de archipel. Het ontstaan van een nieuwe zelfbewuste, intellectuele elite was het resultaat van de toegang tot Westers onderwijs en de daarin gepropageerde waarden als vrijheid, zelfbeschikking en gelijkheid van alle volken, en van ideeën als democratie en socialisme. Een Ethische Politiek gericht op ontwikkeling van de inheemse onderdanen van de kolonie, had dus als effect dat kritiek op de koloniale band wortel had geschoten. Het Nederlands-Indische Gouvernement onder leiding van de gouverneur-generaal bekeek de ontwikkelingen met het nodige wantrouwen.  Heel Indië was op dat moment na de lange Atjeh-oorlog nog maar drie decennia onder Nederlandse controle gebracht. Recenter, in 1908 had Bali na een opstand zich onderworpen. En nu werd de interne stabiliteit alweer danig uitgedaagd door het ontwakend inheems nationalisme. De in 1912 opgerichte eerste Indonesische politieke beweging Sarekat Islam verlangde voor de bevolking van Indië dezelfde rechten als de Nederlanders in Europa en in de kolonie. Gaandeweg de volgende jaren werd de Sarekat Islam alleen maar radicaler en linkser in haar eisen. De in 1913 actief geworden Indische Partij van Ernest Douwes Dekker (‘DD’) kende al van meet af aan geen terughoudendheid om te verklaren dat Indië uiteindelijk los moest komen van Nederland. DD’s streven was dat het toekomstige land van de ‘Indiërs’ door dezen zélf moest worden bestuurd. De Indo-Europeanen  zouden daarin als groep voortkomend uit twee werelden maar met de intellectuele, bestuurlijke en organisatorische bagage van de moderne Westerling, een voor-trekkersrol moeten spelen. Wat het koloniaal bestuur extra zorgen baarde was dat de Indische Partij marxistische elementen omarmde. 
Naast de Sarekat Islam kwamen in de periode 1910-1920 andere politieke, politiek getinte (vakbonden) en politiek-religieuze organisaties opzetten. Toen de oorlog uitbrak was deze ingezette binnenlandse ontwikkeling de grootste zorg van het Indische bestuur. Vanaf augustus 1914 zou echter de wereldoorlog de agenda van het Indische Gouvernement gaan beheersen. Begrijpelijk gezien de grotere en fundamentele vragen die inmiddels waren gerezen: waren Nederland en zijn kolonie in gevaar en hoe zou het Koninkrijk door die oorlog komen? De grote onzekere, nabije factor was het toen nog verre Japan. Het eerste Aziatische land dat in de moderne tijd de grote Europese mogendheid Rusland in 1905 had verslagen.

Japan als nieuwe machtsfactor

Het effect van de door Japan gewonnen oorlog tegen Rusland was het besef dat een in de regel als minder ontwikkeld beschouwd Aziatisch volk een Westers land kon verslaan. In Nederlands-Indië speculeerden allerlei politici, journalisten, ondernemers en intellectuelen over wat de Japanners zouden willen doen met het toegenomen politieke prestige en hun militaire kracht. Het was duidelijk dat het land van de rijzende zon tot aanzienlijk meer in staat was dan zelfverdediging. Gezien de vrij recentelijke ontwikkeling als een feitelijk Westers gemodelleerde moderne industriestaat, leek het land nog maar aan het begin te staan van een verdere vergroting van zijn macht.
In Indië was er een enorme scepsis ontstaan over alles wat Japans was. Immigranten uit Japan werden met argusogen bekeken en vaak verdacht van spionage. De komst van steeds meer Japanners werd gezien als een voorbereiding op overname van de kolonie. En deze bespiegelingen vonden niet alleen plaats in de kranten. Ook in het landsbestuur speculeerden politici en ambtenaren over de werkelijke Japanse intenties. 

10897298081?profile=original1915 KNIL. Troepen op mars, links een Japanse veldkeuken getrokkendoor kleine inlandse paarden.

Foto: Spaarnestad Photo.

De wens om een grote marine te hebben

Hoe sterk dat vooroorlogse wantrouwen tegenover Japan leefde, bleek al uit de discussies in Den Haag en Batavia over de wenselijkheid de vloot te versterken. Een Vlootcommissie was van mening dat de zeestrijdmacht niet minder dan negen slagschepen (de grootste oorlogsschepen in die tijd) nodig had om het Koninkrijk te verdedigen én om een serieuze offensieve afschrikkingsmacht te zijn. Door de open ligging van de archipel was Indië in zijn geheel moeilijk te verdedigen door het handvol (ongeschikte) schepen van de Gouvernementsmarine en het eskader van de Koninklijke Marine. Daarbij beschikten de potentiële aanvallers over zwaar materieel als dat slagschepen, slagkruisers en onderzeeboten. Schepen die Nederland niet eens had. 
In de discussies over de te volgen strategie passeerden verschillende scenario’s. Vaak kwam daarin de vraag naar voren of de nadruk moest liggen op “alleen” de verdediging van het hoofdeiland Java. Of waren de Buitengewesten ook net zo belangrijk? Een antwoord op deze laatste vraag kwam vanzelf gezien de groter wordende rol van olie, kolen en metalen in de moderne economie en oorlogvoering. Juist deze grondstoffen waren overvloedig te vinden in Sumatra en Celebes (Sulawesi). 
Gouverneur-generaal Idenburg (van 1911 tot 1916) vond dat Indië over een grote vloot van vijf slagschepen moest beschikken om een vijand te kunnen afschrikken door de zekerheid dat een aanval op Nederlands territorium tot aanzienlijke schade aan de eigen vloot en strategische sterkte zou leiden.
Naar goed Nederlandse traditie werd de discussie uiteindelijk gedomineerd door het kosten-aspect. De ambitie van een sterke vloot die een aanval van de grote mogendheden kon voorkomen en afslaan, plus ook nog aanvallend kon opereren, was echter niet betaalbaar. Praktisch was er een ander probleem om op te lossen: het gebrek aan (geschoold) personeel en met name in de lagere rangen. Waar moest dat vandaan komen? Door de gestegen welvaart was een baan in de krijgsmacht (als een soort laatste heenkomen) niet meer zo nodig. Mannen konden genoeg aantrekkelijker en beter betaalde banen vinden.

De besluitvorming over de te bouwen slagschepen is niet tot stand gekomen in de oorlogsperiode. Door de oorlog zou de bouw van de schepen toch niet hebben kunnen doorgaan omdat die in een van de oorlogvoerende landen zou moeten gebeuren. De beslissing over de vlootversterking is pas in 1923 genomen: het voorstel werd met een krappe meerderheid in de Tweede Kamer weggestemd, 51 stemmen tegen en 49 vóór.

 
Het  Nederlands-Indisch Leger

De nadruk op versterking van de vloot zorgde bij het leger voor een tegengeluid. Uit vrees voor uitblijven van de gewenste versterkingen wees de legerleiding op de noodzaak om te kunnen optreden tegen eventuele binnenlandse massaopstanden om de Nederlandse hegemonie niet te verliezen. Een sterk argument gezien het besef bij het landsbestuur dat de Nederlanders numeriek verre de mindere waren van de Indonesiërs. En recentelijk  bleek uit de opkomende nationale bewegingen een  roep om zelfstandigheid en inspraak. Het Gouvernement was extra beducht voor het ontstaan van geweld-dadige opstanden als gevolg van radicale oproepen zoals de Indische Partij.

Door de internationale politiek was het Gouvernement gedwongen na te denken over de toekomst van het koloniale leger. Totdat de internationale spanningen zo hoog waren opgelopen, hoefde  het koloniaal bestuur zich helemaal niet bezig te houden met de strategische rol van de Indische strijdmacht. De koloniale krijgsmacht  was na de onder-werping van de laatste verzets-haarden Atjeh en Bali een politioneel leger geworden, gericht op het handhaven van orde en rust. Tactische en strategisch was het niet toegerust op een treffen met een modern aanvalsleger dat geavanceerde wapens bezat en getraind op nieuwe strijdwijzen. De opbouw van een dergelijk leger zou  meerdere jaren kosten. Materieel moest opnieuw worden ontworpen en gefabriceerd en de vraag was of Nederland de technologie al in huis had. Om zelf slagschepen te bouwen in ieder geval niet. De Britten, Engelsen en Duitsers hadden die wél. Daar kwam nog bij dat het in Nederland zélf ontbrak aan expertise in moderne oorlogsvoering.

Het leger in Nederland was bovendien in het algemeen niet goed genoeg getraind vanwege allerlei procedurele en praktische belemmeringen zoals niet meewerkende bezitters van land en onwelwillende gemeente-besturen. Het moet gezegd dat het Nederlandse leger niet eens ouderwets was of niet echt geïnteresseerd in innovaties, maar er was gewoonweg te weinig van alles: manschappen, materieel en actuele strategieën en tactieken.

10897298471?profile=originalEerste Wereldoorlog. Mobilisatie vrijwilligers Nederlands Indië. Na erkenning door de regering worden de blanke en inlandse vrijwilligers van kleding en wapens voorzien door het gouvernement  en gaan ze daarmee oefenen. Groepsfoto tijdens een velddienst-oefening op Buitenzorg (bij Batavia), Java, Ned. Indië (het huidige Indonesië), 1915.  Foto: Spaarnestad Photo

Bij het uitbreken van de oorlog had van de Nederlandse strijd-macht alleen het KNIL recente gevechtservaring. Echter, de kracht van het KNIL was gelegen in de eenheden die in Atjeh hadden gevochten. In vaak moeilijke fysische omstandigheden had het koloniale leger als een van de eerste Westerse krijgsmachten een contra-guerillaoorlog gevoerd met kleine gevechtseenheden, vergelijkbaar met hedendaagse special forces (toen: het Korps Marechaussee te voet). Deze ervaring was echter niet zinvol voor een treffen met een geregeld modernen  deels gemechaniseerd invasieleger. 
Toch was de top van defensie hard aan het nadenken over een moderne krijgsmacht. Ten eerste over de vorming van een groter leger en vervolgens over nieuw aan te schaffen wapens. In de discussies kwam ook de oprichting van het toen nieuwe luchtwapen (zeppelins en vliegtuigen) aan de orde. Vanaf 1916 was die ook realiteit.

Leger en marine bij het uitbreken van de oorlog

De bevelhebbers schout-bij-nacht F. Pinke en luitenant-generaal Michielsen hielden rekening met betrokken raken in oorlogs-handelingen. Engeland  en Frankrijk  waren potentiële bedreigingen voor Indië, Duitsland in mindere mate (ook al zou de handel last krijgen van zogeheten Duitse raiders in de Indische Oceaan en zeeën rond het Maleisisch schiereiland). Maar geen van de oorlogvoerende landen bezat een grote strijdmacht ter plekke voor een invasie van de archipel. Japan zou het grootste en meest reële gevaar vormen, maar daarvan gingen beide militairen niet uit. Uit voorzorg besloot schout-bij-nacht Pinke het marine-eskader niet in Soerabaja (Tandjoeng Perak) te houden maar naar Tandjong Priok, de haven van Batavia te sturen. Hij was van mening dat in het westen van de archipel issues rond de neutraliteit zich het meest zouden kunnen voordoen omdat daar de invloedssferen van Engeland, Frankrijk en Duitsland lagen. Het beschermen van de neutraliteit zou het best geëffectueerd kunnen worden vanuit  Batavia als uitvalsbasis. Toen de oorlog echt een feit was geworden besloot Pinke zijn schepen naar de veiliger haven van Banten in West-Java te sturen. Het is de vraag of met deze beslissing uit voorzorg het pal staan voor bescherming van de neutraliteit was gediend. Het wekt toch de indruk van weglopen. Tegelijkertijd was het reëel omdat het kwetsbare Nederland geen partij was voor de Geallieerden of Centralen, mochten deze staten al hun oog hebben laten vallen op ons Nederlands-Indië.

Het Gouvernement is bij het uitbreken van de oorlog in Europa niet overgegaan tot mobilisatie van het koloniale leger. Reden was om Japan niet voor het hoofd te stoten door de indruk te wekken dat land als een potentiële agressor te zien. Wél heeft het opperbevel verordend dat voor-bereidingen werden getroffen voorafgaand aan een daad-werkelijke mobilisatie. Het betrof onder andere magazijnen aanvullen, scenario’s uitwerken voor het overnemen van civiele taken door militairen en ook de voorbereiding van terughalen en plaatsen van troepen die nog in de Buitengewesten waren gelegerd. Ten slotte werden draaiboeken geoefend voor verplaatsing van het centrale bestuursapparaat van Batavia naar andere plaatsen meer in het binnenland van Java.
Bevelhebber Michielsen kampte intussen met een onderbezetting van zijn leger met ruim 3000 Europese mannen en meer dan 1700 inheems personeel. Daarbij kwam dat er geen financiële middelen waren om te werven en extra personeel te betalen. Eerder al werden KNIL-militairen met verlof in Nederland aangespoord zich daar aan te sluiten bij het leger. 
Het tekort aan manschappen leidde tot suggesties vanuit de Indonesische groeperingen en van nationalistische voorlieden, om dienstplicht te overwegen of een inheemse militie in het leven te roepen. Op het volkenrijke Java (destijds meer dan 30 miljoen inwoners) kon genoeg personeel worden gerekruteerd. Echter het Gouvernement verwierp het idee van gewapende Indonesiërs met het oog op de numerieke minderheid van de Europese machthebbers.

De oorlog en het leven van alledag in Indië
De onrust kende een bijna hysterisch moment in de eerste oorlogsdagen.  Door geruchten verspreid in de kranten Java Bode, Preanger Bode en De Locomotief dachten velen dat er 15 Japanse schepen lagen in de Wijnkoops-baai in het zuiden van West-Java. Uit onderzoek op last van de resident van Soekaboemi bleek er totaal geen sprake van zo’n Japanse aanwezigheid.

 

Bataviaasch Nieuwsblad 10 maart 1917

Dat er een gevoel van oorlog heerste uitte zich in de eerste dagen door het massaal hamsteren van eten en andere eerste levensbehoeften. Ingeblikt voedsel was snel uitverkocht of slechts tegen hoge prijzen te koop. Toen het besef was doorgedrongen dat de kolonie niet direct in gevaar was, ebde de paniek snel weg. De mensen stelden in ieder geval wel niet-direct noodzakelijke aankopen uit; een normale reactie in tijden van onzekerheid. 
De aankoop door het leger van grote voorraden rijst, bloem, suiker, koffie en ingeblikt voedsel had echter gevolgen voor de burgerbevolking. Het zorgde voor schaarste en prijsstijgingen. Vooral de armere sociale groepen als de lagere Europese klassen en de inheemse bevolking werden getroffen. 
Geruchten en aperte onwaarheden veroorzaakten ook nog eens een sfeer van onrust en soms paniek. Verhalen over niet meer kunnen beschikken over banktegoeden en over het niet meer op krediet te kunnen kopen in winkels en bij leveranciers, verergerden de onrust onder velen. Echter, ook dit ebde weg toen bleek dat kopen op de pof gewoon weer aan de orde van de dag was. Dat de prijzen voor voedsel hoog bleven leidde tot zorg bij ondernemers en bestuurders. Het onbetaalbaar geworden basisvoedsel zoals rijst raakte het dagelijks leven van de Indonesiërs direct. Kwalitatief zou hun voedingssituatie in de loop van de oorlog er op achteruit gaan. De vrees voor sociale onrust was reëel en inmiddels was er een opkomend nationaal bewustzijn dat latente ontevredenheid onder de bevolking zou kunnen mobiliseren.

Een emotioneel effect had het nieuws dat koningin Wilhelmina de oprichting van het Nederlands Koninklijk Nationaal Hulp Comité had uitgeroepen. Hiermee konden hulpgoederen en geld worden verzameld voor landgenoten die door de gevolgen van de oorlog inkomen dreigden te verliezen. De vrees was dat het stilvallen van de wereldhandel voor grote werk-loosheid zou zorgen. Ook werden door de zeeoorlog families van elkaar gescheiden waardoor de kostwinners uit Indië geen geld meer konden betalen aan hun gezinnen als gevolg van het stoppen van internationaal betalingsverkeer. De verbonden-heid met de mensen in Nederland uitte zich in de oprichting van comité’s die geld inzamelden voor arme Nederlanders, voor mensen met verlof die niet naar Indië terug konden en voor Belgische vluchtelingen in Nederland. De oorlog was voor de mensen direct voelbaar door de gevolgen van de Engelse handelsblokkade met inbegrip van het censureren en blokkeren van het overzeese post-telegraaf en betalings-verkeer.   De Britten controleerden en  censureerden brieven en telegrammen. Betalingen werden gecontroleerd of ze niet ten gunste waren van de vijand. 
Het meest voelbaar voor de mensen in de kolonie was dat contacten wegvielen en er onzekerheid ontstond over het welbevinden van familie en vrienden. De angst dat Duitsland Nederland zou aanvallen en bezetten was groot. Dat zou de kolonie direct raken omdat de strijdende mogendheden dan de strategische positie van Indië anders konden gaan zien. Een inval van Indië was dan niet meer zo heel fictief. De stemming onder de Nederlandse bevolking van Indië raakte dan ook bedrukt en de mensen pasten zich aan door een stemmigheid te creëren. Zo vond men het niet meer gepast te gaan feesten. De mensen bepleitten een ingetogen viering van Koninginnedag op 31 augustus, dus zonder uitbundige activiteiten als dans en muziek.

De economische gevolgen van de oorlog

De jaren 1914 en 1915 kwam de kolonie nog redelijk goed door ook al was de handel met West-Europa ongeveer komen stil te vallen en  had dat voor werkloosheid en meer armoede gezorgd onder de bevolking. De handel met de oorlogvoerende landen kelderde enorm. Indië kom zijn suiker, copra, olie, katoen en andere producten niet meer kwijt in Europa. De Engelse en Franse vloot hadden de wateren in het Verre Oosten net zo goed onder controle als in Europa. Door de zeeblokkade kreeg Indië ook te maken met schaarste aan machines, medische apparatuur, hoogwaardige technische producten en aan metalen. De zeeoorlog en blokkades, de contrabande op veel goederen, het tekort aan vracht capaciteit omdat wereldwijd schepen voor de oorlogsvoering waren ingezet, zorgden voor een stagnatie in de import en export. Nederlands-Indië kon de genoemde goederen niet meer uit Europa halen en andersom konden de producten van de archipel het land niet meer verlaten. Voor handelsnatie Nederland was dit een enorme klap.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010367235%3Ampe...

Een omslag begon zich te aan te dienen omdat de kolonie moest zoeken naar alternatieve handels-contacten. Voorheen bestaande argwaan ten opzichte van Japanse producten maakte plaats voor interesse en openstelling. De Verenigde Staten kwamen in beeld als afzetmarkt voor tabak en als leverancier    van metalen en hoog waardige technische producten. Naarmate de oorlog voortduurde wijzigde de economische oriëntatie van Indië van Europa richting Japan, de Pacific en Amerika. Toch compenseerde deze trend niet geheel het wegvallen van de Nederlandse en andere Westerse markten als gevolg van de zeeblokkade. De vrije val van de export zorgde naast het verlies van markten grote werkloosheid.

De effecten van de voort durende oorlog werden het meest voelbaar in de jaren 1917 en 1918. De deelname van de Verenigde Staten aan de oorlog had positie van Nederland verzwakt. De nieuwkomer op het strijdtoneel streefde naar een zo hard mogelijk treffen van Duitsland zodat de strijd niet langer dan nodig zou duren. Als gevolg van het blokkeren van handel aan landen die aan Duitsland grensden, viel er nog een handelsactiviteit weg. Handel met de Geallieerden was nog wel toegestaan. De situatie was gewoonweg dat Nederland op het wereldtoneel politiek machteloos was gemaakt omdat de Geallieerden alles dicteerden.  De Duitsers op hun beurt gingen daardoor steeds meer twijfelen aan de Nederlandse neutraliteit.  

Ons land hield zijn hart vast voor een lot dat België al in 1914 was beschoren.
De gevolgen van de oorlog waren in Nederland zélf groter dan in de kolonie. Voedsel werd erg duur en samen met andere eerste levensbehoeften kwamen ze op de bon. De kolonie kon door de oorlog producten als suiker, rijst, copra, tapioca, thee, kapok en peper niet meer kwijt. Hierdoor werden bedrijven én de inheemse arbeidskrachten en hun gezinnen flink getroffen.  Ook hier schoten de prijzen van voedsel de hoogte in.
Het einde van de oorlog in 1918 zou niet zondermeer een herstel betekenen van de vooroorlogse economische groei en stabiliteit. De jaren twintig zouden sociale onrust kennen als gevolg van bezuinigingen op lonen en een groei van de socialistische en communistische beweging. Nadat het Gouvernement deze hadden onderdrukt volgde de Grote Depressie van 1929 die pas tegen 1938 zou eindigen, gevolgd door het begin van het einde van Indië in 1942.

De oorlog: Indië op eigen benen?

Door zeeblokkades, de inzakkende handel en verminderd post- en telegraafverkeer verminderde het contact tussen moederland en kolonie dusdanig dat deze laatste gedwongen zag zelfstandig ingrijpende beslissingen te nemen. Wachten op toestemming van ‘Den Haag’ kon te lang duren waardoor op te lossen problemen alleen maar groter konden worden. Banken, bedrijven en Gouvernement konden geen maandenlange of jaren durende wetgevingsprocedures afwachten wanneer er meteen iets moest gebeuren. De Javaasche Bank moest bijvoorbeeld de nodige extra kredieten verschaffen aan suikerproducenten om door de stil gevallen export, voorraadvorming te kunnen financieren. Probleem was dat van bedrijven  hoofd-kantoren in Nederland zaten en vaak als enige majeure beslissingen mochten nemen. Daarbij kwam ook nog het argument dat de verschaffers van kapitaal óók in Nederland of andere Westerse landen zaten. Dus “wie betaalt, bepaalt”.

Maar dit beginsel was niet      meer werkbaar wanneer de communicatielijnen niet meer functioneerden, waardoor de “filiaalhouder”  in Indië zijn maatregelen niet kon voorleggen noch daarop antwoord kon krijgen.

De verwijdering tussen het moederland en de kolonie zorgde voor een heroriëntatie van de beide economieën. Beide onderdelen van het koninkrijk werden minder van hun onderlinge handel afhankelijk. Nederland richtte zich op nieuwe markten in Europa en Nederlands-Indië intensiveerde de betrekkingen met Japan, andere Aziatische landen en de Verenigde Staten. Naast een ontwakend inheems nationaal bewustzijn begonnen ook de bedrijven en de bestuurders autonomie, maar dan economisch gezien, aan de orde te stellen.   De onverdedigbaarheid van de kolonie door het moederland had het besef dat meer autonomie en daardoor slagkracht gewenst was, alleen maar versterkt.

Lees dit krantenartikel op: http://kranten.delpher.nl/nl/view/index?image=ddd%3A010555244%3Ampe...

De Grote Oorlog had niet alleen de dominante positie van de twee grote koloniale mogendheden Groot-Brittannië en Frankrijk aangetast, maar zeker ook het aanzien van Nederland als een koloniale macht.

Indo-Europeanen en de Grote Oorlog

Detailstudies over de Indo-Europeanen in de oorlogsperiode zijn nog niet verricht. Het is in meer algemene lijnen dat over hen informatie te vinden is. Tóch is er op basis van verricht onderzoek een beeld weer te geven van de geschiedenis van Indo’s  in relatie tot de oorlogs-situatie.
In de jaren van 1910 tot 1920 zien we in de kolonie de veranderingen voorkomen die het lot van de Nederlandse over-heersing zouden gaan bepalen. En vanzelf daarmee ook van de Indo’s als onderdeel van de Europese bovenklasse. De belangrijkste ontwikkeling was het ontstaan van een Indonesisch bewustzijn over de ongelijke machts- en welvaartsverdeling in en als gevolg van de koloniale overheersing. Toegang tot het Europees onderwijs en banen die voorheen waren voorbehouden aan Europeanen, werden meer en meer bezet door geschoolde Indonesiërs. Deze trend was deels het gevolg van de Ethische Politiek waarmee het Gouvernement erkende dat slechte woon- en werkomstandigheden, uitbuiting en onderbetaling hadden geleid tot een verarming van de inheemse bevolking. Zeker ook ter voorkoming van sociale onrust heeft het koloniaal bestuur maatregelen getroffen om de zogeheten ‘mindere welvaart’ van de bevolking te bestrijden. Daarnaast was er ook de missie om de bevolking ‘op te heffen’, in het Nederlands van toen betekende dat ontwikkelen van de Indonesiërs tot goede onderdanen, goed Europees opgeleid personeel en opgevoed naar Westerse waarden en normen.

Dat sociale beleid ging echter voorbij aan de Indo-Europeanen die door het bestuur niet tot de doelgroep van de welvaartspolitiek behoorden. Hoewel  zij gemiddeld een hogere welvaart hadden dan Indonesiërs, was er onder hen een aanzienlijk deel dat tot de lagere welvaartsgroepen behoorde. Een groot effect van de Ethische Politiek was dat Westers geschoolde Indonesiërs de Indo-Europeanen gingen beconcurreren en ook wel verdringen op de arbeidsmarkt. Ze waren niet alleen even goed gekwalificeerd maar ook veel goedkoper.
Onder de Indo’s begon een gevoel van achterstelling toe te nemen. Hoewel nooit openlijk massaal geuit vanuit de groep, voelden veel van hen dat veel blanke, “echte”, Nederlanders hen niet als gelijkwaardig zagen. De Indo werd in media en in besloten kringen vaak indirect en direct bespot en smalend bekeken. Dat kwam vaak juist doordat Indo’s als vanzelf zich de Westerse manieren en leefwijze maakten om zichzelf te bewijzen. Tegelijkertijd zorgde deze oriëntatie op de Europese leefwereld voor een verwijdering van hun Indonesische wortels.

Deze ongemakkelijke en tragische positie werkte door in sociaal-economisch opzicht. Voor de meeste ontwikkelde Indo’s was er uiteindelijk een ‘glazen plafond’ dat hen buiten de Nederlandse elite hield. Ze waren uiteindelijk niet gelijkwaardig aan de totoks. Voor topfuncties werden meestal geschikte kandidaten uit Nederland gehaald. Een ander effect hiervan was een scherper etnisch bewustzijn. Omdat de kolonie voor langere vestiging aantrekkelijker was geworden (meer voorzieningen, meer comfort) kwamen de nieuwkomers uit Europa met hun vrouwen en kinderen. Dit zorgde voor een groter aandeel van blanken die zich onderscheidender opstelden tegenover niet-blanken inclusief Indo’s. Het blanke superioriteits-gevoel als gevolg van de successen van wetenschap, industrialisatie  en gerealiseerde hogere welvaart, versterkte alleen maar een raciaal bewustzijn, waarmee Indo’s anders dan voorheen ook te maken konden krijgen.
Indo’s onderaan de sociale ladder  zagen zich constant bedreigd met terugvallen naar hun Indonesische wortels. Concreet te belanden in de ‘kampong’ of Indonesische woonwijk, metafoor voor de verpaupering in zowel materieel als cultureel opzicht. Onder de blanke Europeanen of totoks was er geen algemeen idee dat Indo’s systematisch werden achter-gesteld of dat er officieel racisme was. In de Sumatra Post van 26 oktober 1917 werd dat nog eens onderstreept.

Er waren ook tegengeluiden, zo blijkt uit De Tijd van 4 september 1917. Passages uit het artikel geven ook wel weer aan dat in Europese kringen (naar de geest van die tijd) de Indo’s werden gezien als een bevolkingsgroep die aan de onderkant van de samenleving was gesitueerd.

10897298491?profile=originalEen eerbetoon door Australische  veteranen aan de vele miljoenen gesneuvelde paarden en ezels (9-11-2014).

Pleidooi voor een sociaal-economische geschiedenis van de Indo’s

Is na te gaan welke gevolgen de oorlog heeft gehad op de sociaal-economische situatie van Indo-Europeanen? Het antwoord op deze vraag houdt in een onderzoek over een langere periode. Bijvoorbeeld lopend van 1900 tot 1930 en dan is de periode 1914-1918 een kort-durende fase in een langer lopend onderzoek naar trends en patronen in de welvaarts-ontwikkeling van de Indo’s als sociale groep. Sociaal-economisch historisch onderzoek gaat minder over incidentele feiten dan over trends en patronen in loon-ontwikkeling, werkgelegenheid, economische sectoren, de sociale mobiliteit, onderwijskansen en deelname aan cultuur, sport en verenigingsleven. Belangrijke bronnen zijn daarbij de officiële welvaartsonderzoeken, lonen en prijzen, sterfte- en, geboorte-cijfers, gegevens over verhuis- en migratiebewegingen.
Dat de Grote Oorlog van invloed is geweest op de algehele welvaart van alle bevolkingsgroepen in Nederlands-Indië staat vast. Echter, in welke mate de Indo’s binnen de Europese bevolking in meer of mindere mate  zijn getroffen, is niet bekend.

Indonesisch politiek bewustzijn en loyaliteit aan Nederland

De Grote Oorlog versterkte in Indië de aanhankelijkheid aan het moederland en koningshuis. Ook de nieuwe sociaal en politiek zelfbewuste Indonesiërs betoonden hun loyaliteit. De periode laat een opkomend Indo-bewustzijn zien, zich uitend in het ontstaan van een politieke beweging de Indische Partij en een belangen-vereniging Indo-Europees Verbond

De Indo-emancipatiebeweging was een feit, vaak ook aangemerkt als een einde van indolentie.
De Indische Partij trok veel Indo’s aan in 1913 maar de beweging was door haar radicale ideeën te vroeg verschenen.  Doorslag-gevend waren het verbod op de partij en verbanning van de politieke leiders Ernest Douwes Dekker, Soewardi Soerjaningrat en Tjipto Mangoenkoesoemo, waardoor ze op een dood spoor terechtkwam. Bij nader inzien hadden de Indo’s behoefte aan concrete  en directe  belangen-behartiging nodig. Het ging hun om grotere toegang tot Europees onderwijs op alle niveaus, goede en betaalbare gezondheidszorg en natuurlijk banen waardoor ze welvaart konden bereiken die bij hen als Europeanen hoorde. De doelstellingen van het Indo-Europees Verbond speelden hier wél op in én politiek was ze meer gericht op de consensus en samenwerking met het bestuur.  
Gaandeweg richting 1920 uitten de Indonesische bewegingen zich meer expliciet voor een toekomstige zelfstandigheid. Het moederland zou daarin nog wel voorkomen maar hoe? In de jaren tot 1927 werd duidelijk dat door leiders als Soekarno, niets minder dan een onafhankelijk Indonesië het streven was.

Het Gouvernement zou de Indonesische nationalistische bewegingen effectief elimineren totdat de Japanners de kolonie zouden bezetten.

Samenvattend

De Grote Oorlog viel in een periode waarin Nederlands-Indië zich midden in sociale en politieke veranderingsprocessen bevond. Door grotere toegang tot het onderwijs kregen Indo’s en Indonesiërs kansen op beter werk en sociale stijging. Educatie vormde ook een nieuwe sociaal en politiek bewuste klasse van Indonesiërs die voor het eerst hardop begonnen te spreken over zelfstandigheid en onafhankelijk-heid. De eerste politieke bewegingen als Sarekat Islam, Indische Partij en vakbonden deden hun intrede. Het Indische Gouvernement was als altijd alert op sociale onrust en onderdrukte waar nodig al te radicale geluiden. De Indische Partij ondervond dat aan den lijve in 1913 en leidde tot haar beëindiging. De oorlog zorgde voor het verminderen van directe invloed van ‘Den Haag’   op de kolonie. De Engelse zee-   en handelsblokkade, de agressie van de Duitse oorlogsschepen   (de zogeheten Raiders en het onderzeebootwapen) en ook de algehele Geallieerde controle op zee tot in het Verre Oosten, maakten dat Nederland de belangen van Nederlands-Indië niet effectief en direct kon verdedigen. Hoewel in 1914 en 1915 de Indische economie nog redelijk goed presteerde, dreigden exportproducten hun markten in het Westen te verliezen. Zo verloor het belangrijke koloniale product suiker de Britse markt omdat Cuba een nieuwe leverancier was geworden.

10897298684?profile=originalDrs. Humphrey de la Croix

De oorlog noodzaakte Indië om economisch zelfstandiger te worden. Nieuwe markten en wederzijdse handelsvoordelen werden gevonden in de grote Amerikaanse markt en (in mindere mate) in Japan. Voor Nederlands-Indië was de Pacific het nieuwe oriëntatiepunt aan het worden. De Grote Oorlog, en eerder de Japans-Russische oorlog, vormen het bredere kader waarin de Nederlands-Indië past. Japan maakte Aziaten duidelijk dat de Westerlingen niet onoverwinnelijk waren. De jaren ’1914-1918′ lieten de kwetsbaarheden van het Westen zien, mede door het extra beroep op onderdanen en de grondstoffen uit de koloniën.     De Indonesiërs merkten dat Nederland hen niet had kunnen beschermen tegen een aanval van Britten, Engelsen en meer tot de verbeelding sprekend: Japanners. Tot aan het begin van  de volgende wereldoorlog in Indië en het eind van de Nederlandse overheersing volgden slechts nog 23 jaren.

Drs Humphrey de la Croix

Geboren in 1957 in Modjokerto, studeerde hij geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Zijn specialisme is de sociaal-economische geschiedenis van het Nederlands kolonialisme. Hij heeft meegewerkt aan publicaties als: “Indië herinnerd en beschouwd, sociale geschiedenis van een kolonie 1930-1957” en “Gelders Blauw, het Indische leven in de provincie (2007).Daarnaast is hij recensent voor het “Tijdschrift voor Geschiedenis” en geeft hij tal van lezingen op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse koloniën. Tevens is hij hoofd-redacteur van de website www.indischhistorisch.nl, over de geschiedenis van de Indische Nederlanders. Verder is hij mede-oprichter en bestuurslid van de Stichting Arisan Indonesia.

Literatuur:
Kees van Dijk, The Netherlands Indies and the Great War, 1914-1918. Leiden KITLV 2008.
Paul Moeyes, Buiten schot. Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. De Arbeiderspers. Amsterdam 2011.
Paul van der Veur, The lion and the gadfly. KITLV, Leiden.

 

Song of Remembrance to those who perished in The Great War 1914-1918, zie: pagina 23.

______________________

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives