Alle berichten (13)

Sorteer op

Grondlegger van de Pasar Malam Mary Brückel-Beiten , de eerste jaren 1958-1965 door: Wim Brückel en Geraldine Brückel-Lang

10897286880?profile=originalPasar Malam, de eerste jaren 1958-1965    door:   Wim Brückel en Geraldine Brückel-Lang   

In aanloop naar de 56e Tong Tong Fair (vroeger: Pasar Malam Besar) hier een artikel over de oprichtster Mary Brückel-Beiten die in 1958 de allereerste Pasar Malam organiseerde in de Grote Zaal van de Haagse Dierentuin. De start van de Pasar Malam wordt heel vaak toegeschreven aan Tjalie Robinson, pseudoniem voor Jan Boon. Hier volgt het werkelijke verhaal, geschreven door de zoon en schoondochter van Mary, die nu al 55 jaren in Canada wonen.

Wie was Mary Brückel-Beiten?

Anna Maria (Mary) Beiten werd op 6 oktober 1904 in Bondowoso op Oost-Java geboren. Haar vader, Anton Beiten was een suikerplanter en haar moeder Emmy Aban was een Javaanse. Haar latere echtgenoot, Alexander Brückel, was bestuursambtenaar, geboren op 4 september 1902 in Amsterdam. Zij trouwden in 1935.   Mary Brückel-Beiten was in Indië al een pionierster op tal van gebieden. Zo deed ze als vrouw mee aan een autorally van Soerabaja naar Batavia, waarbij ze nog won ook. De volgende dag stonden alle kranten vol met de koppen dat een vrouw de rally had gewonnen, wat nauwelijks voor mogelijk werd gehouden. Smalend berichtten sommige kranten dat ze waarschijnlijk een man in haar auto had verstopt, die het grootste deel van de race voor haar reed. Mary was toen pas 18 jaar oud. Een tijd later werd in de kranten gevraagd welke vrouw in een klein vliegtuigje durfde te reizen en weer was Mary branie genoeg om dit te doen.

Mary Brückel-Beiten was lerares, journaliste en schrijfster. In de oorlog schreef ze gedichten voor kinderen en maakte ze schetsen en notities, die ze in een wasmand voor de Jappen verborg. Altijd stond Mary klaar om haar medemens te helpen.

Na de oorlog, in 1946, kwam Mary met haar gezin in Nederland terecht. Ze deed er direct alles aan om goed in de Nederlandse samenleving te integreren. Ze reisde van dorp naar dorp om de plattelandsvrouwen kennis te laten maken met de Indische cultuur en hen Indisch te leren koken. Soms kreeg ze ongezouten commentaar van een boer, die zei dat alleen kippen rijst eten, waarop zij terug kaatste, dat de varkens ook aardappelen eten, waarop de boer afdroop.

De vrouwen echter vonden haar kookkunst geweldig en al gauw werden er fancy fairs gehouden. Dit deed Mary gedurende een aantal jaren en de Nederlanders begonnen de Indische cultuur te begrijpen. Door de boekjes, die zij voor de Hollandse huisvrouw uitgaf werd zij al gauw een graag geziene gast op diverse bijeen-komsten, waar ze demonstraties gaf om het Indische koken in Nederland te promoten. Op een dag fluisterde een Indische vrouw haar in het oor: “Goh, Mary, het lijkt wel een pasar Malam, net als in Indië”. Toen ze thuiskwam, dacht ze dat dit klopte; haar fancy fair wás net als een pasar malam.

10897287499?profile=originalNa een kookdemonstratie voor de Vereniging van Huisvrouwen wordt er natuurlijk geproefd.

Tijdschrift “Onze Brug”

Op 3 oktober 1957 kreeg Mary een brief van Tjalie Robinson. Hij vroeg haar om mee te werken aan zijn tijdschrift “Onze Brug”. Mary stemde toe en al gauw stelde ze in december 1957 voor om het blad om te dopen in “Tong Tong”.      Ze had thuis een boek waarin     de Indonesische Tong Tong beschreven was. Ik vroeg haar of haar naam nu op de voorkant zou komen. Mary antwoordde: “Nee, dat is voor Tjalie… het is zijn blad. Hij is schrijver en journalist en hij gaat schrijven over wat we met de Vereniging Indische Nederlanders (VIN) gaan organiseren”. Door Mary’s instigatie werd toen met de leden van de VIN de “Indische Kunstkring” opgericht.

Een van de eerste evenementen die Mary organiseerde was het Tong Tong Cabaret samen met leden van de VIN. Tjalie was hierbij komiek en gaf ook speeches. Het geheel werd opgeluisterd door een Gamelan band. Ook Mary zelf deed mee en de première vond plaats op 12 april 1958 in aanwezigheid van Koningin Juliana en Minister Marga Klompé.

Tong Tong

Voorafgaand aan de première, tijdens een repetitie, zei Tjalie aan de andere leden: “Ik ga een nieuw blaadje oprichten; willen jullie meedenken aan een naam?” Velen verzonnen gekke namen, totdat er één zei: “Waarom niet Tong Tong, net zoals het Cabaret?” Tjalie vond dat een goed idee en zo werd het besloten. Mijn moeder begreep hier niets van. Had ze Tjalie niet al eerder gezegd dat het zo zou moeten heten?

10897288262?profile=originalTjalie en Mary

Maar Mary had nog steeds een voornemen om de fancy fairs uit te laten groeien tot een echte Pasar Malam. Zij vroeg de andere VIN leden haar initiatief te steunen, maar omdat niemand geld had, heeft Mary zelf met haar hele familie alle centjes op tafel gelegd om deze droom te realiseren. Iedereen deed mee: haar twee zusters, Bets en Ems, haar man, ook Jo, haar twee dochters Maud en Dee en schoonzoon Loek Mol. Haar twee zonen, waaronder ikzelf, zaten al in Canada. Uiteindelijk hadden ze geld genoeg om de allereerste Pasar Malam te organiseren, die toen in 1958 gehouden werd in de grote zaal van de Haagse Dierentuin. Het werd een groot succes, mede door het optreden van de Tielman Brothers, culturele Indonesische dansvoorstellingen en kookdemonstraties en dan  natuurlijk allerlei standjes en kramen. Het succes was zo groot dat besloten werd in 1959 opnieuw een Pasar te houden.

Nadat ze een achttal Pasars had georganiseerd vond Mary het te commercieel worden en droeg in

10897288659?profile=originalDansvoorstelling op Pasar Malam 1958

1965 haar gehele organisatie over  aan Tjalie Robinson. Tjalie populariseerde de Pasar Malam, die inmiddels verhuisd was naar de Houtrusthallen. Mary begon een nieuwe uitdaging in de vorm van de stichting “Uit en Thuis”.  Ze organiseerde vliegreizen per chartervlucht naar de USA en Canada, zodat ouders daar hun geëmigreerde kinderen konden opzoeken. Toch bleef zij op de jaarlijkse Pasar Malams haar kookdemonstraties ten beste geven, hetgeen zij tot op hoge leeftijd volhield.

10897288486?profile=originalTjalie was een vervent beoefenaar van de katapult

Pasar Malam Selamat Datang  in  Holland

Wie meer wil weten over het ontstaan van de pasar Malam in Nederland en het leven van Mary Brückel-Beiten, kan het boek bestellen dat door haar geschreven is onder de titel: “Pasar Malam Selamat Datang     in Holland”, verkrijgbaar bij www.amazon.com, ISBN nummer: 978-1-77136-099-9. Prijs: 16,00 US$, exclusief de verzendkosten.

Lees verder…

Indonesië wil nieuwe hoofdstad buiten Java – maar waar, dat is nog even de vraag

10897414083?profile=original

De Indonesische president heeft besloten om de hoofdstad van het land te verplaatsen naar een ander eiland dan het drukke Java. Maar een nieuwe locatie ter vervanging van het vervuilde en langzaam in zee zakkende Jakarta moet nog worden gevonden, zei de minister van Planning maandag.




De huidige hoofdstad, Jakarta, de thuisbasis van meer dan 10 miljoen mensen. Beeld AP

Regen en overlopende rivieren hebben Jakarta weer eens bijna tot stilstand gebracht. Het verkeer loopt vast en hele buurten staan blank. Al dat water gaat ook wel weer weg, weten de bewoners, maar voor president Joko Widodo is de maat vol. We gaan verhuizen, laat hij weten. De minister van Planning maakt het nieuws op een persconferentie bekend: over tien jaar is niet Jakarta, maar een andere stad de hoofdstad van Indonesië. Welke stad dat zal zijn weetnog niemand, maar er is geen weg terug meer.

Het heeft lang geduurd voordat die knoop werd doorgehakt. President Soekarno speelde al met de gedachte in de jaren ‘50. Hij liet zelfs de basis voor een nieuwe hoofdstad leggen in het midden van Kalimantan, op het eiland Borneo. Daar bouwde hij Palangkaraya, een provincieplaats met de plattegrond van een wereldstad. De veel te brede geasfalteerde straten en pleinen domineren in 2019 nog steeds een groen en landelijk stadje met minder inwoners dan een gemiddelde wijk in Jakarta.

Palangkaraya is het dus nooit geworden. Het was te ver weg, te moeilijk te bereiken en te zeer de middle of nowhere. Toch heeft elke president sinds Soekarno op zijn minst even met het idee van een verhuizing gespeeld. De vorige president Susilo Bambang Yudhoyono wilde verhuizen, maar wel op Java blijven. Hij heeft er nooit serieus werk van gemaakt. En nu is Joko Widodo aan de beurt. In 2017 heeft hij  zijn mensen opdracht gegeven een onderzoek te doen naar de mogelijkheden. Uit dat onderzoek kwamen drie plaatsen bovendrijven: alledrie op het eiland Borneo. En een van die drie, en de grootste kanshebber, is opnieuw: Palangkaraya.

Soekarno wilde verhuizen om redenen van nationalisme. Jakarta, het vroegere Batavia, was de hoofdstad van de oude kolonie, Nederlands-Indië. De nieuwe onafhankelijke republiek Indonesië had een nieuwe hoofdstad nodig. Maar de mensen bleken te zeer aan Jakarta gewend, of beter nog: gehecht.

Latere plannen hebben nog wel die nationalistische ondertoon, maar Widodo’s besluit heeft een veel praktischer achtergrond: Jakarta is uit zijn voegen gebarsten. De stad met zijn meer dan tien miljoen inwoners is een ramp. Jakarta heeft de ongebreidelde groei van de eigen bevolking en de explosieve toename van het verkeer niet kunnen bijbenen. De miljoenenstad beschikt niet eens over een geïntegreerd systeem van openbaar verkeer. Met als gevolg: dagelijks groeiende files. Onder Joko Widodo is er een inhaalslag begonnen, maar die heeft nog nauwelijks geleid tot enige verlichting.

Het verkeer is overigens niet eens het grootste probleem waarmee de stad te kampen heeft. De bodem van het noordelijk deel van Jakarta blijkt in snel tempo weg te zakken, waardoor een groot deel van de stad in de zee dreigt te verdwijnen. De verhuizing lijkt daardoor eerder een noodzakelijkheid dan een politieke wens te worden.

Niet heel Jakarta zal trouwens verhuizen. Het is de bedoeling dat Jakarta het economisch centrum van het land zal blijven. Alleen de politieke hoofdstad verhuist naar elders, een splitsing die ook bestaat in de Verenigde Staten, in Australië en Canada. Of misschien beter nog: in Myanmar. Daar heeft een militaire junta in 2005 midden in het land een gloednieuwe hoofdstad uit de grond gestampt: Naypidaw. Het resultaat is onthutsend: wegen van soms wel twintig rijstroken breed verbinden reusachtige regeringsgebouwen en vijfsterrenhotels met elkaar, maar nergens is een spoor van leven te bekennen. Niemand woont er, want iedereen verblijft als het even kan veel liever in de oude hoofdstad Yangon. Daar is het veel leuker.

ICM redactie.

In 2015 kwam de ICM krant in  het bezit van het Jakarta Baru Masterplan. Het plan van de president Jokowi ontvouwde dat om een geheel nieuwe Jakarta ging. Ruim 2300 miljard alleen al tot 2028, waar ruim 640.000 mensen werk aan hebben. Waar de ingenieurs veel moeite mee hadden was de 16 miljoen inwoners dat Jakarta en de files, dat misschien wel 40% van het budget ging zitten in voorzieningen zoals onteigeningen, de drukte, en transport van bouwmaterialen.  Meest voor de hand liggend was om een nieuwe Jakarta te bouwen.  Op www.icm-online.nl kan U het JBM (Jakarta Baru Masterplan downloaden.  

Lees verder…

10897281665?profile=original

Van puputan tot pasar malam                    door:   Sabina de Rozario 

 

Waar ooit duizenden mensen omkwamen, wordt nu elke zaterdagavond vertier gezocht en gevonden.  Ik zie vanaf de straat al de gezellige drukte op het plein.  Een monument, dat ter nagedachtenis van de gebeurtenis in 1906 is geplaatst, siert de historische plek in Denpasar. Veel gezinnen, jonge geliefden en studenten vertoeven er in alle ontspannenheid.

Monument Puputan in Denpasar

De politie houdt  er toezicht en leidt het verkeer in goede banen, parkeerwachters zijn druk in de weer om de bezoekers naar de parkeerplaatsen te loodsen. Als ik het ‘grasveldje’, meer is het niet, betreed, heerst er een ambiance vergelijkbaar met die van een pasar malam die ik ken van Nederland. Overal zie ik lichtjes, speelgoedverkopers en ruik ik de geur van vers geroosterde saté. Ik koop een maïskolf en besluit een rondje om het monument  te lopen.  De specifieke sfeer, die herinneringen bij me oproept, is me onverwacht niet vreemd. 

Hoge dosis trots

In het begin van de vorige eeuw was het op deze plek , het ‘veldje’ in de hoofdstad van Bali, waar gewapende Nederlandse militairen tegenover een Balinese koning met zijn onderdanen stonden.     De reden: radja Gede Ngurah Denpasar  werd verantwoordelijk gehouden voor het vergaan van een Chinees schip voor de kust van Sanur. Deze radja besloot zich niet zomaar over te geven  aan het Nederlandse leger en bedacht een scenario waarbij een hoge dosis trots aan ten grondslag lag. Het was voor de Balinezen al duidelijk dat zij de strijd nooit konden winnen met hun traditionele wapens. Echter, overgeven aan de vijand behoorde niet tot de opties.

Wat er toen gebeurde heeft niet veel Nederlandse geschiedenis-boeken gehaald. De radja droeg zijn onderdanen op zich in witte ceremoniële kleding  met hun mooiste juwelen te hullen. De zwaarden werden ter hand genomen en het paleis van de radja werd in vuur en vlam gezet. Gezeten op zijn draagstoel omringd door zijn familie, Hindoe priesters en onderdanen, wachtte hij het Hollandse leger op.

10897281283?profile=originalHet stoffelijk overschot van                  de vorst van Badung wordt overgebracht naar Denpasar

Puputan

Onder begeleiding van oorlogs-trommels gooiden de Balinese vrouwen geld en juwelen naar de naderende indringers. Terwijl dit vernederende schouwspel zich afspeelde, schoot het Nederlandse leger onder het commando van Generaal-majoor Rost van Tonningen verward om zich heen. Op dat moment liet de radja zich door de priester in het hart steken, het teken voor de onderdanen om zichzelf van het leven te beroven. Mannen, vrouwen en zelfs kinderen onderwierpen zich aan hun lot. Het bloedbad waarbij honderden mensen die zich voor de ogen van de Nederlanders ter aarde stortten, is de Balinese geschiedenis ingegaan onder de naam Perang Puputan Badung.

Puputan is een Balinees ritueel gevecht tot de dood erop volgt en heeft begin vorige eeuw in een korte tijd meerdere keren plaatsgevonden. Van 1894 tot 1908 komen duizenden Balinezen om tijdens zo’n rituele zelfmoord, waarvan de koloniale troepen niet alleen getuigen waren, maar ook aanstichters. Niet alle radja’s van Bali maakten vrijwillig een einde aan hun koningschap. De radja’s van onder meer  Badung, Denpasar en ook Pemucutan weigerden hun zelfstandigheid op te geven ten tijde van de kolonie en waren bereid ten onder te gaan. De radja van Tabanan besloot tot vrijwillige overgave, maar pleegde na twee dagen gevangenschap toch zelfmoord. Zijn stoffelijk overschot werd naar de Puri van Denpasar overgebracht tijdens de zevende Bali-expeditie, gericht tegen de vorst van Badung in 1906. De vorst van Klung Kung kwam tot een akkoord met de overheerser, tot ‘zijn’ puputan een einde maakte aan de samenwerking in 1908.

Archieffoto’s uit Nederland

Elk jaar worden de puputans herdacht bij het monument op het Puputan plein. Hoe dramatisch de toedracht ook is geweest, Bali zou Bali niet zijn om voor de gelegenheid van het 100-jarige jubileum in 2006 met alle trots een week lang optredens en andere feestelijkheden te plannen. Om begrip van de Nederlanders te generen werd de toenmalige Koningin Beatrix voor deze feestweek uitgenodigd. Voor de special gelegenheid werden archieffoto’s van de puputan ingevlogen, afkomstig uit de fotocollectie van de Leidse Universiteit. Het hoogtepunt van het wekelijkse festival was de kroning van Ida Tjokorda Ngurah Denpasar IX, de nieuwe radja van de hoofdstad.

Al lopend naar de uitgang probeert een verkoper me een Mickey Mouse-ballon aan te smeren. Uitgelaten kinderen rennen om me heen of spelen met hun net gekregen voetbal. De maïsverkoper ruimt zijn boeltje op, nog voor middernacht is hij ‘los’ en kan hij tevreden naar huis. De feestelijkheden op het Puputan plein achter zich latend zonder een notie te hebben van het bloedbad  dat er ooit heeft plaatsgevonden.

Bron: Java Post

 

Lees verder…

Door Albert van Prehn - De vloek van de religies.

Door Albert van Pfrehm - De vloek van de religies.

10897284474?profile=originalDe vloek van de religies. 

Religie is iets wat de mens al vanaf zijn ontstaan met zich mee draagt.

Vanaf het moment dat hij zijn brein kon gebruiken en de wereld wonderen om hem heen begon te aanschouwen kwam hij tot de ontdekking dat  er zaken zijn die hij niet kon verklaren en zo gebeurde het dat de mens het dan maar toeschreef als iets wat bovennatuurlijk is en niet verklaarbaar omdat er een almachtig wezen moet zijn wat zoveel onverklaarbaars teweeg brengt.

Het geloof in het bovennatuurlijke heeft de mens sindsdien alleen maar vastgehouden en al naar gelang de tijd vorderde zijn er zovele geloofsovertuigingen geweest naarmate de mens zich ontwikkelde al intelligent wezen.

Met de toename van het intelligentie peil nam ook de overtuiging toe dat er een almachtig wezen moest bestaan en daarbij ook een wezen met kracht, macht en geweld waar je diepe respect voor moet hebben en het strafproces voor het NIET respect hebben kwam om de hoek kijken.

De bovennatuurlijke macht werd al gauw gezien als een goddelijk wezen die je gunstig moet stemmen om dingen gedaan te krijgen die je zelf als mens, niet voor elkaar zou kunnen krijgen zoals  jouw eigen gelukzaligheid en voorspoed, tegenslag, overleven, goede oogsten, droogte en regen tijden, ziekten en heling en ga zo maar door.

Ieder stam heeft zijn eigen goddelijk wezen en deze kreeg vaak een eigen naam, maar met het bewustzijn van de aanwezigheid van een goddelijk wezen kwam ook de tussenpersoon in het leven die kon bemiddelen tussen mens en God. De man (meestal) of vrouw die bijzondere gaven had.

Dat werd een sjamaan, priester, medicijnman of wat voor benaming ook, die zijn macht en invloed had op de rest van de stam, het volk of gemeenschap.

Deze persoon was vaak bepalend voor de normen en waarden die hij of zij bedachten in combinatie met die van de stam, groep, of volkstradities in de cultuur verweven.

Heden ten dage zijn de primitieve geloofsovertuigingen bestempeld als bijgeloof, heidense gedachtenspinsels en noem maar op en heeft zich het fenomeen voorgedaan dat het overgrote deel van de menselijke aardse bevolking zich tot de christelijke of mohammedaanse geloofsovertuiging heeft gekeerd.

Niet geheel vrijwillig maar veelal heeft de geschiedenis laten zien dat het onder dwang is gebeurd, bijvoorbeeld door onderwerping, bij kolonisaties.

Er zijn zovele godsdiensten geweest en de goden hadden allemaal een eigen stam, volks, gemeenschap etc. naam.

Zo hadden de Noordeuropeanen Wodan, Thor en weet ik veel nog meer, de Grieken hadden Zeus, de Romeinen, Spanjaarden Egyptenaren en ga zo maar door allen hun eigen godsbeelden.

Totdat er vanuit het Midden-Oosten twee religies hun grote invloed konden uitbreiden, de joodse geloofsovertuiging en die van de Arabieren.

Deze twee voornaamste geloofsovertuigingen staan bol van cultuur inhoudelijke zaken die bij de betreffende volkeren hoort.

Doordat invloedrijke machthebbers zich tot deze geloofsovertuigingen wenden, werden al heel snel de onderworpenen al dan niet onder dwang ook bekeerd. Via de machthebbers in Rome in de tijd van het christusverhaal.

Maar laten wij eens dieper op de inhoud van de religies in het algemeen duiken.

Allereerst valt meteen op dat de goden menselijke gelijkenissen hebben en niet alleen dat, ze hebben ook de menselijke eigenschappen in zich en nog erger de menselijke gedachten gangen en hiërarchieën.

Zo is er een boven god die zijn zetel heeft als gelijk een menselijke koning, die heeft weer zijn onderdanen, er is een straffende God die vreselijk te keer kan gaan als je niet gehoorzaam bent en diezelfde god staat je bij in jouw strijd bij oorlogen, bevoordeelt je als je maar goed gehoorzaam bent en heeft jouw eigen volk als voorkeurs volk zodat je boven de andere volkeren een rechtspositie hebt verkregen en je het recht hebt om anderen te onderwerpen aan jouw god.

Dat is al eeuwen aan de gang en het gebeurt nog steeds, waardoor ik persoonlijk overtuigd ben geraakt dat er helemaal niet zo’n goddelijk wezen bestaat.

Bepaalde geloofsovertuigingen zijn net als clubjes waar je lid van moet worden, en als je er geen lid van bent ben je per definitie ongelovig, heiden, verdwaalde, en verlorene.

De heilige geschriften beelden de mannelijke denkwijze uit waar de vrouw de onderdanige en nietszeggende rol toebedeeld krijgt en eigenlijk alleen als broedmachine, lustobject, verkoopwaar, en slavin van de man is.

Het is ook niet anders want de geschriften zijn door mannenhanden samengesteld met mannengedachten in een mannencultuur, bovendien zijn ze puur menselijk met alle menselijke eigenschappen, zoals het belonigsstelsel, de vader, zoon verhoudingen alsof het gewoon een vleselijke menselijkheid is, het priesterschap wat alleen mannelijke leden heeft, kortom alles wat wij als structuur in onze maatschappijen hebben zo zal het ook daar in de vermeende hemel moeten zijn.

Is dat zo? Nee, zeg ik persoonlijk als ongelovige, in mijn optie is een Almachtig wezen ver van onze bekrompen ideeën verwijderd en wie zegt dat de Almachtige een man moet zijn. Ja, volgens de geschriften wel, maar die zijn zoals eerder vermeldt door mannen handen geschreven en beïnvloed door mannen gedachtegangen.

Zo is er ook een duivel uitgevonden wat in mijn ogen puur een middel is om de eigen onvolmaaktheid een plaats te geven en die figuur van satan is HET middel om je te verlossen van jouw geweten, immers je kunt er niets aan doen als die duivel je aanzet om rottigheid te veroorzaken.

Zo wordt je met 12 maagden beloond in de hemel als je als islamiet je eigen leven offert voor jouw geloofsgenoten in de strijd, alsof je daar in de hoedanigheid van geest nog seksverlangens kunt hebben. Alweer zon geval waar men abusievelijk aanneemt dat het daar niet anders aan toe gaat dan hier op aarde.

Er is een pracht en praal in Rome met een machtscentrum van jewelste die bepaalt of je veilig mag vrijen of niet en zich niet bezighoudt met het feit dat al die rijkdommen best eens aangewend kunnen worden aan het hongerprobleem op deze aardkloot waar men het simpele geld als echte ware god aanbidt. Het is ook nog een politiek bolwerk wat zich bezighoudt met dood en verderf en onderdrukking zoals zijn tegenhanger de islam. Politiek hoort niet in een echte religie thuis.

Je mag naar hartenlust andersdenkenden vervloeken, vermoorden, uitroeien en vooral als je machtswellustig bent. Wel in dienst van de godheid die je aanbidt of gebruikt voor jouw eigen frustraties en wellust/wreedheden. Alle eigen kwaadheid goedpraten in naam van allah of jezus of weet ik veel  wie nog meer. En dan ook anderen voor jouw vieze eigen karretje spannen en zelf proberen buiten schot te blijven.

Kortom zoals ik erover denk, en dat is persoonlijk, bestaat er geen god zoals de religies ons willen doen geloven, voor mij is het TE menselijk en is men met niets anders bezig dan met zijn eigen overtuigingen ZONDER eerst te kijken waar het om je heen echt aan toe gaat.

In mijn ogen is een goddelijke overtuiging niets anders dan het weten dat er een macht is wat jou en het hele universum beheerst, alle ingewikkelde natuurwetten heeft gecreëerd.

Anders dan dat wij willen geloven zijn wij allemaal, dieren planten en mensen, uit een zelfde energie ontstaan en dat bij iedere aantasting ervan je bezig bent met je zelf aan te tasten.

De vloek van de religie is het primitieve brein van de mens die zijn ego niet kan overwinnen.

Indien U en ik, en wij als mens allemaal niet alleen met onszelf bezig zijn, onze eigen IKKE, maar met de werkelijke essentie van het bestaan hier op aarde, HET LEVEN SAMEN MET ELKAAR, dan is geen religie nodig en hadden wij voor onszelf en voor onze medeschepselen een paradijs kunnen scheppen.

In mijn belevenis en overtuiging is het Almachtige wezen verre van menselijk en doen wij het te kort door religies die het uitbeelden als zijnde een mens met als onze hebbelijk en onhebbelijkheden.

Religies zijn nuttig voor het bewustzijn van het noodzakelijke om alles met elkaar te delen en doen, zonder onderscheid om gewoon simpelweg te overleven, maar ze zijn onbewust ontwikkeld tot een ordinair politiek spel van macht en overheersing.

De mens zal de ware Almachtige pas leren kennen als het zijn primitieve ego heeft overwonnen.

Tot die tijd zijn religies een vloek voor de mensheid door misbruik en eigen belang.

Wat wel is dat, hoe gestudeerd je ook denkt te zijn, je er niet omheen kunt dat het simpele van jouw eigen bestaan en de dingen om je heen zoals een simpele bloem, niet hebben KUNNEN ontstaan zonder een scheppende kracht. Alle ingewikkelde natuurwetten zijn er niet zomaar ineens uit het niets.

Ben je daarvan bewust, dan ben je ook bewust van jouw eigen nietigheid, en ben je daarvan overtuigd geraakt zal je heel anders in het leven staan. Het simpele feit dat je leeft is al een wonder op zich want je bent niets anders dan een product van stoffen uit de natuur die ook aanwezig zijn in ieder ander wezen op deze planeet. Intelligentie kan ook domheid inhouden die vernietiging van jezelf teweegbrengt. Intelligentie wat het  persoonlijke ego NIET kan uitschakelen is niets anders dan primitief aanwezig zijn. Op dat gebied verschillen wij niets van het dier.

In alle simpelheid beschreven met persoonlijke overtuiging.

Albert van Prehn.26 mei 2014.

Lees verder…

Drie meningen; Peter Keppy, Mollemans en Ferry Schwab over de verdwenen Indische Gelden.

10897284057?profile=original10897283898?profile=original10897350099?profile=originalBoek: “Opgevangen in andijvielucht” doet veel stof opwaaien

Niet vaak verschijnt er een boek, dat zoveel stof doet opwaaien en waarover voor en tegenstanders nog net niet rollebollend over de straat gaan, als het boek: “Opgevangen in andijvielucht” van Griselda Molemans. De auteur had zelf ook al ruim van tevoren voorspeld dat dit zou gaan gebeuren.

In het blog van het NIOD schrijft Peter Keppy dat Molemans valse hoop wekt bij veel Indische Nederlanders. Hij zegt onder andere naar aanleiding van het artikel van Lidy Nicolasen in de Volkskrant, dat NICC Magazine in de vorige editie plaatste:  

Het boek “Opgevangen in andijvielucht” begint met een invoelend geschreven relaas over de kille opvang van Indische Nederlanders in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Maar de epiloog lijkt een ander boek.

NIOD onderzoeker Peter Keppy

Molemans’ verontwaardiging over misstanden bij de opvang ontaardt aan het slot van haar boek namelijk in een slecht gefundeerde en warrige aanklacht tegen instanties, personen en onderzoekscommissies. Zij harkt het Indische repertoire van oorlog gerelateerde kwesties bijeen (veronderstelde verdwenen bank-tegoeden, niet uitbetaalde soldij van KNIL-militairen, het uitblijven van schadevergoeding). Volgens Molemans liggen er nog ergens door Indische Nederlanders niet-opgeëiste miljoenen. Zij slaagt er echter niet in dit hard te maken; erger nog: haar epiloog werkt vertroebelend voor wat we al weten.

Ongenoegen 

Molemans' ongenoegen lijkt een echo uit het midden van de jaren negentig. Er was een discussie gaande over Joodse tegoeden. Minister van Financiën Gerrit Zalm schokte de Indische gemeenschap met de uitspraak dat de Nederlandse regering niet op ‘Indisch geld’ zat. Onder druk van het Indisch Platform, het overkoepelend orgaan van Indische belangenorganisaties, besloot de Nederlandse regering  in 1998 tot onderzoek naar bank- en verzekeringstegoeden van de Indische Nederlanders.

Ik maakte deel uit van het onderzoeksteam van historici dat werd bijgestaan door enkele bancaire en juridische experts (bekend als de Commissie van Galen). Gedreven om aan te tonen dat Zalm het wel eens mis zou kunnen hebben, togen we aan het werk. We veronderstelden dat Indische Nederlanders als gevolg van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië (1942-1945) en de daarop volgende Indonesische revolutie (1945 - 1949) waren beroofd van banktegoeden en verzekeringsgelden en dat de Nederlandse en de Nederlands-Indische overheid nalatig waren geweest.

Onze aanname bleek niet te kloppen. We vonden geen enkele aanwijzingen voor bij financiële instellingen geparkeerde tegoeden noch een grote groep rechthebbenden die daar na de oorlog aanspraak op zou kunnen maken. Wel vonden we bewijzen dat zowel overheden als banken en verzekeringsmaatschappijen die uitbetaling tijdelijk, en in een klein aantal gevallen zelfs permanent, hadden verhinderd. In 1955 was er sprake van dertig rechthebbenden die door twee levensverzekeringsmaatschappijen uit Canada waren benadeeld.

10897283898?profile=originalMolemans' miljoenen


Hoe zit het dan met Molemans’ miljoenen verdwenen bank- en verzekeringstegoeden? Volgens haar geeft een document van de Federal Reserve in New York, gedateerd in juni 1945, antwoord op de verzekeringskwestie. Zij betoogt dat dit document aantoont dat het mogelijk is onderzoek te doen naar individuele gevallen van niet-uitgekeerde verzekeringen, hetgeen door de Commissie van Galen is bestreden. Het document toont volgens Molemans dat in 1938 de zeventien grootste verzekeraars in Nederlands-Indië voor 251,8 miljoen gulden aan levensverzekeringen verkochten. 

Als Molemans meent dat onderzoek naar gedupeerden uitvoerbaar is op basis van dit document, waarom heeft zij dit dan niet gedaan? Het antwoord is eenvoudig. Niemand kan op basis van dit enkele document uitleggen hoe levensverzekeringen ná juni 1945 zijn afgewikkeld. Het geeft slechts een inventarisatie van de stand van zaken in 1938. De Commissie van Galen daarentegen heeft in 2000 wel het antwoord gegeven op de vraag hoe in       de context van de in augustus 1945 uitgebroken Indonesische onafhankelijkheidsstrijd en de soevereiniteitsoverdracht van 1949 levensverzekeringen en banktegoeden zijn afgewikkeld.

Journaliste en auteur Griselda Molemans

Dat Molemans deze onderzoeks-uitkomsten negeert is lichtzinnig. Haar suggestie van het bestaan van niet-opgeëiste miljoenen wekt valse hoop bij vele Indische oorlogsgetroffenen en ook hun nabestaanden over de kansen op vergoeding van materiële en immateriële schade. Dat is in mijn ogen regelrecht kwalijk. Molemans wil derhalve meerdere rekeningen vereffenen, maar het effectbejag in haar epiloog zit dat in de weg. Het principe van hoor en wederhoor is zoek. Collega-historici publiceerden over de   kille opvang van de Indische Nederlanders, over minister van Financiën Lieftinck die in de naoorlogse jaren zijn hand stijf op de knip hield, over de achterstallige salariëring van voormalige KNIL-militairen, de uitgebleven schadevergoedingen, en de strijd voor erkenning van leed en onrecht.

De boekenkast is inmiddels goed gevuld, maar we vinden deze bevindingen en titels niet terug bij Molemans. Onderzoeker Lizzy van Leeuwen poneerde de prikkelende stelling dat “Indische cultuur en identiteit zijn gaan behoren tot de groeiende cluster van mythen, legenden en broodje-aap verhalen”. Molemans doet haar duit onbeschaamd in dat zakje.

Reactie van Griselda op Keppy

Over de felle reactie van Keppy in het NIOD blog, wil ik het volgende zeggen:                                    De reden dat Keppy fors uithaalt naar het boek 'Opgevangen in andijvielucht' is eenvoudig te verklaren: in de epiloog lever ik bewijs voor A). het in veiligheid stellen van de administratie op microfilm en het belegd vermogen van de verzekeringsmaatschappij Nillmij in de kluizen van de Federal Reserve in New York en B). het in bewaring stellen van de geld- en goudvoorraden van De Javasche Bank bij diezelfde Federal Reserve in februari 1942. (De rechtsopvolger van de Nillmij is AEGON)

Keppy en zijn mede-onderzoekers namens het NIOD hebben naar eigen zeggen uitvoerig onderzoek naar de Indische Tegoeden verricht in buitenlandse archieven en hierover een eindrapport gepubliceerd, ook wel het 'rapport Van Galen' genoemd. Staat het bewijs voor deze kapitaalvlucht vanuit Batavia naar New York vermeld in het rapport? Met geen woord.                             Opmerkelijk genoeg komt mijn bewijslast uit de National Archives and Records Administration in College Park, Maryland; nota bene hetzelfde archief waar Keppy cum suis onderzoek heeft gedaan.

Wat nu? Hebben de heren onderzoekers de betreffende 'classified' documenten niet kunnen vinden? Of niet willen publiceren? Hadden ze de waarheid wel gepubliceerd, dan was dit grote bedrog door banken en verzekeraars al lang bekend geweest: het geld- en goudkapitaal is niet door de Japanse bezetter geconfisqueerd, maar in veiligheid gesteld in New York inclusief de administraties op microfilm. Hoeveel geld heeft de Nederlandse overheid ook alweer onder de vlag van Het Gebaar betaald voor dit rapport? Met andere woorden: hoeveel heeft de Nederlandse overheid aan haar eigen instelling betaald om de waarheid toe te dekken? Laat    het NIOD haar naam maar     liever veranderen in NIGOOD: Nederlands Instituut voor Gecensureerd Onderzoek en Oorlogs Documentatie.

10897284261?profile=originalTegoeden

 

Tenslotte het commentaar van de hoofdredacteur van ICM-online, Ferry Schwab over deze kwestie. De 381.000 Indische Nederlanders die tussen 1950 en 1970 Indonesië moesten ontvluchten, hebben nog miljoenen euro's tegoed van de Nederlandse overheid, meldde de Volkskrant op 18 maart jl.

Men veronderstelde dat het om nieuwe feiten zou gaan. In eerste instantie betreft het 341.000 mensen die hierdoor zijn getroffen en niet 381.000. Wat de Volkskrant meldt,  betreffen drie afzonderlijke dossiers die reeds onder aandacht staan van het Ministerie van VWS.  Vorig jaar 19 maart 2013 werd een Indische Petitie met ruim 10.000 handtekeningen na een Stille Tocht aan betreffende Ministerie van VWS overhandigd. Hierbij schitterde met name de Volkskrant door afwezigheid, waar deze Stille Tocht op voet werd gevolgd door andere media o.a. Omroep Max.  

ICM-online hoofdredacteur Ferry Schwab

Het Rapport van Gaalen staat geheel los van de andere die al bekend zijn binnen VWS en verdient daarom ook een andere benadering. Hier liggen de al opgestelde NIOD-Rapporten aan ten grondslag onder andere opgesteld door drs. Keppy en Drs. Meier die de belastingbetaler ruim anderhalf miljoen heeft gekost.  Dit dossier is nu in behandeling  en onder beheer bij de staatssecretaris Martin van Rijn, die binnenkort met het antwoord komt richting voorzitter van het Indisch Platform Silfraire Delhaye. Deze zal dit eerst terugkoppelen naar Dagelijks Bestuur van Het Indisch Platform of de voorgestelde compensaties als redelijk en fair mogen worden beschouwd voor die 69 jaren onrecht. De staatssecretaris is diverse malen gevraagd door het Parlement om met oplossing te komen in deze zaak. Als referentie wat betreft de compensatie ligt er al een kader, namelijk de Joodse Gemeenschap en Roma's. Deze hebben in 2001 wettelijk individueel tussen de 40 en 50 duizend gulden gecompenseerd gekregen. Veel geld voor de Overheid die een dergelijke regeling ook aan de Indische Nederlanders verschuldigd is. De Staatssecretaris zal echt met creatieve oplossingen moeten komen. Want hoe je ook wendt of keert, de Overheid heeft een forse schuld openstaan die al bijna 70 jaren oud is.

Het  dossier "Onderzoeksrapport naar tegoeden particuliere banken en levensverzekering van Nederlanders in Indië 1940 -1958", beter bekend als het Rapport van Gaalen dat in 1998 in opdracht van het Ministerie van VWS werd opgesteld dat door een team van 12 deskundigen,  werd verricht  o.l.v. de Commissie van Gaalen. Dit onderzoek gaat uit naar de verrichtingen en handelswijze van het Bankwezen - en Verzekeringswezen in het voormalige Nederlands-Indië. De essentie was dat alle geldstromen met de assets (goudvoorraden, waardepapieren, en -objecten)  in kaart zijn gebracht. Waar de assets zoals de goudvoorraden, polissen en overige naar toe zijn verhuisd tijdens de periode voor, tijdens en na de oorlog. Welke Banken,    Verzekeringsbedrijven, Handelsmaatschappijen en welke Multinationals hadden in voormalig Nederlands-Indië een vestiging of waren er aantoonbaar zelfstandige ondernemingen. Waar werden de consolidaties gehouden en belast (in Indonesië, Nederland of elders). Zo zijn de Amrobank en Mees & Pierson bekenden die hier uitspringen. In hoeverre heeft de Javaanse Bank een link met de Nederlandse Bank. Niet te vergeten de Handelshuizen die nu wereldwijd zijn vertegenwoordigd maar toen in het bijzonder in het voormalige Nederlands-Indië als groot deel van het volume omzetten, bijvoorbeeld Borsumij Wehry die later o.a. via Holland Systema als een van haar dochters de grote huisleverancier werd van de Banken in Nederland; die o.a. heeft geprobeerd om het selfbanking Concept Dassault binnen het Nederlandse Bank-wezen te introduceren.  Hier was sprake van duidelijke link naar het voormalige Indië en in hoeverre deze nu nog kunnen worden aangesproken voor het Indisch kapitaal. Wie nu naar de AEX gaat ziet nog vele maatschappijen op de lijst staan, gedreven door het Indisch Geld.  Betekent dat deze organisaties nu als nog via de AFM kunnen worden benaderd voor de openstaande claims.

Het rapport geeft conclusies, maar vreemd genoeg geen echte aanbevelingen met alternatieven en oplossingen met de te volgen stappen voor Het Vervolg. Dit zijn vragen die NU aan de opdrachtgever van het rapport kunnen worden gesteld  en aan de opstellers van het rapport. Ja, als journalist heb je een boek kennelijk nodig! Zeker als je materiedeskundige bent, of werkzaam bent geweest in deze sector. Ik weet niet of dit voor de onderzoekers geldt van dit rapport. In ieder geval is hier het laatste woord nog niet over gezegd.

 

______________________        

Lees verder…
10897411473?profile=originalVandaag president verkiezingen in de republiek Indonesie, lijkt of de Nederlandse Media verboden wordt om hier aandacht aan te besteden
Net als die bewuste dag in april 2017 dat ik de president persoonlijk mocht spreken o.a. over Het Verdrag van Wassenaar tussen Nederland en de republiek, Dit verdrag hield in dat de republiek ruim 0,7 miljard betaalde aan Nederland; dit weer om het bedrag verder uit te betalen aan de Nederlandse / Indische burgers die het land uit werden gezet voor het verlies van al hun bezitting. Deze groep die van 1947 - 1962 in de republiek verbleven moeten nog de eerste euro ontvangen. Mijn hoop is dat hij aan blijft dan kan ik op hem een beroep doen dat Nederland de uitvoering/handhaving van dit verdrag niet is nagekomen.
 
Desondanks de Nederlandse omroepen als NPO het bezoek van president Joko Widodo onder de radar bewust hielden, heeft het ICM team een volledige reportage gemaakt. Met dank Lilian Ploumen en Hans de Boer .
Lees verder…

10897413864?profile=originalDj Paul Elstak: ‘Ik heb geen wrok tegen Nederlanders omdat mijn voorouders slaven zijn geweest’ mijn opa heeft nog voor het KNIL gestreden.

Happy hardcore-dj Paul Elstak ( 53 ) ziet zichzelf gewoon als Nederlander. ‘Ik heb me nooit een kleurling gevoeld.’






Paul Elstak. Beeld Casper Kofi

Paul Elstak (53) waarschuwt dat het een ingewikkeld verhaal is. ‘Elstak is een oude slavennaam uit Suriname. Wijntak, Elstak, dat soort namen. Mijn opa was zwart als roet. Vanuit Suriname ging hij naar Indonesië om te strijden voor het KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger - red.), tegen de Jappen. Daar leerde hij mijn oma kennen, die was half-Indonesisch en half-Chinees. 

‘Mijn vader werd geboren in Jakarta. Na de onafhankelijkheid verhuisden ze naar Nederland, naar Den Haag. Ze hoorden bij de eerste immigranten. Mijn vader ging in een bandje spelen, hij zat in de Haagse rockscene, met Golden Earring en Shocking Blue. Op tournee in Duitsland ontmoette hij mijn moeder, die weer half Litouws is.’

Wat ben jij?

‘Vroeger ging ik wel naar een clubhuis met Indo’s die er trots op waren om Indo te zijn. Dat had ik niet. Wij woonden tussen de Nederlanders, ik heb me nooit een kleurling gevoeld. Ik werd er niet mee gepest. Sommige mensen krijgen op die manier een afkeer van Nederlanders, ik niet.

‘Ik zie mezelf gewoon als een Nederlander, wanneer ik niet in de spiegel kijk. Soms zien ze me aan voor Turks. In het buitenland denken ze: Israëlisch of Arabisch.’

En wat zijn je ouders?

‘Mijn moeder is heel snel Nederlands geworden. Die was bij het WK voetbal in 1974 al voor Nederland en niet voor Duitsland. Mijn vader werkte hard om zijn hoofd boven water te houden, hij had helemaal geen tijd om met zijn afkomst bezig te zijn. Eigenlijk zijn ze perfect geïntegreerde immigranten. Het gaat ook wel eens goed.’

Zien Indo’s of Nederlandse Surinamers jou als een van hen?

‘Geen idee. Ik heb in ieder geval geen wrok tegen Nederlanders omdat mijn voorouders slaven zijn geweest. Dat vind ik hetzelfde als mensen die nog steeds boos zijn op Duitsers. Niemand is verantwoordelijk voor zijn voorouders, nog niet eens voor wat zijn eigen vader heeft gedaan.

‘Ik hou niet van werkloze types die de slavernij erbij halen als excuus voor dat ze niet werken. Dat vind ik zwak. Get over it. Je moet gewoon zorgen dat je werk hebt, net als iedereen.

‘Surinamers kennen de naam Elstak, Nederlanders weten niet dat het Surinaams is. Die vragen: ben jij dé Elstak, de dj? De achternaam zegt ze niets, zij kennen alleen de Paul die ervoor staat. Het enige dat ik weet: het publiek van de happy hardcore ziet mij niet als een donkere, ze zien me als een van hen.’

Hoe begon je met happy hardcore?

‘Een donker publiek houdt niet zo van het hardere stampwerk, die trekken meer naar r&b en hiphop. Mij trok die harde muziek gelijk. Hoe dat kwam, dat moet je aan Onze-Lieve-Heer vragen.

‘Ik gaf mijn eigen draai aan housemuziek. Ik klooide maar wat aan, regels waren er niet. Later werd daar een label op geplakt. Van gabberhouse ging ik naar happy hardcore. Meer dj’s kwamen terecht in het hardere werk. Ik werd een promotor van die muziek omdat ik een eigen label had en veel uitbracht. De media probeerden gabberhouse zwart te maken, ik sprak me daartegen uit.’

Waren kaalgeschoren gabbers racistisch?

‘Hier wordt altijd naar gevraagd. Het is een overtrokken verhaal, ik heb nooit iets gemerkt van racisme – al betekent dit niet dat het niet bestaat.’

Ben je een echte Rotterdammer?

‘Ik kom natuurlijk uit Den Haag, ik verhuisde naar Rotterdam om in een discotheek te draaien. Een Hagenees ben ik niet, wel een Rotterdammer. Ik heb veel te danken aan deze stad, heb hem ook gepromoot. Mijn label heb ik Rotterdam Records genoemd.

‘In die tijd had Feyenoord als shirtsponsor Stad Rotterdam Verzekeringen. Bij shows in het buitenland droegen fans het Feyenoordshirt met die sponsortekst erop. In Spanje, Duitsland, Australië, overal zag je die shirts. Niet omdat ze voor Feyenoord waren, het ging ze om het woord Rotterdam. Jammer dat Feyenoord van sponsor is veranderd.’

Betekent pro-Rotterdam ook automatisch anti-Amsterdam?

‘Ik ben 53, daar ben ik niet meer mee bezig. Twee weken geleden was ik nog in Amsterdam, mijn dochter woont daar. Maar ik kan er niet meer optreden als dj, zo gaat dat helaas in Nederland. De laatste keer was misschien wel twintig jaar geleden.

‘Een tijdje terug was ik geboekt voor het festival Thunderdome in de Rai, die boeking hebben ze gecanceld. De organisatie kon niet instaan voor mijn veiligheid. Omdat ik toevallig uit Rotterdam kom en voor Feyenoord ben, wilden mensen mij in elkaar slaan. Het rare is: die fanatieke Ajax-aanhang komt niet eens uit Amsterdam, ze wonen in Almere of Purmerend.’

NEDERLANDS

‘Als ik in het buitenland uitleg wat voor muziek ik maak.’

SURINAAMS-INDISCH

‘Nooit.’

ETEN

‘Japans.’

PARTNER

‘Ze komt uit Zeeland en haar moeder is Duits, net als die van mij. Dat zorgde voor een soort klik.’

BLANK OF WIT

‘Blank is het woord waar ik mee ben opgevoed.’

Paul Elstak (Nederland, 1966) brak in 1991 door met de single James Brown Is Still Alive, gevolgd door hits als Rainbow in the Sky en The Promised Land. In 2010 maakte hij Turbo, de titelsong voor de film New Kids Turbo. En in 2017 scoorde hij met rapper Jebroer de hits Kind van de duivel en Engeltje.

Lees verder…

10897412456?profile=original

Als editor / onderzoeker journalist van ICM, Indische Internetkrant ben ik even door de nieuwe website gereisd van het IHC.  Met bizarre zaken desondanks de subsidie van ander half miljoen vraagt nog eens 25 euro aan donatie per persoon.

http://www.indischherinneringscentrum.nl/

Als eerste viel mijn oog op dat er heel wat van ICM Internetkrant is gekopieerd, het heeft nu ook een webshop. Alleen met producten die afkomstig zijn van hun partners, of moet ik zeggen lotgenoten die ook uit die ruif te eten krijgen (jaarlijkse subsidie van ander half miljoen).

Mijn oog viel op dat desondanks de subsidiestromen, het Sophia huis nog steeds is gesloten. 1 van de bestuursleden sprak reeds zijn bezorgdheid uit dat in de hoop eind juni open gaat. Wat opvallend is of was, er werden plannen geopperd met samenwerkingen, maar iedere behoeft nog een nadere concretisering.Allemaal vaag ......  

Wordt vriend wordt een donatie gevraagd van  25 euro voor een jaar, bizar eigenlijk dat naast ontvang subsidie van ander half miljoen.
. 
Opvallend is dat Het Indisch Platform wordt beloond na de Farce deal van de KNIL en ook een kantoor krijgt. Meest bizarre is dat hier wordt gesproken over de verbinding met de Indische Gemeenschap, en tegelijkertijd honderden bezoekers per week worden verwacht.

ICM als Indische Internetkrant waar o.a. de Pasars 1 van de speerpunten is, neemt nooit het woord Indische gemeenschap in de mond waar wel ruim 1 miljoen mensen worden verbonden met de Indische Culturele evenementen dag in dag uit het hele jaar door, want een FARCE!

Lees verder…

10897396076?profile=original

Istimewa nieuwsbrief

 

Programmering  -   Pasar Malam Istimewa XL Rotterdam Ahoy

Datum: 20-21-22 april (Paasweekend) Locatie: Rotterdam Ahoy, Ahoyweg 10, 3084 BA Rotterdam

 

In het Paasweekend, op 20, 21 en 22 april, is de Pasar Malam in Rotterdam welke sinds vorig jaar is uitgebreid naar 2 hallen in Ahoy. In 2017 bleek 1 hal van Ahoy al te klein en werd er een 2e hal bij betrokken. In beide hallen staat een podium waar meer dan 40 optredens plaatsvinden, de markt is inmiddels uitgegroeid tot ruim 120 kramen en 12 restaurants en snackstands met het beste uit de Indische en Indonesische keuken!

 

Openingstijden Zaterdag 20 april: 12:00 – 23:00 uur Zondag 21 april (1e Paasdag): 12:00 – 22:30 uur Maandag 22 april (2e Paasdag): 12:00 – 20:00 uur

 

Toegangsprijzen: Kinderen van 0 t/m 3 jaar  mogen gratis naar de Pasar Malam in Rotterdam.
Online voorverkoop Volwassenen: €7,50 Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €5,00 3 dagen kaart volwassenen: €15,00 3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €10,00

 

KLIK HIER OM JE TOEGANGSKAARTEN ONLINE TE KOPEN!

 

Tickets aan de kassa Volwassenen: €9,50 Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €7,00 3 dagen kaart volwassenen: €19,00 3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €14,00

 

Molukse dag met o.a. de band Remmen Los en een dansgroep van 30 personen                   Zaterdag 20 april staat in het teken van de Molukse eilanden met als één van de hoogtepunten een grandioos concert van één van de meest populaire Molukse bands van dit moment. “Remmen Los”. Daarnaast genieten de bezoekers van optredens van DJ Djoggèt, Gordon Smith, de Molukse ééneiige drieling DJ Triplets en de band Alex Pattipeiluhu & Friends. Heel bijzonder en uniek zullen ook de shows zijn van de zang en dansgroep LimaDiti. Deze groep, bestaande uit maar liefst 30 dansers, danseressen en muzikanten, brengt de show ‘Dari mana? Dari Tanimbar!’. (Waar vandaan? Van Tanimbar!). Tanimbar is een eilandengroep op de Molukken. Iedereen zingt, danst en brengt via tifa de hartslag (het ritme) van de Molukken voort. Eigenlijk zoals het eraan toe gaat in de kampung (dorpje) op Tanimbar.
Programma Hari Maluku Istimewa Istimewa Podium 12:30 – 13:15     Alex Pattipeiluhu & Friends 14:00 – 14:30     LimaDiti Zang en Dansgroep 15:15 – 16:00     Alex Pattipeiluhu & Friends 16:30 – 17:15     Ester Latama 17:45 – 18:30     Alex Pattipeiluhu & Friends 19:00 – 19:30     LimaDiti Zang en Dansgroep 20:15 – 21:15     RemmenLos 22:00 – 23:00     RemmenLos
Senang Podium 12:00 – 12:30     DJ Djoggèt 13:15 – 14:00     DJ Djoggèt 14:30 – 15:15     DJ Djoggèt 16:00 – 16:30     Gordon Smith 17:15 – 17:45     DJ Triplets 18:30 – 19:00     Gordon Smith 19:30 – 20:15     DJ Triplets 21:15 – 22:00     DJ Triplets

10897407686?profile=original

10897408258?profile=original10897408271?profile=original

10897407862?profile=original      10897408476?profile=original10897408684?profile=original

 

Remmen Los DJ Triplets Gordon Smith LimaDiti Leadzanger Alex Pattipeiluhu van de band Alex & Friends DJ Djoggèt

 

Kom je naar de Molukse dag? Klik op onderstaande link, zet jezelf op aanwezig in het Facebook evenement en blijf op de hoogte

 

Facebook Event: Hari Maluku Istimewa - Rotterdam

 

Massada in concert Onder leiding van Johnny Manuhutu werd Massada begin jaren 70 opgericht en aan het einde van dit decennium stonden ze op het podium van Pinkpop met o.a. The Police en Dire Straits. De band scoorde hits als Latin dance, Dansa (don’t quit dancing), en Sajang é. Onlangs brachten ze de CD ‘Baronda’ uit die uitermate goed ontvangen wordt. Op 1e paasdag, 21 april zal Massada een volledig concert geven op de Pasar Malam Istimewa XL in Ahoy. Naast Massada is het genieten van de allround Indo band Relight, de dansgroep Warna Semesta met Yayang Srikandi Haryono en de zangeressen Ester Latama en Diana Monoarfa.


Programma zondag 21 april (1e Paasdag) Istimewa podium 12:30 – 13:15     Relight 13:15 – 13:45     Warna Semesta Dance Collaboration 14:30 – 15:15     Relight 16:00 – 16:30     Warna Semesta Dance Collaboration 17:15 – 18:00     Relight 18:30 – 19:15     Relight 19:45 – 20:15     Warna Semesta Dance Collaboration 21:00 – 22:30     Massada
Senang Podium 12:00 – 12:30     Diana & Ester 13:45 – 14:30     Diana Monoarfa 15:15 – 16:00     Ester Latama 16:30 – 17:15     Diana & Ester 18:00 – 18:30     Diana Monoarfa 19:15 – 19:45     Ester Latama 20:15 – 21:00     Diana & Ester

 10897409058?profile=original

10897409462?profile=original

10897409081?profile=original10897409654?profile=original

Massada (foto: Peter Veerman)
Relight 2017 (foto: GeaFotografie)
Diana Monoarfa & Ester Latama (foto: Ponny San)
Warna Semesta Dance Collaboration
Yayang Srikandi Haryono (foto: GeaFotografie)

 

De top van de Countrymuziek: Trespass ft. Sarah Jory (UK) & Amy Lee Bennett (BE)
Op maandag 22 april (2e paasdag) komt Sarah Jory ‘World’s nr. 1 Female Pedal Steel Guitarist’ uit Engeland over. Ze heeft net een wereldtour met Van Morrison afgesloten en zal in Ahoy optreden samen met de voormalige countryband Trespass. De band Trespass die vanaf 1996 verschillende prijzen won en de de harten van het countrypubliek en de linedancers voor zich wist te winnen, besloot in 2007 ieder zijn eigen weg te gaan. Voor de Pasar Malam in Ahoy komen de heren weer bij elkaar en nemen ook een aantal muziekvrienden mee. Waaronder ook Amy Lee Bennett uit België. Amy Lee Bennett heeft meer dan 10 jaar op rij de Award for the Best Country singer from Belgium gewonnen. Met recht draagt zij de titel Queen of Country Music from Belgium.

10897409677?profile=original

Design: Albert Rumengan

 

Maar dit is niet de enige reünie deze dag, ook de dansgroep Bali Dance Art komt voor het eerst weer bij elkaar op een Pasar Malam. Edi, de leider van deze dansgroep is verhuisd naar zijn thuisland Indonesië, maar komt voor de Pasar Malam Ahoy naar Nederland. Verder zijn er optredens van de 3rd Generation Band, die als primeur op de Pasar Malam staan. Een samenstelling van derde generatie muzikanten die met elkaar eenzelfde achtergrond hebben namelijk de Indische cultuur. De energie en lol spat van het podium. Ook zijn de publiekslievelingen Danny Everett en Edu Schalk van de partij.

Programma maandag 22 april (2e Paasdag)
Istimewa Podium
13:00 – 13:45     3rd Generation Band
14:30 – 15:00     Bali Dance Art
15:30 – 16:15     3rd Generation Band
17:00 – 17:30     Bali Dance Art
18:00 – 18:45     Trespass ft. Sarah Jory (UK) and Amy Lee Bennett (BE)
19:15 – 20:00     Trespass ft. Sarah Jory (UK) and Amy Lee Bennett (BE)

Senang Podium
12:15 – 13:00     Edu Schalk
13:45 – 14:30     Edu Schalk
15:00 – 15:30     Danny Everett
16:15 – 17:00     Edu Schalk
17:30 – 18:00     Danny Everett
18:45 – 19:15     Bali Dance Art

 

10897408878?profile=original

10897409485?profile=original

10897408901?profile=original

10897410498?profile=original

3rd Generation Band
Bali Dance Art
Edu Schalk (foto: GeaFotografie)
Danny Everett

 

 

Kom je naar de Pasar Malam in Rotterdam Ahoy? Klik op onderstaande link, zet jezelf op aanwezig in het Facebook evenement en blijf op de hoogte

 

Facebook Event: Pasar Malam Istimewa XL Rotterdam Ahoy

 

 

 

Uw gastvrouw op de Pasar Malam Istimewa: Sylvia Elders

10897411258?profile=original


Sylvia is een echte kenner van de Indische, Indonesische en Molukse cultuur en zal de bezoekers meenemen op reis naar de Gordel van Smaragd en alles vertellen over deze  bijzondere en mooie cultuur.

Lees verder…
  • Leden van de Harderwijkse sportvereniging Kempo Kuntao Long Fu Moon

    Q.X. L
    Harderwijkse Kempo Kuntao vereniging sleept dertien prijzen binnen op het Open EK Kempo
03-04-2019, 10:24 | Lezersnieuws |

Tien leden van de Harderwijkse Kempo Kuntao sportvereniging hebben afgelopen zaterdag (30 maart) met groot succes deelgenomen aan de Open Europese Kampioenschappen Kempo te Mönchengladbach, Duitsland. Hoewel er een sterk deelnemersveld was, is de club erin geslaagd om maar liefst dertien prijzen binnen te slepen.

De wedstrijd werd georganiseerd door de World Martial Arts Association waarbij deelnemers uit zeven Europese landen meededen. Dat de intensieve voorbereidingen in de afgelopen maanden, onder leiding van hoofdleraar René Kraft van Ermel, zijn vruchten heeft afgeworpen is bewezen met het totaal aantal behaalde prijzen. Zo hebben Eddie Smeink, Deodaat Boer, Manon Arnold, Tomas van Slooten en Yenny Luu de eerste plaats, en Luuk van Asselt de derde plaats weten te bemachtigen in hun divisie binnen de categorie Hardstyle Kata. In de categorie Wapen kata zijn Yenny Luu en Peter Luu in hun eigen divisie eerste en Michel Luu tweede geworden. De eerste en tweede plekken in de categorie Self Defense Techniques gingen naar Roger Fremouw en Jan van Mondfrans. De familie Luu (Yenny, Michel en Peter) pakten tevens met hun Synchroon Kata goud. Ten slotte hebben vijf leden van de vereniging als team de eerste plaats behaald in de categorie Show Forms. Met een totaal aantal van dertien prijzen kan de Harderwijkse sportvereniging met veel trots terugkijken op een succesvolle EK.

Ondanks dat Kempo Kuntao in Harderwijk een relatief kleine school is, hebben ze zich door de jaren heen op de kaart weten te zetten door diverse nationale en internationale prijzen te winnen, demo’s op culturele (sport)evenementen te geven en hun deelname aan Hollands Got Talent 2017.

Meer informatie over Kempo Kuntao is beschikbaar via www.kempo-kuntao.nl

Lees verder…

Verslag met vragen en opmerkingen m.b.t. het Rondetafelgesprek 31 januari 2019

10897406656?profile=originalVerslag met vragen en opmerkingen m.b.t. het Rondetafelgesprek 31 januari 2019

Publicatiedatum: 25 maart 2019, Door: Histori Bersama
Ter kennisgeving gestuurd aan zowel de Nederlandse als de Indonesische regering en pers

Download Pdf: 

INHOUD:
Inleiding
1: Focus van het onderzoek
2: Soevereiniteit en restitutie
3: Apartheid
4. Alternatief schrijversteam synthese
Conclusie

Inleiding

Op donderdag 31 januari 2019 vond een rondetafelgesprek plaats tussen onderzoekers en programmaleiding van “Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië 1945-1950” en de initiatiefnemers en ondertekenaars van de open brief. De critici van het onderzoek werden voor deze gelegenheid ontvangen op het NIOD aan de Herengracht 380 in Amsterdam, in een pand dat door koloniale slavenarbeid bekostigd werd. De oprichter van de Deli-Maaschappij liet dit woonhuis in 1880 bouwen, dat is acht jaar nadat het Nederlands koloniale regime op Sumatra de zogenaamde “koelieordonnantie” instelde.

 Namens de critici namen deel aan het gesprek:

2 Initiatiefnemers van de open brief:Francisca Pattipilohy, Jeffry Pondaag (Stichting K.U.K.B.)

10 van de 137 ondertekenaars:
Armando Ello, Patty Gomes, Arthur Graaff, Perez Jong Loy, Sasha Mahe, Ethan Mark, Rogier Meijerink, Lara Nuberg, Marjolein van Pagee, Michael van Zeijl
2 Indonesische (PhD) studenten: Yance Arizona, Hadi Purnama

Namens het onderzoeksprogramma namen deel aan het gesprek:

3 directeuren:Gert Oostindie (KITLV), Ben Schoenmaker (NIMH), Frank van Vree, (NIOD),

7 onderzoekers:Esther Captain (KITLV), Ireen Hoogenboom (KITLV) Rémy Limpach, (NIMH), Peter Romijn (NIOD), Fridus Steijlen (KITLV) Marjon van der Veen (NIOD), Mariëtte Wolf (NIOD)

1. Focus van het onderzoek

 350 jaar koloniale onderdrukking

Waarom is 350 jaar koloniale uitbuiting niet het vertrekpunt van het onderzoek, zo vroeg Francisca Pattipilohy zich af. Het antwoord van Esther Captain daarop was: we besteden aandacht aan de periode voorafgaand aan 1945 d.m.v. literatuur te gebruiken. Dus eigenlijk: de focus is 1945-1950maar we nemen de koloniale periode in ons achterhoofd mee. Dat is niet voldoende, het gaat erom dat 350 jaar koloniale uitbuiting niet expliciet in de onderzoeksopzet wordt benoemd. In die zin is dit geen antwoord op een van de belangrijkste bezwaren van de open brief: namelijk het niet problematiseren van kolonialisme als hoofdthema van het onderzoek. Aangezien de diverse deelstudies dit kernprobleem helemaal niet (of slechts zijdelings) benoemen is het dus geen geruststelling te weten dat bestaande literatuur wordt geraadpleegd. Het gaat ons om de keuze voor deelstudies en de onderzoeksvragen die het thema kolonialisme niet als kernprobleem noemen. Dáár hadden wij op zijn minst een reactie op verwacht.

NIOD-directeur van Vree zei: “we focussen op 1945-1950 omdat die periode 60 jaar lang ontkend is,” maar ook dat is geen overtuigend argument aangezien ontkenning en collectief vergeten voor de hele koloniale periode geldt.

Wie fysiek geweld in de periode 1945-1950 wil begrijpen, zou 350 jaar kolonialisme als de kern moeten nemen. Zoals Francisca Pattipilohy in haar videoboodschapvan afgelopen 13 september zei: “Het kolonialisme wordt als een gegeven beschouwd. De illegaliteit van de Nederlandse bezetting (het kernprobleem) wordt niet onderzocht.” 

Het is daarbij belangrijk om te benadrukken dat de belangrijkste drijfveer om te koloniseren economisch gewin is. In die zin is geweld slechts een middel om toegang tot waardevolle grondstoffen af te dwingen. Zoals Michael van Zeijl zijn presentatie begon: het Nederlandse credo luidde niet voor niets “Indië verloren, rampspoed geboren.” Van Zeijl’s onthulling dat Indonesië tussen 1950-1956 een groot deel van de 4,5 miljard heeft betaald en daarmee deels voor de kosten van de koloniale oorlog opdraaide, is niet zomaar een interessant nieuwsfeitje voor in een voetnoot. De betalingen van de onderdrukten aan de onderdrukkers illustreren het kernprobleem: De Nederlandse economische afhankelijkheid van de kolonie was de eigenlijke motivatie voor de toepassing van al het geweld, ook na 1945. In de oorspronkelijke onderzoeksopzet wordt het economische aspect van (de)kolonisatie niet als wezenlijk onderdeel benoemd. Pas nadat Van Zeijl dit onderwerp tijdens de bijeenkomst naar voren bracht, beaamde het onderzoeksteam dat de schuldenkwestie inderdaad een belangrijk onderwerp is en dat het toegevoegd zou worden aan het onderzoeksprogramma.

Al met al schept het geen vertrouwen in de competentie van de onderzoekers. Tijdens het rondetafelgesprek waren zij niet in staat om een concreet antwoord te geven op de eenvoudige vraag of Indonesië nu wel of niet betaald had. De Indonesische betalingen aan Nederland zijn geen ingewikkelde kwestie, dat is wat er van gemaakt wordt, o.a. door historici die de belangen van de staat helpen verdedigen. (Zie overheidsrapport uit 2004.) Michael van Zeijl, die geen professioneel historicus is, heeft nu het antwoord op de vraag gevonden. Hij ontdekte daarbij dat het nog veel erger is dan tot nu toe altijd is gedacht: namelijk, dat Indonesië (zonder dit te weten) een deel van de zogenaamde ‘politionele acties’ heeft betaald. De Indonesische regering kwam hier pas in 1956 achter waarna de betalingen werden stopgezet. De Nederlandse bron die Van Zeijl heeft gevonden, legt een verband tussen de nationalisatie van het Nederlandse bedrijfsleven in Indonesië én het te veel betaalde bedrag. Het is tekenend dat Nederlandse historici er al die jaren niet in geslaagd zijn om hier eens en voor altijd helderheid over te verschaffen. Dit is geen kwestie van tegenstrijdige meningen. Indonesië heeft wel óf niet betaald, in dit geval ligt de waarheid niet in het midden. Daarbij komt dat de Nederlandse staat er alle belang bij heeft dat er geen helderheid komt over de Indonesische betalingen uit de jaren vijftig.

De vraag blijft hangen: waarom is kolonialisme niet het overkoepelende thema dat terugkomt in alle sub-projecten en onderzoeksvragen. Meindert van der Kaaij gaat in een deelproject wel de maatschappelijke nasleep in Nederland onderzoeken, waarom is er dan geen apart onderzoeksproject ingericht naar de voorgeschiedenis van kolonialisme?

Tijdens het rondetafelgesprek werd eveneens niet duidelijk wat verstaan wordt onder de term kolonialisme en welke definitie gebruikt wordt. KITLV-directeur Gert Oostindie zei op een gegeven moment dat niemand van hen denkt dat Nederland het recht had om te koloniseren, echter, de notie dat Nederlands-Indië illegaal was komt nergens terug op de website of in de onderzoeksopzet. Volgens Oostindie is het onnodig om dat expliciet te vermelden omdat het zo evident zou zijn. Maar is dat wel zo? Wij stellen dat de Nederlandse samenleving als geheel nauwelijks een idee wat zich al die eeuwen in Azië en elders op de wereld heeft afgespeeld, laat staan dat er een besef leeft dat de basis van de Nederlandse rijkdom gebaseerd is op roof, slavernij en uitbuiting. Nog steeds spreken veel mensen (en ook historici) over de VOC alsof het handel betrof. De onderzoeksvragen en de focus van dit onderzoek gaan uit van de kolonie als gegeven. De onderzoekers praten alsof het enige dat Nederland te verwijten valt het geweld is dat werd gebruikt om te rekoloniseren. Men praat alsof er geen vuiltje aan de lucht zou zijn geweest als Nederland eerder had erkent dat de tijd van koloniseren voorbij was. Dit suggereert alsof het daarvoor wel toegestaan was. Het is dan ook geen oplossing als de onderzoekers naar aanleiding van onze kritiek een disclaimer op de website plaatsen waarin gesteld wordt dat de kolonie niet legitiem was. Het gaat om het algehele vertrekpunt, het benoemen van het kernprobleem. De huidige opzet wekt de indruk alsof de onderzoekers het alleen problematisch vinden dat Nederlandse militairen tussen 1945-1950 oorlogsmisdaden pleegden.

Kortom: ons grootste bezwaar is dat het onderzoeksprogramma nergens formuleert dat de hele koloniale periode een wezenlijk onderdeel van het theoretisch kader uitmaakt. Sterker nog, het is in zijn geheel volstrekt onduidelijk welk theoretisch kader gebruikt wordt. Het ontbreken hiervan is wetenschappelijk niet te verantwoorden. We verwachten dat het onderzoeksprogramma dit alsnog helder en transparant formuleert: Wat is de conceptuele structuur van het onderzoek waaruit de deelstudies vertrekken?

Bersiap als beginpunt

Dat wij 1945 als startpunt problematisch vinden heeft ook te maken met de manier waarop het Indonesische antikoloniale geweld gebruikt wordt om te ‘derailen’ in de trant van ‘waar twee vechten hebben twee schuld.’ Zo wilde de VVD het onderzoek alleen financieren op voorwaarde dat ook het Indonesische geweld belicht zou worden, duidelijk met als doel om de Nederlandse schuldvraag te verlichten. In deze context heeft KITLV-directeur Gert Oostindie het vaak over de founding myth’ van de Republiek: de Bersiap als pijnlijk onderwerp waar de meeste Indonesiërs volgens hem niets over willen weten omdat dit het Indonesische nationale narratief zou ondergraven. Nog los van de vraag hoe Oostindie dit kan weten (aangezien hij zelf geen Indonesisch spreekt of leest) suggereert hij hiermee dat de verhoudingen van onderdrukkers versus onderdrukten vervagen, of zelfs verdwijnen, op het moment antikoloniaal geweld meegenomen wordt als onderwerp van studie. Op9 februari 2017 schreef Van Vree in een brief aan de Tweede Kamer dat het onderzoek naar de Bersiap dient om: De psychologische gevolgen voor Nederlandse militairen en burgers beter in kaart te brengen en om de vraag te stellen naar de betekenis van de Bersiap als belangrijke factor in de latere oorlogvoering.”

Dit citaat illustreert exact het probleem van het weglaten van 350 jaar koloniale uitbuiting. Van Vree draait de zaken om en stelt hier dat er chronologisch gezien éérst Indonesisch geweld was dat vervolgens een psychologisch effect had op Nederlandse militairen. Op de vraag van mevr. Pattipilohy hoe de onderzoekers het Bersiap-geweld zien in verhouding tot de periode van daarvoor antwoordt Van Vree slechts: “omdat de Bersiap een van die periodes is om te begrijpen wat er is gebeurd.” Opnieuw een heel vaag, onduidelijk antwoord. Want wat denkt hij te kunnen begrijpen van de Bersiap als hij het Indonesisch geweld slechts presenteert als chronologische voorgeschiedenis van Nederlandse oorlogsmisdaden? Op de opmerking van Pattipilohy dat de Bersiap pas ontstond nadat Brits-koloniale troepen waren geland, komt helemaal geen reactie.

Daarnaast spreekt Van Vree over burgers, maar het is onduidelijk welke burgers hij hiermee bedoelt. Doelde hij uitsluitend op mensen met de Europese status of heeft hij het ook over de impact op de oorspronkelijke Indonesische bevolking? En wie zijn zij dan volgens hem? Nederlandse onderdanen of Indonesiërs?

Als het gaat om psychologische gevolgen op mensenlevens is het van belang dat de eeuwenlange repressie, uitbuiting, racisme, seksisme en de verdeel- en heerspolitiek van het Nederlandse koloniale regime op de lokale, oorspronkelijke bevolking in kaart wordt gebracht. Juist in het kader van het Bersiap-onderzoek kan de psychologische impact van 350 jaar koloniale overheersing niet zomaar als bijzaak dienen. Toen President Sukarno in 1945 de onafhankelijk uitriep was het bevorderen van onderlinge saamhorigheid een belangrijk doel van de nieuwe Republiek om de desastreuze impact van de koloniale verdeel- en heers tactiek het hoofd te bieden. De oorspronkelijke bevolkingsgroepen van Indonesië waren door het Nederlandse koloniale regime eeuwenlang tegen elkaar opgezet. Het merendeel van de lokale bevolking leefde gedwongen in een apartheidssysteem waarbij zij op grond van ras en klasse onderaan de racistische ladder waren ingedeeld. Als dit aspect niet expliciet bestudeerd en geanalyseerd wordt, zal het Nederlandse onderzoeksteam de Bersiap nooit kunnen begrijpen. Zeker niet als projectleider en NIOD-directeur van Vree het omdraait en schrijft dat het onderzoek naar de Bersiap met name dient om de psychologische effecten op Nederlandse militairen en (Europese?) burgers te onderzoeken.

Is het onderzoeksteam op de hoogte van de officiële verklaring uit 1945 waarin de Indonesische regering stelde dat zij geen enkele vijandigheid koesterden ten aanzien van Indo-Europeanen, Molukkers of Menadonezen, omdat zij net zo goed tot de Indonesische bevolking behoorden? Dit staat in schril contrast met de continuïteit van verdeel- en heers die Nederland ook na 1945 bleef toepassen. Tijdens de onafhankelijkheidsoorlog voerde Van Mook een actieve federalisatiepolitiek waarbij gebieden buiten Java onafhankelijkheid werd beloofd onder Nederlands gezag. Het moet duidelijk zijn dat Nederland alles in werking stelde om de eenheid van de Republiek te breken. Volgens Esther Captain is de Bersiap voor mensen met Indo-Europese afkomst een belangrijke focus. Maar is het Bersiap programmaonderdeel dan speciaal ontworpen om deze groep te faciliteren? Afgaand op de samenstelling van de Klankbordgroep lijkt dit wel het geval, aangezien deze nu alleen bestaat uit Indische- en veteranenorganisaties.

Het is ons eveneens niet duidelijk met welke reden Esther Captain het geweld tijdens de Japanse bezetting vergeleek met het Indonesische Bersiap-geweld dat volgens haar veel erger was. Waartoe dient deze vergelijking? Dat gewelduitbarstingen gruwelijk en onwenselijk zijn is evident, waar het om gaat is het traceren van de oorzaak.

Vanuit onze optiek draagt Nederland als koloniale bezetter hoe dan ook 100% verantwoordelijkheid voor het conflict, inclusief de Bersiap. De Bersiap-slachtoffers zijn net zo goed slachtoffers van het Nederlands kolonialisme. (Nog los van de vraag wie deze mensen zijn, Indonesiërs of Nederlandse onderdanen, aangezien de Nederlandse staat 17 augustus tot op heden niet erkent.) Wij stellen dat als antikoloniaal geweld onderzocht wordt het in de verklaring dient te gaan over minstens drie factoren:

1.) De invloed van de periode vóór 1945: 350 jaar koloniale uitbuiting en racisme, op basis van illegale aanwezigheid.

2.) De invloed van de ontwikkelingen die tijdens 1945 plaatshadden: de Nederlandse weigering om de proclamatie serieus te nemen, het feit dat het Bersiap-geweld pas losbarstte nadat duidelijk werd dat Nederland de Republiek niet erkende en nadat Brits-koloniale troepen geland waren. Ook dient rekening gehouden te worden met het gegeven dat de geweldspiraal niet eenzijdig was: bij het Britse bombardement op Surabaya op 10 november 1945 kwamen bijvoorbeeld tienduizenden Indonesische burgers om het leven.

3.) Tot slot ging de Bersiap niet alleen over wraakgevoelens, het ging ook over de realistische angst dat Nederland als kolonisator terug zou keren. Deze angst is gegrond gebleken. Dit betekent dat een studie die antikoloniaal geweld wil verklaren ook de factor ‘realistische dreiging’ mee moet nemen als reden voor geweldpleging. Nederland bleef de Indonesische soevereiniteit immers tot 1949 schenden.

2. Soevereiniteit en restitutie

 Juridische erkenning 1945

Tijdens het rondetafelgesprek geven zowel Rémy Limpach als Peter Romijn aan dat ze 1945 als belangrijk ‘historisch feit’ zien. Maar daar gaat de discussie niet over, dit zegt de staat namelijk ook. Het is vanzelfsprekend een historisch feit dat Sukarno op 17 augustus de onafhankelijkheid uitriep. Dat kan niemand ontkennen. Het gaat ons specifiek om de weigering van de Nederlandse staat om 1945 juridisch te erkennen en de taak van historici om uit te leggen dat de wet uit 1949, ook ná de spijtbetuiging van Ben Bot in 2005, ongewijzigd is gebleven. In de rechtszaken die stichting K.U.K.B. namens Indonesische slachtoffers inbrengt spreekt de rechtbank in Den Haag namelijk ook over “Nederlandse onderdanen.” Kortom: een mondelinge erkenning van 1945 als historisch feit is oppervlakkig en negeert de realiteit, zoals Rogier Meijerink dit tijdens het rondetafelgesprek uitlegde. Zolang Nederlandse historici niet schrijven dat hun overheid nog steeds aan 1949 vasthoudt, kunnen zij niet zomaar uit politiek-correcte overwegingen de term ‘Indonesië’ gebruiken voor de periode 1945-1949. Als zij dat wel doen is het wat ons betreft geschiedvervalsing, een camouflage van de werkelijkheid. Indien de onderzoekers 17 augustus 1945 juridisch erkennen dan is het correct dat ze de term Indonesiërs bezigen. De consequentie hiervan is echter wel dat de komst van het Britse en later Nederlandse leger in Indonesië beschouwd moet worden als een aanval op een soevereine staat en dat is een oorlogsmisdaad. De juridische consequenties hiervan moeten dan bestudeerd worden.

Wat ons opvalt is dat de onderzoekers zich distantiëren van legale en/of politieke gevolgen van hun werk als geschiedschrijvers. Dat is een onhoudbaar standpunt. Het onderwerp en de resultaten van dit onderzoek zijn politiek en zullen als zodanig gebruikt worden. Nu al gebruikt de overheid het onderzoeksprogramma in haar correspondentie met K.U.K.B. om vragen te ontwijken. De staat wil graag de indruk wekken dat met de financiering van het onderzoek al voldoende verantwoordelijkheid wordt genomen en dat het pas na vier jaar duidelijk zal zijn wat ze met deze geschiedenis aan moeten. Onderwijl diverse claims afwijzend.

De onderzoekers erkennen de invloed van politieke belangen wel als het gaat om de Excessennota uit 1969, maar nu zij zelf uitvoerders zijn van een door de overheid gefinancierde studie doen ze ‘gewoon hun werk’ en hebben ze niks met de politiek te maken. Als reactie op de inbreng van Arthur Graaff zegt Oostindie letterlijk: “Wij gaan niet over Nederlandse rechtspraak.” Maar is dat wel zo? Als Nederlandse historici bij monde de datum van 17 augustus 1945 erkennen dan betekent dit dat zij vinden dat Nederland een autonoom land heeft aangevallen. Aan hen de taak om vervolgens toe te lichten dat zij hierin van mening verschillen met de Nederlandse staat en de rechtbank, aangezien laatstgenoemden wel uitgaan van ‘onderdanen’ die tot 1949 onder Nederlands gezag stonden. Door deze kwestie diffuus te houden en de discussie over juridische erkenning te negeren, faciliteren de onderzoekers in feite de staat die er alle belang bij heeft dat Ben Bot’s aanwezigheid bij de onafhankelijkheidsviering in 2005 gezien wordt als het einde van een discussie. Limpach en Romijn kunnen de proclamatie van 1945 dan wel als een belangrijk historisch feit zien, het blijft nog steeds onduidelijk vanuit welk perspectief zij de koloniale oorlog gaan beschrijven: was het een aanval van een buitenlandse mogendheid op een soevereine staat of was het een aanval van een koloniaal regime op mensen die Nederland als eigen onderdanen beschouwden? Bovendien had Nederland als koloniale bezetter al in maart 1942 gecapituleerd. Vanuit Indonesisch perspectief maakte de Japanse bezetting een einde aan de Nederlandse overheersing. Wij verwachten alsnog een helder antwoord op deze vraag.

Restituties

Tijdens het rondetafelgesprek toonde Jeffry Pondaag documenten van de rechtszaken waarin het NIMH twaalf keer wordt genoemd. Desgevraagd ontkende NIMH-directeur Ben Schoenmaker niet dat zijn instituut de Nederlandse overheid ondersteunt in de rechtszaken. Echter, hij ontkende wel dat zijn instituut in die zin de daders vertegenwoordigt, ook al valt het NIMH direct onder het Ministerie van Defensie. Schoenmaker claimde desalniettemin onafhankelijk te zijn. Zoals bekend worden de rechtszaken gevoerd door Indonesische nabestaanden van slachtoffers van Nederlandse gewelddadigheden die nu onderzocht worden. Waarbij het NIMH de staat assisteert in de historische verificatie van de claims. Overigens beperken zij zich door slechts de Nederlandse archieven te raadplegen, het NIMH doet geen onderzoek ter plaatse in Indonesië. Zie bijvoorbeeld de zaak van de onthoofding van de Indonesische verzetsleider Andi Abubakar Lambogo die nu speelt.

De kwestie van de dubbele rol van het NIMH sluit aan op de vraag die Hadi Purnama stelde maar die door Peter Romijn onjuist werd geïnterpreteerd. In het verlengde van wat Pondaag zei over de gevolgen van het niet erkennen van 1945, bracht Hadi Purnama in dat het internationaal recht om te beginnen nogal koloniaal georiënteerd is. Hij stelde dat de uitkomst van het onderzoek hoe dan ook juridische consequentie zal hebben als het gaat om compensaties. Zelfs als de onderzoekers 1949 aanhouden dan betekent dit dat Indonesiërs via een Nederlandse rechtbank hun gelijk kunnen halen. Peter Romijn daarentegen, dacht dat Purnama uitsluitend sprak over een veranderende wereldorde waar Nederland destijds geen oog voor had. Romijn gaf aan graag een keer met Hadi Purnama verder te praten. Onze vraag is of de onderzoekers in lijn van deze discussie zouden willen reageren op het onderwerp waar Purnama het werkelijk om ging: de mogelijkheid tot restituties en de betekenis van het onderzoek om daarin te faciliteren. NIMH-directeur Schoenmaker stelde immers dat zij niet per se de staat vertegenwoordigen maar dat zij als wetenschappers een onafhankelijke positie innemen.

Deze vraag sluit ook aan op het voorstel van Annemarie Toebosch die de onderzoekers in haar videoboodschap opriep om samen met Jeffry Pondaag en advocate Liesbeth Zegveld te gaan zitten en alle belangrijke documentatie rond de rechtszaken tegen de Nederlandse staat in het onderzoek te betrekken. De schriftelijke reactie daarop was: “Onze onderzoekers raadplegen alle mogelijke relevante archieven, inclusief deze rechtszaken en – nog belangrijker – de onderliggende documentatie. We zijn dan ook blij dat de Stichting Comité Nederlandse Ereschulden ons heeft toegezegd dat wij deze documenten mogen inzien.”

Dat K.U.K.B. bij deze het archief aan getuigenissen zou openstellen aan de onderzoekers is een misverstand. Toebosch riep op om met Pondaag en Zegveld te gaan zitten. Dat betekent communicatie, een gesprek. Daarvoor is vertrouwen nodig. Aangezien de open brief duidelijk maakt hoe weinig vertrouwen Pondaag heeft in de huidige onderzoeksopzet, is het vanzelfsprekend dat hij zijn archief niet zomaar gaat openstellen zolang er niets gedaan wordt met zijn serieuze bezwaren.

Dit is niet de eerste keer dat er een misverstand ontstaat over het archief van Jeffry Pondaag. De onderzoekers verwarren ‘samenwerking’ met het tonen van belangstelling voor zijn archief. Eerder in mei 2017 (dus nog voordat het project officieel van start ging) bracht Fridus Steijlen een bezoek aan Jeffry Pondaag thuis waarbij hij eveneens interesse toonde voor zijn archief. Steijlen schreef later in een post op de website van het onderzoeksproject: “dan had ik kunnen vertellen dat wij, de coördinatoren van het Getuigenproject, al in mei 2017, contact hadden opgenomen met de voorzitter van de K.U.K.B. om samen te werken.” Blijkbaar verstond hij onder samenwerking dat Pondaag zijn archief beschikbaar stelde aan een onderzoek dat hij bij voorbaat niet vertrouwde. Terwijl het woord ‘samenwerking’ volgens Pondaag nooit is gevallen.

Apartheid

‘Kleur-ontkennend’ racisme

We gaan ervan uit dat instituten, die zich gespecialiseerd hebben in kolonialisme en genocide studies, wetenschappelijk onderzoek verrichten naar ras en racisme. We verwachten ook dat de academici die daar werkzaam zijn een helder beeld hebben van de verschillende vormen van racisme, toen en nu. Het is voor ons om die reden onacceptabel dat het racisme (dat aan kolonialisme ten grondslag ligt) geen centrale plaats heeft als deelstudie of onderzoeksvraag. Wij stelden dit al in punt 9 van de bijlage van de open brief, waarop wij nog geen reactie hebben ontvangen.

Met betrekking tot het Nederlandse geweld in de periode 1945-1949 zegt Van Vree geïnteresseerd te zijn in de epistemologie van ontkenning. Wij zien een andere vorm van ontkenning als het gaat om racisme. Tijdens het gesprek kwam naar voren dat de betrokken onderzoekers zich totaal niet bewust zijn van hun eigen raciaal-sociale constructie. Van Vree en de andere onderzoekers toonden in ieder geval geen oog te hebben voor racistische situaties. Wij noemen dit fenomeen ‘kleur-ontkenning’ (vaak aangeduid met de validistische term ‘kleurenblindheid.’) Hieronder een aantal voorbeelden van het kleur-ontkennend racisme dat wij hebben ervaren en waarvan wij op 31 januari getuige waren.

Allereerst het gebrek aan bewustzijn (of het niet benoemen van) de expliciet koloniale plek waarin het NIOD huist. Ondanks de aanwezige kennis over de achtergrond van het pand werd op voorhand geen rekening gehouden dat de locatie mogelijk gevoelig zou kunnen liggen bij de ondertekenaars van de open brief. Pas nadat een niet-wit persoon hierover begon werd een opmerking geplaatst in de trant van ‘interessante discussie’. Echter, de geschiedenis van het NIOD-gebouw is niet zomaar ‘interessant’ voor de aanwezige niet-witte mensen: het is pijnlijk. Dit is kleur-ontkennend racisme.

Ten tweede was er de opmerking van Fia Hamid-Walker, een bruine vrouw, over de psychologische nasleep van koloniaal racisme in haar leven, door de onderzoekers volledig genegeerd. Vervolgens werd haar opmerking over het mogelijke machtsverschil tussen het Indonesische en Nederlandse onderzoeksteam van tafel geveegd. Zowel het nagenoeg negeren van haar bijdrage als het moreel veroordelen van haar standpunt, zijn voorbeelden van kleur-ontkennend racisme. Zij die opgeleid zijn in racisme begrijpen het onverbloemde racisme achter de reactie “wij zien geen kleur”, of “kleur is niet relevant”, of “van ras-dynamiek en ongelijkheid is geen sprake”.

Ten derde de opmerking van Mariëtte Wolf dat Pondaag’s organisatie K.U.K.B. niet bij de klankbordgroep hoort omdat deze alleen voor Nederlandse ‘umbrella-organisaties’ bedoeld is. Op zichzelf is deze opmerking al problematisch genoeg voor een studie die zegt een inclusieve werkwijze te hanteren. Het buitensluiten van een invloedrijke Indonesiër als
Jeffry Pondaag valt op geen enkele manier te rijmen met de bewering dat Indonesische perspectieven betrokken worden. Feit is en blijft dat een in Nederland gevestigde organisatie die als een van de weinigen Indonesische slachtoffers vertegenwoordigt, niet is uitgenodigd voor de Klankbordgroep. Dit is niet meer terug te draaien of te vergoelijken. Diverse onderzoekers kunnen dan wel in opiniestukken oproepen om naar ‘de Indonesiërs’ te luisteren, de programmaleiding kan dan wel zeggen dat zij de Indonesische historici als gelijkwaardige partners zien, het is allemaal betekenisloos zolang niemand inziet hoe racistisch het is dat Jeffry Pondaag vanaf het allereerste moment genegeerd werd. Het niet aanvoelen wat het buitensluiten van Pondaag betekent, is eveneens een voorbeeld van kleur-ontkennend racisme. Het betrekken van een aantal Indonesische onderzoekers in deelstudies (die zich niet openlijk kritisch opstellen) kan nooit als excuus dienen voor het buitensluiten van een kritische Indonesische stem als Pondaag. Nog los van het feit dat ook mevr. Pattipilohy steeds genegeerd wordt en in de correspondentie niet aangesproken wordt als mede-initiatiefnemer van de open brief. Dat Pondaag bij de tweede publieke bijeenkomst, na een lange, moeizame mailwisseling, wél tienminuten spreektijd kreeg kan al helemaal niet als excuus dienen voor het feit dat hij allereerst werd buitengesloten.

Ten slotte is het tekenend dat het de onderzoekers blijkbaar niet is opgevallen dat de belangrijkste critici die aan tafel zaten niet-witte mensen zijn, in tegenstelling tot hunzelf. Mevr. Pattipilohy was nota bene aanwezig als de enige Indonesische ooggetuige van het tijdperk dat wordt onderzocht. Gezien de scheve verhoudingen voor wat betreft representatie zou het ondenkbaar moeten zijn dat de schriftelijke beantwoording zich vooral richt op een video van 7 minuten van een witte academicus. Ook dit is een voorbeeld van het niet begrijpen, of niet aanvoelen, van kleur-ontkennend racisme. De uitgebreide aandacht voor de kritiek ingebracht door een wit persoon staat in schril contrast met de zeer korte schriftelijke reactie op de harde eisen die Michael van Zeijl (De Grauwe Eeuw) tijdens het gesprek deed. (Overigens heeft De Grauwe Eeuw naar aanleiding hiervan zelf een antwoord gestuurd.) 

De onderzoekers stellen slechts dat Van Zeijl inderdaad belangrijke vragen inbracht “waarvan het merendeel in het onderzoek aan de orde komt.” Hiermee werden zijn concrete eisen niet alleen gereduceerd tot suggesties, het is ook nog eens onjuist. Het onderwerp dat hij aankaart komt namelijk op geen enkele manier terug in de onderzoeksopzet en vragen. In elk geval is het op deze manier afserveren van zijn inbreng als niet-wit persoon (in tegenstelling tot de uitgebreide beantwoording van de vragen van een wit persoon) een voorbeeld van kleur-ontkennend racisme. Hetzelfde geldt voor het negeren van de videoboodschap van Fia Hamid-Walker, als wel het onjuist interpreteren van de vragen van Hadi Purnama. Wij gaan ervan uit dat alle vragen ingebracht door niet-witte personen alsnog een gelijke behandeling krijgen qua beantwoording.

Seksisme

Het is ons opgevallen dat het aspect gender niet benoemd wordt in de onderzoeksopzet. (KNIL-) militairen waren dan wel mannen maar dat betekent natuurlijk niet dat vrouwen geen rol speelden als het gaat om oorlog en geweld. Racisme en seksisme zijn nauw verwant. Verkrachting is een geweldsvorm tegen vrouwen die regelmatig voorkomt in militaire acties. Verder komen aspecten als ‘troostmeisjes’ en ‘nyai’s’ veelvuldig voor in de koloniale samenleving. Ook hebben Indonesische vrouwen een belangrijke rol gespeeld in de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië. Als gezegd wordt dat het onderzoek inclusief is en ook het Indonesisch perspectief meeneemt, is het belangrijk om het lot en de rol van vrouwen expliciet te benoemen.

Helaas moeten wij op basis van bovengenoemde voorbeelden concluderen dat wij geen enkel vertrouwen hebben in de kennis en vaardigheid van dit onderzoeksteam als het gaat om ras, racisme en het daar aan verwante seksisme. 

Indonesisch onderzoeksteam

Fia Hamid-Walker wees in haar videoboodschap op de continuïteit in koloniale verhoudingen en vroeg aandacht voor het feit dat Indonesiërs als gevolg van die lange kolonisatie nog steeds geneigd zijn tegen witte mensen op te kijken en met ze mee te praten. Ze noemde de betrokken Indonesische onderzoekers “de bruine gezichten met witte maskers,” verwijzend naar Frantz Fanon. Het was schrijnend om te zien dat Van Vree als witte man niet in staat was om enige vorm van zelfreflectie toe te passen, hij wist slechts te oordelen dat haar opmerking denigrerend was naar de Indonesische onderzoekers toe. Dit geeft aan dat Van Vree het probleem dat zij aankaartte óf niet begrijpt óf niet serieus neemt. Zijn reactie illustreert in feite hoe ‘verdeel en heers’ doorwerkt, of hij zich daar nu bewust van is of niet. Als witte man presenteert hij zich als het neutrale midden die in zijn oordeel meer waarde hecht aan mensen van kleur die aan zijn project verbonden zijn dan aan dezelfde mensen van kleur die de durf hebben om tegen de dominant witte visie in te gaan. Hij vergeet dat hij met een budget van 4,1 miljoen euro in een machtspositie zit. Met zijn reactie gebruikt hij de tweespalt onder Indonesiërs om daarmee het onderzoeksproject te rechtvaardigen.

Daarbij komt dat geen enkele Indonesiër aanwezig was tijdens de kick-off van het onderzoek. Zelfs een deel van het aanwezige publiek liet merken het vreemd te vinden dat Jeffry Pondaag met zijn voortrekkersrol niet een van de sprekers was. Indonesiërs konden door de taalbarrière bij voorbaat al niet deelnemen aan de discussie aangezien de voertaal Nederlands was. Waarom wordt deze realiteit ontkent tijdens het rondetafelgesprek? Zo zei Oostindie dat het hem anderhalf jaar had gekost om ons aan tafel te krijgen. Hiermee draait hij de zaken om. Hij koos ervoor om Pondaag destijds te negeren. Het is een onomkeerbaar feit dat de onderzoeksopzet zonder Indonesische inbreng tot stand is gekomen, de Indonesische onderzoekers zijn pas in een later stadium benaderd en zijn momenteel slechts verbonden aan deelstudies. Toen wij een maand later de open brief presenteerden vond Oostindie dat onze bezwaren “te bizar voor woorden” waren. Hij heeft nadien nooit de moeite genomen om in gesprek te gaan. De enige reden dat wij op 31 januari aan tafel zaten was de lange, moeizame e-mailwisseling tussen Jeffry Pondaag en Fridus Steijlen. (Pas na commentaar van Pondaag dat Fridus Steijlen geen projectleider is, nam Van Vree contact op waarna projectcoördinator Mariëtte Wolf de communicatie overnam.)

Daarnaast bestaat er nog steeds onduidelijkheid over de precieze aard van het samenwerkingsverband tussen de Nederlandse en Indonesische onderzoekers. Tijdens de kick-off werd de indruk gewekt dat het contact en de samenwerking met het Indonesische team heel nauw is. Verschillende keren reisde een delegatie Nederlandse onderzoekers, waaronder ook Oostindie, naar Yogyakarta af om overleg te plegen. Echter, later werd duidelijk dat de Indonesische professor Bambang Purwanto in werkelijkheid een eigen, apart team had geëist. Dit is erg verwarrend, want betreft het nu een nauwe samenwerking of twee volledig aparte studies? Er zit hoe dan ook iets tegenstrijdigs in de manier waarop de samenwerking wordt gepresenteerd, enerzijds wordt gesteld dat het Indonesische team volledig onafhankelijk is, terwijl anderzijds gesproken wordt over een uitwisseling en het voornemen om een gezamenlijke artikelenbundel te publiceren. Ireen Hoogenboom kondigde tijdens het rondetafelgesprek aan dat de Indonesische onderzoekers binnenkort met een eigen website zullen komen, maar de schriftelijke reactie op de vraag van Lara Nuberg leest:

“Door gezamenlijk workshops te organiseren kunnen de projectteams elkaar informeren, hun bronnen, perspectieven en ideeën uitwisselen en discussiëren over het gebruik van deze bronnen, de historiografie en de terminologie. De projectgroep Regionale studies en het Indonesische project zullen een gezamenlijke artikelenbundel publiceren.”

Is het nu een samenwerking of niet? Wij willen graag weten hoe de resultaten van de Indonesische historici met de Nederlandse resultaten vergeleken zullen worden, aangezien hun perspectieven verschillend kunnen zijn.

Hebben de betrokken Nederlandse onderzoekers enig idee waaromBambang Purwanto zo graag een apart, onafhankelijk team wenste? Is het mogelijk dat hij zich niet helemaal kon vinden in de Nederlandse onderzoeksvragen? En als dat zo is, op welke punten verschilt hij van mening? Wat vindt hij wel of niet relevant om te onderzoeken? En wat zegt dit over het eurocentrische vertrekpunt van het onderzoek? Het geeft toch te denken dat beide Indonesische projectleiders er niet bij waren tijdens de kick-off van het onderzoek. Het is belangrijk om de aarzeling aan de kant van de Indonesische onderzoekers te duiden. Waar komt dit vandaan, wat zit erachter?

Tijdens het rondetafelgesprek vroeg Jeffry Pondaag hoeveel geld het Indonesische team van Nederland ontvangt. In de schriftelijke beantwoording staat slechts dat 4 gepromoveerde onderzoekers voor drie jaar naar Indonesische standaarden zullen worden betaald. Hoeveel euro is dat precies? Aangezien het om belastinggeld gaat is het belangrijk dat hierover helderheid bestaat. Nogmaals verzoeken we om de namen van de Indonesische historici en de universiteiten waaraan zij verbonden zijn, kenbaar te maken, alsmede het budget dat hen ter beschikking is gesteld.

Betrekken Indonesisch perspectief

Van Vree zegt dat hij het helemaal met Michael Van Zeijl eens is dat het Indonesische perspectief aandacht verdient en dat het al die tijd ondergesneeuwd is geweest. Als bewijs dat de onderzoekers dit heel belangrijk vinden verwijst hij naar de deelstudie ‘Regionale Studies.’ Wat ons opvalt is dat het argument ‘we moeten naar de Indonesiërs luisteren’ steeds terugkomt in opiniestukken van betrokken onderzoekers zoals Anne-Lot Hoek, Martijn Eijckhoff en Remco Raben. Het probleem is echter dat uit de onderzoeksopzet blijkt dat niet naar Indonesiërs geluisterd wordt. Het perspectief van de onderdrukten is niet leidend. Als er al over slachtoffers gesproken wordt dan gaat het steeds over Nederlands(-Indische) slachtoffers, terwijl de Indonesische slachtoffers slechts ‘getuigen’ worden genoemd. (Zie ook radio 1 interview Een Vandaag, gesprek met Fridus Steijlen en advocate Liesbeth Zegveld.) Nog los van het feit dat de omgang met kritische Indonesische stemmen als die van Pondaag en Pattipilohy erop duidt dat men niet openstaat voor een Indonesische visie in het geval deze lijnrecht tegenover de Nederlandse visie staat.

Het is onduidelijk wat de drie instituten met ‘het Indonesisch perspectief’ willen gaan doen. Wij stellen dat het slachtoffer-perspectief niet naast het perspectief van de dader kan bestaan alsof ze allebei evenveel recht van spreken hebben. Of zoals Esther Captain stelde dat de rollen wisselend en diffuus zijn, soms slachtoffer, soms dader.Het Nederlands koloniaal perspectief zal moeten wijken. Het Indonesisch perspectief als interessante aanvulling is onmogelijk. In de schriftelijke reactie op de vragen van Annemarie Toebosch valt te lezen dat het onderzoeksprogramma ontkent dat zij aan ‘nivelleren’ doen. De onderzoekers vinden dus niet dat hun streven naar ‘meerstemmigheid’ en ‘multi-perspectiviteit’ de indruk wekt dat zij alle perspectieven naast elkaar willen laten bestaan. In het punt over de Bersiap hebben wij al toegelicht op welke manier er volgens ons wel degelijk genivelleerd wordt. Het simpelweg ontkennen hiervan is geen overtuigend antwoord op de vraag welke waarde wordt gehecht aan de perspectieven van de onderdrukten. Esther Captain zei dat het allemaal niet zo zwart-wit ligt. Dit is een dooddoener. Nuanceren is een typisch koloniaal reflex. Er is namelijk altijd een overkoepelend narratief waarin dader/slachtoffer verhoudingen helder te benoemen zijn.

4. Alternatief schrijversteam synthese

Wij eisen dat Gert Oostindie vervangen wordt, wij achten hem ongeschikt om de synthese te schrijven. De redenen hiervoor zijn al uitgebreid behandeld in punt 3 van de bijlage van de open brief. Hieronder kort samengevat nog eens de meeste belangrijke redenen:

  • Hij erkent de problematische opzet van het onderzoek niet, hij doet de bezwaren van de open brief slechts af als ‘te bizar voor woorden’;
  • Hij spreekt geen Indonesisch;
  • Hij is geen Indonesië-kenner;
  • Hij ziet de koloniale geweldstraditie niet als iets dat bij Nederland hoort. In zijn boek ‘Soldaat in Indonesië’ schrijft hij dat Nederland geen sterke militaire cultuur kent en betoogt dat zijn land zich vanaf begin 20e eeuw als neutrale mogendheid profileerde;
  • Hij doet (publiekelijk) onverantwoorde uitspraken zoals: ‘ik ben het onderwerp zomaar ingerold,’ ‘er zijn slechte maar ook goede kanten aan kolonialisme,’ ‘Nederlandse oorlogsmisdaden moeten worden begrepen in de context van toen: bescherming van de bevolking, herstel van orde en vrede’ ‘historici mogen niet moraliseren’, ‘gelukkig kent Nederland geen ontwikkelde traditie van postkoloniale-studies’.
  • Hij heeft een verouderde, positivistische blik op geschiedschrijving en ontkent zijn eigen subjectiviteit;

Kortom: wij vinden dat iemand die niet begrijpt hoe racisme werkt, die kolonialisme en slavernij nivelleert en die niet weet wat voor verantwoordelijkheden zijn privileges met zich meebrengen, ongeschikt is om de samenvatting van een onderzoek over koloniaal geweld te schrijven. We stellen voor dat een onafhankelijk onderzoeksteam de synthese schrijft, bestaande uit Nederlandse maar vooral Indonesische onderzoekers die vanuit een dekoloniaal perspectief te werk gaan. We denken hierbij aan onderzoekers als Rushdy Hoesein, Fia Hamid-Walker, Ady Setyawan, Yongky Gigih Prasisko, Jan Breman, Ewald van Vugt, Sandew Hira. De exacte samenstelling van het schrijversteam staat nog niet vast, maar het moet duidelijk zijn dat degenen die de synthese schrijven niet deelnemen aan het onderzoek.

Conclusie

Tot slot de vraag wat er gedaan wordt met onze bezwaren. De open brief werd al in november 2017 verstuurd maar anderhalf jaar later vormt kolonialisme nog steeds geen overkoepelend thema in de opzet. Daarnaast zijn diverse punten uit de open brief nooit beantwoord, ook niet tijdens het rondetafelgesprek. Denk aan punt 10 van de bijlage over vergelijkend onderzoek, punt 12 over de wet van 1971, punt 13 dat gaat over Indonesië-weigeraars. En niet te vergeten onze serieuze bezwaren tegen de betrokkenheid van oud-generaal de Kruif als ‘expert’ in de wetenschappelijke adviescommissie. Wij zouden graag zien dat de opzet ook daadwerkelijk aangepast wordt. Daarom verwachten wij een duidelijk antwoord op de vraag: wordt onze kritiek ter harte genomen en krijgt 350 jaar koloniale uitbuiting vanaf nu wel een prominente plek in het onderzoek?

Lees verder…

website-banner-ahoy

 

 

 


Bekijk hier de flyer!

Locatie
Rotterdam Ahoy
Hal 3 & Hal 5

Adres
Ahoyweg 10, 3084 BA Rotterdam

Datum
20 t/m 22 april (Paasweekend)

Openingstijden
Zaterdag 20 april: 12:00 – 23:00 uur
Zondag 21 april (1e Paasdag): 12:00 – 22:30 uur
Maandag 22 april (2e Paasdag): 12:00 – 20:00 uur

Toegangsprijzen
Online voorverkoop

website-banner-ahoy

 
Volwassenen: €7,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €5,00
3 dagen kaart volwassenen: €15,00
3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €10,00

Tickets aan de kassa
Volwassenen: €9,50
Senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €7,00
3 dagen kaart volwassenen: €19,00
3 dagen kaart senioren 65+ & kinderen 4 t/m 12 jaar: €14,00

Programma

Zaterdag 20 april (12:00 – 23:00)

Hari Maluku

Istimewa Podium

12:30 – 13:15     Alex Pattipeiluhu & Friends

14:00 – 14:30     LimaDiti Zang en Dansgroep

15:15 – 16:00     Alex Pattipeiluhu & Friends

16:30 – 17:15     Ester Latama

17:45 – 18:30     Alex Pattipeiluhu & Friends

19:00 – 19:30     LimaDiti Zang en Dansgroep

20:15 – 21:15     RemmenLos

22:00 – 23:00     RemmenLos

 

Senang Podium

12:00 – 12:30     DJ Djoggèt

13:15 – 14:00     DJ Djoggèt

14:30 – 15:15     DJ Djoggèt

16:00 – 16:30     Gordon Smith

17:15 – 17:45     DJ Triplets

18:30 – 19:00     Gordon Smith

19:30 – 20:15     DJ Triplets

21:15 – 22:00     DJ Triplets

 

 

Zondag 21 april (12:00 – 22:30)

Istimewa Podium

12:30 – 13:15     Relight

13:15 – 13:45     Warna Semesta Dance Collaboration

14:30 – 15:15     Relight

16:00 – 16:30     Warna Semesta Dance Collaboration

17:15 – 18:00     Relight

18:30 – 19:15     Relight

19:45 – 20:15     Warna Semesta Dance Collaboration

21:00 – 22:30     Massada

 

Senang Podium

12:00 – 12:30     Diana & Ester

13:45 – 14:30     Diana Monoarfa

15:15 – 16:00     Ester Latama

16:30 – 17:15     Diana & Ester

18:00 – 18:30     Diana Monoarfa

19:15 – 19:45     Ester Latama

20:15 – 21:00     Diana & Ester

 

 

 

 

Maandag 22 april (12:00 – 20:00)

Istimewa Podium

13:00 – 13:45     3rd Generation Band

14:30 – 15:00     Bali Dance Art

15:30 – 16:15     3rd Generation Band

17:00 – 17:30     Bali Dance Art

18:00 – 18:45     Trespass ft. Sarah Jory (UK) and Amy Lee Bennett (BE)

19:15 – 20:00     Trespass ft. Sarah Jory (UK) and Amy Lee Bennett (BE)

 

Senang Podium

12:15 – 13:00     Edu Schalk

13:45 – 14:30     Edu Schalk

15:00 – 15:30     Danny Everett

16:15 – 17:00     Edu Schalk

17:30 – 18:00     Danny Everett

18:45 – 19:15     Bali Dance Art

 

Bereikbaarheid en parkeren

Rotterdam Ahoy is ideaal gelegen aan de snelweg, bij metro- en bushalte Zuidplein.
Ahoy hanteert een vast parkeertarief van €13,00 per dag.
U kunt gratis parkeren op de Oldegaarde en omliggende straten. Vanaf hier loopt u in ca. 10 minuten door het Zuiderpark naar de Pasar Malam.
Andere opties zijn de parkeergarage van winkelcentrum Zuidplein (€1,00 per 22 minuten) of P+R Transferium Slinge, vanaf hier is het 1 halte met de metro. (€2,00 als u met uw OV-chipkaart verder reist met het openbaar vervoer, niet-OV-gebruikers betalen het normale tarief van €0,50 cent per 18 minuten)

Huisdieren
Honden en overige huisdieren zijn niet toegestaan op de Pasar Malam in Rotterdam Ahoy.
We maken alleen een uitzondering voor speciaal getrainde honden die ter begeleiding worden gebruikt van mindervaliden, zoals blindengeleidehonden en Stichting Hulphond-honden.

Traditiegetrouw is er in het Paasweekend weer een Pasar Malam in Rotterdam Ahoy.

Een gezellige en grote Pasar Malam in de havenstad.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives