Alle berichten (40)

Sorteer op

Hoe zo verkiezingsstunt ?

10897405673?profile=original

Hoe zo verkiezingsstunt ?

Dijkhoff zit in de Twee Kamer namens en als Volksvertegenwoordiger.

Hoe zo Ed Nijpels draagvlak van 100 partijen aan klimaattafels ? Waren dit niet de grootste vervuilers decennialang. Ik zou de klimaattafels uitnodigen om een bezoekje aan het Botlek gebied , leert dat de bevolking onder de letterlijk rook van Rotterdam te leiden heeft gehad decennialang, zo zijn er nog meer voorbeeld te noemen. Of Tata Steel het voormalige Hoogovens hoe de omringende dorpen decennialang worden geteisterd. Mensen kunnen de ramen van de huizen niet eens openzetten en als zit vol afval concentraties, zo zijn in het land nog 298 Industrie-bedrijven aan de wijzen. 

Wij concluderen dat grootste de CO 2 uitstoot door de partijen aan de klimaattafels worden veroorzaakt, en de regeringen met Kabinetten op een rij decennialang nimmer sancties hebben opgelegd tegen de de zwaar vervuilde 300 bedrijven, en de burgers flink in de steek hebben gelaten met gezondheid klachten ten gevolge.

De eerste stap zou moeten zijn sancties opleggen aan deze zware industrie, en op Europees nivo is deze eenvoudiger te realiseren via ETS  met de overige lid staten tot afspraak te komen, en met nadrukkelijk het opleggen van sancties.

Met deze maatregel hoeven Ingrid en Jan zich niet in de schulden te steken voor de kosten van de energie, huis en auto.

Chapeau voor Dijkhoff

Lees verder…

LEZERSBRIEVEN

Excuses aan Indonesië vooral voor Nederlands eigen 'zielerust'

Geachte redactie

De ingezonden brieven van donderdag 17 augustus.


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Minister-president Rutte legt een krans bij het Nederlands ereveld Menteng Pulo in Jakarta. Beeld anp

Brief van de dag: Wie zit er op excuses te wachten?

Dave Ensberg-Kleijkers houdt een pleidooi voor excuses door de Nederlandse regering aan Indonesië voor de tijdens de onafhankelijkheidsstrijd begane oorlogsmisdaden door Nederlandse militairen. Het lijkt me dat dit iets is wat bepaalde mensen in Nederland beduidend meer bezighoudt dan de Indonesische bevolking zelf. Die leven in het nu, en als ze al terugkijken is dat op een oorlog die ze hebben gewonnen. Nederland zou die excuses dus vooral voor zijn eigen 'zielenrust' maken als voormalige koloniale macht. Dat riekt een beetje naar misplaatste verhevenheid.

Ik geloof niet dat de Indonesische bevolking met smart op excuses wacht. Want daar gaat het toch om? Ze hebben echt andere problemen. Niet dat deze periode niet meer, kritische aandacht behoeft in de Nederlandse geschiedschrijving. 

In die strijd zijn namelijk ook een aantal van mijn Indische ooms op gruwelijke wijze vermoord door Indonesische vrijheidsstrijders die elkaar onderling ook naar het leven stonden. Vele duizenden Hollandse, Indisch-Hollandse maar ook Indonesische burgers vrouwen, mannen en kinderen deelden datzelfde lot. Soekarno heeft daar met opzwepende speeches een wezenlijk rol in gespeeld.

Ik kan de recente autobiografische roman De tolk van Java van Alfred Birney in dat verband van harte aanbevelen.

S. Paul, Bussum

Lees verder…

Indisch centrum dient als afkoop veel hogere schuld

OPINIE Indisch centrum dient als afkoop veel hogere schuld

Rechtsherstel voor Indische gemeenschap is uitgebleven

Met veel fanfare werd de oprichting van een centrum over Indië gevierd. Dat is misplaatst.

 en 
763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Herdenking bij het Indisch Monument van de Japanse capitulatie, eveneens gelegen in Den Haag. Beeld anp

Vlak voor de 72ste herdenking van de capitulatie van het Japanse Keizerlijke Leger op 15 augustus stonden de kranten vol. Niet zozeer met artikelen over deze emotioneel beladen dag, maar over het 'gebaar van collectieve erkenning door de Nederlandse regering': het subsidiëren van het nieuwe onderkomen van het Indisch Herinneringscentrum in Den Haag.

Het stuitende aan al deze juichende publicaties, onder meer in de Volkskrant, is echter dat de werkelijke kwestie volledig onbenoemd is gebleven: het kapitale uitgebleven rechtsherstel voor de Indische gemeenschap.

advertentie

Voor de buitenwacht lijkt het een prachtige bekroning. Eindelijk dan is er een waardige locatie voor een 'Indische pleisterplaats' in de 'weduwe van Indië'. Onvermeld wordt gelaten dat de eerste twee versies van het Indisch Herinneringscentrum, Indisch Huis genaamd, door fraude en wanbeheer failliet zijn gegaan.

Daarnaast is er helemaal geen sprake van een eenvormige Indische gemeenschap, maar van een multi-etnische bevolkingsgroep met Indo-Europese, Molukse, Chinese, Indo-Afrikaanse, Papoea-, Toegoenese en Indonesische roots. En juist deze etnische Nederlanders zijn niet gerepatrieerd zoals de blanke, uitgezonden Nederlanders tussen 1945 en 1948, maar als ontheemden vanaf 1950 gedwongen naar Nederland gekomen, waar ze op een ronduit schandalige manier opgevangen zijn.

En daar zit 'm nu juist het grote pijnpunt: al deze oorlogsslachtoffers zijn berooid naar Nederland gekomen omdat hun achterstallig salaris plus pensioenopbouw over de oorlogsperiode niet uitbetaald was door de Nederlandse regering, hun bank- en spaarsaldi verdwenen waren en hun verzekeringspolissen niet uitgekeerd werden. Alsof al die gelden, die een kapitale waarde vertegenwoordigen, in een groot zwart gat verdwenen zijn.

Al die jaren bleef de kwestie van het uitgebleven rechtsherstel onaangeroerd. Totdat een incident bij de herdenking op 15 augustus 1991 ertoe leidde dat op verzoek van toenmalig premier Lubbers het Indisch Platform werd opgericht 'als aanspreekpunt van de Indische gemeenschap'. Het ondemocatisch geïnstalleerde Indisch Platform ontving jarenlang structurele en incidentele subsidies van de Nederlandse overheid. En ging akkoord met de zeer nadelige financiële compensatieregeling, 'het gebaar', tegen finale kwijting.

De conclusie ruim 25 jaar later is dat het Indisch Platform helemaal niets heeft kunnen betekenen voor het uitgebleven rechtsherstel. En dan hebben we het niet over kleingeld. Alleen al met de backpayverplichting voor de naar schatting 90 duizend Knil-militairen en overheidsambtenaren is 2,25 miljard euro gemoeid. In plaats dat de Nederlandse overheid al haar personeel heeft uitbetaald, kwam ze op 15 augustus 2015 met de 'heuglijke' mededeling dat aan alle rechthebbenden die op die datum nog in leven waren een bedrag van 25.000 euro uitbetaald zou worden. Er bleken nog 577 mensen in leven te zijn. Aan wie in totaal 14,5 miljoen euro uitgekeerd is. Tel uit je winst.

Het schandaligste is nog wel dat de 'deadline' van 15 augustus 2015 voorgesteld is door het Indisch Platform zelf. Dezelfde organisatie die in plaats van het aanhangig maken van het uitgebleven rechtsherstel bij staatssecretaris Van Rijn nu heeft aangedrongen op 'een gebaar van collectieve erkenning'.

Wat dit nieuwe herinneringscentrum in werkelijkheid is, is een afkoop. Een Indische fooi. Een schenking van 10 miljoen euro die doet voorkomen alsof hiermee alle openstaande rekeningen voldaan zijn. Geen woord echter over de reeks aanspraken van de Indische gemeenschap jegens de Nederlandse staat, banken en verzekeringsmaatschappijen. In plaats daarvan wordt er hoog opgegeven over een 'kenniscentrum repatriëring', waar 'mensen met een Indisch verleden kunnen uitzoeken met welke boot hun ouders of grootouders naar Nederland zijn gekomen.' Dat kan iedereen die in het bezit is van een computer vanuit zijn huiskamer: je typt gewoon passagierslijsten1945-1964.nl in.

Het echte, schrijnende verhaal bevindt zich echter in de beerput onder de Haagse villa waar het Indisch Herinneringscentrum gevestigd wordt.

Sylvia Pessiron is voorzitter Task Force Indisch Rechtsherstel.
Griselda Molemans is onderzoeksjournalist.
Rob Malasch is publicist.

Lees verder…

Als ik Baudet hoor spreken over homeopathisch verdunnen, dan ruik ik zijn broeiende bilspleet

De auteur roept Thierry Baudet op voor één keer het Nederlandse identiteitskartel open te breken.


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Thierry Baudet Beeld anp

Het gaat de laatste tijd vaak over identiteit. U weet wel, die socio-culturele rollator waarachter mensen met te weinig persoonlijkheid overeind trachten te blijven. Toen ik nog een column in Trouw had, schreef ik eens dat het enige nut van een identiteit is dat je die kunt vervalsen. Verder kun je een identiteit beter kwijt dan rijk zijn, het zit alleen maar in de weg.

advertentie

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Heere Heeresma jr. is schrijver en cineast.

Identiteit: een knellende omhelzing

Helaas ontsnap ikzelf ook niet aan de knellende omhelzing van een identiteit. Om te beginnen ben ik een Nederlander. Nou, tel uit je winst. Inwoner van een spatje vliegenpoep op de wereldkaart.

Daarnaast heb ik Indisch bloed; mijn moeder kwam uit de Gordel van Smaragd. Ik kwam er al jong achter dat die twee 'identiteiten' niet goed samengaan. Ik zal een jaar of 6, 7 zijn geweest toen ik met Nana, mijn Indische grootmoeder, op bezoek ging bij Nederlandse mensen.

U ziet, ik maak een onderscheid tussen Indische en Nederlandse mensen, hoewel Indische mensen evengoed Nederlanders zijn. Dat is wat identiteit doet.

Ik ging naar de wc om een plas te doen en zag dat er geen fles stond. 'Hebben jullie geen fles?' vroeg ik aan de vrouw des huizes. Ze keek me niet-begrijpend aan en mijn grootmoeder moest haar uitleggen dat Indische mensen een fles water op de wc hebben staan om na het doen van een grote boodschap de billen te wassen.

Nee, die hadden Nederlandse mensen niet. Ik was te goed opgevoed om niet een hartgrondig 'Gadverdamme!' uit te roepen, maar de walging op mijn gezicht sprak boekdelen.

De vrouw keek me ongemakkelijk aan. Ze besefte dat ze in de ogen van dat kind plotseling een vies varken was geworden. En misschien werd ze boos, net als de voorstanders van Zwarte Piet die van racisme worden beschuldigd.

Nederlanders: barbaren met ongewassen billen

De ontdekking dat Nederlanders geen fles op de wc hebben, betekende een cesuur in mijn leven. Ik begon in termen van 'wij' en 'zij' te denken. Ik had een Nederlands paspoort, maar voelde me geen Nederlander meer. Ik wilde niet langer geassocieerd worden met die barbaren met hun ongewassen billen.

Dit is altijd zo gebleven. Ik heb weinig contact met 'gewone' Nederlanders. Ik probeer ze ervan te overtuigen dat een fles veel hygiënischer is dan toiletpapier, maar hoewel ik evident gelijk heb, houden de meesten hardnekkig vast aan hun toiletpapier. Ook dat is een kwestie van identiteit.

De broeiende bilspleet van Thierry Baudet

Ik had mij in de loop der jaren bij die Nederlandse hardnekkigheid neergelegd, maar toen verscheen Thierry Baudet op het toneel. Baudet is voor het behoud van oude tradities en tegen nieuwe invloeden van buitenaf. Dus als hij consequent is, dan is hij ook voor het behoud van die armzalige rol toiletpapier en tegen een fles op de wc.

Als ik Baudet hoor spreken over homeopathisch verdunnen, over absolute heerschappij, over onze militairen in Uruzgan, over een Nexit, over het onderzoeken van alle dingen en het behouden van het goede, dan ruik ik zijn broeiende bilspleet. Ik zie de remsporen in zijn onderbroek. Terwijl je van zo'n intellectueel met een Frans klinkende naam toch zou verwachten dat hij thuis een bidet heeft.

Daarom roep ik de heer Baudet op voor één keer het Nederlandse identiteitskartel open te breken. Geachte heer Baudet, als u op uw eerstvolgende congres uw publiek een fles water voorhoudt en zegt: 'Dit is water. Daarmee kun je niet alleen homeopatisch verdunnen, maar ook je billen wassen', dan stem ik misschien wel op u.

Heere Heeresma jr. is schrijver en cineast.

Lees verder…

ACTW66 - project in HOLD stand, wachten is op 400.000 euro die door grote partijen werden toegezegd, en de  15.000 ondertekenaars van de petitie.

10897305474?profile=original10897248258?profile=original

Om de volgende stappen te zetten voor fase II bood de Stichting Petitie om naar de 3851 van de 7000 een voortgangsbericht NO 2 te sturen die toezegden financieel te steunen.  Nadat in dit project sinds 2015 is getart  veel arbeid is  gestopt alsmede voor de facilitaire kosten,  ruim 80.000 is uitgegeven, was dit voorstel zeer welkom. Het voortgangsbericht NO 2 werd op 1 oktober verstuurd heeft  tot nu toe  geleid tot 38  inschrijvingen.  In dit traject hebben ook grote partijen toe gezegd 400.000 bij te dragen.  15.000 handtekeningen die geleid hebben slechts tot 16.775 euro. blijkt nu dus een lege dop te zijn!

De delegatie - deelnemersraad staan voor een volledig raadsel. Voor het inschrijf geld van 50 euro kan nauwelijks een advocaat voor worden  betaald, die kost vanaf 200 tot 400 euro per uur. Vele toezeggingen bleken tot het heden een lege dop te zijn. De volgende stappen kunnen niet worden gezet. De bal ligt nu bij de Indische Gemeenschap die voor vorst en vaderland de petitie hebben getekend en toegezegd te willen bijdragen, dit zijn er ruim 15.000.

Gemaakte kosten tot heden zijn over de 80.000 euro, binnengekomen van directe relaties en ICM abonnees, 16.775 euro, uiteindelijk zullen de advocaten ook betaald moeten worden die al ruim 2 jaar bezig zijn met onderzoeken en voorbereidingen, en ACTW66 begint met schuld van 68.000 euro.

ACTW66 - delegatie spreekt de hoop uit dat besef komt bij de 15.000 die de petitie hebben getekend, dat zij nu aan de beurt zijn. Na 70 jaar, eindelijk het recht gehaald kan worden.  Na 50 jaar praten door het bekende Platform IP, moge duidelijk zijn dat dit tot geen resultaten heeft geleid.

Tot slot, mocht toch het geld bij elkaar krijgen, dan worden uitsluitend de donateurs, en inschrijvingen op de lijst gezet, en namens de personen op deze lijst wordt dan geprocedeerd.

Lees verder…

Kolonialisme behoeft geen verdediging, maar reflecti

Kolonialisme behoeft geen verdediging, maar reflectie

Kritiek op de koloniale geschiedenis heeft zeker niet de overhand en er wordt bitter weinig mee gedaan.

 en 
763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Nederlandse moeder en kind op reis in Java, ca. 1905. Beeld Hollandse Hoogte / Roger Viollet Agence Photographique

Er is al zo lang en zo veel kritiek op het koloniale verleden dat we niet meer kunnen spreken van ‘koloniaal denken’, betoogt Sander van Walsum (O&D, 3 januari). Hij plaatst zich daarmee in een lange keten reacties op het pamflet ‘Tempo Doeloe, een omhelzing’ van Kester ­Freriks, die daarin zijn goede herinneringen aan de koloniale wereld wil redden van het postkoloniale zwaard.

Maar Van Walsum doet nog iets anders: hij werpt de vraag op wie nou de underdog is. Hebben de ‘zwartboekschrijvers’ en critici inderdaad al lang de overhand, zoals hij beweert? Wij betogen hier van niet. De vraag is niet of er koloniale kritiek is, maar wat er met die kritiek wordt gedaan, en dat is vooralsnog bitter weinig.

Van Walsum heeft wel gelijk als hij stelt dat het postkoloniale debat alleen maar is verhevigd in plaats van verstomd. Er is iets aan het veranderen. Het was eind jaren tachtig nog een taboe het woord ‘oorlogsmisdaden’ in verband te brengen met het Nederlandse optreden tijdens de ­Indonesische dekolonisatieoorlog; Loe de Jong moest het onder druk schrappen uit het desbetreffende deel van Het Koninkrijk dat in 1988 verscheen.

Vandaag de dag wordt de term ‘oorlogsmisdaden’ gebruikt door historici als Gert Oostindie, die toch eerder tot de mainstream behoren dan tot de door Freriks en Van Walsum zo gewantrouwde kritische voorhoede.

Het kantelpunt

Maar wanneer is dan het kantelpunt bereikt? Wanneer zijn we voorbij het koloniale denken? Dezelfde argumentatie die Van Walsum op het heden toepast, kunnen we zo toepassen op de jaren zestig. Toen wist heel Nederland na het roemruchte interview met veteraan Joop Hueting immers ook dat er iets niet pluis was in Indië. En we kunnen nog iets verder terug: ook tijdens de dekolonisatieoorlog waren er kritische geluiden, al in 1947 werd Raymond Westerling in de linkse pers ‘de Beul van Zuid-Celebes’ genoemd.

Wat dat laat zien, is dat alleen het in de openheid brengen van zulke zaken niet genoeg is. Wie de koloniale geschiedenis in al haar complexiteit en gruwelijkheid wil begrijpen, kan er niet omheen dat daarvoor op zijn minst andere perspectieven en een wil tot grondige analyse nodig zijn. Alleen erkennen dat er ‘ook zwarte bladzijden zijn’ helpt ons niet begrijpen hoe het kan dat de nostalgische jeugdherinneringen van Kester Freriks en de politieke gevangenen in het interneringskamp van Boven-Digoel onderdeel zijn van hetzelfde verhaal.

Zo simpel is het niet

Er zijn dus geschiedverhalen nodig die die complexiteit laten zien. Wat Van Walsum in zijn verdediging van Freriks voorstaat, is echter iets anders, dat door anderen al omschreven is als het balance sheet of empire: het idee dat je plussen en minnen netjes naast elkaar kunt zetten en dat het morele eindoordeel een simpele optelsom is. De historiografie wordt zo één groot plakboek, met op de ene pagina ­Rawagede en op de andere de gelukkige jeugd van Kester Freriks. Dat is simplistisch moreel boekhouden en kan onmogelijk voor geschiedwetenschap doorgaan.

Dat is het ‘koloniale denken’ waartegen geageerd wordt, en dat wij in tegenstelling tot Sander van Walsum wel op veel plekken terug zien komen. We zien het bijvoorbeeld terug in de opmerkingen van de historici Piet Emmer en Frank Ankersmit in De Telegraaf eerder dit jaar, waarin zij de veranderende omgang met koloniale symbolen hekelen, zoals het voorzien van ­context bij een beeld van Johan Maurits, of de wijziging van de naam van de Jan Pieterszoon Coenschool in Amsterdam. We zien het ook in de woede of onverschilligheid die volgen als iemand ons wijst op racisme.

We zien het in de weigering tot systematische analyse over te gaan, om zo de plusjes van gelukkige jeugdherinneringen en goedbedoelende kolonialen te kunnen blijven isoleren van de context waarin ze tot stand kwamen. Een verdediging van het kolonialisme is dus allerminst nodig. Reflectie op dit koloniale denken des te meer.

Matthijs Kuipers is als historicus gepromoveerd aan het European University Institute in Florence en docent aan de Universiteit Utrecht.

Anne van Mourik is onderzoeksassistent bij het onderzoeksprogramma ‘Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950’ van het KITLV, het NIMH en NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust en Genocidestudies.

Lees verder…

Begin 2019 komt ICM met twee boeken uit.

Begin 2019 komt ICM met twee boeken uit.

10897405301?profile=original

Het boek " ICM Jaaroverzicht 2018";

is de opvolger van ICM Book 2009-2010; Is geen 312 pagina's maar iets beknopter, geeft een kijkje in de Indische  media van de Indische Internetkrant met haar diepte - en haar hoogtepunten. Dit keer door de ogen van Rudy Groenewaldt bekend als de auteur van het boek de 7 WWW, naast dat hij andere 6 tittels op zijn naam heeft staan. Is A4-formaat, en in fullcolor, prijsindicatie 19,95.

Intekenen nu kan al via bestel ICM-online.nl

Het boek met de titel "de geschiedenis van traktaat van Wassenaar""

Het meest belangrijke vind ik het boek de geschiedenis traktaat van Wassenaar met als bron de documentatie met de titel "To Forget of a promise for the future "vervaardigd in opdracht van het  Min. BuZa. Alleen zoals het traktaat regels geldt, vergaten de ambtenaren van Min. BuZa deze  te verspreiden. Wij hebben aan dit document andere feiten en zaken toegevoegd.A4-formaat,  prijsindicatie 19,95. Intekenen nu kan al via bestel ICM-online.nl

Lees verder…

10897261301?profile=original10897262288?profile=originalACTW-66 Het Indisch geld staat op de rekening van Min. Buitenlandse zaken  voor de onteigening van de ondernemingen in het voormalige Indie.

 

Van 5 tot en met 7 september 1966 had de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns onderhandeld met een delegatie van de Indonesische regering, onder leiding van de Minister van Buitenlandse Zaken Sultan Hamengku Buwono.

De onderhandelingen gingen vooraf aan de ondertekening van een accoord, waarbij Indonesië in de loop van dertig jaren in totaal 600 miljoen gulden zou betalen aan Nederland, bedoeld als compensatie voor de nationalisatie van Nederlandse bezittingen en bedrijven. Minister Luns kenschetste toen het akkoord: “Edelmoedigheid van Nederland…”

Eind 2002 kwam de laatste betaling binnen op rekening van Buitenlandse Zaken bij De Nederlandse Bank. Ieder jaar heeft de Indonesische regering keurig op tijd aan zijn verplichtingen voldaan. Zowel in Nederland als in Indonesië was slechts een enkeling   op de hoogte van de jaarlijkse herstelbetalingen.

Maar toen een klein nieuwsbericht midden 2003 gewag maakte van deze laatste overboeking, reageerde de Indonesische publieke opinie verontwaardigd en sprak van neo-kolonialisme en uitzuigerij. In Nederland was de reactie er vooral een van een gevoel van schaamte, dat Den Haag van de voormalige kolonie nog herstelbetalingen had geëist. De Indonesische regering heeft de kwestie echter laten rusten.  

De regering van Soekarno besloot tot nationalisatie van Nederlandse bedrijven in Indonesië naar aanleiding van de weigering van Den Haag om de Indonesische soevereiniteit over Papua Nieuw Guinea (West Irian) te erkennen. Het conflict escaleerde en tussen eind 1957 en medio 1962 ging Jakarta over tot onteigening van Nederlandse bezittingen en bedrijven. Pas na de machtsovername in 1966 door Generaal Soeharto, werd de slepende kwestie tussen beide lande uitgepraat.

De uiteindelijke overeenkomst hield in dat Indonesië 600 miljoen gulden zou betalen. Daarvan werd direct een voorschot van 36 miljoen gulden overgemaakt en de rest in dertig jaarlijkse afdrachten vanaf 1973 met een jaarlijkse rente van 1 %. Tot 1969 konden Nederlanders via het Bureau Schadeclaims Indonesië van het Ministerie van Buitenlandse Zaken een claim indienen vanwege de achterlating van hun eigendommen door gedwongen vertrek uit de voormalige kolonie. Onder degenen die een claim hadden ingediend zou het geld jaarlijks volgens een overeengekomen verdeelsleutel worden verdeeld.  Van Nederlandse edelmoedigheid was volgens Luns sprake, omdat de werkelijke waarde van de Nederlandse activa die door de Indonesische nationalisatie verloren ging op zou lopen tot 4,5 miljard gulden. Waarom dan zo vergevingsgezind? “Het was een politiek akkoord”, erkende Luns indertijd in de Tweede Kamer. “De overeenkomst is niet alleen een afdoening van de commerciële kwestie, maar moet ook dienen tot een verdieping en  vernauwing van de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië”. Dertig jaar later leidde de regeling vooral tot onbegrip. 

Omdat maar weinig mensen van deze regeling wisten, rijst nu de vraag waar dat geld – met rente op rente – is gebleven….. Geld dat de Indische gemeenschap, althans zij die er in Indonesië hun business mee verloren hebben, toebehoort. Boze tongen beweren dat dit vooral is opgeslokt door slechts enkele Nederlandse multinationals. Of ligt het nog steeds ergens te wachten…..

 

Wordt vervolgd!

Lees verder…

Albert van Prehn - HET KIND VAN DE REKENING

10897224663?profile=originalAlbert van Prehn - HET KIND VAN DE REKENING. 

Indonesia tanah airku. Tanah tumpa daraku. Het volkslied klinkt na 1949.
De lange oorlog is voorbij, de soldaten keren weer terug naar huis, naar moeder en vrouwen voorzover die nog in leven zijn. 

Vele echtparen, verliefde stelletjes en verloofde stellen waren hun wederhelft verloren of hebben hun belofte teniet gedaan in de wanhoop en wanorde die oorzaak was en is tijdens de rumoerige onzekere oorlogsjaren. 

Na de oorlog werd het weer tijd voor de hereniging en het was ook tijd om de wonden te likken.
Ging het altijd op voor iedereen? Neen, de oorlog had mensen dingen laten doe die anders nooit zouden zijn gebeurd, het was overleven. 

Er is een categorie vrouwen die kleine kinderen hadden en alles deden om ervoor te zorgen dat zij hun kroost in de moeilijke oorlogstijd kon laten overleven, wat velen niet gelukt is.

Andere vrouwen werden slachtoffer van de bezetter en werden als seks slavinnen gebruikt met alle gevolgen voor de latere gevolgen voor deze vrouwen. 

Er is ook een categorie die een verbintenis aangaan met een hoge Japanse militair om zo enige zekerheid te verkrijgen om te overleven, want als Nederlandse of Indisch Nederlandse had je in de oorlog niet alleen te maken met de Japanners als bezetters maar ook met de naar vrijheid hunkerende Indonesiërs. Deze waren zeker zo levensbedreigend.

Al met al in het kader van de overlevingsdrang en vaak omwille van de overleving van kroost en familie. 

Na de oorlog werden de kinderen uit deze verbintenissen en dwangmatige veroordeling tot troostmeisjes geboren, een probleem. 
De diverse huwelijken die na de oorlog werden gesloten en de terugkomst van de echtgenoten die jarenlang elders hadden vastgezeten als krijgsgevangene, werden opgescheept met een erfenis van de Japanse bezetting, een erfenis in levenden lijve. 

Deze kinderen kregen een toekomst in de schoot geworpen waarin de gevolgen van de oorlog lijfelijk werd ondervonden. 
Een kenmerkend feit is dat vrijwel alle van Japanse afkomst zijnde Indische of Nederlandse kinderen, geboren als gevolg van de bezetting in Indonesië door Japan is, dat zij een toekoms hadden met allerlei hindernissen.

Ik zal er kort een paar omschrijven, deze informatie heb ik gekregen van diverse interviews met dergelijke kinderen die nu volwassen zijn en een heel leven achter de rug hebben

Er was een gemeenschappelijke ervaring. Je bent als kind van een japanner niet gewenst.
Moeders die later hertrouwden met een Indische man die de verschrikkingen van de Japanse bezetting hebben overleefd ervaren dat die het kind niet konden accepteren.

Op de weg naar de toekomst hebben deze kinderen een gemeenschappelijke verhaal, ze werden mishandel door de stiefvader die onbewust zijn trauma’s op het kind botvierde, genegeerd, verzwegen, en zeker niet geaccepteerd door de familie van de stiefvaders kant. 

Ze beleefden geen normale jeugd, het werd hun niet verteld en de reden van de vernederingen, mishandeling, niet acceptatie betrekt en ervaart het kind als zijnde dat het aan zichzelf lag. 

Waar de stiefbroers en zuster de normale jeugd konden beleven zaten deze kinderen met een geestelijke afstraffing van hetgeen de biologische vaders hebben vertegenwoordigd.

Het tragische kenmerk in deze is dat er niets werd verteld, uit schaamte van de moeder of om het kind te beschermen.
Gevolg een volwassen geworden kind met jeugdtrauma’s,de knagende vraag die het zich een levenlang stelt, waarom? Wat was er mis met mij?

Vragen die tot gevolg hebben dat de meeste kinderen zelf bij de opvoeding van hun eigen kinderen met een handicap zitten, ze hebben genegenheid gemist, liefde en vertrouwen die een normaal kind van het gezin mag verwachten .Ze waren mishandeld zonder reden, niet geaccepteerd door familie en de aldoor pijnlijke vraag waarmee ze worstelen waaraan het heeft gelegen.

Deze kinderen hadden geen toekomst, die is hun afgenomen, door stilzwijgen uit schaamte en door het feit dat zij zich nimmer hadden kunnen ontwikkelen in een normaal gezin waar bescherming, liefde en geborgenheid normaal zou moeten zijn. Het ontbreken ervan is eist een zeer zware tol op weg naar de volwassenheid. 

Bij enkele werd het hun verteld op latere leeftijd door familie of de moeder vlak voor het heengaan. 

De klap die daarna volgt geeft nog een extra dimensie aan de tragiek, namelijk het bewust worden van waarom en daarmee het verwijt en het verdriet wat hun is aangedaan, vooral de machteloosheid om verantwoording te eisen en in vele gevallen alsnog de behoefte om schoon schip te maken met de stiefouder, want het kind had niet geweten dat de stiefouder in vele gevallen niet de echte ouder was en had daarom niet kunnen begrijpen wat de oorzaak was en is, vooral aan wie het gelegen heeft.

Vele kinderen van de Japanse bezetter hebben zich verenigd, er is een stichting in het leven geroepen met de naam Sakura.
Deze stichting helpt kinderen zoals in dit verslag is omschreven met het terugwinnen van de verloren identiteit.

Het organiseert bijeenkomsten, het organiseert zoektochten naar de biologische ouder en het maakt reizen naar Japan in samenwerking met de Japanse ambassade 

Want men moet zich kunnen identificeren met de afkomst en in vele gevallen was binnen het gezin de anti Japanse houding ook overgedragen aan het kind.

Als je dan ervaart dat je juist nakomeling bent van het volk waar je niets anders dan de vreselijkste verhalen hebt gehoord en waar jouw familie zwaar onder heeft geleden, dan kan een ieder begrijpen wat voor gevolg het heeft voor jouw eigen identiteit die dan op tilt slaat.

De gevolgen van de tweede wereld oorlog met Japan in het voormalige pararadijs Nederlands Indie heeft bij velen die daar hebben gewoond en geleefd diepe littekens achter gelaten. 

Het heeft bij menigeen gevolgen gehad waar men met moeite over kon praten.
Velen dragen de sporen onzichtbaar met zich mee, anderen zijn met hun eigen wederopbouw bezig geweest en hebben de draad weer kunnen oppakken. 

Er is echter een categorie slachtoffers die juist op oudere leeftijd het antwoord krijgen waarom hun jeugd zo anders was dan van broer of zus, waarom men hun nimmer heeft kunnen accepteren binnen de familie, waarom juist zij object van mishandeling en frustraties waren van de stiefvaders die de wreedheden van de bezetters lijfelijk hebben moeten ondervinden en daarom een vreselijke haat hadden tegen alles wat Japans was, dus……óók het kind van de Jap waar zij mee opgescheept zaten tegen wil en dank.

De Japanse nakomelingen al dan niet met liefde verwekt, 
Zij voelen zich het kind waarmee afgerekend werd puur vanwege hun afkomst .Het kind van de (AF) rekening.

Albert van Prehn (ICM- MODERATOR) 
Lees verder…

10897315486?profile=original

 

Indische Kwestie politiek slepende beladen thema 

Eindspel Indische kwestie Door:  Henk Harcksen  Weergave van een lezing op 18 oktober 2015 in Bronbeek,  Arnhem

De Nederlandse bevolkingsgroep in Nederlands-Indië was onderdeel van een cultureel gemengde maatschappij. Hoewel deze bevolkingsgroep slechts 0,4 % van de totale bevolking vertegen-woordigde was het de dominante groep die de hoogste posities innam in het bestuur en het bedrijfsleven[1]. Deze groep viel uiteen in twee subgroepen. Ongeveer een derde van de    circa 300.000 Nederlanders geregistreerd bij de burgerlijke stand in Nederlands-Indië in 1940 waren etnische Nederlanders, genaamd totoks. Het overgrote deel der Nederlanders, circa 200.000 personen waren van gemengd bloed, en werden aangeduid als Indo-Europeanen. Over het algemeen waren zij lager geschoold dan de totoks en bezetten daardoor de midden-posities in bestuur en ambtenarij, maar ook in het bedrijfsleven en onderwijs. De mannen uit beide groepen in de leeftijd tussen 18  en 50 jaar werden in december 1941 voor het overgrote deel gemobiliseerd. Circa 42.000 van hen werden krijgsgevangene gemaakt Het betrof Nederlandse, Molukse en Menadonese KNIL soldaten waarvan 10.000 beroeps-militairen en de rest waren dienstplichtigen Ook de civiele ambtenaren en burgers werden geïnterneerd.                            De Japanners gebruikten kleur en stamboom als criteria voor wie gevangen werd gezet. Met tot gevolg dat Indische Nederlanders die meer dan 50% Indische voorouders bezaten buiten de Kampen bleven, de zogenoemde Buitenkampers.

Twee aspecten van de Indische Kwestie

In de eerste plaats, het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door de Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd.

De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië verantwoordelijk was daarvoor.

Backpay

In de tweede plaats de weigering van de naoorlogse Nederlandse autoriteiten - zowel in Indië als in Nederland - om de salarissen uit te keren die de voormalige gouvernementsambtenaren en militairen behorende tot het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de Indische Zeemacht hadden gederfd tijdens de Japanse bezettingstijd. Het ging om achterstallige salarissen van de ambtenaren en militairen als gevolg van 41 maanden Japanse internering beter bekend onder de Engelstalige term ‘backpay’.[2]

Dit was in tegenstelling tot de Nederlandse ambtenaren en militairen die geïnterneerd werden of gegijzeld werden gehouden door de Duitse bezetter. Zij kregen na afloop van de oorlog hun achterstallige salaris volledig uitbetaald.

Indische Kwestie als politiek onderwerp

Zowel de regeringen Balkenende  als de regering Rutte hebben   met steun van alle betrokken regeringsfracties categorisch geweigerd om beide NIOD-studies parlementair te laten behandelen. Het dichtstbij kwam het op 30 juni 2011, toen de motie Dijkstra van D66 om de rapporten te laten bestuderen door een Commissie van Wijze Mensen, in de Tweede Kamer verworpen met slechts twee stemmen verschil. Zelfs     de SGP, die normaliter de regeringspartijen steunt, stemde nu vóór de motie Dijkstra. Deze motie heeft het dus net niet gehaald.

Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogsslachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden, juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn.[3]

Bevriezingsordonnantie

Deze ordonnantie werd op 29 augustus 1945 uitgevaardigd door luitenant Gouverneur-generaal H.J. van Mook. Het (Indische) Gouvernement schortte voor onbepaalde tijd de interne schuldverplichtingen op voor de periode tijdens de Japanse bezetting .

Voor de oorlog maakten ambtenaren en particulieren geld over naar Nederland ter onder-steuning van hun familieleden en kinderen om de kosten voor hun studie te kunnen betalen. Na de bezetting van Nederland nam het ministerie van Koloniën die schulden over, evenals banken. Verrekening geschiedde met salaris van betrokken werk-nemers.

Tijdens de Japanse bezetting werden salarissen stopgezet en verviel de dekking van de voorschotten. De Indische werknemer bouwde delegatie-schulden op. Bij benadering hadden 33.000 ambtenaren een gezamenlijke delegatieschuld van 20,8 miljoen en particulieren 13,6 miljoen, totaal 238 miljoen gulden. De KNIL militairen, bevrijd uit de werkkampen, zaten in opvangcentra in Siam en Singapore en wisten van hun mede-krijgsgevangenen dat hun regering de salarissen meteen na de oorlog hadden uitbetaald. Ze hadden het vertrouwen dat zij ook betaald zouden worden. Het Indo Europees Verbond en het NIBEG vroegen van Mook naar zijn plannen maar er kwam geen antwoord.

10897316063?profile=originalOngelijke behandeling

De Koninklijke Marine, in casu de Admiraliteit betaalde de Backpay. Het besluit werd in augustus  1945 genomen door de minister van Oorlog in het kabinet Schermerhorn, J. Meynen die het zo vanzelfsprekend vond dat hij het niet vooraf besprak in de Ministerraad. Het gevolg was dat oud-krijgs-gevangen Nederlandse marine-mannen wel betaald zijn,    hun mede kampbewoners die dienden bij de Indische Marine (Gouvernementsmarine)  niet. De Geallieerden, de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben hun militairen wel hun salarissen tijdens hun krijgsgevangenschap uitbetaald.                                                                                                                                                                       

De Backpay-commissie

De Backpay Commissie werd door Van Mook geïnstalleerd op 14 januari 1946.Het recht op soldij was verankerd in de wetgeving van het land waar de militairen deel van uitmaakten. Dit betekende dat de KNIL militairen onomstotelijk recht op Backpay hadden. De Commissie bleek intern verdeeld over zowel de juridische aspect als de omvang van de financiële verplichting. De Indische autoriteiten wezen elke juridische verplichting af. In plaats van integrale compensatie van de niet uitgekeerde lonen en verloren gegane bezittingen, streefde Batavia er naar om de betrokkenen schulden vrij te maken en een nieuwe start te gunnen. Op 19 oktober werd de Backpay commissie ontbonden. Doel werd de slotrehabilitatie regeling en de definitieve afwikkeling van de individuele financiële oorlogsproblematiek door overdracht naar tripartiet overleg bestaande uit het Indisch departement Sociale Zaken, werkgevers en werknemers.

Er werd een akkoord bereikt in mei 1948 en de kern van de regeling werd gevormd door de delging van de rehabilitatie-schulden en vergoeding van de huisraadschade.

De Rehabilitatie Uitkering, Ronde Tafel Conferentie

De Ronde Tafel Conferentie was een tussen 23 augustus en 2 november 1949 in Den Haag gehouden Het betrof een conferentie tussen vertegen-woordigers van Nederland, de Republiek Indonesië en de Bijeenkomst voor Federaal Overleg (afgekort BFO), de vertegenwoordiging van de verschillende staten die Nederland in de Indonesische archipel had gecreëerd. Er werd onderhandeld over de binnenlandse en buiten-landse schulden. Uiteindelijk accepteerde de Indonesische delegatie, door bemiddeling van een Amerikaans lid van de VN commissie voor Indonesië, dat men in ruil voor de onafhankelijkheid een deel van deze schulden over zou nemen.

Op 24 oktober werd er overeengekomen dat Indonesië 4,3 miljard gulden aan staats-schuld zou overnemen. De conferentie eindigde met het besluit tot soevereiniteits-overdracht die op 27 december

1949 plaatsvond. Backpay maakte geen deel uit van de onder-handelingen. Op 26 juli 1950 werd het KNIL opgeheven. Alleen de Nederlandse militairen konden over naar de Koninklijke Landmacht. Het ging over een totaal van 65.000 militairen, waarvan 10.000 Nederlanders.

Geldontwaarding

De verhouding van de Rupiah tot de gulden werd 1 op 3, in maart 1951 werd de waarde van alle biljetten boven de vijf gulden gehalveerd en moesten worden ingeruild tegen nieuwe coupures voor de helft van de waarde. Spaartegoeden van Nederlanders werden gehalveerd en bleef van de rehabilitatiegelden en huis-raadschade vergoeding weinig over.

Commissie Achterstallige Betalingen

De Commissie Achterstallige Betalingen (CAB) werd gevormd op 18 december 1951. Taak: onderzoek naar gang van zaken bij de rehabilitatieverplichtingen. Doelgroep: Indische Nederlanders, iet de Molukkers die in Nederland woonachtig waren.

 

De Backpay behoorde niet tot de onderzoeksopdracht. Uiteindelijk betaalt de regering 104,75 miljoen gulden, huisraad vergoeding inbegrepen. Het duurde lang voor er een beslissing kwam door politieke onwil. Het had niet te maken met de staat van ’s Rijks financiën. Vanaf 1950 was er een overschot op de begroting In 1952 lag de industriële productie al 35% hoger dan in1939, in1952 bedroeg het betalingsbalans overschot 1,9 miljard gulden.

Eind 1954 waren er nog maar 3000 van de 50.000 aanvragen afgehandeld ten bedrage van 8.5 miljoen gulden. Er kwam protest en de afhandelingen werden opgeschroefd naar 4000 per maand[4]. Ondertussen had de rechter uitspraak gedaan in een aantal Backpay geschillen. Niet Nederland, maar Indonesië was verantwoordelijk voor betaling. Nederlands-Indie was een  aparte staatkundige entiteit volgens het territorialiteitsbeginsel, Indonesië was haar rechtsopvolger. Omdat de rechter een soevereine staat niet kan manen werd de dagvaarding van de klagende partij nietig verklaard.

Traktaat van Wassenaar

De bilaterale betrekkingen met Indonesië werden aangehaald, na de machtswisseling Soekarno- Soeharto. Schuldsaneringsonderhandelingen kwamen op gang die uitmondde in het Traktaat van Wassenaar. Lumpsum van 600 miljoen gulden wordt door Indonesië volledig betaald . Twee betalingen van 18 miljoen elk kwamen ten goede aan kleine particulieren die vanwege hun leeftijd of financiële urgentie in aanmerking kwamen voor financiële vergoeding voor verloren gegane  bezit. Nederland heeft bewust de Backpay uit de onderhandelingen gehouden.

In de Memorie van toelichting, uit artikel 1 lid 1 vloeit voort dat aanspraken van particulieren op het voormalig Gouvernement van Nederlands-Indie niet meer jegens de Republiek Indonesië kunnen worden geldend gemaakt. De vraag van Kamerlid Voogd of      de KNIL militairen voor een vergoeding uit de lumpsum in aanmerking kwamen, werd niet beantwoord door minister Luns. 

Conclusie: het Traktaat zet een definitieve streep door de Backpay terwijl de rechter de claim wel rechtmatig had verklaard.

Indonesië werd gevrijwaard om   te betalen in Internationaal rechtelijke zin.

Moluks eerherstel als hefboom voor de Backpay en de Commissie van Drie

Na de Molukse treinkapingen werd er een onderzoekscommissie Kobben-Matouw opgericht die een historisch onderzoek deed naar de komst van de Molukkers naar Nederland. De in Nederland woonachtige Molukse KNIL militairen na de Soevereiniteits-overdracht en de opheffing van het KNIL naar Nederland gehaald  via een gerechtelijk bevel. Na aankomst werden ze collectief ontslagen uit militaire dienst. De Nederlandse staat zorgde voor hun levensonderhoud maar de Molukse gemeenschap voelde zich verraden. Daarnaast hadden de gepensioneerde veteranen, 958 van 3578 overgekomen soldaten geen recht op pensioen.

10897316294?profile=originalDe Nederlandse KNIL soldaten hadden daar wel recht op via de KNIL Garantiewet. De Molukkers dienden zich te wenden tot Indonesië maar die weigerde te bepalen ondanks de RTC die Indonesië verplichtte tot betaling. Per 1 januari 1956 had Nederland het voor Molukse kostwinners de zelfzorgregeling ingevoerd. Op de woonlasten na dienden Molukse gezinnen in hun eigen levens-onderhoud te voorzien. Per 1 januari 1964 was de regering alsnog bereid tot een pensioen-vervangende uitkering. Over de periode 1956-1964 werd niet uitbetaald. Er kam een advies van de Commissie Kobben Mantouw aan het kabinet van Agt-Wiegel om naar deze zaak te kijken. Dit werd het signaal voor de Indische belangengroeperingen om de zaak van de backpay weer aan te kaarten.

Er volgde een initiatief van Klaas de Vries (PvdA), op dat moment voorzitter van de Vaste Kamer Commissie van Defensie in nauwe samenwerking met Weijers (CDA) en Keja (VVD) om tot een onderzoek te komen van de backpay-kwestie en haalbaarheid van een mogelijke oplossing.   Oud KNIL militairen hadden al weken in hun oude uniformen gedemonstreerd op het Binnenhof.

Uiteindelijk kwam er een voorstel die gevat was in een motie die door de voorzitter van de Commissie Weijers werd ingediend en geen partij-politieke strekking had:

De Kamer, gehoord de beraad-slaging,

Overwegende dat in het verleden herhaaldelijk tussen regering en Staten-Generaal van gedachten is gewisseld over het vraagstuk van de niet genoten inkomsten over de periode van (krijgs)gevangen-schap tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië,

Overwegende dat opeenvolgende kabinetten zich daarbij op het standpunt hebben gesteld dat verzoeken over betaling van deze niet genoten inkomsten niet voor inwilliging vatbaar waren en dat de Staten-Generaal zich bij dit standpunt steeds hebben aangesloten,

Constaterende dat in geen enkel rechtsgeding dat over deze zaak door betrokken organisaties en individuele personen tegen de staat der Nederlanden werd aangespannen een juridisch afweegbaar recht op betaling kon worden geldend gemaakt,

Stelt wederom vast, dat de Staat der Nederlanden juridisch niet gehouden is tot betaling van betreffende gederfde inkomsten,

Evenwel overwegende dat het rechtsgevoel van betrokkenen door deze herhaalde uitspraken van Regering, Staten-Generaal en Rechtelijke macht niet bevredigd is,

Overwegende, dat deze uitspraken geen morele bevrediging schenken omdat daarin geen rekening wordt gehouden met de historische verantwoordelijkheid mede van de Nederlandse Regering voor de gebeurtenissen in het voormalig Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna,

Voorts overwegende dat de verschrikkingen van de Japanse bezetting en het lijden in de krijgsgevangenkampen in ons land pas laten - nooit ten volle - zijn beseft en dat betrokkenen veelal ook onvoldoende begrip hebben ondervonden verband houdende met hun noodgedwongen repatriëring naar ons land,

Nodigt de regering per 1 januari 1981 uit een regeling te treffen waarin aan deze morele verant-woordelijkheid ook materieel inhoud wordt gegeven en

Verzoekt derhalve de Regering daarbij de volgende uitgangs-punten in acht te nemen:

a)    Aan alle voormalig geïnterneerden-kostwinners, voor zover  zij zich na de oorlog duurzaam in Nederland hebben gevestigd een eenmalige uitkering te verstrekken

b)    De uitkering wordt eveneens verstrekt aan weduwen van voormalig geïnterneerden, kostwinners die zich duurzaam in Nederland hebben gevestigd voor zover het huwelijk ten tijde van de internering bestond

c)     Deze uitkering bestaat een voor allen gelijk bedrag van 7.500 gulden waarover geen belasting hoeft te wordt geheven en dat niet in mindering wordt gebracht op de pensioenen, uitkeringen, subsidies en dergelijke die betrokkenen ontvangen

d)    Verzoekt de regering over de uitwerking van deze regeling in overleg te treden met organisaties van betrokkenen en gaat over tot de orde van de dag.

10897316294?profile=originalDe Tweede Kamer stemde in met de regeling op 18 juni 1981 zonder stemming. Alle in Nederland wonende weduwen van gesneuvelde KNIL militairen ontvingen eveneens de uitkering die de naam Wet Uitkering Indische Geïnterneerden droeg. Eind 1981 waren 72.100 aanmeldingen binnengekomen, 61.142 uit Nederland, 3237 uit Indonesië van warga negara’s en 772 uit de rest van de wereld,   per 1 januari 1982 32.168 beschikkingen tot uitbetaling, op de sluitingsdag van 1 juli 1983 waren 57.965 formulieren ingediend. Na de ontbinding van de Adviescommissie voor de uitkering waren 47.877 aanvragen verwerkt en 37.296 uitgekeerd[5]Buitenkampers vielen buiten de regeling.

De Liro Affaire en de gevolgen voor Indische Gemeenschap

Joodse tegoeden waren in beslag genomen tijdens de oorlog en na de oorlog niet terug gegeven aan de rechthebbenden/overlevenden. Bezittingen waren door de ambtenaren verkocht. Analoog aan een onderzoek naar verloren gegane Joodse bezittingen kwam er een commissie Onderzoek Indische Tegoeden, (commissie van Galen). Een en ander resulteerde in Het Gebaar met een toekenning van 350 miljoen gulden en 158 miljoen euro voor diverse projecten. De Indische Gemeenschap bleef het zien als genoegdoening, maar geen finale kwijting van de vorderingen die de kern van de Indische Kwestie vormen.

De Bersiap wordt mee-genomen in het Breed Historisch Onderzoek als onderdeel  van “Het Gebaar”

Bij de uitwerking van Het Gebaar” in 2001/2011 was het Breed Historisch Onderzoek een van de projecten. Het onderzoek betrof onder andere de ontvangst van de Indische Nederlands in Nederland die gekenmerkt werd door formalisme, bureaucratie  en koude ontvangst. De opzet van het onderzoek  veroorzaakte een vergaand geschil tussen het IP en het departement van WWS dat direct betrokken was bij de uitvoering van het Gebaar. Kernpunt vormde de vraag of de Bersiap deel moest uitmaken van het onderzoek of niet? Professor Hans Blom indertijd hoogleraar Geschiedenis aan de UvA en verbonden aan het NIOD en Bussemaker kwamen tegenover elkaar te staan. Herman Bussemaker heeft hier het volgende over gezegd.:

Ik ben in 2001 bij de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op de dissertatie “Paradise in Peril: Western Colonial Power and Japanese expansion in South-East Asia, 1904 – 1941”. Mijn promotor was Hans Blom, toen naast zijn hoogleraarschap ook directeur van het NIOD. Uiteindelijk werd de Bersiap (na hevige protesten uit de Indische gemeenschap) toegevoegd aan het NIOD onderzoek in het rapport van Peter Keppy, dat over de vermogensaspecten van de Japanse Bezetting en de daarop volgende Indonesische Revolutie, handelt. De regering was beducht dat deze rapporten claims zouden onderbouwen. Dit wetenschap-pelijk onderzoek was voor het IP van levensbelang omdat het naar de achterban gebruikt kon worden om aan te geven dat Het Gebaar geen finale kwijting was maar   dat een onafhankelijk onderzoek ongetwijfeld zou aantonen dat de regering in het krijt stond bij de Indische gemeenschap en dat er nog een finale compensatie zou komen het geen men te goed meende te hebben van de Nederlandse regering.

Kabinet Balkenende IV en Rutte I

Kabinet Balkenende IV was op 10 februari 2010 gevallen. Op 28 oktober 2009 werd door het IP    in samenwerking met ICM van Ferry Schwab een manifestatie georganiseerd op het Plein in Den Haag nadat daaraan voorafgaande een gesprek met Jet Bussemaker, staatssecretaris van VWS in het kabinet Balkenende IV had plaatsgevonden. Halbe Zijlstra hield een speech waarbij hij de mening uitsprak dat de Indische Kwestie moest worden opgelost. Eerder dat jaar had de schrijfster Elise Lengkeek haar boek,’Ik beken’ over het Indisch verzet aan de premier aangeboden. Halbe Zijlstra zei later in een gesprek met het IP dat hij Kamervragen zou stellen aan Ab Klink minister van Volksgezondheid, hij kreeg echter nietszeggende antwoorden.

Kabinet Rutte 1 was een minderheidskabinet bestaande uit de politieke partijen VVD en CDA, en kreeg van oktober 2010 tot april 2012 gedoogsteun vanuit de Tweede Kamer van de PVV. Op 21 april 2012 maakte premier Mark Rutte bekend dat het, na zeven weken onderhandelen in het Catshuis over de begroting voor 2013, niet was gelukt tot overeenstemming te komen met Geert Wilders. Na het stuklopen van de onderhandelingen gaf de PVV aan per die dag geen gedoogpartner meer te zijn van het kabinet. Diederik Samsom fractievoorzitter van de Tweede Kamerfractie van de PvdA zei op 24 augustus 2012 dat de Indische Kwestie in deze kabinetsperiode moet worden opgelost in het radio programma De Halve Maan.

Het kabinet Rutte 2 werd beëdigd op 5 november 2012. Op 29 juni is dan al een stemming geweest van een motie van Pia Dijkstra waar een Commissie van Wijze Mannen wordt voorgesteld om uit de impasse te komen in de onderhandelingen tussen staats-secretaris Veldhuijzen-van Zanten Hylner en het Indisch Platform. Die impasse ontstond met name omdat het idee postvatte dat de secretaris door haar ambtenaren onjuist werd geïnformeerd.      

Het bleek dat de NIOD rapporten niet door de beleidsambtenaren van VWS ambtenaren waren gelezen. Ton te Meij delegatielid van het IP sprak de ambtenaren hier op aan, de staatssecretaris werd dus door haar ambtenaren bewust verkeerd voorgelicht. Zo ontstond het beeld van de Vierde macht die haar staatssecretarissen in opvolgende kabinetten op het verkeerde been zette. De motie van Dijkstra wordt met 2 stemmen verschil verworpen, PVV zegde aanvankelijk haar steun toe maar stemde uiteindelijk mee  met de coalitie. Hun argument: wij waren door het regeerakkoord gehouden tot gedoogsteun aan het Kabinet Rutte .  

In januari 2013 wordt Silfraire Delhaye voorzitter van het IP als opvolger Herman Bussemaker. Op 19 maart 2013 werd een Stille Tocht georganiseerd waarbij Peggy Stein een van de organisatoren was en later toetrad tot de delegatie die direct onderhandelingen voerde met de staatssecretaris. De delegatie bestaat mede uit Jan van Wagtendonk, voorzitter Stichting Japanse Ereschulden, Jan de Jong, voorzitter van de Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappen-kamp (SVJ) en Ton te Meij onafhankelijk adviseur. De tocht eindigt op het plein waar een petitie werd aangeboden aan de Tweede Kamer. In de voor-bereidingsfase is Hans Vogelsang, nauw betrokken bij de online campagne voor deze petitie waardoor deze petitie breed  onder ogen van de Indische Gemeenschap komt en nog breder gedragen werd.

10897316478?profile=originalImpactanalyse

Op 31 mei 2013 wordt op verzoek van het IP door de Sociale verzekeringsbank het voorstel van het IP doorgerekend. Op 20 december 2013 volgt een veegbrief van de staatssecretaris. Kern is dat hij in gesprek blijft met het IP. In 2014 komt er geen voorstel. Na 15 augustus 2014, gaat het IP individuele gesprekken aan met Tweede Kamerleden. Het beeld ontstaat van een staats-secretaris die in gesprek blijft maar geen voorstellen doet en afspraken niet nakomt om tot een beleidsbrief naar de Kamer te komen[6].

Vaste Kamer Commissie VWS  eist overleg met de staatssecretaris en AO van 14 oktober jl. 

10897317079?profile=originalOp 2  juni 2015 een dag voor het Algemeen Overleg met de vaste kamer Commissie van VWS stuurt van Rijn een brief naar de Kamer. De kern: Het Gebaar is finale Kwijting maar Van Rijn wil in gesprek blijven met het IP. Backpay en Vermogensschade worden expliciet genoemd in de brief. Michiel van Veen (VVD) vindt een meerderheid in de Vaste Kamer Commissie VWS voor zijn voorstel om tot uitstel van het AO overleg te komen. Een volgend overleg wordt op 14 oktober gepland. In oktober 2015, volgt een lange brief van Van Rijn en een AO overleg dat op 14 oktober plaatsvindt.

Uitkomst AO overleg 14 oktober 2015

Uitkomst: Van Rijn zal vóór        de begrotingsbehandeling VWS (die begint op 2 november a.s.)  de Commissie informeren of     een gesprek met het Indisch Platform zinvol is om – zonder verwachtingen te wekken – misschien te komen tot een aparte oplossing voor de ‘backpay’-generatie. In die brief zal hij tevens proberen de eventuele kosten hiervan te ramen. Of een overleg hierover zinvol is, hangt van de opstelling van het IP af.

Tot dusver heeft het IP namelijk een brede aanpak voorgestaan, zonder het maken van een onderscheid tussen diverse groepen binnen de Indische gemeenschap. De Commissie zal vervolgens een tweede termijn plannen voor een Algemeen Overleg. Van Rijn zegde toe dat hij op zijn begroting geld zou willen vrijmaken voor (nader in te vullen) projecten om de Indische geschiedenis (beter) te doen kennen.

Aan het begin stond Van Rijn evenals vele andere sprekers stil bij het trieste bericht van het overlijden van Dr. Bussemaker, de ‘man met het grote hart voor de Indische zaak’. Van Rijn zei dat hij zich grondig verdiept had in de ‘Indische kwestie’. Hij zag het als zijn opgave in zijn functie om die niet als afgedaan te beschouwen. Hiervoor zijn geen juridische redenen, maar hij doet dit vanwege morele overwegingen.

Bij kennisneming van de geschiedenis zoals o.a. weer-gegeven in de rapporten van het NIOD bekropen hem (en hem niet alleen) gevoelens van gêne en schaamte over de manier waarop de belangen van de Indische Nederlanders zijn behandeld.

Desgevraagd zei hij dat de berekening (door de SVB) op basis van de benadering van het IP uitkwam op ruim een miljard euro (over 15 jaar). De kwestie ligt ook in die zin gecompliceerd dat erkenning (of excuses) zonder compensatie voor velen niet telt.

Terwijl een vorm van compensatie (waarvan voorbeelden in het verleden te vinden zijn) voor velen de gevoelens van verdriet en onrechtvaardige behandeling niet kan wegnemen. De conclusie van Van Rijn die hij bij herhaling en op diverse manieren toelichtte, was dat er geen oplossing voorhanden was, die zowel budgettair aanvaardbaar zou zijn als ook draagbaar voor de Indische gemeenschap als geheel, voor wat betreft de erkenning en compensatie[7].

Op 2 november blijkt dat er een akkoord is tussen staatssecretaris van Rijn en het Indisch Platform maar alleen over de Backpay. Een bedrag van 25.000 euro zal belastingvrij worden uitbetaald en het uitvoerings-reglement wordt nader ingevuld in nauwe samenwerking tussen beide partijen. De Rijksoverheid zet het bericht op internet met de volgende inhoud:

Van Rijn en Indisch Platform doorbreken 70-jarige impasse 'Backpay'

Nieuwsbericht | 03-11-2015 | 17:00

Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en het Indisch Platform zijn akkoord om de “Backpay” gezamenlijk tot een oplossing te brengen. Er wordt een financiële regeling getroffen voor de betrokkenen die nu nog in leven zijn. Het gaat bij de “Backpay” over de niet uitbetaalde salarissen aan de ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement gedurende de Japanse bezetting.

Van Rijn: "Met deze regeling trachten we tegemoet te komen aan de onvrede in de Indische Gemeenschap door het ontbreken van een oplossing voor de Backpay. De geschiedenis van de afgelopen 70 jaar kunnen we niet ongedaan maken, maar ik hoop dat deze stap de weg vrijmaakt voor een nieuw hoofdstuk van onze gezamenlijke toekomst".

Voorzitter Silfraire Delhaye van Het Indisch Platform: “Deze stap die we samen zetten, stelt ons    in de gelegenheid om zo snel mogelijk de mensen te helpen die al meer dan 70 jaar wachten op hun salaris. Onze directe focus op korte termijn is nu hierop gericht. Staatssecretaris Martin van Rijn doorbreekt hierin een 70 jaar durende impasse. Hiermee wordt een van de doelstellingen van het IP op korte termijn ingewilligd. We zijn hier content mee."

Betrokkenen zo min mogelijk belasten

Van Rijn en het Indisch Platform zullen verder overleg voeren over de precieze uitwerking van de regeling. Over een aantal kernpunten is al overeenstemming bereikt. Per rechthebbende zal een bedrag van 25.000 euro netto worden uitgekeerd. In de uitvoering zal maximaal worden aangesloten op reeds beschikbare informatie over de recht-hebbenden, omwille van de snelheid en zodat betrokkenen – veelal ouder dan 90 jaar – zo min mogelijk worden belast.

Conclusie: de regeling in 1981 was een gevolg van consensus-politiek tussen Kamer en Kabinet. De Backpay-regeling is voortgekomen uit een overleg en petite comité tussen het Indisch Platform en  een vertegenwoordiger van het Kabinet en opnieuw in de ogen van het kabinet het inlossen van een morele verplichting bij het ontbreken van een juridisch-rechtelijke basis. En wederom is een deel van de Indische Kwestie geregeld en wordt het overleg tussen Van Rijn en het Indisch Platform voortgezet.

Staatssecretaris van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport, de heer Martin van Rijn, lichtte zijn beslissing toe aan de Tweede Kamer in een brief, waarvan de inhoud reeds in het openings-artikel weergegeven is.

10897317295?profile=originalDe mythe van Sysiphus

Sisyphos (Oudgrieks: Σίσυφος) of Sisyphus (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij beging de vergissing de goden uit te dagen. Hij wist hun telkens te ontsnappen maar verergerde hiermee zijn uiteindelijke straf.

 

Mary Huang, design technologist USA, Sysiphus

Die luidde dat hij tot het einde der tijden in de Tartaros (Griekse onderwereld) een rotsblok tegen een berg moest duwen. De Franse schrijver Albert Camus schreef de Mythe van Sysiphus. Bij hem is deze figuur een absurde held omdat hij beseft dat hij op zichzelf is aangewezen, dat hij niet langer door de goden geleid wordt. Zijn geluk schuilt niet in de ontkenning van zijn lot, maar van het besef dat hij revolteert tegen het lot dat de goden hem hebben toebedacht en het is precies deze revolte die hem vrij maakt. Het heldere inzicht dat zijn eigenlijke kwelling zou hebben moeten veroorzaken,

bewerkstelligt zijn overwinning schrijft Camus. Het is aldus niet zozeer het absurde waar Camus op uit is, maar de weerstand     die het oproept, de revolte, die vrij maakt (bron: dr. Ruud Welten, het Labyrinth van de Mythe van Sysiphus, 2013).

 

Het verhaal van Sysiphus kan als metafoor worden gehanteerd voor het onderhandelingsproces dat zich meer dan zeventig jaar ontwikkelde en getuige de laatste alinea van de brief van Van Rijn nog geen einde is gekomen:

 

“Tot slot nog het volgende. De algemene doelstelling van het Indisch Platform is ons bekend. Het is vanzelf-sprekend aan het Indisch Platform, mede ingericht op verzoek van de Nederlandse Regering als haar gesprekspartner voor de gehele Indische Gemeenschap, om naast de ‘backpay’ zorg te dragen voor     de verdere doelstellingen die uit haar belangen en achterban voortkomen.”

 

Bronnen: 

Peter Keppy: Sporen van Vernieling,

Hans Meijer: Indische Rekening, Indië, Nederland en de Backpay kwestie 1945-2005,

Herman Bussemaker: Indisch Verdriet,

Website Vaste Kamer Commissie VWS,

Javapost, weblog van Bert Immerzeel.

 



[1] ‘Statistical Abstract of the Netherlands East Indies’ Dept. of Economic Affairs, Kolff, Batavia 1940, Chapter II, table 5,

[2] Indische rekening, Indië, Nederland en de backpay-kwestie 1945-2000

[3] Javapost blog, de Indische Kwestie, Herman Bussemaker

[4] Hans Meijer, Indische rekening, blz. 105

[5] Hans Meijer, Indische rekening blz.317

[6] Indisch verdriet, Herman Bussemaker, blz. 355

[7] Han Gieske, Facebook

Lees verder…

NOS / NPO Radio Omroep roept Blanda (Belanda) als scheldwoord van het Jaar 2019.

10897407693?profile=originalBersiop  op de foto tekst:   USID ADJING BELANDA

Op weg naar Dronten om mijn kleinzoon te brengen zat de autoradio op NOS  /NPO –zender rond 14:30 uur op 2 januari jl. Er kwamen gesprekken voorbij totdat de presentatoren de discussie starten over het scheldwoord van het jaar 2019 voor de blanke man.

Ik bespaar U maar de moeite, diverse kwamen er voorbij, totdat de presentator het woord BELANDA uitschreeuwde, dat moet het worden. Is een Indisch woord dat uit Indonesie komt. Dit moest het worden. Een hoogleraar brak door de uitzending, en overtuigde dat BELANDA het moest worden, want dat hij in zijn boek beschreven als een scheldwoord, ga geen reclame maken over zijn boek. Bronnen melden dat een band werd gestart van betreffende hoogleraar.

Bizar dat een NOS / NPO – Radio omroep die het voorbeeld dient te geven als onderdeel van het publiek bestel, hier heers en verdeel zaait onder de burgers. Alleen al om een scheldwoord te bedenken en te lanceren, geeft aan wat er bij de NOS / NPO Omroepen speelt en dan ook nog met de centen van  diezelfde burgers. Naast dat dit een  vorm van respectloos toont naar je medemens, nog niet gesproken over smaad en laster, en opruiing waar dwangsommen op staan!

Voor de hoogleraar geldt: Laat maar om te  beginnen om zijn hoogleraarschap in te leveren; Blanda betekent niet meer dan  Nederlander. Een stukje Basah vor de hoogleraar, door toevoeging van bijvoegelijknaamwoord; BUSUK, ANDIJNG, of LONDOH etc. kan een scheldwoord ontstaan nadrukkelijk door die toevoeging.

Ik denk dat de hoogleraar in de war is met opschriften op de gebouwen in Jakarta ten tijde van de bersiap: USIR BELANDA ANDJING = Weg met die Hollandse honden.

Ik denk dat De Nederlandse Indische Gemeenschap betreurt dat BELANDA als scheldwoord is uitgeroepen hierdoor de relaties legt naar NIG, kennelijk ook de bedoeling van de presentator van betreffende NOS / NPO Radio Omroep. Naarstig heb ik gezocht in Omroep bladen naar de contactgegevens, wellicht dat U dit fragment op Radio ook heeft gehoord. 

Tijdens publicatie van dit artikel via Facebook hebben vele Indischen hun verontwaardiging geuit. Respectloos om scheldwoorden te bedenken, te lanceren en te stimuleren om voor 2019 dit scheldwoord te gebruiken. Is vorm van opruiing, benieuwd of de Kamerleden nog wat gaan ondernemen tegen het NOS / NPO !

Lees verder…

Indonesië heeft een islam-probleem, maar hoe groot is dat?


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Rudi Setiawan, hoofd van de politie van Surabaya, laat een familiefoto zien van verdachte zelfmoordenaars.

Indonesië heeft een islamprobleem. Hoe groot het precies is, waar het vandaan komt en waar het heen gaat, weet niemand. Het is een kwestie van gevoel. De somberen voelen de dreiging van een ‘Pakistanisering’ van het land en noemen hun land dan ‘Indostan’. Ook Pakistan begon als een seculiere staat, een islamitisch land met een democratische regering, en kijk nu eens. Ze stenigen daar mensen. De blije mensen zeggen: ach, het gaat wel over. Indonesië wordt nooit een islamitisch land. Dat gaan Bali en Manado en Papoea en Medan en de andere plekken waar de hindoes en de christenen wonen nooit goedvinden.

advertentie

Maar sinds de dictator Soeharto weg is, is het wel bergafwaarts gegaan. De hoofddoek heeft het land veroverd (de lange, die als een tent tot over de wijde rokken hangt), de moslimterroristen zijn ‘kafir’ (ongelovige kaffers) gaan opblazen, homo’s zijn van de televisie verbannen en terug in de kast gejaagd, en een ongelovige die nog durft te roepen dat de moskee lawaai maakt vliegt voor vijf jaar de gevangenis in. Om maar wat te noemen. O ja, en de Kerst. In de shoppingmalls mogen verkoopsters niet eens meer ‘christelijke symbolen’ als Santa-mutsen en rendiergeweitjes op hun hoofd zetten. Want anders...

Barometer

Kerst is een barometer. Je gaat naar de kerk en ziet in één oogopslag hoe bang het land is. 90 duizend politiemannen en soldaten zijn opgetrommeld om de kerken met de Kerst te bewaken. Wat betekent dat? De katholieke kerk in de wijk ‘Blok B’ zit vol. Dat verandert nooit in het überreligieuze Indonesië, en het betekent dus niets. Waar het om gaat is wat er buiten gebeurt. Daar, bij het ijzeren hek, kun je de stand van de zenuwen meten. Dit jaar zitten de zenuwen onderuitgezakt bij het ijzeren hek om de kerk te ngobrol, het favoriete tijdverdrijf van de Indonesiërs: kletsen over alles en niks.

Een paar jaar geleden moesten hier de damestasjes nog open en stonden er zelfs detectiepoortjes waar iedereen doorheen moest om het de jihadisten met hun explosieve rugzakken zo moeilijk mogelijk te maken. Nu zouden die nu gewoon door de voordeur naar binnen kunnen wandelen, maar niemand lijkt te geloven dat ze dat zullen proberen.

De zelfmoordenaars lijken te zijn verdampt. Terwijl ze er in mei nog waren. Toen bliezen drie moslimfamilies in Soerabaya zichzelf op om het christendom een lesje te leren. Opeens was er weer even de vrees dat de geschiedenis zich zou herhalen. De kerstaanslagen van 1999, de dodelijke campagnes op Bali, de hotels in Jakarta. Heel even was er weer die opperste staat van paraatheid. Maar nadat meteen driehonderd verdachten waren opgepakt, en de grote ‘Asian Games’ zonder incidenten verliepen, zit de paraatheid weer onderuitgezakt naar het voorbijstommelende kerkvolk te kijken.

Witgejurkte mannen

Het islamprobleem is niet dat van terreur. Maar de islam rammelt wel des te harder aan de poorten van de politiek. Witgejurkte mannen en zwarte vrouwen van de ‘212'-beweging (2 december) hebben twee jaar geleden de christen Ahok uit het zadel en in de gevangenis gewipt. Dat heeft van de islam een machtig verkiezingswapen gemaakt. Geen politicus durft er sindsdien meer zijn vingers aan te branden en allemaal geven ze de dreigende ‘212-alumni’ (alsof ze ervoor gestudeerd hebben om de straat op te gaan) wat ze vragen. Ze praten zelfs serieus over wetten die seks buiten het huwelijk en het nuttigen van alcohol helemaal moeten verbieden.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Joko Widodo (links) en zijn runningmate Ma'ruf Amin. Beeld EPA

De islam hangt daarom ook als een donkere wolk boven de presidentsverkiezingen van april. Om het spook te temmen, heeft president Joko ‘Jokowi’ Widodo zelfs een bejaarde imam als running mate gekozen: Ma’ruf Amin, een schriftgeleerde die blij is met een verbod op homo’s en andersdenkenden, en die de ‘212'-beweging tegen Jokowi’s boezemvriend Ahok hartstochtelijk heeft aangejaagd. Widodo had misschien weinig keus, want onderhuids zeurende internetcampagnes zetten al jaren vraagtekens bij zijn gezindte. Hij zou geen echte moslim zijn en zelfs geen echte Javaan maar een verkapte Chinees. Ma’ruf moest dus het evenwicht herstellen. Voor het geval de islam een thema blijft.

De orthodoxe running mate verfoeit natuurlijk dennenbomen, cadeautjes en een slee. Of toch niet? Ma’ruf verschijnt op televisie en wenst de christenen zomaar een fijne Kerst. Het internet slaat meteen hard toe: met een app wordt Ma’ruf aangekleed als ‘Santa’, en dat filmpje gaat natuurlijk meteen viraal. Zie je wel? Zelfs Ma’ruf is geen echte moslim, maar een verkapte christen-lover.

Maar de maker van de Santa-grap wordt meteen gearresteerd en aangeklaagd wegens aantasting van Ma’rufs goede naam, dus hoe past dit nu weer in het moslimprobleem? Wordt het nou erger of niet?

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Prabowo Subianto Beeld EPA

Prabowo-kamp

Jokowi’s tegenstander Prabowo dan: die zal het zeker erger maken, als dat stemmen oplevert. De ex-generaal was prominent aanwezig bij de jongste moslimdemonstraties. Hij wakkert dat radicale vuurtje aan waar hij kan, in de hoop dat het zich tegen Jokowi gaat keren. Dus wat doet deze Prabowo met Kerst? Die staat te dansen op een kerstfeestje van het christelijke deel van zijn familie.

Een nichtje filmt hem daar en dat staat natuurlijk ook meteen op het internet. Ook al geen echte moslim? Het Prabowo-kamp klaagt meteen dat politieke tegenstanders het filmpje misbruiken. ‘Hij heeft niet deelgenomen aan religieuze rituelen’, haast zijn woordvoerder zich te zeggen, en dan zegt hij iets dat veelzeggend kan zijn: ‘laten we het liever hebben over zaken die er echt toe doen. Economie bijvoorbeeld.’

Economie. Dat zou nog eens een verademing zijn. Als cijfers, en niet de godsdienst, de doorslag zouden geven. Misschien gaat het die kant weer op, maar misschien ook niet. Kerst geeft ook dit jaar helaas geen duidelijk antwoord.

Lees verder…

Kritiek op kolonialisme er al lang

OPINIE KOLONIALISME

Kritiek op kolonialisme er al lang


763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8
Een groep Europese en Indonesische meisjes, in toneelkleren, in de tuin van de Ursulinenschool in Bandoeng, Java (1880-1910). Beeld Hollandse Hoogte / Spaarnestad P

In zijn laatste gastcolumn betrekt Reza Kartosen-Wong de stelling dat de geschiedschrijving over het kolonialisme door traditionele inzichten wordt beheerst. Daarbij verwijst hij naar welgeteld één boek van amper honderd pagina’s, door hem op goede gronden een pamflet genoemd: Tempo doeloe, een omhelzing door Kester Freriks. Dat doet al het ergste vrezen. Wie suggereert dat de historiografie over het Nederlands kolonialisme nog steeds doordesemd is van ‘koloniaal denken’ zou toch meer argumenten in huis moeten hebben dan de – op zich terechte – vaststelling dat Freriks in zijn boekje de positieve kant van het koloniaal bestuur in Indonesië heeft willen belichten. Zeker als je de lezer wilt doen geloven dat Tempo doeloe exemplarisch is voor een vergoelijkende, zo niet verheerlijkende kijk op ons koloniaal verleden. Wat zijn dan die andere boeken waaruit dat zou blijken? Ik ken ze niet.

advertentie

Wel ken ik andere, recent verschenen, boeken die volstrekt niet in overeenstemming zijn met de stelling van Reza Kartosen-Wong. Zo is daar Vechten voor Vijand en Vaderland van Gerrit Valk, over de (per saldo ­beperkte) inzet van voormalige SS’ers op het naoorlogse strijdtoneel in ­Indonesië. Of het Indië-dagboek dat dienstplichtig militair Theo van Roij destijds bijhield op Sumatra. Historicus Gert Oostindie bundelde de correspondentie en dagboekfragmenten van honderden Nederlandse ­militairen die betrokken waren bij de zogenoemde ‘politionele acties’. ­Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis, luidt de veelzeggende subtitel van zijn boek.

Ewald Vanvugt reduceerde in Roofstaat de Nederlandse geschiedenis tot een lange reeks plundertochten, brandschattingen, moordpartijen en strafexpedities. En dan is er natuurlijk nog het boek – bijna tienmaal omvangrijker dan dat van Kester Freriks – De brandende kampongs van generaal Spoor, door Rémy Limpach. Die maakt aannemelijk dat de oorlogsmisdrijven waaraan Nederlandse ­militairen in Indonesië zich hebben bezondigd geen incidenten waren, of private initiatieven van schietgraag voetvolk, maar een wezenlijk onderdeel van de strategie van de legerleiding. Het boek van Limpach vormde weer de aanzet tot een door het NIOD uit te voeren onderzoek naar het ­Nederlands oorlogsverleden in Indonesië.

Nu wordt vaak betoogd dat aan de verschijning van deze boeken vele ­decennia voorafgingen waarin het koloniaal verleden werd verzwegen of verguld. Ook dat is niet het geval. Over de dekolonisatieoorlog is aanvankelijk weliswaar niet veel geschreven, maar de weinige publicaties over deze episode waren overwegend kritisch van aard. Het Van Heutsz ­Monument in Amsterdam-Zuid, het huidige Monument Indië-Nederland, vormde al vanaf midden jaren zestig het doelwit van protesten, kladacties en – zelfs – twee bomaanslagen. En de boeken over de Nederlandse koloniale geschiedenis waren allesbehalve verheerlijkend.

Taboewoorden

Ikzelf volgde eind jaren zeventig het vak overzeese geschiedenis aan de Universiteit Utrecht – voorwaar niet de meest progressieve of maatschappijkritische universiteit. Nochtans was hier niet alleen het woord ‘koloniaal’ uit de naam van het vak geschrapt, maar werd het taboe op woorden die uit de koloniale tijd stamden – zoals inlander, inheems, bosneger of exotisch – streng bewaakt. In de vakliteratuur figureerde Jan Pieterszoon Coen niet als weldoener maar als massamoordenaar. Het cultuurstelsel, dat de teelt van bepaalde gewassen afdwong, werd als de overtreffende trap van uitbuiting beschreven. Als het ging om ‘ethische politiek’ of ‘politionele acties’ bleef nooit onvermeld dat dit verhullende begrippen waren.

Op de suggestie dat het koloniaal denken nog alom tegenwoordig zou zijn, lijkt me dus wel wat af te dingen. En mainstream is het al helemaal niet. Integendeel. Het boekje van Kester Freriks zou kunnen worden opgevat als een reactie op een historiografie die al lange tijd wordt gedomineerd door zwarte episoden waarvan even lang wordt beweerd dat we die niet onder ogen willen zien. Freriks zet daar, niet als correctie maar als aanvulling, de notie tegenover dat ­Indonesië ook het vaderland is ­geweest van vele duizenden Nederlanders die in de geest van hun tijd meenden het goede te doen. Mensen die een heerlijke jeugd in een prachtig land hebben doorgebracht. Mensen die er jong en verliefd zijn geweest. Zij waren de bewoners van het vreemde land dat de geschiedenis nu eenmaal is. Ook zij waren onderdeel van het koloniaal verleden. Niet het belangrijkste onderdeel, maar toch zeker een voetnoot. Met die bescheiden plek is een boekje van honderd pagina’s zeker in overeenstemming. Tenzij je van mening bent dat overzeese geschiedenis uitsluitend een oefening in hedendaags moralisme zou moeten zijn.

Sander van Walsum is historicus en verslaggever van de Volkskrant.

Lees verder…

Nog 4 dagen genieten van Pasar Malam Bush

Programma Pasar Malam Bush 22 december t/m 6 januari (m.u.v. 24, 25, 31 dec & 1 jan)

10897404680?profile=original

video door: de videoranger van Burgers Zoo

 

Locatie
Het overdekte tropische regenwoud “The Bush” van Burgers’ Zoo


Adres

Antoon van Hooffplein 1, 6816 SH Arnhem


Datum

22 december t/m 6 januari
(m.u.v. 24, 25, 31 dec & 1 jan)


Openingstijden
zaterdag 22 dec:      12:00 – 20:00
zondag 23 dec:        12:00 – 20:00
maandag 24 dec:     gesloten (kerstavond)
dinsdag 25 dec:       gesloten (eerste kerstdag)
woensdag 26 dec:   12:00 – 17:00 (tweede kerstdag)
donderdag 27 dec:  12:00 – 20:00
vrijdag 28 dec:         12:00 – 20:00
zaterdag 29 dec:      12:00 – 20:00
zondag 30 dec:        12:00 – 20:00
maandag 31 dec:     gesloten (oudjaarsdag)
dinsdag 1 januari:     gesloten (nieuwjaarsdag)
woensdag 2 jan:       12:00 – 20:00
donderdag 3 jan:      12:00 – 20:00
vrijdag 4 jan:             12:00 – 20:00
zaterdag 5 jan:          12:00 – 20:00
zondag 6 jan:            12:00 – 20:00


Toegangsprijs

De Pasar Malam is gratis toegankelijk met uw entreekaart voor het dierenpark.

Van 15:00 tot 20:00 betaald u slechts €10,00 entree voor Burgers’ Zoo inclusief de Pasar Malam met verschillende bekende Pasar Malam bands, zangers en zangeressen, dansgroepen, pentjak silat, kookdemo’s en een kinderprogramma!

(tot 15:00 uur: €22,00 voor volwassenen en €19,00 voor kinderen van 4 t/m 9 jaar)

Burgers’ Zoo abonnementhouders hebben gratis toegang.


Toegangskaarten

Kaarten zijn te koop via de site van Burgers Zoo:
Koop hier uw kaarten voor de Winter Pasar Malam in de Bush


Programma

Elke dag is er van 12:00 tot 15:00 uur een programma voor de kinderen met leuke workshops en knutselen.

Zo kunnen de kinderen verkleden als Bali prins of prinses en vervolgens in de traditionele kleding op het podium dansen. Ook zijn er theater voorstellingen voor kinderen, kunnen de kinderen (op z’n Indisch) zingen, dansen en muziek maken. En kunnen ze in het restaurant lekker knutselen (bijvoorbeeld wajang poppen maken), kleuren en op speelse wijze Indische woordjes leren.

Zaterdag 22 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Angklung workshop met Joop Neijndorff
Knutselen

15:00-20:00
Challenge XL
Grace Reece
Dansgroep Wahana Budaya
Kookdemo (onder voorbehoud)

Zondag 23 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Angklung workshop met Joop Neijndorff
Knutselen

15:00-20:00
Challenge XL
Hans Milane
Dansgroep Aniadi Art
Kookdemo (onder voorbehoud)

Maandag 24 & dinsdag 25 december

GEEN PROGRAMMA

Woensdag 26 december (2e Kerstdag)

12:00-17:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen
Challenge XL
Ester Latama
Dansgroep Bali Ayu

Donderdag 27 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen

15:00-20:00
The StreetRollers
Diana Monoarfa
Dansgroep Sekar Ayu

Vrijdag 28 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en muziek maken met Tante Dé (Deborah Jacobs)
Knutselen

15:00-20:00
The StreetRollers
Harold Verwoert
Dansgroep Sekar Ayu

Zaterdag 29 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Pentjak Silat / Gendang Workshop
Knutselen

15:00-20:00
Hot News
Ray Smith
Pentjak Silat Manyang

Zondag 30 december

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Pentjak Silat / Gendang Workshop
Knutselen

15:00-20:00
Hot News
Danny Everett
Pentjak Silat Manyang
Kookdemo (onder voorbehoud)

Maandag 31 december & dinsdag 1 januari

GEEN PROGRAMMA

Woensdag 2 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en dansen met Benny en Jeannette
Knutselen

15:00-20:00
Free Line
Ben Heart
Dansgroep Peduli Seni Indonesia
Kookdemo (onder voorbehoud)

Donderdag 3 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Zingen en dansen met Benny en Jeannette
Knutselen

15:00-20:00
Free Line
Harold Verwoert
Dansgroep Srikandi
Kookdemo (onder voorbehoud)

Vrijdag 4 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Affinity
Diana Monoarfa
Batik Dance Theatre
Kookdemo (onder voorbehoud)

Zaterdag 5 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Simply Friends
Shanelle de Lannoy
Warna Semesta Dance Collaboration

Zondag 6 januari

12:00-15:00
Verkleden als Bali prins(es)
Djago & Mina (The Brothers Timisela)
Knutselen

15:00-20:00
Simply Friends
Ester Latama
Dansgroep Orchidee
Kookdemo

programma pasar malam in de bush 2018-2019 met tijden

Ontdek Indonesië in de Kerstvakantie i.c.m. Burgers’ Zoo in Arnhem

In Burgers’ Bush betreedt u de kleurrijke wereld van het tropisch regenwoud. De vochtige hitte, dichte plantengroei, geuren en geluiden laten u even met de ogen knipperen. Al snel merkt u dat er overal om u heen dieren in alle vrijheid leven!

In deze werkelijk prachtige omgeving organiseert Istimewa Events een Pasar Malam van maar liefst 12 dagen!
Met uw entreekaart van de dierentuin heeft u gratis toegang tot de Pasar Malam!

Op 24 en 25 december is er geen podium programma maar zullen er wel enkele kraampjes open zijn.
Op 2e Kerstdag is de Pasar Malam van 12:00 tot 17:00 uur geopend met een passend programma en kinderen kunnen de hele dag knutselen en oud-Indonesische spelletjes doen!
De andere dagen is er dagelijks van 12:00 – 15:00 uur een programma speciaal voor kinderen! Denk hierbij bijvoorbeeld aan liedjes zingen, muziek maken en dansen op het podium. Of knutselen, poppenkast en spelletjes spelen, maar kinderen kunnen zich ook verkleden als Bali prins of prinses en daarna een klein optreden doen voor papa en mama. Alle kraampjes van de Pasar Malam zijn ook vanaf 12:00 uur open.
Op 31 december en 1 januari is er geen podium programma maar zullen er wel enkele kraampjes open zijn.

Vanaf 15.00 uur kunt u tijdens de Pasar Malam dagen voor €10,00 euro naar binnen, terwijl het park op deze avonden pas om 20.00 uur sluit. (muv 2e Kerstdag).
Tussen deze tijden is er een zeer gevarieerd, wervelend en uitgebreid programma op 2 podia. Met de beste bands, zangers en zangeressen, kookdemonstraties en dansdemonstraties!

Lees verder…

Verkennen van Indo-identiteit met de Nederlandse fotograaf Armando Ello

Hoezo Indo project verkent de identiteit van mensen met een Indonesisch-Europees gemengd erfgoed. Foto door Armando Ello. Gebruikt met toestemming.

Fotograaf Armando Ello is een van de twee miljoen Indo's in Nederland die opgroeiden met weinig kennis over hun Indo-identiteit.

Een Indo is een persoon met Indonesische en Europese (met name Nederlandse) roots. Ongeveer twee miljoen Indo's wonen in Nederland, een land dat Indonesië koloniseerde (voorheen bekend als Nederlands-Indië) van de jaren 1600 tot 1945. Er zijn ook Indo's in andere landen, zoals Australië, de Verenigde Staten en vele anderen.

Ello's moeder is Indonesiër uit Kupang, West-Timor, terwijl zijn vader een Indo is. In de jaren zeventig emigreerden zijn ouders naar het noorden van Nederland waar hij werd geboren en opgevoed.

Zijn passie voor geschiedenis en fotografie inspireerde hem om het bewustzijn over Indo-erfgoed en -identiteit te verkennen en te promoten via een boekproject genaamd Twijfelindo (wat 'twijfelachtig Indo' betekent), dat in 2016 werd gepubliceerd en werd uitgezonden door National Geographic Netherlands. 'Twijfelindo' bevatte foto's en interviews met 277 Indo's.

Geïnspireerd door de feedback die hij over dit boek ontving, begint hij aan een nieuw fotografieproject genaamd Hoezo Indo , dat erop gericht is om Indo's te laten leven in verschillende delen van de wereld.

Global Voices interviewde Ello via e-mail over dit project  en zijn verkenningen van de Indo-identiteit.

Global Voices (GV): Wat betekent Hoezo Indo en wat vertegenwoordigt het?

Armando Ello (AE):Het Hoezo Indo-project gaat over het verder verkennen van wat het betekent om Indo te zijn. De projectnaam betekent letterlijk: 'Wat bedoel je als je Indo zegt?' Het is de vraag die jonge mensen hebben met betrekking tot hun zogenaamde wortels. Heel vaak zeggen ze dat ze slechts gedeeltelijk Indonesisch zijn, wat in zekere zin waar is, maar het woord Indo zelf betekent afstammelingen van Europese en inheemse mensen die in Nederlands-Indië wonen (hoe Indonesië voorheen bekend was). Met dit in gedachten kan niemand één deel van zijn gemengde erfgoed claimen, maar de ander ontkennen, want dat is niet mogelijk. Ten tweede is Indo een term die dateert van vóór Indonesië; het is de term voor de mensen die zijn geboren uit Europese en niet-Europese (inheemse) ouders. Mijn projecttitel klinkt misschien vreemd, omdat [het] ook als een vraag dient. Een Indo zijn wordt vaak geïnterpreteerd als Indonesisch, maar deze notie is onjuist, althans niet voor de eerste generatie Indo-Europeanen die naar Nederland kwamen. Toen we 10 jaar geleden aan de website van het project werkten, hoorden we een debat over waar het bij Indo om gaat. Ik denk dat mensen en de jongere generaties van Indo het verfrissend vinden om de betekenis van Indo in twijfel te trekken, aangezien het woord steeds meer de status-quo werd.

Zelfportret door Armando Ello. Gebruikt met toestemming.

GV: Indo, métis, créole, etc .. Wat denk je van deze termen die veel worden gebruikt in de samenleving?

Hier in Nederland heeft bijna iedereen Indo-connecties, maar de meeste mensen weten niets over waar ze vandaan komen, ook onder de Indo's zelf.

Ik heb uit de eerste hand ervaringen gedurende mijn hele leven. We leven in een samenleving die nog steeds gecentreerd is rond koloniale perspectieven op geschiedenis: ons schoolcurriculum gaat niet in op dekolonisatie en hoe kolonisatie van Indonesië zowel Indonesië als Nederland beïnvloedde.

Dat is waarom ik zie dat steeds meer mensen tegenwoordig onderzoek proberen te doen en onderzoek doen, meestal op basis van hun eigen familiegeschiedenis. De jongere generaties van Indo zijn meer bewust en kritisch in debatten. Ze worden voorstanders van kwesties rond kolonisatie en dekolonisatie dankzij werk van historici, veteranen en anderen.

Niet alleen dat we ons onderwijssysteem moeten decoloniseren, maar wat belangrijker is, we hebben een verschuiving in onze eigen denkwijze nodig. Vanwege het groeiende bewustzijn, moeten we onze eigen mindset veranderen.

We kunnen niet van de samenleving verwachten dat ze begrijpt wat termen als Indo zijn, dus we moeten het zelf uitleggen en onderwijzen. Hier in Nederland leven we in de samenleving die draait om Europees-centrale geschiedenis en schoolcurriculum met een beperkte kijk op de koloniale geschiedenis, vaak om de Nederlandse reputatie te behouden. Dus we ontdekken en onderzoeken het zelf via onze eigen familiegeschiedenis. Vandaag zien we de trend dat jongere generaties kritisch zijn over dekolonisatiebesprekingen en pleiten voor meer bewustzijn in de samenleving met betrekking tot gedekoloniseerde denkwijzen en levenswijzen.

GV: Waar gaat je volgende project (een nog niet bekend fotoboek) over?

AE: Mijn volgende project gaat over het verspreiden van het idee om van mensen van gemengd bloed te zijn die in verschillende landen en samenlevingen wonen. Deel de verhalen over waar je vandaan komt, zodat mensen leren om het beter te begrijpen. Daarom fotografeer ik nu Indo-Europese mensen over de hele wereld die dezelfde geschiedenis delen.

GV: Vertel ons over uw verwachtingen en verwachtingen voor uw aanstaande project.

AE: Ik hoop dat dit project het bewustzijn over onze afkomst zal vergroten. Iemand heeft me eens verteld dat wortels van de mensheid zijn als de wortels van een boom - zonder hen zal de boom vallen. Ja, we moeten ons richten op het bouwen aan onze toekomst, maar we kunnen het verleden niet negeren. Ons heden en onze toekomst zijn gebouwd op ons verleden. We moeten anderen laten zien wie we zijn en dat we een interessante geschiedenis hebben om te delen. Ik ga dit project naar het volgende niveau door verschillende Indo's te fotograferen en te interviewen die over de hele wereld leven. Ik ben in december begonnen met een crowdfunding- campagne die loopt tot het einde van het jaar. Op dit moment hebben we meer dan 3.400 euro opgehaald van de 10.000 euro die we verwachten. Dit zal mijn aanstaande boek- en fotografiereizen financieren om de mensen te ontmoeten die in het boek zullen worden vermeld.

Het project zal portretten bevatten vergezeld van korte verhalen. Verder ben ik van plan een reizende fototentoonstelling te plannen en een documentaire te maken waarin dit aanstaande project centraal staat. Ik hoop echt meer Indo-Europeanen te vinden, bij voorkeur in landen waar ik het het minst verwacht.

Hier zijn enkele profielen uit het fotoproject 2016 van Ello:

Hoezo Indo project verkent de identiteit van mensen met een Indonesisch-Europees gemengd erfgoed. Foto door Armando Ello, gebruikt met toestemming

Hoezo Indo project verkent de identiteit van mensen met een Indonesisch-Europees gemengd erfgoed. Foto door Armando Ello, gebruikt met toestemming
h

Twijfelindo fotografieboek werd gepubliceerd in 2016. Foto door Armando Ello, gebruikt met toestemming.

Lees verder…

PJOTR X. SICCAMA :  Ontkenning van een bevolkingsgroep

10897406876?profile=original 

 10897248074?profile=original

Vergroten

Anti-Nederlandse leuzen

Het gebouw van Onderling Belang dat vol werd beklad met allerlei vreselijke leuzen.

 

 

Niet uitpakken maar inpakken. Voor de Nederlanders in Indonesië

was 1957 het jaar van Zwarte Sinterklaas.

 

In een gesprek met een journalist van een ochtendblad dat ik jaren geleden had, ging het over bevrijding in het algemeen en in het bijzonder (want het was toevallig op 5 mei, een offi­ciële Nationale Feestdag!) en we zaten op  die zonnige dag van de bevrijding te genieten op een Amsterdams terras. De beste brave borst, een goede vriend overi­gens, wist van de “bevrijding” van Nederlands Indië niets. Helemaal niet verwon­der­lijk omdat daar geen bevrijding wás om gezamenlijk joelend, jui­chend, met  vlag­getjes zwaaiend de begroeting van geallieerden en bevrijders in alle straten te vie­ren, zoals dat in Europa gebeurde.

Dat ultieme genot van visuele, auditieve en fysieke presentie van “geallieerde bevrijders” (zoals in Europa) was in Nederlands Indië (dat - evenals Europa door de Duitsers - in een grote puin­hoop werd achtergelaten en daar door de Japanse aggressor in een kerkhof was veranderd en nog walmend van lijkengeur) door de Nationale opstan­den – de Bersiap - niet eens mogelijk.

In plaats daarvan werden alle Europeanen en In­do/Eu­rope­a­nen in Nederlands Indië in een natio­nale opstand meegesleurd. Niemand werd de tijd gegund te herstellen van de verschrik­kingen en de per­soonlijke en hefti­ge ervaringen van het WO-trauma, die daar nog bij kwamen, welis­waar in een andere vorm maar even hevig. In het licht van die zware psy­chische omstandigheden moest men in Nederlands In­dië zien te over­leven. Er brak een periode aan van  angst en argwaan jegens elk (bestuurs) machts en/of elk ver­toon van hiervan.

 Die gevolgen van de diep gewortelde psychische ervaringen hadden de In­do/Eu­rope­a­nen bij hun overtocht naar het moederland tijdens de repatriëring onvrijwillig meege­nomen. Er waren voldoende bewijzen voor hun collectieve shock, waarover zelfs tijdens de gezamen­lijke tocht naar Europa om uiteenlopende redenen niet of nau­welijks werd gesproken. Men kon zeggen dat zij “voor een minuut” opgelucht wa­ren bevrijd te zijn ver­trokken uit het land waar ze geboren maar ook lief hadden gehad maar waar  de houding van de bevolking (weliswaar aangespoord) als een blad aan de boom van het ene moment op het andere omsloeg en zich hostiel ge­droeg tegenover andere inwoners die niet tot de autochtone bevolking behoorden.

De overtochten waren over het algemeen goed georganiseerd en de leiding van de repatri­atie en bemanning van de schepen deden hun best om de mensen op hun gemak te stellen en te entertainen zoveel ze konden. Ter vermaak tijdens de ongeveer 31/2 week du­ren­de reis werden bijna elke dag dansfeesten gehouden omdat men wist dat Indo’s nu eenmaal dol zijn op muziek, dans en entertainment. Dat divertisse­ment waren ze in Indië voor de oorlog gewend en dat werd daar ook danig gecul­tiveerd. Maar nu veran­derde die grote liefde voor dat land plotseling in een nacht­merrie die tijdens de over­tocht naar het moe­derland in diverse vormen al aan het licht kwam. De soms zichtba­re maar voornamelijk onzichtbare verschijnselen van trauma en gedeeltelijk shock bij de repatrianten (deels uit schaamte voor de verne­deringen in de oorlog wilden ze hun persoonlijke ellende met nie­mand delen) ma­nifesteerden zich reeds tijdens de boot-tocht: constant zieke mensen na­dat de zee­ziekte in de eerste week al voorbij was. De ziekenboeg was nagenoeg bezet; zo­wel bij vrouwen als mannen was er en opkomende migraine zonder dat men wist waar die vandaan kwam en die men die nooit eerder had gehad. Voor deskundi­gen op divers neurologisch terrein moesten deze en andere verschijnselen aanwij­zingen zijn dat er zaken speelden die niet strookten met de nor­male gang van za­ken  en zeker niet tijdens een boottocht.

 

Onbewust dansten deze mensen tijdens de overtocht hun onzichtbare ellende weg: ze maak­ten de overtocht zo vrolijk mogelijk als het maar kon, men wilde immers alles ver­ge­ten. Ze be­rustten op dat moment (nog) in hun lot, maar beseften niet dat zich bij ieder van hen lang­zaam en onbewust een drama voltrekken zou.

 

En daarmee was het helemaal duidelijk geworden dat de repatrianten bij hun aankomst in Neder­land nauwelijks hun mond open kónden doen. De redenen waren duidelijk: angsten, zwaar getraumatiseerd en nog eens geshockt door het “welkom”, dat geen welkom kan worden genoemd. Het was voor hen eenvoudig desastreus om op die ma­nier een nieuw leven op te bouwen bij hun aankomst in het land van hun (voor)va­de­ren waarop ze zo lang hadden gewacht met een verlangen zo groot en hartstocht zo vurig die nie­mand ooit zou kunnen beschrijven. Aan hun nakome­lingen konden ze deze ervaringen zelfs niet in een notedop vertellen; ze waren ook voor hen zelf té  ge­compliceerd.

 

In deze typering, zonder er ook maar een spoor van valse romantiek of pathos in te voe­gen, zal iedere Indo/Europeaan zich ongetwijfeld herkennen. Het vuur van de harts­tocht was nu door de kille shock gedoofd en de toekomst lag in handen van ab­solute onzeker­heid.

 

Ik kan me nog heel goed herinneren dat in een directe TV-verslaggeving (toen de NTS) slechts één vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat, nl. het Staatshoofd zelf, in de persoon van wijlen koningin Juliana, de situatie én positie van de repatrianten op hun waarde had geschat door de woorden uit te spreken bij aankomst van een van de schepen (m.s. Sibajak/J.v.Oldenbarnevelt) te Rotterdam  met de historische maar ook legendarische zin ”..Dit is úw land..”

Deze wijze woorden moesten bij haar dienaren de ministers toch als een bliksem zijn ingeslagen?

Maar ze waren horende doof. Dat was tegenover de koningin een belediging van de eerste orde.

De alleszeggende zin van de koningin werd simpel genegeerd.

Hadden de betrokken ministers (regering) soms de diepe betekenis van die zin niet  begrepen? (over reikwijdte gesproken).

De toekomst van de repatrianten was hierna “in limbo” en hierdoor onzeker, mede door de socia­le belemmeringen als  gevolg van de conclusies die de commissie Werner de regering in een verwerpelijk rapport had voorgelegd en dat van vooroordelen en ra­ciale connotaties krioelde; bovendien geheel ongefundeerd was opgesteld en slechts was geënt op volstrek­te ignorantie, naïviteit en domheid. De Overheid was en is in alles tekort gechoten en draagt de verantwoordelijkheid. De overheid had zich totaal vergist in de omvang van het probleem dat ze in feite zelf had veroor­zaakt: overschat­ting in haar eigen kunnen, blind geloven in ondeugdelijke rappor­ten van commissies en bovendien geen in­for­matie ver­schaffen aan de autochtone bevolking van de komst van, in wezen (dichte of verre) bloed­verwanten en/of nazaten.

De repatrianten werden bijvoorbeeld niet of nauwelijks begeleid en/of voorbereid op een nieuwe werkomgeving die ze slechts uit boeken – zij kregen in het voormalig Ne­derlands Indië immers een Europese opvoeding - en van persoonlijke verhalen ken­den en die werkomge­ving (arbeidsstruc­tuur en arbeidsprocessen) was een on­beschre­ven blad. In het labyrinth van onduidelijkhe­den om een plaats (en werk) te vinden, zagen ze zich noodgedwongen letterlijk en fi­guurlijk gedwongen om een bescheiden hou­ding, plaats en rol in de nog steeds (deels) vijandige bevolking in te nemen, die hen toch als vreemden en  niet als “echte” volwaardige Nederlan­ders zag en nooit erover werd geïnformeerd dat er in Indië (in den vreemde) naza­ten leefden van Nederlandse en andere Europese oor­sprong. De zo­veelste misser van de Staat die er zonder meer van uitging dat de repatrian­ten uiteindelijk op een natuurlijke manier in de Nederland­se samenle­ving zouden opgaan (vandaar de versprei­ding over het hele land) zonder een moment te beseffen dat dit niet geruis­loos kón ge­beuren, om de simpele reden dat de alge­hele erkenning van deze be­volkingsgroep, behorende tot de Nederlandse sa­menle­ving als zodanig diende te worden beschouwd, maar wat tot en met heden geheel ontbrak. 

Indien dat wel was gebeurd, zouden er nauwelijks maatschappelijke problemen zijn ont­staan, of in ieder geval vrijwel kunnen worden vermeden. De Nederlandse Staat had immers alle middelen tot haar beschikking om bij wijze van spreken, bij het begin al in één handom­draai de “Indische kwestie” tot een succesvol geïntegreerd sluitstuk van het Indiëbeleid te maken. Dat heeft ze om duistere redenen nage­la­ten.

 

Inmiddels wachtten de repatrianten af wat er zoal met hen in de gegeven situatie zou ge­beu­ren, maar er kwam niets waardoor hun maatschappelijke posities (enigszins en in verhouding tot hun arbeidsverleden) konden worden hersteld. Repatrianten die op di­verse vakgebie­den zeer gekwalificeerd waren, konden hun (uiteenlopende) beroepen niet eens uitoefe­nen. In Indië goed tot hoog geschoold, gedisciplineerd en streng op­gevoed, werden ze gedwongen in allerlei fabrieken te werk gesteld om deels een bij­drage te leveren in de kosten voor de overtocht die Overheid had “voorgeschoten”. De zoveelste belediging, zo zag iedereen dat.

Ze waren op zichzelf aangewezen en hadden geen enkel beeld, laat staan een idée, van wat de overheid (de Staat) met hen van plan was. Maar die Overheid was helemaal niets van plan.  Er was dan ook geen enkele instantie, met na­me geen overheidsinstelling, die bijvoorbeeld de arbeidspotentie van de repa­trian­ten had onderzocht, hetgeen  immers juist op dát punt  het begin had moeten worden om deze mensen zo efficiënt mogelijk in het arbeidsproces in te leiden. De overheid en andere in­stanties waren hier ook weer steke­blind ge­weest. Allemaal ge­miste kan­sen om potentiële talenten te recruteren. Deze  in­spanning had het Bestuur in het voor­malig Indië ook nooit ondernomen. Het is niet alleen onbegrijpelijk maar ook on­vergeeflijk dom al die kansen die de over­heid had laten lopen. Maar nu in Ne­derland  moesten ze het zelf uitzoeken. Op zich was het voor hen

 10897247696?profile=original

Urnbijzetting in het (voorlopige) Nationaal Monument op de Dam. 29 april 1950.

Deze plaats werd toen nog “het damplantsoen” genoemd, te zien aan de op de foto zichtbare be­plan­tingen en grote bomen achter het voorlopig monument. Ook zichtbaar zijn de nissen van het monu­ment waarin respectievelijke de urnen werden geplaatst. Fotograaf Winterbergen, […] / Anefo, [on­bekend]. 

Urn met aarde

In Nederland werd op 29 april 1950 tijdens een plechtigheid een urn met aarde van de, toen nog, tweeën­twintig ere­velden in Indonesië bijgezet in het voorlopig Nationaal Monument op het Damplantsoen in Am­sterdam. De ver­zilverde urn werd geplaatst in een urnta­ber­nakel van sonohout, versierd met snijwerk. Drie zijvlakken toonden de Ne­derlandse Leeuw. Op het vierde snijvlak een heraldisch wapen met de spreuk “Pro Rege, Lege et Gre­ge” (Voor Ko­ning, Wet en Volk).

 

10897248472?profile=original

 

 

 

 

 

 

 

Op 4 mei 1956 werd het definitieve monument op de Dam onthuld, met ondermeer de urn met aarde uit Indonesië.

 

Het Nationaal Monument zelf, vervaardigd door de beeldhouwer Hildo Krop en de ar­chitect Oud en beeldhouwer Rae­dec­ker, (de beeldhouwer die helaas door zijn plotselinge overlijden de ont­hulling niet heeft kunnen meemaken)  werd in 1956 voltooid met een tekst van de dichter Ro­land Holst.

 

 

nauwelijks een pro­bleem om­dat ze in het voormalig Neder­lands In­dië wel gewend waren om zelf werk te zoeken en te vinden. Want de in­gebakken overle­vingsstrategie had de Indo/Euro­pe­aan zelf móeten ontwikkelen tijdens WO 2 en de onaf­hankelijkheidsoorlog. Een geluk bij on­geluk, zou men dat kunnen noemen, wat hen nu toeval­lig goed uitkwam.

In de barre en keiharde periode van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vochten de re­pa­trian­ten ieder op hun eigen manier voor een waardig leven, weliswaar beroofd van hun dro­men, zonder substantiele hulp (of begeleiding) en met de ontkenning van hun werkelijk “zijn”, hun bestaan, zouden zij wel moeten leven ook in een voor hen wel­haast vijandige omge­ving. De meerderheid van de Nederlandse bevolking zag hen niet echt als verre bloedver­wanten en wanneer de Nederlandse bevolking geconfronteerd werd met de onalle­daagse gewoontes van de nieuwkomers zoch­ten deze heel tribaal hun eigen dagelijkse gewoontes op en trokken ze zich van de nieuwkomers terug. De Hollanders hadden, begrijpelijker­wijs ook hun eigen zorgen, net zo groot en behoeftig en dan  kon een stroom van “ver­meende bloedverwanten of nazaten” uit den vreemde nota bene niet zo direct vatten, (laat staan begrijpen). Voor de Hollanders (nooit ingelicht door de Overheid over deze bevol­kingsgroep) was de komst van de repatrianten, als gevolg volslagen duister ( het kwam hen niet goed uit) Het was voort­durend het aftasten van elkaars gewoonheden en rituelen en daarna zoeken naar overeenkomsten leek het wel.

 Met enige uitzondering van een handjevol Hollandse mensen, die zelf tijdens de Duitse bezetting in WO II hadden geleden en waar er enkele van hen de dood voor ogen hadden gezien,  had zich over hen ontfermd en hen omarmd. De Indische Nederlanders zagen in hen in ieder geval de pijlers, de ruggegraat zo men wil, van de Nederlandse Beschaving en dat was een geruststellende gedachte.

Voor niets gaat de zon op. De repatrianten hadden, ondanks de grote teleurstelling bij hun aankomst noodgedwongen én op eigen kracht een weg moeten vinden in een heel an­dere (werk)omgeving en ander klimaat, bij voortduring geconfronteerd met iets ande­re opvat­tingen over omgangsvormen dan waar zij zo aan gewend waren.

 Voor hen was er geen geoliede overheidsorganisatie zoals nu bijvoorbeeld het COA, Vluchte­lingenwerk en zo meer; voor hen was er geen ontvangstcomité dat ze van harte welkom heette, voor hen was er geen uitstekende hand om alles wegwijs te maken in het land van hun (voor)vaderen: HUN VADERLAND.

ZIJ  hadden immers Europese (voor)ouders en juist deze (verre) bloedverwanten bleken meer van xenofobisch van karakter te zijn bij de toenadering van de repatrianten dan bij de tegen­woordige immigranten die al die achtergronden niet hebben. Onbegrijpelijk en tegelijker­tijd beschamend.  Hoe was het ons geleerde zinnetje ook al weer: “van je familie moet je het hebben”. Kortom een onvergeeflijk schandaal.

ZIJ  werden op die manier niet bepaald in de watten gelegd zoals men met de huidig immigranten nu wel het een en ander pleegt te doen waarvan de modus zelfs standaard schijnt te zijn.

Voor de repatrianten hoefde deze “pampering” ook helemaal niet; men vroeg hen immers helemaal niets en al helemaal niets over de redenen waarom zij hier kwamen.

In het voor­malig Neder­lands Indië heerste een vrij sociaal liberaal arbeidsklimaat en er waren geen sociale vang­netten ter bescherming van werkenden zoals in Ne­derland. Met hun Neder­landse c.q. Eu­ropese opvoeding in Indië herkenden de repatrianten de Neder­landse samen­le­ving amper of hele­maal niet. Immers het gedrag en de om­gangs­vor­men van de Neder­lander strookte niet met dat­gene wat ze in Indië had­den geleerd: goede manieren, be­leefd zijn tegenover een ieder, met twee woorden spreken zonder aanziens des per­soons, kortom de etiquette van het fatsoen.

 

In de Indo/Europese en Europese gemeenschap ontstonden

 als gevolg van de segregatie (zie het eerste deel) diverse niveaus en stijlen van leven: arm tot heel arm en rijk tot  heel rijk. Zowel de (vaak) rijke Europeanen als de rijk geworden Indo/Europeanen (meestal self-made) staken met hun sociale status de ogen uit van de rest van de Indo/Europeanen die  groten­deels een middenklasse vormden. En in deze maat­schap­pelijke verhouding was het woord solidair niet bepaald een woord dat dage­lijks werd gebezigd. En wanneer men de heden ten dage ter be­schikking staande actuele in­formatiebronnen raad­pleegt over de Indo/­Europe­aan, komt men niet zel­den onge­rijmdheden tegen. Dan worden er voorbeel­den van suc­cesvolle personen van Indo/Eu­ropese afkomst, Indo‘s dus, ten tonele ge­voerd, die vanaf de zestiger  jaren bekend zijn geworden op het ge­bied van de kunsten zoals, thea­ter, dans, film, muziek etc. met obligate commentaren dat zij het (toch) ge­maakt hebben! Daar kun­nen we suc­cessievelijk aan toevoegen dat ze dat succes (onder de alziende ogen van  hun ouders!) uit eigen kracht en inspan­ning hebben verworven. Ook carrières in de Krijgsmacht en op wetenschappelijk ge­bied (vaak medisch) worden dan uitgeme­ten. Maar de talenten op divers gebied onder de leden van de In­do/Europese be­vol­kingsgroep had men nauwe­lijks of helemaal niet in de gaten ge­had laat staan bevor­derd. Velen ont­wikkelden zich op eigen houtje, on­ge­subsidieerd of  nauwelijks ge­spon­sord door een of andere firma. Wat dat be­treft veel respect en lof en we gunnen hen het succes van ganser harte, dat vinden ik en ieder­een een goede ont­wikkeling; het zijn in feite nog fijne stipjes in het ge­heel, incidenten, maar die al flonkeren boven het ver­maledijde tranen­meer van de bitterheid van gisteren dat we met zijn allen hope­lijk zeer snel achter ons zullen laten om het plaats te laten maken voor de grote verwach­tingen die de Indo/Europeaan voor dit (ONS) mooie land voor ogen heeft.

 

Ik hoop  hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan hen die de geschiedenis van de In­do/Eu­ro­peaan graag willen kennen en draag ik deze serie artikelen daarom op aan alle jonge men­sen en aan alle mensen van de Indo/Europese gemeenschap omdat ik weet wat het is om (een) Indo te zijn.

 

10897249257?profile=original

PJOTR X. SICCAMA

 

Lees verder…

De "tafel".

10897406094?profile=originalDe "tafel". 


In 2018 kwam de "Tafel" aan de orde bij de loon onderhandelingen, de pensioenen, en onlangs het klimaatakkoord.

Het democratisch model staat ter discussie. Een Therry Baudette ( Indoman) probeert hier via zijn politieke - missie hierin verandering in te brengen dit volgens zijn forum. Is uiteraard hard nodig dat hierin verandering komt, want de burgers staan steeds ver af van zijn democratie. Tot stemhokje heeft de burger zijn democratie, hierna beslist uitsluitend het Kabinet, die op de centjes van de burgers moeten letten, en de Kamer die zogenaamd de burgers moeten beschermen tegen verkeerde stappen van het Kabinet.

So far so good !

Wat schets onze verbazing juist uit de Kamer komt van de groene partijen 'uit de tover hoed het groene - dier te voorschijn genaamd de CO 2. Op eens lijken de groenen de pacht van een ingenieursbureau in zich te hebben. Na de schaarste - , consumerende - komt nu de duurzaamheids economie boven water drijven.

Ja, en die gaat om het huis, de auto, en energie van diezelfde burgers. Het lijkt er op dat ze alles moeten gaan opofferen

Het huis zal fors onder handen worden genomen; isolatie , spouwmuren, geisoleerd dak, met zonnepanelen .. .

De auto op fossiele brandstoffen moet de deur uit. Tussentijds de Motorrijtuigen Belasting fors omhoog,

Energie rekening die nu opeens duurder wordt, terwijl de olie prijzen met 40% zijn gedaald, en op termijn nog eens zo'n 30.000 voor een nieuwe warmte toestel.

Nu komt om het volk gerust te stellen die beroemde tafels anno 2018 uit de kast. Nieuw is dit fenomeen niet! Reeds uit het voormalige Indie werd ook een Tafel als symbool gebruikt bij de Indische Rijsttafel. Immers de bevolkingsgroep uit voormalige Indie had slechts 1 gerecht. Het was Nederland die besloot om al de afzonderlijke gerechten bij een te brengen tot 1 tafel. Zo ontstond de Indische Rijsttafel die nu tot Nederlands Erfgoed behoort.

Dus Ed Nijpels u was niet bedenker van de tafel, maar velen zijn U al voorgegaan.

De volgende vraag; Wie zitten aan de tafel van klimaat akkoord? Naar zeggen uitsluitend MKB - ers die met mooie plannen komen om hun eigen zakken te vullen, en deze te halen bij de argeloze burgers voor kosten van energie, huis en de auto..... .

Te denken dat de bedrijven (MKB) decenia lang de grootste vervuilers zijn van CO 2 uitstoot.

Wanneer komt de tafels voor de burgers.

Lees verder…

10897405466?profile=originalDe Indische rijsttafel behoort tot Immaterieel Cultureel Erfgoed Nederland ofwel staat op de lijst UNESCO.[1]. op 841 sinds 2015


De oorsprong van deze tafel kwam uit Nederland ten tijde van het Voormalige Indie. Is dus misvatting dat deze zijn oorsprong vanuit de Indonesie zelf kwam. Immers de verschillende bevolkingen in het voormalige Indie brachten vaak al een gerecht uit hun provincie. Er werd besloten om alle verschillende gerechten naar 1 tafel te brengen, zo ontstond de Indische rijsttafel. Tegen de achtergrond zijn teven andere producten afkomstig uit Nederland naar het voormalige Indie gebracht; de bekende spekkoek, smoor, etc...

ICM wil hiervan een mettertijd een boek uitbrengen, maar dan met uw in breng, u levert een mooie foto en een rececpt aan. Wij beloven U dat wij Uw recept in dit ICM kookboek "De ICM - Indische rijsttafel zullen uitbrengen. Uiteraard staat uw naam bij het ingezonden recept met de foto.

WORDT LID VAN DEZE GROEP OP FACEBOOK

https://www.facebook.com/groups/819147348447741/

Lees verder…

Herwaardering van kolonialisme

Gastcolumn: Tijd dat kritische, postkoloniale stemmen eindelijk meer ruimte krijgen dan koloniale stemmen

Achterhaalde ideeën bepalen nog altijd het heersende discours over het koloniale verleden – vernieuwende en kritische geluiden ten spijt. Dat betoogt gastcolumnist Reza Kartosen-Wong.

763?appId=93a17a8fd81db0de025c8abd1cca1279&quality=0.8 Vertrek van Hr Ms Zuiderkruis vanuit Rotterdam naar Nederlands-Indië, 14 januari 1949. Beeld ANP

In media en cultuur werd het afgelopen jaar geregeld aandacht besteed aan het Nederlandse koloniale verleden in voormalig Nederlands-Indië. Daarbij kwamen ook vernieuwende kritische en postkoloniale gezichtspunten aan bod. Het heersende discours over ons koloniale verleden wordt echter nog steeds vooral bepaald door koloniale stemmen en ideeën. Kritische kennis over racisme, onderdrukking, uitbuiting en geweld als essentie van de koloniale samenleving in ‘Indië’, heeft nog geen vaste plek in ons collectieve geheugen gekregen. De muffige koloniale ideeën moeten eindelijk eens worden vervangen door frisse, kritische perspectieven op ons koloniale verleden.

advertentie
Het boekje Tempo Doeloe, een Omhelzing van Kester Freriks is exemplarisch voor dat koloniale denken. Freriks pleit voor de rehabilitatie van tempo doeloe, de goede oude tijd in de kolonie, en uiteindelijk voor rechtvaardiging van kolonialisme. Hij schiet in de slachtofferrol en stelt enigszins hysterisch dat het nu ‘verboden is’ om te zeggen dat men een gelukkige tijd had in voormalig Nederlands-Indië en dat het een ‘levensgevaarlijk onderwerp’ is omdat de ‘verdediging en herwaardering van tempo doeloe geldt als immoreel en ongepast’. Ook benadrukt hij de ‘goede kanten’ van kolonialisme.

Herwaardering van kolonialisme

Het is slechts een stropop. Dat er ook idealistische Nederlanders waren die goede dingen deden voor de Indonesische bevolking zal niemand ontkennen. Ook wordt niemand er van weerhouden om met weemoed terug te denken aan een gelukkige tijd in de kolonie. Sterker, in recente memoires, fotoboeken en theaterstukken is een nostalgische lezing van tempo doeloe gewoon terug te vinden. Tegelijkertijd moeten we deze persoonlijke herinneringen in de bredere historische context van de koloniale samenleving in voormalig Nederlands-Indië plaatsen.

Juist dat wil Freriks niet. Hij geeft wel aan dat er in de kolonie sprake was van geweld, onderdrukking en racisme, maar hij bagatelliseert dat. Zo vergoelijkt hij de strikte raciale hiërarchie in de kolonie door te stellen dat ‘uitsluiting van alle tijden is’ en dat men in Nederland een verzuilde samenleving kende. In plaats van te erkennen dat de koloniale samenleving was gebouwd op geweld, racisme en onderdrukking, wil Freriks juist benadrukken dat het kolonialisme veel goeds bracht. Hij is uit op een herwaardering van het kolonialisme. Hoe de miljoenen onderdrukte en achtergestelde Indonesiërs zich voelden, is niet van belang. Ook niet dat er honderdduizenden Indonesiërs zijn vermoord tijdens het koloniale bewind.

Freriks ziet de publicaties over geweldsexcessen tussen 1945 en 1950 in Indonesië en de kritische analyse van kolonialisme in het algemeen als problematisch. Dus niet zozeer de oorlogsmisdaden en de gruwelijkheid van kolonialisme zelf, maar de aandacht daarvoor. Die vormen een bedreiging voor zijn mooie herinneringen aan Indië. Freriks zit vast in zijn koloniale bubbel.

Gebrek aan brede analyse

Deze maand schreef Remco Raben, hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis, een scherpe recensie van Tempo Doeloe, een Omhelzing voor de Nederlandse Boekengids. Hij ontmaskert Freriks als een apologeet van het kolonialisme. Ook andere historici, waaronder blogger en journalist Lara Nuberg, waren uiterst kritisch over Freriks pamflet.

Het heersende discours over het koloniale verleden wordt helaas nog altijd bepaald door achterhaalde koloniale ideeën zoals die van Freriks – vernieuwende en kritische geluiden ten spijt. Een echte brede en kritische analyse van geweld, racisme, onderdrukking en uitbuiting als essentie van de koloniale samenleving in voormalig Nederlands-Indië, de legitimiteit van het koloniale bewind en de doorwerking van kolonialisme in het heden is in Nederland nog geen vast onderdeel van geschiedenisonderwijs, media, cultuur, politiek en uiteindelijk collectief geheugen. Voor het nieuwe jaar hoop ik daarom dat de kritische en postkoloniale stemmen van onder andere Reggie Baay, Marion Bloem, Lara Nuberg, Jeffry Pondaag, Francisca Pattipilohy, Ethan Mark, Marjolein van Pagee, Histori Bersama, het Dekolonisatie Netwerk voormalig Nederlands-Indië en Griselda Molemans eindelijk meer ruimte krijgen dan de welbekende koloniale stemmen.

Reza Kartosen-Wong is een publicist en docent media en cultuur (UvA) die promoveerde op onderzoek naar de culturele identificaties van jonge Aziatische Nederlanders. Deze maand is hij gastcolumnist van de Volkskrant.

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives