Alle berichten (7)

Sorteer op

ICM BOOK - Ontkenning van een bevolkingsgroep

ICM BOOK  - Ontkenning van een bevolkingsgroep V (slot)

 

 10897249257?profile=RESIZE_180x180

 Door  PJOTR X, Sigma

10897248074?profile=originalOntkenning van een bevolkingsgroep V (slot)

 

Vergroten

Anti-Nederlandse leuzen 

Het gebouw van Onderling Belang dat vol werd beklad met allerlei vreselijke leuzen.

________________________________________________________ 

 Niet uitpakken maar inpakken. Voor de Nederlanders in Indonesië

was 1957 het jaar van Zwarte Sinterklaas.

_______________________________________________________________ 

 

 

Foto Anti-Nederlandse leuzen

Het gebouw van Onderling Belang dat vol werd beklad met allerlei vreselijke leuzen

 In een gesprek met een journalist van een ochtendblad dat ik jaren geleden had, ging het over bevrijding in het algemeen en in het bijzonder (want het was toevallig op 5 mei, een offi­ciële Nationale Feestdag!) en we zaten op  die zonnige dag van de bevrijding te genieten op een Amsterdams terras. De beste brave borst, een goede vriend overi­gens, wist van de “bevrijding” van Nederlands Indië niets. Helemaal niet verwon­der­lijk omdat daar geen bevrijding wás om gezamenlijk joelend, jui­chend, met  vlag­getjes zwaaiend de begroeting van geallieerden en bevrijders in alle straten te vie­ren, zoals dat in Europa gebeurde.

Dat ultieme genot van visuele, auditieve en fysieke presentie van “geallieerde bevrijders” (zoals in Europa) was in Nederlands Indië (dat - evenals Europa door de Duitsers - in een grote puin­hoop werd achtergelaten en daar door de Japanse aggressor in een kerkhof was veranderd en nog walmend van lijkengeur) door de Nationale opstan­den – de Bersiap - niet eens mogelijk.

In plaats daarvan werden alle Europeanen en In­do/Eu­rope­a­nen in Nederlands Indië in een natio­nale opstand meegesleurd. Niemand werd de tijd gegund te herstellen van de verschrik­kingen en de per­soonlijke en hefti­ge ervaringen van het WO-trauma, die daar nog bijkwamen, welis­waar in een andere vorm maar even hevig. In het licht van die zware psy­chische omstandigheden moest men in Nederlands In­dië zien te over­leven. Er brak een periode aan van  angst en argwaan jegens elk (bestuurs) machts en/of elk ver­toon van hiervan.

 Die gevolgen van de diep gewortelde psychische ervaringen hadden de In­do/Eu­rope­a­nen bij hun overtocht naar het moederland tijdens de repatriëring onvrijwillig meege­nomen. Er waren voldoende bewijzen voor hun collectieve shock, waarover zelfs tijdens de gezamen­lijke tocht naar Europa om uiteenlopende redenen niet of nau­welijks werd gesproken. Men kon zeggen dat zij “voor een minuut” opgelucht wa­ren bevrijd te zijn ver­trokken uit het land waar ze geboren maar ook lief hadden gehad maar waar  de houding van de bevolking (weliswaar aangespoord) als een blad aan de boom van het ene moment op het andere omsloeg en zich hostiel ge­droeg tegenover andere inwoners die niet tot de autochtone bevolking behoorden.

De overtochten waren over het algemeen goed georganiseerd en de leiding van de repatri­atie en bemanning van de schepen deden hun best om de mensen op hun gemak te stellen en te entertainen zoveel ze konden. Ter vermaak tijdens de ongeveer 31/2 week du­ren­de reis werden bijna elke dag dansfeesten gehouden omdat men wist dat Indo’s nu eenmaal dol zijn op muziek, dans en entertainment. Dat divertisse­ment waren ze in Indië voor de oorlog gewend en dat werd daar ook danig gecul­tiveerd. Maar nu veran­derde die grote liefde voor dat land plotseling in een nacht­merrie die tijdens de over­tocht naar het moe­derland in diverse vormen al aan het licht kwam. De soms zichtba­re maar voornamelijk onzichtbare verschijnselen van trauma en gedeeltelijk shock bij de repatrianten (deels uit schaamte voor de verne­deringen in de oorlog wilden ze hun persoonlijke ellende met nie­mand delen) ma­nifesteerden zich reeds tijdens de boot-tocht: constant zieke mensen na­dat de zee­ziekte in de eerste week al voorbij was. De ziekenboeg was nagenoeg bezet; zo­wel bij vrouwen als mannen was er en opkomende migraine zonder dat men wist waar die vandaan kwam en die men die nooit eerder had gehad. Voor deskundi­gen op divers neurologisch terrein

10897257057?profile=original moesten deze en andere verschijnselen aanwij­zingen zijn dat er zaken speelden die niet strookten met de nor­male gang van za­ken  en zeker niet tijdens een boottocht. 

Onbewust dansten deze mensen tijdens de overtocht hun onzichtbare ellende weg: ze maak­ten de overtocht zo vrolijk mogelijk als het maar kon, men wilde immers alles ver­ge­ten. Ze be­rustten op dat moment (nog) in hun lot, maar beseften niet dat zich bij ieder van hen lang­zaam en onbewust een drama voltrekken zou. 

En daarmee was het helemaal duidelijk geworden dat de repatrianten bij hun aankomst in Neder­land nauwelijks hun mond open kónden doen. De redenen waren duidelijk: angsten, zwaar getraumatiseerd en nog eens geshockt door het “welkom”, dat geen welkom kan worden genoemd. Het was voor hen eenvoudig desastreus om op die ma­nier een nieuw leven op te bouwen bij hun aankomst in het land van hun (voor)va­de­ren waarop ze zo lang hadden gewacht met een verlangen zo groot en hartstocht zo vurig die nie­mand ooit zou kunnen beschrijven. Aan hun nakome­lingen konden ze deze ervaringen zelfs niet in een notedop vertellen; ze waren ook voor hen zelf té  ge­compliceerd. 

In deze typering, zonder er ook maar een spoor van valse romantiek of pathos in te voe­gen, zal iedere Indo/Europeaan zich ongetwijfeld herkennen. Het vuur van de harts­tocht was nu door de kille shock gedoofd en de toekomst lag in handen van ab­solute onzeker­heid.  

Ik kan me nog heel goed herinneren dat in een directe TV-verslaggeving (toen de NTS) slechts één vertegenwoordiger van de Nederlandse Staat, nl. het Staatshoofd zelf, in de persoon van wijlen koningin Juliana, de situatie én positie van de repatrianten op hun waarde had geschat door de woorden uit te spreken bij aankomst van een van de schepen (m.s. Sibajak/J.v.Oldenbarnevelt) te Rotterdam  met de historische maar ook legendarische zin ”..Dit is úw land..”

Deze wijze woorden moesten bij haar dienaren de ministers toch als een bliksem zijn ingeslagen?

Maar ze waren horende doof. Dat was tegenover de koningin een belediging van de eerste orde.

De alleszeggende zin van de koningin werd simpel genegeerd.

Hadden de betrokken ministers (regering) soms de diepe betekenis van die zin niet  begrepen? (over reikwijdte gesproken).

De toekomst van de repatrianten was hierna “in limbo” en hierdoor onzeker, mede door de socia­le belemmeringen als  gevolg van de conclusies die de commissie Werner de regering in een verwerpelijk rapport had voorgelegd en dat van vooroordelen en ra­ciale connotaties krioelde; bovendien geheel ongefundeerd was opgesteld en slechts was geënt op volstrek­te ignorantie, naïviteit en domheid. De Overheid was en is in alles tekort gechoten en draagt de verantwoordelijkheid. De overheid had zich totaal vergist in de omvang van het probleem dat ze in feite zelf had veroor­zaakt: overschat­ting in haar eigen kunnen, blind geloven in ondeugdelijke rappor­ten van commissies en bovendien geen in­for­matie ver­schaffen aan de autochtone bevolking van de komst van, in wezen (dichte of verre) bloed­verwanten en/of nazaten.

De repatrianten werden bijvoorbeeld niet of nauwelijks begeleid en/of voorbereid op een nieuwe werkomgeving die ze slechts uit boeken – zij kregen in het voormalig Ne­derlands Indië immers een Europese opvoeding - en van persoonlijke verhalen ken­den en die werkomge­ving (arbeidsstruc­tuur en arbeidsprocessen) was een on­beschre­ven blad. In het labyrinth van onduidelijkhe­den om een plaats (en werk) te vinden, zagen ze zich noodgedwongen letterlijk en fi­guurlijk gedwongen om een bescheiden hou­ding, plaats en rol in de nog steeds (deels) vijandige bevolking in te nemen, die hen toch als vreemden en  niet als “echte” volwaardige Nederlan­ders zag en nooit erover werd geïnformeerd dat er in Indië (in den vreemde) naza­ten leefden van Nederlandse en andere Europese oor­sprong. De zo­veelste misser van de Staat die er zonder meer van uitging dat de repatrian­ten uiteindelijk op een natuurlijke manier in de Nederland­se samenle­ving zouden opgaan (vandaar de versprei­ding over het hele land) zonder een moment te beseffen dat dit niet geruis­loos kón ge­beuren, om de simpele reden dat de alge­hele erkenning van deze be­volkingsgroep, behorende tot de Nederlandse sa­menle­ving als zodanig diende te worden beschouwd, maar wat tot en met heden geheel ontbrak. 

Indien dat wel was gebeurd, zouden er nauwelijks maatschappelijke problemen zijn ont­staan, of in ieder geval vrijwel kunnen worden vermeden. De Nederlandse Staat had immers alle middelen tot haar beschikking om bij wijze van spreken, bij het begin al in één handom­draai de “Indische kwestie” tot een succesvol geïntegreerd sluitstuk van het Indiëbeleid te maken. Dat heeft ze om duistere redenen nage­la­ten.  

Inmiddels wachtten de repatrianten af wat er zoal met hen in de gegeven situatie zou ge­beu­ren, maar er kwam niets waardoor hun maatschappelijke posities (enigszins en in verhouding tot hun arbeidsverleden) konden worden hersteld. Repatrianten die op di­verse vakgebie­den zeer gekwalificeerd waren, konden hun (uiteenlopende) beroepen niet eens uitoefe­nen. In Indië goed tot hoog geschoold, gedisciplineerd en streng op­gevoed, werden ze gedwongen in allerlei fabrieken te werk gesteld om deels een bij­drage te leveren in de kosten voor de overtocht die Overheid had “voorgeschoten”. De zoveelste belediging, zo zag iedereen dat.

Ze waren op zichzelf aangewezen en hadden geen enkel beeld, laat staan een idée, van wat de overheid (de Staat) met hen van plan was. Maar die Overheid was helemaal niets van plan.  Er was dan ook geen enkele instantie, met na­me geen overheidsinstelling, die bijvoorbeeld de arbeidspotentie van de repa­trian­ten had onderzocht, hetgeen  immers juist op dát punt  het begin had moeten worden om deze mensen zo efficiënt mogelijk in het arbeidsproces in te leiden. De overheid en andere in­stanties waren hier ook weer steke­blind ge­weest. Allemaal ge­miste kan­sen om potentiële talenten te recruteren. Deze  in­spanning had het Bestuur in het voor­malig Indië ook nooit ondernomen. Het is niet alleen onbegrijpelijk maar ook on­vergeeflijk dom al die kansen die de over­heid had laten lopen. Maar nu in Ne­derland  moesten ze het zelf uitzoeken. Op zich was het voor hen 

Urnbijzetting in het (voorlopige) Nationaal Monument op de Dam. 29 april 1950.

Deze plaats werd toen nog “het damplantsoen” genoemd, te zien aan de op de foto zichtbare be­plan­tingen en grote bomen achter het voorlopig monument. Ook zichtbaar zijn de nissen van het monu­ment waarin respectievelijke de urnen werden geplaatst. Fotograaf Winterbergen, […] / Anefo, [on­bekend]. 

10897247696?profile=original

 Urn met aarde

In Nederland werd op 29 april 1950 tijdens een plechtigheid een urn met aarde van de, toen nog, tweeën­twintig ere­velden in Indonesië bijgezet in het voorlopig Nationaal Monument op het Damplantsoen in Am­sterdam. De ver­zilverde urn werd geplaatst in een urnta­ber­nakel van sonohout, versierd met snijwerk. Drie zijvlakken toonden de Ne­derlandse Leeuw. Op het vierde snijvlak een heraldisch wapen met de spreuk “Pro Rege, Lege et Gre­ge” (Voor Ko­ning, Wet en Volk).  

10897248472?profile=original

 

Op 4 mei 1956 werd het definitieve monument op de Dam onthuld, met ondermeer de urn met aarde uit Indonesië.  

Het Nationaal Monument zelf, vervaardigd door de beeldhouwer Hildo Krop en de ar­chitect Oud en beeldhouwer Rae­dec­ker, (de beeldhouwer die helaas door zijn plotselinge overlijden de ont­hulling niet heeft kunnen meemaken)  werd in 1956 voltooid met een tekst van de dichter Ro­land Holst.

 

 nauwelijks een pro­bleem om­dat ze in het voormalig Neder­lands In­dië wel gewend waren om zelf werk te zoeken en te vinden. Want de in­gebakken overle­vingsstrategie had de Indo/Euro­pe­aan zelf móeten ontwikkelen tijdens WO 2 en de onaf­hankelijkheidsoorlog. Een geluk bij on­geluk, zou men dat kunnen noemen, wat hen nu toeval­lig goed uitkwam.

In de barre en keiharde periode van de vijftiger jaren van de vorige eeuw vochten de re­pa­trian­ten ieder op hun eigen manier voor een waardig leven, weliswaar beroofd van hun dro­men, zonder substantiele hulp (of begeleiding) en met de ontkenning van hun werkelijk “zijn”, hun bestaan, zouden zij wel moeten leven ook in een voor hen wel­haast vijandige omge­ving. De meerderheid van de Nederlandse bevolking zag hen niet echt als verre bloedver­wanten en wanneer de Nederlandse bevolking geconfronteerd werd met de onalle­daagse gewoontes van de nieuwkomers zoch­ten deze heel tribaal hun eigen dagelijkse gewoontes op en trokken ze zich van de nieuwkomers terug. De Hollanders hadden, begrijpelijker­wijs ook hun eigen zorgen, net zo groot en behoeftig en dan  kon een stroom van “ver­meende bloedverwanten of nazaten” uit den vreemde nota bene niet zo direct vatten, (laat staan begrijpen). Voor de Hollanders (nooit ingelicht door de Overheid over deze bevol­kingsgroep) was de komst van de repatrianten, als gevolg volslagen duister ( het kwam hen niet goed uit) Het was voort­durend het aftasten van elkaars gewoonheden en rituelen en daarna zoeken naar overeenkomsten leek het wel.

 Met enige uitzondering van een handjevol Hollandse mensen, die zelf tijdens de Duitse bezetting in WO II hadden geleden en waar er enkele van hen de dood voor ogen hadden gezien,  had zich over hen ontfermd en hen omarmd. De Indische Nederlanders zagen in hen in ieder geval de pijlers, de ruggegraat zo men wil, van de Nederlandse Beschaving en dat was een geruststellende gedachte.

Voor niets gaat de zon op. De repatrianten hadden, ondanks de grote teleurstelling bij hun aankomst noodgedwongen én op eigen kracht een weg moeten vinden in een heel an­dere (werk)omgeving en ander klimaat, bij voortduring geconfronteerd met iets ande­re opvat­tingen over omgangsvormen dan waar zij zo aan gewend waren.

 Voor hen was er geen geoliede overheidsorganisatie zoals nu bijvoorbeeld het COA, Vluchte­lingenwerk en zo meer; voor hen was er geen ontvangstcomité dat ze van harte welkom heette, voor hen was er geen uitstekende hand om alles wegwijs te maken in het land van hun (voor)vaderen: HUN VADERLAND.

ZIJ  hadden immers Europese (voor)ouders en juist deze (verre) bloedverwanten bleken meer van xenofobisch van karakter te zijn bij de toenadering van de repatrianten dan bij de tegen­woordige immigranten die al die achtergronden niet hebben. Onbegrijpelijk en tegelijker­tijd beschamend.  Hoe was het ons geleerde zinnetje ook al weer: “van je familie moet je het hebben”. Kortom een onvergeeflijk schandaal.

ZIJ  werden op die manier niet bepaald in de watten gelegd zoals men met de huidig immigranten nu wel het een en ander pleegt te doen waarvan de modus zelfs standaard schijnt te zijn.

Voor de repatrianten hoefde deze “pampering” ook helemaal niet; men vroeg hen immers helemaal niets en al helemaal niets over de redenen waarom zij hier kwamen.

In het voor­malig Neder­lands Indië heerste een vrij sociaal liberaal arbeidsklimaat en er waren geen sociale vang­netten ter bescherming van werkenden zoals in Ne­derland. Met hun Neder­landse c.q. Eu­ropese opvoeding in Indië herkenden de repatrianten de Neder­landse samen­le­ving amper of hele­maal niet. Immers het gedrag en de om­gangs­vor­men van de Neder­lander strookte niet met dat­gene wat ze in Indië had­den geleerd: goede manieren, be­leefd zijn tegenover een ieder, met twee woorden spreken zonder aanziens des per­soons, kortom de etiquette van het fatsoen.

 In de Indo/Europese en Europese gemeenschap ontstonden

 als gevolg van de segregatie (zie het eerste deel) diverse niveaus en stijlen van leven: arm tot heel arm en rijk tot  heel rijk. Zowel de (vaak) rijke Europeanen als de rijk geworden Indo/Europeanen (meestal self-made) staken met hun sociale status de ogen uit van de rest van de Indo/Europeanen die  groten­deels een middenklasse vormden. En in deze maat­schap­pelijke verhouding was het woord solidair niet bepaald een woord dat dage­lijks werd gebezigd. En wanneer men de heden ten dage ter be­schikking staande actuele in­formatiebronnen raad­pleegt over de Indo/­Europe­aan, komt men niet zel­den onge­rijmdheden tegen. Dan worden er voorbeel­den van suc­cesvolle personen van Indo/Eu­ropese afkomst, Indo‘s dus, ten tonele ge­voerd, die vanaf de zestiger  jaren bekend zijn geworden op het ge­bied van de kunsten zoals, thea­ter, dans, film, muziek etc. met obligate commentaren dat zij het (toch) ge­maakt hebben! Daar kun­nen we suc­cessievelijk aan toevoegen dat ze dat succes (onder de alziende ogen van  hun ouders!) uit eigen kracht en inspan­ning hebben verworven. Ook carrières in de Krijgsmacht en op wetenschappelijk ge­bied (vaak medisch) worden dan uitgeme­ten. Maar de talenten op divers gebied onder de leden van de In­do/Europese be­vol­kingsgroep had men nauwe­lijks of helemaal niet in de gaten ge­had laat staan bevor­derd. Velen ont­wikkelden zich op eigen houtje, on­ge­subsidieerd of  nauwelijks ge­spon­sord door een of andere firma. Wat dat be­treft veel respect en lof en we gunnen hen het succes van ganser harte, dat vinden ik en ieder­een een goede ont­wikkeling; het zijn in feite nog fijne stipjes in het ge­heel, incidenten, maar die al flonkeren boven het ver­maledijde tranen­meer van de bitterheid van gisteren dat we met zijn allen hope­lijk zeer snel achter ons zullen laten om het plaats te laten maken voor de grote verwach­tingen die de Indo/Europeaan voor dit (ONS) mooie land voor ogen heeft.

Ik hoop  hiermee een bijdrage te hebben geleverd aan hen die de geschiedenis van de In­do/Eu­ro­peaan graag willen kennen en draag ik deze serie artikelen daarom op aan alle jonge men­sen en aan alle mensen van de Indo/Europese gemeenschap omdat ik weet wat het is om (een) Indo te zijn.

 

ICM COlUMNIST - PJOTR X. SICCAMA

 

Heeft U de vorige afleveringen gemist klik hier

 

Lees verder…
 

10897315486?profile=original

 

Indische Kwestie politiek slepende beladen thema 

 Eindspel Indische kwestie Door:  Henk Harcksen  Weergave van een lezing op 18 oktober 2015 in Bronbeek,  Arnhem

 

De Nederlandse bevolkingsgroep in Nederlands-Indië was onderdeel van een cultureel gemengde maatschappij. Hoewel deze bevolkingsgroep slechts 0,4 % van de totale bevolking vertegen-woordigde was het de dominante groep die de hoogste posities innam in het bestuur en het bedrijfsleven[1]. Deze groep viel uiteen in twee subgroepen. Ongeveer een derde van de    circa 300.000 Nederlanders geregistreerd bij de burgerlijke stand in Nederlands-Indië in 1940 waren etnische Nederlanders, genaamd totoks. Het overgrote deel der Nederlanders, circa 200.000 personen waren van gemengd bloed, en werden aangeduid als Indo-Europeanen. Over het algemeen waren zij lager geschoold dan de totoks en bezetten daardoor de midden-posities in bestuur en ambtenarij, maar ook in het bedrijfsleven en onderwijs. De mannen uit beide groepen in de leeftijd tussen 18  en 50 jaar werden in december 1941 voor het overgrote deel gemobiliseerd. Circa 42.000 van hen werden krijgsgevangene gemaakt Het betrof Nederlandse, Molukse en Menadonese KNIL soldaten waarvan 10.000 beroeps-militairen en de rest waren dienstplichtigen Ook de civiele ambtenaren en burgers werden geïnterneerd.                            De Japanners gebruikten kleur en stamboom als criteria voor wie gevangen werd gezet. Met tot gevolg dat Indische Nederlanders die meer dan 50% Indische voorouders bezaten buiten de Kampen bleven, de zogenoemde Buitenkampers.

Twee aspecten van de Indische Kwestie

In de eerste plaats, het niet vergoeden van de particuliere oorlogsschade. In februari 1951 nam het parlement de Wet op de Materiële Oorlogsschade aan, de WMO. Deze hield in dat alle oorlogsschade die door de Nederlanders geleden werd als gevolg van de Duitse bezetting, kon worden geclaimd.

De Nederlanders uit Nederlands-Indië werden expliciet van deze wet uitgezonderd. Het was de mening van de toenmalige regering, dat de jonge (en toen straatarme) nieuwe republiek Indonesië verantwoordelijk was daarvoor.

Backpay

In de tweede plaats de weigering van de naoorlogse Nederlandse autoriteiten - zowel in Indië als in Nederland - om de salarissen uit te keren die de voormalige gouvernementsambtenaren en militairen behorende tot het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en de Indische Zeemacht hadden gederfd tijdens de Japanse bezettingstijd. Het ging om achterstallige salarissen van de ambtenaren en militairen als gevolg van 41 maanden Japanse internering beter bekend onder de Engelstalige term ‘backpay’.[2]

Dit was in tegenstelling tot de Nederlandse ambtenaren en militairen die geïnterneerd werden of gegijzeld werden gehouden door de Duitse bezetter. Zij kregen na afloop van de oorlog hun achterstallige salaris volledig uitbetaald.

 

Indische Kwestie als politiek onderwerp

Zowel de regeringen Balkenende  als de regering Rutte hebben   met steun van alle betrokken regeringsfracties categorisch geweigerd om beide NIOD-studies parlementair te laten behandelen. Het dichtstbij kwam het op 30 juni 2011, toen de motie Dijkstra van D66 om de rapporten te laten bestuderen door een Commissie van Wijze Mensen, in de Tweede Kamer verworpen met slechts twee stemmen verschil. Zelfs     de SGP, die normaliter de regeringspartijen steunt, stemde nu vóór de motie Dijkstra. Deze motie heeft het dus net niet gehaald.

Het ontraden van de motie door de Staatssecretaris van VWS maakte De Indische Kwestie tot een politiek onderwerp. Dat is betreurenswaardig, aangezien het een parlementaire traditie is, dat zaken rond oorlogsslachtoffers Kamerbreed afgewikkeld worden, juist omdat deze geen speelbal van de politiek mogen zijn.[3]

Bevriezingsordonnantie

Deze ordonnantie werd op 29 augustus 1945 uitgevaardigd door luitenant Gouverneur-generaal H.J. van Mook. Het (Indische) Gouvernement schortte voor onbepaalde tijd de interne schuldverplichtingen op voor de periode tijdens de Japanse bezetting .

Voor de oorlog maakten ambtenaren en particulieren geld over naar Nederland ter onder-steuning van hun familieleden en kinderen om de kosten voor hun studie te kunnen betalen. Na de bezetting van Nederland nam het ministerie van Koloniën die schulden over, evenals banken. Verrekening geschiedde met salaris van betrokken werk-nemers.

Tijdens de Japanse bezetting werden salarissen stopgezet en verviel de dekking van de voorschotten. De Indische werknemer bouwde delegatie-schulden op. Bij benadering hadden 33.000 ambtenaren een gezamenlijke delegatieschuld van 20,8 miljoen en particulieren 13,6 miljoen, totaal 238 miljoen gulden. De KNIL militairen, bevrijd uit de werkkampen, zaten in opvangcentra in Siam en Singapore en wisten van hun mede-krijgsgevangenen dat hun regering de salarissen meteen na de oorlog hadden uitbetaald. Ze hadden het vertrouwen dat zij ook betaald zouden worden. Het Indo Europees Verbond en het NIBEG vroegen van Mook naar zijn plannen maar er kwam geen antwoord.

10897316063?profile=originalOngelijke behandeling

De Koninklijke Marine, in casu de Admiraliteit betaalde de Backpay. Het besluit werd in augustus  1945 genomen door de minister van Oorlog in het kabinet Schermerhorn, J. Meynen die het zo vanzelfsprekend vond dat hij het niet vooraf besprak in de Ministerraad. Het gevolg was dat oud-krijgs-gevangen Nederlandse marine-mannen wel betaald zijn,    hun mede kampbewoners die dienden bij de Indische Marine (Gouvernementsmarine)  niet. De Geallieerden, de Verenigde Staten, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben hun militairen wel hun salarissen tijdens hun krijgsgevangenschap uitbetaald.                                                                                                                                                                       

De Backpay-commissie

De Backpay Commissie werd door Van Mook geïnstalleerd op 14 januari 1946.Het recht op soldij was verankerd in de wetgeving van het land waar de militairen deel van uitmaakten. Dit betekende dat de KNIL militairen onomstotelijk recht op Backpay hadden. De Commissie bleek intern verdeeld over zowel de juridische aspect als de omvang van de financiële verplichting. De Indische autoriteiten wezen elke juridische verplichting af. In plaats van integrale compensatie van de niet uitgekeerde lonen en verloren gegane bezittingen, streefde Batavia er naar om de betrokkenen schulden vrij te maken en een nieuwe start te gunnen. Op 19 oktober werd de Backpay commissie ontbonden. Doel werd de slotrehabilitatie regeling en de definitieve afwikkeling van de individuele financiële oorlogsproblematiek door overdracht naar tripartiet overleg bestaande uit het Indisch departement Sociale Zaken, werkgevers en werknemers.

Er werd een akkoord bereikt in mei 1948 en de kern van de regeling werd gevormd door de delging van de rehabilitatie-schulden en vergoeding van de huisraadschade.

 

De Rehabilitatie Uitkering, Ronde Tafel Conferentie

De Ronde Tafel Conferentie was een tussen 23 augustus en 2 november 1949 in Den Haag gehouden Het betrof een conferentie tussen vertegen-woordigers van Nederland, de Republiek Indonesië en de Bijeenkomst voor Federaal Overleg (afgekort BFO), de vertegenwoordiging van de verschillende staten die Nederland in de Indonesische archipel had gecreëerd. Er werd onderhandeld over de binnenlandse en buiten-landse schulden. Uiteindelijk accepteerde de Indonesische delegatie, door bemiddeling van een Amerikaans lid van de VN commissie voor Indonesië, dat men in ruil voor de onafhankelijkheid een deel van deze schulden over zou nemen.

Op 24 oktober werd er overeengekomen dat Indonesië 4,3 miljard gulden aan staats-schuld zou overnemen. De conferentie eindigde met het besluit tot soevereiniteits-overdracht die op 27 december

1949 plaatsvond. Backpay maakte geen deel uit van de onder-handelingen. Op 26 juli 1950 werd het KNIL opgeheven. Alleen de Nederlandse militairen konden over naar de Koninklijke Landmacht. Het ging over een totaal van 65.000 militairen, waarvan 10.000 Nederlanders.

Geldontwaarding

De verhouding van de Rupiah tot de gulden werd 1 op 3, in maart 1951 werd de waarde van alle biljetten boven de vijf gulden gehalveerd en moesten worden ingeruild tegen nieuwe coupures voor de helft van de waarde. Spaartegoeden van Nederlanders werden gehalveerd en bleef van de rehabilitatiegelden en huis-raadschade vergoeding weinig over.

Commissie Achterstallige Betalingen

De Commissie Achterstallige Betalingen (CAB) werd gevormd op 18 december 1951. Taak: onderzoek naar gang van zaken bij de rehabilitatieverplichtingen. Doelgroep: Indische Nederlanders, iet de Molukkers die in Nederland woonachtig waren.

 

De Backpay behoorde niet tot de onderzoeksopdracht. Uiteindelijk betaalt de regering 104,75 miljoen gulden, huisraad vergoeding inbegrepen. Het duurde lang voor er een beslissing kwam door politieke onwil. Het had niet te maken met de staat van ’s Rijks financiën. Vanaf 1950 was er een overschot op de begroting In 1952 lag de industriële productie al 35% hoger dan in1939, in1952 bedroeg het betalingsbalans overschot 1,9 miljard gulden.

Eind 1954 waren er nog maar 3000 van de 50.000 aanvragen afgehandeld ten bedrage van 8.5 miljoen gulden. Er kwam protest en de afhandelingen werden opgeschroefd naar 4000 per maand[4]. Ondertussen had de rechter uitspraak gedaan in een aantal Backpay geschillen. Niet Nederland, maar Indonesië was verantwoordelijk voor betaling. Nederlands-Indie was een  aparte staatkundige entiteit volgens het territorialiteitsbeginsel, Indonesië was haar rechtsopvolger. Omdat de rechter een soevereine staat niet kan manen werd de dagvaarding van de klagende partij nietig verklaard.

Traktaat van Wassenaar

De bilaterale betrekkingen met Indonesië werden aangehaald, na de machtswisseling Soekarno- Soeharto. Schuldsaneringsonderhandelingen kwamen op gang die uitmondde in het Traktaat van Wassenaar. Lumpsum van 600 miljoen gulden wordt door Indonesië volledig betaald . Twee betalingen van 18 miljoen elk kwamen ten goede aan kleine particulieren die vanwege hun leeftijd of financiële urgentie in aanmerking kwamen voor financiële vergoeding voor verloren gegane  bezit. Nederland heeft bewust de Backpay uit de onderhandelingen gehouden.

In de Memorie van toelichting, uit artikel 1 lid 1 vloeit voort dat aanspraken van particulieren op het voormalig Gouvernement van Nederlands-Indie niet meer jegens de Republiek Indonesië kunnen worden geldend gemaakt. De vraag van Kamerlid Voogd of      de KNIL militairen voor een vergoeding uit de lumpsum in aanmerking kwamen, werd niet beantwoord door minister Luns. 

Conclusie: het Traktaat zet een definitieve streep door de Backpay terwijl de rechter de claim wel rechtmatig had verklaard.

Indonesië werd gevrijwaard om   te betalen in Internationaal rechtelijke zin.

Moluks eerherstel als hefboom voor de Backpay en de Commissie van Drie

Na de Molukse treinkapingen werd er een onderzoekscommissie Kobben-Matouw opgericht die een historisch onderzoek deed naar de komst van de Molukkers naar Nederland. De in Nederland woonachtige Molukse KNIL militairen na de Soevereiniteits-overdracht en de opheffing van het KNIL naar Nederland gehaald  via een gerechtelijk bevel. Na aankomst werden ze collectief ontslagen uit militaire dienst. De Nederlandse staat zorgde voor hun levensonderhoud maar de Molukse gemeenschap voelde zich verraden. Daarnaast hadden de gepensioneerde veteranen, 958 van 3578 overgekomen soldaten geen recht op pensioen.

 

10897316294?profile=originalDe Nederlandse KNIL soldaten hadden daar wel recht op via de KNIL Garantiewet. De Molukkers dienden zich te wenden tot Indonesië maar die weigerde te bepalen ondanks de RTC die Indonesië verplichtte tot betaling. Per 1 januari 1956 had Nederland het voor Molukse kostwinners de zelfzorgregeling ingevoerd. Op de woonlasten na dienden Molukse gezinnen in hun eigen levens-onderhoud te voorzien. Per 1 januari 1964 was de regering alsnog bereid tot een pensioen-vervangende uitkering. Over de periode 1956-1964 werd niet uitbetaald. Er kam een advies van de Commissie Kobben Mantouw aan het kabinet van Agt-Wiegel om naar deze zaak te kijken. Dit werd het signaal voor de Indische belangengroeperingen om de zaak van de backpay weer aan te kaarten.

Er volgde een initiatief van Klaas de Vries (PvdA), op dat moment voorzitter van de Vaste Kamer Commissie van Defensie in nauwe samenwerking met Weijers (CDA) en Keja (VVD) om tot een onderzoek te komen van de backpay-kwestie en haalbaarheid van een mogelijke oplossing.   Oud KNIL militairen hadden al weken in hun oude uniformen gedemonstreerd op het Binnenhof.

Uiteindelijk kwam er een voorstel die gevat was in een motie die door de voorzitter van de Commissie Weijers werd ingediend en geen partij-politieke strekking had:

De Kamer, gehoord de beraad-slaging,

Overwegende dat in het verleden herhaaldelijk tussen regering en Staten-Generaal van gedachten is gewisseld over het vraagstuk van de niet genoten inkomsten over de periode van (krijgs)gevangen-schap tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië,

Overwegende dat opeenvolgende kabinetten zich daarbij op het standpunt hebben gesteld dat verzoeken over betaling van deze niet genoten inkomsten niet voor inwilliging vatbaar waren en dat de Staten-Generaal zich bij dit standpunt steeds hebben aangesloten,

Constaterende dat in geen enkel rechtsgeding dat over deze zaak door betrokken organisaties en individuele personen tegen de staat der Nederlanden werd aangespannen een juridisch afweegbaar recht op betaling kon worden geldend gemaakt,

Stelt wederom vast, dat de Staat der Nederlanden juridisch niet gehouden is tot betaling van betreffende gederfde inkomsten,

Evenwel overwegende dat het rechtsgevoel van betrokkenen door deze herhaalde uitspraken van Regering, Staten-Generaal en Rechtelijke macht niet bevredigd is,

Overwegende, dat deze uitspraken geen morele bevrediging schenken omdat daarin geen rekening wordt gehouden met de historische verantwoordelijkheid mede van de Nederlandse Regering voor de gebeurtenissen in het voormalig Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarna,

Voorts overwegende dat de verschrikkingen van de Japanse bezetting en het lijden in de krijgsgevangenkampen in ons land pas laten - nooit ten volle - zijn beseft en dat betrokkenen veelal ook onvoldoende begrip hebben ondervonden verband houdende met hun noodgedwongen repatriëring naar ons land,

Nodigt de regering per 1 januari 1981 uit een regeling te treffen waarin aan deze morele verant-woordelijkheid ook materieel inhoud wordt gegeven en

Verzoekt derhalve de Regering daarbij de volgende uitgangs-punten in acht te nemen:

a)    Aan alle voormalig geïnterneerden-kostwinners, voor zover  zij zich na de oorlog duurzaam in Nederland hebben gevestigd een eenmalige uitkering te verstrekken

b)    De uitkering wordt eveneens verstrekt aan weduwen van voormalig geïnterneerden, kostwinners die zich duurzaam in Nederland hebben gevestigd voor zover het huwelijk ten tijde van de internering bestond

c)     Deze uitkering bestaat een voor allen gelijk bedrag van 7.500 gulden waarover geen belasting hoeft te wordt geheven en dat niet in mindering wordt gebracht op de pensioenen, uitkeringen, subsidies en dergelijke die betrokkenen ontvangen

d)    Verzoekt de regering over de uitwerking van deze regeling in overleg te treden met organisaties van betrokkenen en gaat over tot de orde van de dag.

 

10897316294?profile=originalDe Tweede Kamer stemde in met de regeling op 18 juni 1981 zonder stemming. Alle in Nederland wonende weduwen van gesneuvelde KNIL militairen ontvingen eveneens de uitkering die de naam Wet Uitkering Indische Geïnterneerden droeg. Eind 1981 waren 72.100 aanmeldingen binnengekomen, 61.142 uit Nederland, 3237 uit Indonesië van warga negara’s en 772 uit de rest van de wereld,   per 1 januari 1982 32.168 beschikkingen tot uitbetaling, op de sluitingsdag van 1 juli 1983 waren 57.965 formulieren ingediend. Na de ontbinding van de Adviescommissie voor de uitkering waren 47.877 aanvragen verwerkt en 37.296 uitgekeerd[5]Buitenkampers vielen buiten de regeling.

De Liro Affaire en de gevolgen voor Indische Gemeenschap

Joodse tegoeden waren in beslag genomen tijdens de oorlog en na de oorlog niet terug gegeven aan de rechthebbenden/overlevenden. Bezittingen waren door de ambtenaren verkocht. Analoog aan een onderzoek naar verloren gegane Joodse bezittingen kwam er een commissie Onderzoek Indische Tegoeden, (commissie van Galen). Een en ander resulteerde in Het Gebaar met een toekenning van 350 miljoen gulden en 158 miljoen euro voor diverse projecten. De Indische Gemeenschap bleef het zien als genoegdoening, maar geen finale kwijting van de vorderingen die de kern van de Indische Kwestie vormen.

De Bersiap wordt mee-genomen in het Breed Historisch Onderzoek als onderdeel  van “Het Gebaar”

Bij de uitwerking van Het Gebaar” in 2001/2011 was het Breed Historisch Onderzoek een van de projecten. Het onderzoek betrof onder andere de ontvangst van de Indische Nederlands in Nederland die gekenmerkt werd door formalisme, bureaucratie  en koude ontvangst. De opzet van het onderzoek  veroorzaakte een vergaand geschil tussen het IP en het departement van WWS dat direct betrokken was bij de uitvoering van het Gebaar. Kernpunt vormde de vraag of de Bersiap deel moest uitmaken van het onderzoek of niet? Professor Hans Blom indertijd hoogleraar Geschiedenis aan de UvA en verbonden aan het NIOD en Bussemaker kwamen tegenover elkaar te staan. Herman Bussemaker heeft hier het volgende over gezegd.:

Ik ben in 2001 bij de Universiteit van Amsterdam gepromoveerd op de dissertatie “Paradise in Peril: Western Colonial Power and Japanese expansion in South-East Asia, 1904 – 1941”. Mijn promotor was Hans Blom, toen naast zijn hoogleraarschap ook directeur van het NIOD. Uiteindelijk werd de Bersiap (na hevige protesten uit de Indische gemeenschap) toegevoegd aan het NIOD onderzoek in het rapport van Peter Keppy, dat over de vermogensaspecten van de Japanse Bezetting en de daarop volgende Indonesische Revolutie, handelt. De regering was beducht dat deze rapporten claims zouden onderbouwen. Dit wetenschap-pelijk onderzoek was voor het IP van levensbelang omdat het naar de achterban gebruikt kon worden om aan te geven dat Het Gebaar geen finale kwijting was maar   dat een onafhankelijk onderzoek ongetwijfeld zou aantonen dat de regering in het krijt stond bij de Indische gemeenschap en dat er nog een finale compensatie zou komen het geen men te goed meende te hebben van de Nederlandse regering.

Kabinet Balkenende IV en Rutte I

Kabinet Balkenende IV was op 10 februari 2010 gevallen. Op 28 oktober 2009 werd door het IP    in samenwerking met ICM van Ferry Schwab een manifestatie georganiseerd op het Plein in Den Haag nadat daaraan voorafgaande een gesprek met Jet Bussemaker, staatssecretaris van VWS in het kabinet Balkenende IV had plaatsgevonden. Halbe Zijlstra hield een speech waarbij hij de mening uitsprak dat de Indische Kwestie moest worden opgelost. Eerder dat jaar had de schrijfster Elise Lengkeek haar boek,’Ik beken’ over het Indisch verzet aan de premier aangeboden. Halbe Zijlstra zei later in een gesprek met het IP dat hij Kamervragen zou stellen aan Ab Klink minister van Volksgezondheid, hij kreeg echter nietszeggende antwoorden.

Kabinet Rutte 1 was een minderheidskabinet bestaande uit de politieke partijen VVD en CDA, en kreeg van oktober 2010 tot april 2012 gedoogsteun vanuit de Tweede Kamer van de PVV. Op 21 april 2012 maakte premier Mark Rutte bekend dat het, na zeven weken onderhandelen in het Catshuis over de begroting voor 2013, niet was gelukt tot overeenstemming te komen met Geert Wilders. Na het stuklopen van de onderhandelingen gaf de PVV aan per die dag geen gedoogpartner meer te zijn van het kabinet. Diederik Samsom fractievoorzitter van de Tweede Kamerfractie van de PvdA zei op 24 augustus 2012 dat de Indische Kwestie in deze kabinetsperiode moet worden opgelost in het radio programma De Halve Maan.

Het kabinet Rutte 2 werd beëdigd op 5 november 2012. Op 29 juni is dan al een stemming geweest van een motie van Pia Dijkstra waar een Commissie van Wijze Mannen wordt voorgesteld om uit de impasse te komen in de onderhandelingen tussen staats-secretaris Veldhuijzen-van Zanten Hylner en het Indisch Platform. Die impasse ontstond met name omdat het idee postvatte dat de secretaris door haar ambtenaren onjuist werd geïnformeerd.      

 

Het bleek dat de NIOD rapporten niet door de beleidsambtenaren van VWS ambtenaren waren gelezen. Ton te Meij delegatielid van het IP sprak de ambtenaren hier op aan, de staatssecretaris werd dus door haar ambtenaren bewust verkeerd voorgelicht. Zo ontstond het beeld van de Vierde macht die haar staatssecretarissen in opvolgende kabinetten op het verkeerde been zette. De motie van Dijkstra wordt met 2 stemmen verschil verworpen, PVV zegde aanvankelijk haar steun toe maar stemde uiteindelijk mee  met de coalitie. Hun argument: wij waren door het regeerakkoord gehouden tot gedoogsteun aan het Kabinet Rutte .  

In januari 2013 wordt Silfraire Delhaye voorzitter van het IP als opvolger Herman Bussemaker. Op 19 maart 2013 werd een Stille Tocht georganiseerd waarbij Peggy Stein een van de organisatoren was en later toetrad tot de delegatie die direct onderhandelingen voerde met de staatssecretaris. De delegatie bestaat mede uit Jan van Wagtendonk, voorzitter Stichting Japanse Ereschulden, Jan de Jong, voorzitter van de Stichting Vervolgingsslachtoffers Jappen-kamp (SVJ) en Ton te Meij onafhankelijk adviseur. De tocht eindigt op het plein waar een petitie werd aangeboden aan de Tweede Kamer. In de voor-bereidingsfase is Hans Vogelsang, nauw betrokken bij de online campagne voor deze petitie waardoor deze petitie breed  onder ogen van de Indische Gemeenschap komt en nog breder gedragen werd.

10897316478?profile=originalImpactanalyse

Op 31 mei 2013 wordt op verzoek van het IP door de Sociale verzekeringsbank het voorstel van het IP doorgerekend. Op 20 december 2013 volgt een veegbrief van de staatssecretaris. Kern is dat hij in gesprek blijft met het IP. In 2014 komt er geen voorstel. Na 15 augustus 2014, gaat het IP individuele gesprekken aan met Tweede Kamerleden. Het beeld ontstaat van een staats-secretaris die in gesprek blijft maar geen voorstellen doet en afspraken niet nakomt om tot een beleidsbrief naar de Kamer te komen[6].

Vaste Kamer Commissie VWS  eist overleg met de staatssecretaris en AO van 14 oktober jl. 

10897317079?profile=originalOp 2  juni 2015 een dag voor het Algemeen Overleg met de vaste kamer Commissie van VWS stuurt van Rijn een brief naar de Kamer. De kern: Het Gebaar is finale Kwijting maar Van Rijn wil in gesprek blijven met het IP. Backpay en Vermogensschade worden expliciet genoemd in de brief. Michiel van Veen (VVD) vindt een meerderheid in de Vaste Kamer Commissie VWS voor zijn voorstel om tot uitstel van het AO overleg te komen. Een volgend overleg wordt op 14 oktober gepland. In oktober 2015, volgt een lange brief van Van Rijn en een AO overleg dat op 14 oktober plaatsvindt.

Uitkomst AO overleg 14 oktober 2015

Uitkomst: Van Rijn zal vóór        de begrotingsbehandeling VWS (die begint op 2 november a.s.)  de Commissie informeren of     een gesprek met het Indisch Platform zinvol is om – zonder verwachtingen te wekken – misschien te komen tot een aparte oplossing voor de ‘backpay’-generatie. In die brief zal hij tevens proberen de eventuele kosten hiervan te ramen. Of een overleg hierover zinvol is, hangt van de opstelling van het IP af.

Tot dusver heeft het IP namelijk een brede aanpak voorgestaan, zonder het maken van een onderscheid tussen diverse groepen binnen de Indische gemeenschap. De Commissie zal vervolgens een tweede termijn plannen voor een Algemeen Overleg. Van Rijn zegde toe dat hij op zijn begroting geld zou willen vrijmaken voor (nader in te vullen) projecten om de Indische geschiedenis (beter) te doen kennen.

Aan het begin stond Van Rijn evenals vele andere sprekers stil bij het trieste bericht van het overlijden van Dr. Bussemaker, de ‘man met het grote hart voor de Indische zaak’. Van Rijn zei dat hij zich grondig verdiept had in de ‘Indische kwestie’. Hij zag het als zijn opgave in zijn functie om die niet als afgedaan te beschouwen. Hiervoor zijn geen juridische redenen, maar hij doet dit vanwege morele overwegingen.

Bij kennisneming van de geschiedenis zoals o.a. weer-gegeven in de rapporten van het NIOD bekropen hem (en hem niet alleen) gevoelens van gêne en schaamte over de manier waarop de belangen van de Indische Nederlanders zijn behandeld.

 

Desgevraagd zei hij dat de berekening (door de SVB) op basis van de benadering van het IP uitkwam op ruim een miljard euro (over 15 jaar). De kwestie ligt ook in die zin gecompliceerd dat erkenning (of excuses) zonder compensatie voor velen niet telt.

Terwijl een vorm van compensatie (waarvan voorbeelden in het verleden te vinden zijn) voor velen de gevoelens van verdriet en onrechtvaardige behandeling niet kan wegnemen. De conclusie van Van Rijn die hij bij herhaling en op diverse manieren toelichtte, was dat er geen oplossing voorhanden was, die zowel budgettair aanvaardbaar zou zijn als ook draagbaar voor de Indische gemeenschap als geheel, voor wat betreft de erkenning en compensatie[7].

Op 2 november blijkt dat er een akkoord is tussen staatssecretaris van Rijn en het Indisch Platform maar alleen over de Backpay. Een bedrag van 25.000 euro zal belastingvrij worden uitbetaald en het uitvoerings-reglement wordt nader ingevuld in nauwe samenwerking tussen beide partijen. De Rijksoverheid zet het bericht op internet met de volgende inhoud:

Van Rijn en Indisch Platform doorbreken 70-jarige impasse 'Backpay'

Nieuwsbericht | 03-11-2015 | 17:00

Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) en het Indisch Platform zijn akkoord om de “Backpay” gezamenlijk tot een oplossing te brengen. Er wordt een financiële regeling getroffen voor de betrokkenen die nu nog in leven zijn. Het gaat bij de “Backpay” over de niet uitbetaalde salarissen aan de ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement gedurende de Japanse bezetting.

Van Rijn: "Met deze regeling trachten we tegemoet te komen aan de onvrede in de Indische Gemeenschap door het ontbreken van een oplossing voor de Backpay. De geschiedenis van de afgelopen 70 jaar kunnen we niet ongedaan maken, maar ik hoop dat deze stap de weg vrijmaakt voor een nieuw hoofdstuk van onze gezamenlijke toekomst".

Voorzitter Silfraire Delhaye van Het Indisch Platform: “Deze stap die we samen zetten, stelt ons    in de gelegenheid om zo snel mogelijk de mensen te helpen die al meer dan 70 jaar wachten op hun salaris. Onze directe focus op korte termijn is nu hierop gericht. Staatssecretaris Martin van Rijn doorbreekt hierin een 70 jaar durende impasse. Hiermee wordt een van de doelstellingen van het IP op korte termijn ingewilligd. We zijn hier content mee."

Betrokkenen zo min mogelijk belasten

Van Rijn en het Indisch Platform zullen verder overleg voeren over de precieze uitwerking van de regeling. Over een aantal kernpunten is al overeenstemming bereikt. Per rechthebbende zal een bedrag van 25.000 euro netto worden uitgekeerd. In de uitvoering zal maximaal worden aangesloten op reeds beschikbare informatie over de recht-hebbenden, omwille van de snelheid en zodat betrokkenen – veelal ouder dan 90 jaar – zo min mogelijk worden belast.

Conclusie: de regeling in 1981 was een gevolg van consensus-politiek tussen Kamer en Kabinet. De Backpay-regeling is voortgekomen uit een overleg en petite comité tussen het Indisch Platform en  een vertegenwoordiger van het Kabinet en opnieuw in de ogen van het kabinet het inlossen van een morele verplichting bij het ontbreken van een juridisch-rechtelijke basis. En wederom is een deel van de Indische Kwestie geregeld en wordt het overleg tussen Van Rijn en het Indisch Platform voortgezet.

Staatssecretaris van Volksgezond-heid, Welzijn en Sport, de heer Martin van Rijn, lichtte zijn beslissing toe aan de Tweede Kamer in een brief, waarvan de inhoud reeds in het openings-artikel weergegeven is.

10897317295?profile=originalDe mythe van Sysiphus

Sisyphos (Oudgrieks: Σίσυφος) of Sisyphus (Latijn) is een figuur uit de Griekse mythologie. Hij beging de vergissing de goden uit te dagen. Hij wist hun telkens te ontsnappen maar verergerde hiermee zijn uiteindelijke straf.

 

Mary Huang, design technologist USA, Sysiphus

Die luidde dat hij tot het einde der tijden in de Tartaros (Griekse onderwereld) een rotsblok tegen een berg moest duwen. De Franse schrijver Albert Camus schreef de Mythe van Sysiphus. Bij hem is deze figuur een absurde held omdat hij beseft dat hij op zichzelf is aangewezen, dat hij niet langer door de goden geleid wordt. Zijn geluk schuilt niet in de ontkenning van zijn lot, maar van het besef dat hij revolteert tegen het lot dat de goden hem hebben toebedacht en het is precies deze revolte die hem vrij maakt. Het heldere inzicht dat zijn eigenlijke kwelling zou hebben moeten veroorzaken,

bewerkstelligt zijn overwinning schrijft Camus. Het is aldus niet zozeer het absurde waar Camus op uit is, maar de weerstand     die het oproept, de revolte, die vrij maakt (bron: dr. Ruud Welten, het Labyrinth van de Mythe van Sysiphus, 2013).

 

Het verhaal van Sysiphus kan als metafoor worden gehanteerd voor het onderhandelingsproces dat zich meer dan zeventig jaar ontwikkelde en getuige de laatste alinea van de brief van Van Rijn nog geen einde is gekomen:

 

“Tot slot nog het volgende. De algemene doelstelling van het Indisch Platform is ons bekend. Het is vanzelf-sprekend aan het Indisch Platform, mede ingericht op verzoek van de Nederlandse Regering als haar gesprekspartner voor de gehele Indische Gemeenschap, om naast de ‘backpay’ zorg te dragen voor     de verdere doelstellingen die uit haar belangen en achterban voortkomen.”

 

Bronnen: 

Peter Keppy: Sporen van Vernieling,

Hans Meijer: Indische Rekening, Indië, Nederland en de Backpay kwestie 1945-2005,

Herman Bussemaker: Indisch Verdriet,

Website Vaste Kamer Commissie VWS,

Javapost, weblog van Bert Immerzeel.

 

Lees verder…

PJOTR XERXES SICCAMA

De Maandblad de MoessOn ‘’ WIE IS BANG VOOR EEN IDENTITEIT’’ ?  

De MOESSON van deze maand kwam met een zeer curieus artikel waarin een ex-medewerker/journalist (Indo dese/deze-zegt hijzelf ook trouwens) van NRC Handelsblad vertelt over de keuze van zijn identiteit. Citaat: “’Identiteit is een keuze’’

Excuseer me een moment, hier is iets aan de hand waar ik nog geen weet van heb. Zover ik weet is identiteit (van een individu en ook van geen individu (dieren dus)) geen ad libitum keuzeartikel. Je bent het of je bent het niet (het maakt niet uit wie of wat). Ben je het niet, dan ben je het niet, ben je het wel, dan ben je het. (citaat van Godfried Bomans – in Erik het kleine insectenboek). Hier wordt duidelijk (en met humor) geïllustreerd hoe het met het zijn - de identiteit dus - van iemand of iets gesteld is. Je identiteit wordt bepaald bij je geboorte. Een identiteit kun je aannemen; (of een idee: in vermomming- of dit laatste tot iets waarachtigs zal leiden is de vraag)) dat is heel wat anders dan de keus hebben, of liever gezegd bezitten. Ach, die arme man heeft, begrijp ik, nooit een identiteit gehad bij zijn geboorte in het voormalig Nederlands Indië waar hij het levenslicht heeft gezien? Hoe wonderlijk. Het liefst zou hij in een of ander stad of dorp in Nederland geboren wilde worden (Beemsterzwaag of zo).

Vanzelfsprekend veroordeel ik niemand die een andere identiteit wil aannemen; per slot leeft de heer Moll in een vrije wereld. Anderzijds zou hij ook voor een Eskimo, Indiaan, Esquiliniaan of Mongool opteren. Allemaal zeer respectabele identiteiten nietwaar.

 Het schijnt dat de geïnterviewde de heer Hans Moll voortdurend worstelt met dit dilemma; nu hij niet meer werkzaam is knaagt dat zeker. Maar waarom toch, al die kommer en kwel op te roepen waar uiteindelijk geen oplossing voor is; het is niet nodig om je zelf zo te pijnigen (en in Molls situatie te straffen?) voor het mooie - het unieke en goede - wat je al bezit.? En de tragiek van dit geheel zet zich voort met het noemen van enkele persoonlijke bijzonderheden: de heer Moll wil graag HOLLANDER zijn (geen Nederlander – neen – Hollander).Even terzijde: een Hollander (of voor mijn part Nederlander) heeft ook niet gevraagd om Hollander te zijn (of te worden). Zij zijn het nu eenmaal en niet anders. Wanneer mijnheer Moll nu eens precies en duidelijk vertelt wát hij daarmee bedoelt, dan kunnen we daar kennis van nemen. Overigens kun je nimmer een Hollander zijn (of worden); ook al eet je elke dag aardappels met kool en jus of anderszins, je in de winter per sé moet (kunnen) schaatsen, gedraag je als de Hollander in goede en slechte tijden, en met nog meer Hollandse ‘’deugden’: het wordt nooit wat. De Hollander zou hier om scháterlachen.  Kortom een absurde situatie.

 Hoe schizofreen moet je zijn om zoiets te beweren en te voelen of is het wellicht weer eens die cryptisch Indo spelletjes die de heer Moll met ons speelt? Ach, de arme man moet nu eenmaal zijn ei kwijt en dat doet hij door zich te laten interviewen door een journalist van het maandblad Moesson. Deze journalist van Moesson schijnt, te oordelen naar het artikel dat hier wordt doorwrocht van gisteren door de vragen die hij aan de heer Moll had gesteld niet weer te geven. Zo moet de lezer van het bewuste artikel maar naar gissen of ins blaue hinein interpretieren. De journalist van Moesson had daarmee al zijn kansen gemist om de heer Moll kritische vragen te stellen. Niet scherp geweest van de journalist wanneer we dat allemaal zo kunnen lezen. Aan zo n artikel heeft niemand toch wat aan. Simpel kritische verslaggeving doen en dan komen de gezonde publieke discussies wel vanzelf los.

 De heer Moll gunde in het bewuste artikel een klein inkijkje in zijn familiedomein. Ontroerend, maar ook wel iets waar ik een paar vragen over heb. Want niet iedereen zal zich daarin herkennen, als hij over zijn vader vertelt (iets donker van kleur !sic), die weliswaar goed opgeleid zo onderdanig was wegens de mensen die in het voormalig Nederlands Indië het voor het zeggen hadden. De heer Moll had gelijk over de sociale sfeer en het wederzijds gedrag die er heerste tussen machthebbers en de rest van de gemeenschap. Autochtoon of Indo/Europeaan. Maar dat kenden we maar al te goed van de dwangmatigheid van voormalige kolonialen.

Hoe blanker je was (of werd door geboorte) des te meer kansen (privileges) je (zou kunnen) krijgen. (Bellini)

De zogenoemde ‘’onderdanigheid’’ was niet zozeer onderdanig, maar eerder uit respect voor een medemens (ongeacht wie) dat voortkomt uit de gedegen opvoeding en gedragsvormen van goede manieren van de Indo/Europeanen. In de tijd dat de Indo/Europeaan in dit land kwam (en trouwens ook elders in Europa) was het voor de Nederlanders even schrikken hoe ‘’timide’’ ze wel waren. Immers de grootste fout was dat de Nederlandse Staat en regering bewust hadden verzuimd (!) de Nederlandse bevolking (successievelijk) te informeren dat er in het voormalig Nederlands/Indië zo vele nakomelingen van Europeanen leefden, die een wel afwijkend gedrag vertoonden. (d.w.z.beleefd-overbeschaafd met perfecte manieren). (Blokker)

Een andere bewering in het vermaledeide artikel was bijvoorbeeld dat de heer Moll ‘’erachter’’(cit.) was gekomen dat Nieuw Guinea (na 1949 nog Nederlands gebied was) bedoeld was om een soort provincie te maken voor Indo ‘s. (Indo/Europeanen). Ik vraag me af waar hij deze wetenschap vandaan haalt. Door wie werd het bedacht of geopperd? Geen enkele bronvermelding: een slag in de lucht. Uiteindelijk was hij en zijn familie naar Nieuw Guinea verhuisd. En dan zegt de heer Moll dat hij zijn ouders nog steeds dankbaar is ‘’dat hij mazzel had”(cit.) om naar Nederland te vertrekken. Begrijp ik het goed? Had de heer Moll geen Nederlands paspoort (meer?); was hij Statenloos of had hij misschien zijn paspoort ingeruild voor een Indonesische? Het is mij zo onduidelijk.  Wel kan ik zeggen dat er bij het toenmalig Koloniaal Bestuur een groot probleem ontstond nadat de 2e Wereldoorlog was afgelopen en de Nationalisten amok maakten voor onafhankelijkheid. En dat probleem zag het Koloniaal Bestuur eigenlijk te laat om voorzorgsmaatregelen te nemen ter bescherming van de Indo/Europese bevolkingsgroep, die op haar beurt afvroeg wat er dan met hen zich zou gaan gebeuren wanneer het voormalig Nederlands Indië eenmaal onafhankelijk zou worden. In feite werd deze bevolkingsgroep min of meer in het diepe gegooid.

En dan komt de heer Moll met de boude bewering dat de Indo ‘s (zo noemt hij ze bij voortduring) eigenlijk niet konden/kunnen koken, omdat (citaat): ‘’omdat de kokkin dat deed..’’ Een complete misser. Hier blijkt dat de heer Moll en de journalist van Moesson geen weet en kennis hebben van de culturele en culinaire historie van de Indo/Europeaan. Er komt geen einde aan het generaliseren. Wanneer het duo zich eens goed verdiepten in deze materie zullen ze wel tot een ander genuanceerder oordeel komen. Maar helaas, het kwaad is al geschied en zo zadelt iemand die in deze specifieke situatie zichzelf nog nauwelijks kent en tussen hemel en aarde bevindt anderen met kommer. 

Lees verder…

ICM BOOK - ACHTER DE SCHERMEN

13570090659?profile=RESIZE_192XACHTER DE SCHERMEN
Door Ellen Hauwert geplaatst op 28 januari 2010 om 1.58Stuur bericht Blog bekijken

_____________________________________________________________________________________________________________________

De vier musketiers
Jack Jersey, Raden Mas Samiran Sastro Amidjojo en ik, in deze volgorde, omdat we al vanaf het Jappenkamp dierbare vrienden waren en Maurice de la Croix, die gewoon bij ons paste als ons hart in onze gelederen

 ____________________________________________________________________________________________________________________

 

Maurice sprong eruit als de gentleman met alle maniertjes en qua houding. Altijd spic en span gekleed en slank als een den.
Ons pact was ooit verzegeld geweest met een toast Johnny Walker en een roko kretek.
Brr achteraf vies maar ok. pact is pact .
We reisden heel Nederland af met de Jack Jersey Show, die ik als presentatrice aan elkaar praatte en verder was ik het aanspreekpunt van alle zaken met betrekking tot de organisatie.
De Big Brother Boss boven mij was de man van het geld, Nono Wardenaar. Veel later organiseerde ik zelf festijnen.
Terwijl iedereen in het gareel liep, het zijne, de musketiers niet.
Die waren een bunch van warhoofden uitgezonderd weer Maurice met een specifieke eigen leef sfeer. Ik was dan het meisketier tussen de musketten
Wanneer we bij elkaar waren overkwam en gebeurde ons het onafscheidelijke, onverbreekbaar Indo –eenheid gevoels pact.
Die dag leek de rit naar Nijmegen een eeuwigheid en ook weer niet. De scheiding net achter de kiezen, het Why worrie hard in luidspeakers ingesteld, de knarsende tanden op het ritme en dat allemaal achter het stuur was gelijk een tijdbom.
= Hoe verder, een groot gezin plus pleegkids grootbrengen. Kan toch niet altijd oppas betalen. Hoe zit dat met inkomen. Afijn.=
Bij aankomst aan het adres moest ik eruit gezien hebben als een spookdier met mata djengkol zoals men mij placht te jennen. Niet mijn musketiers, nooit mijn musketiers.
De kleedkamer werd me keurig aangewezen door een soort bell boy.
Mijn eerste vraag was: hoe laat komt morgen the Gang,?
“Ligt op uw toilet tafel mevrouw!” keurig in het gareel.
De eerste en tweede dag verliepen als gestroomlijnd. De derde, afsluiter dag kwamen de rest van de musketiers.
Geen van allen hadden een goede dag gehad, bleek later.
Jack zat in een donker hoekje te pruilen achter een wodka, een bier en een Johnny walker.
“Angel, red me, help me “smeekte hij wazig en glazig kijkend.
“Oh schat, wat ben jij in hemelsnaam doen Jezelf vergiftigen? Hier die troep. Dries, Maurice kom helpen.”
Kom eraan schat!
Wij “schatten “altijd onder elkaar vanuit een dierbaar liefhebbend zuiver hart en weten.
De chaotische drie helpt elkaar altijd oplappen en in dit geval was het Jack.
Dus kordaat optreden en handelen, de schouder zijn waarop gesteund mag worden in voor en tegen spoed.
We dirigeerden onze Jack weer keurig in vorm het podium op, waar hij schitterde en biologeerde als de ster die hij is.
Nu en dan wierp hij een blik om hulp in mijn richting en dan articuleerde ik met mijn tuit lippen:
” Just do it “ If not for you, for me”
Jack ok gingen dan de fluister stemmen rond.
Tegen Dries zei ik: laat je roko achter, ik moet bietsen. Typisch Indo waren we onderling
Hier= zegt hij terwijl hij mij een briefje in de hand duwt. =Plan wijziging, jij en ik op podium. Geen roko.” Inlezen jij= a la commando
Ik weer: “heb cognac nodig, slik ik mijn zorg weg.. en een sigaret bietsen.
Mag , hier, mag ..dan niet meer.. Dries weer.
Nadat ik me had ingelezen liepen we samen het podium op .
Dries, Raden mas Samiran zette de muziek in, zette de dans in en ik verhaalde wat hij danste en gebaarde.
Dit keer vond ik hem provocerend. Als een stier op de rode lap bleef hij om me heen dansen en met de tampah met rijst onder de neus zwaaien.
Die volle brede smakelijke lach met spierwitte tanden, en dan dat heimelijk neigen met het hoofd naar de tampah was reden genoeg om in de tampah te kijken.
Een vuurrood pakje Pall Mall prijkte tussen de witte rijst, de beras..
Om mijn schaterlach te kunnen opvangen breidde ik er een grappig verhaal aan vast, waardoor het onze opging in het daverend gelach en applaus van de zaal.
We namen dankbaar het applaus in ontvangst en nauwelijks achter de coulissen kwetterde ik:
“Rotzak die je bent.”
Iedereen kwam nieuwsgierigen en het verhaal maar ook de gulle lach deed weer de ronde.
Maurice kwam voor zijn optreden naar me: “meis effe checken…
Ik weer: Kom hier, strikdas goed, ok, draai je om.. , buk je even ..ach schat je kunt niet stuk, jij al helemaal niet. Geef daar alles …kom big hug., break a leg”
Dan sloeg de moker op me in. Maurice kondigde het lied aan dat voor een bijzonder iemand is bedoeld met een knipoog in mijn richting.
En ik barste uit in tranen. Oh de paniek, de chaos rondom. Zag niet eens dat de kleedhok was over hangen met witte rozen en de vloer een dik tapijt
Dus werd Big Brother Boss geroepen. Die sprak kordaat: allemaal eruit. Ellen blijft. Deur dicht achter je. Wow dat was big bizzinezz zoals we altijd grappen en grollen en grimassen.
Zijn zedenpreek begon: zonder pardon: Je moet privé en professie gescheiden houden anders ben je niet geschikt voor de job. Hoe erg je situatie ook. Herstel je zelf, ik verwacht je binnen tien minuten op podium. Hij sluit de deur achter zich die weer opende en de hele gang stond weer binnen.
Kom op Jack zoek jij de juiste kleding uit, ik maak Ellen op en doe ik het haar extra wild, (toen nog lange lokken). Geef slokje cognac. Hier drink malle schat. Drink verdomme eigenwijsje, Dries weer op dreef.
Maurice doet ok op podium gingen de fluisterstemmen weer de route.
En ik liet als een verdoofde dwaas alles over me heen komen.
Nog twee minuten, klaar “roept Jack. Schoenen aan , ja die..niet zoveel haarlak Dree man!…
Kom op break a leg.. angel. Big hug.
En dan als herrezen vanuit het niemand land , dit niemendalletje heeft het publiek mogen boeien .
Wij musketiers klaarden het altijd samen achter de schermen.
Na het afscheid zat ik alleen aan de bar in de zaal en vroeg om een koppie susu.
De heer, die me alle dagen witte rozen had bezorgd en een tapijt over de vloer had gelegd zodat mijn voetjes geen kou zouden vatten kwam onaangekondigd naast me zitten.
Hij eiste alle aandacht en dat stoorde me ,dus als een bitch in stress beet ik van me af:
“Al was je met goud en diamanten behangen of miljonair. Ik heb geen interesse en laat me met mijn koffie.”
En hij diende me toch van repliek: “Nou het goud en de diamanten zijn gauw genoeg weg gegooid en miljonair ben ik toevallig ook. Hier is mijn visite kaart.”Ik heb geduld.
Ik weer: “Dat maak op mij dus geen enkele indruk. Ik bedank je voor de bloemen. Ik kan ze niet alle meenemen daar is de wagen te klein voor. Enne.. laten we het bij een gezellig babbeltje houden.
Het meisje dat mij de koffie kwam aanreiken greep naar het visite kaartje en sprak:”” Zij is niet geïnteresseerd maar ik wel. Ik wil wel “ietwat overbodig.
“Nah.. lach ik hartelijk. Richt daar je aandacht dan op. Ik mag dat wel, dat rechtdoor zee zijn . Komt zelden voor in deze maatschappij.. Zeer vereert, maar neen danke…voorlopig niet danke..
En tot het meisje. Go for it girl. Good luck to you.
De Big boss kwam achter me staan met de woorden: Ik wil wel dat je hem niet tegen de haren in strijkt. Hij is een grote back up in zaken.
Ik siste terug: Mijn privé is mij heilig en mijn privacy ook dus ik verbied je hem mijn adres te geven. OK?
Het meisje achter de bar, ietwat achteruit gestapt komt fluisterend in mijn richting “Adoeh jij tjos plong zonder bang”
Meis overleven is voor jezelf opkomen tegen de draad in desnoods. Zelf op risico je baan te verliezen. Je hebt alleen je zelf om je te redden. Verliefd zijn is uiterlijk. Innerlijk, dari dalam hati is liefde. Daar diep van binnen.
Adoeh respect voor jou ..jij sterke vrouw.
Neen, ook jij bent sterke vrouw alleen anders..enne succes met die miljonair he…neem al die rozen uit mijn kamer maar mee als aandenken.
Die nacht naar huis rijdend in mijn eentje Nijmegen Geleen had ik heel hard rock muziek op.
De sigaretten hielden me wakker evenals het hard meezingen
Tankstation Born is de vaste sanitaire stop, ook om de benen te strekken en frisse lucht op te doen.

Ik vertel dit om met jullie de lieve herinneringen aan Jack, Maurice, Nono te delen. Zij zijn niet meer onder ons.
Wel in onze ziel en herinneringen.
Vooral omdat ik naar die heerlijke C&W muziek heb zitten luisteren en kijken via myspace en herinneringen.
Dank je voor de mooie muzikale bijdrage die me terug bracht in een fijne tijd

 

 

Lees verder…

13570089465?profile=RESIZE_710x

ICM BOOK - INDONESISCHE MATA HARI KRIJGT BETER LOT ALS DE ECHTE MATA HARI. 

Anders is dat voor de huidige Indonesische Mata Hari. Haar eigen naam is Nani Nurani en zij werd verdacht sinds 1968 van communistische sympathieen.

Een voormalige danseres van President Soekarno eist ruim 600.000 euro van de Indonesische regering, omdat zij zeven jaar onterecht gevangen heeft gezeten op verdenking van communistische sympathieen. Nanio Nurani groeide op in een aristocratische familie in West Java. Haar dansprestaties brachten haar naar het Cipana paleis, waar zij voor president Soekarno mocht optreden. Ze werd een van zijn favoriete danseressen. Het succes leidde tot een uitnodiging om op 20 mei 1965. Nationale Ontwakening dag, op te treden voor de Partai Komunis Indonesia (PKI). Vier maanden later mislukte een communistische coup.  

 Op een avond in 1968 belden twee mannen aan bij Nani's ouderlijk huis in Cianjur. Ze opende haar slaapkamer en zag geweren op zich gericht. Het was de militaire politie die haar kwam arresteren. Op hun hoofdkwartier toonden de militairen haar anonieme brieven die stelden dat Nani aanwezig was geweest bij de bloedige moord op zes generaals bij Lubang Buaya, oftewel de "krokodillenkuil" Ze werd zwaar onder druk gezet om te bekennen. Het leger was er van overtuigd dat Nani een communistische spion was.

Geruchten hierover waren ontstaan nadat ze secretaresse was geworden van legergeneraal Soerjosoemarno. Als een Jakartaanse Mata Hari zou ze inlichtingen hebben verzameld voor de PKI. Nani werd opgesloten in een vrouwen-gevangenis in Jakarta. Pas na een jaar kreeg ze haar familie te zien. Volgens Nani zou ze zijn verkracht door als Soerjosoemarno niet had gepleit voor haar vrijlating.

Na 7 jaar cel werd ze haar verdere leven gediscrimineerd door de autoriteiten. In 2003 werd Nani 62 en kwam ze in aanmerking voor een levenslange identiteitskaart. Maar haar status als "Eks-tapol"(ex-politieke gevangene) maakte dit onmogelijk. Met hulp van de mensenrechtencommissie Komnas HAM en rechtshulporganisatie LBH Jakarta klaagde ze het gemeentelijke registratiekantoor aan bij de rechter. Ze won de zaak, waarna de overheid in beroep ging. Vijf jaar later stelde het hooggerechtshof Nani in het gelijk. 

De inmiddels 72-jarige Nani Nurai staat sterk in haar schoenen. Toen een rechter vroeg naar het geheim van haar vitaliteit, antwoordde ze: "Zeven jaar lang rijst eten waar een rat nog geen hap van lust."

 (dit artikel is ontleend aan het Historisch Nieuws en van Jan Lepeltak, correspondent in Jakarta)

(@)  De echte Mata Hari moest na een hele serie rechtszaken waarbij zij beschuldigd werd van spionage uiteindelijk haar vermeende daden met het leven bekopen.

 

Lees verder…

Introductie ICM Book

 

13570203067?profile=RESIZE_584x

Introductie ICM Book

Dit boek  moet U beschouwen als een krant dat niet perse als een regulier boek leest. Al bladerend kunt U naar die onderwerpen gaan die U belangstelling wekt, en na het doorbalderen weer weglegt om de volgende keer te raadplegen.  De periode 2009 – 2010 beschrijft het boek. Wilt al weten voordat de overige delen uitkomen dan kunt U naar de actuele situatie gaan op de website www.icm-online.nl

Voorwoord 

Lang is er over nagedacht wat de titel van dit boek zou moeten zijn om de lading van ICM als Indische Media te dekken. Is eigenlijk gewoon een kopie van alles wat op de website www.icm-online.nl staat vanaf 2009 tot het heden. Wat ICM beoogt is niet anders dan de andere kranten het leven met dagelijkse actualiteiten en ontwikkelingen die nieuwswaarde bevat op te tekenen en zo snel mogelijk bij de lezers brengen.

 Maar tegelijkertijd wordt niet beseft dat digi – bytes die voor de tekens en foto’s worden gepubliceerd gebruikt, deze te gelijkertijd wordt vastgelegd en bewaard op website in ons geval ICM Online in de archieven van de blogs en forums, die zo zijn terug te vinden met ICM zoekmachine.

De formele naam van ICM is de afkorting niet van “Indische Communicatie” die velen doen denken maar simpel uit de bedrijfskundige wereld namelijk “Informatie Communicatie Media” met scope gericht op de Indische samenleving. Het vreemde doet zich voor binnen de Indische Gemeenschap dat iedereen is creatief druk bezig op het gebied van muziek, het Internet, en de literatuur maar nadrukkelijk gericht op Tempo Doeloe namelijk de tijd van Het voormalige Indie. Er wordt totaal aan voorbijgaan en dit geldt heel sterk voor schrijvers, en column schrijvers die zich puur op tempo doeloe richten. Wetende dat met alle generatie Indische Nederlanders mee geteld op een populatie van ruim een miljoen zitten. Er wordt hardnekkig vergeten dat miljoen Indo’s leven ook anno 2014 in de Nederlandse moderne samenleving. Al heel snel geeft ICM Online het beeld van de huidige Indische samenleving.

Niet iedereen zit op Het Internet, en ICM beoogt met het boek de Indische samenleving vanaf 2009 tot 2014 door alle bronnen te kopiëren van de website www.icm-online.nl

 

Lees verder…

13570059673?profile=RESIZE_710x

  • DoorRita Kopetzky op 25 september 2009 om 12.24
  • Blog bekijken

  • Met ruim 340.000 kwamen - onze mede burgers in het voormalige Nederlands Indie - de Indische Nederlanders in de jaren vijftig in fases naar Nederland toe, toen de republiek Indonesia "Merdeka / vrijheid " uitriep. De repatriering ofwel de massale uittocht duurde tot 1960. De forse aantallen zorgden dat repatiering vele jaren heeft geduurd dan gepland was voor het transport. Tegelijkertijd de bersiapperiode in het voormalige Nederlands Indie intrad - vergelijkbaar met Irak van nu - In navolging hiervan kwamen de spijt- optant beging de jaren zestig. De gerepatrieerden werden koel en kil ontvangen door de Nederlandse regeringen op een rij. Vanaf 1950 tot het heden anno 2009 lijkt dat er een zwijgen is opgelegd over alles wat te maken had met de Indische Gemeenschap (Indische Nederlanders). Dure NIOD rapporten met een waarde van miljoenen euro werden zo onder het tapijt geveegd. Dit belooft nog wat straks met het NIOD rapport over Irak. Nederland was ook bezig met de wederopbouw. In contractpensions werden de gerepartieerden ondergebracht, die zeker in deze tijd als ongeschikt werd verklaard voor bewoning.

    Velen kwamen berooid aan uit het voormalig Nederlands Indie. Allen hadden hun bezettingen, vermogens en goederen verloren, maar bovenal hun " leven" in het voormalige Indie; het Indonesie van nu waar ook Barack Obama is opgegroeid. Helemaal opnieuw moesten velen beginnen, en helemaal onderaan de ladder. Want behaalde diploma's daar waren hier niets waard. Gebukt ging de eerste generatie Indische Nederlanders hieronder; eerste die oorlog, toen de bersiapperiode, dan in een vreemd land helemaal opnieuw je leven opbouwen. Ook de kinderen (tweede generatie) werden in het lot meegetrokken. Velen hebben trauma's opgelopen van die vreselijke bersiapperiode, en de periode waar hun ouders weer onder gebukt gingen in Holland: Geen instanties en overheid waren hier te bekennen.

    Nu anno 2009 is de groep Indische Nederlanders uitgegroeid tot ruim 1,2 miljoen Indische - Nederlanders die heel trots kunnen zijn! Dit aantal omvat van de eerste tot vierde generatie Indische Nederlanders (indo's). Een groep die probleemloos, gruisloos en onzichtbaar zich integreerde in de Nederlandse samenleving.

Tegelijkertijd de Indische - Nederlanders een grote CHANGE bracht in de Nederlandse samenleving in constructieve zin;

  1. Het Indisch eten, dat nu overal te vinden is naast de toko's, restaurants, de media, en kookboeken.
  2. Thuis wordt nu nasi gekookt binnen de Nederlandse gezinnen.
  3. Vele Nederlanders namen de gastvrijheid over van de Indische Nederlanders.
  4. De indo-muziek (Andy Tielman) grondlegger van de Nederpop,
  5. De Haagsche Indo rock, die veel beroemde Nederlandse Rockbands kopieerden, en later in VS beroemd werden.
  6. De pasar malams; de grootste in Den Haag met 140.000 bezoekers en de ruim 70 pasar malams (replica's) in het land het hele jaar door waar ruim 800.000 bezoekers op afkomen.
  7. De wekelijkse Indische kumpulans.
  8. De Indische culturele evenementen bij de van der Valks, Casino's en andere Nederlandse gelegenheden.
  9. De vele Indische bedrijven voor food en nonfood in Nederland.
  10. De vele Bekende Indische Nederlanders BIN’ers; Ben Bot, Wenny Zorgdrager, ELs Borst Jet Bussemaker VWS etc... in de politiek.
  11. In de muziek The Blue Diamonds die wereldhits scoorden en Nederland op kaart zette, Anneke Grohnloh, Sandra Reemer, Jamal, Boris, Dinand, Katja..
  12. De vele componisten /producers/schrijvers oa. Marshal Manengkei die wereldhits schreef voor The Blue Diamonds, Oscar Harris, ..............
  13. en alle overige niet genoemde aspecten.


De" Indo" - de Indische Nederlander- met een "staatloze identiteit" die ruim zestig jaren aan die Overheid vraagt om als kind te worden erkend te bestaan met haar Indische - Nederlandse identiteit, en met haar Indisch Cultureel Erfgoed, die met haar "staatloze identiteit" een belangrijke constructieve change bracht in de Nederlandse samenleving en cultuur; ··Bijna wordt het vergeten dat ook in de republiek Indonesia nu ruim 1,5 miljoen Indische - Nederlanders nog verblijven. Nederland weigerde ze nog op te nemen, omdat anders er geen einde kwam aan die repartriering, en Nederland geen opvang meer had hiervoor.

Laat de regering hier even bij stil staan wat die OORLOG de Indische Gemeenschap heeft gebracht! Dat de Indische Gemeenschap overeenkomsten heeft met de Joodse gemeenschap, te scharen onder de gelijkgestemden, maar niet die behandeling heeft gekregen die de Joodse Gemeenschap wel heeft gekregen. Een Indische Gemeenschap die nu nog nadrukkelijker blijft voortbestaan met het recht op het behoud van de Indische identiteit met haar Indisch Cultureel Erfgoed zoals die CHANGE nadrukkelijk heeft bewezen. Dat De Indische geschiedenis met haar feiten van 300 jaren niet zomaar onder het tapijt kan worden weggeveegd!

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives