Alle berichten (8)
Wat heeft ICM U te bieden als abonnee?
Redactie
Ferry Schwab sr.
|
Nederland pleegde oorlogmisdaden in de republiek Indonesie
Conclusies door (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-,
De onderzoekers komen tot de conclusie dat het standpunt van 1969 onhoudbaar is. Precieze cijfers van misdrijven en aantallen slachtoffers zijn niet te geven. Wel blijkt uit de bronnen dat extreem geweld van de kant van de Nederlandse krijgsmacht niet alleen wijdverbreid was, maar vaak ook bewust werd ingezet. Dit werd op alle niveaus – politiek, militair en justitieel – getolereerd. De reden daarvoor was dat Nederland de Republiek Indonesië – die op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid had uitgeroepen – koste wat kost wilde verslaan en bereid was vrijwel alles aan dit doel ondergeschikt te maken. Daarbij werden nadrukkelijk ook toen geldende ethische grenzen overschreden.
Nederland voerde uiteindelijk een uitzichtloze oorlog die steeds gewelddadiger werd. Van Indonesische kant werd een harde guerrilla gevoerd. Alle gewapende partijen pasten in deze oorlog vormen van extreem geweld toe. Het hevige geweld in de vroegste fase van de Indonesische revolutie, tegen, onder meer, Indische Nederlanders en Molukkers – in Nederland bekend als de ‘Bersiap-periode’ – speelde wel een rol in de dynamiek van het geweld, maar was niet de reden voor de militaire herbezetting.
Tijdens de oorlog gebruikte de Nederlandse krijgsmacht veelvuldig en structureel extreem geweld, in de vorm van buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen.
De Nederlandse krijgsmacht was als instituut verantwoordelijk voor het toegepaste geweld, inclusief het extreme geweld. Zij opereerde echter in nauwe samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering. Politici in Nederland, gesteund door hun aanhang, gaven weinig aandacht aan het extreme geweld en namen er in feite ook geen verantwoordelijkheid voor. Ze konden zich die houding veroorloven omdat er een breed maatschappelijk draagvlak was voor de oorlogvoering. Bovendien werden zij in de samenleving – waaronder de media – nauwelijks kritisch gevolgd. De geografische, maar vooral de mentale afstand speelde hierbij een belangrijke rol. Kennelijk hanteerden de betrokken Nederlanders, op alle niveaus, als vanzelfsprekend afwijkende maatstaven voor de koloniën en koloniale ‘onderdanen’.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de verantwoordelijken aan Nederlandse kant – politici, officieren, ambtenaren, rechters en andere betrokkenen – wel degelijk kennis had of kon hebben van het stelselmatig gebruik van extreem geweld, maar in gezamenlijkheid bereid was dit te tolereren, te rechtvaardigen, te verhullen en onbestraft te laten. Dit alles met het oog op het hogere doel, om de oorlog tegen de Republiek Indonesië te winnen en zelf de regie te voeren over het proces van dekolonisatie. Op alle niveaus was er bereidheid de geschreven en ongeschreven rechtsregels en het eigen rechtsgevoel opzij te zetten.
De Nederlandse onderschatting en verwerping van de breed gesteunde Indonesische onafhankelijkheidsbeweging was gebaseerd op een diepgewortelde koloniale mentaliteit. Politici, militairen en bestuurders in de kolonie én in Nederland waren overtuigd van de Nederlandse superioriteit en lieten zich in hun streven naar beheersing van Indonesië vooral leiden door economische en geopolitieke motieven en het idee nog een missie in de ‘Oost’ te hebben en daar onmisbaar te zijn. Die houding leidde tot cruciale inschattingsfouten, zowel militair als politiek; ook internationaal kwam Nederland sterk geïsoleerd te staan.
De uiteindelijke formele overdracht van de soevereiniteit – op 27 december 1949 – vloeide voort uit sterke pressie van de internationale gemeenschap en het besef dat de oorlog niet gewonnen kon worden. Nadien zou politiek Den Haag de oorlog, en zeker vragen rond extreem geweld, zoveel mogelijk buiten de politieke arena blijven houden, zowel om het eigen falen te maskeren als om de Indiëveteranen, de Indische Nederlanders en de Molukkers te ontzien. Het kwam daarbij goed uit dat Indonesië geenszins aandrong op onderzoek. Die opstelling veranderde slechts met horten en stoten; het duurde lang voordat er in de Nederlandse samenleving meer ruimte kwam om kritisch te reflecteren op deze episode, die zo slecht past bij het diepgeworteld rooskleurige nationale zelfbeeld.
Verricht door :
Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. De resultaten van het onderzoek werden gepresenteerd op 17 februari 2022.
Halsema trekt zich terug als spreker op Amsterdamse Indië-herdenkingBurgemeester Halsema heeft zich teruggetrokken als spreker tijdens de Indië-herdenking op 15 augustus in Amsterdam. Daar wordt het einde van de Tweede Wereldoorlog in Zuidoost-Azië en de Japanse bezetting van Nederlands-Indië herdacht.
Conclusies door (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-,
De onderzoekers komen tot de conclusie dat het standpunt van 1969 onhoudbaar is. Precieze cijfers van misdrijven en aantallen slachtoffers zijn niet te geven. Wel blijkt uit de bronnen dat extreem geweld van de kant van de Nederlandse krijgsmacht niet alleen wijdverbreid was, maar vaak ook bewust werd ingezet. Dit werd op alle niveaus – politiek, militair en justitieel – getolereerd. De reden daarvoor was dat Nederland de Republiek Indonesië – die op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid had uitgeroepen – koste wat kost wilde verslaan en bereid was vrijwel alles aan dit doel ondergeschikt te maken. Daarbij werden nadrukkelijk ook toen geldende ethische grenzen overschreden.
Nederland voerde uiteindelijk een uitzichtloze oorlog die steeds gewelddadiger werd. Van Indonesische kant werd een harde guerrilla gevoerd. Alle gewapende partijen pasten in deze oorlog vormen van extreem geweld toe. Het hevige geweld in de vroegste fase van de Indonesische revolutie, tegen, onder meer, Indische Nederlanders en Molukkers – in Nederland bekend als de ‘Bersiap-periode’ – speelde wel een rol in de dynamiek van het geweld, maar was niet de reden voor de militaire herbezetting.
Tijdens de oorlog gebruikte de Nederlandse krijgsmacht veelvuldig en structureel extreem geweld, in de vorm van buitenrechtelijke executies, mishandeling en marteling, detentie onder inhumane omstandigheden, brandstichting van huizen en dorpen, diefstal en vernieling van goederen en levensmiddelen, disproportionele luchtaanvallen en artilleriebeschietingen, en veelal willekeurige massa-arrestaties en -interneringen.
De Nederlandse krijgsmacht was als instituut verantwoordelijk voor het toegepaste geweld, inclusief het extreme geweld. Zij opereerde echter in nauwe samenspraak met en onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse regering. Politici in Nederland, gesteund door hun aanhang, gaven weinig aandacht aan het extreme geweld en namen er in feite ook geen verantwoordelijkheid voor. Ze konden zich die houding veroorloven omdat er een breed maatschappelijk draagvlak was voor de oorlogvoering. Bovendien werden zij in de samenleving – waaronder de media – nauwelijks kritisch gevolgd. De geografische, maar vooral de mentale afstand speelde hierbij een belangrijke rol. Kennelijk hanteerden de betrokken Nederlanders, op alle niveaus, als vanzelfsprekend afwijkende maatstaven voor de koloniën en koloniale ‘onderdanen’.
Het onderzoek heeft uitgewezen dat het overgrote deel van de verantwoordelijken aan Nederlandse kant – politici, officieren, ambtenaren, rechters en andere betrokkenen – wel degelijk kennis had of kon hebben van het stelselmatig gebruik van extreem geweld, maar in gezamenlijkheid bereid was dit te tolereren, te rechtvaardigen, te verhullen en onbestraft te laten. Dit alles met het oog op het hogere doel, om de oorlog tegen de Republiek Indonesië te winnen en zelf de regie te voeren over het proces van dekolonisatie. Op alle niveaus was er bereidheid de geschreven en ongeschreven rechtsregels en het eigen rechtsgevoel opzij te zetten.
De Nederlandse onderschatting en verwerping van de breed gesteunde Indonesische onafhankelijkheidsbeweging was gebaseerd op een diepgewortelde koloniale mentaliteit. Politici, militairen en bestuurders in de kolonie én in Nederland waren overtuigd van de Nederlandse superioriteit en lieten zich in hun streven naar beheersing van Indonesië vooral leiden door economische en geopolitieke motieven en het idee nog een missie in de ‘Oost’ te hebben en daar onmisbaar te zijn. Die houding leidde tot cruciale inschattingsfouten, zowel militair als politiek; ook internationaal kwam Nederland sterk geïsoleerd te staan.
De uiteindelijke formele overdracht van de soevereiniteit – op 27 december 1949 – vloeide voort uit sterke pressie van de internationale gemeenschap en het besef dat de oorlog niet gewonnen kon worden. Nadien zou politiek Den Haag de oorlog, en zeker vragen rond extreem geweld, zoveel mogelijk buiten de politieke arena blijven houden, zowel om het eigen falen te maskeren als om de Indiëveteranen, de Indische Nederlanders en de Molukkers te ontzien. Het kwam daarbij goed uit dat Indonesië geenszins aandrong op onderzoek. Die opstelling veranderde slechts met horten en stoten; het duurde lang voordat er in de Nederlandse samenleving meer ruimte kwam om kritisch te reflecteren op deze episode, die zo slecht past bij het diepgeworteld rooskleurige nationale zelfbeeld.
Verricht door :
Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950 is een gezamenlijk onderzoeksprogramma van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en het NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. De resultaten van het onderzoek werden gepresenteerd op 17 februari 2022.
ACTW-66 achterban waarom duurt de betalingen Traktaat zo lang ?
Regelmatig komen heetgebakerde personen richting ICM stand met de vraag waarom duurt het allemal zo lang. “ Ik behoor tot de groep van 15.000 die mijn handtekening heb gezet, en ik zelfs twee keren gedoneerd. Waarom hoor ik niets ?
Vol geduld beantwoordde ik deze persoon, maar van binnen was ik woedend. Want de schuldigen zitten in het Kabinet , de Tweede Kamer maar in het bijzonder het Indisch Platform (Ip) met o.a. Pelita, allen gesubsidieerd door Min.VWS
Hier mijn relaas:
In 2015 kwam een abonnee van ICM, U leest het goed een betalende abonnee. Nadat ICM de KNIL – betaling afrondde, was weer ICM die het hele KNIL Project financierde en met die 10.000 handtekeningen was het mogelijk dat eindelijk de Indische Kwestie kan worden behandeld in de Tweede Kamer.
ICM overhandigde de 10.000 handtekeningen aan voorzitter van het Indische Platform de heer Silfraire Del Hay. Met het mandaat Erkenning, Excuses en compensaties (Voor allen). Bij de overdacht van het Mandaat werd Het KNIL en Backpay toegevoegd. ICM team voelde zich bedonderd door het IP. Hele campagne initiatief van ICM en ook nog betaald ! Op de achtergrond binnen het Indisch Platform werd er gemuit. Drie delegatieleden werden geroyeerd ofwel uit de delegatie gemieterd, hierdoor dit IP geen oog had om bijvoorbeeld in contact te blijven met de Tweede Kamer, wat ICM team wel deed. Het ICM Team Lid kwam er achter dat op de begroting van Min.VWS een meevaller was van 6 miljard. Het teamlid verzocht Ferry Schwab om dit door te geven met betrokkene Kamerleden, juist omdat de volgende dag een debat was met Martin van Rijn, en met deze informatie om de oren kon slaan. Wat ook gebeurde. Om in de termen van Vz. Silfraire van het IP te hanteren “So far so Good”.
Nu het Traktaat van Wassenaar.
ICM start wederom het project ACTW-66 op net als het vorige partners Suisantable en NINES - Zuid. Moest wel omdat het IP zelstandig zonder overleg met ICM de Nederlandse Indische Burgers van eisen lijst schrapte van het mandaat door alleen voor de groep KNIL te gaan. Wederom opstarten van campagne om uiteindelijk 15.000 handtekeningen te verzamelen. Op de achtergrond was het team druk bezig om verhaal te halen bij Ministerie van Buitenlandse zaken, starten van onderzoeken, WOB procedure Min.BuZa, Min. Financien en Min. Sociale zaken. Dit alles werd samengevat in het hoofdrapport, aanvullensrapport, onderzoekbewijs rapport en Persoonlijke verhalen (bewijs).
Van februari 2020 verzoeken gedaan richting de Tweede Kamer om de zaak aan te bieden. Covid – 19, val van Kabinet / formatie zorgde voor de vertraging. September 2021 nadat ACTW-66 een verzoek deed richting alle fractievoorzitter om drie moties namens ACTW-66 (Actie Comite Traktaat Wassenaar 1966) in te dienen. Was Mark Harbes van de VVD die zich opwierp om ACTW-66 zaak te behartigen. Mark Harbes verliet de Tweede Kamer gaf het stokje over aan Jacqueline die naarstig opzoek ging naar collega die wel Min.BuZa in zijn portefeuille heeft. Op 15 maart 22 ( twee jaar) later werd verzoek ingewilligd door de Tweede Kamercommissie Min.BuZa. Was de VVD Rudmer Heereman die petitie en alle stukken in ontvangst nam. VVD heeft zijn woord gehouden. Rekening dient te worden dat dat in Tweede Kamer het stormde van de Toeslagen affaire, Gronings Gas, en Stikstof (De Boeren).
Met dank aan Indisch Platform dat Nu de Republiek Indonesie het geld terugvorder van die 341.000 Nederlandse Indische Burgers ( Nederlanders, Indo-Europeanen, Molukkers, en van Joodse Afkomst) Met dank Project van ICM wegkaapt!
ACTW-66 heeft heeft als tussenresultaat bereikt : 1) inval 1947/1948 Inval (geen politionele acties) 2) Gepleegde oorlogmsidaden, al eerder door VN bevestigd. Mark Rutte excuses aangeboden, gaat de 96.721 nabestaanden compenseren. 3) 17 augustus 1945, Nederland als agressor volgens oorlogsverdragen wordt gezien. Consequentie alle oorlogschade moet betalen van de regering en burgers, dus ook wij (Traktaat van Wassenaar).
Traktaat Wassenaar onder druk door inmengin Indonesie.
Hierden 30 juli 2023
Per Email / Per post verzonden
AANGETEKEND
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T.a.v. Mw. Vera Bergkamp Voorzitter Tweede Kamer & Commissie BuZa
Betreft : ACTW-66 Traktaat van Wassenaar aansluitend de recente Indonesische kwesties
Geachte mw. Vera Bergkamp,
de ACTW-66 delegatie maakt zich zorgen om de recente ontwikkelingen die van de zijde van de republiek Indonesië nu zijn ontstaan ACTW-66 delegatie ontving een vergaderstuk van KBRI zie bijlage.
In het kort samengevat.
De afgevaardigden van de republiek Indonesië gaven aan dat Mark Rutte de zaak erkent (welke zaak ? ) dat deze eerst door de Eerste kamer en de Koning dient te worden geaccordeerd. Alvorens de claims kunnen worden ingediend. Het is U bekend dat ACTW-66 op 15 maart 2022 aan de Tweede Kamer alle benodigde stukken heeft aangeboden. Reeds van 2015 is met deze zaak is gestart richting Min.BuZa. Deze zaak werd gemeld door een abonnee aan de ICM redactie.
De verwarring is groot in de tijd gezien.
Zeker als het om het aspect de prioritering in aanmerking wordt genomen om het op de agenda te zetten en af te handelen. Vallen de nieuwe zaken onder een verdrag of wet ? Ondergetekende tracht de zaken op een rij te zetten en duidelijkheid te verschaffen. ACTW-66 valt onder een verdrag. Immers ACTW-66 heeft reeds in 2015 een claim ingediend (Min.BuZa). Lijkt nu er op dat de Republiek zich nu als rechtmatige eigenaar claimt (Onze zaak wegkaapt). Waarom nu pas? als ACW-66 reeds in 2015 met deze kwestie bezig is, dus acht jaar geleden reeds onder de aandacht heeft gebracht aan het Kabinet en sinds 15 maart 2022 de Tweede Kamer. Veel geld en werk erin hebben gestoken.
In 2016 had ACTW-66 een persoonlijk onderhoud gehad met de president Jokowi van de republiek Indonesië. Hierbij werd ICM Persverklaring afgegeven alsmede werd ACTW-66 onder de aandacht gebracht, en de stukken overhandigd. De president ontbood mij, dit heb ik gedelegeerd aan de heer rip Marshall Manengkei die gestationeerd was in Jakarta.
Met het onderzoek van het Traktaat kwamen vele zaken boven water drijven o.a.;
de inval 1947/1948 ( geen politionele acties),
de gepleegde oorlog misdaden,
en Hari Merdeka (Onafhankelijkheid van de republiek) naar 17 augustus 1945. Tot slot de Nieuwe Guinee kwestie.
Nimmer heeft de Overheid een onderzoek ingesteld periode 1947 – 1963 aangaande de Nederlandse Indische burgers ( Nederlanders, Indische-Nederlanders, Molukkers en van Joodse afkomst). Dit werd nadrukkelijk aanbevolen door het Rapport van Gaalen (Herstel betalingen). Alleen over de thema’s economie en militairen !
Het was de Overheid aan gelegen om deze periode niet in beeld te brengen door zich nadrukkelijk te richten op de periode 1942-1945 gedurende 62 jaren dit was het beleid van Kabinet Drees om deze periode onder de radar te houden of het nooit heeft bestaan. De Overheid (Kabinet Drees) was terdege bewust welke juridische claims boven hun hoofd hingen gedurende de zestig jaren vanuit de republiek Indonesië met als onderdeel het verdrag Traktaat van Wassenaar. Helaas moet ACTW-66 concluderen dat Nederland (Kabinet Drees) de agressor is. Geldt ook voor Japan kwestie. Kon. Wilhelmina heeft Japan de oorlog verklaard, die hebben geleid tot de bewezen ontstane oorlogsschade van de Republiek en hun eigen onderdanen (NIB-Burgers) die al hun bezittingen en banktegoeden hebben verloren
Anno 2015 komen de misstanden na 55 jaren boven drijven na melding van een abonnee op de redactie van ICM die ACTW-66 opstart . Met het Traktaat met XTC de deur openende naar alle misstanden door Kabinet Drees veroorzaakt. Met name de Burgers werden voornamelijk de dupe die tot op heden op de oorlogsschade vergoedingen wachten die huis en raad hebben verloren .
Er spelen nu drie kwestie (dossiers) :
a) Het verdrag traktaat van Wassenaar geratificeerd tussen de republiek Indonesië, Nederland betrekking op de NIB – Burgers. In 2015 werd Min.BuZa aangesproken. Hier heeft Bert Koenders opdracht aan NIOD (oorlogsmisdaden). Zijn opvolger Stef Blok dook weg en gooide zijn beleidsambtenaren voor de trein. Februari 2020 Verzoek Tweede Kamer aanbieding 15.000 handtekeningen plus rapporten met verhalen (bewijsmateriaal) . Op 15 maart 2022 in de Tweede Kamer aangeboden. Tot op heden is het stil in de Tweede Kamer.
B) November 2022 NIOD Rapport oorlogsmisdaden, Maart 2023 Excuses aangeboden en oorlogsschade compensatie aan 97.610 nabestaanden.
C) Erkenning 17 augustus 1945 , heeft juridische consequentie, compensatie van de geleden oorlogsschade.
Onduidelijk is nu welke schade / compensatie Indonesië wenst. Zeker als de Eerste Kamer zich moeten buigen om in te stemmen en Willem Alexander akkoord moet geven voordat de claims kunnen worden ingediend.
De delegatie ACTW-66 staat op het stand punt dat Eerste Kamer Wetten en Verdragen controleert en zo nodig bijstelt. Hierbij geldt dat voor Traktaat van Wassenaar sprake is van Verdrag gesloten in september 1966 voor een klein deel is uitgevoerd zijnde 39 miljoen guldens. Niet uitgevoerd is 600 miljoen gulden plus 4,2 miljard guldens. Bijstellingen zijn van toepassing op de actualisatie de waarde van de bedragen van 1966 naar 2023.
De vraag blijft voor categorie B en C , vallen deze onder het verdrag Traktaat van Wassenaar, of betreft een nieuwe wet of verdrag omdat de Minister President Mark Rutte zich in de Tweede Kamer heeft uitgesproken en heeft beloofd onlangs in maart van dit jaar, en aan excuses aan de Indonesische volk. Of wordt dit politiek opgelost naar de toekomst toe? In principe heeft de republiek Indonesië zich geconformeerd met het RTC tegen finale kwijting van 689 miljoen, maar ook Nederland heeft zich niet aan Verdrag gehouden.
ACTW-66 delegatie maakt nadrukkelijk een kanttekening links – of rechtsom de geleden oorlogsschade van de 341.000 Nederlandse Indische Burgers (Nederlanders, Indo-Euopeanan, Molukkers, en van Joodse afkomst) die periode 1947-1963 in de republiek verbleven die al hun bezittingen hebben verloren, dit valt onder Oorlogsverdragen. Oorlogsverdragen zeggen dat de “Agressor, in deze Nederland) alle oorlogsschade moet vergoeden, of vooraf kan het land ( In deze Indonesië) aan de burgers de schade compenseert. Dit heeft de republiek ook uitgevoerd; 4.2 miljard periode 1952 – 1959 en 689 miljoen periode 1969 – 2003. Echter Nederland heeft de schadevergoeding tot nu nimmer uitbetaald.
De republiek Indonesië staat in hun recht om deze gelden 4.2 miljard + 689 miljoen terug te vorderen. Daarboven op de 128 miljard. Kabinet Rutte (Drees) zich niet heeft gehouden aan de afspraken. Maar het ontslaat de republiek Indonesië niet van hun verplichting om als nog de bedragen uit te betalen aan de gedupeerden via ACTW-66 organisatie. Voor zich spreekt dat de waarde van de bedragen dienen te worden geactualiseerd naar nu, en van de gulden naar de Euro. Berekeningen laten zien dat om ongeveer 30 miljard gaat.
ACTW- 66 hoopt in de ontstane miscommunicatie van de republiek Indonesië die helderheid te brengen dat om drie verschillende zaken/kwesties gaan. Wanneer het aspect prioritering wordt ingebracht dat ACTW-66 boven aan de lijst staat ter uitvoering gaat om bestaande verdrag immers al ruim 60 jaar wacht op uitbetaling.
Onduidelijk is nu wat heeft Markt Rutte erkend dat nu eerste in de Eerste Kamer wordt behandeld en koning het akkoord geeft, immers is alleen het verdrag traktaat van Wassenaar leidend, die op voorraad een claim heeft ingediend. Moeten constateren dat de Republiek nu pas met een claim komt, immers met RTC al heeft geschikt.
Graag Uw reactie.
Ferry Schwab vz. Actw -66
CC. Delegatie ACTW-66 Dhr. Rob Andreas, Dhr. Paul Vasseur en 15.000 Petitionarissen -- President Joko Widodo, mw. Retno L. P. MARSUD , Dim. Minister President Mark Rutte, Vz. Eerste Kamer. Prof.dr. J.A. Bruijn (VVD)