AMSTERDAM (3 januari 2020) Indonesië riep 75 jaar geleden de onafhankelijkheid uit. Soekarno was de kampioen van die strijd, schrijft publicist en journalist John Jansen van Galen. Verdient hij een straatnaam? "Absoluut niet".
Wordt het geen tijd voor Soekarnostraten, Soekarnolanen, Soekarnopleinen? Op 27 december 2019 was het 70 jaar geleden dat Nederland de soevereiniteit over Nederlands-Indië overdroeg aan Indonesië. Dit jaar wordt herdacht dat Indonesiërs 75 jaar geleden de onafhankelijkheid van hun land uitriepen.
Het was een schamele vertoning, waaraan je de wereldhistorische betekenis niet zou aflezen. In een voortuin te Djakarta stonden op 17 augustus 1945 twee mannen, Mohammed Hatta en Soekarno, tussen radicale jongelui die hen in feite gijzelden totdat ze Indonesië onafhankelijk hadden verklaard. Met trillende handen en een stem schor van de malaria las Soekarno de proclamatie voor. Daarna werd de rood-witte vlag gehesen. Maar uit angst voor Japanse represailles ging men niet juichend de straat op.
Zou het geen mooi gebaar zijn om het uitroepen van de Indonesische onafhankelijkheid te gedenken met de onthulling in Nederlandse steden van naamborden met Soekarnoboulevard en Soekarnopark? Het wordt van diverse kanten bepleit, zo ook door historica Anne-Lot Hoek, betrokken bij het officiële dekolonisatieonderzoek. In NRC Handelsblad (16 augustus 2019) schrijft ze het van ‘pijnlijk onbegrip’ te vinden dat dit niet allang is gebeurd.
Ik weet het nog zo net niet. Soekarno was, en is, ontegenzeggelijk de kampioen van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Misschien past het ons, de Nederlanders die hij bestreed, dat nu eindelijk ruiterlijk te erkennen in de naamgeving van onze openbare ruimte. Er zijn ook Gandhiwegen! Waarom wel eerbetoon bewijzen aan de nationalist die India ontrukte aan de Britten, maar niet aan de man die ons onze Gordel van smaragd afpakte? Kleinzielig, zou Anne-Lot Hoek zeggen. Pijnlijk onbegrip.
Collaborateur
Maar toen ik opgroeide, vlak na de Tweede Wereldoorlog, werd Soekarno in Nederland gezien als collaborateur, ook door mijn ouders. En terecht. Tijdens de Japanse bezetting van zijn land had hij immers hoge politieke functies aanvaard – evenals zijn strijdmakker Hatta, maar anders dan zijn bondgenoot Soetan Sjahrir, die het meteen opnam voor de verdediging van de democratie. Bovendien had Soekarno zijn niet geringe oratorische talenten in dienst gesteld van de Japanse oorlogsinspanning. Wat kon die man spreken! De Japanners stelden hem in staat de hele archipel door te reizen om menigten toe te spreken en op te zwepen. In die redevoeringen riep hij steevast uit: “Wij zullen Engeland verpletteren, wij zullen Amerika platstrijken.” Vind het dan maar raar dat de Nederlanders, pas door Amerika en Engeland bevrijd van vijf jaar naziterreur, daarvoor een pijnlijk soort onbegrip aan de dag legden.
Ach, misschien moet je na zeventig jaar zeggen: zand erover. Dat Soekarno uit politiek opportunisme de kant koos van Japan kan hem worden vergeven. Daarvan verwachtte hij immers meer voor de Indonesische onafhankelijkheid dan van Nederland – waarin hij trouwens lelijk bedrogen is uitgekomen.
Maar Soekarno ging verder, veel verder. Op podia van massameetings en vanaf grote affiches moedigde hij zijn landgenoten om als romusha in Japanse dienst te treden. Romusha betekent ‘arbeider’ in het Japans. Dat men in Indonesië nu denkt dat het dwangarbeider betekent is begrijpelijk, want daar kwam het op neer: de romusha’s moesten onder de meest erbarmelijke omstandigheden ploeteren tot ze er letterlijk dood bij neervielen. Tien- tot honderdduizenden kwamen om.
Japanse werkkampen
Willem Drees, als minister en premier verantwoordelijk voor het Nederlandse dekolonisatiebeleid, placht tot op hoge leeftijd te zeggen: “Dat Soekarno in de oorlog de kans te baat heeft genomen om Nederland te bevechten, neem ik hem niet kwalijk. Maar dat hij honderdduizenden van zijn landgenoten heeft aangemoedigd in Japanse werkkampen te gaan waarvan hij wist dat velen van hen niet zouden terugkeren, dat neem ik hem hoogst kwalijk.”
Is dat nog steeds een struikelblok voor het naar Soekarno vernoemen van de openbare ruimte? Vermoedelijk wel. En terecht, zou ik zeggen.
Tegenover de vele nog levende slachtoffers van de Japanse, door Soekarno hartelijk toegejuichte terreur vind ik het van ‘pijnlijk onbegrip’ getuigen om nu te pleiten voor Soekarnostraten en Soekarnopleinen.
Opmerkingen