DE ONTKENNING VAN EEN BEVOLKINGSGROEP
De segregatie- en cultuurpolitiek van de politieke machthebbers destijds in Nederlands Indië had een maatschappelijke en desastreuze uitwerking. De autochtone bevolking werd in het geheel niet betrokken bij het belang van het land en bij het landsbestuur hetgeen in elk opzicht volkomen kortzichtig was. De autochtone bevolking en de Indo/Europeanen leefden in een politiestaat. Ik verwijs hiervoor onder andere naar de geschriften en uitspraken van de oud minister van Onderwijs van Indonesië Abdulgani en generaal Nasoetion, die op niet mis te verstane wijze deze leugenachtige repressieve politiek van de Nederlandse Staat hadden verwoord.
Dan de andere bevolkingsgroep: de Indo-Europeanen,(afstammelingen uit verschillende Europeanen, die in het land geboren zijn leefden en werkten) en niet alleen van Hollandse afstamming, te oordelen en te zien aan hun naam en diverse uiterlijk. Omstreeks 1952 telde deze Indo/Europese bevolkingsgroep maar liefst 300 duizend, ( afstammelingen hiervan hadden onderling vaak een bloedverwantschap en tegelijkertijd ook met de autochtone bevolking), maar deze liet het bestuur volkomen koud, dat wil zeggen dat het bestuur deze bevolkingsgroep in de archipel hen als “gewone” Europeanen beschouwde, hetgeen zij in wezen niet waren. Voor het bestuur bestond deze (gemengde) bevolkingsgroep volgens De Nederlandse Staat dus niet, omdat zij als ‘’gewone Europeanen’’ werden ingeschreven: hun geboorteaktes is het enig bewijs van hun bestaan, maar niet gespecificeerd als zodanig (ze keken wel uit) eenvoudig vanwege hun gedeeltelijke Europese afkomst en bovendien, grotendeels een Nederlands identiteit hadden. (ieder die in het voormalig Nederlands Indië werd geboren uit Nederlandse en/of andere Europeanen met gemengde verbintenissen had alle rechten en plichten als een Nederlandse burger en dus recht op de Nederlandse nationaliteit). Deze bevolkingsgroep voelde zich zeer verbonden met het land waarin ze geboren waren. – Dat verklaart in onze tijd een en ander hun ‘’zekere hang’’ naar hun geboortegrond en alles wat er mee samenhangt. Dit is een natuurlijk verschijnsel dat elke bevolking(sgroep) in de Wereld nu eenmaal heeft.
De onderlinge afgunst van en binnen deze bevolkingsgroep en de autochtone bevolking wist het Koloniaal Bestuur op alle mogelijke manieren handig gebruik te maken, waarbij de Indo Europeaan als een soort buffer werd gezien en als zodanig beschouwd. Het Binnenlands Bestuur verwachtte nauwelijks weerstand vanwege haar deels maatschappelijke chantabele positie.
Immers zij hadden eveneens de Nederlandse Nationaliteit en werd als zodanig gezien als ‘’volwaardige’’ burger van het Rijk, (naar het haar uitkwam en uitkomt) met een groot verschil dat juist deze groep in de Archipel, ondanks haar legitieme status geen reële en actieve deel had in het bestuur .sterker nog, ze werd voor belangrijke bestuurfuncties zo veel mogelijk verre van gehouden. Het ‘’gevaar’’ van indirecte beïnvloeding loert via hen naar de autochtone bevolking en was immers een risico die in de gegeven constellatie niet al te licht moest worden geacht, vond het bestuur.
De autochtone bevolking kon al helemaal niet rekenen op een werkelijke bestuurstaak in de Archipel.
Het is overduidelijk dat het hele staatsapparaat gericht was op segregatie van groepen: naar alle schijn een slecht en verdraaide kopie van het regime in Zuid Afrika, met een nog kleurrijkere en sociaal spectrum. Het ontkennen van een bevolkingsgroep is een misdaad die nu actueler is dan ooit.
Wordt vervolgd.
Columnist ICM
Pjotr.X.Siccama
Opmerkingen
82
50