Alle berichten (21)

Sorteer op

10897330880?profile=originalTitel: Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische Massage
Auteur: Cis Everhard
Uitgever: Aerial Media Company
ISBN: 978 94 026 0136 7

Pitjit is Indonesisch voor massage. Cis Everhard is een masseuse, dochter van een Javaanse moeder en een Indische vader die een boek over deze Indonesische massage heeft geschreven. Door haar rijke achtergrond heeft zij de diverse invalshoeken van deze massage kunnen ervaren, bestuderen en overbrengen. Met haar boek “Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische massage” wil ze de kennis die ze opgedaan heeft delen. Pitjit “is ontstaan uit de oerbehoefte van de mens om wegen te vinden naar verlichting en mogelijke genezing van klachten” (p.15). Echter, pitjit is daardoor meer dan alleen massage, er zit een filosofie achter over helende krachten van jezelf.

“Pitjit, De Stille Kracht van Indonesische massage” is een uniek boek omdat de kunst van pitjit normaal gesproken mondeling wordt overgebracht en nu voor het eerst op schrift is gesteld. Nu kan iedereen over pitjit lezen en deze bestuderen.  Cis Everhard heeft naast haar opvoeding en ervaring studiereizen gemaakt waardoor ze de pitjit vanuit vele kanten heeft kunnen bestuderen en leren en er daardoor een compleet beeld van heeft kunnen beschrijven.

Het boek is prachtig. De inhoud is geïllustreerd met prachtige foto’s van Indonesië, bijvoorbeeld een sereen tafereel van een tempel omringd door groene natuur met een berg op de achtergrond of afbeeldingen van Indonesiërs die eten maken. In de inleiding wordt aandacht besteed aan de geschiedenis van pitjit waarbij logischerwijze ook de geschiedenis van Indonesië ook de revue passeert. Het is interessant om te lezen dat de grootste invloeden op pitjit de religieuze, spirituele denkbeelden in Indonesië zijn; sjamanisme, hindoeïsme en islam. Verder wordt ingegaan op de ‘Wali Sanga’. Dit waren negen priesters die volgens de overlevering de Islam naar Java brachten. Echter, zij worden beschouwd als de ‘ware grondleggers van de Javaanse mystiek, de ‘stille kracht’. Zij brachten de verschillende religieuze, animistische en sjamanistische inzichten bij elkaar.“ Het zijn juist deze inzichten die essentieel zijn bij de helende werking van het masseren, dit is een kernprincipe van het pitjit.

De beschrijving van het pitjit wordt inleidend en op een heldere manier uitgelegd waardoor het zelfs voor een leek, voor degenen die nooit eerder een massage hebben gegeven begrijpelijk wordt. De vele bijbehorende foto’s leiden je stap voor stap door de massagevorm heen. Het hoofd, nek en hals spelen een belangrijke rol en worden als eerste behandeld in het boek omdat we in onze hedendaagse maatschappij hier ook het meeste gebruik van maken. Ieder onderdeel van het lichaam krijgt aandacht en door de combinatie van duidelijke tekst en overzichtelijke foto’s zijn de aanwijzingen van de massages goed te volgen. Verschillende vormen van massages worden beschreven, waaronder ook babymassages. Ook staat er een recept voor soto ayam, als soep als medicijn, in. Daarnaast wordt er ook aandacht besteed aan de helende werking van kruiden en jamu’s (aftreksel van een kruid) zodat je je lichaam ook inwendig goed kunt verzorgen en beschermen.

Wat bijdraagt aan de uniciteit van dit boek is dat pitjit niet slechts gericht is op het lichamelijke of de buitenkant maar juist ook op de binnenkant en het geestelijke, het onstoffelijke waardoor het helingsproces iets van magie krijgt. Het lezen van dit boek is een waar genot.

 

ICM 4.10/16

Lees verder…

10897338277?profile=originalReactie van het Veteraneninstituut op het boek van Rémy Limpach

De historicus Rémy Limpach haalt momenteel het nieuws met zijn enkele weken geleden verschenen boek “De brandende kampongs van generaal “Spoor”, waarin hij het toepassen van extreem geweld door Nederlandse troepen in voormalig Nederlands-Indië structureel noemt. Als hoofd van het Kennis- en Onderzoeks-centrum van het Veteranen-instituut, vind ik dat dit enige toelichting behoeft. Vooral omdat een groot deel van de Nederlandse militairen zich hieraan niet schuldig heeft gemaakt.

De Nederlandse overheid duidde buitensporig geweld in de jaren 1945 tot 1949 jarenlang aan met de term “excessen”, oftewel iets dat incidenteel voorkwam. De criticasters beweerden juist dat het gebruik van extreem geweld van bovenaf werd opgelegd en onlosmakelijk deel uitmaakte van het optreden van de Nederlandse troepenmacht in zijn geheel en dus systematisch was.

Volgens Limpach ligt de waarheid ergens in het midden. Hij toont met zijn onderzoek aan dat het gebruik van extreem geweld niet systematisch was, maar wel veel vaker voorkwam dan overheid en historici tot nu toe aannamen en toegaven.

Een kritische terugblik   op het eigen militair optreden is belangrijk

Kenners van herinneringsliteratuur van Indië-veteranen en eerder verschenen studies zullen niet helemaal verrast zijn door de conclusies van Rémy Limpach. Vermoedelijk zullen ook veel Indië-veteranen – ongeacht of ze nu zelf wel of niet bij extreem geweld betrokken waren – het beeld dat Limpach schetst van de inzet en strijd in het voormalige Nederlands-Indië herkennen. Het is inmiddels algemeen bekend dat de dekolonisatie van Indië  een keiharde guerrillastrijd was,

waarin tal van Indonesische milities behalve de Nederlanders ook nog eens elkaar en de eigen bevolkingsgroep te lijf gingen.

Alle partijen hebben zich in die jaren schuldig gemaakt  aan extreem geweld. En wij vermoeden al veel langer – juist door de boeken, herinneringen en verhalen van de Indië-veteranen zelf – dat het gebruik van extreem geweld ook aan Nederlandse zijde veel vaker is voorgekomen dat tot nu toe officieel werd onderkend. Bij sommige eenheden was dit zelfs schering en inslag. Echter, aan de andere kant bleef dit bij een aantal eenheden te velde bleef  het wel degelijk beperkt tot incidenten.

Limpach benadrukt niet voor niets in zijn boek dat de conclusie dat het extreme geweld structureel van aars was, beslist níet impliceert dat de meerderheid van de militairen erbij betrokken waren.

Volgens hem heeft de meerderheid van de veteranen zich niet schuldig gemaakt aan het toepassen van extreem geweld.

In Limpachs boek komen verder ook de oorzaken van de gewelddadigheden genuanceerd aan bod. En die lagen vaak buiten de eigen invloedssfeer van de individuele militair. En denk verder ook eens aan de gebrekkige opleidingen en uitrustingen, het gebrek aan inlichtingen en het soms desastreuze effect van jarenlange uitputtende inzet op moreel en discipline. Denk ook aan een overambitieuze leger-leiding, die de “vijand” zwaar onderschatte, in combinatie met troepentekorten.

Dergelijke factoren zijn natuurlijk nooit een excuus voor het plegen van regelrechte oorlogsmisdaden maar hebben het gebruik van extreem geweld onmiskenbaar in de hand gewerkt. Ik denk ook dat Limpachs boek zodoende ook tot meer begrip kan leiden voor de onmogelijke situatie, waarin veel Indië-gangers destijds terecht kwamen.

Een kritische terugblik op de gebeurtenissen is altijd belangrijk. We mogen nooit de ogen sluiten voor zaken die verkeerd zijn gegaan. Juist door te benoemen waar militairen ver over de schreef zijn gegaan, krijg je oog voor het feit dat zoveel militairen zich in ongelooflijk moeilijke omstandig-heden en ondanks grote risico’s zich wél militair correct hebben gedragen. Een kritische terugblik hoeft de waardering voor de Indië veteranen als groep dus beslist niet in de weg te staan. En dat doet het ook niet.

Jaarlijks blijkt dat weer tijdens de Nationale Veteranendag en uit    de publieke opiniecijfers. Hopelijk blijven een eerlijke en kritische terugblik, oog voor de omstandig-heden waaronder de Indië-gangers moesten dienen en de waardering voor hun inzet en offers hand in hand gaan.

Martin Elands, hoofd Kennis- en Onderzoekscentrum Veteranen-instituut.

10897264495?profile=original

ICM. 26.10.16

Lees verder…

Maurice de Hondt, boter op zijn hoofd!

10897339862?profile=original

10897339294?profile=originalNa 40 jaren komt deze nu pas er achter dat het kiezen op Politieke Partijen afbreuk doet van democratie van Nederland. Ik heb altijd al geroepen dat je democratie gegarandeerd is tot het stemhokje. Zijn de stemmen binnen dan staan de dictators op, en de kiezer leeft in keer onder een Russisch bewind. Maar de Nederlander blijft de Nederlander al maar mopperend moeten toezien dat ze steeds verneukt worden, sorry voor dit taalgebruik. 
Terug naar Maurice de Hond, ja als opiniepeiler, gaan de jaren ook tellen, en praten dan niet over zijn verouderde methodieken die de laatste tijden flink van slag is. Dan moet je met iets vernieuwend komen.
Hoe zo innoverend vernieuwend?
Ergens in april jl. zat ik bij VNL bij Joram van Klaveren die kwam met dit idee. Ja, dan gaan de kopierechten gelden. Volgens mij liggen die bij Joram van Klaveren van VNL, die was maanden eerder dan Maurice de Hond, toch, die kwam vorige week pas met deze uitvinding bij de Wereld Draait Door. Althans dat dacht onze Maurice, en een beetje dom en slordig van Mathijs van Nieuwkerk als oud redacteur/journalist, die altijd bij de pinken is.
Hoe ziet het nieuw kiessysteem dan er uit?
Er wordt een prioriteitenlijst gemaakt met de nijpende problemen in onze huidige samenleving. Achter het onderwerp de partijen die het probleem daadwerkelijk gaan oplossen als volgt;
1. Bestrijding terrorisme door: VVD, PVA, CDA etc.

2. Aanpak van de voedselbanken door : …………………..
3. Aanpak nivellering van inkomens door: 
4. Aanpak fraude zorgbureautjes door: 
5. Aanpak declaraties ziekenhuizen door: 
6. Invoering Vlaktaks door:
7. Invoering van de dienstplicht door:
8. Werken aan een kleine Overheid door
9. Minder ontwikkelingshulp door: 
10. Multinationals meer belasten
11. …………………………………………..
12. ………………………………………….
100.
Dan komen wij in het straatje van de VVD onze Mark. 
Coalities worden per onderdeel automatisch gevormd, en gelijk afgerekend als deze niet worden opgelost.
En …………. Laten wij eerlijk zijn het werkt nu al zo, alleen onze dictatoren willen hun ego hiermee graag oppoetsen, en doen gelden en dan maar naar Vladimir Poetin wijzen.

Tot slot de vraag voor de Indische lezers, waarom ik bij VNL zat?

 Om te kijken welke Indische thema's binnen het verkiezingsprogramma van VNL passen, overigens niet alleen de VNL !...

ICM 10.10.16

Lees verder…

Nederland hield smartegeld Birmalijn onterecht in kas

10897343294?profile=originalKwitantie voor de cheque van ruim 100 duizend pond (1,6 miljoen gulden) die de Nederlandse overheid ontving van de Britse regering. Het document bevindt zich in de National Archives in Londen. ©

Nederland hield smartegeld Birmalijn onterecht in kas

Bij de verkoop van de Birmaspoorweg aan Thailand, in 1947, heeft de Nederlandse overheid als vergoeding voor alle 17.399 Nederlandse ex-dwangarbeiders 1,6 miljoen gulden geïncasseerd - destijds een vermogen. Dat geld is slechts uitbetaald aan mannen die fysiek aan de spoorlijn hebben gewerkt, hoewel dwangarbeiders die kort voor de tewerkstelling overleden, daar ook recht op hebben. Hun erfgenamen werden afgewezen bij het indienen van een aanvraag.


AD
In 1954 deed de Nederlandse overheid een krantenoproep voor rechthebbenden op de schadevergoeding. Gerardus van Oyens zus Gertruda meldde zich als erfgename, maar haar aanvraag werd door het ministerie van Buitenlandse Zaken afgewezen. Het ministerie stelde zich op het standpunt dat alleen mannen die daadwerkelijk aan de spoorlijn hadden gewerkt, recht hadden op een vergoeding.

Dit is allemaal voor onze tijd gebeurd. Bij mijn weten gaan we daar nu niet zo mee om

Woordvoerder SAIP

De Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP), die de uitbetaling van de Birmaspoorlijn-uitkering sinds 1996 verzorgt, is hierdoor verrast. 'Het is ons niet bekend dat er sprake is geweest van afwijzingen', reageert de woordvoerder. 'Dit is allemaal voor onze tijd gebeurd. Bij mijn weten gaan we daar nu niet zo mee om.'

Op basis van de handmatige administratie die Buitenlandse Zaken vanaf juli 1954 heeft opgezet, beoordeelt de SAIP welke aanvragen voor uitbetaling in aanmerking komen. 'Met verschillende kleuren en vinkjes zijn de uitbetalingen bijgehouden', meldt de SAIP-woordvoerder. 'Komt er een nieuwe aanmelding binnen, dan checken we die lijsten en zien we wie is uitbetaald.' Omdat de lijsten nooit zijn gedigitaliseerd, weet de stichting niet hoeveel uitbetalingen er in totaal zijn geweest.

Geen indexatie en rente

'Als rechthebbenden de krantenoproepen in 1954 hebben gemist, staat de weg na zestig jaar nog steeds open voor hen om de uitkering aan te vragen', meldt de woordvoerster van Binnenlandse Zaken, waaronder de SAIP ressorteert. 'Er wordt alleen zonder indexatie en rente uitbetaald. De algemene lijn bij de overheid is dat uitkeringen niet geïndexeerd worden wanneer mensen veel later opvragen.'

Aan de Birmaspoorlijn, die tijdens de Tweede Wereldoorlog op gezag van de Japanse bezetter is aangelegd, zijn 3.078 Nederlandse krijgsgevangenen overleden. Vanaf oktober 1942 zijn in totaal 17.399 Nederlanders met meerdere transporten vanaf Java en Sumatra overgebracht naar werkkampen in Birma en Thailand. De Task Force Indisch Rechtsherstel onderzoekt hoeveel mannen vlak na aankomst door uitputting en ziekte zijn overleden. Dit lot was sowieso alle 175 Nederlanders beschoren die op het ereveld in Yangon, voorheen Rangoon, zijn begraven.

ICM 18.10.16

Lees verder…

10897331474?profile=originalHet Verzet in Nederlands-Indië  (5)           Door:  Drs. Humphrey de la Croix

Monument voor het Indisch verzet op het terrein van Militair Tehuis Bronbeek te Arnhem. Foto: H. de la Croix.

In de voorgaande vier delen van deze vijfdelige serie over het Indisch verzet, zijn aan de hand van literatuur en verhalen van deelnemers zélf, voorbeelden gegeven van gepleegd verzet tegen de Japanse bezetter. In het kort is beschreven hoe verzet is ontstaan, verlopen en in de meeste gevallen door de vijand met succes is bestreden. Na de overgave van het KNIL in maart 1942 ontstonden uit resten van legereenheden groepen die besloten verder te vechten. Ondanks de Japanse overmacht en het gebrek aan uitrusting, oorlogservaring en steun van de lokale bevolking. Slechts weinig verzetsdeelnemers, zoals op Nieuw-Guinea en Timor, slaagden er in uit handen van de vijand te blijven. Gelet op het bijna volledige verdwijnen van alle Europeanen uit de samenleving is het opmerkelijk dat er nog verzet is gepleegd. Het waren dan      ook voornamelijk Indo’s en inheemsen, met name Molukkers en Timorezen die hebben deelgenomen aan het verzet. De inheemse verzetslieden bestonden voor een groot deel uit vrijgelaten krijgsgevangenen. De Japanners zagen hen als Aziatische broeders, maar de trouw aan Nederland bleek vaak sterker.

In deze vijfde aflevering gaan we in op de waardering van het Indisch verzet in de Nederlandse politiek en de geschiedschrijving. Of liever over het lang ontkennen ervan waardoor het Indisch verzet geen deel heeft kunnen uitmaken van de collectieve herinnering. Op den duur heeft het Indisch verzet toch de officiële erkenning gekregen die het verdiende. In   de vorm van graven, (graf-) monumenten, onderscheidingen, publicaties en binnenkort zelfs een film. Dat alles is op zichzelf ook onderwerp van een geschied-schrijving geworden. Daarvan is deze vijfde aflevering een bescheiden begin.

Na de oorlog: welk verzet in Indië?

Dit vijfde en laatste deel gaat niet dus over het Indisch verzet zélf, maar behandelt de plaats die het lange tijd niet heeft gekregen in de geschiedschrijving en in de politiek. Het Indisch verzet maakt in tegenstelling tot dat in Nederland, geen deel uit van het nationaal collectieve geheugen.

.

Het is zelfs lange tijd niet eens erkend dat er in Indië verzet is gepleegd tegen de Japanse bezetter. Dit idee kwam niet alleen van politici, uit kringen die er niets van wisten of er op afstand over moesten oordelen. Er zijn zelfs historici die lang de vraag open hebben gehouden of er wel verzet is gepleegd: er was toch immers geen informatie over? Was er dan wel verzet geweest? De kennisachterstand is inmiddels grotendeels opgeheven en het Indisch verzet heeft zijn maatschappelijke en historische erkenning gekregen. Die is terug te vinden in (buitengewone) wetgeving waarin de oorlogs-pensioenen en -uitkeringen een rechtskarakter kregen, in de herdenkingen en monumenten,  en in het openbaar worden van individuele verhalen (zie het boek van Elise Lengkeek: “Ik beken”) en interviews. Maar voor het zover was……

Naoorlogs Nederland likt de wonden: Indië in oorlog lijkt te ver weg

Nederland had na de oorlog in Europa de handen vol aan zichzelf: het land moest weer opgebouwd worden en de bezetting met al zijn gevolgen moest worden verwerkt in het collectief bewustzijn. Sinds de Franse tijd eind achttiende en begin negentiende eeuw was het land niet meer in zo’n situatie van wederopbouw geweest. Nederland pakte de wederopbouw voort-varend aan dankzij onder andere de Marshallhulp. Die Amerikaanse hulp werd echter ook ingezet om een nieuwe oorlog in de kolonie te voeren waar na de Japanse overgave een machtsvacuüm was ontstaan. De strijd tegen de Republik Indonesia eiste snel alle aandacht en energie van de Nederlandse politiek. Reflectie op de val van Indië en de verzets-activiteiten raakte bekneld in dit tijdsgewricht. Er was geen tijd om achterom te kijken omdat de strijd tegen de jonge republiek alle energie en aandacht opeiste. Nederland bracht er kort na de oorlog het grootste leger op de been dat het ooit heeft gehad. Meer dan 100.000 man zijn ingezet. De aandacht in het moederland voor de landgenoten in een vijandige omgeving was misschien groter dan ooit omdat nu de zonen van het land er massaal moesten dienen én er was een immigratie (repatriëring) op gang gekomen die niemand was ontgaan.

Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 volgde een nieuwe hectische en moeilijke periode. Met name voor de tienduizenden Indo-Europeanen die zich steeds minder welkom in Indonesië voelden. Tegen het eind van de jaren vijftig was dit geresulteerd in hun massale repatriëring, of beter migratie, naar Nederland. Het conflict om Nieuw-Guinea zorgde voor bijna weer een militaire confrontatie. Uiteindelijk werd het laatste stukje Aziatisch Nederland toegevoegd aan Indonesië. Nederland had het gelijk van de geschiedenis weer niet aan zijn kant gekregen.

De snelle waardering van het Nederlands verzet

De collectieve “posttraumatische stress” die de Duitse bezetting had veroorzaakt werd in tegenstelling tot het pijnlijke afscheid van de kolonie, vrij snel aangepakt. Het  is al in 1947 dat de Wet Buitengewoon Pensioen 1940-1945 (WBP) in werking trad. Deze wet maakte aanspraak mogelijk op een financiële verstrekking wanneer iemand door daad of houding had deelgenomen aan verzet in Nederland en er persoonlijke schade door had opgelopen. Met andere woorden: honorering door de overheid van verzetsdeelname had een rechts-karakter gekregen. Een hoge vorm van officiële erkenning van zowel de gepleegde daden of ingenomen houding èn van geleden materiële of immateriële schade. Deze WBP was met geen enkele letter van toepassing op het Indisch verzet. Om de eenvoudige reden dat dat er niet geweest zou zijn; het ontbrak namelijk aan documen-tatie (die was door de Japanners vernietigd) of andere bewijzen. Het verzet in Nederlands kreeg    al gauw grote aandacht, de erkenning en waardering die het zondermeer verdiende. Het land had behoefte de oorlog te verwerken en het morele gelijk van de strijd tegen de Duitsers te

10897331858?profile=originalBijeenkomst ter ere van het Indisch verzet. Bronbeek 27 april 2012. Foto: H. de la Croix.

benadrukken. Het eren van het leger was minder passend vanwege de snelle nederlaag in mei 1940. Maar de nadruk op het gepleegde verzet en zijn morele gewicht waren zeer geschikt om het gevoel van eigenwaarde en zelfrespect terug te krijgen. Geholpen door een krachtige lobby van ex-verzetslieden, ex-leden van de Binnenlandse strijd-krachten, voormalige Engeland-vaarders én de prins-gemaal Bernhard, kregen degenen die zich te weer hadden gesteld tegen de bezetter de (terechte) waardering en  erkenning die ze verdienden.

De  Indische oorlogservaringen

Het zal in Nederland niet eens bewust zijn opgevallen dat de Indische Nederlanders die massaal repatrieerden tussen 1945 en 1962, geen zichtbaar dramatisch verleden met zich meedroegen. Alle aandacht ging uit naar de eigen wederopbouw en de schaarste aan middelen van bestaan en woningen. De interesse in de nieuwe land-genoten leek niet te kunnen ontstaan. Al heel snel bleek dat Nederlanders weinig wisten over Indië en wie daar nu precies woonden. Dat de repatrianten Nederlanders waren en op Nederland georiënteerd wekte verbazing. Met dit in het achterhoofd is het te verklaren dat Nederlanders niet eens zijn toe-gekomen vragen te stellen over de historische achtergronden van de “nieuwe buren”. Er was zelfs ronduit belachelijke beeldvorming over de Indische oorlogs-ervaringen. Wie kent niet het voorbeeld van de Nederlandse reacties als zou het ontbreken van een hongerwinter onder die “lekker warme tropenzon” de oorlog niet zo erg hebben gemaakt. Het gaat nu niet om dit soort subjectieve noties, maar we moeten kijken naar de overheid die de verantwoordelijkheid had de bevolking van goede informatie te voorzien. En aan een deugdelijk beleid daarin heeft het ontbroken. Het stimuleren en faciliteren van geschiedschrijving hoort daarbij. Het moet gezegd dat de opdracht aan dr. L. de Jong in ieder geval daartoe enorm veel ruimte heeft gecreëerd. Maar……deze opdracht werd meer en meer een monopolie op de geschiedschrijving over de oorlog omdat andere historici geen of amper toegang kregen tot relevante primaire bronnen. Daarbij kwam dat de aandacht voor de oorlog in Azië pas in de tweede helft van de jaren zestig groeide. Het ging toen over geweldsexcessen door Nederlanders bedreven in de periode 1945-1949. Het duurde nog tot 1985 dat De Jong de delen over de Oost begon te publiceren.4)
Van meer recente datum is de publicatie van Achter het kawat was Nederland. Indische oorlogservaringen en -herinneringen 1942-1995 (2002) van historica Esther Captain (1969). Haar onderzoek was gebaseerd op dagboeken van geïnterneerden in de Japanse burgerkampen. Captain beschrijft de individuele en collectieve verwerking van de gebeurtenissen na de oorlog. Ook uit 2002 dateert De last van de oorlog. De Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië en hun verwerking van Stef Scagliola dat handelt over geweldsexcessen, soms zelfs oorlogsmisdaden, begaan door Nederlandse militairen tijdens de politionele acties.

Een terugkerende notie uit deze onderzoeken zijn de blijvende behoefte van de Indische Nederlanders aan erkenning van hun slachtofferschap en van de juistheid van hun aanwezigheid destijds in de kolonie. Terecht stelt Lizzy van Leeuwen in Ons Indisch Erfgoed. Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit (2008)  dat de Nederlandse overheid geen ruimte heeft gelaten aan de verwerking van het postkoloniale trauma als gevolg van het verlies van Indië. Het Indisch verzet is daarbij slechts een van de onderwerpen die pas laat werden onderzocht.6)

De Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet (WIV)

In 1979 wees het toenmalige kabinet-Van Agt-I de eis uit Indische hoek af om het Indisch verzet op te nemen in de Wet buitengewoon pensioen. Feitelijk werd daarmee het verzet niet erkend. Maar de discussie die in 1980 hierover ontstond leidde op last van staatssecretaris J.G. Kraayeveld-Wouters tot de instelling op 22 oktober 1980 van de Commissie Indisch Verzet. De opdracht was te onderzoeken of er overeenkomst was tussen het verzet in Nederland en in bezet Indië, aan welke criteria moest verzet voldoen, nagaan om hoeveel personen het ging en ten slotte hoeveel het zou gaan kosten. Indien het onderzoek positief zou uitvallen zou de commissie bijdragen aan de eventuele totstandkoming van een wetsvoorstel.

Het Rijksinstituut voor Oorlogs-documentatie,  (nu: Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumen-tatie, NIOD) gaf aan dat er verzetsdaden zijn gepleegd, ook al is er weinig schriftelijk materiaal overgebleven als bewijs ervan. Kern van de informatie was dat  de Japanners van meet af aan   elk verdacht gedrag hard en systematisch hebben bestreden. Dat leverde het beeld op van een kortstondig verzet, meer zat er niet in.

10897331872?profile=originalVerzetsster Oost-Azië

Voor het onderzoek naar het aantal betrokken personen werden onder andere dossiers bekeken uit de Kanselarij der Nederlandse Orden. Deze gaven een overzicht wie een Verzetsster Oost-Azië hadden ontvangen. Criteria voor deze onderscheiding werden toen als volgt samengevat: “door geestkracht, karaktervastheid of gemeenschapszin [zich] op bijzondere wijze verdienstelijk hebben gemaakt voor door krijgsgevangenschap, internering of anderszins in de macht van de vijand geraakte Nederlanders of Nederlandse onderdanen, dan wel in verzet tegen de vijand.”

De Verzetster Oost-Azië is aan 471 personen toegekend; een aantal van hen was verzets-strijders in zin van de latere wet. Van deze 471 personen zouden er 204 verzet (kunnen) hebben gepleegd. Nadere studie leidde echter tot een aantal van 127. Uiteindelijk was het niet goed vast te stellen om hoeveel aanspraken het zou kunnen gaan wanneer er een wet zou komen.8) Om een lang en wat ingewikkeld verhaal kort te maken: vanaf de invoering van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV) in mei 1986 ging uitvoeringsinstantie Algemeen Burgerlijk Pensioen-fonds (ABP) uit van hooguit 1000 harde aanspraken.

Een volgend aandachtspunt voor de regering was de grootte van  de pensioenregeling. De Wet buitengewoon pensioen sloot aan op de pensioenvoorzieningen zoals geregeld voor Nederlandse militairen zoals die golden bij aanvang van de oorlog. Al snel was er de overtuiging dat een koppeling van een Indische voorziening niet moest aansluiten op die van het Nederlandse leger, maar op die van het KNIL. Dat betekende dus een veel lagere financiële voorziening die gebaseerd was op het kosten-niveau in Indië tot aan het uitbreken van de oorlog. Redenering was dat de Indische buitengewone verzetspensioen-regeling niet hoger kon zijn dan de pensioenregeling die KNIL-militairen hadden. Dat zou rechtsongelijkheid betekenen. Eigenlijk wilde de regering voorkomen dat het andere alternatief zou ontstaan: dat de pensioenen van de KNIL-ers zouden worden opgetrokken tot die van hun Nederlandse collega’s in Nederland (conform de Algemene Militaire Pensioenwet). Deze optie zou een erg dure prijskaart worden voorkomend   uit een onderzoek naar het veronderstelde beperkte Indische verzet.

Wet buitengewoon pensioen Indisch Verzet

De bevindingen van de Commissie Indisch Verzet overtuigden de regering ervan dat er een wettelijke regeling moest komen voor voormalige deelnemers aan het verzet tegen de Japanners en die er invaliditeit (arbeids-handicap: verminderde verdien-capaciteit) aan hadden over-gehouden. Het zou voor velen te laat zijn, ook al zou een postume erkenning in ieder geval voor nabestaanden nog een waarde hebben. De ramingen van het aantal potentiële deelnemers en de aanvragen waren pure schattingen. Mogelijk ging het om 3500 personen op Java, 1000 in de Buitengewesten en met name grote eilanden Sumatra, Borneo en Sulawesi, verder de Molukken, Timor en Nieuw-Guinea; ten slotte 1000-1500 anderen die in verband met gepleegd verzet slachtoffer waren. In totaal ongeveer 5500-6000 personen.10) De WIV is officieel inwerking getreden op mei 1986 en de uitvoering lag in handen van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, dat al belast was met onder andere de Wet Uitkeringen Vervolgings-slachtoffers (WUV) en de Wet Uitkeringen Burgeroorlogsslacht-offers (WUBO). De besluiten op  de aanvragen werden genomen door een aparte commissie,       de Buitengewone Pensioenraad (BPR), waarin deskundigen met inhoudelijke zowel als juridische expertise of vanwege hun maat-schappelijke betrokkenheid, zitting hadden. Vanaf 1990 voert de nieuw opgezette organisatie Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) te Leiden, alle regelingen rond oorlogsuitkeringen en -pensioenen uit. De Stichting Pelita is wettelijk aangewezen als begeleider van de aanvragers en verzorgt de verzetsrapportages.

10897332088?profile=originalVerzetsherdenkingskruis

De behandelaar van ABP en later de PUR baseert de uiteindelijke rapportages en adviezen aan de BPR, voor een groot deel op de rapportages van Pelita. Eerder heeft de aanvrager aan een rapporteur van Pelita zijn verzets-verhaal kunnen vertellen. (het
Monument Indisch verzet op het landgoed Bronbeek in Arnhem)
Eind 1989 waren er bijna 1300 aanvragen afgedaan; dat wil zeggen toegekend, afgewezen en ingetrokken/gedeponeerd. Het aantal toekenningen tot aan september 1989 bedroeg 76 (die ook werden betaald), 606 aan-vragen waren ingetrokken, 566 afgewezen en 27 gedeponeerd  (bij overlijden en er waren geen nabestaanden). De gemiddelde behandeling per aanvraag kostte ongeveer 7,5 maanden. Met name verificatie van de verzetsclaims was tijdrovend. Het aantal bezwaarschriften was eind 1989 meer dan 120.11)

De belangrijkste beoordelings-punten voor de aanspraak waren het gepleegde verzet (art. 2 lid 1 WIV) en dat van het niet onwaardige gedrag (art. 3 lid 3 WIV). Bij deze criteria was de verificatie moeilijk door gebrek aan schriftelijk bronnenmateriaal. Getuigen en andere derden-informatie moesten in geval van ontbrekend sluitend bewijs, leiden tot een plausibiliteit, en een aan zekerheid grenzende waarschijn-lijkheid. Een kwetsbaar punt was de herinnering van  belang-hebbenden. Naast ontbreken van herinneringen speelde ook vaak op dat de aanvrager is gaan geloven in zijn versie en inkleuring van de verleden tijd. Een tweede criterium was dat van het niet-onwaardige gedrag: had de aan-vrager zich een loyale Nederlandse onderdaan betoond en niet gecollaboreerd met de vijand? Was aan deze twee criteria voldaan, dan volgde de vraag in hoeverre ontstane blijvende invaliditeit of arbeidshandicap veroorzaakt was door de verzetsactiviteiten. Ook speelde in de uiteindelijke betaling van een buitengewoon pensioen mee wat de eigen inkomsten waren. Met andere woorden: een erkenning als verzetsdeelnemer hoefde niet te leiden tot een uitkering. De WIV was duidelijk geen “beloning” voor het hebben plegen van verzets-activiteiten.

Willekeurig rondvragen onder aanvragers heeft opgeleverd dat een groot aantal mensen blij was met de erkenning, maar minder met het moeten aantonen van het causaal verband tussen gepleegd verzet en de arbeidshandicap en verminderde verdiencapaciteit. Zeer begrijpelijke reacties omdat pas na ruim 40 jaar na dato deze beoordelingen werden gemaakt. Vaak bleef bij de betrokkenen een gevoel hangen dat ze toch niet werden geloofd.

Onderscheidingen en vormen van eerbetoon

Onder voormalige verzetsmensen in Nederland bestond kort na de oorlog behoefte aan enige vorm van onderscheiding. Bij Koninklijk Besluit van 3 mei 1946 werd   toen het Verzetskruis ingesteld. Volgens premier Schermerhorn bedoeld voor heb “die zich in vijandelijk gebied bij het verzet tegen de vijand bijzonder moedig en beleidsvol hadden onder-scheiden”. Het werd mondjesmaat postuum verleend of in geval van ernstige handicap. De aandacht voor een onderscheiding ebde vanaf de jaren van de weder-opbouw langzaam weg totdat een aantal voormalige verzetslieden, waaronder Hans Teengs Gerritsen, een goede vriend van prins Bernhard, alsnog een koninklijke onderscheiding bepleitte. Op 1 april 1981 werd de Stichting Initiatief Comité Verzets-herdenkingskruis ingesteld. Bij Koninklijk Besluit van 24 april 1981 is het ontwerp van de onderscheiding goedgekeurd en op 5 mei 1981 reikte koningin Beatrix het allereerste Verzets-herdenkingskruis uit.

Voor het Indisch verzet was bij Koninklijk Besluit van 26 oktober 1948 de Verzetsster Oost-Azië officieel ingesteld. Deze onder-scheiding is zoals eerder vermeld, 471 keer uitgereikt. Indische verzetsdeelnemers kwamen later ook in aanmerking voor het Verzetsherdenkingskruis. Dit is in totaal 15.300 keer uitgereikt, al dan niet postuum.

Naast onderscheidingen bestaan er andere vormen van herdenken. In Almere bestaat er een wijk met Indische verzetsliedennamen en feiten in verband met het verzet. Bijvoorbeeld de Hannie Hilgers-straat, de Kapitein de Langestraat en de Groep Meelhuysenstraat. Verder wordt er bij alle herdenkingen voor de gevallenen op 14, 15 en 16 augustus automatisch stilgestaan bij de slachtoffers in Indië en Indonesië. Het Verzetsmuseum in Amsterdam heeft sinds 2005 een permanente expositie over het verzet in Nederlands-Indië.

Epiloog

De aandacht voor het Indisch verzet heeft lange tijd op zich laten wachten. Het is niet overdreven te stellen dat het er pas sinds de begin jaren tachtig van de vorige eeuw van is gekomen. De regering en Tweede Kamer hebben zich toen wel in korte tijd ingespannen tot erkenning te komen. Dat was wel nodig gezien de vergevorderde leeftijd van de meeste direct betrokkenen. Helaas is deze erkenning voor velen pas postuum gekomen. Met de Wet buiten-gewoon pensioen Indisch verzet heeft de erkenning ook een rechtskarakter gekregen en is er op fatsoenlijke wijze een regeling gekomen voor blijvende handicap als gevolg van deelname aan het verzet. Het Verzetsherdenkings-kruis, officiële en minder officiële herdenkingen, publicaties, docu-mentaires en andere mediale aandacht hebben het Indisch verzet de aandacht geschonken die het politiek en maatschappelijk verdient.
We hebben er in deze vijfdelige reeks ook aandacht aan kunnen geven, maar beseffen dat slechts een deel van het verzet kon worden belicht. Er zijn nog heel veel onderwerpen om over te publiceren. Bijvoorbeeld de Glodok-affaire, het verzet binnen de kampen, verzet in Thailand en Birma, de rol van Indo’s buiten de kampen. We zullen in de toekomst zéker de publicaties over het Indisch verzet vervolgen.

Dit was het laatste deel van vijf artikelen over het verzet in het voormalig Nederlands-Indië tegen de Japanse bezetter.

Voor deze artikelenserie heb ik publicatierechten verleend aan NICC Magazine. Humphrey de la Croix.

           10897234678?profile=originalDe huidige status ACTW66 - project;  met de promotie - campagne werden er ruim 16 .000 mensen bereikt van de beoogde doelgroep van 70.000. Ruim 15.000 hebben inmiddels getekend,  en  3000 mensen hebben toegezegd te willen doneren.  Akkoord is bereikt met advocaten die namens de 60.000 gedupeerden de Nederlandse staat gaat aanklagen, inmiddels loopt de stroom donaties, maar nog onvoldoende !

 

Wij staan  de maand  oktober/november met ICM stands op de Pasar Malam rabanthallen in Den Bosch, Pasar Malam Rijswijk en in Leek. Hier kunt  U deze  ook U inschrijven als deelnemer van claim-organisatie ACTW-66.  U ontvangt dan ook het boek "Rapport uitbetalen traktaat van Wassenaar". Dit rapport heeft geen 1,8e miljoen gekost zoals de Indische NIOD -rapporten,

Uw donatie/bijdrage kunt U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07  ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie ACTW 66 - Traktaat van Wassenaar . Wij hebben uw donatie hard nodig voor de uitvoeringskosten van de regeling tot compensatie, welke de Nederlandse Staat bewust 51 jaar heeft nagelaten, teneinde ons werk  verder af te kunnen maken\

ICM 13.1016

Lees verder…

10897338887?profile=originalMinister Koenders zet deur naar nieuw Indië-onderzoek op een kier            Door:  Raoel du Pré

Voor het eerst zette het Kabinet bij monde van oud-Minister Koenders van Buitenlandse Zaken de deur toch op een kier naar een nieuw onderzoek inzake de uitwassen van het Nederlandse militaire optreden in voormalig Nederlands-Indië. Koenders “sluitte geen enkele optie uit”. Dit naar aanleiding van het verschenen boek van Rémy Limpach “De brandende kampongs van generaal Spoor”.

Limpachs tussentijdse bevindingen leidden al eerder tot het stellen van vragen in de Tweede Kamer.    D66 en SP wilden een breed en allesomvattend onderzoek, maar Premier Rutte wilde daar tot nu toe niet op reageren. Nu Limpachs boek verschenen is, benadrukte oud- minister Koenders dat “het Kabinet snel, maar zorgvuldig zal reageren. Het is een gevoelige periode, waarin van veel kanten geweld is gebruikt. Als we andere landen aanspreken op hun geschiedenis, moeten we zelf er ook goed mee omgaan. Daarom moet er een zorgvuldige reactie komen”.

Ook minister Hennis van Defensie zegt “dat het Kabinet niet voor het verleden zal weglopen”. Wel voegt zij eraan toe dat ook volgens Limpach het merendeel van de Nederlandse militairen niet bij extreem geweld betrokken was. Tijdens de onafhankelijkheids-oorlog van Indonesië kwamen naar grove schattingen honderd-duizend Indonesiërs en ruim  vijfduizend Nederlanders om het leven.

 

 

___________________________  

ICM 27.10.16      

Lees verder…

10897339098?profile=original

Komt  tv-programma Gouden jaren Indonesië weer terug op omroep MAX ? 

Ben Cramer, Johnny Rep, Laurens van Rooyen, Noraly Beyer, Sandra Reemer, Carry Tefsen, Willeke van Ammelrooy en Penny de Jager waren te zien in het nieuwe tv-programma Gouden jaren: Indonesië. Dit maakte Omroep MAX  destijds  bekend op de najaarspresentatie in Amsterdam. Wij zijn nu ook weer beland najaarspresentatie.

In het TV - programma reisden de acht landgenoten op leeftijd voor een lang verblijf naar Yogyakarta, de culturele hoofdstad van Indonesië. Vanuit een traditioneel onderkomen beleven, ervoeren en proefden zij het authentieke Indonesië.

De acht wilden op het eiland Java met name te weten komen hoe hun leeftijdsgenoten leven, wonen en werken. Ze vroegen zich ondertussen af of het een plek is waar ze zich thuis konden voelen en wat ze verwachten van hun eigen gouden jaren. Veranderde dat verwachtingspatroon na de ervaringen in Yogyakarta?

Acht bekende landgenoten op leeftijd reizen voor een lang verblijf naar Yogyakarta, de culturele hoofdstad van Indonesië.

zie link https://www.maxvandaag.nl/programmas/tv/gouden-jaren-indonesie/


Lees verder…

10897336693?profile=originalNederlandse onderzeeër K-XVII signaleerde Japanse Oorlogsvloot 

                                 Tien dagen voor de aanval op Pearl Harbor

 

Op 28 november 1941, om vijf minuten over twaalf in de middag, nadert de Nederlandse onderzeeër de positie op 43.30 NB en 155.20 OL op de Stille Oceaan. Het voer onder bevel van luitenant-ter-zee Besançon ongeveer 280 zeemijl ten noordoosten van de Japanse Takan-baai. Daar ontdekte men een grote vloot van Japanse oorlogsschepen, dat een zigzag-koers volgt. Berekeningen wezen uit dat deze koers in rechte lijn 88 graden bedraagt en de oorlogs-vloot zal voeren naar het 800 mijl verderop gelegen Hawaii en de Amerikaanse marinebasis Pearl Harbor.

 

In de avond van 7 december 1941 is de K-XVII met man en muis in de Stille Oceaan vergaan ten gevolge van sabotage door de Britse geheime dienst. De enige zonde die de Nederlanders hadden begaan, was hun ontdekking dat de Japanse vloot onderweg was naar Pearl Harbor.

 

Dit nieuws moest doelbewust achtergehouden worden, om er zeker van te zijn dat de Amerikanen bij de wereldoorlog betrokken werden. Men achtte het van essentieel belang dat de Nederlanders dit geheim mee-namen in hun zeemansgraf.

Aldus Sir Christopher Creighton, een ex-officier van de Britse geheime dienst (sectie M), die volgens zijn eigen zeggen de K-XVII persoonlijk heeft opgeblazen op gezamenlijk bevel van Churchill en Roosevelt en met nood-zakelijke, moeizaam verkregen toestemming van koningin. Nadat de K-XVII was vernietigd, heeft Creighton de Koningin persoonlijk verslag uitgebracht.

Creighton’s verhaal

Ik realiseer mij dat u dit verhaal niet zult willen geloven. Het enige dat ik u kan zeggen, is dat ik mijn best heb gedaan de waarheid te vertellen over een operatie die meer dan vijftig jaar geleden heeft plaatsgevonden en waarvan - zoals gebruikelijk in dit soort zaken – slechts zeer weinig documenten bewaard zijn gebleven. Ik moet eraan toe-voegen dat mijn fantasie bijzonder gebrekkig is. Ik had het verhaal met geen mogelijkheid kunnen verzinnen en zou niet weten     hoe ik aan de gedetailleerde technische gegevens had moeten komen. Integendeel, ik moest    op mijn eigen herinneringen vertrouwen en op de officiële rapporten van mij en mijn collega's, die na de gebeurtenis werden geschreven. Tijdens en na de Tweede Wereldoorlog vereiste mijn werk als geheim agent de hoogste mate van vertrouwelijk-heid, en ofschoon Sir Winston Churchill en Lord Mountbatten mij zwart op wit toestemming hebben gegeven mijn verhaal te vertellen, heb ik hun moeten beloven daarmee te wachten tot na hun overlijden.

Desondanks heb ik bepaalde incidenten niet aan het papier kunnen toevertrouwen, deels in het belang van mensen die worden genoemd, deels om tegemoet te komen aan de wensen van een aantal belangrijke Europese politici.

Nogmaals, dit is mijn persoonlijk verhaal; u mag het geloven of niet. Want net als Aristoteles    ben ik slechts in de waarheid geïnteresseerd en niet in wat mensen geloven.

Het besluit om de Nederlandse onderzeeër K-XVII te vernietigen, werd om de volgende redenen genomen. Op 28 november 1941, toen luitenant-ter-zee Besançon de Japanse vloot in zicht kreeg, die zich kennelijk in de richting van Pearl Harbor begaf, seinde hij onmiddellijk een gecodeerd bericht naar het Britse marine-opperbevel in het Verre Oosten. Daaronder opereerden ook de Nederlanders. De boodschap werd onderschept door de afdeling cryptologie van de sectie M in Singapore. Binnen enkele uren arriveerden kopieën van het bericht in Washington, uitsluitend bestemd voor generaal Donovan persoonlijk, en in Londen, bij majoor Desmond Morton. Beiden lichtten hun respectieve chefs in, Roosevelt en Churchill. Deze vier personen wisten al dat Japan van plan was Pearl Harbor aan te vallen en hadden gebeden dat er niets tussen zou komen.

In die tijd nam tachtig procent van de Amerikaanse bevolking een bijzonder isolationistische positie in en was ze sterk gekant tegen een oorlog met Japan of met Duitsland.

Mocht Roosevelt Japan de oorlog verklaren zonder dat er enig Amerikaans doel was aangevallen, dan was de kans groot dat hij zou moeten aftreden. Omgekeerd, wanneer Amerika zich afzijdig   zou houden - zo concludeerden Morton en Donovan - zouden de Japanners vrij spel hebben en ongehinderd India, Australië, Nieuw-Zeeland en tal van andere landen in de Stille en Indische Oceaan kunnen bezetten. Het zou waarschijnlijk onmogelijk zijn om die landen in een later stadium te bevrijden. Bovendien hadden de Britten en hun bondgenoten de hulp van Amerika hard nodig       in hun strijd tegen Duitsland. Wanneer de Japanners Pearl Harbor aanvielen, was het zeker dat Amerika zich in de oorlog zou mengen.

Maar wanneer de Britse en Amerikaanse leiders van de komende aanval op de hoogte waren, waarom waren de Amerikaanse strijdkrachten in Pearl Harbor dan niet in paraatheid gebracht? En waarom kregen de Amerikaanse oorlogs-schepen niet het bevel uit te varen? Op zee waren zij toch veel veiliger en konden zij terug-vechten? Volgens deskundigen had de marinebasis toch met succes verdedigd kunnen worden?

Het antwoord op de vraag waarom er dan niets gebeurde, is eenvoudig. Op Hawaii bevonden zich vele duizenden Japanse emigranten. De meesten stelden zich bijzonder loyaal op ten opzichte van hun nieuwe vaderland, maar anderen hadden voor Japan gespioneerd.

Bovendien bruiste het Japanse consulaat-generaal van de activiteiten. Wanneer de basis in paraatheid was gebracht, zou het Japanse oppercommando dit binnen een paar uur hebben geweten. De aanval zou zijn afgelast door keizer Hirohito, die erop stond dat het een complete verrassing zou zijn. Roosevelt zou geen aanleiding hebben gehad om Amerika bij de oorlog te betrekken, en dat zou rampzalig zijn voor de Geallieerden.

Wat dit alles te maken had met de K-XVII, zal duidelijk zijn. Wanneer bekend was geworden dat Roosevelt en Churchill van de aanval op Pearl Harbor afwisten en niets hadden gedaan om die te voorkomen, zou niet alleen hun carrière ten einde zijn geweest, maar zou waarschijnlijk ook de hele alliantie uiteen zijn gevallen. Dan hadden de Japanners vrij spel en konden zij de halve wereld veroveren en plunderen.

Zodra het bericht van de onderzeeër was ontvangen, werd de hele affaire omgeven met    een muur van absolute geheim-houding. De K-XVII kreeg de opdracht terug te keren naar de basis in Singapore om brandstof te bunkeren. De onderzeeër mocht niet de haven ingaan en in zijn verdere berichtgeving in geen geval toespelingen maken op de Japanse vloot.

Onder de naam van luitenant-ter-zee Paul Hammond, een van mijn schuilnamen, die op de naam-    en ranglijst van Britse marine-officieren voorkwam, reisde ik (Creighton) met een Berwick-vliegboot met speciale extra brandstoftanks via Nova Scotia, San Francisco en het eiland Wake naar de Noordelijke Marianen, waar ik mij de volgens afspraak op 6 december 1941 aan boord van de K-XVII begaf.

In dat stadium van de oorlog opereerden de Nederlandse onderzeeërs in het Verre Oosten onder het Britse marine-opperbevel, en ik was in het bezit van volmachten van het hoofd onderzeebootdienst, admiraal Sir Max Horton, de opperbevelhebber van de vrije Nederlandse marine in Londen en van koningin Wilhelmina, die destijds resideerde in Reading Berkshire. Deze volmachten gaven mij de autoriteit om luitenant-ter-zee Besançon operationele opdrachten te geven in naam van de Britse admiraliteit, hoewel niemand van hen enig idee had waarvoor ik deze autoriteit wilde gebruiken. Dat gold ook voor luitenant-ter-zee Besançon.

Bij een van de kleine Marianen, net ten zuiden van Pagan en ongeveer achthonderd zeemijl ten zuiden van Japan, werden er kratten uit de Berwick-vliegboot overgeladen in de onderzeeër. De bemanning kreeg te horen dat er kerstcadeautjes van hun collega's in Engeland in zaten. De meeste kratten bevatten inderdaad jenever, whisky, bier, champagne en andere kerstmisspullen. Maar in één krat zat cyanidegas en in twee andere kratten explosieven en ontstekingsmechanismen met tijdschakelaars.

Ik wachtte op een gecodeerd radiosignaal. Mocht de Japanse vloot haar aanval op Pearl Harbor afbreken, dan zou mijn operatie voorlopig overbodig zijn en afgelast worden.

De volgende dag, op zondag 7 december 1941, kreeg ik bevel om de operatie voort te zetten. De Japanners hadden Pearl Harbor aangevallen.

Die avond verliet ik de K-XVII en ging ik terug naar de Berwick. Een half uur later kwam het dodelijke cyanidegas vrij en was te zien hoe de bemanning trachtte uit de onderzeeër te ontsnappen. Even later explodeerde het vaartuig en zonk. Ik stelde vast dat er geen overlevenden waren.

Christopher Creighton

Londen, augustus 1996

 

Epiloog

Volgens het Nederlands Instituut voor Maritieme Historie lag de K-XVII op 28 november 1941 in Soerabaja en waren er tot 21 december 1941 nog radio-contacten met de K-XVII en andere boten van de toenmalige vloot in het Verre Oosten.

Geconfronteerd met deze feiten heeft Creighton nog eens duidelijk gemaakt hoe de Britse geheime dienst te werk ging.

Creighton:

Bij de val van Singapore zijn veel documenten verloren geraakt. Alles wat gered werd - logboeken en andere stukken van onderzee-boten en oorlogsschepen - werd naar Engeland gebracht. De overgebleven documenten van de K-XVII werden in het grootste geheim verzameld in het huis van koningin Wilhelmina in Reading, onder beheer van de chef-staf van de Nederlandse Marine en van de geheime dienst van de Britse Marine, in de persoon van commander Flemming.

 

De dossiers werden herschreven, samen met die van andere schepen en onderzeeboten om aan te tonen dat de K-XVII nooit slachtoffer van een aanslag kon zijn geweest.

Mag ik er nogmaals op wijzen dat daar in Reading alleen Flemming en koningin Wilhelmina het echte verhaal kenden - de anderen werd

verteld dat de K-XVII betrokken was geweest bij een geheime missie waar nu eenmaal een dekmantel voor nodig was. Er zijn nogal wat dekmantels gecon-strueerd om deze misdaad aan  het oog te ontrekken. Een van de gemakkelijkste ervan was het uitzenden van radiosignalen, die zogenaamd afkomstig waren van de K-XVII, maar in werkelijkheid van een fake radiostation. In de oorlogvoering van de marine werden dergelijke trucs regelmatig toegepast.

Waar we hiermee te maken hebben zijn mensen, historici, zowel in Londen als in Den Haag, die er in 1941 niet bij waren en die het moeilijk te accepteren vinden dat hun gegevens niet kloppen. Ik was erbij, ik weet wat er gebeurd is. De K-XVII werd opgeblazen op gezamenlijk bevel van Churchill en Roosevelt en met noodzakelijke, zeer moeizaam verkregen toestemming van koningin Wilhelmina. Op haar verzoek heb ik persoonlijk aan de koningin in Reading verslag uitgebracht.

10897264495?profile=original

ICM 26.10.16

Lees verder…

10897337056?profile=originalNederland waste de handen schoon tijdens en na de koloniale oorlog             Door:  Edwin Ruis

Excessen of toch structureel extreem geweld? Het officiële Nederlandse regeringsstand-punt sinds 1969 is dat er in voormalige Nederlands-Indië - met uitzondering van de acties onder het commando van kapitein Westerling - slechts incidenteel excessen plaats-vonden. In dit baanbrekende boek bewijst de historicus Rémy Limpach juist het tegengestelde. Enkele weken geleden werd zijn proefschrift: ‘De brandende kampongs van Generaal Spoor’ gepresenteerd in Perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Het is een uitvoerig onderzoek naar het gebruik van extreem geweld door militairen in Nederlandse dienst tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog van 1945 tot 1949. In dit artikel interviewt Edwin Ruis namens ‘Historiek.net’  de auteur.

Het gaat in De brandende kampongs van Generaal Spoor niet alleen over de bekende en beruchte kapitein Raymond Westerling, maar vooral ook over extreem geweld tijdens de twee zogenaamde politionele acties. Daaronder vallen niet alleen marteling en standrechtelijke executies van krijgsgevangenen, maar bijvoorbeeld ook het in puin schieten van kampongs met artillerie, zogeheten technisch geweld, waarbij veel burger-slachtoffers vielen.

Onderzoeker en historicus Rémy Limpach

 

Sinds de zogenaamde Excessen-nota van 1969 was het officiële standpunt van de Nederlandse regering dat er weliswaar wat incidentele ‘excessen’ hadden plaatsgevonden, maar dat er van structureel extreem geweld geen sprake was geweest. Limpach komt tot de conclusie dat het extreme geweld wel degelijk structureel van aard was.

Daarvoor baseert hij zich op zeven case studies, honderden andere geweldsdaden en uitspraken van betrokkenen. Edwin Ruis sprak namens Historiek met Limpach over zijn zeer baanbrekende onderzoek:

Hoe ben je bij dit onderwerp terecht gekomen? Maakte het feit dat je een Nederlander en Zwitser bent het makkelijker om als ‘neutrale’ historicus dit hete hangijzer aan te pakken?

Het was een combinatie van interesse in koloniale en militaire geschiedenis en vooral mijn deels Nederlandse komaf en toeval. Het onderwerp boeide mij omdat ik het belangrijk, onderbelicht en nog steeds actueel vond, dus heb ik het opgepakt. Ja, ik heb zowel de Zwitserse als de Nederlandse nationaliteit maar ik denk niet dat het daardoor makkelijker werd. Een Groninger of Rotterdammer had dit onderzoek net zo goed kunnen doen.

Heel veel mensen vinden de onthullingen in jouw boek schokkend. Waarom doen wij Nederlanders vaak alsof onze oorlogen schoner zijn dan die van anderen?

Dat weet ik ook niet precies. Iedere natie heeft moeite met zwarte pagina’s uit de eigen geschiedenis. De Duitsers zijn een voorbeeld hoe je met een besmet verleden kan omgaan. Nederland heeft lange tijd een zelfbeeld gekoesterd van een in inter-nationaal perspectief voorbeeldige kolonisator die in ‘zijn’ Indië een progressieve en ‘Ethische Politiek’ voerde en daarbij militair geweld met chirurgische precisie inzette. Onderzoek in de laatste decennia heeft deze zienswijze als mythe ontmaskerd. Ook over de rol    van Nederland in de Tweede Wereldoorlog bestond na 1945 lange tijd een simpel zwart-wit-narratief van het Nederlandse volk – in tegenstelling tot de foute Duitse bezetter. Dit beeld is door historici, journalisten en schrijvers al langere tijd bijgesteld en heeft inmiddels plaats gemaakt voor een meer genuanceerde terugblik. Hetzelfde mechanisme blijkt nu bij de beoordeling van de grimmige dekolonisatieoorlog in Indonesië plaats te vinden – al is mijn boek niet het eerste en enige dat in dat opzicht kritische kanttekeningen plaatst, denk alleen al aan de studie ‘Ontsporing van geweld’ van Van Doorn en Hendrix uit 1970.

Aankomst van een nieuwe lichting Nederlandse militairen in voorm. Nederlands-Indië

 

Hoe verhoudt deze historie zich tot andere oorlogen uit het verleden? Is wat er is gebeurd niet ‘gewoon’ voor oorlog?

We hebben het over de grootste Nederlandse gevechtsmissie ooit, alleen dat is uit Nederlands perspectief al heel bijzonder. Uitlatingen als ‘Er zijn geen schone oorlogen’ of ‘waar gehakt wordt vallen spaanders’ zijn voor mij dooddoeners die een discussie in de kiem smoren. Natuurlijk schuilt in die gezegden wel een kern van waarheid maar dat is geen reden om niet stil te staan bij de dynamiek en de drijfveren die een deel van de Nederlandse militairen ertoe bracht om er extreem geweld zoals moord, marteling en brand-stichting toe te passen. Ik maak in mijn boek enkele vergelijkingen met zowel de Atjeh-oorlog als met het Britse optreden in Indonesië in 1945-1946. Daarbij heb ik enkele verschillen, maar ook talrijke overeenkomsten vastgesteld.

De Nederlandse koloniale oorlogen van voor de Tweede Wereldoorlog zijn nooit zacht-zinnig geweest, denk maar aan de zojuist genoemde Atjeh-oorlog. Was dit eigenlijk geen ‘business as usual’?

 

Er bestaat bij het KNIL inderdaad een traditie van extreem geweld. De militaire leiders hebben, zo stelt historicus Petra Groen, bij de koloniale veldtochten angst en terreur doelbewust als strategisch wapen ingezet. Het KNIL bezette na 1945 alle sleutelposities in de Nederlandse krijgsmacht in de Oost – en dat had zeker gevolgen voor de geweldontplooiing in de oorlog tegen de Republiek. Dus in bepaald opzicht was het inderdaad ‘business as usual’. Dat is trouwens ook de titel van een artikel dat ik schreef voor een Engelstalige bundel uit 2014. Daarin concludeer ik dat de Nederlandse geweldpleging tijdens de Indonesische onafhankelijk-heidsoorlog veel meer, zeker meer dan Nederland lange tijd wilde onderkennen, lijkt op de geweld-

toepassing van andere koloniale mogendheden zoals de Fransen, Britten, Belgen en Portugezen – om slechts enkele landen te noemen.

 

Affiche uit de collectie van KITLV

 

Wat dreef de gemiddelde Nederlandse soldaat? Wat was er nodig om van hem een potentiële oorlogsmisdadiger te maken?

De gemiddelde Nederlandse soldaat dacht voor een goede zaak te strijden. Hij dacht dat hij in de archipel zou worden onthaald zoals de Britten, Polen en Canadezen in Nederland in 1944-1945. De jonge militairen raakten snel gedesillusioneerd en moesten zich staande houden in een uitputtende, langdurige en grimmige guerrillaoorlog. Een van de hoofdoorzaken voor extreem geweld was dat de legerleiding een te optimistische en te riskante strategie ontwierp. Deze strategie was gebaseerd op onderschatting van de tegenstander en over-schatting van eigen kracht, terwijl de krijgsmacht met een chronisch troepentekort kampte om de te ambitieuze doelen te realiseren. De troepen moesten daardoor te grote en te dicht bevolkte gebieden beheersen die voor      de  guerrilla  uitermate  geschikt

waren. Veel militairen raakten door de slopend lange patrouilles en het gebrek aan rust uitgeput, zodat ze een kort lontje kregen of uitvielen. Van hen werd door generaal Spoor in feite het onmogelijke gevraagd. Omdat veel afgematte eenheden de problemen bij de gebieds-beheersing niet met normale militaire middelen de baas konden worden, was de stap naar het  met wederrechtelijke methodes proberen klein en verleidelijk.

Het merendeel van de Nederlandse soldaten gedroeg zich keurig en had niets met oorlogsmisdaden en stand-recht te maken. Wat was het percentage dat zich te buiten ging aan extreem geweld? Wat was de achtergrond van hen die zich hier wel schuldig aan maakten?

Ik kan geen harde cijfers geven, dat laten de bronnen niet toe. Veel extreem geweld werd in de doofpot gestopt en is daardoor niet te traceren. Ik heb voor een kwalitatief onderzoek gekozen. Voor mij zijn bijvoorbeeld uitspraken van auditeurs-militair of bestuursambtenaren belangrijk die vaststellen dat extreme gewelddaden in hun sectoren schering en inslag waren. Dat heeft toch wel enige bewijskracht. Collega-historicus Gert Oostindie heeft op basis van analyse van memoires onlangs geschat dat het aandeel Nederlandse militairen met schone handen rond 80 procent ligt. Wat de daders betreft lijkt er geen verband te bestaan met specifieke achtergronden, iedereen en elk legeronderdeel kon in potentie over de schreef gaan – al gebeurde dit vooral bij gevechtseenheden die met de rug tegen de muur stonden, wat vooral in het laatste en bloedigste oorlogsjaar 1949 het geval was. Of militairen wel of niet over      de schreef gingen hing onder andere van hun vorming, de omstandigheden, het gezag en mentaliteit van hun commandant en de eigen persoonlijkheid af.

Speelden oorlogservaringen of –trauma’s opgedaan onder de Duitse of Japanse bezetter nog een rol? Heeft de Tweede Wereldoorlog de lat voor het gebruik van geweld niet eerder lager, dan hoger gelegd?

Die speelden zeker een rol en die ervaringen legden dan ook de lat inderdaad lager. Het meest in het oog springt dit bij de oud-krijgsgevangenen van het KNIL. Zij hadden van 1942 tot 1945 drieënhalf jaar Japanse krijgs-gevangenschap overleefd en zeer velen van hen waren daardoor getraumatiseerd en labiel.

Bovendien waren velen op wraak uit voor gruwelen die Indonesische nationalisten tijdens de Bersiap-periode (najaar 1945-voorjaar 1946) op Nederlanders, Indische Nederlanders, Ambonezen, Chinezen en pro-Nederlandse Indonesiërs hadden gepleegd, onder wie hun eigen families. Deze mannen kregen een geweer in handen gedrukt en werden zonder veel voorbereiding en selectie weer in dienst genomen. Dat zij daarbij ook extreem geweld zouden toepassen hadden Den Haag en Batavia kunnen voorzien. Maar ook bij de        vele oorlogsvrijwilligers van de Koninklijke Landmacht (KL) speelden de oorlogservaringen van 1940-1945 een rol. Vele van deze militairen hadden een achtergrond in het verzet, waar eigenrichting schering en inslag was geweest en diefstal soms als daad van verzet gold. Zij hadden grote problemen met de discipline en de conventies van Genève stonden niet hoog in hun vaandel. Dit had impact op hun geweldpleging in de archipel.

Onder Nederlandse militairen worden ook de Nederlandse kolonialen, Indo’s en inlandse militairen van het KNIL gerekend. Waren zij als ‘locals’ meer of juist minder bloed-dorstig dan hun collega’s en leidinggevenden uit Nederland zelf?

Het aandeel van de KNIL-militairen was zonder twijfel groot. Maar ook hier kunnen geen harde cijfers worden gegeven. Wel staat vast dat voor KNIL-militairen in sociaaleconomisch opzicht veel meer op het spel stond dan voor hun blanke collega’s van de KL uit Nederland. Bovendien moesten zij in het geval van een Nederlandse nederlaag een bijltjesdag vrezen. Mede daardoor vochten zij vaak bijzonder fel. Anderzijds gaven   zij bij gevechtsacties vaak de voorkeur aan een zogeheten directe methode, lees de frontale aanval op de tegenstander met getrokken klewang. Een KL (Koninklijke Landmacht) -getuige vergeleek dit optreden van zijn KNIL-collega’s treffend met een zwerm op de tegenstander duikende agressieve bijen. De KL-eenheden en de Mariniersbrigade gaven daarentegen meestal de voorkeur aan de indirecte methode, lees eerst inleidende beschietingen met zware wapens als artillerie en vliegtuigen. Deze beschietingen waren vaak erg onnauwkeurig en niet zelden ook willekeurig. Daarbij kwamen talrijke Indonesische burgers om het leven. Bovendien pleegden KL-militairen ook structureel extreem geweld tegen gevangenen. Daar komt nog bij dat in enkele gevallen zoals bij de moord op 16 gevangenen in Malang in maart 1949 KL-commandanten KNIL-manschappen de opdracht gaven het ‘vuile werk’ voor hen op te knappen. Al met al moet men dus heel voorzichtig zijn met generaliserende uitspraken over het aandeel van de KNIL-militairen aan de Nederlandse ontsporingen.

Heb je ook contact met nog levende veteranen gehad?

Ja, ik heb met enkele veteranen gesproken. Deze hadden naar eigen zeggen echter geen bloed aan hun handen. Maar een van hen,   de    kort  geleden  overleden  

voormalig militair jurist Herman Burgers, is van ambtswege wel met vele extreme gewelddaden in aanraking gekomen.

 

Wat vond je het moeilijkste aan dit onderzoek?

Ik vond het moeilijk het grote aantal bronnen te overzien en op een goede manier te laten spreken. Op persoonlijk vlak was het niet altijd even makkelijk     de details van Nederlandse, Indonesische, Britse of Japanse gruwelen te verwerken.

Wat wil je bereiken met dit onderzoek en het resulterende boek?

Ik wil een bijdrage leveren aan   de waarheidsvinding inzake de Nederlandse geweldplegingen gedurende de dekolonisatieoorlog. Ik vind het belangrijk dat iedere natie zijn geschiedenis kent. En iedere natie heeft moeite met de zwarte pagina’s uit zijn eigen geschiedenis.

http://historiek.net

Rémy Limpach – De brandende kampongs van generaal Spoor.

€ 49,90. In de boekhandel en te bestellen bij:

https://www.boomgeschiedenis.nl

 

10897264495?profile=original

__________________

ICM  26.10.16

Lees verder…


‘Weg met de onschuld van de VOC’  
Interview met Prof. Remco Raben  Door:  Dirk Wolthekker

10897333079?profile=original

De commissie Diversiteit van de faculteit Geesteswetenschappen van de UvA (Universiteit van Amsterdam) heeft gesproken en geconcludeerd dat de verbeelding van de koloniale geschiedenis aan de UvA niet meer van deze tijd is. ‘Dat klopt,’ zegt hoogleraar Remco Raben. ‘Onze wetenschappelijke wereld is zich niet goed bewust van de wortels van onze eigen wereldvisie.’

 

Wat moeten we aan met de bewindhebberszaal van het Oost-

Indisch Huis, de zaal waar de directie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de Heren XVII, ooit zetelde. In het pand zetelt nu de Faculteit der Geesteswetenschappen.

Er wordt geregeld vergaderd in de voor-malige bewindhebberszaal met koloniale platen aan de wand. ‘De Heeren XVII-kamer wordt zonder verdere problematisering van     de koloniale geschiedenis gebruikt en dat is pijnlijk,’ schrijft de commissie Diversiteit in haar eindverslag.

 

Remco Raben, bijzonder hoog-leraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis, vindt dat er in ieder geval over gesproken moet worden. ‘Het Oost-Indisch Huis wekt nu een  onschuldige en gedepolitiseerde indruk, maar het pand en in het bijzonder de bewindhebberszaal, heeft een beladen geschiedenis. Die moet je niet wegpoetsen, maar juist benoemen. Het Oost-Indisch Huis was het epicentrum van een handelsimperium waar veel  geld  werd  verdiend,  maar

 

  

De Heren XVII-kamer van het Oost-Indisch Huis                 Het schitterend gerestaureerde Oost-Indisch Huis                                                         

 

waarmee ook de slavernij en de uitbuiting gemoeid waren.’

 

Wat nu? Moet de UvA de bewindhebberszaal ontdoen van de koloniale erfenis?

‘Dat zou ik niet zeggen. We moeten niet als een stel iconoclasten alle beelden uit de koloniale geschiedenis omver willen trekken. Die geschiedenis hoeven we niet te ontkennen, maar je moet wel wat doen met historische relicten die een symbolische waarde krijgen, zeker wanneer die voor sommigen ongemakkelijk of kwetsend is. En dat gebeurt niet.’

 

Dat gebeurt toch niet met opzet?

‘Er zit veel automatisme in de manier waarop wij onze geschiedenis presenteren. Daar moeten we nu echt aan gaan werken. Er wonen hier heel erg veel mensen van Surinaamse, Antilliaanse en Indonesische afkomst. Die herkennen zich niet in onze presentatie van de geschiedenis en kunnen zich daardoor gemakkelijk buiten-gesloten voelen. Dat is precies de discussie die we momenteel voeren.’

 

Moet het Oost-Indisch Huis een andere naam krijgen?

‘Ehhhh, daar moet ik eens goed over nadenken.’ Een lange stilte volgt. ‘Ik denk het niet. Het Oost-Indisch Huis was een bestuurs-gebouw, er waren geen martel-kamers of zo. Maar je moet wel veel explicieter maken wat daar gebeurde. Weg met de onschuld van de VOC en maak het pand   en de bestuurskamer zichtbaar   en bruikbaar voor bijvoorbeeld debatten over kolonialisme.’

 

Hoe staat het met het wetenschappelijk discours rond kolonialisme?

‘Onze wetenschappelijke wereld is zich niet goed genoeg bewust van de wortels van onze wereldvisie. Daar zitten heel veel koloniale kanten aan. Dat zie je ook terug in het geschiedenisonderwijs: dat wordt als erg wit, erg mannelijk en erg eurocentrisch gepresen-teerd. Het is onze intellectuele verplichting om buiten de leidende kaders te denken. De UvA wil toch een rebelse universiteit zijn? Dan zou ik denken: zoek die spanning eens op.’

 

Dat zegt u als blanke man van middelbare leeftijd.

‘Dat klopt. Ik kan er niet veel   aan doen, maar daardoor wordt opnieuw de indruk gewekt dat er wordt gepraat over, maar zonder de mensen die het sterkst zijn geraakt door de koloniale geschiedenis. Ik ben onderdeel van het probleem.’

Bron: FOLIA, Nieuws van de UvA – Faculteit Geesteswetenschappen, Commissie Diversiteit.

___________________________

 

 10897333101?profile=original

ICM 25.10.16

Lees verder…

Japan capituleerde, maar wij wilden Indië blijven bezetten                 Door:  Marjolein van Pagee

10897333499?profile=original

Het niet helder benoemen van de koloniale context waarin WOII in Nederlands-Indië plaatshad, zet de onwetende Nederlander op het verkeerde been, betoogt Marjolein van Pagee.

Over het Nederlands kolonialisme in Nederlands-Indië is altijd veel gezwegen, toch vindt er sinds de jaren tachtig in Den Haag een jaarlijkse Indië-herdenking plaats. Wat de ‘Jappen’ nu met het Nederlands kolonialisme te maken hebben is voor de gemiddelde Nederlander lang niet altijd duidelijk. Kort door de bocht gaat de Indië-herdenking vooral over slachtofferschap. Terwijl het Nederlands kolonialisme in zijn geheel en met name de zogenoemde ‘politionele acties’ aan daderschap refereert.

Ondanks het verschil in beleving hebben deze twee zomerdagen met elkaar gemeen dat beiden nauwelijks bekend zijn.

Op 11 augustus vroeg columnist Zihni Özdil zich in NRC Handelsblad af wie hier in Nederland de heilige huisjes – wat betreft de nationale geschied-schrijving – omver durft te werpen. Hij nam het voortouw door de toenmalig minister van Oorlog voor oorlogsmisdadiger uit te maken. Bij deze durf ik het aan om een ander heilig huisje aan te wijzen. Dat is die van het slachtofferschap, in plaats van daderschap, dat hier in Nederland

Foto: Three Lions / Getty Images

nationaal herdacht wordt als het om Nederlands-Indië gaat.

De Stichting Herdenking 15 augustus 1945 herdenkt het einde van de WOII. Later dan het moederland werd de Nederlandse kolonie in Azië niet op 5 mei maar op 15 augustus bevrijd van de Japanse  overheersing.  Door  de capitulatie kwamen de Indische Nederlanders en Indo-Europeanen weer op vrije voeten te staan na jarenlang geïnterneerd te zijn geweest.

Diezelfde capitulatie zette veel Indonesiërs er toe aan om op 17 augustus de onafhankelijkheid uit te roepen. Tegen de zin van Nederland, die eerst met hulp van de Britten, het koloniaal gezag weer probeerde te herstellen.

Grootste militair project  van Nederland

Terwijl Rotterdam nog in puin    lag werden meer dan honderd-duizend militairen ingezet om het Aziatische eilandenrijk opnieuw onder de duim te krijgen. Een koloniale oorlog die onder druk van de Verenigde Naties hier eufemistisch ‘politionele actie’ heet. Pas in 1949 en tegen een afkoopsom van 4,5 miljard gulden werd Indonesië vrijheid gegund.

In de regel heeft de Indische gemeenschap minder affiniteit met Indonesische slachtoffers van Nederlandse oorlogsmisdaden. Deze groep voelt zich vooral miskend in het leed dat de Japanners hen tussen 1942 en 1945 hadden aangedaan.

 

Daarnaast voelen zij zich in de  kou gezet door de Nederlandse regering en de kille ontvangst nadien. Daarom draait het dus tijdens de herdenking vooral om het slachtofferschap en wordt er zo min mogelijk gesproken over de koloniale context waarin de ellende plaatshad. Het probleem is dat de Japanse bezetting van Nederlands-Indië geen eiland in de tijd is. Door het niet benoemen van de koloniale context waarin deze ellende plaatshad, wordt    de onwetende Nederlander op   het  verkeerde  been  gezet.  Niet

Nederland maar Japan komt tijdens deze herdenking als agressor uit de bus. Alsof het Nederlandse daderschap in Nederlands-Indië alleen voorbe-houden is aan de Indië-veteranen die tussen 1945 en 1949 naar Indië werden gestuurd.

Maar wie vertelt er op 15 augustus in Den Haag dat Nederlands-Indië als geheel een koloniaal project was waarbij de inwoners van het grote eilandenrijk al eeuwen onderdrukt werden? Een koloniaal project dat door de Japanse inval alleen is onderbroken om na de capitulatie weer opnieuw voort-gezet te worden. Wie legt de onwetende Nederlander uit op welke manier 15 augustus niet het einde maar een voortzetting betekende van militair geweld? Hoe diezelfde slachtoffers in daders konden veranderen?

Het Indië-monument is „het symbool van strijd tegen onderdrukking en terreur” zo staat in steen gebeiteld. Dit slaat niet op de Nederlandse maar op de Japanse terreur. Sinds 1980  wordt in Den Haag jaarlijks een herdenking   georganiseerd   om    

de bekendheid rondom het slachtofferschap te vergroten. Vorig jaar waren koning Willem-Alexander en minister-president Rutte als hooggeplaatste gasten aanwezig. Maar of zij ook kransen zouden leggen als er Indonesische oorlogsslachtoffers bij aanwezig zouden zijn? Natuurlijk is een herdenking altijd selectief, je kunt niet het leed van de hele wereld herdenken, maar hier is meer aan de hand.

Als het gaat om Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië zegt Rutte consequent dat hij niet in het verleden wil blijven hangen, hij wil vooruit de toekomst in. In 2013 weigerde hij om tijdens zijn bezoek de juridisch afgedwongen excuses aan Indonesische weduwen over te brengen. Dat moest een maand voorafgaand aan zijn bezoek door de ambassadeur gedaan worden. Op 15 augustus is hij opvallend genoeg wel bereid om het verleden te herdenken. Zolang   de koloniale context en het Nederlands daderschap maar niet de boventoon voert.

Sinds de rechtszaken tegen de Nederlandse Staat duiken heel regelmatig verhalen op over oorlogsmisdaden in Indonesië. De slachtoffers daarvan worden niet herdacht tijdens de Indië-herdenking in Den Haag. Alsof de Nederlandse oorlogsmisdaden in een totaal anders universum plaatsvonden dan de ellende die door het Indië-monument in Den Haag herdacht wordt.

17 augustus 1945: Indonesische Onafhankelijkheidsproclamatie.

Er heerste hongersnood en er was een gebrek aan kleding

Je hoort het vaak: oorlog is niet zwart-wit, het is niet simpelweg de goeden tegenover de kwaden. Maar voordat Nederland toe is aan nuanceren moet eerst het historisch kader helemaal recht-gezet worden. De boodschap van: wat hebben wij daar geleden en wat waren de Japanners en Indonesiërs wreed, kan niet gehandhaafd worden zolang dit slachtofferschap niet geplaatst wordt in het kader van Nederlands kolonialisme. In een land dat lijdt aan het braafste-jongetje-van-de-klas-syndroom is het gevaarlijk om in nationale herdenkingen over die periode voornamelijk stil te staan bij het Nederlands slacht-offerschap. Hoewel het juist is   dat het Indisch leed net zo goed niet tot de algemene geschied-schrijving is doorgedrongen, heeft de focus op het lijden de nationale blik op deze periode ook vertroebeld.

Elk leed is het vertellen waard, nuance is nodig, maar niet zonder dat het nationale zelfbeeld bijgesteld wordt. Daarvoor moeten heilige huisjes omver, pijnlijke verbanden gelegd. Rutte gaat in november weer naar Indonesië, het lijkt er niet op dat hij van plan is om daar bij het verleden stil te staan, zoals hij dat wel doet bij het Indië-monument in Den Haag.

In een poging om 15 en 17 augustus nader tot elkaar te brengen wil ik meneer Oesnan uit Banyuwangi herdenken. Want ook Indonesiërs hebben geleden onder de Japanse bezetting. Er heerste hongersnood, er was gebrek aan kleding. Oesnan herinnert zich dat ze alleen nog vodden en jute zakken hadden om aan te trekken. Ook zij zijn blij met de Japanse capitulatie. Wanneer Soekarno   op 17 augustus 1945 de onaf-hankelijkheid uitroept, meldt hij zich met zijn vrienden bij het Indonesische verzet om tegen de Nederlanders te vechten. Op 21 juli 1947 landt het KNIL-bataljon Gajah Merah vanuit Bali op het strand van Banyuwangi. De overmacht is veel te sterk, veel van zijn maten vinden de dood tijdens de aanval.

Als een van de weinige overlevenden wordt hij meteen gevangen gezet en vervolgens door een KNIL-soldaat met stroom gemarteld. Elektroden worden aan zijn genitaliën vastgemaakt om hem met elektrische stroom tot bekentenissen te dwingen. Juist op dat moment komt er een hogere in rang binnen, ene Van der Meer. Mogelijk heeft deze man medelijden, want hij geeft meteen opdracht om het martelen te staken en gebiedt Oesnan met hem mee te gaan. Hij geeft Oesnan een Gajah Merah-uniform en maakt hem tot zijn assistent. Desalniettemin treffen Oesnans maten een triester lot: ze worden geëxecuteerd. Hij heeft ze nooit meer gezien.

Ook dat is Nederlandse geschied-schrijving. Deze is inderdaad niet zwart-wit, maar kan niet om het koloniale karakter heen.

Dit artikel is eerder geplaatst in NRC-Handelsblad

Marjolein van Pagee is publicist en documentair fotograaf. Ze reist regelmatig naar Indonesië en woonde een half jaar in Surabaya. Sinds 2010 werkt zij aan het foto-interviewproject Kembang Kuning (Gele Bloem) waarvoor ze zowel Nederlandse als ook Indonesische getuigen interviewt over de periode 1945-1949.

10897264495?profile=original

 icm 27.10.16

Lees verder…

Afscheid Frans Leidelmeijer  van ‘Tussen Kunst en Kitsch’

10897339476?profile=original

Frans ­Leidelmeijer (74) is na 26 jaar gestopt als expert bij Tussen kunst en kitsch. Woensdag 12 oktober was zijn allerlaatste uitzending. “Ik durf wel te zeggen dat ik Nederlandse art nouveau en art deco zowel nationaal als internationaal een plaats heb gegeven.” 

Ik word 75 volgend jaar, een mooi moment om ­afscheid te nemen en het stokje aan een nieuwe generatie over te dragen”, vertelt Frans Leidelmeijer in zijn fraaie Amsterdamse appartement. Toch was het een vreemde gewaar-wording, die laatste opnamedag afgelopen mei in Oostende. “Ik hoopte natuurlijk wel dat er een bijzonder voorwerp langs zou komen dat ik aan tafel bij Frits (Sissing) kon laten zien. Gelukkig ­gebeurde dat: een tafeltje van   de Italiaanse ontwerper Carlo Bugatti. Nadat ik daar wat over had verteld, maakte Frits bekend dat het mijn laatste uitzending was. Iedereen in het publiek reageerde vol ongeloof.

Bos bloemen

Ik kreeg een bos bloemen en heb voor de camera een dankwoord uitgesproken. ’s Avonds hebben we met de hele ploeg gedineerd. Daarna was er een dj en hebben we heerlijk gedanst. Tussendoor

Frans Leidelmeijer was overal een graag geziene gast. Hier een onderonsje met Ellen Derksen en Lilian Ducelle tijdens een boek-presentatie.

waren er afscheidsspeeches en hilarische sketches. Ja, mijn collega’s en de AVRO hebben echt hun best gedaan. Het was een mooi afscheid.”

Een begrip in de kunstwereld

Met het vertrek van Leidelmeijer – zijn opvolger is Rob Driessen – verliest  Tussen kunst en kitsch een begrip ­binnen de Nederlandse kunstwereld. De in Indonesië ­geboren kunsthandelaar begon zijn carrière in 1971, toen hij samen met zijn (in 1989 overleden) partner Daan van der Clingel aan de Amsterdamse Spiegelgracht een winkel met speelgoed en buitenlandse art nouveau- en art deco-kunst-voorwerpen opende. “Objecten uit die stijl­perioden werden destijds door de burgerij verguisd, ­omdat ze als kitsch werden gezien. Maar ik hoorde tot de groep mensen die ze prachtig vond, juist daarom. Daardoor had je het gevoel dat je

tot de avant garde ­behoorde en een ­betere smaak had dan al die doorsnee mensen, die het traditionele antiek mooi vonden. Bovendien kon je die voorwerpen voor weinig geld op rommel-markten en in tweedehands-winkels kopen. Dat was voor mij ook de kick. Maar belangrijker nog: de stilering van vooral de jugendstil sprak mij enorm aan.”

Lintje

Als kunsthandelaar reisde Frans Leidelmeijer de wereld rond om Nederlandse art nouveau en art deco aan de man te brengen.     Hij stond op (internationale) kunstbeurzen en verkocht tal van voorwerpen aan musea als het Centre Pompidou in Parijs, het Londense Victoria & Albert Museum en diverse Amerikaanse musea. Toen in 1996 zijn winkel 25 jaar bestond, mocht hij in    het Stedelijk Museum stijlkamers inrichten met meubels en voor-werpen uit de ­periode 1900-1940.

“Zonder twijfel een van de hoogtepunten uit mijn carrière.” Leidelmeijer was, zo is wel ­gebleken, zijn tijd ver vooruit. “Meubels en voorwerpen waar deftige mensen veertig jaar geleden hun neus voor ophaalden, brengen tegenwoordig vaak wel tienduizend euro op. Ja, ik durf wel te zeggen dat ik Nederlandse art nouveau en art deco zowel nationaal als internationaal een plaats heb gegeven.” Voor die verdiensten kreeg hij in 1998 een lintje. “Een enorme eer.”

Cees van Drongelen

De toenemende populariteit van de Nederlandse toeg­epaste kunst bracht Leidelmeijer in 1990 bij Tussen kunst en kitsch. “De redactie kreeg steeds vaker brieven van kijkers met het verzoek om een expert op het gebied van art nouveau en art deco, want dat werd nooit behandeld. De toenmalige presentator Cees van Drongelen is bij de experts gaan polsen of zij iemand wisten, waarop zij massaal mijn naam riepen. Voordat mijn partner aan een ongeneeslijke ziekte overleed, zei hij: ‘Als Tussen kunst en kitsch je vraagt, doe je het wel hè.’ Dus ik heb    na enig aarzelen ja gezegd.” Bloednerveus was hij die eerste opnamedag. “Ik had van tevoren natuurlijk wel veel naar het programma gekeken en uitgebreid bestudeerd hoe die experts het deden. Ik werd meteen voor de leeuwen gegooid. Na afloop zei Cees tegen mij: ‘Veel blijven ­oefenen, dan komt het vanzelf goed.’ Het heeft een jaar geduurd voordat ik er op mijn gemak zat, al is er altijd wel een zekere spanning gebleven.”

Een bos bloemen en applaus bij TV-afscheid van Frans Leidelmeijer

Ondeugende dingen

Hij vond het best inspannend, die opnamedagen. “Van elf tot vijf uur ’s middags zit je aan je desk, zonder onderbrekingen. Bij mij stonden er vaak lange rijen, ook omdat ik affiches en speelgoed erbij deed. Op een gegeven moment werd het zo druk, dat ik om een assistent heb gevraagd.”

Soms was het ook afzien. “Stond er weer iemand bij je met een doosje dominostenen die niet van ivoor bleken te zijn. Maar als er dan ineens een juweeltje uit een plastic tasje tevoorschijn kwam, was mijn dag weer goed. Ik werd ook vaak een beetje melig aan het eind van de middag, waardoor ik wel eens ondeugende dingen tegen de bezoekers zei. Mijn assistent schopte me dan tegen mijn benen, maar die mensen reageerden altijd positief.”

Rietveld

Terugkijkend zijn het vooral de waardevolle vondsten die hem het meest zijn bijgebleven, met als absoluut hoogtepunt in 2001 de wereldberoemde stokkenstoel van Rietveld. “De eigenares had het voor 25 gulden ergens op een rommelmarkt gekocht. Het was zwaar mishandeld: de stoel was helemaal zwart geverfd en dertig centimeter ingekort. Maar ik herkende er meteen het Rietveld-icoon in. Na renovatie bleek het 63.500 euro waard.”

Tussen kunst en kitsch missen

Door het programma werd Frans een bekende verschijning. “Ik word regelmatig aangesproken én aangestaard. Ik vind het juist leuk als ik word herkend, want het is toch een bevestiging van je populariteit. Bovendien krijg ik altijd positieve reacties. Het mooiste compliment is als mensen zeggen: ‘Ik vond Jugendstil altijd spuuglelijk, maar door u ben ik het gaan waarderen.’ Daar doe je het toch voor. Natuurlijk zal hij Tussen kunst en kitsch best gaan missen. “Maar het ­leven gaat verder en het was maar een facet in mijn ­leven. Zo heb ik net een interessant essay geschreven voor de catalogus van The Wolfsonian Museum in Miami, sinds 1966 een vaste klant, dat in november een tentoonstelling ­organiseert met Nederlandse toegepaste kunst. Er valt nog genoeg te doen.”

 

10897264495?profile=original

 

ICM 28.10.16

Lees verder…

Grote donatie actie ICM / tijdens Pasar Malam Rijswijk.

10897263873?profile=originalGrote donatie actie ICM tijdens Pasar Malam Rijswijk.

Op deze dagen kunt U ook vragen stellen over het Traktaat van Wassenaar.

ICM Indische Internetkrant zal tijdens de Pasar Malam Rijswijk  handtekeningen verzamelen  en donaties ten behoeve van de Traktaat van Wassenaar 1966.

Het traktaat van Wassenaar werd in 1966 ondertekend door de regeringen van Nederland en Indonesië. Hiermee bekrachtigden beide landen de overdracht van een bedrag van 689 miljoen gulden door Indonesië aan Nederland, ten behoeve van de Nederlandse staatsburgers die ten tijde van de repatriëring van 1947 tot 1962 hun huis, have en goed in Indonesië moesten achterlaten.

 

De Nederlandse regering heeft dit bedrag echter nooit aan de recht-hebbenden uitbetaald. Middels deze actie en juridische stappen via het Indonesische advocaten-kantoor ‘Yara & Yara’ die tegen de Nederlandse staat zullen worden ingezet wil het actiecomité het recht weer laten zegevieren en om uitbetaling te eisen. Om deze procedure te voeren is er veel geld voor nodig om uiteindelijk de 70.000  rechthebbende uit te betalen. Inmiddels zijn er al veel uitvoeringskosten mee gemoeid, welke grotendeels uit ICM potje, en private middelen zijn gekomen. Het bedrag is inmiddels door inflatie en rente  op rente uitgegroeid tot een aanzienlijk kapitaal.

Het ICM team staat klaar om ook al uw vragen te beantwoorden.

Bezoekt u dus  tijdens de Pasar Malam Rijswijk de stand van ICM: 5 en 6 november

10897264495?profile=original

Lees verder…

Specerijentuin in Taman Indonesia

Specerijentuin  in Taman Indonesia

10897339897?profile=original

Tijdens de afgelopen Pasar Makanan in Dierenpark Taman Indonesia is de aftrap gegeven voor een heel bijzonder project, een tropische specerijenkas. Samen met bezoekers, vrienden en sympathisanten willen Marlisa en Diederik Wareman dit bijzondere project realiseren via crowdfunding. Hun slogan luidt: “Plant een zaadje en laat de tropische specerijentuin groeien”.

In Taman Indonesia vind je allerlei dieren uit Indonesië. Prachtige tropische vogels, maar ook kleine zoogdieren, reptielen. Zo zie je er schitterend gekleurde papegaaien, Loewaks, marters en Aziatische otters.

 

Taman Indonesia is een familie-bedrijf, dat ooit begonnen is als theetuin. Vervolgens kwam er een vogelpark en inmiddels is het uitgegroeid tot een thema-dierenpark. Stukje bij beetje hebben Marlisa en Diederik het opgebouwd en uitgebreid tot wat het nu is. Nu willen ze graag nog een stuikje verder gaan. Door middel van een kassencomplex waar tal van Indonesische kruiden en specerijen gekweekt worden, willen ze de sfeer van Indonesië ook via de geuren en kleuren tot zijn recht laten komen. Het park is slechts zeven maanden per jaar geopend. De specerijen-kas moet daar verandering in brengen.

 

Marlisa en Diederik Wareman

 

In de kas willen Taman Indonesia diverse kruiden en specerijen tonen die vanaf de vroege VOC tijd naar Nederland werden gebracht. Hiertoe behoren onder andere: koffie, thee, kruidnagel, peper, cacao en nog veel meer. Daarnaast moet er ook ruimte komen voor de in Nederland wat minder bekende kruiden, zoals sereh, kemangi, djeruk perut, maar ook diverse fruitsoorten, zoals pisang, papaya en mango. Alle kruiden en specerijen worden weer verwerkt in de keuken van het altijd drukke restaurant van Taman Indonesia, zodat de cirkel van duurzaamheid weer rond is.

 

Taman betekent ‘tuin’. Daarom dat deze tropische kas zo belangrijk is om het ‘Indonesië-plaatje’ rond te maken. Al twee keer is Taman Indonesia uit-geroepen tot ‘Leukste uitje van Overijssel’, waarbij de prestigieuze prijs van de ANWB met de nodige ceremonie is uitgereikt. Elk jaar groeit het bezoekersaantal en probeert men met een klein budget van de entreegelden zoveel mogelijk facetten aan de bezoekers laten zien. Het park is niet afhankelijk van overheids-gelden en Marlisa en Diederik runnen het helemaal zelfstandig.

 

De Crowdfundactie is al mogelijk vanaf € 25,00, waardoor je een symbolisch zaadje plant in de specerijentuin. Voor bedrijven is het mogelijk om een eigen pisang- of papayaboom te adopteren.

Ga voor donaties naar:

https://crowdaboutnow.nl/campagnes/taman-indonesia.

Lees er alles over op de website: www.taman-indonesia.nl, of op: https://www.facebook.com/DierenparkTamanIndonesia/reviews/

Lees verder…

N.I.C.C. Magazines van oktober is uit !

N.I.C.C. Magazines van oktober is uit !

10897291258?profile=original

 

Jaargang 8 | oktober  2016 | oplage:  9300  | Hoofdredacteur:  Hans Vogelsang

info@indisch-centrum-denhaag.nl o.v.v. Gratis abonnement NICC Magazine .

Heerlijk, lekker neuzen in kabar agin (krant) . Het maartnummer van NICC Magazine 2016 met daarin onder andere de volgende onderwerpen: •  …

Doorgaan 

.

In  het oktober   nummer van NICC Magazine  met daarin onder andere de volgende onderwerpen met:   


  • •    Onderzeeër K-XVII signaleerde Japanse oorlogsvloot
    •    Nederland waste de handen schoon tijdens en na de koloniale oorlog
    •    Reactie Veteraneninstituut op boek van Rémy Limpach
    •    'Weg met de onschuld van de VOC'
    •    Deur naar nieuw Indië onderzoek op kier
    •    Japan capituleerde maar wij wilden Indië blijven bezetten
    •    Afscheid Frans Leidelmeijer 'Tussen Kunst & Kitsch'
    •    Specerijentuin in Taman Indonesia
    •    Halloween in Indonesië

 

Rubrieken: Recept, Korte Berichten, Toen en nu, Boekbespreking, Gedicht, Just4kids, Indische Agenda, Advertensie Mini, Column, Pasar Malam Kalender.

 

Wij wensen u weer veel leesplezier 

Om NCC - maandblad te lezen .=====>HIER

 10897234678?profile=original

De huidige status ACTW66 - project;  met de promotie - campagne werden er ruim 16 .000 mensen bereikt van de beoogde doelgroep van 70.000. Ruim 12.000 hebben inmiddels getekend,  en  3000 mensen hebben toegezegd te willen doneren.  Akkoord is bereikt met Yara & Yara advocaten die namens de 60.000 gedupeerden de Nederlandse staat gaat aanklagen, inmiddels loopt de stroom donaties !

 

Wij staan  de maand  september/oktober   met ICM stands op de Pasar Malam  Enschede, Rijswijk, en Leek. Hier kunt  U deze  ook via tekenlijst ondertekenen en tevens doneren. 

Uw donatie/bijdrage kunt U storten op Rabo rekening NL41 RABO 03977255 07  ten name van F.Schwab / ICM Online onder vermelding van donatie ACTW 66 - Traktaat van Wassenaar . Wij hebben uw donatie hard nodig voor de uitvoeringskosten van de regeling tot compensatie, welke de Nederlandse Staat bewust 51 jaar heeft nagelaten, teneinde ons werk  verder af te kunnen maken.

 

Lees verder…

Korte berichten

10897332290?profile=original

Tong Tong Fair in 2017 weer 12 dagen

De 59e Tong Tong Fair zal in 2017 plaatsvinden van25 mei tot en met 5 juni. Dus van Hemelvaarts-dag tot en met tweede Paasdag en dat is dit keer weer 12 dagen volop genieten van de geuren, kleuren en smaken van Indonesië.

Binnenkort start de inschrijving voor standhouders, restaurant-houders en anderen die hun bijdrage leveren aan het welslagen van de beste mix van Oost en West in muziek, dans, theater en letteren. Noteert u deze data    alvast in uw agenda. Raadpleeg regelmatig de website van de Stichting Tong voor alle updates.

http://www.tongtong.nl  of: http://www.tongtongfair.nl

 

Namenlijst Junyo Maru

Op 18 september 1944 zonk de Junyo Maru, nadat hety schip door een Britse onderzee:er was getorpedeerd. Het werd een van de grootste scheepsrampen ooit met ongeveer 5600 slachtoffers.

Via de volgende LINK vindt u de lijst met de 1382 Nederlandse, Amerikaanse en Australische slachtoffers. De meer dan vier-duizend verdronken romusha’s staan er niet bij.

http://members.iinet.net.au/~vanderkp/junyopg8.html#top

 

5 jaar Java Post en de lancering van een nieuwe website.

Op 18 oktober 2016 is Java Post op de kop af vijf jaar oud. Tot dusver heeft Bert Immerzeel zo’n 600 artikelen over de geschiedenis van Nederlands-Indië gepubliceerd en zullen er nog vele volgen. De website Java Post heeft inmiddels een grote schare volgers, die unaniem de kwaliteit en veelzijdig-heid zeer waarderen. Het succes van Bert Immerzeel heeft nu geleid tot de lancering van een nieuwe website: Koloniale Monu-menten in Indië.

Bij het schrijven van artikelen ontdekte hij dat monumenten   een eigen verhaal vertellen. Een verhaal dat vaak onbekend is,  maar waard om vast te leggen. Hieraan was tot dusver nog nooit een studie gewijd. Natuurlijk werd er wel eens geschreven over bijvoorbeeld het Van Heutsz monument in Batavia of over het J.P. Coen monument, maar veel meer aandacht hebben deze monumenten eigenlijk nooit gehad terwijl de monumenten in Nederland veel beter veel beter in beeld waren gebracht. De vraag rees of er enig verschil was met andere koloniën, zoals die van Brittannië. Hadden monumenten in Nederlands-Indië eenzelfde rol als bijvoorbeeld in Brits Indië. Kunnen we de rol van Monu-menten uit de koloniale periode vergelijken met die van het Moderne Indonesië?

Bert Immerzeel heeft al een waarschuwing laten horen: het wordt een meerjarenproject. De eerste stappen zijn echter gezet. Alle artikelen uit Java Post die handelen over monumenten zijn naar de nieuwe site gekopieerd en aangevuld met verhalen over andere gedenktekens. Die overlap zal in de toekomst blijven bestaan maar met het voordel dat de monumenten nu in ieder geval een eigen plek hebben gekregen.
Bert Immerzeel nodig iedereen graag uit eens een kijkje te nemen op zijn nieuwe website. Klikt u dan ook door naar “oudere artikelen”. Maar let u vooral ook op het eerste artikel, waarin Bert u vraagt om bij dit project te helpen Hij heet u welkom bij:

https://kolonialemonumenten.nl/

Lees verder…

Steef, de “Soto-man”

10897340287?profile=originalSteef, de “Soto-man”

De Soto-man, wie kent hem niet? Inmiddels iedereen lijkt wel, al verkoopt hij pas sinds een week heerlijke soto vanuit zijn mobiele winkeltje.

  

“Iedereen moet soto leren kennen", aldus Steef de Soto-man. En wat is een betere manier om dat naar de mensen toe te brengen met een moderne versie van de kaki lima uit Indonesië? Een super idee dat opeens uit de

hemel kwam vallen: “Ik ga de boer op met deze soep!"

De Haagse Soto-man maakt elke dag zijn soto met kip van biologische producten.

10897339886?profile=originalEr is ook  een vegetarische variant met tempeh. Rijst, lontong of aardappel naar keuze wordt bij elke kom soto geserveerd. Een beetje sambal erbij voor de kenners. “Het is min of meer ons familierecept, mijn ouders komen uit Nederlands-Indie." 

Meer info over de Soto-man, check de Facebook pagina:  http://www.facebook.com/soto-man

Een bijdrage van:

http://doorblauweogen.wordpress.com/

Lees verder…

10897341085?profile=originalBoekbespreking,  e-Books,   CD & DVD,   Presentatie & Signeren

Siedjah – Nico Vink. Wie één klein meisje of één klein jongetje redt, redt heel Indië. Siedjah’s boeiende leven in Indië begint in 1924. In Holland heette zij Siebrigje en zij wilde meer dan haar gerieflijke huis in Nijkerk, de onderwijzersopleiding in Apeldoorn en de baan plus liefdesverdriet in Assen. Kordaat zette zij in Indië een tweede ontrouwe liefde aan de kant. Open-minded als zij was, ontdekte ze Hollands bijziende kolonialisme. Ze geeft les op Europese scholen op Ambon, Java  

en in Atjeh. Verder geeft ze buitenschoolse lessen aan pientere Indische jongens en meisjes. Uit empathische nieuwsgierigheid wordt zij vriendin van de “domme onbeschaafde inlanders”. Achttien “senange” jaren gingen voorbij waarbij ze in 1942 in een Jappen-kamp kwam en in 1945 bij de capitulatie bevrijd werd. Dit boek is een waar gebeurd verhaal dat je raakt. Siedjah vertelt het alsof ze naast je zit. Je leest het in één adem uit.  Adviesprijs: € 23,95.

 

10897341095?profile=originalEen onschuldig verlangen – Willem Nijholt. Willem Nijholt schreef zijn herinneringen op in brieven aan Hella S. Haasse, die gepubliceerd werden in het boek “Met bonzend hart”. Dit werd een grote bestseller. Maar toen in 2011 Hella Haasse overleed, was er nog zo enorm veel dat Willem Nijholt zo graag vertellen wou. Beeldend beschrijft hij hoe hij     in december 1945 na het concentratiekamp in Indië, samen met zijn moeder, broer en zusje op het schip “De Oranje” naar Nederland werd vervoerd. Hoe Prinses Juliana, die de Indische repatrianten opwachtte op de kade, in haar burgerkloffie helemaal niet leek op de sprook-jesprinses die hij verwachtte. Hoe koud het bij zijn aankomst hier in Holland was en hoe langzaam, hij maar kon wennen aan Nederland. Nijholt is in dit boek eerlijk en openhartig.  Adviesprijs: € 22,50.

 

10897341694?profile=originalCouperus – Rémon van Gemeren. “Mensch tegen over mensch is Sfinx tegen over sfinx...”, schreef een van Nederlands beroemdste schrijvers Louis Couperus (1863-1923). Tegelijkertijd is hij een mysterieus figuur, die zich telkens weer ongrijpbaar weet te maken. Veel is over hem gezegd en geschreven en zo is er een beeld van hem ontstaan dat aardig wat clichés bevat. Maar hoe kun je hem echt leren kennen als er geen openhartige getuigen, brieven of dagboeken zijn? Rémon van Gemeren gaat in deze biografie grondig in op het week van Couperus om dieper tot hem door te dringen. Daarnaast verdiept hij zich uitgebreid in talrijke aspecten van de tijd waarin Couperus leefde en wat er tijdens zijn leven over hem geschreven is. Het resultaat is intrigerend en fascinerend, verrassend en verrijkend. Een biografie als geen ander. Advies-prijs: € 39,95.

 

10897342253?profile=originalJalan Raya Pos / De grote Postweg  Eric Kampherbeek. Hoe speelt het koloniale verleden nu nog een rol in het moderne Indonesië? Met deze vraag in het achterhoofd stapte de auteur begin augustus op de fiets in Jakarta, de enorme hoofdstad van Indonesië. In de twee maanden die volgden fietste hij over de oudste weg op Java: de Jalan Raya Pos, of: De grote Postweg. Tijdens de 3500 kilometer lange fietstocht werkte hij aan een fotodocumentatie over hoe het koloniale verleden nu nog door-klinkt in het moderne heden-daagse Indonesië. Adviesprijs:     € 35,00.

 

10897342262?profile=originalTwijfelindo – Armando Ello. Het Indische gevoel, het Indisch zijn; hoe zit dat bij mensen waaraan je niet kunt zien of ze Indisch zijn? Hoe ervaren ze de perceptie van anderen en hoe zien zij zichzelf? Voelen zij zich nog Indisch? De Indische fotograaf Armando Ello fotografeerde en interviewde deze zogenaamde “Twijfelindo’s” voor zijn gelijknamige project. Van de ruim 360 mensen die zich vrijwillig kandidaat stelden via zijn website

hoezoindo.nl, zijn er 276 in dit fraai uitgevoerde fotoboek opgenomen. Dit boek is voor iedereen die zich in de Indische cultuur en persoonlijke verhalen interesseert. En misschien zullen lezers zich herkennen in de verhalen en dan ontdekken dat ze meer Indisch zijn dan ze altijd dachten. Sinds 2004 fotografeert Armando Ello Indische mensen van alle leeftijden en generaties voor publicaties en voor eigen projecten. De Indische cultuur heeft hem als fotograaf ontwikkeld en als persoon verrijkt. Daarom wil hij met zijn projecten iets betekenen voor de Indische gemeenschap. Te bestellen bij de

auteur/fotograaf via de website: http://www.hoezoindo.nl.       Prijs: € 35,00 plus portokosten    € 5,57 (Ned.). Tevens verkrijgbaar bij Van Stockum.

 

10897342660?profile=originalDe brandende kampongs van generaal Spoor – Rémy Limpach. Het officiële Nederlands standpunt sinds 1969 is dat er in het voormalige Nederlands-Indië –

met uitzondering van inlichtingen-secties en de commando’s van Kapitein Westerling – slechts incidenteel excessen hebben plaatsgevonden. In  dit baan-brekende boek bewijst de auteur onomstotelijk het tegenover-gestelde. Lange tijd gold dat het een betrekkelijk “schone oorlog” geweest was, totdat in 1969 geheel andere berichten naar buiten kwamen. Uit de studie van Rémy Limpach, gebaseerd op onderzoek in bronnen die historici ongemoeid lieten liggen, rijst een beeld op van een leger dat – onder bevel van Generaal Spoor – op grotere schaal dan gedacht, extreem geweld inzette. De woorden van Multatuli (1860) dat “een Javaans dorp ingenomen was” hetgeen betekende plat-gebrand, bleek 90 jaar na dato  

onverminderd actueel. Maar dit boek is meer dan het rechtzetten van een vertekende werkelijkheid. Het stemt tot nadenken. Advies-prijs: € 49,90. (verschijnt eind september).

 

10897342683?profile=originalHet sneeuwt op Bali – Kathryn Bonella. Voor criminelen op Bali betekent de zin “Het sneeuwt op Bali” dat nieuwe ladingen cocaïne het  paradijselijke  Bali deden uit- worden aangevoerd. Dit boek vertelt het ongelooflijke verhaal over de smokkel en de handel, die groeien tot een van ’s werelds belangrijkste narcotica-centra. De Australische journaliste Kathryn Bonella, auteur van het eerder verschenen boek “Hotel K”, kreeg toegang tot de belangrijkste spelers in deze ondergrondse wereld van drugs, waanzinnige orgies, ongekende extravagantie en... hun fascinatie voor het surfen. Dit boek geeft het prachtige eiland Bali een tweede gezicht. De onderwereld van Bali spat van de pagina’s. Dit boek is verplichte kost voor ieder die naar Indonesië en Bali reist. Advies-prijs: € 19,95.

 

Poirrié’s perikelen – Jack Poirrié. Al meer dan 40 jaar is Jack Poirrié (Batoeradja 1926) cartoonist en columnist voor het Indische maandblad Moesson. Dit boek is een bloemlezing van zijn cartoons en columns. Geboren   op Zuid-Sumatra is hij in zijn kindertijd zo’n 13 keer verhuisd en ging hij twee keer mee op verlof met zijn ouders. Hij kende een     typisch Indische jeugd met katapults,  kedongdongs  en  de Keystone Cops. Was tijdens de Japanse bezetting krijgsgevangen en daarna weer als KNIL soldaat aan de bovenloop van de Kommering in actie te komen. Dan, zoals de meesten, het definitieve vaarwel van de geboortegrond en voorgoed naar Nederland. Adviesprijs: € 20,00.

 

10897343078?profile=originalMutiara – G. Bernardus, S. Pessireron & K. Lopulalan. Een informatief boek over parels van Moluks Erfgoed in de Utrechtse Vechtstreek. Met ontroerende verhalen, grappige anekdotes, mooie foto’s. Van uw Molukse buren,  vrienden,  klasgenoten of muziek- en sportmaatjes. Over heimwee naar het oude dorp en de familie die op de eilanden achterbleven. Verhalen over de tweede generatie, vriendschap-pen, pijn, hoop en de toekomst. Kinderen en kleinkinderen krijgen, opgroeien en ouder worden in Stichtse Vecht. Ook Nederlandse dorpsgenoten en ondernemers komen in dit boek aan het woord. Misschien bent u er wel één van. Adviesprijs: € 25,00.

 

Verloren in het Paradijs – Mitchell Zuckoff. Nederlands Nieuw Guinea, 1945. Wat een pleziervlucht van een groep Amerikaanse militairen over een paradijselijke vallei had moeten worden, loopt uit op een drama.

 Het vliegtuig stort neer in de onherbergzame jungle. De drie overlevenden, waaronder één vrouwelijke officier,  moeten zien te overleven temidden van een vijandig gebied met kannibalen. Alles wordt in het werk gesteld om de drie te redden en een toevallig op het eiland aanwezige groep parachutisten probeert hen  tijdig te bereiken. Adviesprijs: € 19,95.      

 

Gerechten uit Indonesië, ge-lardeerd met vertellingen – Hoessein W. Djajadiningrat. Dit is geen gewoon kookboek. Het is een verhaal over de rol van voedsel en koken in het leven van

de auteur, zowel vroeger thuis in Indonesië als nu in Nederland. De recepten zxijn gelardeerd met vertellingen, zowel uit de Solose Hofkeuken als uit andere streken in Indonesië. Iedere ceremonie of festiviteit in Indonesië heeft zijn eigen bijzondere voedselrituelen. De auteur heeft de maaltijden geplaatst binnen de culturele context van het verleden en toch tevens naar de moderne tijd gebracht. Hierdoor komen Oost en West elkaar in de keuken tegen. Het boek is geïllustreerd met tekeningen van de schrijver. De vertellingen komen uit zijn eigen herinnering. Adviesprijs: € 19,90.

 

Lees verder…

VERLANGEN

'VERLANGEN10897332858?profile=original

Waar gaat je boek over?'

Deze vraag wordt me de laatste tijd vaak gesteld. Begrijpelijk als mensen horen dat je op het punt staat je debuutroman te lanceren. Persoonlijk vind ik het belangrijker te weten wat de lezer vindt waar mijn boek over gaat. Ik heb de vraag dan ook voorgelegd aan mensen die mijn manuscript hebben gelezen. Verrassend om te horen is dat geen van hen allen zegt: ''t Gaat over een vrouw die ongeneeslijk ziek is.'

Ook hoor ik  niemand zeggen dat het boek over Nederlands-Indische mensen gaat of over rouwverwerking, terwijl dit toch onderwerpen zijn die stevig aan de orde komen. Steeevast krijg ik het antwoord dat het belangrijkste thema liefde is, gevolgd door kwalificaties als innerlijke reis, verwerking, herinneringen en levensmoed. Laat ik er geen doekjes om winden: ik voel me gevleid. Liefde is immers één van de grote thema's uit de literatuur en misschien ook wel een van de meest doorleefde in een mensenleven.

Zelf heb ik het schrijven erover nodig om mijn verleden een plekje te geven en om uiteindelijk bij de vraag te belanden waar het in het leven eigenlijk allemaal om draait. In de afgelopen jaren heb ik aan het sterfbed gestaan van enkele geliefden. Bijna allen hebben ze me aangesproken over ultieme vragen die bij hen naar boven kwamen, zoals: 'Heeft het leven gebracht wat zij zich ervan hadden voorgesteld. Hadden ze voldoende vervulling gehad? En hoe moesten ze omgaan met wat er niet was gerealiseerd?'

In mijn hoofd speelde de gedachte of dit soort onderwerpen in de hedendaagse literatuur nog ter sprake komen.  Vragen die gaan over de diepste verlangens van de mens. Aan den lijve heb ik ondervonden dat je zonder verlangen niets kan ontvangen van wat waard is om van te houden. Door het onder woorden te brengen kun je in ieder geval een stuk dichter bij jezelf komen.

Mijn verlangen is dat de lezer bij het lezen van 'Symfonie der dagelijkse dingen' de alledaagse werkelijkheid even kan ontstijgen en erin een aansporing vindt om het dagelijks bestaan zo te beleven dat het niet langer een sleur is, maar het zich bevinden in een voortdurende staat van vervoering en opwinding dat leven heet. Ik wens u veel leesgenot!

http://www.godijnpublishing.nl/galerij-en-webshop/romans/boek10-6-aloysius-keller-symfonie-der-dagelijkse-dingen/

Lees verder…


10897337493?profile=originalPersbericht, 5 oktober 2016 Nijmegen

 

De theatervoorstelling “Krijgers en Overheersers”.

Zaterdag  15 oktober Stadsschouwburg Nijmegen

 

De geschiedenis van MALUKU, uitgebeeld door de Molukse bewoners uit de wijk Hatert in Nijmegen.

 

 

Door het onafhankelijk worden van Indonesië hield het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) op met bestaan.  Aanvankelijk konden de soldaten van het KNIL kiezen tussen overstappen naar het Indonesische leger of als burgers terugkeren naar de Molukken.

Toen de Molukken zich echter onafhankelijk verklaarden van het nieuwe Indonesië werden beide opties onmogelijk.

Daarom werden de ruim 3.000 Molukse KNIL-militairen, als” tijdelijke oplossing”, naar Nederland gevaren.

 In eerste instantie werden zij ondergebracht in aparte woonoorden en zorgvuldig buiten de Nederlandse samenleving gehouden, een pijnlijke ervaring aangezien zij al sinds de 17e eeuw deel uit maken van de Nederlandse geschiedenis.

 

Inmiddels is de Molukse gemeenschap meer onderdeel van Nederland geworden.

Na bijna 40 jaar begeeft de Molukse zanggroep Tala Mena Siwa uit Nijmegen, zich op een nieuw terrein; de wereld van dans en theater. Haar roeping is enerzijds meer bekendheid geven aan - en anderzijds de overdracht van - de Molukse geschiedenis, traditie en cultuur. 

Op zondag 15 oktober verbeelden zij de geschiedenis van het Molukse volk in de theatervoorstelling “Krijgers en Overheersers”. Aan deze voorstelling doen 40 jongeren mee, waarvan de jongste pas 4 jaar is.

 

Ehe Haheri Molo Oekoe
De theatervoorstelling Krijgers en Overheersers met de kerngedachte “Ehe Haheri Molo Oekoe” (vertaling: vergeet de Molukken niet) is een ontroerend en indringend schouwspel dat bijdraagt tot een beter begrip van de Molukkers en hun tragische geschiedenis. Traditionele liederen, gitaarklanken en de ritmes van de tifa (trommel) ondersteunen de verschillende scenes waarmee de Molukse diaspora wordt verbeeld. Aan deze voorstelling doen 40 jongeren mee, waarvan de jongste pas 3 jaar is.

 

De presentatie van de avond is in handen van Bert Taihitu. In het voorprogramma brengt de, meer dan 30 personen tellende, culturele groep LimaDiti, Tanimbarese muziek- en dans. Foto’s van Thorgal Caesar en Peter Veerman.

 

Lees verder…

Blog Topics by Tags

Monthly Archives