Surabaya (1948 – 1953)
1.
Surabaya, de krokodillenstad, de tweede stad van Indonesië. Mijn stad.
Een grote, voortvarende haven- en handelsstad met brede straten en koele koloniale huizen.
In het hart de winkelstraat Tunjungan met Toko Nam, Toko Piet, de boekhandels Kolff en Van Dorp (op mijn verjaardag mocht ik een boek kopen) en het Hoenkwee-huis, de ijssalon waar we op feestdagen noga-ijs met slagroom aten. En natuurlijk de centrale pasar,
Ik woonde er van mijn negende tot mijn veertiende jaar en veranderde van kind in puber.
De eerste jaren zat ik nog op de lagere school, de Theresiaschool.
Ik zong in het kerkkoor en zwierf met mijn vriendje Ronnie Eekhout over het spoorwegemplacement waar we langskwamen als we van school naar huis liepen.
Daar vonden we een keer een handgranaat en waren zo verstandig die niet op te rapen maar mijn vader erbij te halen.
Aangemoedigd door dit succes alarmeerden we hem een paar weken later omdat we een dode man in de berm van de weg hadden zien liggen.
Ik zag aan mijn vader dat hij absoluut geen zin had in een lijk, maar hij wilde ons niet in de steek laten en ging toch mee.
Daar was de overledene overeind gekomen en zat een kreteksigaretje te roken.
‘Pap, hij was echt dood!’ probeerde ik nog. ‘Ik zweer...’
‘Ja, het is goed, jongen. Laten we dit het Wonder van Soerabaja noemen.’
Hij nam me soms mee naar de film, Tarzan meestal.
Ik leerde eraan wennen dat na anderhalf uur het gewone leven weer begon, dat je dan weer naar buiten moest in het volle licht.
Het kostte wel moeite.
Er was ook een bibliotheek in de buurt, maar ik mocht er - we waren na een overplaatsing in Soerabaja beland - geen lid van worden.
‘Eerst laten zien dat je op school mee kunt komen.’
Ik snakte naar lectuur en vond het niet eerlijk, al die overplaatsingen waren toch niet mijn schuld? Maar het ouderpaar hield stand en ze kregen hun zin: ik deed mijn best op school..
De bibliotheek bleek vervolgens een complete Karl May te hebben en nog vele vele planken van andere schrijvers.
In het zicht van zo’n overvloed durfde ik eindelijk ook eens wat pagina’s over te slaan, de oersaaie natuurbeschrijvingen van het land van Old Shatterhand en Winnetou had ik tot dan toe altijd braaf gelezen.
De Indische Courant die ik dagelijks voor mijn vader haalde, stond in 1948 vol berichten over de politionele acties, maar dat nieuws ging langs me heen.
Ik was negen, ik was tien, ik had mijn eigen besognes.
(wordt vervolgd)
Foto: Tunjungan met warenhuis toko Piet
Opmerkingen