“Indische Nederlanders zijn Nederlanders van Indische afkomst”, zo begint de verklaring op Wikipedia, de online encyclopedie. Voor een insider gesneden spekkoek, maar voor mensen die voor het eerst van dit volk horen is het nog niet echt duidelijk.
Als het gaat over mijn afkomst – aan mijn uiterlijk kun je het namelijk niet afzien – krijg ik verbaasde en verwarde blikken wanneer ik vertel dat ik een Indo ben. ‘Echt waar? Je ziet er helemaal niet Indonesisch uit.’ Dat klopt, en is ook logisch. Ik zei al: Indo. Ik ben dus niet Indonesisch, maar Indisch. ‘O’, wordt er dan soms nog gereageerd, maar eigenlijk begrijpen ze het nog steeds niet.
En ik weet hoe het komt. Over het woord ‘Indisch’ bestaat in de Nederlandse taal namelijk ontzettend veel verwarring. De meeste Nederlanders, en ook het gros der Surinamers, denken dat er ‘Indonesisch’ mee wordt bedoeld. ‘Indische rijsttafel’ uit Indonesië, nietwaar? Voor een Belg is Indisch daarentegen hetzelfde als ‘Indiaas’. India was vroeger immers Brits-Indië en daar hebben ze blijkbaar meer mee dan met die kolonie van de noorderburen.
Ondertussen worden de Indischen zelf ook nog eens Indo’s genoemd. Dus hoe zit het nou? Zijn het een soort Javanen, zeg maar vernederlandste Indonesiërs? Of zijn het misschien Hindustanen: ‘Nederlandse Indiërs’? Nee. Indisch en Indo zijn niet hetzelfde als Indonesisch. En nee, het heeft ook niets met India te maken. Het komt van die vermaarde Hollandse kolonie: Nederlands-Indië. De ontstaansgrond van deze toch wel unieke bevolkingsgroep van mensen met gemengd bloed.
Mix
Is een Indo dan een dogla? Zeg maar een Indogla? Je kunt ze met elkaar vergelijken ja. Een Indo is namelijk iemand met zowel Indonesische als niet-Indonesische voorouders. Of met een Indonesische en een niet-Indonesische ouder. Het is ook een afkorting van de term Indo-Europeaan, waaruit duidelijk blijkt dat de persoon een ‘mix’ is van Indonesische en Europese (voor)ouders. De mengverhouding, die doet er niet toe. Dus is er eenmaal ergens in het verleden zo’n Indo in je horizontale bloedlijn gekropen, tja… dan ben je er zelf ook één. En de pest is, je krijgt het er niet meer uit, want ook de generaties na jou zijn stuk voor stuk Indo.
Indische Nederlanders – in het Indonesisch ‘orang Indo Belanda’ genoemd – zijn ook Indo’s.
Het zijn ook als het ware de oorspronkelijke. Kijk je namelijk terug in hun stamboom, dan zie je dat de Indonesisch-Europese vermenging er niet eentje is van de generatie van hun ouders. De Indo’s in de Indische families gaan vaak al vele generaties verder terug. Sommigen zelfs tot het begin van het ontstaan van dit volk, in de zestiende eeuw. Dat de Nederlanders daar in Indië eeuwen geleden vele immense plantages, met allerlei kostbare gewassen hebben aangelegd is ons wel bekend. Dat leren we immers uit de geschiedenisboeken en vinden we heden ten dage nog steeds terug in veel ‘Hollandse’ producten. Maar dat die kolonie ook een heuse bevolkingsgroep heeft voortgebracht, die met een aantal van 800.000(!) nog altijd de grootste etnische minderheid van Nederland is, staat in geen enkel schoolboek. En wat je ook niet dagelijks hoort is dat de Indo’s, ten tijde van hun massale komst tussen 1946 en 1965, de eerste ‘donkere’ Nederlanders waren en zodoende baanbrekend werk hebben verricht voor degenen die na hen kwamen. Al met al weet men maar weinig van ze. Sterker nog: weinigen weten van hun bestaan. Terwijl we ze allemaal kennen.
Vroeger hadden we zangeressen als Anneke Grönloh en Sandra Reemer, en de Indo Rockers (waaronder de Tielman Brothers en de Blue Diamonds: de broers Ruud en Riem de Wolff) die namens Nederland internationale bekendheid verwierven. En voor Indonesiërs werden aangezien. Blijkbaar vroeg niemand zich af waarom ze allemaal zulke Europese namen hadden. Een recenter verleden bracht Indische muzikanten voort zoals Van Halen, Ernst Jansz (van Doe Maar), Boudewijn de Groot en Loïs Lane. Meer van deze tijd zijn Idols-winnaar Jamai en DJ Don Diablo. Willem Nijholt en Wieteke ‘Tante Lien’ van Dort zijn voorbeelden van acterende Indo’s. Terwijl Tjalie Robinson, Marion Bloem en Adriaan van Dis enkele bekende Indische schrijvers zijn. En op voetbalgebied zijn daar coach André Wetzel, Stanley Brard, Michael Mols en John Heitinga. Stuk voor stuk bekende (Indische) Nederlanders.
Maar bekend of niet, lang niet iedere Indo is zich bewust van z’n Indische afkomst. Raar? Niet als je nagaat dat deze bevolkingsgroep nagenoeg volledig is opgegaan in de Nederlandse samenleving.
Misvatting
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Javanen, de Chinezen of de Hindustanen, is een Indo niet zonder meer aan z’n uiterlijk te herkennen. Althans, niet als je denkt dat een Indo er Indonesisch uit moet zien. Dat is namelijk een misvatting. Want wat is dan een Indonesisch uiterlijk?
Indonesië herbergt zo’n grote verscheidenheid aan volkeren en rassen, dat er geen sprake is van ‘typisch Indonesisch’. Laten we bovendien vooral niet vergeten dat een Indo tevens niet-Indonesische voorouders heeft; Portugese, Schotse, Franse, Zwitserse, Belgische, Duitse, Nederlandse (uiteraard), maar ook Arabische, Joodse, Russische en Chinese. ‘Indië’ had van oudsher een grote aantrekkingskracht op veel mensen van velerlei nationaliteiten. Die nationaliteiten vind je allemaal terug bij de diverse Indo-Europeanen, in hun veelal westerse achternamen en tevens in hun vaak moeilijk-te-plaatsen uiterlijk.
Vanwege hun gemengde afkomst vormen de Indischen al sinds het begin van hun bestaan (ergens in de zestiende eeuw, toen de eerste Europeanen niet slechts voet aan wal zetten maar ook kinderen verwekten in het land dat we nu kennen als Indonesië) een sociaal-etnische tussengroep: niet helemaal Europees, niet helemaal ‘inlands’ zoals de Hollanders dat toen noemden, maar een combinatie van beiden.
Hoe groter deze bevolkingsgroep werd, hoe meer hij op zichzelf kwam te staan, los van de hem omringende Indonesiërs en Europeanen. Omdat ze nergens echt bij hoorden, waren ze op zichzelf aangewezen. In het begin konden ze bij wet niet eens erkend worden door hun blanke vader, waardoor ze automatisch opgroeiden bij de moeders, en ‘verdwenen in de kampong’ (een officiële term uit die koloniale tijd). De moeders zaten met deze onwettige kinderen in hun maag, aangezien hun vader niet alleen afwezig was (schande voor de vrouw), maar ook nog eens een vreemdeling was (dubbel schande). Desondanks werden vele Indo-Europeanen groot-gebracht in een puur Indonesische omgeving, waar alleen hun uiterlijk nog herinnerde aan hun deels Europese afkomst.
Later, toen het onder bepaalde voorwaarden wel toegestaan was om een kind van een inlandse vrouw te erkennen, klommen de Indo’s op vanaf de inheemse onderlaag tot de Europese bovenlaag van de Indische koloniale samenleving. Om dan uiteindelijk jaren later in het post-koloniale Nederland, als ‘gekleurde vreemdelingen’, weer onderaan te beginnen.
Eenmaal weg uit moederland Indonesië en lang niet altijd op hun plek in vaderland Nederland, migreerden velen verder. Een eigen land hadden ze niet (meer). Zodoende ontstond de Indische diaspora en kwamen ze in vrijwel iedere uithoek van de wereld terecht. Zo ook in switi Sranan.
ICM 25.8.2015
Opmerkingen
205