Nabestaanden KNIL woedend op het Indisch Platform (IP)
Wij willen u hier graag ook reacties laten lezen van mensen die niet zo heel gelukkig zijn met het overeengekomen akkoord tussen Staatssecretaris Van Rijn en Het Indisch Platform. Zoals te verwachten was, zijn niet alle Indische mensen blij met dit akkoord en zijn van mening dat het Indisch Platform de poot stijf had moeten houden. Natuurlijk heel begrijpelijk, maar in ons openingsartikel is al vermeld dat dit “er niet inzat”. Toch wilden wij u deze tegengeluiden niet onthouden. Wie weet is het gevolg hiervan dat de Tweede Kamer zich nog eens achter de oren krabt en ruimhartiger aan de vervolg-procedure invulling zal geven. Wij plaatsen hier een uitstekend verwoordend artikel uit Dagblad Trouw van 5 november 2015. De “quotes” hebben wij uit de tekst gelicht ter illustratie. Het artikel wordt gevolgd door een commentaar van de hoofdredactie en de senior redacteuren van het Dagblad Trouw, eveneens geplaatst op 15 november 2015.
Nabestaanden zijn woedend over de vergoeding van achterstallige salarissen van het Nederlands-Indisch leger. Want als vader niet meer leeft, lopen zij die vergoeding mis.
Het is geen gift, het is salaris
Staatssecretaris Martin Van Rijn (VWS) had de reacties op zijn besluit om de salarissen van ambtenaren en militairen tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië alsnog uit te betalen, waarschijnlijk anders ingeschat. De verbittering en frustraties over het gat van zeventig jaar tussen het eind van de oorlog en dit besluit dringen om de voorrang bij recht-hebbenden, maar vooral bij de nabestaanden.
Van Rijn en de belangen-behartigers van het Indisch Platform werden het dinsdag eens over een financiële regeling voor naar schatting 1100 mensen die nog in leven zijn. Zij krijgen per persoon 25.000 euro uitgekeerd, hopelijk nog voor de Kerst. Nabestaanden zoals weduwen en kinderen vissen achter het net.
Ik kan het niet uitleggen
Tot drie keer toe zegt Elisabeth Mollema het: "Het is geen gift, het is salaris." Ze is woedend over het besluit van Van Rijn. "Het is hun welverdiende geld, geld waar ze recht op hebben. Mijn vader heeft er duizend dagen voor in een Jappenkamp gezeten. Nu hij dood is, hebben zijn nabestaanden daar recht op."
Freddy Mollema was vliegenier bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) toen Japan in 1942 de archipel overrompelde. "Ze namen hem krijgsgevangen, hij belandde in een kamp in Japan. Hij heeft de atoombom op Nagasaki zien vallen. Een dag later lieten ze hem doodleuk door de stad lopen. Na de oorlog werd hij ziek. Een paar jaar na mijn geboorte overleed hij aan een darmperforatie. Geen mens wist hoe dat kwam."
Haar moeder kreeg aanvankelijk ook geen pensioen. "Hadden we gewoon geen geld. Mijn moeder was toevallig een tough cookie, dus het is allemaal goed gekomen. Ze is acht jaar geleden overleden." Mollema, schrijfster van kinderboeken en thrillers is blij dat haar moeder dit niet hoeft mee te maken.
De moeder van Patrick Rugebregt (1966) leeft nog wel, zij is in de tachtig, en hij hoopt dat het nieuws over de 'backpay' aan haar voorbijgaat. "Ik heb haar nog niet gebeld, en dat doe ik ook niet. Ik zou haar niet kunnen uitleggen: papa zou 25.000 euro hebben gekregen, maar jij krijgt niets. Het is allemaal te pijnlijk."
Wat Rugebregt dwarszit, is de timing van het besluit. Afgezien van een klein bedrag vlak na de oorlog hebben de 40.000 overheidsdienaren nooit iets van hun gederfde inkomsten terug-gezien. Opeenvolgende regeringen schoven de kwestie door, en toen Nederlandse rechters vonden dat de Indonesische overheid aansprakelijk was, leek de zaak afgedaan. "Mijn vader zei wel eens: Patrick, ze gaan pas betalen als ik in de grond lig. Dat heeft hij goed voorspeld. Hij is in 2011 overleden."
Het steekt Rugebregt dat hij de staatssecretaris hoorde zeggen dat 'gezien de hoge leeftijd van de betrokkenen' er haast moet worden gemaakt.
Na zeventig jaar tijdrekken, spreken ze nu van haast maken. Ik vind dat erg pijnlijk
Zijn ouders verlieten Indonesië met de zogeheten spijtoptanten-regeling in 1965. Toen Nederland al geruime tijd de soevereiniteit aan Indonesië had overgedragen, kozen zij voor vertrek. "Bij aankomst hadden ze niets. Voor het tweedehands meubilair moesten ze bij de overheid een lening afsluiten die zij tot de laatste cent hebben afgelost."
Rugebregt hoorde van zijn vader Willem verhalen die overliepen van frustratie en woede. Willem zat in 1940 als 17-jarige bij de jongste lichting dienstplichtigen. "Hij was krijgsgevangen genomen en verbleef tot na de capitulatie in een kamp in Japan. Mijn vader vond dat hij recht had op zijn soldij. Soms gloorde er hoop en
kreeg hij via zijn Indische netwerk positieve berichten, maar het werd nooit wat. Hij heeft niet de genoegdoening mogen smaken."
De redactie dankt Meindert van der Kaaij voor dit heldere artikel.
Commentaar van de hoofdredactie en senior redacteuren van Dagblad TROUW
De mening van de krant, zoals verwoord door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren
Een dagje later je salaris krijgen is ongemakkelijk, een maandje later is voor veel mensen al knap lastig. Dus wat betekent het als je zeventig jaar op je salaris moet wachten? Dat is niet anders dan een drama, vooral als daar dan ook nog het Indisch oorlogsleed bij komt kijken. Het kan al snel uitgelegd worden als minachting van de Nederlandse overheid jegens de meer dan 40.000 ambtenaren en militairen die in de periode 1940-1945 in dienst waren van het Nederlands-Indisch Gouvernement, maar voor die periode nimmer een stuiver ontvingen.
De Tweede Kamer kan nu laten zien dat ze wél oog heeft voor Indisch leed
Feitelijk is daar geen sprake van omdat de rechter keer op keer aanspraken van deze oud-ambtenaren en militairen terzijde schoof. In 1949 immers, is het Nederlands Indisch gouvernement overgedragen aan de Republiek Indonesië. Claims horen dus in Jakarta thuis en niet in Den Haag. Dat was ook tientallen jaren het antwoord van de Nederlandse overheid.
De kritiek geldt ook de leden van de Tweede Kamer
Maar wie het juridische gelijk aan zijn zijde heeft, heeft niet automatisch ook het morele gelijk aan zijn kant. De Indische gemeenschap in ons land heeft een bijzondere plaats in onze samenleving, onder andere door haar inzet in voormalig Indië en alle oorlogsleed.
De kwestie van de achterstallige salarissen ligt in die gemeenschap dan ook uiterst gevoelig en werd, logischerwijs, gezien als blijk van gebrek aan waardering van Nederlandse zijde.
Hiervoor heeft Den Haag met zijn strikt juridische opstelling liefst zeventig jaar lang te weinig oog gehad. Het is goed dat er nu eindelijk een akkoord is over de uitbetaling van de achterstallige salarissen, maar het schrijnt dat nu nog maar 1100 mensen daarvoor in aanmerking kunnen komen. Eigenlijk hadden dat er 40.000 moeten zijn.
Logisch dus dat het Indisch Platform, dat lof verdient voor de wijze waarop het deze 'backpay'-zaak levend hield, nu door zijn eigen achterban flink wordt bekritiseerd. Waarom krijgen de nabestaanden van al die ambtenaren en oud-militairen uit Indië niks?
Maar in feite hoort die kritiek op het bord te liggen van de politici in Den Haag. En van al die bewindslieden die de afgelopen jaren te weinig deden aan dit dossier, waardoor, zoals Staats-secretaris Van Rijn schrijft in zijn brief aan de Tweede Kamer, “de omgang met het Indische oorlogsleed inmiddels een moeilijk en pijnlijk verhaal is geworden”.
In feite hoort die kritiek op het bord te liggen van de politici
Belangrijke mededeling voor alle Indo's!
Belangrijke mededeling voor alle Indo's!
|
Opmerkingen