Het lot van K-XVII in zijn bemanning


10897344490?profile=originalHet lot van K-XVII in zijn bemanning

Reactie op het artikel in de vorige editie   

 

Naar aanleiding van het artikel over de onderzeeër K-XVII dat wij in onze vorige editie plaatsten, ontvingen wij een reactie van een van onze lezers, die wij u niet wilden onthouden.

Uit onderstaand artikel van de hand van de Trouw-journalist Huib Goudriaan blijkt dat de zaak geheel anders in elkaar steekt.

Geheim agent Creighton struikelt over onderzeeboot K-XVII. Al leggen deskundigen nog zoveel stukken op tafel die zijn verhaal ontwrichten, Creighton raakt er niet van ondersteboven.

Met een stalen gezicht vertelt hij in zijn boek in het naschrift, dat feitelijk is geadresseerd aan het Instituut voor Maritieme Historie, dat die stukken vervalste vodjes papier zijn. Hier het artikel van Huib Goudriaan.

 

“De overgebleven documenten van de K-XVII werden in het grootste geheim verzameld in het huis van koningin Wilhelmina in Reading, onder beheer van de chefstaf van de Nederlandse marine, en van de geheime dienst van de Britse marine”, staat in een van de laatste pagina’s van Creighton’s nieuwste thriller. En wat gebeurde er in het huis in oorlogstijd van Wilhelmina? De stukken werden daar volgens Christopher Creighton, met zijn zestien jaar destijds een jong-maatje onder de Britse geheime agenten, geheel herschreven.

 

Doel hiervan was voor altijd te verbloemen, dat de Nederlandse onderzeeboot begin december 1941 met man en muis door hem was opgeblazen. Let wel: in opdracht van Roosevelt en Churchill. De aanslag gebeurde, omdat de K-XVII op 28 november 1941 de naar de Amerikaanse basis Pearl Harbor op weg zijnde Japanse vloot had waargenomen, waardoor de Nederlandse marine-mannen 'te veel wisten'.

De dossiers waarmee Maritieme Historie van de marinestaf dit verhaal weerlegt, tonen aan dat de K-XVII op enkele duizenden zeemijlen afstand was van de locaties die Creighton aangeeft.

Ook kloppen data niet en stond de Nederlandse onderzeeboot in die periode niet onder Brits opper-bevel. Maar ach, die afschriften van telegrammen en brieven - waarvan hij nooit in Den Haag kennis is komen nemen - zijn volgens de auteur van Operatie JB - Het laatste grote geheim van WO II, falsificaties.

 

 

Dr. P. C. van Royen, de directeur van het Instituut voor Maritieme Historie in Den Haag, zei toen ironisch, met de betreffende documenten voor zich: “Kijk, daar liggen al die vervalsingen.” De historicus Paul van Royen staat sterk met zijn bewijsvoering, dat de K-XVII eind 1941 in een mijnenveld is gelopen, en niet door een aanslag tot zinken kan zijn gebracht. “Creighton mag dan zeggen dat de archiefstukken zijn vervalst, maar één ding is niet vervalst en dat is het in 1982 gevonden wrak van de K-XVII. De onderzeeër werd, in nauwe samenwerking met de zoon van de omgekomen commandant H. C. Besançon, aangetroffen aan de oostkust van Malakka en niet bij de Marianen, de positie die in het boek wordt aangegeven, een verschil van een paar duizend kilometer. Het is trouwens van de gekke, dat het schip zich (einde 1941) 280 mijl ten noordoosten van Japan zou hebben bevonden.”

 

Christopher Creighton heeft het tv-scherm in Nederland al in 1966 gehaald. In 1980 kwam hij, dank zij zijn toen verschenen boek De paladijn aan het woord in tv-privé van Henk van der Meyden. Hij gaf toen een andere versie: het schip bevond zich in dat verhaal bij     de Fiji-eilanden, hij kon als per parachute neergelaten agent moeiteloos aan de torpedo's sleutelen, en tevens pikte hij de pagina uit het logboek met de radioboodschap (aan het Britse opperbevel in Singapore) dat de Japanse vloot opstoomde. Evenals nu in zijn Operatie JB, noemde hij in 1980 president Roosevelt en premier Churchill als opdracht-gevers van de aanslag. Dit keer wijdt Creighton veel aandacht   aan de 'moeizaam' verkregen toestemming van de Nederlandse koningin Wilhelmina. Zij moest wel akkoord gaan, want het Nederlandse marineschip had de Japanse vloot gelokaliseerd die op weg was naar Pearl Harbor. Een waarneming die nooit had mogen gebeuren, omdat de Japanners ongestoord (Roosevelt en Churchill waren in Creightons visie al op de hoogte) hun verrassingsaanval moesten kunnen uitvoeren.

 

Alleen al door de publieke verontwaardiging daarover kon president Roosevelt verwachten het Amerikaanse volk tot oorlog  te kunnen overreden. Zou dus bekend gemaakt worden wat de Nederlandse marinemannen van de K-XVII, onder bevel van luitenant ter zee Besançon, hadden gezien, dan waren Roosevelt en Churchill politiek verloren. Creighton: “Daarom besloten de chefs van de geallieerde militaire inlichtingen-diensten dat er geen risico mocht worden genomen, en dat de opvarenden het zwijgen moest worden opgelegd.” Vandaar dat hun schip werd opgeblazen op 7 december 1941. De aanval op Pearl Harbor was toen een feit. Deze 'verschrikkelijke misdaad', waar Creighton blijkens zijn toen verschenen  thriller/levensverhaal in de oorlog al mee zat, is niet    de hoofdmoot van zijn boek “Operatie JB”.

 

Dat is de onder zijn operationeel bevel (beweert hij) verrichte ontvoering van Martin Bormann, de secretaris van Hitler, uit het brandende Berlijn in mei 1945. “Maar”, zegt de directeur van het Instituut voor Maritieme Historie, “ons gaat het in de eerste plaats om zijn visie op het lot van de Nederlandse K-XVII met de 36 opvarenden. Het is een bewering, die in strijd is met de waarheid, en die de nagedachtenis van koningin Wilhelmina en van de beman-ningsleden besmeurd. Ik heb geen oordeel over wat er nog meer in zijn boek staat, maar deze mythe moet worden ontzenuwd.”

 

Paul van Royen vertelt dat de Nederlandse uitgever hem in juli, vóór de verschijning van het boek, benaderde met de vraag naar   het waarheidsgehalte van het manuscript. “Er ging bij mij plotseling een belletje rinkelen: o wee, die man is wel eens, nota bene met een zak over zijn hoofd, bij Henk van der Meyden geweest. Ik dacht dat het inmiddels wel door iedereen als een broodje aap was bestempeld, maar kennelijk is hij nu weer terug. Ik heb de uitgever gezegd, dat het grote probleem is, dat de K-XVII niet ligt, waar de auteur het schip zegt te hebben opgeblazen. Dus kan het niet kloppen. Het wrak ligt bij de oostkust van Malakka, ruwweg in de buurt van Singapore. En volgens het verhaal van Creighton heeft hij het bij de noordelijke Marianen tot zinken gebracht. In zijn eerste boek De Paladijn gebeurde dat weer bij de Fiji-eilanden.

 

 

Hij is, niet alleen op dit punt, voortdurend aan het schuiven.” Van Royen staaft zijn betoog   over de plaats van het wrak     met een brief van de Engelse Hydrografische dienst, gedateerd augustus 1991. Hierin wordt nauwkeurig de positie aan-gegeven en meegedeeld, dat de Nederlandse onderzeeboot op een mijn liep en zonk op 24 december 1941. “Ook werd bij het vinden van het wrak in 1982 duidelijk dat het schip door een zeemijn is gezonken en niet door eigen torpedo's of explosieven, zoals Creighton beweert. Dit is vast te stellen uit de vorm van het gat in de voorsteven van het wrak. Later, in 1992, hebben we uit Japan vernomen, dat in dat zeegebied een mijnenveld lag, waarin eveneens de Nederlandse onderzeeboot O-16 is vergaan.”

 

Kan het wrak van de K-XVII niet zijn verward met dat van een ander schip? “Nee, de Australische berger had in 1982 het stuurrad naar boven gebracht. Doordat hier het cijfer 707 in stond, kon de Koninklijke Marine vaststellen, dat er geen misverstand mogelijk was: het betrof de K-XVII. De O-16 was inmiddels ook gevonden en geïdentificeerd. Verwarring met dat schip is uitgesloten.” Een doorslaggevend argument tegen de zogeheten vervalsingen van  die archiefstukken destijds in Engeland, is dat Maritieme Historie kan putten uit de bewaard gebleven loonadministratie uit Soerabaja. Voorjaar 1942 werd Nederlands Indië bezet door de Japanse krijgsmacht, en uit niets blijkt dat Britse inlichtingen-mensen nog in staat zijn geweest, de loonadministratie van de Nederlandse marine in Soerabaja te herschrijven.

 

Van Royen: “En uit die administratie blijkt, dat de K-XVII op 28 november 1941 uit Soerabaja vertrok. Ze kan zich dus in geen geval op de door Creighton opgegeven positie hebben bevonden. Ik had de uitgever van genoemde feiten op de hoogte gesteld, maar die werden niet in het Naschrift in   het boek opgenomen. De werkelijkheid was hem kennelijk veel te saai.” Zag de marine desondanks geen reden om Creighton harder aan te pakken? “Nee, de geschiedenis haalt hem wel in.” Van Royen was minder beducht voor de uitwerking van het boek op het publiek, dit mengsel van waarheid en verdichting, dan voor het effect ervan op de media. “Ik vind het zorgwekkend dat kwaliteitskranten er zo weinig kritisch mee zijn omgesprongen.

Dit indianenverhaal is geslikt als zoete koek. Overigens is het motto van het boek juist gekozen: verslag van een operatie die nooit heeft plaatsgevonden.”

Auteur: Huib Goudriaan. Met dank aan Arthur Hooghwinkel en Jan Lourens voor hun waardevolle bijdrage.

 

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives