Het automobielbedrijf Smelt is bijna honderd jaar geleden in Soerabaja ontstaan. Piet de Jong
En de geschiedenis van het bedrijf laat zich lezen als een roman.
Rond 1915 vertrok Ad Smelt, geboren in 1892 in Bergen op Zoom, op de bonnefooi naar Nederlands-Indië. Daar trok hij eerst de binnenlanden van Oost-Java in om als assistent-bedrijfsleider op een onderneming (plantage) te gaan werken. Al snel ging hij in Soerabaja aan de slag bij Bouman, een smederij annex autohandel. Daar werd hij, zoals ze dat noemden, procuratiehouder.
Ad trouwde met een Indisch meisje, dat op de boekhouding van Bouman werkte en met wie hij drie zoons en twee dochters kreeg. Ad zag al gauw kansen in de groeimarkt van de auto’s en rond 1925 startte hij zijn eigen autobedrijf in Soerabaja. Al snel verhuisde Ad, met een hoofdagentschap van General Motors op Java op zak, naar Kediri. Binnen tien jaar had hij zijn bedrijf uitgebreid tot vijf vestigingen op Java, in Kediri, Malang, Solo, Madioen en Djokjakarta. Hij was in aanvang hoofddealer van Oakland en subdealer van Dodge, maar voerde later ook de GM-merken Pontiac, Chevrolet, Oldsmobile en Vauxhall. Bijzonder is de foto waarop in een Chevrolet busje Ad met zijn gezin zit. Achter op de bus staat “Geleverd door Autoh. A. Smelt, Malang Kediri”. Het ging Ad goed, ook in de eerste helft van de jaren 30 toen de economische crisis wereldwijd toesloeg. Maar de automobiliteit in Indië was in opmars.
Maar in 1935 sloeg het noodlot toe; Ad Smelt overleed plotseling. Het bedrijf kreeg een bewindvoerder en in 1938 ging het gezin met vijf kinderen. tijdelijk, met verlof voor de studie van de kinderen, naar Nederland. Maar het zou anders lopen. De oudste zoon, Ton, ging in januari 1940 nog wel terug naar Java en de rest van het gezin zou kort daarop volgen. Maar dat plan kon geen doorgang vinden vanwege de Duitse bezetting.
In Indië ging Ton Smelt aan de slag in de vestiging van het bedrijf in Kediri, maar hij werd al snel onder de wapenen van het KNIL geroepen en later krijgsgevangen gemaakt door de Japanners.
Na de Japanse capitulatie was er van het grote autobedrijf op Java niets meer over. Maar de ondernemingszin zat ook in de tweede generatie Smelt. Ton was in 1946 op Java alweer in gesprek met General Motors en vroeg zijn jongere broers Huib en Gerard om weer naar Indonesië te komen. Dat deden ze in 1948. Omdat General Motors de boot afhield, sprong Velodrome, de importeur van Chrysler, DeSoto, Dodge en Plymouth in het gat en werden de drie broers Smelt de officiële vertegenwoordigers in Midden-Java voor de merken Dodge en DeSoto. Er was zelfs ook al kontakt met Pon in Nederland. Als ze de kans en de tijd gekregen hadden, dan was Smelt misschien ook nog VW-dealer op Java geworden. Maar het zou anders lopen.
In Semarang en Cheribon kwamen twee vestigingen die goed draaiden met de merken Dodge, DeSoto, Vanguard, Jeep en Citroën. Verkooptoppers waren de onverwoestbare Dodge-trucks die als onderstel met ‘cab over engine’ geleverd werden vanuit de VS en die door Smelt op bestelling voorzien werden van laadbakken of andere opbouwen. Maar ook aan de grote sedans van DeSoto en Dodge, populair bij rijke Chinezen en Europese planters en zakenlieden, werd goed verdiend. De trucks en sedans werden eerst via Djakarta per boot naar de rede van Semarang gebracht en daar ontscheept. Later werden ze in konvooi over de weg van Djakarta naar Semarang gereden.
In Semarang wist Smelt een mooi wit bedrijfspand los te peuteren van de plaatselijke autoriteiten, een gebouw dat enigszins in Art Deco stijl was neergezet. In de gevel was een groot medaillon aangebracht met daarin de naam A. Smelt, als een ode aan de vader van de drie broers. Bewaard gebleven foto’s laten daarnaast zien dat de garages grotendeels open waren, met alleen een dak erboven. Ongetwijfeld was dat vanwege de hitte. Ook vanwege de hitte woonden Ton en Huib Smelt met hun gezinnen in de koelere bovenstad van Semarang. Vandaaruit reden zij in hun comfortabele Amerikaanse auto’s naar hun werk. Ton reed in 1952 in een prachtige bordeauxrode Dodge Coronet convertible.
De politiek-maatschappelijke situatie in Indonesië verslechterde intussen begin jaren 50. Bovendien waren flinke delen van Java onveilig waardoor het bedrijf na 1950 nog maar heel moeizaam draaide. Toch ging het een jaar later alweer veel beter en keken de drie broers met optimisme naar de toekomst. Maar in 1952 werd duidelijk dat er toch geen toekomst voor Smelt meer was in Indonesië. De bedrijven werden van de hand gedaan en met de opbrengst werd een mooi automobielbedrijf in Nederland opgebouwd.
OUD BATAVIA Community Member Franklin Moquette herinnert zich dat begin jaren vijftig moeder Smelt met een dochter enige tijd bij hem in het ouderlijk huis in Rijswijk heeft gelogeerd. Ter overbrugging in plaats van een pension.
Bronvermelding: de heer Frans Smelt.
Voor meer informati
Opmerkingen