Grottekeningen in Leang Leang Door: Michel Maas

10897298863?profile=original

Grottekeningen in Leang Leang            Door:  Michel Maa

Een vleermuis heeft zijn klauwen in meer dan veertigduizend jaar geschiedenis gezet en hangt daaraan te slapen. Als de bezoeker van de grot hem beschijnt met een zaklamp trekt hij zijn vleugels over zijn ogen. Even later is hij wakker, en verlaat verstoord zijn koele donkere spelonk. Hij vliegt rakelings langs het hoofd van de indringer, die het niet eens merkt. Hij tast met zijn licht de wanden af, op zoek naar onbevattelijk oude kunst.

De grot geeft zich niet zomaar prijs. Het plafond en de wanden zitten vol met wittige vlekken, en alleen een geoefend oog ziet daaronder de silhouetten van handen die oermensen hier in oker-tinten hebben vereeuwigd. Het is als kijken naar de sterrenhemel: als je niet weet wat je zoekt, vind je de Kleine Beer nooit van z'n leven. 'Kijk, daar!', probeert de archeoloog. 'Waar?' 'Daar.' Pas dan onthult de lichtstraal de contouren van vijf vingers, teer en wazig als vitrage, maar als je hem eenmaal ziet      is het onmiskenbaar, en al gauw zie  je  er  meer,  en  geloof  je  de archeoloog op zijn woord als hij zegt dat het in deze grot wemelt van de schilderingen. 'De menselijke beschaving begon in Indonesië.' Hoeveel nationale trots

past er in een krantenkop. Indonesië heeft ineens weer iets om trots op te zijn: kortgeleden is ontdekt dat de tekeningen in de grotten van Leang Leang minstens zo oud zijn als die in Europa, en 'dat is heel sexy', zegt archeoloog Budianto Hakim. 'De regering kan er de nationale trots mee aanwakkeren. Ik ben ook trots, zeker. Dat hier veertigduizend jaar geleden al mensen woonden die kunst maakten.'

Geschiedenis herschrijven

150 jaar lang hebben ze gedacht dat de beschaving in Europa begon en van daaruit verder de wereld in trok. Nu weten wij dat de Europese en de Indonesische beschavingen gelijktijdig bestonden

De geschiedenisboeken moeten worden herschreven, zegt hij. '150 jaar lang hebben ze gedacht dat de beschaving in Europa begon en van daaruit verder de wereld in trok. Nu weten wij dat de Europese en de Indonesische beschavingen tegelijkertijd bestonden.' Hoe dat kan, waar de oermensen vandaan kwamen, hoe zij hier kwamen is nog een raadsel, maar dat zij veertigduizend jaar geleden hier waren, dat weten wij nu zeker. 
De witte vlekken op het plafond hebben het verraden. Dat is kalkafzetting die bovenop de schilderingen is gegroeid. In dat kalk zit uranium, en dat uranium is heel nauwkeurig te dateren. Australische en Indonesische archeologen publiceerden hun bevindingen twee weken geleden in het toonaangevende tijdschrift Nature, en dat heeft de hele wereld in rep er roer gebracht.                                                             

Eerlijk gezegd jaagt de impact van hun  ontdekking   de   Indonesiërs schrik aan. Budianto's collega Muhammad Ramli, mede-auteur van het Nature-artikel, is bang: 'Wij zijn natuurlijk trots, maar tegelijk ook heel bezorgd. Hoe gaan wij deze vondst beschermen? En al deze schilderingen? Eerst waren zij alleen van ons, maar nu zijn zij van de hele wereld.'

10897298896?profile=originalZijn angst is begrijpelijk. Nu al komen elk weekeinde hele busladingen scholieren naar Leang Leang om de okerkleurige handafdrukken en een tekening van een zwijnhertje (babi rusa) van dichtbij te bekijken. In 2010 hebben ze betonnen paadjes gelegd en stevige ijzeren trappen gemaakt tot vlak onder de schilderingen. De kinderen lachen en maken selfies en groepsfoto's en haasten zich langs de schilderingen zoals Nederlandse kinderen zich langs de Nachtwacht haasten. Ze kennen de tekeningen uit hun schoolboeken. Die boeken weten nog niet hoe bijzonder zij zijn, en de kinderen ook niet, maar allemaal zijn zij trots, 'bangga', als je het ze vertelt.

Opslag voor koeienvoer

 

Een boer heeft een deel van deze grot in gebruik als opslag voor koeienvoer. Een stukje verderop is de grond bezaaid met schelpen. De toeristen en de kinderen worden naar twee grotten gedirigeerd, waar zij goed in de gaten gehouden worden. Maar in de omtrek liggen nog 91 andere beschilderde grotten, en Ramli en Budianto huiveren bij de gedachte hoe zij die allemaal moeten gaan beheren. 

10897299261?profile=originalDe vleermuis woont in een van de niet-openbare grotten. De tocht daar naar toe is niet wat je ervan zou verwachten. Je parkeert de auto aan de kant van de weg van Leang Leang naar Makassar en steekt een verdord rijstveld over. Je moet uitkijken waar je loopt want tussen de stoppels is het veld beklad met honderden koeiendrollen. Geen moeizame tocht met hakmessen door de jungle, geen ijzingwekkende klauterpartijen, geen gekruip door verscholen tunneltjes. De rotsige heuvels van Leang Leang staan als harde bulten in het landschap. Het zijn steile losse bergen, zoals je die wel ziet op Chinese prenten, of in Ha Long Bay in Noord-Vietnam.

Je loopt er zo naar toe, en als     je er bent hoef je nooit lang        te zoeken naar een grot. 
Een boer heeft een deel van deze grot in gebruik als opslag voor koeienvoer. Een stukje verderop is de grond bezaaid met schelpen. Budianto laat zien dat de toppen van de schelpen zijn afgebroken: 'Iemand heeft ze hier zitten opeten.' Wie dat was, en wanneer, weet niemand. Er zijn rapporten dat in 1902 nog mensen in deze grotten woonden, maar niemand weet of dat afstammelingen van de eerste grotbewoners waren.

Zwijnhertje

 

Budianto Hakim, archeoloog: Wist je dat mensen hier altijd een witte handafdruk zetten als zij een nieuw huis hebben gebouwd? Opgravingen hier moeten nog beginnen. In 1970 hebben ze bij de hoofdgrot een menselijk skelet gevonden, maar zelfs dat hebben ze nog niet fatsoenlijk kunnen onderzoeken. DNA-onderzoek op de omwonenden zou leuk zijn. Misschien is er geen enkel verband, misschien wel. Er is nog zoveel blanco', zucht Budianto. 
En intussen komen steeds maar meer mensen om het beroemde zwijnhertje, 'babi rusa', en de handen te zien. Aanraken lukt net

 niet, maar hun hete adem, het zweet, de luchtvervuiling, de kalk, het regenseizoen, het droge seizoen en alles werkt mee om de schilderingen aan te tasten. Het zwijnhertje is desondanks erg rood, en de handcontouren zijn opvallend bruin, en dat is geen toeval. 'Zo zijn zij makkelijker te fotograferen', bekent Ramli.

'Gewoon overgeschilderd'

'In de jaren '80 zijn deze schilderingen geconserveerd. Zij zijn beter zichtbaar gemaakt.' Hij schaamt zich een beetje om het te vertellen: 'Ik geloofde het zelf niet toen ik het hoorde op de opleiding archeologie: zij zijn gewoon overgeschilderd. Met verf. Zij zijn niet meer origineel.' Het kan de schoolkinderen net zo weinig schelen als de bezoekers van de

10897299477?profile=originalMona Lisa, maar voor serieuze archeologen is het een klein drama. 'Het zal zeker niet meer gebeuren', zegt Ramli. 'Een volgende keer zullen wij eerst research doen. Welke materialen gebruikten de schilders, hoe verdunden zij de verf. We zullen proeven doen, drie jaar wachten om het resultaat te controleren, buitenlandse experts erbij halen.' 

Magische tekenen uit de prehistorie

Over de prehistorie van het voormalig Nederlands Nieuw-Guinea is weinig bekend. Door de natuurlijke gesteldheid van het land, zijn er vrijwel geen sporen uit het verleden nagelaten. Ook  de vroegere semi-nomadische levensstijl van veel Papua-volken werkte daaraan niet mee. De eerste bewoners van  Nieuw-Guinea zouden meer dan 50.000 jaar geleden, via Zuidoost-Azië, op het eiland zijn neergestreken. Vanaf het begin van de megalithische periode van 40.000 tot 30.000 voor Christus is er een beeld te geven van die tijd. 

10897299673?profile=originalHeel veel rotsschilderingen in Nieuw-Guinea dateren uit de  megalithische   tijd.  Ze   vertonen overigens opmerkelijke gelijkenis met afbeeldingen die ontdekt zijn op Oost-Timor. De geologische bodemgesteldheid van de vind-plaatsen in Oost-Timor en Papua zijn vergelijkbaar. De meeste schilderingen bevinden zich in wanden van kalksteen of in grotten langs de kust. Uit rotstekeningen en bronzen artefacten die in grotten zijn gevonden bij het eiland Misool, ten westen van de Vogelkop, kan worden opgemaakt dat er al voor de jaartelling al handel plaatsvond met andere delen van Azië. ‘De rotskunst en het onderzoek naar prehistorische sites zijn belangrijk of zelf onontbeerlijk om de oorsprong van de oude Papua-denkwereld en -cultuur beter te kunnen doorgronden’, verklaart het hoofd van het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura.

Maturo-figuren bij Kaimena


In Indonesisch Papua zijn volgens het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura ongeveer 90 plaatsen met waardevolle rotstekeningen. Voor de lokale bevolking is een rots met een eeuwenoude beschildering een heilige plaats. De Papua’s schrijven de tekeningen toe aan een voorouderlijke geest of duivel, die ze gemaakt zou hebben vóór de komst van de mensen.
De bevolking in de prehistorie beschikte over vaardigheden op het gebied van landbouw, metaalbewerking, weefkunst en het maken van sieraden, maar gebruikte nog geen schrifttekens. De religieuze denkbeelden van de Papua's waren en zijn voor velen nog steeds animistisch: men dacht niet alleen mensen en dieren maar ook planten, voorwerpen en natuurverschijnselen bezield waren met magische krachten. Allerlei rituelen dienden voor het gunstig stemmen van de vele geesten en goden waarmee men de wereld bevolkt achtte, zoals de geesten van de voorouders.

Op verschillende vindplaatsen van zogeheten rotskunst zijn hand-silhouetten afgebeeld. In de streek bij de plaats Kaimena (aan de Bitsyaru Baai en de Triton Baai aan de zuidkant van het Oninschiereiland) zijn naast handsilhouetten, afbeeldingen gevonden van Maturo’s (half-mens, half-hagedis), tekeningen uit fauna en flora en geometrisch figuren. Ook worden er op vlakke rotsdelen, die zich soms meters boven de zeespiegel bevinden, afbeeldingen van verschillende gebruiksvoorwerpen als boten, boomerangs, speren, stenen bijlen, sago, peniskokers en maskers aangetroffen. Tekeningen op steile rotsen bij het voor de kust liggende eiland Narnatote in de regio Kaimena zijn in 1939 beschreven door de Nederlandse onderzoeker W.J. Cator. In het doolhof van lagunes aan de oostkant van Misool zijn op verschillende plaatsen kunst-uitingen gevonden uit een periode dat de zee daar circa 30 meter lager stond. De schilderingen zijn aangebracht op de zijwanden van rotsen of in ondiepe, over-hangende grotten. Het gaat om menselijke schilderkunst van vele tienduizenden jaren oud.

Rijkste regio’s van Indonesië


‘In de regio Kaimana zijn in 2009 nog tientallen zogeheten Matuto-tekeningen gevonden. Een Matuto wordt beschouwd als een voorouderlijke held’, zegt Drs.    M. Irfan Mahmud, hoofd van     het Archeologisch Onderzoek Centrum. “De Matuto-motieven op de rotswanden hebben een religieuze betekenis en zijn voorstellingen van mensen die destijds in de prehistorie in de regio leefden. Ook komen er afbeeldingen voor van een palmboom, die staat voor beschermende macht om kwade zaken  tegen te houden”, voegde hij toe. De vindplaatsen van de Matuto-beschilderingen zijn rotsen

10897299687?profile=originalin Omborecena, Memnemba, Memnemnambe en het bij Tumberawasi gelegen dorp Maimai. Ook werden gekraste Matuto-tekeningen aangetroffen in  het dorp Namatota en op vier plaatsen in Werfora. In deze regio zijn ook andere prehistorische tekeningen van hagedissen, vissen, schildpadden, krokodillen, koeskoezen (soort buideldier), slangen, vogels en de zeepaardjes gekrast op de vlakke  rotsgedeelten. In het huidige Indonesische deel van Nieuw-Guinea zijn naast de Kaimena-regio ook rotstekeningen te vinden in onder meer de Berau Golf (de bek van de Vogelkop), in het bergmassief ten zuiden van de Baliem-vallei (op 3850 meter hoogte) en in het Jafi-gebied bij Hollandia aan de Humboldt-baai (nu Yos Sudarso geheten). De vindplaatsen in Indonesisch Papua behoren tot de rijkste regio’s met rotstekeningen in Indonesië.

Handel met specerijeneiland Ceram


De prehistorie is volgens de wetenschap de periode van ruim 2 miljoen jaar geleden tot zo'n 3000 voor Christus tot de eerste schriftelijke bronnen. Dan begint de ‘historie', als geschiedschrijving

mogelijk is. In Nederland eindigt de prehistorie bij de komst van  de Romeinen, op Nieuw-Guinea bij de komst van Indonesische handelaren. De allereerste ‘immigranten’ arriveerden in de Vogelkop ongeveer 4000 jaar geleden vanaf het eiland Ceram. Een interessante ontwikkeling hier zijn de Radja’s. Dit zijn de plaatselijke contactpersonen in het uiterste westen van Nieuw-Guinea, verantwoordelijk voor het handhaven van rechtvaardigheid en sociale harmonie. Zij vormen een blijvende herinnering aan de eeuwenlange handel die plaats-vond vanuit het Indonesische specerijeneiland Ceram, destijds Nusa Ina (moedereiland) genoemd. Volgens de overlevering ligt de geboorteplek van de mens, Nunu Saku, op Ceram. De handelslieden vestigden ‘sosolots’ (kleine versterkte handelsplaatsen) van waaruit een monopolie werd geplaatst op de lokale handel. Niemand anders mocht er handel drijven. Verschillende van deze handelsposten waren nog steeds in gebruik aan het begin van de twintigste eeuw. De sosolots maakten deel uit van een zeer omvangrijk handelsnetwerk, dat zich uitstrekte over heel Zuidoost-Azië en Melanesië.

Eerste rotsschilderingen gezien in 1678

De Nederlander Johannes Keyts ontdekte in 1678 rode schilderingen op de rotswanden van de kust van de Speelmansbaai (nu de Teluk Bitsyaru) bij het eiland Namatote. Keyts was opperkoopman bij de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC). Hij is in 1678 de eerste Europese bezoeker van dit gebied en plant in de Argunibaai (ten noorden van Kaimana) de Nederlandse vlag. Keyts noemde de huidige Teluk Bitsyaru de 'heer Quaalberghs Bay' naar de toenmalige Gouverneur van Banda. De ontdekking werd door de VOC om handelspolitieke redenen geheim gehouden. De handelaar Th. B. Leon trof twee eeuwen later, in 1878, op eilandjes op de zuidelijke oever van de MacCluer-golf (nu: Teluk Berau) in grote getale rode, witte en zwarte schilderingen aan. Deze kuststrook werd vanaf 1938 vele malen bezocht en grondig bestudeerd door de Duitse antropoloog dr. Josef Röder. Hij schreef in 1937 het eerste wetenschappelijke rapport over prehistorische schilderingen in Papua. De Bintuni  Baai (het verlengde van de Teluk Berau) is waarschijnlijk voor het eerst 'ontdekt' door de Europeanen in 1663, toen slavenopkoper Nicolaes Vinck van de VOC op de noordkust van het schiereiland Onin in de omgeving van FakFak landde. In 1791 ondernam de Britse Oost-Indische Compagnie onder leiding van John MacCluer een expeditie naar de zuidkust van Nieuw-Guinea. Hij zeilde langs de Vogelkop en verkende de Berau Golf aan de zuidkant van de Vogelkop. Het kustgebied rond   de Berau Golf was de streek      die Radja’s op Ceram hadden aangewezen voor hun handels-betrekkingen. De Bintuni Baai trok aan het einde van de 19e eeuw de aandacht van zendelingen, goud-zoekers en koloniale regeringen.

Gebruikte verf en aangebrachte tekens 

Ondanks dat de rotstekeningen eeuwen oud zijn en met verf uit natuurlijke materialen is gemaakt, zijn ze vaak nog duidelijk zichtbaar. De kleur op de schilderingen is veelal afkomstig van een plantaardige kleurstof/ pigment of ijzerhoudende leem/ aarde. De verf bij een rots-schildering kan op verschillende manieren zijn aangebracht: met de vingers in de rode leem gedoopt, met eenvoudige kwasten en soms werd de verf in de mond genomen en op de rotswand gespuwd. Ook werd het pigment wel eens in rieten pijpjes verzameld en op een vochtig oppervlak geblazen. Het aantal theorieën over de betekenis van rotsschilderingen voor de oorspronkelijke makers is talloos, en minstens even groot als het aantal onderzoekers dat zich ermee bezighoudt. Sommigen veronderstellen dat de reden tot het afbeelden van de dieren angst voor deze dieren is. Om deze angst te bezweren vroeg men aan

de beste tekenaar van het ter plekke levende Papua-volk een dier op een rots te tekenen met houtskool dan wel kleurstoffen. Anderen stellen dat het afbeelden van prooidieren deel uitmaakte van magische jachtrituelen. Naast afbeeldingen van dieren, werden er ook tekens aangebracht. Deze tekens kunnen nu worden onderverdeeld in vrouwelijke en mannelijke tekens. De zones rond de ingang van de grot zijn met mannelijke tekens gevuld, naar het midden van de grot toe worden ook vrouwelijke symbolen (en tevens vaak mannelijke) aangetroffen. Van een aantal prehistorische gesneden beeldjes, dat in grotten is gevonden, is bekend dat zij vrijwel dezelfde ouderdom hebben.

Vindplaats Misool al in 1887 bekend

Op Misool ligt de belangrijkste vindplaats bij het dorp Fàfanlàp aan de oostzijde van het eiland. Opmerkelijk is dat de plaats al in 1887 bij de etnograaf F.S.A. de Clercq bekend was. Want in het boek 'Ethnographische beschrijving van de West- en Noordkust van Nederlandsch-Nieuw-Guinea' van De Clercq en Schmeltz uit 1893 lezen we: Somswijlen worden schedels in doodengrotten bewaard, o.a. te Kafòpop, een plaats gelegen aan eene binnenzee, aan de oostkust van Misool, waar zoodanige grot, aan den wand versierd met afbeeldingen van handen, moet voorkomen en die daarom in de taal der vier Radja's  ‘warnaoe’, d.i. heilig, is en niet mag genaderd worden. Op de kalkrotsen bij het dorp Fàfanlàp zijn de tekeningen zowel aan de buitenkant als in de grot aangebracht. De grot loopt onder de waterspiegel door en de tekeningen konden slechts vanuit een prauw worden gefotografeerd.

De tekeningen buiten, hoog op de rotswand, waren niet meer erg duidelijk. Er waren verschillende handsilhouetten, met onder meer een vingermutilatie bij en ook twee tekeningen van concentrische cirkels, waartussen stippen, in rood/oranje en in geel. Ook in de ondiepe grot waren hand-sihouetten zichtbaar, alsmede vissen, dolfijnen, 'graat'-figuren, afbeeldingen van mensen in verschillende stijlen, rijen punten, enkele prauwen en abstracte figuren. Sommige tekeningen zijn nauwelijks  meer  zichtbaar,   door latere kalkafzettingen. Dat deze omgeving nog altijd heilig is, bewijst onder meer het feit, dat de bevolking bij het passeren van de rotswand pijlen op afschiet.
In 1958 zagen resident J. van Bodegom en controleur M. O. Woelders op het eiland Waigeo enige handsilhouetten en een aantal onduidelijke tekens op een gladde kalkrots, circa acht meter boven de zeespiegel. 'De plek lag aan het begin van de Aljosi-baai, op de zuidoever waarop ook het dorp Sèlpèle ligt, echter op ongeveer 20 minuten roeien daar vandaan', zo beschrijft de Nederlandse antropoloog en bestuursambtenaar K.W. Galis in Bijdragen tot de Taal-, Land- en Volkenkunde 120 van het KITLV in Leiden.

Rotstekeningen geleidelijk  bedreigd

Samen met de drang om te versieren, heeft de mens steeds de behoefte gehad om zich uit te drukken. Dat zoiets op rotswanden gebeurde was een vanzelf-sprekendheid, want dergelijke dragers waren er in overvloed. De afbeeldingen in grotten aan de westkant van Nieuw-Guinea ontstonden waarschijnlijk naar aanleiding van riten in verband met dood, jacht, vruchtbaarheid en het afweren van het boze. De vindplaatsen van rotstekeningen kunnen onder druk komen te staan door zaken als verwering, waterschade, het instorten van kliffen, graffiti en toerisme.

Elders in de wereld is door de publieke belangstelling voor grotten met schilderingen het microklimaat in de grot geleidelijk veranderd. De vochtigheid en temperatuur namen toe, evenals het kool-zuurgehalte. Ook schimmels hebben op sommige vindplaatsen de muren en plafonds van grotten aangetast. Verder kunnen klimatologische omstandigheden de prehistorische kunst-uitingen bedreigen. In Indonesisch Papua vallen de bedreigingen nog mee. Volgens het Archeologisch Onderzoek Centrum in Jayapura zijn er nog voldoende niet onderzochte sites.

(Stichting Papua Erfgoed)

______________________

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives