De geschiedenis van de Krontjong muziek

 

De geschiedenis van de Krontjong muziek

Door NICC Hans Vogelsang

 

Inleiding                                                                                                                           De gitaar werd in Oost Azië geïntroduceerd door de Portugese zeelieden, die aan het eind van de 15e eeuw de zeeroute naar de Oost vonden. Een van de Portugese gitaren is de Cavaquinho (letterlijke betekenis: “stukje hout”), een kleine gitaar. In Kaapverdië wordt deze nog veel bespeeld, vooral in de wat melancholieke en vooral ritmische muziekstijlen.

    

Het broertje van de cavaquinho, de van Madeira afkomstige Braquinha, kwam terecht op Hawaii, waar het zich ontwikkelde tot de huidige Ukelele. Een ander van Madeira afkomstig instrument, de Rajão, had vijf snaren en was vrijwel zeker de voorloper van de huidige Krontjonggitaar, die ook vijf snaren heeft.

Toegoe                                                                                                                         Vanuit hun uitvalsbasis in Malakka bevoeren de Portugezen de handelsroutes naar China, India en enkele eilanden van de Philipijnen en de Indonesische Archipel. Rond de verschillende Aziatische havensteden ontstonden Portugese nederzettingen. Na de val van Malakka en overwinning door de Hollanders, werden de Portugezen – voornamelijk Mestiços (Portugees-Aziatische Christenen), Mardijkers (vrijgelaten Afrikaanse, Indiase of andere Aziatische slaven van de Portugezen die zich tot het Christendom hadden bekeerd) en lokale bekeerden – overgebracht naar het toen pas gestichte Handelscentrum van de VOC in Batavia.

In 1611 had de VOC de koloniale macht veroverd en stelde een stuk land ter beschikking aan de Mardijkers als dank voor verleende diensten. Dit stuk land: Toegoe, lag ongeveer 12 kilometer ten noordoosten van Batavia. Toegoe ontwikkelde zich tot een bolwerk van de Portugese Mestiezen cultuur, waar een mengeling van Portugees, Indiaas en Maleis werd gesproken. De inwoners van Toegoe zongen waarschijnlijk verbasterde versies van in de 16e eeuw populaire Portugese volks- en straatliedjes en namen de Portugese manier van gitaarspelen over om hun Portugis-liedjes te begeleiden.

In de tweede helft van de 19e eeuw werden diezelfde liedjes nog steeds gezongen en werd er melding gemaakt van een vijfsnarige gitaar, de Krontjonggitaar. Ondanks de geïsoleerde positie van Toegoe gedurende de 18e en 19e eeuw, ontstonden er toch contacten met andere Kampongs rond Batavia, met name Depok, waar eveneens vrijgelaten Christelijke slaven woonden. De muziek van Toegoe werd met de speciale begeleiding van de Krontjonggitaar opgenomen in de muziek van de andere nederzettingen.

 

De structuur van de Portugese teksten (zogenaamde kwatrijnen) had een toepasselijke overeenkomst met de vierregelige Maleise Pantoens. De Maleise teksten verdreven van lieverlee de Portugese. De Nederlanders gebruikten eenvoudige Nederlandse teksten en de Euraziaten gebruikten beide of – zoals meestal –

allebei door elkaar. Een duidelijke weerspiegeling van hun gemengde afkomst.

 

Handelaren en Zeelieden van de havenstad Tandjong Priok (2 kilometer van Toegoe) waren waarschijnlijk verantwoordelijk voor de verdere verspreiding van de Krontjong muziek naar de andere havensteden op Java, zoals Semarang en Soerabaja.

Boeaja’s                                                                                                                            In Batavia zelf waren de Krontjongliederen en de vijfsnarige gitaar erg populair bij de soldaten van verschillende afkomst in de legerkampen in en rond de stad. Hoewel het Krontjong repertoire bestond uit liefdesliedjes, slaapliedjes, dansliedjes en liedjes over de natuur en andere onderwerpen, richtten de soldaten zich het meest op de Liefdesliedjes met geïmproviseerde teksten, bedoeld om prostituees en onschuldige meisjes te verleiden.

Buiten de legerbarakken werden de liederen verspreid door rondtrekkende “Minstreels” die van Kampong naar Kampong trokken. Deze muzikanten stonden bekend als Boeaja’s of Djago’s (letterlijke betekenis is: krokodillen en hanen). Beide woorden zijn aanduidingen voor vechtjassen of macho’s. Ze werden over het algemeen beschouwd als een bedreiging van de goede zeden, gezien hun bedenkelijke reputatie. De meesten waren van Indische afkomst, sommige anderen hadden  een

In 1611 had de VOC de koloniale macht veroverd en stelde een stuk land ter beschikking aan de Mardijkers als dank voor verleende diensten. Dit stuk land: Toegoe, lag ongeveer 12 kilometer ten noordoosten van Batavia. Toegoe ontwikkelde zich tot een bolwerk van de Portugese Mestiezen cultuur, waar een mengeling van Portugees, Indiaas en Maleis werd gesproken. De inwoners van Toegoe zongen waarschijnlijk verbasterde versies van in de 16e eeuw populaire Portugese volks- en straatliedjes en namen de Portugese manier van gitaarspelen over om hun Portugis-liedjes te begeleiden.

In de tweede helft van de 19e eeuw werden diezelfde liedjes nog steeds gezongen en werd er melding gemaakt van een vijfsnarige gitaar, de Krontjonggitaar. Ondanks de geïsoleerde positie van Toegoe gedurende de 18e en 19e eeuw, ontstonden er toch contacten met andere Kampongs rond Batavia, met name Depok, waar eveneens vrijgelaten Christelijke slaven woonden. De muziek van Toegoe werd met de speciale begeleiding van de Krontjonggitaar opgenomen in de muziek van de andere nederzettingen.

De structuur van de Portugese teksten (zogenaamde kwatrijnen) had een toepasselijke overeenkomst met de vierregelige Maleise Pantoens. De Maleise teksten verdreven van lieverlee de Portugese. De Nederlanders gebruikten eenvoudige Nederlandse teksten en de Euraziaten gebruikten beide of – zoals meestal –  allebei door elkaar. Een duidelijke weerspiegeling van hun gemengde afkomst.

Handelaren en Zeelieden van de havenstad Tandjong Priok (2 kilometer van Toegoe) waren waarschijnlijk verantwoordelijk voor de verdere verspreiding van de Krontjong muziek naar de andere havensteden op Java, zoals Semarang en Soerabaja.

Boeaja’s                                                                                                                            In Batavia zelf waren de Krontjongliederen en de vijfsnarige gitaar erg populair bij de soldaten van verschillende afkomst in de legerkampen in en rond de stad. Hoewel het Krontjong repertoire bestond uit liefdesliedjes, slaapliedjes, dansliedjes en liedjes over de natuur en andere onderwerpen, richtten de soldaten zich het meest op de Liefdesliedjes met geïmproviseerde teksten, bedoeld om prostituees en onschuldige meisjes te verleiden.

Buiten de legerbarakken werden de liederen verspreid door rondtrekkende “Minstreels” die van Kampong naar Kampong trokken. Deze muzikanten stonden bekend als Boeaja’s of Djago’s (letterlijke betekenis is: krokodillen en hanen). Beide woorden zijn aanduidingen voor vechtjassen of macho’s. Ze werden over het algemeen beschouwd als een bedreiging van de goede zeden, gezien hun bedenkelijke reputatie. De meesten waren van Indische afkomst, sommige anderen hadden  een Indiase, Maleise of Chinese achtergrond. In het begin van de 20e eeuw waren er groepen Boeaja’s (wat we nu gangs noemen), maar dan met Krontjonggitaren in plaats van “Ghetto-blasters” als uitrusting. Ze opereerden in vrijwel alle Kampongs; de beruchtste groep was in de Chinese wijk Glodok.

Krontjong muziek had vaak een slechte reputatie door de associatie met de Boeaja’s. Ondanks de slechte naam trok de muziek aan het eind van de 19e eeuw een steeds groter publiek aan. Vooral de wijk Kemajoran in Batavia kende een groot aantal Krontjong vertolkers. De populariteit van de Krontjong muziek maakte een ongekende groei door in het begin van de 20e eeuw en werd vooral onder de Indonesische bevolking zeer gewaardeerd. Bij de Indische Nederlanders kwam de Krontjong onder hetzelfde vuur te liggen als vrijwel alle andere typisch Indische uitingen. Alles wat Indisch of inheems was, werd een slechte naam toebedeeld. Het Indische leven moest zo Europees mogelijk worden en de grote instroom van vele Hollandse uitgezonden krachten (met daaronder vooral Hollandse vrouwen) moest daarvoor zorgdragen.

“Nette” Indische en Hollandse jongens behoorden niet naar Krontjong muziek te luisteren. Europese klassieke muziek werd “je-van-het”. En wie iets anders wilde dan klassieke muziek, die kon zich bezighouden met de Europese Jazz en iets minder westers: de Hawaiian muziek. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en de veerkracht van de Krontjong zorgde

ervoor dat de muziek de nieuwe stromingen in zich opnam met een wisselend resultaat. Zo ontstonden er nummers als de Krontjong Foxtrot en de Krontjong Cha Cha. De bekendste stroming die toen furore maakte, was de Krontjong Hawaiian, vooral door de toen onsterfelijke immens populaire Indische gitarist George de Fretes.

Alleen de Indische laag van de Indo-Europese bevolking bleef de Krontjong trouw, wat voor de “nette” mensen het vooroordeel over de Krontjong bevestigde. In Nederland, na de repatriëring, ontdeed de Krontjong muziek zich onder de Indische mensen langzaam van zijn “pauper-stigma”. In de ogen van de Hollanders werd de Krontjong muziek de soundtrack van de Indische heimwee naar Indië. Voor de Indische mensen was het meer: de vertolking van de Indische ziel, tijdloos en een thuis biedend aan een volk dat ontheemd is.

Grammofoonindustrie                                                                                                 Tot dan toe was de Krontjong straatmuziek en werd voor het plezier gespeeld en gezongen: thuis, in zaaltjes en op straat, waarbij men elkaar begeleidde op de vijfsnarige gitaar, fluit en viool. Eerst alleen in Batavia en omgeving, maar al spoedig verspreidde het zich over de rest van Java. Verdere popularisering en professionalisering van de Krontjong muziek werd sterk beïnvloed door de redelijk snelle opkomst van de grammofoonplatenindustrie. Meteen na de introductie van de grammofoon werd deze vinding ook in de koloniën een vertrouwd beeld.

In 1902 nam een vertegenwoordiger van de grammofoonmaatschappij Columbia in India enkele honderden Krontjongtitels op met lokale zangers en instrumentalisten. De eerste opnames werden in Europa geperst, maar al in 1907 werd in de Indiase stad Calcutta de eerste platenfabriek gebouwd om de Oost-Aziatische markt te bedienen. Daarmee kwam een zeer

omvangrijke afzetmarkt binnen bereik. Enkele jaren daarna maakten grote maatschappijen aks Lyraphon, Beka en Pathé opnames in de Oriënt en zorgden zij voor diverse lokale vertegenwoordigers in de Aziatische landen.

Van de platenmaatschappij Odeon zijn enkele van de vroegste opnames bekend. In die tijd was de Krontjong nog steeds eenvoudig met de vijfsnarige gitaar, de fluit en de viool als belangrijkste begeleiders. Soms werd daaraan de Rebana (lijsttrommel) toegevoegd. In de 20er jaren van de vorige eeuw breidden de bandjes zich uit tot kleine orkesten: piano, cello. klarinet, banjo, mandoline en andere instrumenten werden toegevoegd. De muziek evolueerde van eenvoudige volksmuziek tot een steedse (urban) versie en werd in toenemende mate door professionele muzikanten gespeeld. Deze ontwikkeling had deels te maken met de “concoursen”, waarbij orkesten met elkaar in competitie gingen.

Deze concoursen werden met een zekere regelmaar gehouden tijdens Pasar Malams, zoals de Pasar Gambir in Batavia en in amusementsparken. De concoursen namen vanaf 1910 toe in populariteit, waarbij de orkesten werden beoordeeld door een deskundige jury, die niet alleen op de muzikale kwaliteiten lette, maar ook de kostuums en de performance lieten meewegen in hun oordeel. Bij deze wedstrijden waren vaak oplettende scouts van de platenmaatschappijen

aanwezig, op jacht naar een nieuwe ster voor hun label.

Halverwege de jaren twintig hadden artiesten eigenlijk meer aanzien. Hun namen werden vermeld op de labels en de platenhoezen en ze traden op in cafés en nachtclubs en andere lokaliteiten in en rond Batavia. Tegen die tijd was de Krontjong muziek sterk veranderd. Het tempo was bijna gehalveerd en er werden veel meer ritmische patronen gespeeld. Vanaf het eind van de twintiger jaren was Krontjong de populairste muziek in Nederlands-Indië.

Komedie-Stamboel                                                                                                      Een andere belangrijke bijdrage in de verspreiding van de Krontjong muziek was de “Indische Opera”, de Komedie Stamboel.

 

Deze werd in 1891 in Soerabaja door André Mahieu (aan wie Stamboel liefhebber Tjalie Robinson zijn andere pseudoniem ontleende: Vincent Mahieu) met financiële hulp van de schatrijke Chinees Jap Goan Thay. Mahieu combineerde aspecten van westers en oosters theater onder de naam: Komedie Stamboel, omdat de meeste verhalen hun oorsprong hadden in Stamboel, de Maleise naam voor Constantinopel of Istanboel. De acteurs droegen dan ook de rode fez en de witte tulband van de Turken en Arabieren. Met zijn gezelschap bracht Mahieu toneelstukken, gebaseerd op de vertellingen uit 1001 Nacht, bewerkingen van stukken van Shakespeare, Europese sprookjes, Chinese vertellingen en verhalen uit Perzië.

 

Deze stukken werden gespeeld en gezongen in het Maleis, waarmee Mahieu een groot publiek bereikte. Ter afwisseling van de verschillende scènes werd er door een orkest gespeeld, waarbij Krontjong muziek de belangrijkste rol speelde in het repertoire. Met zijn gezelschap maakte Mahieu langdurige en zeer succesvolle tournees door Java. De Krontjong muziek werd hierdoor op grote schaap verspreid en populair gemaakt. 

 

 

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives