WEG UIT INDIË – Column/fragment 9

 

 

  Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp.

 

 

 

 

'Gré,' zei tante Aal, 'Hansje is hier.'
Ze wenkte hem dichterbij. Mams lag op haar rug, haar mond een klein beetje open. Het leek alsof ze sliep, maar toen hij haar hand pakte merkte hij dat ze er even in kneep.
'Dag mam,' zei Hans, 'ik kom afscheid nemen.'
Dat was het woord dat tante Aal gebruikt had. 'Hans, je moeder heeft naar je gevraagd, ze wil even afscheid nemen.'
'Moet ik dan weg?' vroeg hij verschrikt. Een paar maanden geleden had de Jap aangekondigd dat jongens van 11 jaar en ouder naar het oudemannetjeskamp moesten, een paar kilometer verderop. Want die oude mannen hadden verzorging nodig en dat moesten de oudere jongens doen.
'Nee, jochie. Het gaat slecht met je moeder, je weet dat malaria een erge ziekte is en soms gaan mensen eraan dood. Je moeder niet, hoor, maar ze wil voor alle zekerheid toch afscheid nemen. Dan hoeft ze niet meer bang te zijn dat ze dat niet gedaan heeft, als ze per ongeluk toch doodgaat. Begrijp je?'
Hans knikte, maar hij vond het een vreemd verhaal. Waarom afscheid nemen van mams als ze toch niet doodging? Maar grote mensen hadden soms vreemde wensen en hij ging braaf met tante Aal mee naar het ziekenzaaltje. Daar had hij al twee dagen niet mogen komen van de verpleegster.
'Je moeder ligt in een crisis, Hansje,' had ze gezegd, 'als de koorts weg is mag je haar weer zien.'
En nu zag hij haar en schrok.
De huid van haar gezicht was gelig geworden, haar wangen ingevallen, haar altijd vrolijke haar hing nu slap over het kussen. Ze had haar ogen dicht.
'Zeg maar: dag mam ik zal altijd aan je denken,' zei tante Aal. Ze veegde haar ogen af met de mouw van haar jurk.
'Mam, ik zal altijd aan je denken,' zei Hans braaf. Hij voelde haar hand de zijne weer knijpen en hoorde haar ademhaling versnellen. Er kwam een zacht geluid uit haar mond. 'Lieverd,' fluisterde ze. Hij zag twee tranen uit haar dichte ogen komen, ze rolden over haar wang en bleven liggen tegen haar neusvleugels. Tante Aal pakte een punt van het laken en veegde ze weg.
Ze bleven bij het bed staan, totdat de ademhaling van zijn moeder veranderde in een rustig ritme.
'Ze slaapt,' zei tante Aal, 'goddank, ze slaapt.'
Een uur later, ze waren terug in de barak, kwam de verpleegster langs. Ze sprak even met tante Aal en Hans zag dat die met haar hand over haar ogen veegde. Een ongerust gevoel bekroop hem.
'Hans, ik moet je iets vertellen,' zei tante Aal.
Maar hij wist al wat er komen ging.
'Jochie toch, jochie toch,' zei ze en trok hem naar zich toe. Zo, tegen haar aan gedrukt, hoorde hij wat hij niet wilde horen. 'Je moeder is in haar slaap overleden. Maar je bent niet alleen, ik heb haar beloofd dat ik voor je zal zorgen tot je vader het kan doen.'
Hans hield niet van huilen, dat was iets voor kleine kinderen. Maar hij kon het niet helpen. Hij zag zijn moeder weer voor zich, hoe ze lachte en hem door zijn haar woelde toen ze nog gezond was. Nog maar een paar weken geleden! En hij huilde tante Aals jurk nat.
Toen hij uitgehuild was en alleen nog af en toe nasnikte voelde hij het verdriet pas echt. Het zat in zijn buik, een zachte pijn die je alleen kon bedwingen als je je armen over elkaar deed en de ellebogen diep in je buik drukte. Elke keer als hij in de maanden daarna aan zijn moeder dacht, deed Hans dat. Armen over elkaar en dan de ellebogen zo hard mogelijk naar binnen buigen. Het hielp ook tegen de honger.


Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl

Wordt vervolgd!


Vorige columns klik hier 

 

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Opmerkingen

  • 119

  • WEG UIT INDIË – Column/fragment 8

     

     

     

    Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp.

     

     

     

     

    Hans was een keer bezig in het zand voor de galerij met een stokje een waringin te tekenen en kon die net uitvegen (het zand moest glad zijn) toen twee Japanse soldaten aan kwamen marcheren en de barakoudste naar buiten riepen. Het was mevrouw Assenderp, een kleine stevige vrouw. Ze boog diep voor de twee Japanners maar ging alweer rechtop staan voordat ze 'naoré' hadden gezegd, het commando voor 'overeind komen'. Hans zag een van de Japanners met zijn vinger tegen de neus van mevrouw Assenderp tikken en hoorde hem tegen haar zeggen: 'Kalau branie, boleh poekoel kembali.' >
    Hans kon dat verstaan, het betekende: 'Als je durft sla dan maar terug.'
    Onwillekeurig balde mevrouw Assenderp haar vuisten en hield die voor zich. De Jap gaf haar een tik tegen haar wang en een van haar vuisten schoot uit en kwam tegen zijn kin terecht. De Jap wankelde even maar gaf haar meteen een oplawaai terug. En mevrouw Assenderp's vuist ging weer naar zijn kin.
    Hans keek verbijsterd toe. Nog nooit had hij gezien dat een moeder zich verweerde tegen een Japanner. De tweede soldaat kwam tussenbeide, sprak mevrouw Assenderp bars toe en even later zag Hans ze naar de wacht lopen, mevrouw Assenderp voorop, de Japanner met zijn geweer in de aanslag achter haar aan.
    Het ging allemaal zo snel dat alleen Hans gezien had wat er gebeurd was. Hij vertelde het zijn moeder en toen die de kampoudste mevrouw Anema erbij haalde, vertelde hij het haar ook.
    En tot ieders verrassing kreeg mevrouw Anema de barakoudste los. Ze was wel geslagen maar ze was niet gedood of weggevoerd naar de gevangenis.
    'De Japanse commandant heeft toegegeven dat de soldaat haar uitdaagde,' legde mevrouw Anema uit aan de moeders van barak 4, nadat ze mevrouw Assenderp hadden verzorgd en op bed gelegd. 'Hij tikte haar tegen haar neus en riep "Kalau branie, boleh poekoel kembali."'
    En dat had mevrouw Assenderp dus gedaan. 'Hij kon niet ontkennen dat hij gezegd had dat het mocht,' lachte mevrouw Anema. 'En er zat dus niets anders op dan haar maar weer te laten gaan.'

    Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl

    Wordt vervolgd!

     

    Vorige columns klik hier 

     

  •  
     
    WEG UIT INDIË – Column/fragment 7
     

     

    Korte inhoud van het voorafgaande: Het is 1942, de Japanners hebben Nederlands-Indië veroverd en Hans en Sonja komen met hun moeders terecht in een interneringskamp.

     

     

     

    'Insteken, doorhalen, omslaan, af laten glijden,' herhaalde Hans bij zichzelf. Hij was zo dom geweest zijn moeder te vertellen dat hij zich verveelde in het kamp. Voor de meeste kinderspelletjes vonden Sonja en hij zich te oud worden, en door de honger waren ze ook te slap om te kunnen hollen. Het was veel stiller in het kamp geworden dan vroeger, de meeste kinderen lagen bijna de hele dag op bed.
    'Je kunt leren breien,' had zijn moeder gezegd.
    Sonja begon meteen te gniffelen. Breien was iets voor meiden, wist Hans en dat zei hij ook. Zijn moeder vond dat onzin: hoezo, iets voor meiden?
    Als jongens leerden koken en naaien en breien dan konden ze voor zichzelf zorgen en dan konden de meisjes eindelijk ook een leuke baan gaan zoeken in plaats van te zorgen voor hun mannen.
    'Ik heb je vader ook meteen geleerd voor zichzelf te zorgen,' zei ze, 'en hij zal er nu maar wat blij mee zijn. Waar hij ook is.'
    Over zijn vader sprak ze veel, en Hans moest ook zeker een keer per dag naar het fotootje kijken dat ze van hem meegenomen had. In de eerste jaren van het kamp nam ze Hans
    's avonds mee naar de galerij van de barak. Ze keken dan omhoog naar de maan.
    'Ik heb met pappie afgesproken dat ik met jou 's avonds naar de maan kijk. Hij doet dat ook en zo houden we contact.'
    Hans vond het een mooi idee, en als ze 's avonds naar de maan keken, had hij vaak ook even het gevoel dat zijn vader terugkeek door dat ronde brilletje dat hij altijd droeg, en naar hen glimlachte.
    'Een liedje,' stelde zijn moeder dan voor en begon:

    'Maantje tuurt, maantje gluurt,
    Al door de vensterruiten…

    Dan keek ze hem aan en met tegenzin zong hij mee. Gelukkig begreep ze ten slotte dat dit wel een heel kinderachtig liedje was en hoefde hij niet meer mee te zingen. 'Kon paps ook breien?' vroeg hij nu.
    'Dat nog net niet,' zei zijn moeder, 'en daar zal hij nu best spijt van hebben. Als je je eigen kleren kan breien en naaien ben je niet afhankelijk van anderen.'
    Ze haalde twee dunne stokjes en een bolletje draad en leerde Hans hoe hij moest breien: insteken, omslaan, doorhalen, af laten glijden. Al snel had hij het door en twee dagen later was het bolletje draad veranderd in een lapje stof. De witte draad was hier en daar een beetje grauw geworden, want Hans had een paar keer vergeten zijn handen te wassen voor hij begon te breien.
    Met enige trots keek hij naar het lapje. Het was te klein om er iets mee te kunnen doen, hij had meer draad nodig.
    'Ja, dat is er niet,' zei zijn moeder toen hij vroeg om nog een bolletje draad.
    'Maar ik weet er wel wat op,' vervolgde ze.
    Ze nam het lapje uit zijn handen en voordat hij begreep wat er gebeurde had ze het laatste stukje draad dat er nog uitstak gepakt en begon eraan te trekken. Het breisel liet makkelijk los, en terwijl ze trok rolde ze het draad op rond haar vinger. En in een mum van tijd was het lapje weg en hield ze hem weer het bolletje draad voor. 'Zie je? Nu kun je weer verder breien.'
    Hans was boos en verbaasd. Hoe kon zijn moeder zoiets nou doen?
    'Je wilde toch leren breien?' zei ze, 'nu heb je weer een bolletje draad. Ik kan je een nieuwe steek leren.'
    Maar voor Hans was de lol eraf.

    Meer weten over het boek Weg uit Indië? Kijk op www.hansvervoort.nl

    Wordt vervolgd!

     

    Vorige columns klik hier 

Dit antwoord is verwijderd.

Blog Topics by Tags

Monthly Archives