BNNVARA houdt vast aan suggestieve cijfers slachtoffers dekolonisatie Nieuw Oost-Indië - Hans Moll
AMSTERDAM (26 januari 2020) - Eind vorig jaar vertoonde BNNVARA een vierdelige documentatieserie, ‘Onze jongens op Java’. In die serie bevraagt journalist en historicus Coen Verbraak Indië-veteranen naar hun ervaringen in Nederlands-Indië tijdens de Politionele Acties (1946 tot 1949). Volgens het begeleidende persbericht stuurde Den Haag honderdtwintigduizend militairen, zowel dienstplichtigen als oorlogsvrijwilligers, naar de Oost ‘om de Indonesische nationalistische opstand neer te slaan’. Die strijd zal ‘ruim honderdduizend Indonesiërs en meer dan zesduizend Nederlandse militairen het leven kosten.’
Wat is hier verkeerd aan?
Volgens BNNVARA was het enige doel van de twee grootschalige militaire acties in Indië het rechtvaardige verzet tegen de Nederlandse overheersing te onderdrukken. Daarmee past deze serie naadloos in het heersende narratief dat er na ‘45 in Indië een breedgedragen volksopstand gaande was tegen het verderfelijke Nederlandse kolonialisme.
Maar wat behelst dat neutrale woord ‘opstand’. Wat ging vooraf aan de uitzending van de soldaten naar Indië? Tegen wie was die nationalistische opstand gericht? Wie waren de opstandelingen? Hoe manifesteerde de opstand zich? Liepen de opstandelingen met vlaggen rond? Zongen zij vrijheidsliederen? Weigerden zij belasting te betalen? Riepen zij: “Dutchies go home?“
Nee.
De opstand in Indië – voordat de Nederlandse troepen kwamen – was in het laatste kwartaal van 1945 begonnen met het op grote schaal vermoorden, verkrachten en martelen van (Indische) Nederlanders, Chinezen en Ambonezen; mannen, vrouwen en kinderen. De daders waren groepen jonge Indonesiërs, jarenlang door de Japanners opgehitst tegen Amerika, Engeland en Nederland. Zij waren militair gedrild en geoefend in het hanteren van primitieve wapens zoals bamboesperen en bewapend met kapmessen.
In het kielzog van de door Soekarno gesteunde oproep tot opstand (‘Bersiap’), grepen ook groepen criminelen hun kans om op grote schaal te moorden en te plunderen (‘rampok’). Tegelijkertijd begon een sociale strijd tegen de inheemse adel die door de Hollanders in het zadel was gehouden, en een etnische strijd tegen traditioneel Nederlandsgezinde, christelijke inheemse groepen én een etnisch-economische strijd tegen de Chinese middenklasse.
Naast de strijd van nationalisten, communisten, jihadisten en separatisten kwam een ongeremde jacht op gang op echt en vermeend Nederlandsgezinde Indonesiërs.
Het simpele begrip ‘vrijheidsstrijd’ verdoezelt deze veelheid van, vaak ook onderling vechtende, strijdgroepen en de gruwelijke chaos waarin de ‘vrijheidsstrijders’ Indië dompelden. Een chaos waaraan de Nederlandse regering in Den Haag met behulp van Nederlandse militairen een eind probeerde te maken.
Wanneer BNNVARA zegt dat ‘de strijd’ honderdduizend Indonesiërs het leven heeft gekost, laat zij de vraag achterwege door wie die Indonesiërs zijn gedood. Zijn het alleen de Nederlandse militairen die Indonesische ‘vrijheidsstrijders’ en burgers hebben gedood? Of hebben misschien ook Indonesische militairen, nationalistische jongeren en criminelen zich schuldig gemaakt aan het doden van Indonesische burgers?
BNNVARA noemt wel de zesduizend gesneuvelde Nederlandse militairen en honderdduizend Indonesische slachtoffers, maar niet de duizenden (Indische) Nederlanders, Ambonezen, Menadonezen en Chinezen die zijn vermoord door nationalistische jongeren en criminele bendes.
BNNVARA doet het voorkomen alsof het de Nederlandse militairen op Java uitsluitend te doen was een alleszins begrijpelijke opstand tegen het kolonialisme de kop in te drukken. De omroep maakt hiermee van alle Nederlanders, militairen en politici, daders en van alle Indonesiërs slachtoffers van de Nederlanders.
Journalistiek doet mij vaak denken aan de drie aapjes: wegkijken, je doof houden en verzwijgen. Bij de serie Onze jongens op Java heb ik dat ook.
Wegkijken van de wandaden van de Indonesische ‘vrijheidsstrijders’, je doof houden voor de roep om volledigheid van informatie en het verzwijgen van het leed van de (Indische) Nederlanders in Indië. En denk maar niet dat BNNVARA ooit zal erkennen dat zij bewust deze vertekende weergave van de werkelijkheid voor het voetlicht heeft gebracht.
Opmerkingen