10897337693?profile=originalElke Indo draagt geschiedenis mee

Geen beter voorbeeld van inburgering dan die van de Indische Nederlanders. Toch verwachten zorgprofessionals Peter Bouman en Wouter Muller dat de behoefte aan welzijns- of maatschappelijk werk voor deze groep de komende jaren zal toenemen.
Elke Indo draagt geschiedenis mee

De Indische Nederlanders zijn de grootste immigrantengroep die zich ooit in Nederland heeft gevestigd. Zij pasten zich na hun massale komst tussen 1945 en 1965 goed aan en lijken te zijn opgegaan in de Nederlandse samenleving. Het onlangs verschenen boek  ‘Indisch is een gevoel’  van socioloog Marlene de Vries van de Universiteit van Amsterdam bevestigt dat beeld. In het boek vertellen kinderen en kleinkinderen van Indische immigranten, de tweede en derde generatie, over wat ze van huis uit aan Indische bagage hebben meegekregen en wat Indisch-zijn voor hen betekent. Uit het onderzoek blijkt dat de tweede generatie weliswaar haar draai moest vinden in Nederland, maar uiteindelijk haar plaats vond. Voor de derde generatie is het Indisch-zijn veelal niets meer dan een gevoel, dat op een dag ophoudt te bestaan.

Bijl onder bed
All’s well that ends well? Het blijft de vraag hoe geruisloos het proces voor de Indische gemeenschap verliep dat tegenwoordig wordt aangeduid als inburgering. En waarom er nog steeds behoefte is aan specifieke zorg en hulpverlening onder deze schijnbaar geassimileerde groep. Twee zorgprofessionals, Indisch, van de tweede generatie, geven hun visie. 

Peter Bouman (1953) is rapporteur bij Pelita, de stichting die zich van oudsher bezighoudt met maatschappelijk werk binnen de Indische gemeenschap. ‘Mijn werk houdt in dat ik levensverhalen opstel in verband met bepaalde voorzieningen in het kader van wetten als de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers (Wuv) en de Wet uitkering burger-oorlogsslachtoffers (Wubo). Tot 1995 kon ook de tweede generatie toekenning krijgen. Dat was vijftig jaar na de oorlog. De overheid ging ervan uit dat iedereen wel een aanvraag had ingediend. Ondertussen was men wel even vergeten dat de oorlog in Indië, inclusief de Bersiap (het machtsvacuüm waarin bendes rovend en moordend door vooral Java trokken, HK) en daarna de politionele acties tot 1950 heeft geduurd.’

‘Maatschappelijk hebben Indische mensen zich heel goed aangepast. Maar thuis werd de stress ontladen. Dat kwam bijvoorbeeld tot uiting in driftbuien. In ieder gezin hadden de kinderen wel door dat vader of moeder ergens mee zat, maar niet precies waarmee. Ik werk zo’n negentien jaar bij Pelita. En nog steeds ben ik degene die op bezoek bij een oudere voor de allereerste keer het oorlogsverhaal hoor. De partner en kinderen weten daar totaal niets van. Ze snappen niet waarom vader of moeder zo overspannen raakt, in paniek of zo verdrietig is. Het hangt samen met de oorlog. Het gevaar kwam van alle kanten, er werden mensen, bekenden, afgeslacht. De angst van die tijd is nog steeds merkbaar bij mijn cliënten. Ik vraag altijd aan het eind van een gesprek, “wat heeft u onder uw bed liggen?” Mijn nu 83-jarige vader had altijd een bijl onder zijn bed liggen. Dat is inmiddels een grote dolk geworden.’

Aardappelen schillen
Wouter Muller (1947) was in 1974 de eerste opbouwwerker in Twente. Tegenwoordig werkt hij bij Scala, een algemene welzijnsorganisatie in Hengelo. Muller is ook een populair musicus in Indische kringen. Hij dichtte de regels:

Ze hadden zoveel te vertellen
maar werden nauwelijks gehoord
de mensen van de eerste generatie 
En ze hebben toen hun verhalen
maar in stilte gesmoord
Dus wie weet daarom nog iets
van hun frustratie
van hun woede, van hun pijn
om hier een vreemdeling te zijn
zonder aanzien, zonder recht
Er is nog zoveel
nog zoveel niet gezegd

Muller licht toe: ‘Verreweg de meeste Indische Nederlanders van de eerste generatie zijn erg teleurgesteld over hoe zij werden ontvangen en bejegend. Ze voelden zo goed dat zij hier niet welkom waren. En zij vonden het een enorme belediging dat de Nederlanders vrijwel niets wisten van hen of wat er in Indië was gebeurd. Het beetje maatschappelijk werk dat er was, ging volgens het regime van aanpassen, aanpassen, aanpassen. Het bekendste voorbeeld is dat ze hier door maatschappelijk werkers werd geleerd om aardappelen te schillen. Alsof er in Indië geen aardappelen werden gegeten.’

‘Neem mijn vader en ooms. Door heel hard werken hadden zij in Indië redelijke posities bereikt in de burgermaatschappij, bij de overheid of in het leger. Zij waren alles al kwijtgeraakt, en nu werd ook nog eens hun staat van dienst van tafel geveegd. Een oom van mij was bedrijfsleider bij de Shell op Sumatra, met 120 man onder zich. Hij werd dankzij een goed woordje assistent-portier bij Shell in Den Haag, in zo’n hokje bij de poort. Dat is exemplarisch voor wat de eerste generatie is overkomen. Drijfveer was: we houden elkaar vast en zorgen voor een goede toekomst voor onze kinderen, zonder ze te belasten met ons verdriet om Indië en de oorlog.’

‘De invloed van de erfenis van de oorlog en de naoorlogse periode lijkt bij de meeste ondervraagden niet heel groot te zijn geweest, althans niet in de zin dat er trauma’s op hen zijn overgedragen of dat zij in hun jeugd ernstig onder deze erfenis hebben geleden.’ (uit: ‘Indisch is een gevoel’)

Peter Bouman: ‘Dat bestrijd ik, er is enorm veel aan de hand. Wanneer de kinderen gaan studeren of het huis uitgaan en de ouders in hun allerlaatste levensfase zitten, zullen de leden van de tweede generatie opeens wél met hun Indische achtergrond worden geconfronteerd. Ze zullen zich realiseren dat de emotionele band met hun ouders niet ideaal was. Je hebt de INOG (Indische NaOorlogse Generatie) als bekendste organisatie die mensen met tweedegeneratieproblematiek behandelt. Sinai Ambulant en anderen bieden gespreksgroepen voor Indische Nederlanders. Die instanties zijn er niet voor niets. Ik organiseer voor Pelita maandelijkse ontmoetingsmiddagen in het land onder de naam “Masoek sadja” (kom gewoon binnen). De belangstelling blijft enorm groot. Onder eerste, en nu ook tweede en derde generatie indo’s.’

Een drama
Wouter Muller wilde ooit een boek schrijven met de titel In elke Indo schuilt een drama. ‘Heel veel mensen van de tweede generatie zijn in een spagaat terechtgekomen. Hoe kun je trots zijn op wat je ouders voor je hebben gedaan en ze tegelijkertijd verwijten dat ze hun leed voor jou hebben verzwegen en niet met jou gedeeld? De reactie op dat stilzwijgen was er een van compassie. Je respecteerde hun houding. Niet omdat je wist wat er aan de hand was, maar omdat het je ouders waren. Een groot deel van mijn liederenrepertoire is gebaseerd op hoe je omgaat met dat zwijgen. Ik krijg daar enorm veel reacties op, heb ordners vol brieven. De mensen vertellen dat ze in therapie zijn, bij Centrum ’45 bijvoorbeeld. Men zoekt de weg via yoga, religie, lotgenotenverenigingen, enzovoorts.’
‘Ik verwacht dat bij de tweede generatie die ouder wordt, psychische en ook relatieproblemen zullen toenemen. Er broeit, borrelt wat. Dat is nog niet in kaart gebracht. Een organisatie als Pelita zou daarin kunnen helpen met bijeenkomsten, zoals die van INOG. Er zou een informatieve website kunnen worden opgezet, en eens per jaar een belangwekkende conferentie.’

‘Bij de derde generatie zal het Indische in hen over het algemeen niet tot problemen leiden. Met plezier zie ik dat veel derdegeneratiekinderen zich voelen aangetrokken tot de multiculturele setting. In Enschede is Nasi Idjo (ongepelde rijst) opgericht, door derde generatie Indo’s. Op hun feesten en bijeenkomsten zie je alle kleuren door elkaar. Zij putten uit meer dan één culturele bron.’
‘Maar schrijf de eerste generatie, de 70-plussers nog niet af. Ik zie een immense behoefte onder hen aan eigen voorzieningen, een Indische omgeving. Extramuraal zijn er al een aantal Indische dagopvangvoorzieningen tot stand gebracht met AWBZ-geld. Ik hoop dat dit zich verder ontwikkelt, maar ik vrees dat de aangekondigde bezuinigingen funest zullen zijn. Lokaal en landelijk zouden zorg- en welzijnsinstellingen moeten nadenken over de zorgbehoeften van Indische mensen, ook die nu in het buitenland wonen. Qua beleid zou er een extra inspanning moeten worden gedaan door kenniscentra, bijvoorbeeld Movisie, om zich extra op de eerste generatie te richten.’

Marlene de Vries. ‘Indisch is een gevoel’. De tweede en derde generatie Indische Nederlanders. Amsterdam University Press, 39,50 euro.

Lees verder in het dubbele Zorg + Welzijn zomermagazine nummer 7/8, juli/augustus 2009

Bron: Foto: Herman Keppy

Herman Keppy

ICM 7,11,16

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Opmerkingen

Dit antwoord is verwijderd.

Blog Topics by Tags

Monthly Archives