10897314100?profile=original
Toelichting op het akkoord over Backpay  

 

Algeme

De Nederlandse regering heeft blijkens de brief van de staats-secretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 3 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 20 454, nr. 115) erkend dat regelingen met betrekking tot de achterstallige salarissen van militairen en ambtenaren in dienst van Nederlands-Indië, de zogenaamde backpay,  en de regelingen met betrekking tot de geleden oorlogsschade te lang op zich hebben laten wachten.

en

In de voornoemde brief heeft de regering geconstateerd dat een integrale oplossing voor de Indische kwestie, die zowel door het kabinet als door het Indisch Platform kon worden geaccepteerd en voluit kon en zou worden verdedigd naar zijn gehele achter-ban, vooralsnog, niet mogelijk bleek. Voorts heeft de regering in genoemde brief meegedeeld, dat het Indisch Platform akkoord gaat om het punt van de backpay op korte termijn gezamenlijk tot een definitieve oplossing te brengen, waarmee dit dossier kan worden gesloten. Dit ook vanuit het besef dat de zeer hoge leeftijd van de doelgroep vraagt om een snelle en passende afronding – 70 jaar na de capitulatie van Japan.

De regering heeft in overleg met het Indisch Platform als backpay gekozen voor een nettobedrag van 25.000 euro, op welk bedrag geen inhouding zal plaatsvinden, zijnde een eenmalige, finale morele genoegdoening.

Voor de uitbetaling van een uitkering als werkelijke genoeg-doening in het kader van de backpay, is  de onderhavige regeling in overleg met het Indisch Platform opgesteld. Overeenkomstig de toezegging in de brief van 3 november, wordt in de regeling maximaal aangesloten op reeds beschikbare informatie over rechthebbenden, zodat deze zo min mogelijk worden belast en de uitvoering snel ter hand kan worden genomen.

 

Om mogelijk te maken dat er op de backpay-uitkering geen inhouding zal plaatsvinden, zijn de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011 van de Minister van Financiën en de Uitvoerings-regeling Algemene wet inkomens-afhankelijke regelingen van de Staatssecretaris van Financiën aangepast.

Per 1 januari 2010 is de systematiek van Vaste Verander-momenten (VVM) uitgebreid naar ministeriële regelingen (brief van de Minister van Justitie en de Staatssecretarissen van

 Economische Zaken, Financiën en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 11 december 2009, Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Voor de onderhavige regeling is afgezien van de in het kader van de VVM geldende vaste inwerking-tredingsdata en minimale invoeringstermijn.

 

Gelet op de strekking van deze regeling, te weten een op morele gronden gebaseerde finale financiële genoegdoening aan hen die als ambtenaar of militair tijdens de Japanse bezetting van Nederlands-Indië geen dan wel niet volledig salaris hebben ontvangen, en de zeer hoge leeftijd van de doelgroep. De doelgroep is gebaat bij een spoedige inwerkingtreding. Deze regeling valt dan ook te brengen onder de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond “privaat nadeel van vertraging van invoering.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 2

Dit artikel geeft de minister de bevoegdheid om backpay toe te kennen.

 

Artikel 3

In dit artikel wordt afgebakend wie als rechthebbende in het

 kader van de regeling wordt gezien. In het verleden zijn reeds verschillende (wettelijke) regelingen getroffen voor compensatie met betrekking tot Nederlands-Indië. Te denken valt aan de Uitkeringswet Indische Geïnterneerden en Het Gebaar.

Beide regelingen kenden een brede doelgroep (burgers en krijgsgevangenen).

Onderhavige regeling ziet op een beperkte doelgroep, te weten personen die als ambtenaar of militair ten tijde van de Japanse bezetting in dienst waren van het Nederlands-Indische Gouvernement. Dit omvat tevens dienstplichtigen die hadden moeten worden betaald.  Voorts geldt dat men gedurende de Japanse bezetting in de periode van 8 maart 1942 tot 15 augustus 1945 geen dan wel niet volledig salaris uitbetaald gekregen heeft.

 

Artikel 4

Dit artikel bepaalt in de eerste plaats dat degene die voor een uitkering in aanmerking wil komen op 15 augustus 2015 in leven moet zijn, exact 70 jaar na het einde van de Tweede Wereld-oorlog. In artikel 4, onderdelen b en c worden twee categorieën, die formeel onder de omschrijving van artikel 3 vallen, uitgesloten. Zij vallen niet onder de doelgroep, voor wie de uitkeringen bestemd zijn. Het betreft hier in de eerste plaats degenen, die, blijkens een rechterlijk vonnis, zijn veroordeeld voor collaboratie met de Japanse bezetter. Daarnaast worden van een uitkering uitgesloten degenen die gedurende (een deel van) de bezetting de Japanse nationaliteit bezaten.

 

In het tweede lid is geregeld dat voor belanghebbenden die op of na 15 augustus 2015 zijn overleden hun erfgenamen in de plaats treden.

 

Artikel 5

De doelgroep van onderhavig reglement betreft personen die in de periode maart 1942-augustus 1945 oud genoeg waren om als ambtenaar of militair in dienst  te zijn van het Nederlands-Indisch gouvernement. Inmiddels zijn deze personen op zeer hoge leeftijd. Om aan hen, van wie duidelijk kan worden vastgesteld dat zij voldoen aan de criteria van de artikelen 3 en 4 en waarvan het adres bekend is, zo snel mogelijk een uitkering toe te kennen, is er voor gekozen om ambtshalve te kunnen uitkeren.

 

Hiermee wordt een aanvraag-procedure voorkomen en wordt tijd bespaard. De uitvoerings-organisatie zal hiertoe ter verificatie onderzoek doen in  de voor deze regeling relevante bronnen die berusten bij het Nationaal Archief, de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP), de afdeling V&O van de Sociale Verzekerings-bank en het Nederlandse Rode Kruis, waaronder het 'Gebaar' , de stamboeken en overige bronnen met vermeldingen van dienst-betrekkingen.

 

 

Op basis van de beschikbare gegevens zal worden vastgesteld of er voldoende aannemelijk is gemaakt dat er sprake was van een dienstverband en tevens de overige benoemde onderdelen in artikelen 3 en 4.

 

Artikel 6

Naast de groep waarop artikel 5 ziet, is niet uit te sluiten dat er bij het bronnenonderzoek als genoemd in artikel 5 wordt gestuit op personen van wie weliswaar aanwijzingen zijn dat zij rechthebbende zijn, maar van wie niet met zekerheid kan worden vastgesteld dat dit het geval is. Deze personen worden via een bevestigingsbrief geïnformeerd dat zij mogelijkerwijs in aanmerking komen voor een uitkering. Daartoe worden zij in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te overleggen. In de bevestigingsbrief staat vermeld welke gegevens dit betreft.

 

Artikel  7

Het is mogelijk dat er rechthebbenden zijn die niet behoren tot de categorieën uit artikelen 5 en 6. Dit kan personen betreffen die niet voorkomen in de onderzochte bronnen, bijvoorbeeld omdat zij zich nooit in Nederland hebben gevestigd, of omdat er geen adresgegevens bekend zijn van deze personen. Om deze rechthebbenden niet uit te sluiten van een uitkering, wordt aan hen op grond van artikel 7 de mogelijkheid geboden een aanvraag te doen door middel van een aanvraagformulier. Daarbij dient de aanvrager gegevens te overleggen waarnaar in het aanvraagformulier wordt gevraagd.

 

Artikel 8 

Dit artikel bevat een hardheidsclausule voor bijzondere gevallen waarin toepassing van de regeling in ernstige mate onbillijk zou werken. Het gaat om gevallen waarbij de individuele omstandigheden van de betrokkene nopen tot afwijking van hetgeen in de regeling is bepaald. In dergelijke gevallen zal zorgvuldig moeten worden beoordeeld of er aanleiding is tot toepassing van de hardheidsclausule. Daarbij kan nader advies worden gevraagd aan derden, zoals het Indisch Platform.

Besluiten tot toekenning van de backpay die met toepassing van de hardheidsclausule  tot stand zijn gekomen, zullen door de uitvoeringsorganisatie ter kennisneming aan de minister worden toegezonden.

Artikel 9

Dit artikel ziet op aanvragen zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7. Artikel 9 bevat een aantal verplichtingen inzake informatieverstrekking en medewerking, alsmede het verlenen van toestemming tot onderzoek naar persoonlijke gegevens in het kader van het beoordelen van de aanvraag.

 

Artikel 10

De minister beoordeelt de aanvraag op basis van de informatie van de aanvrager en eventueel reeds aanwezige informatie bij de uitvoeringsorganisatie, en neemt binnen een termijn van dertien weken een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing.

 

Artikel 11

Dit artikel biedt de mogelijkheid om een besluit tot toekenning van backpay in te trekken, indien de uitkering ten onrechte is toegekend als gevolg van onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de aanvrager. Dit kan het geval zijn indien na toekenning van backpay feiten of omstandigheden bekend worden die, indien deze voorafgaand aan de toekenning bekend waren geweest, aanleiding zouden zijn geweest geen backpay toe te kennen.

Indien een besluit tot toekenning wordt ingetrokken, is sprake van onverschuldigde betaling. De reeds uitgekeerde backpay zal worden teruggevorderd. Terugbetaling dient te geschieden binnen 12 maanden na intrekking van het besluit tot toekenning.

Artikel 12

Indien zich situaties voordoen waarin de regeling niet voorziet, is de minister  bevoegd hierover te beslissen.

 

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Drs. M.J. van 

E-mail me wanneer mensen hun opmerkingen achterlaten –

U moet lid zijn van ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025 om opmerkingen toe te voegen!

Doe mee ICM - abonnement 8 euro per maand periode 2024 - 2025

Blog Topics by Tags

Monthly Archives