Men behoeft er geen Indonesische bronnen op na te slaan. De Nederlandse ‘Preangerbode’ in Bandoeng schreef 25 juli 1953 een hoofdartikel van de hand van Jan Verhoek, waarin namens de Nederlandse gemeenschap in Indonesie beklag werd gedaan over ‘hoe bedroevend slecht de regering in Den Haag thuis was in de geest van de elementaire regels van diplomatie’.
‘Laat de Nederlander in Indonesie, die wellicht iets meer van het oosten weet dan gij, minister Luns, u uit de droom helpen: het was weinig hoffelijk, wat ge - geheel opzettelijk - deed. Wilt u komen praten over affaires, die Nederland en Indonesie na aan het hart liggen, reis dan niet via Hollandia en Canberra. Kom er eens apart voor over. Dan zult gij niet alleen hoffelijkheid en vriendelijkheid op uw weg vinden, maar wellicht ook een Indonesische ambtgenoot, die wat tijd voor u vrij maakt’.
Moekarto, later ambassadeur in Washington, heeft mij verzekerd, dat hij in 1953 slechts weinig tijd had om met minister Luns in Djakarta te spreken, niet zo zeer omdat het kabinet in Indonesie op dat moment demissionair was, maar omdat men duidelijk van een misnoegen over Luns' diplomatieke ontact wilde doen blijken. Luns zijn reputatie in Indonesie werd in 1953 als ‘Botte bijl’ (zoals het hoofdartikel in de Preangerbode ook luidde) permanent gevestigd.
Commentator M. van Blankenstein (Het Parool), met wie ik die jaren van Nieuw Guinea strijd, ook in Rijkens verband, nauw heb samengewerkt, had de besprekingen van Genève als journalist bijgewoond. ‘Nadat Luns zijn stoel driftig achteruit had geschoven en uitriep, dat verder praten geen zin meer had, terwijl hij bovendien zonder te groeten de conferentiekamer verliet, toen moest men alle hoop opgeven’, aldus Blankenstein. ‘Men zegt niet tegen een Indonesier dat verder overleg geen zin meer heeft. Het is juist een tekenend karakteristiek van de Indonesier, dat hij met praten niet ophoudt en blijft overleggen bij het oplossen van conflicten’.
In een gesprek met een andere collega, Theo Droogh, van Elseviers Weekblad, zette minister Leimena zijn reactie op het mislukken van Genève treffend uiteen.
‘Men denkt zo gauw’, aldus deze Indonesische onderhandelaar, ‘dat het hier slechts om de verhouding Nederland - Indonesie ging. Men moet dit alles echter bezien vanuit het raamwerk der verhoudingen tussen het westen en het opkomende Azie.
Opmerkingen
94