Bandoeng
Op 6 september 1912 wordt in een leegstaande woning aan de aloen aloen, het centrale plein van Bandoeng, een vergadering van de Indische Partij gehouden. Vantevoren is geen toestemming voor de bijeenkomst gevraagd. Onder de aanwezigen zijn een assistent-resident en een controleur van politie, beiden niet in functie.
Nog geen twee weken later begint de voorzitter van de Indische Partij, de charismatische Ernest François Eugene Douwes Dekker (bijnaam D.D.), een achterneef van Eduard Douwes Dekker (bekend onder zijn schrijversnaam Multatuli), een spectaculaire propagandatocht door Midden- en Oost-Java. De propagandabijeenkomsten worden bijgewoond door vertegenwoordigers van verschillende groeperingen zoals Boedi Oetomo (“het schone streven”, Javaans), Sarekat Islam (een islamitische groepering) en Insulinde(belangengroep van Indo-Europeanen).
In verschillende plaatsen wordt de afvaardiging van de Indische Partij binnengehaald met muziek. In alle plaatsen die aangedaan worden, ontstaan afdelingen met ledentallen die oplopen tot boven de 300. Op 24 september arriveert de club van “DD” in Bandoeng, waar het hoofdbestuur zetelt. In een uitvoerig telegram aan de Koningin brengt de Indische Partij, “welke ten doel heeft uwe koloniale onderdanen alle rechten te verschaffen, waarop zij aanspraak kunnen doen gelden, in opdracht van eenige duizenden leden,” verslag uit van de reis over Java.
De partij roept op tot uitbreiding van instellingen voor lager, middelbaar en hoger onderwijs, verbroedering van in Nederlands-Indië geboren Europeanen en andere bevolkingsgroepen, en bestrijding van de achterstelling van de autochtone bevolking, destijds "inlanders" genoemd. “De deputatie smeekt Uwe Majesteit met grooten aandrang haar machtigen invloed te willen aanwenden, opdat de luister de Hollandsche Idee niet verduisterd worden ten gevolge van de onpolitieke handhaving van het egoïstische moederlandsche standpunt."
Reïncarnatie van Mohammed
In oktober volgt een tweede tournee met onder andere een propaganda-demonstratie in Semarang. Het muziekkorps van Kendal, een plaats in de nabijheid van Semarang, voert een speciale partijmars uit, gecomponeerd door het partijlid van Barthold. Eén van de Javaanse kranten schrijft over het bezoek aan Semarang: “het leek wel alsof een vorst zijn intocht deed, geëscorteerd door zijn lijfwacht en toegejuicht door de menigte”.
Bij terugkeer in Bandoeng wordt voorzitter Douwes Dekker als een held ontvangen door een grote menigte. “De geestdrift was zoo machtig, dat D.D. op eenige sterke schouders werd naar buiten gedragen, waar een groote fakkeloptocht zich in beweging zette als escorte naar de woning van den leider.” In “De Expres” verschijnt een verslag waarin D.D. schrijft dat sommigen hem zien als een reïncarnatie van Mohammed. Deze uitspraak wordt met regelmaat herhaald maar ook bespot.
Abraham Kuyper
De Indische regering kijkt met argwaan naar de opkomst van de Indische Partij, waarvan inmiddels ook leden van organisaties als Boedi Oetomodaadwerkelijk lid zijn geworden. Zo is de Javaanse arts Tjipto Mangoenkoesoemo in december 1912 benoemd tot lid van het hoofdbestuur van de Indische Partij en is ook de journalist Soewardi Soerjaningrat toegetreden en redacteur van het door Douwes Dekker opgerichte dagblad “De Expres” geworden.
Gouverneur-Generaal A.W.F. Idenburg besluit in maart 1913 geen goedkeuring te verlenen aan de statuten van de Indische Partij wegens strijdigheid met artikel 111 van het “Indisch regeringsreglement”. In dit artikel is het verbod geregeld op "organisaties met staatkundige doelstellingen of organisaties die de openbare orde bedreigen".
Twee weken later dient de Indische Partij gewijzigde statuten in die niet langer strijdig zijn met artikel 111. Toch onthoudt de landvoogd opnieuw de gevraagde goedkeuring, dit maal met het argument dat de statuten misschien wel naar de létter zijn gewijzigd, maar niet naar de géést.
Zonder goedgekeurde statuten, is de Indische Partij een illegale organisatie. Het hoofdbestuur vraagt audiëntie aan bij landvoogd Idenburg, die nadrukkelijk alleen particulier wordt verleend. De landvoogd opent de bijeenkomst met de mededeling dat alleen tegemoetgekomen is aan de formele bezwaren van de Indische regering. De landvoogd citeert Douwes Dekker zelf, die op de formele oprichtingsvergadering verklaard zou hebben dat de Indische Partij “pseudo-statuten zou indienen als er van de kant van de Indische regering bezwaren zouden bestaan tegen de statuten”. De landvoogd vervolgt: “Het is niet tegen uw persoon waartegen de Regering strijdt. Het is tegen uw geest. Zolang de Indische Partij bezield is door uw geest zal zij de regering noodzaken haar den voet dwars te zetten.”
Er ontstaat een vinnige woordenwisseling over de begrippen anti-Nederlands en anti-moederlands. Douwes Dekker noemt zich niet anti-Nederlands, maar wel anti-moederlands. Idenburg verwerpt dat verschil. “Er is hier geen ander gezag dan het Nederlandse.”
De landvoogd twijfelt of hij niet harder had moeten zijn en raadpleegt zijn vriend Abraham Kuyper, de oprichter en leider van de Anti-Revolutionaire Partij. Hij schrijft hem: “Voor het oogenblik doe ik nog niet vervolgen allen die lid zijn van de partij. Maar wel denk ik de leden van het Hoofdbestuur te gaan vervolgen als het niet bijdraait”. Kuyper pleit in zijn partijkrant De Standaard voor krachtig optreden tegen de Indische Partij, en verzucht tegen Idenburg dat men de moed moet hebben om zo’n bedenkelijk element te verwijderen. Hij raadt Idenburg aan om zo min mogelijk notie te nemen van Douwes Dekker, maar hem intussen wel te laten schaduwen door een detective.
koekenbakkers
De Indische Partij mag dan verboden zijn, er zijn geruchten dat leden zich ondergronds bewapenen. In Batavia wordt een schiet- en jachtvereniging opgericht door een zekere Latuhera, een partijlid. Volgens “De Expres” zou ten tijde van de oprichting voorgesteld zijn om de vereniging Diponegoro te noemen, naar prins Dipo Negoro die tussen 1825 en 1830 oorlog tegen de Nederlanders heeft geleid. Voor het gouvernement is er alle reden om de vinger aan de pols te houden en als het nodig is in te grijpen.
In juli 1913 wordt een inzameling gehouden voor de organisatie van een herdenking van het eeuwfeest van het Koninkrijk der Nederlanden. De drie voormannen van de inmiddels verboden Indische partij richten het comitéBoemi Poetera (“zonen van de aarde”) op. Het comité wil voorlichting geven over de werkelijke wensen van de Indische bevolking: een eigen volksvertegenwoordiging, vrijheid van vereniging en vergadering van staatkundige aard, en het toestaan van vrijheid van meningsuiting. Soewardi schrijft het vlugschrift ‘Als ik eens Nederlander was’, een ironisch geschrift over de herdenking van de Franse tijd. Als hij Nederlander zou zijn, zou hij geen feest willen vieren in een land dat door Nederland overheerst wordt. “Eérst dat geknechte volk zijn vrijheid geven, dan pas onze eigen vrijheid vieren.”
De brochure biedt de Indische regering een uitgesproken gelegenheid om op te treden tegen Soewardi Soerjaningrat, Tjipto Mangoenkoesoemo en Douwes Dekker. Het vlugschrift wordt overal waar het verkocht wordt in beslag genomen, zowel in Bandung als in Yogyakarta en Surabaya. De politie houdt in geheel Java huiszoekingen. Niet alleen drukkerijen en boekverkopers, maar ook apotheken en drogisten, modewinkels en koekenbakkers worden doorzocht. De politie slaagt er in vrijwel de gehele oplage nog vóór het begin van de verkoop in beslag te nemen.
Verbanning naar Nederland
In eerste instantie worden alleen de beide Javanen Soewardi en Tjipto verbannen, maar al spoedig wordt duidelijk dat ook Douwes Dekker weg moet. Het drietal mag kiezen of ze verbannen willen worden naar een gewest buiten Java of naar een land buiten de grenzen van de kolonie. Alledrie kiezen zij voor Nederland, waar ze in de herfst van 1913 aankomen. De verschijning van Douwes Dekker, met op zijn hoofd een Marokkaanse Fez, baart veel opzien. Er volgen protestbijeenkomsten in Den Haag en in Amsterdam. Douwes Dekker noemt in zijn rede in het Paleis voor Volksvlijt de nog kleine Indische nationalistische beweging een zwak stroompje voortkomend uit dezelfde bron als de S.D.A.P. Hij hekelt het verbanningsbesluit, dat is gestoeld op de exorbitante rechten van de landvoogd en niet op een gerechtelijk vonnis. Na het gezamenlijk zingen van de Internationale wordt de vergadering gesloten.
De parlementariër Vliegen, in 1894 mede-oprichter van de S.D.A.P., betoogt in de Tweede Kamer dat er zo streng tegen de Indische Partij wordt opgetreden om andere nationalistische bewegingen te waarschuwen. In de zomer van 1913 staan de kranten in Indië bol van de artikelen over relletjes tussen leden van de “Sarekat Islam” en Chinezen. Van Kol, senator van de S.D.A.P., haalt zich de woede van Douwes Dekker op de hals als hij wigert afstand te nemen van de verbanning Hij noemt Douwes Dekker een "anarchist van de daad" en beslist geen socialist.
In de loop van 1914 nemen de socialisten verder afstand van de Indische Partij. Door bemiddeling van de S.D.A.P. komt een “verklaring van veranderde mentaliteit”. In deze verklaring verwerpen zij geweld in het nastreven van de onafhankelijkheid. D.D. ontkent in het dagblad De Expres in alle toonaarden dat de ballingen een dergelijke verklaring hebben geschreven.
Verklaring of geen verklaring, landvoogd Idenburg weet van geen wijken: de verbanning blijft gehandhaafd. In augustus 1914 mag de arts Tjipto Mangoenkoesoemo om medische redenen terugkeren naar Indië. Pas in 1918 mogen Douwes Dekker en Soewardi Soerjaningrat terugkeren. De twee mannen zullen geen politieke rol van betekenis meer spelen, in tegenstelling tot Mangoekoesoemo. Hij zal zich ontwikkelen tot mentor van de nieuwe voorman van de nationalisten: de latere president Soekarno.
Luister, kijk en lees
Luister:
De Spoor Terug-radioserie “De kinderen van de KW” (Het Spoor Terug/Marnix Koolhaas, 1995) behandelt de geschiedenis de in 1860 in Batavia gestichte Koning Willem III-HBS in Batavia, bekend als “de KW3”. Het was de eerste etnisch gemengde HBS in Nederlands-Indië, en zou vele vooraanstaande nationalisten voortbrengen. Leerlingen van Hollandse, Chinese, Arabische, Javaanse en andere Indonesische afkomst vertellen over hun leven samen op school, de Tweede Wereldoorlog en de Japanse nezetting, de kampen en de Indobesische vrijheidsstrijd tegen de Nederlanders vanaf 1945. Uitgezonden in 1995
Kijk:
Het documentaire tweeluik “Indonesia Merdeka” (VPRO/Roelof Kiers, 1976) was de eerste documentaire op de Nederlandse tv waarin Indonesiërs vertelden over de onafhankelijkheidsstrijd tegen de Nederlanders.
Een korte Nederlandstalige biografie van E.F.E. Douwes Dekker is geschreven door Frans Glissenaar en heeft als titel "D.D. Het leven van E.F.E. Douwes Dekker". Uitgeverij Verloren, Hilversum, 1999
Een veel uitputtender biografie is geschreven door Paul van der Veur: "The lion and the gadfly. Dutch colonialism and the spirit of E.F.E. Douwes Dekker".
In Indonesië verscheen: 'Douwes Dekker: Sang Inspriator Revolusi,’ Museum Kebangkitan Nasional, 2002
Opmerkingen