Jan de Keten's berichten (350)

Sorteer op

10897249264?profile=originalOplage  NICC  Nieuwsbrief  nu  naar  6000       door: Hans Vogelsang

In een betrekkelijk korte tijd hebben zich een record aantal nieuwe abonnees aangemeld. In een maand tijd is het aantal met zo’n 200 toegenomen. Daarom hebben wij de oplage van de Nieuwsbrief verhoogd naar 6000. Sinds we in september 2009 de eerste Nieuwsbrief het daglicht lieten zien, heeft het enige gratis Indische magazine ter wereld dus een enorme vlucht genomen.    

 De initiatiefnemer, het Nederlands Indisch Cultureel Centrum is blij verrast met dit geweldige resultaat en ziet hierin het bewijs  dat het Indische gebeuren wel degelijk leeft en dit wordt gestaafd door het feit dat wij in nauwelijks vier jaar tijd een enorme achterban hebben verworven. Wij zijn iedereen erg dankbaar voor deze bevestiging en hopen dat zich in        de toekomst nog veel mensen zich bij ons zullen aansluiten. Alle nieuwe abonnees willen wij vanaf deze plaats een warm welkom heten en hopen dat zij de kwaliteit van ons magazine weten te waarderen en doorgeven  aan familie, vrienden en kennissen wereldwijd. Als iedereen een beetje meehelpt, zullen we hopelijk voor de jaarwisseling 2014-2015 het aantal van 10.000 abonnees bereikt hebben.

Ondersteunt u ons in dit streven en stuurt u onze Nieuwsbrief door aan mensen in uw eigen e-mailbestand met het verzoek om zich eveneens     te abonneren. Tegenwoordig noemen we zo’n initiatief CROWDSOURCINGMaar doordat wij continu onze Nieuwsbrief aan het verbeteren en uitbreiden zijn, is het belangrijk dat wij ook financieel een gezonde structuur krijgen. Bijna twee jaar geleden hebben wij hiertoe onze “Tientjes Actie” opgestart en regelmatig wordt hieraan gevolg gegeven. Echter, naast dat wij hiervoor natuurlijk enorm dankbaar zijn, is het voor ons belangrijk ook ruimere bronnen aan te boren, willen wij ons streven – een zelfstandig Indisch Centrum in Den Haag met eigen activiteiten, een mooie theaterzaal met een podium voor diverse grotere activiteiten, een aantal oefenstudio’s voor (Indo) bandjes, enz. – kunnen omzetten naar realiteit. Meer informatie over dit streven vindt u op onze website: www.indisch-centrum-denhaag.nl.

Dat voor het verkrijgen van een gebouw en het opstarten van een Indisch Centrum grote bedragen gemoeid gaan, moge duidelijk zijn en dat we daarmee niet uitkomen met een tientjes actie is ook zonneklaar. Wij willen dan oom graag rekenen op uw support in het vinden van financiers en sponsoren, die het ons mogelijk kunnen maken ons streven waarheid te laten worden. Wilt u na onze website gelezen te hebben nog meer informatie, dan willen wij daar graag aan voldoen. Misschien kent u mensen die over de middelen beschikken ons hierin te ondersteunen, of bedrijven die ons daarbij behulpzaam willen zijn. Kijkt u eens om u heen en legt u uw oor eens te luisteren. Misschien dat u ook iemand kent die zich wil inzetten om voor ons een effectieve financiële campagne op te zetten.

Wij zijn u hiervoor erg dankbaar. 


Lees verder…

10897265501?profile=originalkomst      Reactie op het artikel in de editie van april 2013

Vanwege een aantal geruchten over de toekomst van Stichting Pelita, naar aanleiding waarvan er in de vorige editie van deze Nieuwsbrief een artikel  werd geplaatst,  hier een reactie  van Pelita zelf.

Allereerst: Stichting Pelita stopt er in geen geval mee! Sterker nog, directie en bestuur hebben het vaste voornemen om de hulpverlening en  de dienstverlening van Pelita van een nog steviger fundament te voorzien dan die we nu hebben. We gaan het wel heel anders doen. En dat is in deze tijden van krapte een enorme uitdaging, maar zeker niet onmogelijk. Wel staat vast dat een dergelijk voornemen alleen tot een goed einde kan worden gebracht met een vasthoudende vindingrijkheid. We zullen met verwante organisaties allerlei levensvatbare vormen van samenwerking moeten aangaan, immers: samen staan we sterker.

Inmiddels hebben we de partners gevonden waarmee wij onze voornemens kunnen realiseren. Die partners zijn: Stichting De Basis in Doorn en Stichting Arq in Diemen. De Basis verzorgt maatschappelijk werk voor mensen uit de wereld van brandweer, ambulance, defensie, openbaar vervoer en politie, die vaak zeer aangrijpende ervaringen moeten meemaken. Deze organisatie heeft dus veel ervaring met mensen die problemen ondervinden als gevolg van hun ingrijpende oorlogservaringen, geweldervaringen, alsmede  rampen- en ongevallenervaringen. Dit vertoont  

belangrijke raakvlakken met het maatschappelijk werk van Pelita. Het bestuur en de directie hebben daarom besloten voor hun werk aansluiting te zoeken bij De Basis.

Deze overheveling van tal van  werkzaamheden en medewerkers, want dat houdt het nu eenmaal in, kan alleen onder strikte voorwaarden plaats vinden. Om te beginnen behouden al onze maatschappelijk werkers hun eigen cliëntenkring, die op dezelfde wijze als altijd zullen worden behandeld. Voor de cliënten verandert  er dus niets. Tegelijkertijd zullen onze mensen hun kennis en ervaringen delen met de medewerkers van De Basis en vice versa. Een veel bredere groep zal zo uiteindelijk kunnen worden ingezet op de hulpvragen uit onze doelgroep, waarmee onze hulpverlening tot in lengte van jaren zal worden uitgevoerd.

Zo doen wij de politieke belofte gestand dat ook de hulpverlening aan de laatste nog in leven zijnde oorlogsgetroffenen uit Indië op een goede manier kan worden uitgevoerd. Tegelijkertijd zal het in omvang afgenomen maar nog altijd zelfstandige Pelita met zijn overige taken en werkzaamheden worden ondergebracht bij Stichting Arq in Diemen, waardoor de exploitatie door het delen van allerlei facilitaire diensten in evenwicht blijft. Van hieruit zal ook de kwaliteit van de dienstverlening door De Basis voor onze achterban worden bewaakt.

Natuurlijk kost deze nieuwe inrichting van ons werk de nodige financiële middelen. Hierin zal worden voorzien door het Ministerie van VWS, dat     zelf – met de steun van de politiek – altijd heeft benadrukt dat de twee principes waarop de wetten voor oorlogs-getroffenen zijn gebaseerd, ereschuld en bijzondere solidariteit, onverminderd op deze groep van toepassing zijn en zullen blijven.

Hoewel het Ministerie van VWS de door ons ingeslagen weg volledig ondersteunt, hebben we op dit moment nog geen overeenstemming bereikt over de benodigde financiële middelen. Deze onzekere factor zorgt ervoor dat wij deze mededeling nu nog onder voorbehoud moeten doen. We gaan er echter vanuit dat het uiteindelijk zal lukken. Mocht het onverhoopt anders uitpakken, dan zullen wij iedereen daarvan onverwijld berichten. Wij zullen in dat geval gezamenlijk bekijken of we over voldoende creativiteit beschikken om dan alsnog alternatieve oplossingen aan te dragen.

Het Bestuur van Stichting Pelita

Lees verder…

10897265656?profile=original

 

Deze journalist heeft stront en zure pruimen in zijn mond!

De Volkskrant is altijd al de meest negatieve krant van Nederland geweest. Net zoals de PvdA de meest negatieve partij van Nederland is als het om Indonesia gaat, vervult deze krant wederom de functie van spreekbuis van de Indonesia hater bij uitstek : de Partij van de Arbeid. Een grote krant die heel bekrompen is van inborst.

 

Indonesia heeft jaren lang te kampen met een tweespalt binnen haar voetbalbond met als gevolg twee nationale bonden en twee voetbal liga’s. Het was in wezen een politiek machtspel dat over de hoofden van de voetballers werd uitgevochten.

 

Nu eindelijk de eenheid weer is teruggebracht, wordt het Nederlands elftal uitgenodigd om dit samen zijn te vieren. Het moet het begin zijn van een hernieuwde verbroedering tussen de voetbalfronten. Maar het volk in Indonesia ziet meer de verbroedering tussen de twee volkeren als accent met hun Nederlands elftal als het middelpunt.

In Indonesia is het Nederlands elftal ontzettend populair niet in het minst vanwege de Indische-spelers  die daarin meespelen en een zeer voorname rol spelen. Voorbeeld was de voormalige aanvoerder Giovanni van Bronkhorst en zijn moeder die alleen maar Indonesisch spreekt.

 

Jakarta was helemaal in Oranje stemming, overal Oranje vlaggen en een hele menigte mensen stonden aan de kant van de weg waar Oranje voorbij kwam. Vanaf het Hotel tot aan het Stadion in het hart van de Metropole Jakarta en dat alles om de wedstrijd van de eeuw op te luisteren.

 10897265686?profile=original

 

Voorzitter van de KNVB Michael van Praag bracht een waar Indonesisch gedrag ten tonele, hij verontschuldigde zich dat doordat Oranje in de nationale kleur speelde het Indonesisch elftal niet in haar nationale kleuren uitkwam namelijk rood-wit. Michael toonde zich daarmee een ware gentleman of “ksatrya” in de ogen van de Indonesiers. Waarin een klein land toch groot kan zijn.

 

Michael van Praag verontschuldigde zich als een ware Indonesische ridder: de Ksatrya.

 

Artikel: Marshal Manengkei/correspondent voor ICM Online in Jakarta

 

  

Lees verder…

De Backpay kwestie, nogmaals uitgelegd

10897249072?profile=originalDe Backpay kwestie, nogmaals uitgelegd

De Japanse bezetting van Nederlands-Indië kwam op 15 augustus 1945 een einde. Indië was tijdens de Tweede Wereldoorlog zwaar getroffen. De materiële oorlogsschade was groot: plantages, fabrieken, kantoren, huizen en inboedels waren geplunderd en vernield. De oorlog had de samenleving ontwricht en de oude gezagsverhoudingen totaal verstoord. De nationalisten Sukarno en Mohammed Hatta hadden op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van de Indonesische republiek uitgeroepen. Herstel van het koloniale gezag was op korte termijn niet mogelijk vanwege een groot tekort aan troepen en materieel. Nederland was aangewezen op de medewerking van geallieerde bondgenoten. Ondanks hun hulp ontstond in Nederlands-Indië een machtsvacuüm waarvan de Indonesische nationalisten gebruik maakten. De maanden die volgden op de capitulatie van Japan werden gekenmerkt door terreur en gewelddadigheden die velen, vooral Indo-Europeanen en Chinezen, het leven kostten. Deze tijd, oktober 1945-januari 1946, wordt ook wel de Bersiap-periode genoemd.

Een groot deel van de Europese bevolking had de bezettingstijd onder zeer zware omstandigheden doorgebracht in interneringskampen. Zij waren, overigens net als de Indo-Europeanen, aan het einde van hun krachten en hun financiële reserves. De meeste Europeanen hadden in 1945 geen bezittingen meer, als gevolg van een door Japan gevoerde politiek

om Europeanen hun hoge maatschappelijke positie te ontnemen. Veel Indo-Europeanen hadden tijdens de bezetting hun waardevolle bezittingen noodgedwongen te gelde moeten maken. Geallieerde hulpverleners boden noodhulp door het verstrekken van de eerste levensbehoeften. Europese oorlogs-getroffenen werden ten tijde van de Bersiap-periode ter bescherming ondergebracht in verzamel- en doorgangskampen.

Krapgeldpolitiek

Na de bevrijding bleek dat tegoeden bij banken door Japanners niet waren geroofd, in tegenstelling tot de strategie die de Duitse bezetters in Nederland hadden gevoerd. Het geld kon echter niet worden opgenomen. Banken bleven gesloten en de autoriteiten hadden op Java en Sumatra een ‘krapgeldpolitiek’ afgekondigd. Met deze maatregel werd geprobeerd de snel oplopende   
inflatie zoveel mogelijk te beperken. Overheidspersoneel hoefde op korte termijn niet te rekenen op uitbetaling van het salaris dat ten tijde van de bezetting niet was uitgekeerd. Het gouvernement zag zich gesteld voor meer urgente problemen, zowel op politiek niveau als op het gebied van de maatschappelijke hulpverlening. Bovendien ontbraken beschikbare financiën. Op bestuurlijk niveau werd gestreefd naar een betaalbare vorm van rehabilitatie. Uitbetaling van een aantal maanden vooroorlogs salaris zou oorlogsgetroffenen in staat stellen het leven weer enigszins op de rails te krijgen. Toezeggingen van een aantal commerciële bedrijven, zoals de Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), de Koninklijke Paketvaart Maatschappij (KPM) en de Bataafse Petroleum Maatschappij (BPM), om het gehele bedrag aan achterstallig salaris aan hun werknemers uit te betalen doorkruisten deze strategie.

Niet alleen een deel van het bedrijfsleven had de toezegging tot deze zogeheten backpay gedaan, ook de Koninklijke Marine had haar personeel iets dergelijks beloofd.      De nadelige positie waarin militairen uit de Indische land- en zeemacht –   en landsdienaren in dienst van het Indische gouvernement – zich bevonden ten opzichte van overheidspersoneel uit Nederland werd hiermee extra benadrukt. Bovendien waren verwachtingen gewekt en namen oorlogsgetroffenen in Indië geen genoegen meer met een lage rehabilitatie-uitkering. Het recht  op backpay werd door het gouvernement echter bestreden. Als argumentatie werd aangevoerd dat Indië in staatsrechtelijk opzicht financieel autonoom was. Dit gegeven was feitelijk juist: Indië was sinds 1864 financieel onafhankelijk, maar wel voor zover het moederland haar goedkeuring aan het financiële beleid verleende. Om uit deze impasse te komen, werd in 1946 een ‘Backpay-commissie’ ingesteld die de kwestie diende te onderzoeken.

Rehabilitatie-uitkering

De commissie kon echter geen overeenstemming bereiken over de juridische vraag of er recht op backpay bestond en over de hoogte van een eventuele uitkering. Aangezien een groot deel van de bevolking in Nederlands-Indië steeds meer problemen kreeg om in de eerste levensbehoeften te kunnen voorzien, werd eind 1946 een pre-advies geformuleerd, dat na vele herzieningen in september 1947 als besluit werd vastgesteld.

Dit 'besluit inzake de initiële rehabilitatie-uitkering' voorzag in een uitkering van minimaal drie en maximaal vijf maanden achterstallig loon of pensioen. Het bedrijfsleven werd eveneens verplicht tot een uitbetaling van maximaal vijf maanden achterstallig loon. De hoogte van deze eenmalige uitkering was afhankelijk van de grootte van de gezins-samenstelling. De uitkering diende niet gezien te worden als een betaling van niet-uitgekeerd salaris, maar als een rehabilitatie-bedrag waarmee alle oorlogsgetroffenen, ongeacht de landsaard, in staat werden geacht een nieuw bestaan op te bouwen op een niveau van de toen passende omstandigheden. De term backpay werd angstvallig vermeden. Deze regeling leidde tot erg veel verontwaardiging en onrust bij betrokkenen en de organisaties die hun belangen behartigden, zoals de Nederlands-Indische Bond van Ex-Krijgsgevangenen en Geïnterneerden (NIBEG) en de Indische Pensioenbond 

In de jaren 1947-1949 vond een tripatiete-beraad plaats, dat moest leiden tot de definitieve afhandeling van het rehabilitatievraagstuk. Het beraad vond plaats tussen het Indische departement van Sociale Zaken, werkgevers en werknemers en belangenorganisaties. Een tussentijds akkoord in mei 1948 kreeg echter geen politieke goedkeuring. De uitgaven die voor de slotuitkering waren begroot, vormden een te grote last voor de Indische begroting en politiek Den Haag was niet bereid financieel tegemoet te komen. Het Indische ministerie van Financiën ging over tot verdere bezuinigingen op het voorstel.

In februari 1949 werd de opzet van de slotrehabilitatie gepresenteerd. Afhankelijk van de gezinssamenstelling kregen overheidsdienaren een uitkering van vier tot twaalf maanden salaris, met een maximum van duizend gulden per maand. Particuliere werknemers in dienst bij het bedrijfsleven kregen – ook afhankelijk van de gezinssituatie – twee tot zes maanden salaris van hun werkgever. 

Pensioenvoorzieningen van tal van werknemers uit het bedrijfsleven en zelfstandigen werden veiliggesteld. De regeling die werd gepresenteerd was al in de loop van de onderhandelingen uitgekleed. Echter, het feit dat gemaakte delegatieschulden ten tijde van de Japanse bezetting met de uitkering werden verrekend leidde er toe dat er netto alsnog weinig te besteden viel. De plannen brachten veel morele verontwaardiging en commotie teweeg.

Na de soevereiniteit

De totstandkoming van de definitieve rehabilitatie-uitkering viel samen met de eindfase van het Nederlandse bewind in de Oost. Tijdens de Ronde Tafel Conferentie (RTC) werd tussen Nederlandse en Indonesische onderhandelaars de voorwaarden van de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië vastgesteld. Een belangrijk agendapunt vormde de schuldenproblematiek. Na intensieve onderhandelingen was Nederland bereid een deel van de Indische schuld over te nemen. Om de onderhandelingen op dit punt niet verder te bemoeilijken werden de resterende financiële verplichtingen die de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië op zich zou nemen niet nader gespecificeerd. Tot deze ‘overige schulden’ behoorden echter ook de rechten en plichten die Nederlands-Indië had ten aanzien    van het rehabilitatievraagstuk. De uitbetaling van de financiële verplichtingen werd door de Nederlandse onderhandelaars toen overgedragen aan Indonesië.
Dit besluit kwam de Indische oorlogsgetroffenen duur te staan. Al spoedig na de soevereiniteits-overdracht in december 1949 voerde de Indonesische overheid in maart 1950 een monetaire sanering door   die een forse geldontwaarding van 66% tot gevolg had. Was de waardevermindering van de rehabilitatie-uitkeringen en van de pensioenen voor betrokkenen al een tegenslag, de situatie werd nog ernstiger toen de Indonesische regering een maand later                     de rehabilitatie-uitkeringen aan Nederlanders ‘voorlopig’ opschortte. De grootste tegenslag volgde echter toen de Indonesische regering het welstandscriterium dat nog door        de Nederlandse secretaris van Staat   A. Oudt einde 1949 in de    uiteindelijke slotrehabilitatieregeling was ingebouwd actief ging toepassen. Om te kunnen besparen op de Nederlandse uitgaven had Oudt indertijd dit amendement opgenomen in de slotrehabilitatieregeling. En hiermee was de overheid bevoegd alle  

nooduitgaven die als voorschot in en buiten Indië waren gedaan aan of ten behoeve van in Indië verblijvende Nederlandse oorlogsgetroffenen terug te vorderen van hen die een bepaald welstandsniveau hadden bereikt. Het niveau van de welstand werd door de Indonesische autoriteiten bepaald. Zonder overleg werd gekort op uitbetalingen.

Commissie Achterstallige Betalingen

De protesten lieten niet lang op       zich wachten. Zij kwamen van belangenorganisaties en verschenen in de pers. Ook op politiek niveau kregen de genomen maatregelen aandacht, maar mede vanwege de sterk verslechterende verhoudingen tussen Nederland en Indonesië moest de Nederlandse regering met veel tact haar bezwaren formuleren. Het geschil werd voorgelegd aan het Uniehof    van Arbitrage, dat tot taak had rechtsgeschillen tussen Nederland en Indonesië te behandelen, maar een juridische oplossing werd niet gevonden. Uiteindelijk koos de Nederlandse regering voor een pragmatische oplossing door de Indonesische betalingsverplichtingen aan Nederlanders over te nemen. Daarnaast dwong het parlement de regering de Commissie Achterstallige Betalingen (CAB) in te stellen. De CAB kreeg tot taak de rehabilitatieregeling, inclusief het vraagstuk van de materiële schadevergoeding, te onderzoeken voor de Nederlanders  die tijdens de oorlog in Indië en nu     in Nederland woonachtig waren.       De meerderheid van de CAB was      van mening dat het opperbestuur       in Nederland moreel en formeel verantwoordelijk was voor hetgeen gebeurd was in Indië vóór, tijdens en na de Japanse bezetting tot aan het moment dat de soevereiniteit werd overgedragen.

De Nederlandse regering werd medeverantwoordelijk geacht voor het niet uitbetalen van de achterstallige betalingen aan Indische landsdienaren en het niet-nakomen van een schadevergoedingsregeling. Het recht op achterstallige backpay-pensioenen werd erkend. Het CAB oordeelde niet over de vraag of Nederland formeel aansprakelijk kon worden gesteld voor het niet-uitbetalen van de backpay. Hierover diende òf de politiek, òf de rechterlijke macht een uitspraak te doen.

Geen genoegdoening

De aanbevelingen die de CAB in haar eindrapportage verwoordde, zijn uiteindelijk – na ruim negen maanden – door de regering in hoofdlijnen in haar regeringsnota overgenomen. De regering erkende haar morele verantwoordelijkheid met betrekking tot de afronding van de rehabilitatieregeling en zou ook vanaf 1954 overgaan tot uitbetaling. Met betrekking tot de betaling van de backpay wist de regering zich gesteund door een rechterlijke uitspraak. In een poging de regering via de juridische weg te dwingen tot uitbetaling van de backpay had de Stichting Opeising Militaire Inkomsten (OMINK) een proces aangespannen tegen de Nederlandse Staat. De rechter achtte de Staat echter niet verplicht tot betaling van de backpay. Deze schulden waren met de soevereiniteitsoverdracht overgegaan op Indonesië. Tegen deze uitspraak gingen de eisers in hoger beroep. Maar ook toen oordeelde de rechter dat Nederland niet aansprakelijk kon worden gesteld. De rechterlijke uitspraken waren een flinke tegenslag voor betrokkenen, maar zij bleven strijdbaar en gingen in cassatie. In 

deze periode wisten zij zich in toenemende mate gesteund door het parlement. Het parlement kon echter de juridische verantwoordelijkheid voor de Backpay-kwestie niet op de politieke agenda zetten zolang geen uitspraak was gedaan over de wettelijke aansprakelijkheid.

In de tweede helft van de jaren vijftig van de vorige eeuw spanden meerdere Indische oorlogsgetroffenen een rechtszaak aan, omdat zij meer geloofden in een juridische dan in een politieke oplossing. Het pakte voor de oorlogsgetroffenen anders uit dan waarop zij hadden gehoopt. In een aantal rechtszaken werd in het vonnis gesteld dat eisers – in dit geval oud-gouvernements-dienaren – recht hadden op uitbetaling van achterstallig loon, maar dat Nederland hiervoor niet financieel verantwoordelijk was. Betaling was een zaak van de Indonesische autoriteiten.

De teleurstelling bij de oorlogs-getroffenen en hun belangen-organisaties was groot. De Nederlandse regering voelde zich door de uitspraken echter gesterkt en kon zich in het parlementaire debat over de Backpay-kwestie goed verweren. In 1959 zette Den Haag min of meer een punt achter de zaak. Heropening van het debat was voor de regering pas weer een optie als een nieuw juridische inzicht ten aanzien van de Backpay-kwestie werd ingediend. Onmachtig op dat moment de strijd een nieuwe impuls te geven, legden de Indische belanghebbenden en het parlement zich voorlopig bij deze situatie neer.

De openbare hoorzitting Tweede Kamer over niet genoten inkomsten van oud KNIL militairen

Toen de betrekkingen tussen Nederland en Indonesië zich in de tweede helft van de jaren zestig weer langzaam herstelden, nam de hoop op genoegdoening bij de Indische oorlogsgetroffenen weer toe. Tussen 

Nederland en Indonesië werden schuldsaneringsonderhandelingen gestart met betrekking tot nog openstaande rekeningen. De Indische oorlogsgetroffenen hoopten dat de achterstallige salarissen zouden worden verdisconteerd, maar om de verhouding met Indonesië niet te belasten werd de Backpay-kwestie buiten de overeenkomst gehouden. Indische belangenorganisaties zoals Indische Pensioenbond, de Stichting Nederlandse Ereschulden (SNE) en de Stichting Rechtsherstel KNIL (SRK) bleven echter pleiten voor hun zaak, maar zij legden niet meer zozeer de nadruk op backpay als wel op erkenning en genoegdoening van het onrecht wat was aangedaan.

Wet uitkering Indische geïnterneerden

In de samenleving ontstond in de jaren zestig steeds meer aandacht voor de psychische gevolgen van Tweede Wereldoorlog bij oorlogsgetroffenen. Ook in het parlement kreeg de problematiek van de Indische oorlogsgetroffenen veel aandacht. Aangezien een zuiver juridische onderbouwing van de backpay-problematiek vanuit politiek oogpunt niet haalbaar was, legde een Commissie van Drie, bestaande uit de parlementariërs K.G. de Vries, S.C. Weijers en G.W. Keja, op persoonlijke titel een voorstel in waarin werd gepleit voor een symbolische genoegdoening voor het lijden in de

Japanse interneringskampen. Het voorstel werd door de Kamer gesteund en leidde in 1981 tot de totstandkoming van de wet Uitkering Indische Geïnterneerden (UIG). De UIG voorzag in een eenmalige uitkering van 7500 gulden voor alle door de Japanners geïnterneerde kostwinners (of in geval van overlijden hun partners) die zich nadien in Nederland hadden gevestigd.

Oproep van Het Gebaar

Politiek Den Haag, zowel de regering als het parlement, waren tevreden met deze financiële regeling, maar    de Indische oorlogsgetroffenen waren er minder over te spreken. De UIG leidde tot ongelijkheid. Ambtenaren die recht hadden op backpay, maar niet geïnterneerd waren geweest (zoals vele Indo-Europese civiele ambtenaren) kwamen niet voor de uitkering in aanmerking. Daarentegen konden personen die wel geïnterneerd waren geweest maar geen  

gouvernementsaanstelling hadden – en dus geen recht hadden op backpay – wel aanspraak maken op de uitkering. Ondanks de goede wil van de Commissie van Drie leidde de UIG tot nieuwe frustraties bij gedupeerde betrokkenen. Pogingen de UIG te herzien, hadden geen resultaat. Belangenorganisaties als de SRK en de SNE slaagden er niet meer in hun achterban enthousiast te krijgen voor nieuwe acties. De betrokken oorlogsgetroffenen legden zich na vele decennia strijd neer bij de situatie. In 2000 stelde de overheid via Het Gebaar een schadeloosstelling ter beschikking. Deze uitkering was echter een vorm van smartengeld voor de ‘kille’ ontvangst van de naoorlogse repatrianten in Nederland en stond  los van de achterstallige betalingen. Voor velen kent de geschiedenis van de backpay een open einde en als gevolg daarvan blijft deze kwestie onverwerkt.

Marielle Scherer

Bronnen:
Meijer, H., Indische rekening. Indië, Nederland en de Backpay-kwestie 1945-2005 (Amsterdam 2005).

www.oorlogsgetroffenen.nl

Onderzoeksgids Oorlogsgetroffenen WO2 -

Lees verder…

Nih Kombel en de Draak door: Hugo Driessen

10897266084?profile=originalRubriek “Just4Kids” - Nih Kombel en de Draak  door:  Hugo Driessen

 

 

 

 

Vroeger, toen er nog niet zoveel mensen op de aarde woonden zoals nu, en er nog geen auto’s of TV’s waren, zag alles er nog heel anders uit. Er woonden ook allerlei dieren op de wereld die er nu niet meer zijn. Zo was er eens in een ver en warm land, op het eiland dat wij nu Lombok noemen, een echtpaar dat net een klein kindje had gekregen. De vader en moeder waren heel erg trots op hun dochtertje, en noemden haar Sri Poetri Ketjiel. Dat betekent kleine prinses. Vader heette Wajang en moeder Nih Kombel. Vader Wajang was een visser, en moest elke dag de zee op van vroeg tot laat om genoeg vis te vangen om te verkopen. Wat hij niet verkocht, aten ze zelf op. Samen met witte rijst, dat ook alleen in dat warme gebied groeide. Als vader Wajang op zee was moest hij altijd op zijn hoede zijn voor gevaar. Er waren soms stormen, haaien en draken. In die tijd leefden er nog draken namelijk, en die kon je zowel op land als op zee tegenkomen. Draken hadden vleugels en konden dus makkelijk over zee vliegen. Hoewel draken gevaarlijk waren, aten ze meestal zwijnen en herten op land en vis uit de zee. Dus mensen hoefden niet zo snel bang voor ze te zijn.

 

Op zekere dag, toen vader Wajang weer uit vissen was, maakte Nih Kombel zich gereed om samen met Sri naar de markt te gaan. Dat was ver lopen, en in die hitte moest ze zich daarom goed voorbereiden, en Sri beschermen tegen de zon. Het liefst ging ze daarom heel vroeg in de ochtend, als de zon nog niet zo heet was. Jammer genoeg waren ook de draken het meest actief in de ochtend, en was de kans dus groot dat je er één tegen kwam. Op de markt deed Nih Kombel al haar inkopen. Rijst, groenten, vers vlees en heel veel kruiden, onder andere hete pepers. Die worden tegenwoordig in dat gebied nog steeds gebruikt om het

eten heel erg pittig te maken.  Toen Nih Kombel met Sri die lekker in haar draagdoek lag te slapen ongeveer halverwege op de terugreis was en wat water uit een riviertje wilde halen zag ze er opeens één zitten. Een grote lelijke draak! Een hele zware, met vuurrode ogen, groene schubben over zijn hele lichaam en vanaf zijn nek tot zijn staart groeiden allemaal enge punten op zijn rug. Zijn vleugels waren pikzwart en hadden scherpe klauwen. Nih Kombel schrok heel erg want de draak had haar al gezien. Wegrennen kon niet meer dus ging ze langzaam zitten en hoopte dat de draak geen honger had.

‘ Srrrrr….wat verberg je daar in die draagdoek moedertje?’ zei de draak (want draken konden praten omdat ze niet alleen gevaarlijke maar ook hele slimme dieren waren).

‘Srrrrr..heb je daar toevallig een jong en mals mensenkind? Srrrr…ik heb vandaag namelijk nog niets gegeten…srrrrrrr… en er zijn geen zwijnen in de buurt…srrrr’ zei de lelijke draak.

Nih Kombel trok wit weg en wist dat ze nu slimmer dan de draak moest zijn. Anders zou hij zeker haar kindje willen stelen.

‘Ach lieve draak, dat kindje welke ik hier draag is toch niets voor jou? Zo’n smakeloos en mager schepseltje, daar heb je helemaal niets aan, ‘ zei Nih Kombel.

Srrrrr…honger maakt rauwe bonen zoet moedertje…srrrr…’ zei de draak dreigend en zijn vuurrode ogen lichtten nog feller op.

‘ Wacht even lieve draak. Zal ik eerst eens een lekker hapje voor je maken, zodat je ergste honger gestild is?’ zei Nih Kombel. In mijn doek heb ik ook al mijn inkopen van de markt zitten. ‘

‘ Srrrr…nou, schiet op dan, ik lust alvast wel een voorgerechtje…Srrrrr, ‘ zei de draak.

Nih Kombel pakte haar spullen uit, en zorgde er nog steeds voor dat Sri bedekt bleef door de doek, voor het geval de lelijke draak opeens van gedachten zou veranderen. Ze draaide wat takjes tegen elkaar om vuur te maken, sprokkelde wat extra hout en reeg het verse vlees aan een tak. Toen deed ze heel stiekem de hele voorraad hete pepers tussen het vlees. Dat was normaal genoeg voor de hele maand! Dat roosterde ze daarna op het  vuurtje  tot het vlees heerlijk kruidig begon te ruiken. De draak rook het gebraden vlees en werd onrustig.

‘Srrrrr….het water loopt me door de mond moedertje..srrrr…kom maar op met dat vlees…’ zei de draak. Nih Kombel haalde het spit met het enorme hete en pittige vlees van het vuur en zei poeslief:

‘Alsjeblieft lieve draak. Hier kun je alvast smullen van je voorgerechtje.’

De gulzige draak stoof erop af, nam het hele gebraad in één keer in zijn bek en slikte alles door. Heel even was het stil. Toen werden zijn vuurrode ogen langzaam paars, en begon er stoom uit zijn oren te komen. De hete pepers hadden hem van binnen helemaal verbrand!

‘SRRRRAAAAAHHHGGGGG…VUUR….BRAND…RRAASSSSSSSS’ brulde de draak.

Nu begon er niet alleen rook en stoom uit zijn oren te komen, maar uit de bek van de draak kwamen grote vlammen tevoorschijn. Hij spuwde hete vlammen! Nih Kombel had gehoopt dat dit zou gebeuren en maakte zich samen met kleine Sri snel uit de voeten. Zij verborg zich achter een dik struikgewas een heel eind van de draak vandaan. De draak had daar niets meer van in de gaten, zo erg stond hij in brand. Ten einde raad vloog de draak in de rivier en bluste daar de vlammen in zijn bek, en maakte zich daarna zo snel als hij kon uit de voeten. Hij verdween als een klein stipje aan de hemel, een spoor van rook achter zich latend. Nih Kombel en kleine Sri kwamen weer veilig thuis, en zij vertelde aan iedereen in het dorp hoe men zich voortaan tegen draken kon verweren. En dat is de reden waarom draken de geschiedenis zijn ingegaan als vuurspuwende monsters. Door een slimme moeder met behulp van zeer hete pepers.  

 

Met dank aan NICC

 

 

Lees verder…

10897264267?profile=original10897263894?profile=originalMinister Schippers voortvarend bij de aanpak bij de Zorgfraude.

 

Eindelijk geen parlementaire onderzoeken, desondanks dat SP en PVV een motie van wantrouwen indiende tegen Schippers. Deze werd terecht totaal weggestemd. Het verwijt van de partijen in de oppositie dat het Conceptrapport via RTL uitlekte, opdat de Kamer niet is voorgeïnformeerd doet niet af aan haar aanpak. Bovendien zoals de naam het als zegt het is `CONCEPTRAPPORT` dat de status definitief nog moet krijgen waar vele veranderingen nog kunnen plaatsvinden. Belangrijk aspect wat de SP en PVV als partijen in de oppositie over het hoofd zien is dat bij voortijdige presentatie de frauderende - partijen in het land zich georganiseerd kunnen “organiseren”, nu onverwachts op alle locaties de mensen van Minister Opstelten kunnen rekenen, dus ook thuis. Immers Schippers heeft met fraudeurs te maken die stelselmatig 7 jaren aaneensluitend bewust zich hebben verrijkt van de gelden van premiebetalers. 

Geen woorden maar daden want Schippers heeft parallel aan het conceptrapport zaken in gang gezet o.a. fraudecommissie ingesteld die inmiddels is gestart met deonderzoeken van de fraude gevallen in het land. Via Minister van Opstelten inmiddels strafrechtelijke onderzoeken in gang gezet. 

Volgens Schippers wordt er vaak vanuit gegaan dat 10 procent van de uitgaven aan de zorg -  totaal in de 85 miljard beloopt - verdwijnt in de zakken van fraudeurs, maar dat het nog onduidelijk is of dit wel klopt. Tegen deze achtergrond de deskundige Robin Linschoten in het programma van Pauwe & Witteman stelt dat dit ruim 25% bedraagt ofwel ruim 25 miljard sinds de invoering totaal sinds 2006 komt dit op 175 miljard, dat teruggehaald wordt.

Minister Opstelten (Justitie) komt binnen twee weken met een lijst van lopende strafrechtelijke onderzoeken naar zorgfraude. Dat heeft de minister toegezegd tijdens het debat over zorgfraude in de Tweede Kamer.

Daarnaast gaan de hervorming in januari 2014 in, waar met nadruk het toezicht wordt gelegd op declaratie door de patiënt/cliënt ofwel de premiebetaler weer de regie terugkrijgt met betrekking tot controle van de rekeningen / declaraties, alvorens deze door zorgverzekeraar betaalbaar worden gesteld. 

 

De SP en PVV hebben het nakijken, is ook niet te verwonderen omdat deze geen bestuurlijke ervaringen hebben zoals de coalitie die nu de regering vormt, naast dat Minister Schippers te maken heeft met haar 4000 ambtenaren. De overige partijen stemden unaniem in met haar beleid en aanpak. Uiteindelijk hebben Hans Hogevorst en Klink deze uitnodigende fraude gevoelig zorgsysteem ingevoerd, waar toezicht van de beherende organisaties vooral de Zorgverzekeraars totaal bewust achterwege bleef.

 

Uit opinie peilingen blijkt dat vele (ruim 71%)  terug willen naar ziekenfonds en particulier verzekerd, waar nota´s eerst worden voorgelegd en na akkoord wordt door gestuurd naar de zorgverzekeraars. Zodat net als een Spanje zoals  respondent meldt dat € 45 in de maand betaald aan premie, omdat in Spanje geen zakvullende organisaties rondlopen!

 

 

Lees verder…
10897262476?profile=originalStaatsscretaris van Rijn heeft meer tijd nodig voor de Indische Kwestie.
 
Het Indisch Platform (IP) heeft bericht  ontvangen dat Staatssecretaris van Rijn, niet in staat is om nog vóór het meireces zijn rapport van bevindingen over de NIOD rapporten voor te leggen aan de Tweede Kamer. Van Rijn  zal  het IP  na dit reces zijn rapport verstrekken. Redenen die van Rijn aanvoerd:  de behandeling van het vraagstuk AWBZ én het feit zich goed in de materie van de NIOD rapporten wil verdiepen.
Daarbij verzoekt van Rijn de delegatie van het IP, hem waar nodig de van meest relevante informatie te voorzien.
 
Silfraire de vz. van het IP meent door deze aanpak de overtuiging dat, anders dan voorheen, de staatssecretaris zich zelf in de Indische Kwestie verdiept.  Tegen de achtergrond destijds de klacht van Het Indisch Platform in maart 2013 en de jaren ervoor is dat de vorige staatssecretarissen zich slechts lieten "informeren" door hun ambtenaren.  Silfraire benadrukt dat  dit uitstel géén afstel zal zijn.
 
Zoals velen zich nog kunnen herinneren onder het Kabinet Balkenende waar Yet Bussemaker zich zou buigen over de NIOD rapporten werd nimmer teruggekoppeld in die 7 maanden. Dus zijn  die eerste maanden van essentieel belang die tot afstel leidde door de val van het Kabinet Balkenende. Yet Bussemaker, met Indische wortels, had kennelijk wel die "tijd" om haar boek te schrijven en uit te brengen (via IHC). Daarom zal het IP bvenop de zaak moeten blijven, en niets aan het toeval moeten overlaten.
Lees verder…
 
De redactie van ICM was dit pinksterweekend aanwezig op de Pasar Malam in Den Helder
10897261491?profile=original
 
van Tropenvrienden Den Helder (TDH) die al voor de 44ste keer werd georganiseerd. Onze verwachtingen werden daar meer dan overtroffen. Al bij binnenkomst kwamen wij in een Pasarruimte die een geweldige ambiance met zich droeg. In een misschien wel méér dan 100 jaar oude hal op de vroegere Rijkswerf werd deze Pasar gehouden. Ruim voorzien van kramen en een groot podium waarbij een zeer goed programma de vele bezoekers werd aangeboden.

Namen als Massada, Johnny Manahutu, de wereldact van de dansgroep Hawaiin Fantasy, de presentatie van Meliana Akerina en nog vele andere artiesten vermaakten het in grote tale opgekomen publiek. Ook was er nog een aparte ruimte ingericht als Indo Rock Café en ook deze mocht zich in ruime mate verheugen op de publieke aandacht. De Pasar zelve was een goede mix van te koop aangeboden etenswaren en artikelen, waarbij vooral de varieteit opviel. Kortom de redactie kon alleen maar concluderen dat deze Pasar, in uiterste kop van Noord Hollland, zeker een van de gezelligste evenementen is die uw redactie de laatste tijd heeft bezocht. Voor wie daar nooit eerder is geweest "het is een aanrader" voor volgend jaar tijdens de Pinksterdagen.
 Door (PAKHAN)
Lees verder…
10897261060?profile=originalDe geschiedenis van de Indonesische taal "Bahasa Indonesia (B.I)""
 
Een taal is een middel om met elkaar te communiceren door klank en intonatie. Indien men een taal niet goed beheerst, kunnen er hilarische of pijnlijke situaties ontstaan. Een taal is praktisch, artistiek, cultureel, filologisch, en legt bruggen tussen diverse volkeren, en is  betekenisvol.
 
De B.I. is belangrijk voor:
  • Landadministratie voor officiele brieven, wettelijke documenten, en redevoeringen.
  • Voor de communicatie voor het bijeenhouden van het Indonesisch volk. Liefst 300 talen (dialecten) worden in de provincies gesproken, elke provincie heeft zijn eigen taal.
Indonesie bestaat uit ruim 17000 eilanden, waarvan 13000 bewoond zijn. Omdat de zee vulkanisch is kunnen nieuwe eilanden ontstaan. Op de eilanden weer kunnen meerdere talen worden gesproken. Dit zijn geen dialecten maar echte talen, bijboorbeeld.
 
  • Op Sumatra - Melayu, Aceh Gayo, Lubu, Batak, Minangkabau, Pasemah, Rejang Lebong, Enggano, Mentawai, Pagal, Lumpung enz.
  • Op Java -  Jakartaans, Bantams, Sundanees, Javans enz.
  • Op Kalimantan - Bajar, Dajak, Ngajo, Koyan, Gesang enz.
  • Op Nusatengarra - Bali, Susak, Sunbawa, Bima, Flores, Sumba, Timor, Roti enz.
  • Op Sulawesi - Minihasa, Temulu, Tonsea, Tondano, Toraja, Sangir enz.
  • Op Maluku - Aru, Buru, Kai, Alfuru
Dit zijn de talen die het allerbekendst zijn.
De B.I. wordt door elke stam anders uitgesproken, dit noemt men een dialect. B.I. heeft veel woorden van oorsprong uit andere buitenlandse talen o.a. uit het Portugees, Engels, Nederlands, Chinees, Sanskriet, Arabisch en Perzisich. De basis van het Indonesisch is Maleis; een handelstaatje uit Maleisie.
 
De Koloniale tijd. 
Toen de Europeanen in de 16 e eeuw in Indonesie kwamen - de Portugezen noemden het Indos Nesos - was de handeltaal Maleis. De Portugees Pigafetta had in 1522 een lijst van Maleise woorden gemaakt toen hij Tidore (Molukken) kwam. Zowel de Portugezen als de Nederlanders stuiten op problemen toen zij in Indie scholen oprichhten om zo hun taal in te voeren. E.e.a. staat vermeld in het verslag van ene heer Danckaertz anno 1631. Toen in de 20e eeuw het Indonesische volk moe werd van het Europees juk en kolonialisatie, vond zij het nodig een voertaal voor heel Indonesie in te voeren. Budi Utomo vond dat zijn taal - het Javans - het moest worden, daar waren de studenten die van verschillende eilanden kwamen niet mee eens. Dit was belemmering voor het EEN WORDEN van Indonesie.
 
In 1908 werd door het koloniaal bestuur een COMMISSIE VOOR VOLKS|LECTUUR onder leiding van Dr. G.A.J. Haseu opgericht.
In 1917 werd de naam van deze commisie gewijzigd in BALAI PUSTAKA. Deze organisatie hielp met het laten circuleren/distribueren van goedkope boekjes in de Maleise taal.
Op 25 juni 1918 werd door het Nederlan dse Rijk de vrijheid gegeven om het Maleis in de Volksraad te gebruiken. Deze gelegenheid werd echter niet 100% benut. Bewust van de noodzaak van Indonesie bijeen te houden, werd in 1926 het Maleis als voertaal ingevoerd.
 
Jong Sumatra - organisatie van Sumatraanse stundenten -  had reeds jaren gepleit om het Maleis als voertaal te gebruiken. In het tweede Congres - gehouden te Medan van 28 oktober tot 2 november 1954 - heeft Jong Sumatra, Riau Maleis als het hoogste Maleis aangewezen als geschikt voor de Indonesische voertaal.
 
Vastgelegd in de Grondwet van de Republiek Indonesia art. 4
 
Door bovengenoemde ontwikkelingen werd op 28 oktober 1958 het Congres PEMUDA INDONESIA in Jakarta opericht. Het Maleis heeft zich in  een snel tempo veredeld en  is geworden wat het "School Indonesisch" is, de BAHASA INDONESIA.
 
In een taal zit de cultuur van een volk verankert.
 
Door
Jan De Keten.
 
 
=============================================================================================
 

Geschiedenis [ bewerken ]

Indonesisch is een gestandaardiseerd dialect van "Riau Maleis", [ 7 ] [ 8 ] die ondanks zijn gemeenschappelijke naam is niet het Maleis dialect inheems in Riau , maar eerder het klassieke Maleis van de Malakka koninklijke hoven. [ 9 ] Oorspronkelijk gesproken in Noordoost- Sumatra , [ 10 ] Maleis is gebruikt als een lingua franca in de Indonesische archipel voor een half millennium. Hoewel het zou kunnen worden toegeschreven aan zijn voorouder, de Oude Maleise taal (die terug te voeren tot de 7de eeuw), de Kedukan Bukit Inschrijving is de oudste nog bestaande exemplaar van Oud Maleis, de taal die door Srivijayan imperium. Sinds de 7de eeuw, heeft de oude Maleise taal is gebruikt in Nusantara (Indonesische archipel), gekenmerkt door Srivijaya inscripties en in andere inscripties van de kustgebieden van de archipel, zoals die ontdekt in Java . Handelscontacten door sommige etnische volkeren uitgevoerd op het moment dat was het belangrijkste instrument om de oude Maleise taal te verspreiden, want het was de communicatie-apparaat onder de handelaren. Tegen die tijd, had de oude Maleise taal een lingua franca geworden en werd gesproken door de meeste mensen in de archipel. [ 11 ] [ 12 ]

Indonesische werd verheven tot de status van officiële taal met de Indonesische onafhankelijkheidsverklaring in 1945, geïnspireerd op de Sumpah Pemuda (Youth's Oath) evenement in 1928. [ 13 ] Indonesische (in zijn standaard vorm) is in wezen dezelfde taal als de officiële Maleisische en Brunei normen van Maleis. Dit betekent echter verschilt van de Maleisische in diverse aspecten, met verschillen in uitspraak en vocabulaire. Deze verschillen zijn hoofdzakelijk te wijten aan de Nederlandse en Javaanse invloeden op Indonesische. Indonesische werd ook beïnvloed door de "bazaar Maleis", dat was de lingua franca van de archipel in de koloniale tijd, en dus indirect door andere gesproken talen van de eilanden. Maleisische Maleis aanspraken om dichter bij de klassieke Maleis van vroegere eeuwen, hoewel moderne Maleisische is zwaar beïnvloed, in het lexicon als in de syntaxis, door het Engels. De vraag of High Maleis (Court Maleis) of Low Maleis (Bazaar Maleis) was de ware ouder van de Indonesische taal is nog in discussie. Hoog Maleis was de officiële taal van het hof van de Johor Sultanaat en voortgezet door de Nederlands-bestuurde grondgebied van Riau-Lingga , terwijl Low Maleis vaak werd gebruikt in marktplaatsen en havens in de archipel. Sommige taalkundigen hebben betoogd dat het de meer-common Low Maleis dat de basis van de Indonesische taal gevormd. [ 14 ]

Terwijl Indonesische wordt als een gesproken moedertaal door slechts een klein deel van de grote populatie in Indonesië (dwz vooral degenen die in de nabijheid van wonen Jakarta en andere grote overwegend Indonesische-sprekende steden als Medan en Balikpapan ), meer dan 200 miljoen mensen maken regelmatig gebruik van de nationale taal, met variërende graden van bekwaamheid. In een land waar meer dan 300 inheemse talen en een breed scala van etnische groepen heeft, het speelt een belangrijke verenigende en cross-archipel rol voor het land. Het gebruik van de nationale taal is overvloedig aanwezig in de media, overheden, scholen, universiteiten, werkplekken, bij de leden van de Indonesische upper-class of adel en ook in veel andere formele situaties.

Standaard en formele Indonesische wordt gebruikt in boeken en kranten en op televisie / radio nieuwsuitzendingen, maar weinig inheemse Indonesische speakers gebruik maken van de formele taal in hun dagelijkse gesprekken. Hoewel dit is een fenomeen in de meeste talen in de wereld (bijvoorbeeld, doet gesproken Engels niet altijd overeen met schriftelijke normen), de mate van "juistheid" van gesproken Indonesisch (in termen van grammatica en woordenschat) in vergelijking met de schriftelijke vorm is opvallend laag. [ nodig citaat ] Dit is vooral te wijten aan [ nodig citaat ] Indonesiërs combineren aspecten van hun eigen lokale talen (bijvoorbeeld, Javaanse , Sundanese , Balinese en Chinese dialecten) met Indonesische. Dit resulteert in verschillende "regionale" Indonesische dialecten, het typen, dat een buitenlander is het meest waarschijnlijk te horen bij aankomst in elke Indonesische stad of dorp. Dit verschijnsel wordt versterkt door het gebruik van Indonesië slang , met name in de steden.

Lees verder…

ZEECRASH DOOR FALEN IN COCKPIT

10897260679?profile=originalZEECRASH DOOR FALEN IN COCKPIT

Bronvermelding Telegraaf 18/5-2013Het toestel van Lion Air ligt in tweeën gebroken op het rif vlak achter de landingsbaan in Denpasar, op Bali.FOTO: AFP

De Indonesische prijsvechter Lion Air moet de pilotentraining en procedures verbeteren, vooral in noodsituaties op lage hoogte. Dat is de aanbeveling van de National Transportation Safety Committee in Jakarta.

Aanleiding voor het onderzoek is de spectaculaire crash in zee van een gloednieuwe Boeing 737-800 van Lion Air vlak voor de landingsbaan op toeristeneiland Bali op 13 april van dit jaar. Het doormidden gebroken toestel kwam plat in ondiep water terecht zonder dat er brand uitbrak.

Dat was de redding voor de zeven bemanningsleden en 101 passagiers, waaronder vier buitenlanders. Wonder boven wonder kwam niemand om het leven. Ook Nederlandse toeristen maken vaak gebruik van de binnenlandse vluchten van Lion Air, die in de Europese Unie op de zwarte lijst staat.

De budgetvlieger heeft bijna 500 vliegtuigen bij Boeing en Airbus in bestelling. Maar kennelijk komt die snelle groei de veiligheid niet ten goede, concluderen de luchtvaartautoriteiten.

Het gaat om voorlopige bevindingen van de onderzoeksraad. Het eindrapport komt later dit jaar. De oorzaak van het bizarre ongeluk blijft vaag. Technisch was er niks mis. Wel was bij de landing op Bali ineens slecht zicht, waardoor de 24-jarige Indiase copiloot aan de stuurknuppel de in zee lopende baan niet meer kon zien.

De 48-jarige Indonesische gezagvoerder nam de controle toen op enkele tientallen meters boven de grond over en besloot – te laat – door te starten. Hij zei door windstoten (’microburst’) naar beneden te zijn getrokken, pardoes het water in.

De twee vliegers zijn gelijk getest op alcohol en drugs, maar ze bleken clean. InIndonesische media wordt melding gemaakt van regelmatig gebruik van ’meth’ door vliegend personeel om de lange, zware werktijden vol te kunnen houden. Lion Air ontkent dat wettelijke regels worden overtreden. Er zijn alarmerende getuigenissen van te weinig rust in de cockpit.

Lees verder…