Jan de Keten's berichten (350)

Sorteer op

KOUSBROEKS  “KAMPSYNDROOM”

Besproken door: Pjotr.X. Siccama deel 6.    10897266653?profile=originalIn 1987 overleed kapitein Raymond Westerling; de man die de politionele acties in 1946 had geleid tegen de onafhankelijkheidsstrijders in Nederlands Indië.

Ik kan me nog goed herinneren, dat hij tijdens de politionele acties op Java (met name in Bandung) door de meeste Indo’s op handen werd gedragen en geroemd voor zijn streng en resoluut optreden. Er waren niet genoeg adjectieven meer over om de man de hemel in te prijzen. 

Mensen herinneren zich zijn lef en grote moed en zijn enorme kennis van vuurwapens. Hij kon bijvoorbeeld een voorwerp, een ei bijvoorbeeld, in de lucht gooien en via een spiegel die achter hem stond opgesteld het ei feilloos raken.

10897266675?profile=original

Foto - Dominique Venner*, een Frans historicus, schreef in 1977 een biografie over Westerling, “Westerling: guérilla story”, gefascineerd als hij was door diens leven.

Het bericht van het overlijden van Westerling kwam Kousbroek echter ter ore op het moment dat hij zich op Makassar bevond. De inwoners ter plaatse kregen het bericht blijkbaar eerder door dan hij. Ze spraken met hem over het feit dat deze man door de Nederlandse Staat  nooit was aangeklaagd en vervolgd voor de misdaden in hun land en dat hij vrij rond kon lopen. De Indonesiërs, meestal bescheiden in hun opstelling wanneer het op vragen stellen aankomt, legden hem deze keer direct die vraag voor. Net als wij kijken zij blijkbaar in kwesties als deze naar die misdaden door anderen, gepleegd in hun land, maar vergeten en passant dat er in 1965 in Indonesië tijdens de omwenteling onder de bevolking een grote slachting had plaatsgevonden.

De schrijver stond daar niettemin met een mond vol tanden en vond de vragen uiteraard pijnlijk. Een zeer opmerkelijke uitspraak kwam uit de mond van professor Said, een voormalige hoge Indonesische officier, die vond daarentegen dat de misdaden, gepleegd door Westerling, niet als oorlogsmisdaden kunnen worden beschouwd (.. het was oorlog.. etc.).

__________________________

* Venner pleegde dit jaar op 21 mei zelfmoord voor het hoofdaltaar van de Notre Dame in Parijs door zich door het hoofd te schieten, een en ander uit wrok tegen de aangenomen wet voor het homohuwelijk en de Islam in Europa.

  In dit artikel betreft het de valse en echte geschiedschrijving van de meeste historici wanneer het om oorlogsmisdaden gaat.

Nederland is koploper in de selectiviteit van het veroordelen van (en oordelen over) oorlogsmisdaden, dan volgen Groot-Brittannië, de VS, Australië en de Filipijnen.

Met name het oordelen over en het veroordelen van de Japanse misdaden was en is strenger dan andere (oorlogs)misdaden. En dat nu is buitengewoon merkwaardig. Kousbroek geeft uitgebreid de details weer over het uitzonderlijk en merkwaardig standpunt van Nederland hierin en zeker in verband met de zogeheten smerige oorlog tussen 1946 en 1949 waarin kapitein Westerling de hoofdrol vervulde. Het

verbaasde hem ook zeer dat andere misdaden, eerder gepleegd in Indië met name op Sumatra en trouwens ook elders in de archipel, veel erger en wreder was geweest dan tijdens de Japanse bezetting. En wanneer in gezelschap uitgerekend dit onderwerp te berde wordt gebracht, dan kun je alle verwensingen naar je hoofd geslingerd krijgen, zeker van mensen die de Japanse bezetting aan den lijve hadden

 10897266692?profile=originalfoto - Westerling op latere leeftijd

ervaren. Het wordt dan weer “Mata Gelap” (zwart voor de ogen) bij wijze van spreken bij de meeste Indiëgangers met slechts een ééndimensionale blik. 

Dan zijn de reactionairen er als de kippen bij om een en ander tegen te spreken. 

Men kan zich over die valsheid van historische berichtgevingen nu wel verbazen, maar er is nog niet één historicus die zich daarover buigt – en/of durft te buigen - waar werkelijkheden worden verdoezeld, en gemanipuleerd. Op zo’n manier bestaat er geen enkele zuiverheid in de geschiedschrijving. Over mechanisme gesproken: een kwalijk ingesleten cultuurgewoonte die onacceptabel is.

“Er is”, schrijft Kousbroek, “geen verklaring waarom de meeste historici dit doen.” Ondergetekende heeft eens een historicus gesproken die zei dat er niet één geschiedschrijver is die helemaal objectief is. Dat kan wel waar zijn, maar het beroep mag geen alibi zijn om geschiedschrijving te verdoezelen of zodanig te manipuleren om zaken beter af te schilderen, niet ad-hoc en zeker niet post-haec. En dit laatste is in de historie maar al te vaak gebeurd, zeker wanneer het om economische en politieke belangen gaat. Op zo’n manier wordt het beroep van historicus, van wie mensen toch mogen verwachten dat wat deze beweert ook allemaal werkelijk, onafhankelijk integer en geloofwaardig is, discutabel. En juist de (bevochten) democratische vrijheden worden de laatste 45 jaar genegeerd, met voeten getreden en uitgehold alsof het de normaalste zaak is met als grootste representant de Verenigde Noord Amerikaanse Republieken. Een  natie die zich bij voortduring op de borst klopt als het gaat om vrijheden van het individu. 

Zo verging het bijvoorbeeld ook met de politionele acties onder Westerling tussen 1946 en 1949 in Nederlands Indië. Deze kapitein (aan wie carte blanche werd) gegeven)  was in die politionele oorlog ontegenzeggelijk tegen de bevolking van de archipel uiterst wreed opgetreden waarover men nu nog vol walging spreekt. Zijn optreden stond onder verantwoordelijkheid en gezag van de Nederlandse Staat die deze zwarte episode van de Indië geschiedenis waarvoor zij en zij alléén de volle verantwoordelijkheid draagt, maar die grote last nooit op zich heeft willen nemen.

Kousbroek brengt ons in herinnering dat, wanneer er wederom geruchten over misstanden kwamen en  parlementsleden de verantwoordelijke minster(s) c.s. hierbij om opheldering vroegen, de aanbrengers op hoon konden rekenenm, maar ook met dreigende laster en zelfs met processen. Het paradigma van een ritueel (actueel in Europa zelfs) noemt de schrijver dat gemak waarmee dit soort ernstige misstanden gewoonweg kon voortduren (ik noem het een soort mimicri). Het is nu meer dan ooit  huiveringwekkend actueel geworden door de vlucht van de Amerikaanse medewerker voor het bedrijf Booz Allen Hamilton Edward Snowdon en recent nog de soldaat Bradley Manning (nog afgezien van Julian Assange van Wikileaks). Met Kousbroek hoop ik  dat “het paradigma van een ritueel” zich beperkt tot slechts een  incident en zich niet zal ontwikkelen als een gewoonte in het politieke circus.

.

10897267459?profile=original

 

10897267064?profile=original

10897267481?profile=original     

       

foto -  Bradley Manning                    Julian Assange                                    Edward Snowdon

De affaire Westerling is mijn inziens zo’n geval.  Hij werd door de verantwoordelijke minister (cum suis) bijna geheel uit de publiciteit gehouden. De Staat had ervoor kennelijk een compleet scenario klaar liggen. Zijn terugkomst (na enorme omzwervingen) om maar wat te noemen werd in het begin geheim gehouden en de man zou direct zijn “ondergedoken” (wat volstrekt wordt betwijfeld) in Brussel (nota bene). In 1954 kondigde premier Drees aan dat de betrokkenen van de politionele acties niet zouden worden vervolgd. De Staat vreesde voor tumult mischien wel opstand (?) of  niet nader te vrezen “repercussies”(!). Zo simpel was dat: een enkele aankondiging van een premier, als representant van de Staat, opgelost en geregeld in een handomdraai, terwijl mensen moedwillig de dood waren ingejaagd en om recht smeken. Ongehoorde naïeviteit van de verantwoordelijken [(minister(s) en de Staat)]. In plaats daarvan liet  de Nederlandse Staat Westerling aan zijn lot over om zo de affaire dood te laten bloeden. Dat de man naar mijn mening misbruikt werd door de Staat was helder. Hij werd benoemd met alle volmachten (die wordt slechts toegekend aan een opperbevelhebber in oorlogstijd) en geroemd door generaal Spoor (c.s.)’’.. omdat hij zo’n harde strenge jongen was..’’(.)

Op de schouders van de Staat rust tot nu toe een loodzware schuld en een grote verantwoordelijkheid door de smerigste operaties door Westerling te laten uitvoeren. Het opmerkelijke hierbij was zodra over hem werd gesproken, de bewering dat Westerling- de hypocrisie ten top – opeens (.) “geen – echte - Hollander” was, maar een halve Turk (zie biografie). Ik vraag me wel eens af of de politionele acties voor de man geen traumatische vergissing zouden zijn geweest.  

Alle relevante informatie met betrekking tot deze door de Staat geïnitieerde oorlog tot behoud van de kolonie werd de Nederlandse bevolking immers geheel onthouden. 

Geen historicus durfde het aan om de werkelijkheid op schrift te stellen uit vrees voor kapitteling, hoon, impopulariteit, (wellicht ontslag en geen opdrachten meer van Overheden of sancties en processen door de Staat (à la de VS). Het is triest te moeten vaststellen dat in een democratie als de onze de vrijheid van het woord door duistere niet nader te noemen elementen wordt beïnvloed, bezoedeld en beperkt. Het onthult de vele zwakheden in onze democratische staat en rechtsvorm. Het is zelfs nu heel actueel geworden sinds de onthullingen van bijvoorbeeld Wikileaks en de vlucht van de geheime Amerikaanse agent Snowdon die voorlopig in Rusland als asylant een onderkomen moest zoeken. De waarheid mocht zeker niet aan het licht komen en nu met de aanhoudende dreigingen vanuit het Midden Oosten al helemaal niet vinden de VS, die met hoge straffen aankomen zodra de onthullingen publiekelijk worden. (“..  leger/manschappen/instellingen moeten worden beschermd..”). Het is in de VS inmiddels en blijkens de recente actualiteit, standaard geworden bij dergelijke misstappen. Hier wordt het vrije woord en de pers geïntimideerd met alle signalen die erbij horen. Het onderscheid van vals en echt in de Noord-Amerikaanse cultuur(politiek) zijn termen die wurgend verstrengeld zijn geworden.

“Wanneer het gaat om het oordelen over het oorlogsverleden van andere naties,” schrijft Kousbroek, “dan doen wij dat met andere maatstaven dan bij ons eigen oorlogsverleden.”

Met name de geschiedschrijving van Nederlands Indië in WOII kon rekenen op heftige reacties toen de uitgave werd gepubliceerd (uitgave: WOII van L. de Jong) van Indische oorlogsslachtoffers, omdat daarin de beschrijving(en) niet positief zouden zijn uitgevallen. Een waterval van protesten volgden hierop.

Een subjectief standpunt van een oorlogsslachtoffer is wel begrijpelijk, in dit verband, maar niet als zondanig relevant voor het collectieve begrip oorlogsdslachtoffers in feitelijke historische zin, eenvoudig omdat elk oorlogsslachtoffer er een is die zijn of haar eigen verhaal heeft. 

Tijdens de politionele acties werden door Nederlandse troepen onder leiding van Westerling oorlogsmisdaden gepleegd (Excessennota 1969, opgesteld 20 jaar na dato). Er was toch al een onderzoek ingesteld in 1950? Wat is er daarna gebeurd met het onderzoeksrapport

De inhoud was nooit openbaar gemaakt; was het zo geheim dat de Staat en vele medeplichtigen daarin zonder meer de vrees hadden dat zij in discrediet kunnen worden gebracht?

Het merkwaardige is dat tijdens het proces in Indië (in Nederland kwam er door de teleurstellende mededeling van Drees helemaal geen proces) er slechts 42 vonnissen werden uitgesproken over deze misdaden die werden begaan door lagere militairen, waarvan er één was die de doodstraf kreeg en dat was – is het toeval? – een Molukker.

Men kan zich voorstellen hoe absurd en selectief de Staat (OM) met de rechtspleging aldaar was omgesprongen. Er was geen officier bij die terecht stond. Een schandaal van de eerste orde en Raymond Westerling raakte uit de gratie.

Generaal Spoor gaf daarna de opdracht om een onderzoek in te stellen naar de excessen en gaf deze aan: Westerling zelf. Men zou zeggen de slager die zijn eigen vlees keurt. Te bespottelijk voor woorden.

En hierin school nu de grootste fout van de Nederlandse Staat. De strategie van de Nederlandse Staat was om Westerling uit de klauwen van Justitie te houden, daar er achter de schermen zeer waarschijnlijk namen van medeplichtige lieden bekend en onthuld konden worden.  

Het gerucht deed de ronde dat een zekere Bernard von L., de man over wie zoveel te doen is geweest en die (door Hugo Brandt Corstius) in Vrij Nederland genoemd werd “de man die een spoor van venerische achterliet”, hierachter zou kunnen zitten. Tegen Westerling zelf bleken genoeg bewijzen te zijn, maar wie er verder achter zaten wordt tot nu toe verzwegen. De integriteit van de Staat lag (ligt nog steeds) onder vuur en die mensen die hier juist wat van moesten zeggen waren in geen velden of wegen te bekennen tot heden ten dage. De zwarte bladzijden die niemand te zien krijgt.  Kousbroek: “hoeveel bladzijden zijn er nodig voor het wél iets betekent?” En ook: “er zijn al zoveel bladzijden zwart gemaakt, (.)”; er klinkt irritatie en moedeloosheid in door. De Indonesische Republiek had na haar onafhankelijkheid om uitlevering van kapitein Westerling verzocht dat door Nederland resoluut werd afgewezen. De Nederlandse Staat is per slot geheel verantwoordelijk voor de daden van zijn staatsburgers, zo ook voor Westerling. Hij werd immers aangewezen (hij kreeg carte blanche) om de politionele acties te leiden die voor Nederland tot een totale catastrofe hadden geleid. Daarna poogde Westerling zelf (?) om een staatsgreep te plegen nadat de acties waren afgelopen (onafhankelijkheid in December 1949) die geheel mislukte. In de nasleep kregen we de affaire Jungschläger (zeeman), de man die door de Indonesische Rechtbank wegens hoogverraad tot levenslang werd veroordeeld evenals de officier bij het KNIL Henry Schmidt.

 

10897267498?profile=originalFoto Leon Jungschläger (1904-1956).

Precies over deze laatste periode vinden wij geen enkele  werkelijke informatie over wie hier, naast Westerling echt achter de operaties zaten. In ieder geval werd de zaak Westerling uiteindelijk geseponeerd door het OM (wederom om onduidelijke redenen).

Zodra het om gedragingen gaat van andere naties, schrijft Kousbroek, nemen de Nederlanders nog steeds een onverzoenlijke houding aan. Men kijkt dan naar andere koloniale mogendheden en zegt: kijk naar de andere Europese kolonialen want daar is het toch erger dan bij ons enz.; een drogreden om zichzelf schoon te praten.

En ook hier, over deze zwarte periode, zwijgen de historici.

Het is echter hun taak om van de geschiedenis in ernst en juiste vorm kond te doen, en niet om zich in allerlei bochten te wringen uit vrees om straks te worden overstelpt met klagers, klachten, dreigende processen aan de broek, zoals wij onder andere in de VS hebben gezien (geval van May Lai affaire*) en nu nog krijgen te zien. We moeten er echt voor waken om niet op de VS te lijken, want dan zijn we echt in de aap gelogeerd.

Wij moeten niet vergeten dat tijdens WO II meer dan 2,5 miljoen Indonesiërs (Romoesja’s**) waren omgekomen en onder de Indonesische dwangarbeiders de sterfte maar liefst 74% bedroeg. Kousbroek geeft bijvoorbeeld een opmerkelijk vergelijking met het overleven in een oorlog: de kans dat je als krijgsgevangene uit het Japanse kamp levend uitkomt was ca.78% maar voor de Joodse gemeenschap in het

___________________________

*      Het bloedbad van Mỹ Lai was een slachting op 16 maart 1968 die werd aangericht door Amerikaanse soldaten tegen burgers, vooral vrouwen en kinderen, uit de Vietnamese plaats Mỹ Lai.

**   Een Romoesja (Japans: "arbeider") was een veelal uit Java afkomstige arbeider die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder aan slavernij grenzende omstandigheden voor de Japanse bezetter moest werken.

 concentratiekamp was de kans minder dan 9% (!). Wie wil nu nog vergelijkingen trekken vraag je je dan af. Wanneer ik die passages in het werk van Kousbroek lees, ril ik over mijn hele lichaam van ontzetting en staat mijn hart bijna stil.

Het is het massale van de slachting die zich in de geschiedenis heeft afgespeeld dat mij naar de keel grijpt. En nog kost het mij grote moeite de gegevens zoals die in het boek van Kousbroek zijn neergeschreven weer nuchter te overzien en te herlezen. Het is mij eigenlijk onmogelijk gebleken. Men kan in dit geval overduidelijk spreken over oorlogsmisdaden; een oorlog voorwendend als excuus voor iets wat niet opgelost is.

Zo idem dito tijdens de burgeroologen in het voormalig Joegoslavië in deze eeuw, waar etnische zuivering in een burgeroorlog heeft plaatsgevonden en dat zowat in onze Europese achtertuin.

Het vergelijk dat je veel hoort van mensen die een oorlog hebben ervaren in de zin van: de Japanners c.q. Duitsers/Hollanders etc. waren veel erger met hun wreedheden in de oorlog, lijkt op een etiket dat ze maar al te graag opgeplakt willen hebben. In vergelijkingen worden de ergste wreedheden tot in de details uit de doeken gedaan waarna het toppunt van vergelijkend oordeel volgt met de gevolgtrekking dat oorlog wreed en afschuwelijk is.

10897268076?profile=original

Foto - Curzio Malaparte

Een heel curieus verschijnsel in dit verband is een zogenaamde geschiedschrijving van Curzio Malaparte (pseudoniem voor Kurt Suckert), een Italiaanse schrijver (vader Duits en moeder Italiaans), die een ‘historie’ schreef die, naar bleek, volkomen fictief was. Hij werd geprezen en geroemd om zijn verhalen [(o.a. La Pelle (de huid), Kaputt (Duits voor ‘stuk, gebroken’ en Sangue (bloed)], die hij allemaal verzon. Ernstiger  (historische gebeurtenis) wordt het bij La Pelle, wanneer hij de invasie van de Amerikanen in de buurt van Napels en op Sicilië beschrijft waar omheen hij echter veel heeft gefabuleerd*. En juist deze gebeurtenissen maken maar al te vaak grote indruk op het publiek op het moment dat de bevrijding eraan zat te komen.

Vertekende beelden, te mooi voorgespiegeld voor de Italianen, maar zij smullen van de eufemistische manier waarop de schrijver de werkelijke gebeurtenissen, in geschiedschrijving wel te verstaan, had vastgelegd die zo overtuigend en geloofwaardig overkwamen (de schrijver functioneerde als tolk bij de Amerikanen) dat mensen werkelijk dachten dat het zich werkelijk zo had afgespeeld. Het heeft ergens iets te maken met “het sprookje dat werkelijkheid wordt” en/of het Pygmalische verschijnsel zoals ik het noem. 

_______________________

* Eufemisme voor verzonnen – in deze context heel toepasselijk gezien de

schrijftrant van de auteur Malaparte.

Met verzinsels kun je, zo blijkt, ook goed je brood verdienen (zie afbeelding Villa Malaparte)******

10897267692?profile=original

 

 

 

Villa van Malaparte op Capri.

 

 

Poncke Princen.

 

10897268657?profile=original

Een wat recenter geval deed zich voor toen een visum voor Nederland aan Poncke Princen* werd geweigerd vanwege het grote tumult dat ontstond van de zijde van oudgedienden (én anderen). Hij werd immers als een soort landverrader beschouwd.

De historici hielden met betrekking tot deze kwestie nagenoeg hun mond; men had ook geen poging ondernomen om die controversiële periode en publique op te helderen. Men vond kennelijk dit onderwerp en de persoon Princen te onbelangrijk om er enige ruchtbaarheid aan te geven, terwijl dat nu juist een mooie kans was geweest.

Dan maar de doofpot in: de koloniale doofpot. Kousbroek vroeg zich met recht af hoe we toch in hemelsnaam met zo’n belastend verleden met de werkelijkheid kunnen omgaan. Was en ís het kwader trouw of schuilt er meer achter? 

Het zijn nog steeds vragen die de schrijver (en de Indische gemeenschap trouwens ook) bezig houden. Waar zou men bang voor zijn?

Men zwijgt als het graf en wanneer er hierover vragen worden gesteld dan is het antwoord: we weten alles al: het ligt bij De Slegte! Nee dus. Ondergetekende heeft er (voor de goede orde) bijvoorbeeld nooit een waardevol boek gekocht over deze materie omdat bij inzien daar, maar ook in de reguliere boekhandel niet de (vermeende) onthullingen in zijn te vinden betreffende controversiële Indische kwesties. Het is humbug wat de historici vaak beweren of de zaken om weer duistere redenen omzeilen (waarvoor en waarom?): in mijn ogen zijn zij op zo’n manier hun beroep onwaardig. Niet bepaald goede heelmeesters en zoals we weten maken slechte heelmeesters altijd stinkende wonden.

Dan de historicus Van Doorn met de zin (op de vraag of er een doofpot bestaat): “..je kunt niet van een doofpot spreken in die tijd dat de ‘onthullingen’(?) nog niet bij De Slegte lagen (!) Toen was de werkelijkheid precies even werkelijk als nu..” Et voilà. Je broek zakt af van deze plattitude.

­________________________

Johan Cornelis Princen (Den Haag, 21 november 1925Jakarta, 21 februari 2002) was een Indonesische mensenrechtenactivist van Nederlandse afkomst. Als dienstplichtige deserteerde hij in 1948 in om bij de Tentara Nasional Indonesia (TNI, Indonesische republikeinse troepen) dienst te nemen.

 

Kousbroek: “het is toch moeilijk vol te houden dat dat zo is.’’

Men vraagt zich af wat er toch met die lieden aan de hand is.

Het wordt nog erger wanneer een – overigens geen prominente – historicus tracht om alsnog over controversiële zaken de werkelijkheid te onthullen. Men kan op zijn vingers natellen hoe lang het duurt voor deze wordt verketterd en onthoofd.

Van een historicus als b.v. ook Fasseur mag ieder toch op zijn minst verwachten dat hij in controversiële kwesties en zaken als voornoemd een echt duidelijk en persoonlijk standpunt inneemt en zich niet achter vaak eufemistische en af en toe academische uitleg verschuilt en zich alleen daartoe beperkt. Daar heeft niemand wat aan.

Standpunten én lef bij betrokkenen zijn schaars of helemaal afwezig; dat is het beeld wat men te zien krijgt in de loop van de tijd en ze bevatten daarom geen enkele waarde noch bijdrage aan een adequate geschiedschrijving.

Er bestaat geen zogeheten klokkenluider onder historici, tenminste niet in Nederland, die moet nog worden geboren of uitgevonden.

Sommigen van hen krijgen trouwens kennelijk zoveel opdrachten (vaak van overheidswege) dat ze het op een of andere wijze lastig vinden om ook nog wat écht is boven tafel te brengen.

Het is dus heel veilig om dat maar net niet te doen. Want stel je toch eens voor dat een overheid een geschiedschrijver – niet prominent, waarvan ze nauwelijks iets weet - een opdracht van belang zou geven. Dat is solliciteren naar tumult is de gedachte.

 Nee, het moet bij voorbaat veilig belanden bij hem of haar in wie de opdrachtgever alle vertrouwen heeft.  En zo modderen Nederlandse historici maar lekker door. Laten we onszelf toch niet bedriegen wanneer het om opdrachten gaat bij overheden en ook bij bedrijven en particulieren: het gaat hier niet alleen om de kip of het ei, maar ook om andere zaken die het daglicht niet kunnen verdragen, dat mag helder zijn. 

 10897268674?profile=original

 

 

Demonstratie in Nederland.

10897274687?profile=original

 

  

Kapitein Westerlings aankomst in Brussel.

Lees verder…

 

10897276895?profile=original

Versterken  zustergemeentes in Indonesië de banden met Nederland?   De laatste tijden staan de betrekkingen tussen Indonesië en Nederland onder druk als wij de media mogen geloven. Al eerder werd Timmermans naar Jakarta gestuurd om excuses aan te bieden, de hele Kamer op zijn nek kreeg. Vervolgens kopt de telegraaf met een bizarre onthulling “1995 had Koningin Beatrix de intentie namens Nederland Rep. Indonesië excuses aan te bieden” ergens in juni dit jaar. Op 21 april 2013 kopt de Telegraaf weer met een negatief berichtgevingen die weer verder schade brengt aan de betrekkingen “Deur dicht voor claims Indonesische weduwen”.  

67 jaren hebben bepaalde groeperingen die zich wisten te nestelen in de Tweede Kamer om steevast die blokkades op te leggen als het om de banden en zaken met Indonesië  te maken hebben. 

Nederland en Indonesië komen nu tot de inzichten dat ze elkaar hard nodig hebben in deze turbulente dynamische 24 uur economie. Nederland verkeert in ernstige resessie ooit in de geschiedenis dat zelf het spaarvarken naar de slagt gaat. In 2001 grapten de Spaanse en Franse media nog dat het Nederandse spaarvarkentje naar de slachtbank zullen brengen, zie nu anno 2013. De spaarpot van de babybomers wordt omgedraaid,  en leeggeplunderd om hun fouten te camoufleren. Terwijl er vele economische mogelijkheden liggen in de groeiende economie van de republiek Indonesia.

Indonesië weer om kennis, innovatie, management en ervaringen waar Nederland weer beschikt op het terrein  met betrekking tot  Infrastructuur, milieu, watermanagement en industrie om Indonesie op een hoger niveau te positioneren (te moderniseren).  

Bij de viering van de onafhankelijkheid van  de residentie in Wassenaar met de Indonesische ambassadeur Marsudi lonkt Rutte en zei dat hij „een beetje jaloers” was op de economische groei die de Indonesische economie doormaakt. Met geplande  handelsmissie in november is de eerste keer sinds 2006 dat een Nederlandse premier Indonesië bezoekt. „Dus het werd tijd ook.”   Ook de Indonesische ambassadeur Marsudi geeft weer voor de zoveelste keer een handreiking door te zeggen dat “excuses niet nodig zijn”.  

De actuele stand nu is dat er een brug naar elkaar toe te worden geslagen met wederzijdse respect  met ongekende economische mogelijkheden voor Nederland; hopende dat NU weer niet de schaduwen van Kok en Pronk beiden PvdA’-ers weer ertussen gaan zitten, want wij hebben Samsom nog die als PvdA’er roet in het eten kan gaan gooien.  

 

10897283060?profile=originalDesondanks de koele banden wordt er ruim 3 miljard euro verdiend uit deze naar schijnt koele betrekkingen. Die niet in verhouding staan bijvoorbeeld tot dat steeds meer Indonesische producten in de schappen van de grote supermarkten zijn te vinden. In te tegenstelling tot de Nederlandse producten die in Indonesie schaar zijn. Naast de supermarkten zijn  in vele steden wel een Indonesisch restaurants te vinden. Wat denken van in de Hollandse keukens. Kortom de Indonesische keuken heeft zijn plek verworven in de Nederlandse samenleving in deze 65 jaren.

10897282882?profile=originalOp het gebied van grote evenementen spelen de pasar malams een heel belangrijke grote rol. Die door heel Nederland nu worden gegeven die zijn oorsprong vond in Batavia – Het Jakarta van nu – waar het hele Indonesisch palet wordt uitgedragen; dans, muziek, eten, drinken, cultuur en de Indonesiche artikelen.    Den Haag met het Mailieveld kent twee pasar malams, Rotterdam, Utrecht, Apeldoorn, Arnhem, Den Helder, Alkmaar, en Assen om maar te noemen van de ruim 70 pasar malams in het land, die het hele jaar doorgaan.   Drie miljard gaat dus om in de Indonesische – Nederlandse economie betrekkingen. Van uit Nederland zijn incidentele organisaties kleinschalig bezig met projecten in Indonesie, die via de media die aandacht krijgen.  Nederland is geen velden te bekennen in Indonesie als het direct impact moet hebben op de burgers due Indonesie  in Nederland  heeft geinvesteerd om de Indonesische cultuur hier te introduceren dat maatschappelijk door de Nederlandse samenleving is geaccepteerd.

Hoe staat met maatschappelijke acceptatie van Indonesie bij politiek Den Haag?

Niet best, die loopt straatlengtes achter op het Nederlands volk mag de conlcusies zijn; De politiek werkt blokkerend en als  een stoorzender in de media wordt er met gif gestrooid als de republiek Indonesia weer in beeld komt. Voorbeelden ten over. Politiek mag een voorbeeld nemen aan de initiatieven die in samenleving organisch zijn gegroeid.  Ergo zelfs het ondernemingsklimaat leidt hier onder.

De vele koloniale gebouwen bijvoorbeeld ; in Jakarta, in Bandoeng en Soerabaja zonder andere plaatsen te kort te doen spreken boekdelen over de gezamenlijke geschiedenis.  

10897283686?profile=originalDe vergeten groep achterblijvers van het voormalige Indie,  niet onbelangrijk wat door velen worden vergeten is de Indo’s die niet naar Nederland gerepatrieerd konden worden. Deze Indo Europeanen werden geweigerd, terwijl zij wel voor he Koninkelijk Huis tegen de Jappen vochten. Redenen waren o.a. de slechte communicatie of waren de benodigde documenten kwijt geraakt door die oorlog.  In Nederland is deze populatie rond het ander half miljoen met alle generaties mee geteld. In Indonesië is het dubbele. Onlangs heeft Jan Slagter van Omroep Max nog die aandacht gevestigd op de “vergeten groep Indo’s” met verschillende TV uitzendingen.  Op ICM verscheen het persbericht: "Persbericht - Indo's in Indonesië? Hoe zit dat"

De vraag die je moet stellen waarom ook niet zustergemeentes met Indonesië   dan is alles structureel in 1 keer opgelost zoals wij die kennen met andere landen. Een concept/model dat zich heeft bewezen in die 100 jaren dat op het gebied van cultuur / economie duurzaam werkt naar Win Win situatie. Vreemd genoeg dat Nederlandse Gemeentes met die andere landen die geen gezamenlijke geschiedenis en geen draagvlak hebben in de huidige samenleving toch een zustergemeente vormen (hiervoor budgetten voor vrij worden gemaakt).  Gemeentes worden jaarlijks geconfronteerd bij de aanvragen van een vergunning voor een groot evenement als een pasar Malam in ruim 100 gemeentes waar ruim 10.000 bezoekers op afkomen m.u.v Den Haag waar 100.000 op afkomen. 

De media staat bol hiervan. Mede door de recessie komen budgetaire vele zaken op straat te liggen.  

Rotterdam zou een zustergemeente met Jakarta kunnen vormen.  

Informele bronnen wisten te melden dat er op Gemeente nivo al contacten lagen uit het grijze verleden. Omdat Jakarta een haven heeft van betekenis en Rotterdam tot de 1 van grootste havens behoren. Soerabaja met gemeentezuster Den Haag of Bandoeng met zustergemeente Apeldoorn om maar als voorbeeld te noemen. 

Nederlandse gemeentes kunnen bijvoorbeeld de laatste technieken en methodieken die zijn toegepast voor Nederlandse stedelijke ontwikkelingen voor; de infrastructuur, bouw, milieu, energie en watermanagement weer her aanwenden voor de zustergemeentes in Indonesië. Voorbeeld de werkzaamheden aan de Metro in Amsterdam kunnen zo weer worden voortgezet in Jakarta (zie Jakarta Baru master plan). Nederland weer kan bijvoorbeeld methodieken overnemen hoe Indonesië terrorisme en corruptie bestrijdt. Daarnaast kan Nederland veel leren hoe Indonesië als grootste Islam land met duizenden verschillende culturen in  zo’n islamitische multiculturele samenleving de democratisering boven de islamitisering  weet te besturen en te bewerkstelligen met als eerste Islamland een vrouwelijke president. De dochter van oud – president Soekarno,  waar diverse geloven broederlijk naast elkaar leven  zestig jaren lang. 

10897257286?profile=original

 Dat deze bewegingen van zustergemeentes met Indonesie  informeel op de achtergrond lopen zijn niet onbekend. Zo had Gemeente Rotterdam met Jakarta al informele contacten met betrekking tot stedelijke ontwikkelingen. Rotterdam is groten deels door de Tweede Oorlog verwoest en herbouwd tot 1 van de modernste steden in Europa met metro, nieuwste gebouwen, infrastructuur, bruggen en haven met grote opslag.

Jakarta moet ook herbouwd worden, en Jakarta heeft Rotterdam als voorbeeld.  Ontwikkelingshulp zou meer via gemeentes ingezet moeten worden via zustergemeentes om de Indonesische Nederlandse betrekkingen verder te intensiveren om dit concept te ondersteunen om tot een constructieve structurele oplossing te komen. 

Het voorbeeld dat het werkt is Jakarta/Rotterdam. Het Jakarta Baru Masterplan werd in handen gegeven aan een Ingenieurs Groep die Rotterdam hebben herbouwd. Deze hebben het ontwerpplan uitgewerkt zie onderstaande presentatie op YouTube. Diverse Nederlandse ondernemingen zijn vanaf 2009 bezig geweest, en hebben  veel last gehad van de handelswijze van Politiek Den Haag. De gemiste orders zijn hierdoor aanzienlijk geweest; Dit jaar zijn ontelbare keren koppen in de media verschenen o.a. dat De Tweede Kamer Timmermans onder vuur nam na zijn bezoek aan Jakarta, bij niemand ontgaat dit! 

YouTube Rotterdam verpakt het in MasterPlan Jakarta baru,  http://youtu.be/hGtol65OeUg   

Editor/redacteur 

Ferry Schwab sr.

 

Lees verder…

Kamp Solo, de Jap.

Kamp Solo
Solo was een groot kamp, in twee gedeelten, een voormalig psychiatrisch ziekenhuis en het nieuwe gedeelte met heel veel barakken. In een van die barakken sliepen wij, mijn moeder, broer en ik, ongeveer in het midden van die barak. Iedereen had precies 45 centimeter, allemaal naast elkaar in een hele lange rij.

Tegenover je de koffers met spullen. Voor de koffers een flink looppad en hetzelfde aan de overkant. Iedere ochtend was er appel. s'Avonds moest je allemaal om negen uur in de barak zijn, anders werd je opgepakt en kreeg je slaag. Soms kwam er in het kamp hoog bezoek, enge, strenge, met medailles behangen Japanners, kijken of alles wel goed ging. Een ramp, alles moest schoon zijn en veel appels, waren ze dol op.

Op het bed deden wij kaartspelletjes. Naast ons sliep Adriaan met zijn moeder, die inmiddels mijn moeders beste vriendin was geworden en de rest van haar leven ook is gebleven. Een keer moest ik zo vreselijk lachen, dat ik achterover klapte, met mijn hoofd op onze koffers. Bewusteloos, overgeven en een hersenschudding. Ik moest plat blijven liggen. Precies toen kwam er weer hoog bezoek, iedereen op appel.

Doodstil lag ik daar, alleen in die grote barak, verstijfd van angst. De deur vloog open en drie jappen stapten naar binnen. Een ging aan mijn kant op de bedden lopen, met ontbloot samoerai zwaard en prikte overal in. Zijn glimmende laarzen zag ik steeds dichterbij komen, een ging in het middenpad alles onderzoeken en een aan de overkant over de bedden ,ik vind Jappen schreeuwen altijd dat deden ze ook in hun taaltje erg hard. Doodstil bleef ik liggen, maar zorgde er wel voor dat hij mij kon zien. Stel je voor, anders stak hij mij nog dood met dat zwaard.

Gespannen keek ik hem aan, steeds dichterbij, steeds dichterbij, ineens stond hij bij me, aan iedere kant van mij een laars. Met zijn glimmende zwaard in zijn hand begon hij tegen mij te schreeuwen. Ik was zelfs te bang om te huilen. Hij gilde iets naar de andere Jappen en begon om mij heen in alles te steken. Ook pakte hij mijn pop en trok de kop er af en keek er in. Ze zochten altijd naar verstopt geld of juwelen. Toen bukte hij zich nog eens over mij heen, ik rook zijn adem. Hij grijnsde, blafte mij iets toe in het Japans en ging eindelijk zwaaiend met zijn zwaard weg. Dat ik het als negen- jarige niet in mijn broek heb gedaan was een wonder. Hoe ziek ik ook was daarna ben ik nooit meer alleen in bed gebleven en volgens mij heb ik nog geboft ook.

Dinkie

Tot volgende keer.

Lees verder…

Warmere band met Indonesië


10897252253?profile=originalWarmere band met Indonesië

Nederland gaat de banden met Indonesië aanhalen. Premier Rutte leidt van 20 tot 22 november een handelsmissie naar het land in ZuidoostAzië. Hij zal dan een ontmoeting hebben met de Indonesische president Yudhoyono.

Het bezoek moet het begin vormen van het herstel van de relatie tussen ons land en de voormalige kolonie. Die raakte onder het kabinet-Balkenende IV ernstig verstoord. Zo zegde Yudhoyono in 2010 een staatsbezoek aan ons land op het laatste moment af. Molukkers klaagden de president hier toen aan wegens mensenrechtenschendingen en wilden dat hij op Schiphol zou worden aangehouden. De Indonesische president vond het een belediging voor zijn land. Hij annuleerde de reis, wat als een keiharde tik op de vingers voor Nederland werd ervaren.

Nederland is de tweede handelspartner van Indonesië binnen de Europese Unie. De wederzijdse handel tussen beide landen bedroeg in 2012 circa 3,5 miljard euro.

Reactie ICM redactie.

De dagelijkse ICM breakings News die op Nederlandse media en leden van de Tweede Kamer dagelijks inbreekt  om de noodzaak om de betrekkingen met Indonesie te herstellen werden al eerder gehoor aan gegeven toen Timmermans een diepe kniebuiging maakte, terwijl niet Timmermans en Rutte worden verwacht maar oud koningin Beatrix. Dit incident staat niet op zichzelf van diverse andere incidenten m.b,t. de handelsbetrekking waar Kok en Pronk barrieres legden bij de verzoening van Oud koningin Beatrix.

Al eerder benadrukte redactie ICM die ICM Breaking News meerdere malen op leden van het Kabinet afvuurde, dat  Nederlandse organisaties zijn geselecteerd in zake het Jakarta Baru Masterplan waar een bedrag van 620 miljard mee is gemoeid voor fase I (2014 - 2018) . De Indonesische regering wacht op de verzoening van Nederland met betrekking tot het verleden - de Indonesische autoriteiten zijn beledigd hierover -  schijnt nu dat dit giga project in de "hold" stand is gezet (tijdelijk bevroren). De Nederlander staan bekend om hun dijken, bruggen en watermanagement daarom ook deze zijn geselecteerd van de wereldse aanbiedingen, Duitsland participeert deels hierin wist Angela Merkel persoonlijk in Jakarta rond te maken. Van Nederlandse zijde is geen enkele delegatie in Indonesische sawah's te bekennen. Terwijl Nederland deze giga orders hard nodig heeft. 

Zie presentatie van Nederlands model gepresenteerd op YouTube Master Plan Jakarta baru,
http://youtu.be/hGtol65OeUg

Lees verder…

Herdenken - WAAROM HERDENKEN OP 15 AUGUSTUS?

Herdenken 

10897273093?profile=original

Nederland wordt bevrijd op 5 mei 1945. Op die datum is er in voormalig Nederlands-Indië echter nog geen bevrijding. De Japanse overheersing van het voormalig Nederlands-Indië drukt in de hierop volgende maanden nog zwaar op alle inwoners van dat land en ver daarbuiten.

De aandacht van de (Nationale) Herdenking op 4 mei gaat vooral uit naar de gevolgen van de oorlog tegen nazi-Duitsland. De dag erna is gereserveerd voor de feestelijke viering van de bevrijding van de Nazi bezetter.
De geschiedenis van de mensen met een Indische oorlogsachtergrond is echter zó anders verlopen dat de activiteiten op 4 en 5 mei niet genoeg bij de behoeften van deze groep blijken aan te sluiten.

Capitulatie
Pas op 15 augustus 1945 kwam er een einde aan de oorlog in dit gebied door de capitulatie van Japan. Dit betekende echter nog niet dat er sprake kon zijn van een echte bevrijding. Toen Japan zich overgaf, waren er nog geen geallieerde troepen Indië binnengetrokken. De Japanse militairen kregen de opdracht de orde en rust te bewaren totdat de geallieerde troepen de macht konden overnemen.

Maar twee dagen na de capitulatie van Japan op 17 augustus 1945 besloot een invloedrijke groep Indonesiërs onder druk van hun jonge achterban Indonesië onafhankelijk te verklaren zowel van Nederland als van Japan. Als gevolg daarvan begonnen Indonesische strijdgroepen alles in het werk te stellen om wapens van het Japanse leger te bemachtigen om te voorkomen dat de Nederlanders hun voormalige machtspositie zouden terugkrijgen. Het begin van de onafhankelijkheidsoorlog was een feit en ging met veel geweld gepaard.
Velen, ex-kampers en buitenkampers, waaronder Indo-Europeanen en Chinezen, belandden in een concentratiekamp nu onder het regime van Indonesische “vrijheidsstrijders”.



Onafhankelijkheid
Deze oorlog leidt uiteindelijk tot de onafhankelijkheid van Indonesië op 27 december 1949. Als gevolg daarvan worden velen gedwongen te kiezen tussen Nederland en Indonesië. Keuze tussen blijven en vertrekken. Honderdduizenden worden daarom in de jaren na 1945 (nood)gedwongen naar Nederland verscheept. Dit betekent dat tot in de jaren zestig zo’n 300.000 personen vanuit Indonesië naar Nederland komen. Velen zijn nog nooit in Nederland geweest en hebben op de een of andere manier hun wortels in Indië. Hollanders, Indo-europeanen (“Indo’s”) en de groep Ambonezen / Molukkers en Chinezen.
Ondanks hun eigen (vaak dramatische) oorlogsgeschiedenis, wordt hen duidelijk gemaakt dat in Nederland een “eigen” oorlog is geweest waardoor er geen ruimte blijkt te zijn voor de verhalen over die “verre Aziatische” oorlog.

Dit heeft onder andere tot gevolg dat het einde van de Tweede Wereldoorlog voor veel Indische mensen niet een periode van herstel inluidt, maar eerder een markering blijkt te zijn van voortschrijdend verlies: van have en goed, status en geboorteland. Soms zelfs van identiteit. Kortom, compleet verlies van een manier van leven.
Er rest de betrokkenen niets anders dan het zich zo geruisloos mogelijk aanpassen aan de in het nieuwe vaderland heersende cultuur. Onder andere door het hanteren van een eigen “Indische” arbeidsethos: extra hard werken.

10897275083?profile=originalHerdenken en ontmoeten
De 15e augustus is elk jaar de dag waarop al die ingrijpende gebeurtenissen kunnen worden herdacht in gezelschap van personen met een gedeelde “Indische” achtergrond.
De eerste herdenking op 15 augustus komt op initiatief van ir. G.S. Vrijburg in 1970 in Den Haag tot stand. Hierbij zijn koningin Juliana, Prinses Beatrix en Prins Claus aanwezig zijn.

Na deze, oorspronkelijk als eenmalig bedoelde gebeurtenis, blijkt dat velen behoefte hebben aan een herhaling van deze gelegenheid tot herdenken en ontmoeten. In 1980 wordt de Stichting Herdenking 15 augustus 1945 opgericht met ZKH Prins Bernhard als beschermheer om een jaarlijkse herdenking en ontmoeting te organiseren. In dat jaar vindt een grootse herdenking plaats in aanwezigheid van Koningin Beatrix en ZKH Prins Claus. Sedertdien wordt ieder jaar de herdenking op 15 augustus op wisselende plaatsen in het land georganiseerd.
Totdat in 1988 het Indisch Monument aan de Prof. Teldersweg in Den Haag wordt onthuld door H.M. koningin Beatrix en de Indische gemeenschap eindelijk een eigen monument heeft waar men jaarlijks de overleden dierbaren kan herdenken.
Dit monument symboliseert het lijden van alle landgenoten in Azië tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Eer bewijzen
In 1999 heeft het kabinet Kok 15 augustus 1945 erkend als het officiële einde van de Tweede Wereldoorlog voor het Koninkrijk der Nederlanden. Vanaf dat moment wordt op deze dag op alle overheidsgebouwen gevlagd. Ook de media besteden zendtijd aan deze gebeurtenis.

Velen van de generatie die de Tweede wereldoorlog in Azië daadwerkelijk hebben meegemaakt zijn inmiddels overleden. Desondanks wordt de jaarlijkse Herdenking op 15 Augustus druk bezocht.
Voor vele deelnemers is het de gelegenheid om stil te staan bij de eigen herinneringen aan die periode. Om eer te bewijzen aan dierbaren die deze periode niet hebben overleefd.

Ook jongeren komen in toenemende getale naar de Herdenking. Veelal op uitnodiging van hun ouders of grootouders. Vaak ook uit eigen gezonde nieuwsgierigheid naar hun “wortels”. Uit respect voor hun (voor)ouders. Er is bij hen sprake van behoefte om verhalen te horen die eigen ouders en grootouders (nog) niet hebben kunnen of durven vertellen.
Bij de jongere generatie blijkt nu een groeiende behoefte aan persoonlijke verhalen over toen. Om te kunnen weten. Om de geschiedenis van zichzelf en die van de (groot)ouders beter te kunnen begrijpen.

De Herdenking wordt jaarlijks bijgewoond door vertegenwoordigers van de Nederlandse regering en van die van de toenmalige geallieerden. Hiermee toont men betrokkenheid bij en erkent men het belang van de Herdenking van 15 augustus 1945.

http://www.indieherdenking.nl/cms/publish/content/showpage.asp?pageid=27

10897275677?profile=original

ii

Lees verder…

Willem Nijholt in zijn nopjes REÜNIE na zeventig jaar!

10897271893?profile=originalWillem Nijholt in zijn nopjes  REÜNIE na zeventig jaar!

De ontmoeting tussen de gelauwerde acteur en Ilse Evelijn Veere vindt plaats op Schiphol. Ze is na de oorlog in Amerika gaan wonen. „Ik haal haar op met een grote bos bloemen. Ze komt hier om haar zus in Groningen te bezoeken. Toeval bestaat niet. Ze had net als mijn partner Ben en ik haar reis al gepland, en komt een dag aan nadat Ben en ik even terug zijn uit Frankrijk. En ze heeft net als ik ook een boek geschreven over haar ervaringen in het jappenkamp: End the silence . Daar is ze al een paar keer mee op de Amerikaanse televisie geweest.”

In zijn Franse huis in de Loirestreek, waar hij met Ben Swibben – zijn levenspartner sinds 1977 – permanent woont, is Willem opgetogen. „Het is toch ongelooflijk; we hebben elkaar zeventig jaar niet gezien! Ongeveer hetzelfde meegemaakt en dat van ons af geschreven. Het komt allemaal door een fan, inmiddels eigenlijk meer een vriend, die een website over mij heeft opgezet. Mark de Vries las mijn boek Met bonzend hart , kwam de naam van Ilse tegen en, nieuwsgierig geworden, googelde toen haar naam.

10897271680?profile=original

Foto : De Indische Jeugdvriedin gevonden In Amerika

( De 79-jarige Willem Nijholt staat aan de vooravond van een van de ontroerendste ontmoetingen van zijn leven. En we

l met het meisje met de witte strik. Ilse Evelijn Veere woonde in dezelfde straat in Soemenep op het eiland Madoera als hij, vlak voor zowel zij met haar gezin als híj met zijn moeder, broer en zus naar een jappenkamp werd getransporteerd. „Wij werden opgehaald en zij ook. Ik was acht jaar. Ik heb nooit geweten waar mijn jeugdvriendinnetje terecht is gekomen, of wat er van haar geworden is. En nu ga ik haar weer zien!” )

Foto : Een piepjonge Willem met op de achtergrond zijn vader. Willem: „Ik was bepaald niet de stoere jongen op wie mijn vader als KNIL-militair had gehoopt.” OMSLAGFOTO ’MET BONZEND HART’

10897272477?profile=original

Foto : Ilse Evelijn Veere-Smit zoals zij er tegenwoordig uitziet. In 1954 trouwde ze in Amsterdam met Jan Smit, vandaar haar achternaam. FOTO: MICHAEL STADLER

 

Dochter

„Zo kwam hij erachter dat Ilse nog leeft! In Washington, Amerika! Waar zij met haar naaste familie niet lang na de oorlog terecht is gekomen. Hij heeft de contacten gelegd en enfin, van het een kwam het ander. Ik heb haar een lange brief geschreven, haar dochter gesproken… En nu gaan we elkaar dus binnenkort ontmoeten.”

Willem vertelt: „De laatste jaren voor Japan in oorlog kwam met Nederland, dus ook met Indonesië, woonde ons gezin op het eiland Madoera in de hoofdstad Soemenep. In die paar jaar hadden wij in onze straat omgang met de familie Evelijn Veere. Het oudste dochtertje, Ilse, werd een speelkameraadje 

van me en omdat ik geen voetbaljongen was maar meer met meisjes speelde, raakten Ilse en ik echt bevriend. Zij was iets ouder dan ik, kon heel goed bikkelen en heeft mij dat geleerd. We zaten dan op het platje voor hun huis. Ook kwam ze veel bij ons, vooral op het voorerf, waar wij grote Tjimahi-bomen hadden, met van die heel lange dennennaalden, soms wel twintig cm lang. Ik kon de segmentjes van die naalden lostrekken en dan deed ik er jasmijn aan vast en dan kon je die naald ook weer sluiten. En zo vlocht ik bloemenkransjes voor haar en mijn moeder, die meestal op ons voorplatje aan de ratelende naaimachine zat.”

De vriendelijke acteur knijpt mijmerend zijn ogen samen: „Ik was bepaald niet de stoere jongen op wie mijn vader als KNIL-militair had gehoopt. Ilse en ik kregen de lapjes stof die mijn moeder niet meer gebruikte en maakten daarvan dan poppenkleertjes. Het waren zonnige dagen, ik weet ook nog dat ik met haar op een of ander Oranjefeest een klompendansje deed.”

In de brieven aan Hella S. Haasse die zijn boek Met bonzend hart (2011) opleverden, schrijft Willem al: Ik heb me nooit door mijn vader geaccepteerd gevoeld. Ik was als tweede kind de teleurstelling. Ik was niet het meisje op wie hij en mijn moeder, nadat mijn broer Jan was geboren als stamhouder, zo hadden gerekend. Toen ik als jongentje dan toch een meisjesachtig kind bleek, heb ik in die ogen van hem vaak irritatie en zelfs afkeer gevoeld als ik met mijn aankleedpoppen speelde of met mijn buurmeisje hinkelde of bikkelde. Nee, dan Jantje, die voetbalde en katjongde (kattekwaad uithalen) met zijn vriendjes. Die kwam altijd onder de schrammen en builen thuis van hun gezamenlijke strooptochten en zat even later gemandied (gewassen) en gejodiumd weer stoer onder pleister en verband wilde verhalen te vertellen als  

pa weer thuis was. En ik? Ik zat liever de hele middag naast maatje (zijn moeder, red.) en de naaimachine met Ilse Evelijn Veere. Mijn buurmeisje en vriendinnetje, een mollig Indisch meisje met een zwart Louise Brooks kapsel en altijd boven op haar hoofd een witte strik . Willem lacht: „Ik heb haar na zeventig jaar weer gevonden, hoe uniek is dat!” Hij herinnert zich: „Ik weet nog dat mijn moeder altijd, als ik was gevallen en me pijn had gedaan, zei ’kom maar jongen, ik leg er een koekje op. Het gaat wel over voor je een meisje bent geworden’. Een keer heb ik toen uitgeroepen: ’Maar ik wil graag een meisje zijn!’ De blik in de ogen van mijn vader… Ik krimp er nog steeds van in elkaar. Ach… mijn vader was in die tijd vlak voor Japan ook in oorlog kwam met Nederland, behoorlijk gefrustreerd. Madoera was strategisch heel belangrijk en tegen een Japanse invasie vanuit zee was er weinig te verdedigen. Het eiland had maar één tank. Al die stress van patrouilles, oefeningen en strategiebepalingen… Het voelde voor hem nutteloos, hopeloos en uitzichtloos. Moet je je voorstellen dat je dan na zo’n tweedaagse, overbodig te beschouwen veldtocht ook nog gepest wordt door je toch al niet favoriete zoontje van acht, dat nuffig modepopjes zit te knippen. Hij was als een kind zo blij toen mijn zusje Ria werd geboren.”

Willem zucht: „We hebben het uiteindelijk allemaal overleefd. Mijn vader de Birmaspoorlijn en mijn moeder op het nippertje de kampen. Zij heeft helaas nooit mogen zien dat ik succes kreeg als acteur. Ze zag het nooit zitten. Dan riep ik: ’Ik word ontdekt’ en dan zij zei: ’Ja kind, langs de weg op een slof en een schoen.’ Mijn vader deed alsof het hem niet interesseerde, maar na zijn dood kreeg ik een hele kist met 

knipsels over al mijn successen. Was hij toch stiekem trots op me geweest.”

Willem Nijholt gaat verder terug in de tijd: „Ilse en ik hadden een heerlijke jeugd, totdat de Japanners binnenvielen en wij hun legers door de straten van Soemenep zagen trekken. Op fietsjes reden ze. Wij moesten er eerst om lachen. Niet wetend wat ons allemaal te wachten stond. Mijn vader werd meteen (als militair) opgepakt en weggevoerd en niet lang daarna werden successievelijk ook alle Nederlandse en Nederlands-Indische gezinnen uit hun huizen gehaald. We kregen een kwartier om koffers te pakken en húp, ging het in open vrachtwagens, vrouwen en kinderen opeengepakt.”

Hitte en stof

„Van de oostkant van Madoera naar de westkant, een dagreis lang in hitte en stof. Vervolgens met de ferry naar Soerabaja en vandaar naar Malang naar het kamp. De details laat ik achterwege. Met familie Evelijn Veere is dat ook gebeurd, maar zij werden op een andere dag van huis en have gejaagd en op vrachtwagens gesmeten. Wij zijn elkaar zo maar ineens kwijtgeraakt. Ilse en ik hebben elkaar nooit meer gezien en wisten ook niet van elkaar in welk kamp wij terechtgekomen waren.”

Peinst: „Ik heb wel altijd aan haar moeten denken, vroeg me vaak af wat er met haar gebeurd zou zijn. Met mijn vriendinnetje met haar mooie naam en grote witte strik in het haar. Nu weet ik het. Het staat allemaal in haar boek End the silence . Ilse was een heldin van twaalf jaar. Ilses moeder heeft het kamp niet overleefd, en Ilse heeft, als oudste van de kinderen, na de dood van haar moeder, in het kamp gezorgd dat haar zusje en broertjes – de jongste was 

zelfs nog een baby – te eten kregen en beschermd werden. Om de jap niet te irriteren en de baby te laten stoppen met huilen liet ze het kindje de hele dag aan haar vinger sabbelen, en ondertussen lette ze op de rest.”

„In dezelfde tijd dat mijn boek uitkwam, verscheen ook háár boek met kampervaringen. Nou ja, dan geloof ik niet meer in toeval, maar in dat de kracht in het heelal alles bestiert. Ook omdat ik van de dochter van Ilse een mail kreeg, waarin ze me vertelde dat Ilse naar Nederland komt. Om familie in Groningen op te komen zoeken. En laten Ben en ik toen ook al tickets hebben geboekt voor een dag ervoor om naar Nederland te gaan voor twee weken. Ilse en ik. Los van elkaar. Ja, het heeft zo moeten zijn! De tijd heeft in het tapijt van ons beider bestaan onze levensdraden elkaar weer laten kruisen. Bizar en mooi.”

In Met bonzend hart beschrijft Willem zelf ook de verschrikkingen in het jappenkamp. Hoe ze werden uitgehongerd, hoe zijn jongste zusje overdekt met zweren in de ziekenboeg terechtkwam en hoe zijn oudere broer naar het jongenskamp werd afgevoerd terwijl zijn moeder, omdat ze protesteerde en aan de vrachtwagen ging hangen, door de jap werd afgeranseld met stokken en geweerkolven.

Hoe kijkt Willem intussen aan tegen zijn eigen geschiedenis? Hij zegt: „Ik kan nog steeds niet tegen jappen. Alleen laat ik dat niet zo merken. Nou ja, één keer. Ik was op weg naar Frankrijk even gestopt bij een wegrestaurant om me op te frissen. Korte tijd nadat wij binnenliepen, dwarrelde er ook een hele bus Japanners binnen. Het was sterker dan ikzelf; ’kiotské’ schreeuwde ik. Dat betekent in het Japans ’in de houding’. Er viel een doodse stilte. En toen riep ik keihard ’kerè’ (buigen) en toen ’norè’ (opstaan). Buigen en weer opstaan voor het gezag moesten we in het jappenkamp zo’n dertig keer per dag doen. Het  

gekke was, het luchtte me helemaal niet op. Ik voelde er helemaal niks bij. Ik geneerde mij zelfs voor mijn gedrag. ’Nijholt wat doe je nou?’ dacht ik en vluchtte weg.”

Het is even stil in het huis aan de Loire. Dan besluit hij: „Dit is het ongelofelijke verhaal van hoe twee vroegere speelmakkertjes, door oorlog en ellende gescheiden, na zeventig jaar door Het Lot weer voor even worden verenigd. Ik wil met Ilse zo graag de gelukkige tijd van vóór de kampen terugvinden.”

Met dank aan Wilma Naninga van Prive.

Lees verder…

Motto: Wat hier kan, kan ook op Sumba.

10897268877?profile=originalHan Dehne
TEXEL HELPT SUMBA....
Motto: Wat hier kan, kan ook op Sumba.


Een klassiek ochtendritueel. Opstaan, koffiezetten, eitje koken, melk uit de koelkast nemen, ontbijten en daarna een lekker warme douche. We staan er eigenlijk zelden bij stil: letterlijk bij alles wat we doen verbruiken we energie. Het is zo vanzelfsprekend.


... Toch realiseren steeds meer mensen zich dat energiebronnen zoals olie en gas opraken. Dat we meer en meer op zoek moeten naar haalbare alternatieven. Texel doet dat al geruime tijd. Een eiland waar het altijd waait hoeft in principe niet ver te zoeken naar nieuwe mogelijkheden, bijvoorbeeld om windenergie op te wekken. Dat is een stap op weg naar het realiseren van een belangrijke ambitie: energie zelfvoorziening op Texel in 2020. Maar zuiniger zijn met energie kan natuurlijk altijd. Daarom doet Texel mee aan de energie besparingsactie 10:10.

Net als andere eilanden in de Indonesische archipel kent Sumba, waar ruim 650.000 duizend mensen wonen, palmbomen, prachtige stranden en een rijke cultuur.Het ligt alleen erg afgelegen, is moeilijk bereikbaar en is mede om die reden achtergesteld. Behorend tot één van de armste gebieden van Indonesia heeft 70% van de bevolking geen toegang tot energie. Hout om op te koken en dure geimporteerde olie zijn de voornaamste energiebronnen.
Maar dat gaat allemaal veranderen als het aan de Sumbanezen en ontwikkelingsorganisatie Hivos ligt. Samen met lokale overheden en bedrijven hebben ze een duidelijk doel gesteld: een 100% duurzame energievoorziening in 2020. Net als Texel dus.
Waterkrachtcentrales, windturbines en biogasinstallaties zijn op Sumba aan het verrijzen. Dat betekent een enorme vooruitgang in het leven van gezinnen. Koken op schoon gas, stroom voor je mobieltje en licht in de avonduren. Het betekent dat er meer kansen zijn om te ondernemen en een weg te zoeken uit de armoede.

De gedachte is dat wat op Texel kan - eigen energievoorziening - ook op Sumba mogelijk is.
Lees verder…

 

 

10897270883?profile=original

 

Wilt U meer weten van beide nieuwe formaties ga dan naar onderstaande ICM Groupen;

Bij hun eerste optreden bij de koempoelan de Indische Harderwijkers in de Kiekemure kwamen 600 bezoekers !!!

Noteer het vast in Uw agenda zondag 1 september !!!

Jagan lupah!

Lees verder…

REPATRIERING INDISCHE NEDERLANDERS.

Je hoort in deze tijd regelmatig praten over "wij zijn gerepat". Dat zijn dan luitjes die enige tijd in een ander land hebben gewoond en gewerkt en dan weer terugkeren naar het land waar zij geboren en opgegroeid zijn. "Gerepat"wil eigenlijk zeggen "gerepatrieerd". En dat betekent letterlijk de terugkeer in Patria, in het vaderland Nederland.

Voor de Indische Nederlanders was het echter een totaal andere situatie. Voor de meesten was Nederland weliswaar officieel hun vaderland maar de meesten waren daar nog nooit geweest. Waren er niet geboren en zijn er niet opgegroeid. Dat vaderland kenden ze alleen uit verhalen, plaatjes en boeken, maar vooral door het onderwijs op school met de daarbij behorende schoolplaten.

10897270694?profile=original

In de jaren na de tweede wereldoorlog en de capitulatie van Japan werd de repatriering van ruim 279.000 personen vanuit Nederlands Indie veroorzaakt door het verlies aan werk, een zeer vijandige sfeer en slechter wordende economische omstandigheden. Deze groep van zogenaamden repatrianten bestond uit zowel blanke Nederlanders (totoks) als mensen van gemengde afkomst of Indo's. Die terugkeer of vertrek naar Patria is niet iets wat mensen zomaar is overkomen, maar........een groot deel van de Indo's wilde eigenlijk niet gaan. Zij hadden de overtuiging in Indonesie gewoon thuis te horen. Maar helaas werd het hen erg moeilijk gemaakt en de onzekerheden waren te groot. Velen moesten daarom afscheid nemen van vrienden, buren en zelfs achterblijvende familie. Het uitroepen van de Republiek Indonesia en de snelle desintegratie van de Nederlandse aanwezigheid kwam erg abrupt en snel. Na de oorlog was de Europese gemeenschap verrast door de houding van de Indonesiers en Soekarno wordt wel als een kwade geest bestempeld omdat hij een eind maakte aan hun zekerheden, leidend tot een vernederend en pijnlijk vertrek naar Nederland.

De lieden die in 1949 en 1950 hadden geopteerd voor de Indonesische nationaliteit, maar er later spijt van kregen wilden ook alsnog het Nederlanderschap. Zij konden op dat moment alleen maar rekenen op een min of meer onwelwillende Nederlandse overheid. Die zagen de bui al hangen met een massale toeloop naar Nederland dat toch al een woningtekort had en nog druk bezig was met de eigen wederopbouw door onder andere een sober economisch beleid. Toen het echter duidelijk werd dat men deze landgenoten niet in de steek kon laten werd massaal het alsnog toegang krijgen tot het Nederlanderschap gegund.

10897271065?profile=originalNa de repatriering volgde de inburgering of liever de assimilatie zoals men toen zei in Nederland. De Nederlandse overheid was er op gericht de Indo's te kneden tot model-Nederlanders die afstand hadden gedaan van hun Indische eigenheid. Wat een verwaande doelsteling was dat. De achtergrond van die Nederlandse manier van denken wordt gevormd door de overtuiging dat het behoud van hun eigenheid alleen maar zou leiden tot problemen op het werk, school en in de wijken waar men uiteindelijk kwam te wonen.

MISSCHIEN MEER NOG DAN DE PERIKELEN ROND DE OVERTOCHT, WAS HET DE OPVANG IN NEDERLAND DIE MENIG INDO ALS EEN PIJNLIJKE EN GENANTE HERINNERING HEEFT ERVAREN.

In het bijzonder de financiele opvang leidde tot zeer emotionele reacties. De leningen voor de overtocht en de inrichting vcan de nieuw te betrekken woning (het zogenaamde meubelvoorschot) werden ervaren als een weinig genereus gebaar en als een soort opvang die duidelijk met tegenzin gepaard ging.

DE GASTVRIJHEID WAS VER TE ZOEKEN EN DAARNAAST WAS ER DE KWESTIE VAN DE NOOIT NABETAALDE SALARISSEN VAN AMBTENAREN EN MILITAIREN VOOR DE PERIODE VAN DE JAPANSE BEZETTING. DIT SMEULT NU AAN HET EIND VAN HET JAAR 2012 NOG STEEDS DOOR ALS EEN VEENBRAND.

10897271095?profile=original

 

Eén van de mensen die dit alles aan den lijkve heeft ondervonden omschreef het een en ander als volgt:

"Het begin van ons bestaan in Nederland na onze repatriering was niet bepaald om over naar huis te schrijven. Eerst in de contractpensions, waar je bijna straatarm begon, en in den beginne 4 gulden per week kreeg van DMZ (Dienst Maatschappelijke Zorg) om je vervoerskosten te kunnen betalen en postzegels te kopen voor het frankeren van brieven bij het solliciteren naar werk. Had je werk, dan werd je daar ook niet veel wijzer van omdat je het grootste deel van je inkomen moest afdragen aan DMZ om de gemaakte pensionkosten (voorlopig althan) gedeeltelijk terug te betalen. Had je bovendien nog een bay, dan moest die maar eten wat de pot schafte in het contractpension en anders moest je die babyvoeding zelf kopen van het weinige geld dat je overhield".

Als met al is de repatriering voor de meeste Indo's gevolgd door een goede inpassing in de Nederlandse samenleving. Dat is vooral te danken aan hun eigen inzet en hun kracht. Indo's hebben net als de Nederlanders gebouwd aan de grote naoorlogse welvaart en hebben daar volop in gedeeld. Als eindconclusie kan ik dan ook alleen neerschrijven dat de Nederlandse overheid deze rol van de Indo snel is vergeten en het nog steeds nalaat om de al lang slepende Indische kwestie voor eens en altijd op te lossen.

DE INDO'S KUNNNE TROTS ZIJN OP HETGEEN ZIJ HEBBEN GEPRESTEERD, EEN IEDER BINNEN ZIJN EIGEN MOGELIJKHEDEN EN HET PAST DE NEDERLANDSE OVERHEID, EN MET NAME DE POLITIEKE LEIDERS, OM RECHT TE DOEN DAAR WAAR ONRECHT NOG STEEDS GESCHIED.

Han Dehne (PAKHAN)

Lees verder…
21-07-2013 | EEN FANTASTISCH EVENEMENT

De Langste Indische Rijsttafel ter wereld is een feit

10897265661?profile=original

De Langste Indische Rijsttafel ter wereld is een feit. Vorige week slaagden de organisatoren erin de Langste Indische Rijsttafel ter wereld te presenteren. Indonesiënu sprak met Annemarie Rulos-V.d Berg van Child Support Indonesia, 1 van de organisatoren van dit evenement. Wij vroegen haar hoe zij terugkijkt op die bijzondere avond op 12 juli 2013. 


'De Langste Indische Rijsttafel ter Wereld was een fantastisch evenement. We kijken er met veel plezier en trots op terug. Het was heel speciaal om met zoveel vrijwilligers zo'n groot evenement op te zetten voor het goede doel.' 

ZATEN ER LEUKE OF UNIEKE GEBEURTENISSEN BIJ TIJDENS DIT EVENEMENT? 

'Het hele evenement (zowel de voorbereidingen als de uitvoering daarvan) was voor ons uniek. Nooit eerder hadden wij iets dergelijks georganiseerd en dat maakte het natuurlijk extra spannend. Als ik nu terugdenk, denk ik met name meteen aan de hoeveelheid ingrediënten die klaargemaakt en verwerkt moesten worden.'

'Honderden kilo's vlees, tientallen kilo's groenten en dan natuurlijk de 1800 eieren die eerste gekookt en toen stuk voor stuk met de hand gepeld moesten worden.'

'Maar het meest bijzondere en emotionele moment was toen we "klaar" waren. Dat wil zeggen, het moment dat alle 1200 deelnemers hun eten op tafel hadden staan en duidelijk was dat we het gehaald hadden: het record was binnen.' 

DE OPBRENGST VAN DE AVOND KOMT TEN GOEDE AAN STICHTING CHILD SUPPORT INDONESIA. HOEVEEL GELD IS ER INGEZAMELD? 

'Het evenement is georganiseerd door Lonny Gerungan, Gerritsen Events en natuurlijk Child Support Indonesia met als doel geld op te halen voor de educatie van kansarme kinderen in Indonesië. Het evenement heeft zo'n 14.000 euro opgebracht dat door Child Support Indonesia gebruikt zal worden voor de schoolopleidingen van die kinderen die zonder hulp niet naar school zouden kunnen.' 

KUNNEN WE IN DE TOEKOMST NOG MEER VAN DIT SOORT ACTIES VERWACHTEN?

'Deze vraag heb ik in de afgelopen dagen al vaak gehad? Het is in principe een eenmalig evenement geweest. Desalniettemin betrap ik mezelf er regelmatig op dat ik al nadenk over een eventuele volgende keer. Maar er zijn nog zeker geen plannen in die richting. Wel organiseren we natuurlijk elk jaar de Pasar Toko Neba met hetzelfde doel: fondsen werven voor kinderen in Indonesië.'

Lees verder…

Rudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’ - deel II

10897249257?profile=originalRudy Kousbroeks ‘’Kampsyndroom’’

 

Deel 2

Besproken door Pjotr.X.Siccama

.

 

Er bestonden en bestaan onderling nog vele meningsverschillen en even zo vele misverstan­den onder de talloze auteurs die Kousbroek in zijn boek noemt, die over het voormalige Nederlands Indië hadden en hebben geschreven (en nu nog steeds doen); daar geboren en getogen zijn of juist niet,  Europeaan, half Europeaan, (Indo-Europeaan: de zogeheten Indo ‘s.) De auteurs ervan worden door Kousbroek uitvoerig tot in alle bijzonderheden besproken, met of zonder verbazing en verwondering. De discussies nemen  in zijn boek wendingen die men soms wel naar kan raden, en soms weer niet kan verwachten..Terecht of onterecht; dat doet er hier even niet toe. Eén geruststelling bij het lezen van het boek is  daarbij de fortuinlijke afwezigheid van academische discussies; gelukkig maar, want dan wordt het echt oorverdovend saai.

 

Het lijkt een soort competitie (of niet) (jij hoort er bij hoor, en jij niet?) wie er hier aanspraak maakt op het predicaat Indische schrijver of liever gezegd wie( be)hoort (of (be)horen) tot de schrijver(s) van de Indische Letteren.

Om een voorbeeld te noemen:  de schrijver Springer wil zich hier (of daar) niet achter scharen of schrijver wor­den genoemd van de Indische Letteren. Wat voor redenen hij daarvoor heeft gehad zal een ieder worst zijn. Het is zijn keus. Sudah.  

R.Nieuwenhuijs ter variatie, croquetteert daarentegen met zijn ambivalentie, wanneer hij zich verontschuldigt dat hij niet Indischer uitziet. Wilde hij soms er echt bij horen? Hij zag de kolo­niale maatschappij met de grootste Indo/Europese gemeenschap heel goed om zich op die manier te verontschuldigen, om de eenvoudige reden dat die Indo/Europese gemeenschap gevoelig, mis­schien té gevoelig was voor verhoudingen en sociale ordening. Maar dat zou hier toch geen pro­bleem hoeven te zijn; het gaat in de literatuur toch om wát men schrijft en niet om wie het schrijft, zoals Kousbroek opmerkte.? Blijkbaar dus niet. 

Mensen zijn sterfelijk, literatuur is dat niet.

Wij komen tot de kern en wellicht tot ‘’den Scheidewegen’’, wat mensen,schrijvers,scheppende kunstenaars bewegen, buiten en naast hun taak als schrijver en het uitoefenen van het schrijversschap, is het scheppen van kunstwerken om het leven aangenamer te maken. Zo simpel is dat .

En telkens komt de afkomst, (heb jij Indisch bloed ? En dat wordt dan ook zo letterlijk bedoeld) op de proppen, zo ook hier weer.

Hella Haasse heeft bijvoorbeeld geen werk of roman geschreven in de Indo-taal. Was zij daar té Hollands voor zoals Tjalie Robinson haar heeft verweten.?(het is overigens veel te moeilijk) Of kunnen alleen Indo-schrijvers  dat?

Tjalie Robinson noemde Hella Haasse een Hollands meisje uit de tropen, geen Indisch kind. Het heeft haar naar zij zelf bekende veel pijn gedaan. 

Maar dat is geen reden om haar niet tot de Indische schrijvers te laten behoren. Het lag naar mijn insziens niet in de veel grotere Nederlandse taalgebied dan het in omvang veel kleinere Indo taal; dat zou onzinnig zijn, want de Indo s lazen en lezen eveneens het ‘’gewone’’ gangbare Nederlands.

10897267269?profile=original

 Robinson had, vertelde Kousbroek uitvoerig, ook hevige kritiek op haar roman ‘’Oeroeg’’ omdat zij de Indische gemeenschap en de verhoudingen niet vanuit haar eigen beleving kende, en dus slechts vanuit haar eigen milieu en van grote een afstand. Ik ben deze keer niet helemaal met hem eens. Robinson verbond het (kunst)werk met de persoon als onlosmakelijke eenheid. Op zich­zelf lovend een ‘klein lauwerkransje’ aan een collega op te dragen, maar hij bedoelde daarmee be­slist niet lovend, eerder teleurstellend. Hella Haasse was een groot schrijfster, onmiskenbaar. Het gaat hier om de authenticiteit van het werk van de kunstenaar en niet om de persoon in kwes­tie. Zo ziet men hier alweer een van de  kernen van een misverstand die zo eenvoudig kan worden ver­klaard.

Wij weten maar al te goed waarover het nu gaat.

Ik denk dat ik weet te voelen wat Tjalie Robinson met het verwijt aan Hella Haasse in essentie be­doelde en dat is dat je  ‘’HET in je vlees en bloed moet hebben’’ wanneer men iets doet, denkt, onderneemt, (en niet alleen in het schrijversvak): niet met een ziel maar dé ziel ontbrak naar zijn gevoel en idee, maar Haasse had voor zijn gevoel ‘alleen maar ’(Ind. en niet ‘’slechts’’)  de zichtbare en onzichtbare tegen­stellingen in die tijd van macht en machteloosheid van de hoofdrolspelers in het werk Oeroeg willen tonen. En die hoofdrolspelers zijn in ‘’Oeroeg’’, een totok (een blanke jonge Hollander) en een Indo­nesische jongen, GEEN INDO.jongen. Daar wringt de schoen in Robinsons belevenis blijkbaar on­der ander. óók. Hella Haasse moest een keuze maken in haar werk wie de hoofdrolspelers zou­den moeten zijn. Kennelijk was het voor haar een voor de hand liggende keuze: het moest in het werk  helderheid worden verschaft, (zwart/wit) zeker als het gaat om de onder­drukker en de onder­drukte met al hun beperkingen en gevolgen waarin natuurlijke vriend­schappen onmogelijk worden ge­maakt.

 

Het racisme komt dan zo af en toe om de hoek kijken, zowel in de beschrijving van Kousbroek als ook uiteraard in het werk van Hella Haasse.

De (ironische) opmerking van A.H. den Boef:’’De stoere Hollandse knapen van Robinson maakten nooit racistische opmerkingen over hun Indonesische leeftijdgenootjes’’.(..) .

Ja zeer ironisch en ook ontstellend hypocriet. Openlijke en verborgen racisme was er gewoon en dat zijn feitelijkheden waar we nu maar eens een einde aan moesten maken, omdat er al veel te veel tijd is verspild.

10897267291?profile=originalOpvallend toch het telkens terugkerend thema van ras, denk en cultuurverschillen. Het zijn weer de Indo s die kennelijk voor vuurwerk zorgen en niet alleen bij auteurs.Een kleine oriéntatie: Er be­stonden toen in Indië (alijd al) stoere Indo-jongens, die door Hollandse jongens in heel hun ge­drag werden geïmiteerd en alom bewonderd om hun kennis van de autochtone bevolking (Inlan­ders)  hun adat (gewoontes) en gecompliceerde cultuur; verder hun lichtgetinde kleur (die onge­woon was voor een Hollander), hun dikwijls atletische voorkomen met ravenzwarte haren, zwom­­men als Johnny Weismuller en soms ook nog gitaar konden speelden. Het heden ten dage modieuze ma­cho­cultuur zoals we dat dagelijks zien, was toen niet aan de orde. Het zijn in verhouding evenwel stereo­typen, maar toch. Ik kan het weten omdat ik 6 broers heb, die onder andere heel hard op Harley Davidsons reden.(.), maar zich wel als ware gentlemen gedroegen en het nu nog zijn.  

Halverwege het boek lijkt het of ik in de dertiger jaren ben aanbeland; niet vanwege de prachtige kunst en architectuuruitingen van die tijd, maar eerder door de verwerpelijke geschriften en denk­beelden van diverse  auteurs (met ongetwijfeld racistische en facistoïde affilliaties: anders zouden ze het onderwerp op die manier nimmer hebben aangevat) die zich ongegeneerd aanmatigden om als uitgehongerde tijgers op hun prooi te storten en zowat hun nek breken om zonodig hun mening neer te pennen en te verkondigen als ware een slechte boodschap: waarover?: (surprise, surprise…) de Indo’s. Alsof er geen enkele positieve noot aan hen te verbinden valt. Schaamteloos en socio/phsychologisch gezwetst onder de verschillende schrijvers, wat volstrekt onverantwoord scha­delijk en schandelijk is voor een harmonische gemeenschap waarvan hun bestaan toch al, min of meer wordt ontkend. Alles wat niet goed was (en is) aan en met hen werd met hun geassocieerd. De discussies zijn niet nuttig, irrelevant en dragen niet bij aan de helderheid. In deze door Kousbroek opgetrommelde geschiften, van de in het boek geciteerde auctores intellectualis, hadden de tegenstellingen van twee gemeenschappen op de spits gedreven op een schadelijke en schandelijke wijze dat het gif nu nog door blijft sijpelen en een eigen leven is gaan leiden. Historisch gesproken waren zij de  feitelijke miscreants die verantwoordelijk waren ‘en nog zijn voor de aangerichte culturele schade.  Er was immers geen probleem. Men zocht enmen schiep een probleem wat er nooit was geweest. Gemeenschappen werden getart. Er waren en er zijn hier onzindelijkheden aan het werk en al­weer in het verborgene. Er waren en zijn nooit gegronde redenen voor een negatieve stellingname zoals sommigen die dachten zich te permitteren deze in te nemen. Maar ook al waren ze er, dan nog was er geen enkele rechtvaardiging op welke wijze dan ook om in het geheel een gemeenschap buitengewoon negatief te afficheren.

Als een van de voorbeelden noemt Kousbroek o.a.een zekere Opheffer (pseudoniem.voor Gon­grijp-NRC.1988) die in zijn geschriften laatdunkend uitliet over de Indo gemeenschap waarbij (het wordt nog absur­der) deze man onderscheid maakt tussen een beschaafde Indo en een Kampong Indo!

Verbazingwekkend dat gemaakte onderscheid. Kousbroek vond het evenmin onduidelijk. Het is net zo n imbiciele vergelijk als een boer uit een gehucht ergens in Holland en een provincie boer in de stad . Onzinnige vergelijking, die kant noch wal raken..

. De redenen en/of overwegingen zijn in dit geval wel relevant en zit in het hersenloze hoofd van de auteur. Zover de Indo  s weten bestond er toen geen Kampong Indo  en/of een be­schaafde Indo. Het is iedereen zowaar onduidelijk waar  deze man de wetenschap vandaan haalt.Ter oriëntatie: er bestond en bestaat slechts één soort Indo en het is de ware Indo. Het gebruik van die termen heeft deze heer Gongrijp zelf bedacht of waarschijnlijk ergens in een stoffige lade gevonden en zo uit de losse tangan gedistilleerd. Ook al een reden om via een omweg (wat er niet is) aanleiding te vin­den deze gemeenschap te vernederen.

Het wordt nog fraaier wanneer een zekere Cleintuar (ook uit de losse pols) beweert dat de:`` keuze zelf onnatuurlijk blijft aanvoelen.. en laat zelden na zijn stempel te drukken op de persoonlijkheid van de kiezer.´´)einde citaat. ( Haal me daar de koekoek.). De Indo was bewust sociaal politiek in die onmogelijke (als men dat zo wilt zien) positie gemanouvreert en krijgt hier voor de kiezen. Onzindelijke dus, nog afgezien van de hier impliciet verwerpelijke taxaties.

De schrijver mijmert verder over zijn jeugd en met weemoed lees ik de prachtige beschrijvingen in het boek van de natuur, de jungle op Sumatra waar de Kousbroek heeft gewoond: lijkt alsof de schrijver je wer­kelijk mee aan de hand neemt en je de geur van het tropisch woud laat ruiken, vertelt en zijn erva­ringen in je oor fluistert, worden voelbaar, ja tastbaar bijna. Hij wordt overweldigd van de schoon­heid van de Natuur en de lezer eveneens.  Het doet me denken aan  een moment van absolute schoonheid, maar dan een van een andere orde, die ik ervoer in Florence. Bij het zien van de toen net gerestaureerd schilderij van Botticelli ‘’La Primavera’’ werd ik na ongeveer een uur plots on­wel; “’ziek’’ van de schoonheid. Men dacht in eerste instantie niet dat het met  het “’syndroom van Stend­hal’’ te maken zou kunnen hebben, maar leek er wel op.

Toegegeven ben ik enigszins gepreoccupeerd, maar iemand die zijn omgeving op zo n  manier beschrijft blijf ik nu nog dromen van het Paradijs dat ik als kind toen in Indië had. Het is mij namelijk zo lang onthouden door omstandigheden weliswaar – voor de lezer interessant noch relevant – maar hoop dat gevoel ooit nogmaals te beleven.  

Hollanders zijn ware kooplieden, marktkooplui, zaken doen zit hen in het bloed, het moet onge­twijfeld  als genetisch worden beschouwd. Geen vreemde eigenschap het zaken doen, goed geld verdienen ten koste van de omgeving en meestal ten koste van anderen.

Die eigenschap of eigenschapen is en zijn zo in de loop der tijd ontwikkeld tot een Hollandse karaktertrek die heden ten dage zelfs wordt gecultiveerd en gekoesterd, zelfs bewonderd door mensen die geen Hollanders zijn. Ieder zijn vak. Maar in de Hollandse kunst (en cultuur) wereld zijn wonderlijk geen of nauwelijks dramatis personae te vinden (met uitzondering van een handjevol meester schilders uit (voornamelijk) de 17e eeuw zelfs niet bij het toneel en al helemaal niet in de Nederlandse filmwereld, ook al denkt men dat. Het blijft een leegte die nu beter zou zijn op te vullen door mensen die juist géén filmacademie of aanverwante opleiding hebben gevolgd, is mijn oordeel. Kort gezegd: je bent een dramatis persona of je bent het niet, omdat zoiets nu eenmaal nooit te leren valt, ook al heeft men en kunst en/of filmacademie gevolgd.. Dat heeft Kousbroek maar al te goed gezien bij de verfilming van Oeroeg. Een algehele deceptie.

Kousbroeks constatering is pijnlijk, maar waar; men kan toch zeker niet verbergen wat men niet heeft. Sommigen menen zowaar te weten dat men dat wel heeft. Een kleine verklarend rondje:

Ieder mens wordt gevormd door zíjn omgeving, naast de opvoeding en afkomst, sociaal milieu e.d.; dé omgeving is bepalend voor het vermogen tot (natuurlijke) verbeelding en fundamenteel inzicht.

De schrijver luistert/hoort en observeert als een Indo, zeg ik dan maar. Hij is weliswaar  geen Indische jongen maar heel zijn wezen (hij is zo te oordelen een dramatis persona): verteltrant, houding, groot en krachtig vermogen tot verbeelding zeggen mij genoeg en wijzen in de richting van ‘’het hebben van een Indo (of moet ik zeggen Indische?) ziel’’ om het maar zo te noemen.  

 De schermutselingen over en weer tussen verschillende auteurs nemen in het boek geen einde Het Indisch zijn, het Indisch gevoel,  die Indo/Europeesheid en Europees zijn, en iedereen wil zowaar iets aan bijdragen zonder ook daadwerkelijk er een wezenlijke bijdrage te leveren: eindeloos gemier over schuld en slachtoffer(schap). Het is duidelijk dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd. Kousbroek slaat de spijker op zn kop, wanneer hij in de oeverloze discussies over dé Indische afkomst, achtergrond en wat dies meer zij, probeert er een eind aan te maken, niet helemaal met succes overigens. Niet alleen omdat er van Indische zijde kritiek wordt geleverd en op hem (nota bene persoonlijke)  aanvallen worden gedaan. Kousbroeks toont in dat opzicht zeer barmhartig in zijn lauwe repliek op alles wat men niet zint. Dat siert de schrijver.

Wanneer een van de Indische critici Kousbroek voor de voeten werpt dat dé Indische maatschappij toch slachtoffer is (hetgeen volstrekt waar is) of( moet worden beschouwd?) van het koloniaal regime, worden weer oude wonden opengereten en met zout ingestrooid..  Het is waar dat de Indische gemeenschap in het vroegere Indië discriminatoir was behandeld en altijd als een soort sociale buffer had gefunctioneerd tussen de Koloniale machthebbers en de autochtone (Indonesische) bevolking., bovendien weet Kousbroek ook dat er niet altijd kansen waren voor de Indo/Europse gemeenschap. In feite speelde de Hollandse (.) elite (ze was simpelweg getransplanteerd naar de tropen als langdurige vakantieverblijf) er mooi weer en had zij werkelijk lak aan wat direct en indirect in andere sociale lagen gebeurde. Het interesseerde hen eenvoudig niet.

 

10897267855?profile=originalKousbroek woonde en leefde zeer beschermd op een van de grootste eilanden van de Archipel, terwijl mensen die op Java (waar het koloniaal bestuur resideerde) woonden, dikwijls in de grootste armoede (a.h.w. op de stoep van de GG met het grootste echelon ambtenaren!) hun hoofd boven water moesten houden.  Dat was onder andere ook een van de vele verwijten tegen de bestuurlijke macht dat deze gemeenschap geheel aan hun lot werd overgelaten en dus een groot onrecht hen aangedaan. Zij moesten maar kijken hoe ze zich redden in die ‘’verdeel en heers’’ regime van die tijd, waaarin, zo hij ook zag, dat er toen zo n wrede maatschappij bestond. ( Kousbroek: het was een gekkenhuis (.) en een fabriek van minderwaardigheidcomplexen’.- krachtiger kan het niet worden geformuleerd.  Die wreedheid overigens onder de sociale lagen van de bevolkingsgroepen hadden de Indo’s zelf niet  veroorzaakt en kon hen niet zonder meer in de schoenen worden geschoven, want dat zou dan het toppunt zijn. Sociale vangnetten waren er niet. Maar het leven in een politiestaat wat Indië toen ook was, is dat een normaalste zaak, blijkbaar. (Abdulgani en Nasution)

Het is dan ook geen wonder dat Tjalie Robinson, onderwijzer op diverse scholen zag dat het met het toen gegeven onderwijs al maar slechter ging en er dientengevolge de zogeheten ‘’wilde scholen’’ ontstonden, bij gebrek aan juiste lesmateriaal die uit het moederland moest komen die nooit kwam.  Niets is onwijzer dan  de vinger op te steken en de schudige)n te noemen, maar in het onderwijs (lees Robinson) was niets geregeld met (kon niet anders)  rampzalige gevolgen van dien.

En zo ontstond het ‘’wild Nederlands’’

Ten tijde van de rijkste Indo/Europese man die Indië toen rijk was:de krantenmagnaat Dominic Beretty, de beroemde ‘’dandy’’, was het met het onderwijs  ook al belabberd en werd in de dertiger jaren locaal ingegrepen door particuliere initiatieven (burgers en ook bedrijfjes) om nog ernstiger afbraak in het onderwijs te voorkomen.

En de zo geloofde en door ;sommigen  verheven ’’Tempo Dulu’’ waar slechts de happy few ervan kon genieten, hebben heden ten dage nog nostalgische herinneringen aan. Bizar. Valser en gemener kan het niet.

 

Pjotr.X.Siccama 2013 

 

 

Lees verder…

10897265069?profile=originalNooit meer buigen  verhaal van een verloren verleden   door: Marielle Saegaert

Dit is het waargebeurde levensverhaal van 'Ruby' H. “Misschien komt het wel heel anders uit dan we denken, maar hoe dan ook, waarderen zullen we het leven dan!” schreef ze hoopvol in 1945 in haar oorlogsdagboek in het Jappenkamp, waarin ze toen geïnterneerd was en waaruit geciteerd wordt. Ze had toen niet kunnen vermoeden hoe haar leven uiteindelijk zou lopen en ze zal de tragedies in haar leven ook niet gewaardeerd hebben. Uiteindelijk verliest ze al   haar herinneringen aan de enige tegenstander in haar lange, bewogen leven waar ze wel bang voor was.

Ze zat op de bank naar buiten te kijken. Het leek of ze de omlaag dwarrelende sneeuw bewonderde, zoals we vroeger altijd deden. “Mooi hè”, zou ze dan zeggen en samen keken we dan nog seconden lang verder, voordat we aan tafel geroepen werden. Nu zat ze op de bank alleen, opgesloten in haar bijna geheel afwezige gedachten. Ze keek wel naar de sneeuw, maar zag het niet meer.

Jaren geleden mocht ik voor het eerst haar kampdagboek inkijken. Bijzonder, want ”mam” heeft het niet graag over haar kampverleden. Over Indië vertelde ze graag, zolang het maar niet over Tjihapit en Ambarawa en over de Jappen gaat. In mijn debuutroman dat het levensverhaal van de dappere ‘Ruby’ beschrijft, citeer ik uit de originele en zeer indrukwekkende kampdagboeken.

10897265475?profile=originalMijn vader was een klein jongetje dat zorgeloos opgroeide in Bandoeng toen ‘Ruby’ daar geïnterneerd was. Zij opgesloten in het kamp en mijn vader vrij spelend in de lanen van Bandoeng. Jaren later, midden zeventiger jaren op vakantie in Ierland, leerden mijn ouders Ruby kennen. Een gedeeld verleden; een gedeeld gemis. Uit respect voor haar wilde ik haar verhaal zo waarheidsgetrouw weergeven, maar daarvoor had ik de hulp van andere mensen nodig. Wie kon mij bijvoorbeeld vertellen over haar jeugd in Indië? En over de ervaringen in de Jappenkampen?

Het was haar vriendin Helen, geboren en getogen in Indië en samen met Ruby geïnterneerd geweest in de kampen, die mij het meest kon vertellen. Helen kende haar als geen ander. “In 1937 kwam ze aan in Indië vanuit Nederland, waar ik – blond en blauwe ogen – nog nooit was geweest. Ze was een stug kind. Ik dacht: dat komt vast dor de kou daar”. Later begreep Helen pas waar die houding vandaan kwam. Ruby had in Nederland in kindertehuizen gewoond, omdat haar familie niet meer voor haar kon zorgen. “Ik was gewend aan een warm gezinsleven; Ruby allerminst”. In Indië fleurde Ruby helemaal op en genoot ze van een gelukkige jeugd. Totdat de oorlog uitbrak. 

Helen kan wel goed over haar kampverleden praten. “Iedereen gaat er weer anders mee om. Van grote invloed was ook de leeftijd waarop je in het kamp zat. Mijn kleine broertje was acht jaar toen hij het kamp in ging en het heeft hem voor de rest van zijn leven erg getekend”.

Helen  vertelt graag hoe stoer Ruby was en hoe ze ‘voor de duvel nog niet bang was’. “Ik was zelf altijd veel doordachter dan Ruby. Ze kon behoorlijk roekeloos zijn. Maar ik vond het wel stoer dat ze voor niemand bang was. Je ziet het aan haar gezicht op de foto op de omslag van het boek. 

10897265279?profile=originalZo is ze haar hele leven gebleven; tenminste, tot aan haar ziekte dan”. Tijdens een van de lange telefoongesprekken waarin Helen mij zo geduldig te woord stond, vertelde ze over de bevrijding en hoer de meisjes weer met zo zorgeloos als voorheen van het leven genoten. “We hadden ons verstand gewoon op nul gezet. Waar onze ouders nog bang waren, voorzichtig ook vanwege de Bersiap, was onze levenslust en ons geluk om weer vrij te zijn, met geen mogelijkheid in te tomen”.  Zo vaak als ze konden gingen de meisjes naar de dansavonden die georganiseerd werden. “Een van onze lievelingsliedjes was: ‘Don’t fence me in’, van Bing Crosby. Met zo’n titel was een beter lijflied ondenkbaar”.

Terwijl Ruby nog steeds naar de sneeuw keek, zette ik tegen beter weten in maar verblind door hoop,  een CD op van Bing Crosby. Dat ene liedje….. zou ze het nog herkennen? Ik had wel eens gelezen dat juist muziek bepaalde herinneringen bij deze patiënten naar boven kon brengen, waar gesproken woorden dat niet meer kunnen. Ruby leek voor zover ze

Oh, give me land, lots of land under starry skies above…” Crosby’s warme stem galmde door de kamer. Mijn moeder zat tegenover Ruby en pakte haar hand vast. Ruby glimlachte en keek haar – als altijd dankbaar voor een liefkozend gebaar – aan. Toen begon ze plotseling zachtjes te zingen: “…Don’t fence me in. Let me ride through the wide open country that I love. Don’t fence me in…”

Dit indrukwekkende boek over het levens-verhaal van Ruby is overal verkrijgbaar. Prijs: € 18,95.

10897265293?profile=original

auteur Mireille Saegaerts

dat kon zijn, opgewekt. Minder verloren dan andere dagen. Ik zette de muziek  aan  en  wachtte  hoopvol  af. 

Lees verder…

Boekencollectie KIT verdwijnt wegens bezuinigingen

10897262297?profile=originalBoekencollectie KIT verdwijnt wegens bezuinigingen

Het Tropeninstituut moet zijn boekencollectie ontmantelen vanwege de bezuinigingen. Wat niet door derden wordt overgenomen, verdwijnt zonder pardon in een papiercontainer. De bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen heeft 900.000 boeken, kaarten, tijdschriften en andere documenten in de aanbieding. Als gevolg van de bezuinigingen wordt een groot deel van de vermaarde collectie ontmanteld. Het KIT vraagt andere bibliotheken of er interesse is om de stukken over te nemen. Lukt dat niet vóór 1 januari 2014, dan gaat wat overblijft van de collectie zonder meer de papiercontainer in.

Directeur Hans van Harteveld noemt de teloorgang van de Bibliotheek een regelrechte ramp. Hij doet zijn uiterste best om dat deel dat moet verdwijnen over te hevelen naar andere bibliotheken en instituten, maar ondanks dat die het graag willen hebben, struikelt het op één ding: zij willen er een sluitende begroting bij hebben, en die kan het KIT niet verstrekken.

Door de subsidiestop van het Ministerie van Buitenlandse Zaken moet het KIT nu een keuze maken. De afdelingen die voldoende bezoekers (en dus inkomsten) genereren kunnen open blijven. De onrendabele moeten dicht, waarbij de collectie geruimd wordt. Hiermee verband houdend, verdwijnen er 32 van de 33 banen. “De collectie omvat ruim tien kilometer aan documenten. Een van de oudste stukken dateert uit 1469. Collega’s en instituten van over de gehele wereld staan verbijsterd en sturen ons boze  e-mails. Iedereen vraagt zich af wat er in Nederland gebeurt”.

Een van de leeszalen van de bibliotheek van het Koninklijk Instituut voor de Tropen.

Het deel van de collectie dat dateert van voor 1950 moet koste wat koste behouden blijven. Daarvoor heeft de Nederlandse overheid de publieke zorgplicht vanwege de erfgoedstelling. Maar de rest, bijna 9 kilometer, moet worden afgestoten; op welke manier dan ook. Deelcollecties die in bruikleen zijn, zullen worden teruggeven aan de eigenaren; deel-collecties die in de loop der jaren geschonken zijn, gaan voor zover mogelijk retour aan de schenkers. Bijzondere boeken met een grote erfgoedwaarde, zoals de “Boeken met autografen van historische personen” worden uit de verzameling gehaald en apart gehouden. Tenslotte zal de rest “om niet” worden aangeboden aan collega-instellingen of universiteiten, of aan de landen waar ze over gaan. Maar het is kort dag. Nog een half jaar te gaan voor 1 januari 2014. Als het niet lukt om de collectie veilig te stellen, dan volgt onverbiddelijk de vernietiging. Hans van Harteveld zegt hierover: “We overleggen nu veel met instituten en universiteiten over de gehele wereld en iedereen is het er over eens dat de collectie niet verloren mag gaan. Maar alleen al het uitzoeken en verhuizen kost smakken geld. Kijk, we begrijpen echt wel dat zonder subsidie alleen rendabele delen gehandhaafd kunnen blijven en dat er geen mogelijkheid is voor het KIT om de bibliotheek te laten voortbestaan. Er is nu eenmaal geen geld. Maar we moeten ons wel realiseren dat het hier om een unieke collectie gaat van vaak onvervangbare boeken en documenten. Dit is wrang, heel erg wrang”. 

Lees verder…

Indische mensen en eten

10897264700?profile=originalIndische mensen en eten

Indische mensen kunnen vaak urenlang kletsen over alles wat te maken heeft met eten. Iedereen weet de beste manier om Petjil of Gado-Gado saus te maken, of om Guléh Kambing te maken of weet het beste geheime recept voor Pepesan. De buitenstaander luistert er naar en vraagt zich af: “waarom maken zij zich zo druk over eten, zo belangrijk is het nou toch ook weer niet”. Maar, voor Indische mensen is het enorm belangrijk en altijd onderwerp van gesprek geweest. Waarom is dat zo gegroeid? 

Bij ons thuis altijd ngobrollen en keuvelen. Je begint met: “Hoe is het toch met Fien en hoe gaat het met tante Toet…..?” Maar al heel gauw gaat dat vervelen en stapt men resoluut over op het onderwerp: Eten. 

En niet alleen de vrouwen, maar ook de mannen blazen dan hun partijtje mee. “Wha, so enak dese, hoe heb je dit gemaakt? Oh, doe je dat zo. Ik gebruik altijd….. en dan…..”

De belangstelling voor eten is van jongs af aan bijgebracht. Nu de laatsten van de eerste generatie aan het uitsterven zijn, zal ook dit gebruik wel spoedig tot de nostalgie gaan behoren. Eten en het bereiden van eten is een van de mogelijkheden om de Indische cultuur wezenlijk te beleven.  Voor Indische mensen is eten een soort van levenskunst en staat voor gezelligheid, gastvrijheid, het altijd rekenen op eventuele gasten die dan blijven eten en meegenieten van eigengemaakte gerechten en lekkernijen.

Kwee lapis en Tjendol. Een keur aan geuren en smaken thuis, maar ook op straat. Daarvan was Nederlands-Indië doordrongen. En ongeacht de sociale status hadden kinderen van de rijke “Totoks” en de “kleine bung” met elkaar gemeen als vanzelfsprekend te delen wat je hebt. Er was altijd wel wat voor iedereen. En bovendien kon je zo je lekkere trek stillen. En zelfs als je van thuis niet op straat mocht eten, deed je het toch. Want is het niet altijd zo, dat wat verboden is, juist zo jammie is….. Daarbij gaat het ook om de herinneringen van allerlei figuren op straat, die jarenlang deel uit hebben gemaakt van je jeugd. En die herinneringen zijn ingeworteld in de Indische cultuur, vooral sinds de repatriëring.

Al die jaren daarna in Nederland heeft deze generatie met zorg het eten bereid en op tafel gezet en er vooral met anderen over gepraat. Want zo houd je die mooie herinnering aan het oude Indië levend. Dan ben je weer even zoals toen en komen de beelden van toen weer boven. Daarom praten Indische mensen zo graag over eten.

Lees verder…

10897249257?profile=original

Bij het verschijnen van Rudy Kousbroek’s ‘’KAMPSYNDROOM’

 

Door: Pjotr.X.Siccama

Besproken - deel 1.

 

“..En ruisend in de duisternis/juichend mijn eiland prijzen” – Sneeuw over Sumatra. Verwijzend en herin­ne­ringen oproepend in al haar intensiteit worden hier meer dan symbolisch bedoeld. Over­eenkomsten met het verhaal (en de verfilming) van het werk van James Joyce met dat wat de schrij­ver in zijn voorwoord had aange­ge­ven zijn er niet.

Alleen “de deur” in het Ierse verhaal bij het begin in zijn voorwoord trof me zeer: die “deur” in dat Ierse verhaal die dicht bleef; ook toen al bij de Japanse inval in Nederlands Indië. Het is opvallend dat “de deur”  hier dan het enig vergelijk is met de duistere en pijnlijke werkelijkheid van de Japanse inval in het voormalig Nederlands Indië.

 Helder dat het hier ook om de angst gaat van iemand met een traumatisch stress syndroom. Het zijn woorden, beel­den, gelui­den, geuren en herinne­ringen in alle kleuren die voor een ieder maar moeilijk te omvatten en te beschrij­ven zijn. En zeker wanneer je in een (voormalig) paradijs bent geboren en hebt geleefd. Wat ik me nog goed kan herinneren in een van Kousbroeks vele werken is, dat hij, net aange­komen in Holland, vanuit zijn kamer naar buiten keek waar het op dat moment vreselijk vroor en de ruiten van de ramen vol ijsbloe­men zaten, daarbuiten een troosteloos aanzien gaf en hij bij zichzelf dacht: “… ze hebben mij uit het Pa­ra­dijs verjaagd.” Zo’n zin vergeet je nooit. Beroofd van menselijk geluk en geluk­kig zijn door lieden (politici) die alles alleen maar stuk kunnen maken en waar men niet in staat is in te grijpen of invloed uit te oefenen is ergelijk en frustrerend.

 

Een samenvatting van dit prachtige werk is bepaald geen sinecure. Vandaar dat de bespreking van dit werk in delen  zal verschijnen en vraag de lezer hiervoor begrip.

 

Het werk is, zoals gezegd, zo omvangrijk en omvat zowat het hele spectrum van wat Indisch/Ne­derlandse (en vice versa) literatuur (tot nog toe) in al haar aspecten heeft voortgebracht. Onderworpen aan het kri­tisch oog van de auteur is in historisch perspectief gezien buitengewoon interessant. Een fenomenaal do­cu­ment dat ze­ker op de lijst van verplichte literatuur op alle middelbare scholen dient te worden gezet.

De Nederlandse geschiedenis in, met en over het voormalig Nederlands Indië wordt met dit werk hier geheel voltooid.

 

Kousbroek is groots en heeft evenzo het grote talent om de beschrijvingen tot in de diepten van het men­selijke gevoel volle­dig, in detail en exact weer te geven. – Het werk is rijk aan kostbare persoonlijke erva­ringen, ook voor lezers die het (voormalig) Nederlands Indië (nog) niet kennen. De ge­kozen titel is welis­waar triest, maar laat niet alleen de duisternis zien in de spiegel van de auteur. Inte­gen­deel. Het boek las ik als een film die zelfs nu nog actueel zou kunnen zijn. Het is niet allemaal treurigheid in het boek.

Hilarisch is (om  een passage te noemen), de beschrijving van de portretten van de Gouverneurs-Gene­raal van Nederlands Indië (de zo­ge­noemde GG’s). Met humor beschrijft hij enkelen van hen, met een the­atraliteit en voorstellingsvermogen als van een professionele mimograaf. Prachtig. Zo kennen we de schrijver.

 

Velen herkennen de beschrijvingen van de repatriatie  uit het voormalige Nederlands Indië, waar de eva­cuees  naar het moederland moesten worden overgebracht.  Maar in de tijd van Kousbroek was de eva­cuatie direct na de oorlog (1946) vrij formeel geordend geregeld; d.w.z  onder andere volgens de con­ventie­richt­lijnen van Genéve. En dat ging wel heel omslachtig aan toe en ook curieus.

 

De evacuatie in 1946 die Kousbroek had meegemaakt leek wel op een MGM-film in de Arabische woes­tijn uit de 50-er jaren met het vreemdenlegioen, wanneer de evacuees naar een afgelegen plaats in de woestijn hun winterkleding (voor Europa) in ontvangst moesten nemen. Absurde en even bizarre scènes moesten zich daar hebben afgespeeld. Heel anders ging het met hen die in het begin van de 50er jaren werden gerepatrieerd: de winterkleding (al­thans überhaupt de eerste kleren voor het verblijf in het moe­derland) werd op de boot ter hoogte van de Rode Zee uitgedeeld en bestond uit een soort zwart/donker­grijs jogging outfit met baret (Kousbroek: ijs­muts), sokken en een paar wollen wanten. Meer niet kregen we niet.

 

Worstelend met de lacunes in zijn herinneringen, flarden van plotseling opkomende historische persona­ges spelen zich af  in het hoofd. Een van de vele verschijnselen van een (kamp)syndroom. Zelf schreef hij dat je niet per se in een kamp moest hebben gezeten om het te krijgen. (..) Mensen die zowel een (kamp)syndroom hebben als (en/of) een Post Traumatische Stress Syndroom hebben exact dezelfde ver­schijnselen. Velen zullen deze direct herkennen. De herinneringen die fragmentarisch, soms kort en soms lang(durig) zullen heviger en intensiever worden naarmate de tijd verstrijkt en je zelf ouder wordt.

Zoals mijn zielknijper me jaren geleden bij mijn behandeling mij ervoor had gewaarschuwd. De angst, ja die angst die maar niet en nooit helemaal weg zal kunnen gaan, achtervolgt je constant als eeuwige onzicht­bare spook die je voortdurend bang maakt maar niet kan verjagen.

 

De enige en wellicht wel de laatste unieke (overigens grappige) figuur van de Westerse Cultuur in de jungle van Nederlands Indië vormde een bijzonder geroemde excentriekeling, een zekere “Iwan de Verschrikke­lijke” (vanwege zijn (Slavisch/Russisch) voorkomen, genoemd door Swanenburg in zijn boek Leven en werk van Stein Callenfels.

Deze man, (hij was 1.92 m. groot en woog 140 kg.) een zekere Dr. Stein Callenfels was archeoloog/pa­le­ontoloog; beroemd, bekend en berucht. Beroemd  (vooral in Azië) om zijn kennis en archeologi­sche vondsten (ontving vele buitenlandse onderscheidingen voornamelijk in Azië) en berucht om zijn on­noemelijk grote appetijt. Lachwekkende anekdotes die je bij blijven.

 

Ook rekent Kousbroek hier af met de Hollandse benepenheid wanneer hij het over de (Hollandse) ge­schiedenis heeft: het “Holland op z’n smalst’’ zullen we maar zeggen. Waar is het inzicht van de Hollan­ders? En waar de gran­deur van een Nederlands Imperium? Wat is het? Nooit van gehoord ?

 

Een aaneenschakeling van historische feitelijkheden passeert de revue, maar niet zonder dat hij deze historische hoofdrolspelers er flink van langs geeft. Zo ook in de (Indische) literatuur waar de vraag nog steeds in de lucht hangt, (polemieken houden niet op over dit onderwerp) naar wat en vooral wie (in de literatuur) in hemelsnaam het predicaat Indisch mag/kan dragen.

 

Dan de opvatting van Walraven over de Indo ‘s (Indo/Europeanen) die werkelijk hypocriet is wanneer de man deze gemeenschap kwalijk neemt dat zij zich boven de Indonesiër(s) verheven voelt. Absurd is het

wanneer men bedenkt dat deze man zich immers boven een ieder superieur voelt, niet zozeer als machthebber/ ambtsdrager, maar simpel als burger.

Deze kaaskoppen veroorloofden zich schijnbaar een a-sociaal en immoreel gedrag tentoon te spreiden onder een legitimiteit van een illegale bezetting.) Sudah. De Indo/Europeanen staan toch ver boven dit soort stupiditeit. Alhoewel er  ook Indo/Europeanen  zijn die zich zelfs verheven voelden/voelen boven de Totok, hetgeen een andere oorzaak en/of implicatie heeft.

 

Ach, vreemde denkbeelden hield deze mijnheer Walraven op na, waarbij hij en passant toch nog  vergeten was, dat de Indo gemeenschap niet alleen bestond uit Indische/Nederlanders, maar ook uit andere Indische/Euro­pe­anen (met inbegrip van mensen uit Noord Amerika en Australië en de rest van Zuid/Oost Azië).

Maar voor de Hollander was het Nederlands Indië van toen een soort verlengstuk van het moe-derland, de kaaskop waande zich kennelijk rijkelijk alleen op de Wereld (in de zin van het enig Hollands Im-perium) waar deze man (eindelijk in het Paradijs terechtgekomen zonder ook maar

 

één vinger te verroeren) naar believen de vruch­ten van plukt. Ja wel; men plukte, at de vruchten, maar de rond die ze voortbracht, daar had men geen enkele liefde voor (gegeven). Men had blijkbaar geen idee, laat staan een visie van de ei­gen omgeving en dat van de Wereld.

 

De kennis van Kousbroek over Tjalie Robinson is indrukwekkend. Het werk van Robinson wordt  hier kritisch en zowaar  forensisch, maar respectvol geanalyseerd. De door Tjalie gebezigde Indo/vocabu­laire en niet te ver­geten het idioom (wat bij de Indo’s uitermate gewichtig wordt gevonden- ook interessant –maar de vraag naar het ‘’waarom’’, moet ik het antwoord schuldig blijven) zitten Kousbroek tot in zijn haarvaten schijnbaar.. Het is voor mij onthullend dat zo n rijke en complexe taalbron bestaat die nu, fosiel geworden (lijkt het Latijn wel) zo goed als een dode taal is. Ik kan het wonderwel nog wel heel summier wat van lezen en als ik het doe, dan ruik ik ongetwijfeld de pisangbladeren.

Deze Tjalie Robinson, die in de tweede helft van de vijftiger jaren plots als een duveltje in allerlei media verscheen met het organiseren van de Tong Tong fairs en Pasar Malams, zoals hij (en ik) dat in Indo­ne­sië gewend waren te vieren, had het gote lef om daarbij ‘’DE’’ Identiteit van de Indo/Europeaan (De Indi­sche/Nederlander), dus ook ZIJN identiteit wilde hij ermee zeggen op de kaart te zetten. Deze Indoge­meen­schap werd door Tjalie met trots uit die armetierige annonimiteit gehaald, ( nadat zij bij hun aan­komst op een schofterige manier zijn behandeld maar ook gediscrimineerd niet te vergeten).  Niet alleen de Indo/Europeaan als individu maar ook wat hun bezig hield met onder andere de (Indo) taal. Dat deed

hij bewust, niet provocerend, eerlijk en met heel zijn hart en ziel. Een monument waard. Tjalie was trots om wie hij was en waar hij vandaan kwam met alles erop en eraan. Zo hoort het ook in tegenstelling tot die Indo(‘s) die de Indo taal maar niets (‘’minderwaardig’’?) vond(en) (en wellicht nog vindt(en)) en zich tegen de opkomst van Tjalie Robinsons ideeen begonnen te keren. Met andere woorden (kon ik nog heel goed herinneren) dat vele Indo ’s geschokt waren over het lef van Tjalie Robinsons initiatieven en ideeen; geschokt omdat deze bewuste Indo ’s juist meen­den dat zij immers toch (‘’alreeds’’) volledig geintegreerd waren  (eigenlijk veelal zijn opgegaan) in de Nederlandse samenleving en nu opeens weer wor­den teruggeworpen naar: “terug naar af”. De tegen­standers (de reactionairen onder de Indo gemeenschap- men wilde meer dan Hollander zijn) keerden vandaar zich tegen de opleving en herleving (lees: een zekere verheffing) van de Indo/cultuur gemeenschap. En juist die Indo s houden zichzelf voor de gek: ze zijn  weliswaar half Europeaan, maar de Hollander ziet dat helemaal niet. Wel de leuke kanten van de gekoesterde (eigen)cultuur genieten (onder andere pasar malams e.d.) maar werkelijk deelnemen in aktiviteiten op het niveau van kunst en cultuur: ho maar! Heel merkwaardig en triest voor zo n rijke, maar toen gespleten gemeenschap. Ik werd in die tijd voor gek versleten om mijn symphatieën en bewondering voor deze bijzondere en moedige man.

 

Kousbroek vindt Tjalie Robinson een groot schrijver die in dit land danig is onderschat en daar heeft hij groot ge­lijk in. Er bestaat in de Indo gemeenschap, vooralsnog geen grotere persoonlijkheid en equivalent op lite­rair gebied. Tjalie Robinson was veel té vroeg gestorven.

De vraag overigens die velen (en niet alleen gesteld door Ind/Nederlanders) zich nu bezighouden: Waar is de aan­dacht die hij verdient? En de publiciteit over zijn werk? Die is er ook al niet over deze bijzondere schrijver. Wat is er toch aan de hand in dit land? Louis Couperus, een van de grootste schrijvers van de Lage Landen en du Perron schijnen mensen totaal vergeten te zijn.

Heeft deze generatie schrijvers/journalisten en lezers soms geen weet van de man die in de 50 er jaren literair gezien in dit land zowat revoltes had uitgelokt? De aandacht lijkt te worden verschoven naar com­merciële actuele en veelal modieuze aktiviteiten. Ik ben er zeker van overtuigd dat er in dit land elementen aan het werk zijn die zich meer bewust dan onbewust schuldig maken aan ongewone selectieve onhebbelijkheid: wel een buitenlandse (waarvan ik de naam hier niet wil noemen) schrijver de hemel in prijzen (mag Joost weten waarom) die het Nederlands al helemaal niet beheerst, maar alle andere  aanwezige talenten in dit land gewoonweg negeren. Xenofilie. Even eng als Xenofobie. Waar hebben we dit eerder gezien in Europa?  

Ik heb altijd al het gevoel gehad dat politici (en de politiek) zich vaak stiekem en soms openlijk de schep­pende kunstenaars en dan voornamelijk schrijvers (‘’want zij zijn het gevaarlijkst – maar ook bruikbaar’’) goed in de gaten houden. Ongegeneerd naar believen aanschurken en liefst breeduit in beeld (media) exhibioneren samen met gevierde kunstenaars daar het in hun voordeel werkt.

Vandaar dat dit land verdacht veel op Oostenrijk lijkt, wat betreft de  (vrije) Kunsten: alle getalenteerde eigen burgers negeren ze, jagen ze of over de klink of schopen ze zo over de grens. Voorbeelden hiervan zijn nu meer dan ooit actueel en zijn talloos.

 

 

Pjotr.X. Siccama,  juni 2013.

10897263864?profile=original

Omslag van een van zijn boeken

De onderste foto laat Tjalie Robinson zien bij een Pasar Malam in Den Haag  (toen gehouden in de Dierentuin) begin van de 60 er jaren, h (let goed op het katapult in zijn hand).

10897264254?profile=original

 

 10897263873?profile=original

 10897264495?profile=original

Lees verder…

10897262887?profile=originalKoloniaal verlangen   door:  Arnold van Bruggen.  foto’s:  Anouk Steketee

Prakoso staat elke zondag vroeg op. Aan de muur in zijn slaapkamer hangt dan al het pak dat hij die dag wil dragen. Soms is dat hert pak van een plantagemanager, een andere keer gaat hij als Nederlandse student. Prakoso is zestien jaar en wil later president van Indonesië worden. Maar zijn huidige interesse ligt niet bij de moderne politiek, maar bij het Nederlandse verleden van zijn land.

In zijn kamer staat een scheepskist met daarin een oud Nederlands geweer, een collectie tropenhelmen en een willekeurige verzameling Nederlandstalige boekjes. Hij is echter de taal niet machtig.

Om half zes springt hij op zijn Nederlandse Fongers-fiets en sjeest hij naar Plaza Indonesia, het enorme plein waaromheen het moderne Jakarta is gebouwd. Rondom dat plein verzamelen zich elke zondagochtend Indonesiërs in tropenpakken, KNIL-uniformen en damesjurken.

10897262478?profile=originalDe antieke Fongers-fiets is de gemeen-schappelijke deler. Maar de belangstelling gaat verder. “Het is een herinnering aan een tijd die ons beschaving heeft gebracht”, zo zegt Prakoso. “Niet alleen fietsen, maar ook wetten en bureaucratie. Ik denk dat veel mensen door de bloedige en fanatieke onafhankelijkheidsstrijd niet doorhebben hoe positief de koloniale tijd is geweest”. Wie je ook vraagt, iedereen heeft een gelijkluidende uitleg over de verkleedpartij. Yanto (58) zegt: “Alles uit de koloniale tijd is sterk en onbreekbaar; ik zweer erbij. Maar we willen ook ons erfgoed veiligstellen. Deze geschiedenis is    ook van ons”. Op zijn borst prijken    de medailles van de vele geschiedenisclubs met duizenden leden die ditzelfde elke zondagochtend in andere steden van Indonesië doen.

Maar was Nederland hier niet heel erg fout bezig in die koloniale tijd? “Tot de val van Soeharto in 1998 kregen we alleen geschiedenisles over de oude koninkrijken in Indonesië”, verklaart Adi Setiawan (30) in Soerabaja. “De koloniale tijd werd zoveel mogelijk weggelaten, alsof die niet 350 jaar had geduurd. Pas na de machtswisseling mochten wij ons weert organiseren en zelf onze geschiedenis vertellen”. Adi is een van de voortrekkers van de Roode Brug Community, vernoemd naar de plaats waar de Nederlanders en Britten stukliepen op de Indonesische vrijheidsstrijders. En als zij zich zondagochtend verzamelen, herleven de dagen van weleer. Een 

groep mannen en vrouwen staat in Nederlandse soldatenpakken in de schaduw van de bomen in het stadspark. Een grote en breed geschouderde jongen, verkleed als soldaat, stelt zich voor als Raymond Westerling en drukt dan een kleine Indonesische vrijheidsstrijder tegen de grond. In zijn hand heeft hij een mes en met zijn knieën dwingt hij het lichaam onder zich.

“Sommigen vinden het raar dat mijn vrienden en ik ons verkleden als Nederlanders”, vertelt Adi, “maar als we ons niet verkleden, herkennen de mensen ons niet. Juist door onze uniformen komen ze naar ons toe, Dan ontstaat er vanzelf een gesprek over onze geschiedenis. Niet over de nationale geschiedenis, zoals de regering die dicteert, maar hoe die echt is geweest”.

Het koloniale verleden in Indonesië is onontkoombaar. De stadscentra staan nog altijd vol met villa’s, paleizen, theaters en overheids-gebouwen uit de tijd van de Nederlanders. Maar deze erfenis staat onder druk sinds, tegelijk met de herwonnen vrijheid in 1998, de economie aantrekt. Grote hotels en bedrijven, investeerders en ook particulieren ontdekken de oude binnensteden. In elke grote stad verenigen liefhebbers van de koloniale architectuur zich daarom in erfgoed-verenigingen, zoals de Medan Heritage Trust op het westelijke deel van het eiland Sumatra. Debby, een van de vrijwilligers van deze stichting stuitert voor haar bezoek uit, van Plantage-ziekenhuis tot voormalig Hotel De Boer en de koloniale villawijken. Ze wijst op de materialen die toen gebruikt werden: het beste hout en de sterkste Deli-klei. “De koloniale architectuur kan ons veel leren over hoe je in dit klimaat bouwt”, zegt Debby. “Veel moderne gebouwen hebben airconditioning, maar dan waait in de natte tijd wel de regen naar binnen”. 

10897263061?profile=originalEven later staat ze tierend voor een bouwput langs de weg. “Nog geen jaar geleden stonden hier twee prachtige villa’s”, vertelt ze, “en binnenkort staat hier een modern hotel”. De economische voorspoed in Indonesië treft als eerste de koloniale binnensteden. “Corruptie”, zegt Debby. “Wettelijk lijkt alles goed geregeld, maar in de praktijk is alles mogelijk”. Ze gaat het Thong Thong Ho gebouw in met een prachtig plafond in glas-in-lood. “Ik wil hier een zakencentrum van maken voor jonge creatieven”, vertelt Debby. “Met koffiebars en restaurants en een boekenwinkel in Nederlandse retro-uitvoering. Het zou zo maar een gouden idee kunnen zijn”. In steeds meer steden verschijnen koffiehuisjes en restaurants in Nederlandse stijl, met antieke Nederlandse meubels    en Nederlandse menukaarten. De H.E.M.A. is een succesformule die bitterballen en stamppotten verkoopt. Elke zaterdag kun je er op de foto in Volendams kostuum. Debby kijkt volbewondering omhoog naar het veelkleurige plafond. “Ons verleden geeft ons iets speciaals. Als wij ons ergens mee kunnen onderscheiden, dan is het wel onze koloniale architectuur”.  

10897263657?profile=originalDe koloniale geschiedenis levert zo de bouwstenen voor de nieuwe identiteit van het moderne Indonesië. In dat verhaal lijkt voor de schaduwzijde van het koloniale verleden bijna geen plaats meer. Zelfs op Zuid-Sulawesi, waar de echte Raymond Westerling rondtrok en bloedbaden aanrichtte, lijkt men deze kant te relativeren.”Niet alle Nederlanders zijn slecht”, zegt Andi Monji uit Suppa, waar in 1947 door de Nederlanders een ‘zuiveringsactie’ gehouwen werd. “Zelfs tijdens de oorlog, als je met ze in contact kwam, bleken het best aardige jongens te zijn. Nu is het voorbij, het is geschiedenis. Als mensen zich willen verkleden in koloniale pakken, dan laat je eenvoudigweg zien dat we ooit gekoloniseerd zijn geweest. Het is de vraag of de nieuwe generatie Indonesiërs, opgegroeid in de benauwde dictatuur van Soeharto, niet met valse romantiek naar het koloniale verleden kijkt. Dat vraagt ook kunstenares Titarubi zich af. In een ruime loods in Yogyakarta legt ze de laatste hand aan de Indonesische inzending voor de Biënnale van Venetië, een project waarin ze de omgang met het verleden opvraagt. “De Nederlandse tijd staat voor mij symbool voor moderniteit”, zegt ze. “Kunst, feminisme, technologie, het is hier allemaal door de Hollanders binnengebracht. En dat moeten we koesteren. Maar ook alles wat er fout is aan Indonesië is begonnen in de koloniale tijd. Hoe de plantages werkten: met goedkope arbeid en onder bescherming van het leger. 

Corruptie is door de Nederlanders geïnstitutionaliseerd. Helaas kijken veel mensen alleen met nostalgische blik terug naar de oude tijd. Zij beschouwen het koloniale verleden als iets moois, iets exotisch. Maar de zwarte kant ervan moeten we ook niet vergeten.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Vrij Nederland van 20 april 2013.

Voetnoten: De tentoonstelling “Vroeger is een ver land” van Anouk Steketee en Arnold van Bruggen is te zien tot 1 september in het Tropenmuseum in Amsterdam.  

Literatuur: “KNIL-fietsen razend populair in Indonesië”. Artikel in Nieuwsbrief nr. 3, maart 2012 (zie: www.indisch-centrum-denhaag.nl >> Nieuwsbrieven). 

Lees verder…

10897261876?profile=originalMijn levensverhaal - 1     door onze correspondent in Nieuw Zeeland, Adrian Lemmens

Zonder er iets dramatisch van te maken, heb ik een probleem, met  veel, zo niet alles, dat mij in het harnas van mijn levensloop heeft gewrongen. Wringen vind ik een zeer goede omschrijving, omdat ik nooit aan wanhoop heb toegegeven, ondanks mijn geweldige eenzaamheid en de totale afwezigheid van een familie verband en nooit een tehuis heb gehad dat daartoe behoorde.      

Na het vele, vele vallen ben ik altijd weer opgestaan. De levenskracht                                                                  daartoe, dank ik aan mijn vader, aangaande de parabels die een beste vriend van mijn Vader,  gedurende  een te korte tijd, aan mij heeft doorgegeven en bovendien van wat   ik te weten ben gekomen over zijn reputatie, samen ook met het geweldige niveau dat hij daarmede    in de  maatschappij en ook  zijn eigen Maatschappij, de B.P.M.-Shell, heeft weten te bereiken. Nu op de leeftijd van 77 jaar, voel ik mij genoodzaakt de balans van mijn leven op te maken. Niet alleen voor mijzelf, maar ook eventueel voor mijn kinderen. Het is mijn gevoel dat, als ooit een van mijn kinderen een probleem heeft, dat de geschiedenis van het leven van hun vader, hen de kracht kan geven om door te zetten

Ik had en heb een uitzonderlijk leven, interessant zelfs, maar toch in mijn persoonlijk gevoel onmenselijk, gemeen, te zwaar en bovenal  zeer eenzaam. Men kan zeggen dat ik redelijk succesvol met het overleven ben geweest, maar letterlijk met elke actie tot een verbetering van mijn leven, heb ik keer op keer ook altijd tegenstand moeten overwinnen. Het was met de handicaps van mijn verleden, altijd weer een strijd. Het is voor mij nooit vloeiend geweest, altijd en eeuwig waren er problemen, die ik heb moeten overwinnen, tot op dit moment toe.

Al verscheidene jaren ben ik van plan, om een boek over mijn leven te schrijven en daarin de ontdekkingen van de menselijke levensfactoren te beschrijven. Graag had ik de hulp ingeroepen van iemand als Adriaan van Dis of van andere schrijvers wiens namen ik tegen ben gekomen. Door het leven van mijn vader en dus met mijn eigen afkomst daardoor, had ik potentieel schatrijk moeten en kunnen zijn, maar door de oorlog is het totaal het tegenovergestelde geworden Armoede werd lange tijd mijn deel en ik voelde mij altijd opgejaagd en uitgebuit.

Maar vanwege en dankzij mijn beide ouders, heb ik kennelijk een geweldige veerkracht meegekregen, waarmede ik niet alleen al mijn tegenslagen heb weten te overwinnen, maar nu zelfs een staat van leven heb weten te bereiken, waar velen zeggen, nou waar heb jij nu nog zorgen voor nodig, Voor mij is het genoeg om nu te kunnen leven. Ik kan nu hopelijk van het aantal jaren die ik mogelijk nog heb, nog een beetje genieten. Maar wat is genieten, als je mogelijkerwijze niet meer weet hoe je dat kunt doen, als je moet oppassen om financieel rond te komen. Maar helaas, genieten, dat ken, of kan ik nu ook al niet meer, de strijd is voor mij te zwaar geweest, naast een vluchtige glimlach en terugkijkend het met een zekere 

voldoening, is het meestal slechts een bittere voldoening die niet echt is. Het is toch ook niet echt, het kan gewoon niet echt zijn. En zo ben je aan het wachten op de volgende klap die moet komen, je hebt toch immers nooit anders meegemaakt.  Zo gaat het met mij.

Adrian Lemmens, twee jaar oud.

Uit mijn historie zal toch zeker blijken dat mijn gedachtegang en mijn levensbeslissingen niet dom of ondoordacht zijn geweest. Waarom is het mij dan ook niet mogelijk om eens achterover te kunnen leunen en van enig succes, met enige voldoening kunnen te genieten? Ik geloof inderdaad dat er zo iets is dat de maat nu vol is; het is allemaal teveel geweest. Maar waarom heb ik in dat geval dan ook niet de moed verloren en ben ik in elkaar gezakt en tot niets meer in staat, dat is toch wel het wonder van het leven. Ik noem het   de veerkracht in de mens en stel vast dat die enorm krachtig is.

Ja, ik ben getrouwd en ik heb drie kinderen, die allen uitstekend terecht zijn gekomen en mijn vrouw is ook mijn zeil kameraad op zee.! Ik stelde zeer hoge eisen aan mijzelf en zonder die eeuwige discipline, had ik het ook nooit overleefd. Het is immers je verstand en je wil tot leven, die een mens in leven houden. In mijn leven heb ik mijzelf altijd van alles  ontzegd om uit mijn armoede omhoog te kunnen klimmen en iets te bereiken. Ik ben nooit  gewend geweest op vakantie te gaan, een ijsje, een bioscoop, met vrienden een drankje drinken of sporten. Als je dat allemaal niet gewend bent, dan is het ook tamelijk gemakkelijk om frugaal en gedisciplineerd te zijn. Uiteindelijk    heb ik redelijk wat bereikt. Maar het geeft geen geluk of genoegen, om er op terug te kunnen kijken, het was immers allemaal te hard en te onmenselijk.

Wat het voor mij nog erger maakte, is dat alles zo anders had gekund. Dat dankzij mijn vaders vooruitziende blik mijn mogelijkheden anders hadden gelopen. Dat mijn vader zijn grootste offer, zijn eigen leven, bracht in het vervullen van zijn vaderlijke plicht  voor zijn nageslacht en na het  voldoen van wat mijn vader als zijn plicht zag, hij slechts een trap na kreeg; van zijn eigen land.

Voor de mensen die de oorzaak van ons ongeluk werden, was er aanvankelijk veel succes en was dat ook voor een langere periode voor hen weg gelegd, maar tenslotte verdronk de een met zijn dikke pensioen in zijn eigen zwembad en was de ander ongelukkig met zijn kinderen en zijn ambitieuze vrouw.  En het feit van het eeuwige mislukte pogingen om mijn persoon te elimineren, alsmede de vele schandalen met secretaresses op zijn kantoor. Met zijn geweldige macht en zijn onaantastbare positie, kon die man doen en laten wat hij wilde. Die man had geen geweten. Inderdaad zijn er in onze wereld mensen die op een gegeven moment zo hoog staan, dat ze zich door gegeven omstandigheden onaantastbaar wanen en zelfs met de duivel zelf heulen. Ik heb nu een pensioen van de WUV, met alle restricties dat voor het Nederland, dat wij nu kennen, gewoon is. Uiteindelijk was ik een kundige advertentiefotograaf, met ook mijn eigen uitstekend geoutilleerde studio. Het maken van ontwerpen voor advertentiewerk, was voor mijn aangeboren handigheid niet zo’n probleem en verdienden wij daarmede extra geld met minder uitgaven En   dat had ook extra voordelen.

Door het in die tijd anti Nederlands heersende sentiment, in Nieuw Zeeland, (de Nederlanders hadden een reputatie voor hard werk en succes waardoor de gemiddelde en kalme steady-as-she-goes Nieuw Zeelander zich bedreigd voelde) en zo kreeg ik meestal alleen maar het werk, waar ik bekend om werd. Werk dat nu alleen met computers gedaan wordt, deed ik in die tijd reeds met het gebruik van meerdere camera’s voor de productie van één foto. Het brood-en-water werk ging weer naar mijn Nieuw Zeelandse collega’s die ook vrienden maakte met “wine and dine”, wijn en etentjes, ter bevordering voor hun werk en hun contacten, iets dat mij en mijn historisch nu zo ingewortelde mentaliteit niet lag, en waardoor wij nooit een geweldig inkomen konden bereiken. Echter op en met mijn vrije tijden en momenten, bouwde ik ons eigen huis en ook een nieuwe studio voor mijzelf, met mijn eigen handen en contractuele hulp.

Mijn studio werd ook bekend, voor het feit dat wij fotografisch bijna het onmogelijke konden doen, met behulp van lasers en met fluorescerende verven, dat zorgvuldig geheim werd gehouden door ons. Zo gebruikte ik mijn tijd om te verdienen wat ik kon, of mijn huis te bouwen, zoals ik dat voor ogen had. Op het einde kwam dat allemaal op zijn pootjes terecht, maar het was wel dubbel hard werk, terwijl mijn vrouw Paula mijn secretaresse was en de moeder van onze kinderen, die op oudere leeftijden vaak in alles meehielpen.

Nu met nieuwe wetten en regulaties kan zoiets ook niet meer, of alleen nog maar ten dele. Gemeten naar mijn inkomen dat in die tijd ook naar ons nieuwe huis ging, werd ik op het gemiddelde inkomen geschat door    de WUV en mijn kwalificaties zonder de Nederlandse papieren, werden volgens Nederlandse maatstaven niet erkend. Een rechtszaak in Utrecht, bepaalde via een vinnige WUV advocaat, dat mijn kwalificaties gelijk stonden met een gewone verkoper in een fotowinkel en daarop werd mijn WUV pensioen berekend. We kunnen er van leven, maar dat is alles.

Adrian Lemmens met zijn ouders, 1939.

Dat is ook geen bevredigende situatie, na alles dat ik heb meegemaakt en verloren heb. Mede door de Nederlandse behandeling voor wat betreft de “Indische Kwestie”, met name door ons met hun acties uiteindelijk zwaar te bestelen, werd ons gezin behoorlijk getroffen. Ergo voor mijn Vader, die werkelijk het hoogste offer bracht voor de goede zaak en het met zijn leven betaalde. Ik ben en voel mij echter nog steeds een Indische jongen van “Tempo Doeloe”, met een Hollandse (Amsterdamse) vader en een Duitse moeder. Beiden krachtige, nee kolossale mensen. Helaas de omstandigheden hebben mij mijn vader ontnomen met de torpedering van de “JUNIO-MARU”, met de zo velen andere kostbare Nederlanders en de arme meedogenloos bedrogen ROMUSHA’S. Alle 5860 van onze mensen, van ons nu vroegere Nederlands-Indië kwamen daarbij om het leven.

Via het internet heb ik merkwaardige belevenissen en kennismakingen meegekregen, zowaar net ook weer van een naamgenoot, familie zelfs, een kampgenoot uit het Banyu-Biru kamp 10.

Toen wij op het laatste moment door de B.P.M.-Shell uit Borneo werden afgevoerd naar Java, op vrachtwagens door de jungle naar Banjermasin en  op een boot van de K.P.M.  werden geladen als deklading met onze bedienden en bagage. Ik heb dat schip als een toenmalig zesjarige altijd in mijn herinnering meegedragen, een drie eilanden schip van het type dat toen bekend stond, zwarte romp en wit bovendek.

Ik heb dat schip, waarvan mijn Moeder in die verwarring zelfs de naam niet meer wist,  meer dan twintig jaar gezocht; ik weet, of wist, dat het klein was. Na de boeken van Bezemer (zowat 1500 pagina’s) te hebben doorgeworsteld, viel mijn oog op het K.P.M. schip de Janssens, onder gezag van een merkwaardige man en gezagvoerder G.N. Pras. Toevallig begon in dezelfde tijd ook de Australische schrijver “Doug Hurst” met een boek onder de titel            “The Fourth Ally” staat daar merkwaardigerwijze de ms. of ss. Janssens op blz. 44 en de afbeelding van het schip (er zijn merkwaardig veel toevalligheden die in mijn leven voorkomen) is nagenoeg het evenbeeld van wat nog in mijn herinneringen staat. En dat is nog niet alles: op dat moment komt opeens ene Gerardus Lemmens uit Engeland via e-mail zich aandienen. Zijn vader blijkt op het moment van de inscheping in Banjermasin, de tweede boordwerktuigkundige te zijn geweest op dat schip. Terwijl zijn moeders naam Lemmens Guetjens G.C., als onze kampgenote van camp tien “Banyu-Biru” onder die van mijn Moeder Lemmens-Finger T.G. staat, in die kamplijst van “Camp 10 Banyu-Biru”. Allemaal ongelooflijk.

Gerard Lemmens, een van drie kinderen is pas na die oorlog geboren. Zijn vader overleefde de oorlog, zijn broer en zus zijn van voor de oorlog. Gerard Lemmens  gehuwd met een Schotse vrouw woont nu in Sussex in Engeland.

Wat zo bijzonder is over dit schip, is dat wij buitengaats van Banjermasin en op weg naar Java, door twee Japanse Zero’s werden aangevallen, met onder elke vleugel een bom, dus vier bommen, ik zie ze nu nog hangen, als op mijn netvlies gegrift. Daar gaat de eerste bom, het schip vaart nu op volle kracht, de officieren volgen de baan van de bommen en maken uitwijkingsmanoeuvres. De dekken zitten vol met vrouwen en kinderen waaronder veel baby’s, vele bedienden, waaronder mijn baboe “Sumina” en de barang (bagage) Een beginnende bijna geluidloos  geschreeuw gaat op. Het is angstwekkend, schreeuwden ze toch maar echt. De bom komt rakelings langs de bakboordzijde, vlak langs ons heen aan het achterdek. Een geweldige fontein schiet omhoog en stort zich op het dek. Wij spartelen allen schreeuwend op dek tussen de ronddrijvende bagage. Naar mijn herinneringen kwam het water tot mijn heupen. Dit gebeurd in totaal vier keren. Het schip gaat geheel schuin in de bochten, waardoor allen aan dek overal tegen aan en tegen elkaar botsten, een baby spoelt bijna overboord. Het was een verschrikkelijke nachtmerrie, waarvan de beelden mij mijn gehele leven achtervolgd hebben, vooral als ik in mijn tegenwoordige leven de een of ander haai tegen kom (wij zijn namelijk zeezeilers).  

Mijn vader in het uniform van reserve sergeant bij het KNIL.

Vier bommen overleven wij op die manier, daarna kwamen die Zero’s weer op ons af en wij wisten het instinctmatig: wij zouden nu mitrailleervuur moeten ondergaan. Maar plotseling braken zij hun aanval af en verdwenen. Oorzaak is een eenzame “Glenn-Martin” van een basis op Noord Java, die om welke reden dan ook, de Japanners op de vlucht deed slaan en wij hadden dit drama overleefd. De Glenn-Martin vloog drie rondjes om het schip, met haar vleugels wiegend als een groet en een gejuich van het schip ontlokte en wij bereikten tenslotte Java.

Na het lezen van veel beschrijvingen, over de verschillende acties, van de dappere “Janssens” uit het boek van de Australische auteur en die de gehele oorlog overleefde, ben ik er 99% zeker van, dat zij de “ms. Janssens” was, die ons naar Java bracht, maar die ene procent zou ik toch nog graag verzekerd zien. 

Na mijn korte beschrijving, voor onze mensen, in het ICM-online van Ferry Schwab, met de “Indische Kwestie”, aangaande het incident met Marlies van Zanten Hyllner in 2012, ging ik op vakantie naar Europa Twee van mijn drie kinderen wonen overzees. Ik had mijn artikel aan ICM-online laten lezen, die het prompt publiceerde, eigenlijk zonder daar eerst mijn toestemming voor te vragen, maar “no matter”. Mijn artikel heb ik met de grootste moeite gedurende mijn reizen proberen te volgen.

Doordat ik constant onderweg was, kon ik zonder de medewerking van Ferry Schwab ook geen lid worden, ik ben niet zo’n computerheld en heb ik nooit ooit iets van het kennelijk regelmatige commentaar op mijn artikel kunnen volgen. Dit vond ik zeer spijtig en werd ik daar door ICM en Ferry zelf ook niet verder geholpen. Ik heb nu het contact met ICM en Ferry  verloren; ook al omdat zij met hun activiteiten meer op de Nederlandse dan op de buitenlandse Indische bevolking zijn gericht. Pasar Malam dit en Pasar Malam dat, waar wij (van overzee), helaas niet naar toe kunnen gaan. Bovendien wil ik hem verder ook niet met mijn besognes lastigvallen. Mijn reden daarvoor is gewoon, omdat ik samen met mijn familie niet alles alleen maar heb verloren in en van het oude Nederlands-Indië, maar dat wij dankzij mijn vaders hoge functie (de nr. drie in de top bij de B.P.M.-Shell, op Balikpapan Borneo en daarbij Tarakan), ondanks de oorlog nog geweldige investeringen hadden in Engeland en de U.S.A. Tegoeden van de B.P.M. die onder grote woede van de toenmalige Nederlandse Regering, wel al haar mensen het achterstallige salaris en pensioen uitbetaalde. Maar onze investeringen, bezittingen en gelden, zijn ons in Nederland allemaal door toedoen van de Nederlandse Staat ontnomen. De Nederlandse autoriteiten zijn er ook de schuld van geweest, dat ook ons eigen huis of eigenlijk dat van mijn (voogd) grootvader, waar wij notabene in opgegroeid waren, ons ontnomen is. Ons huis is gewoon geconfisceerd      en dat 24 uur voor we in Amsterdam als repatrianten aan wal kwamen.  

Komt daarbij ook nog eens de Wet tot de HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW (die pas in 1956 gewijzigd werd)  EN DAAR OOK NOG EENS BOVEN OP, MIJN MOEDER EN HAAR DUITSE ACHTERGROND, kregen we de zoveelste schop onder ons achterwerk. Daar kwam nog bij dat wij bij de, door Nederland en haar bevolking, ongewilde Indische Nederlanders behoorden. Hoe is dat mogelijk, wat kon er nog meer tegen ons worden ondernomen. Hoe meer konden wij nog vernederd worden. Helaas, alsof dit allemaal nog niet genoeg was, dit was in feiten nog maar het begin van onze ellende, zoals men in deze artikelenserie die ik speciaal voor de NICC Nieuwsbrief heb beschreven, zal ontdekken.

Buitengaats van IJmuiden, kregen wij op de “ms. Slooterdijk van de HAL”, waarmede wij uit Indië arriveerden een telegram van de Amsterdamse Autoriteiten. Ons huis in Amsterdam Centrum werd nu opgeëist voor Nederlanders en wij moesten nu zelf maar voor onze accommodatie zorgen. Er werd ons door deze autoriteiten geen verdere hulp verleend voor het vinden van een andere behuizing.

Ons huis, het ouderlijk huis van mijn Vader, was gedurende de depressie, door mijn Vader, van mijn grootvader gekocht, om hem met zijn kunst schilders zaak, beneden in zijn souterrain te redden van bankroet. Dat was dus vanaf dan ook ons huis, Cornelis Anthoniszstraat nr. 8 in Amsterdam Centrum.  

Mijn grootvader, tevens mijn voogd, en de wet  handelingsonbekwame vrouwen, toen ook nog benodigd als haar mannelijke familie lid, woonde nog steeds in het souterrain. Het bovenhuis had hij helemaal opgeknapt met parketvloeren en nieuw behang, zodat het voor ons prettig wonen zou zijn. Ook had hij in de buurt naar scholen voor mij  geïnformeerd, ik was nog niet naar school geweest en kon nog steeds niet lezen of schrijven, of zelfs tellen. Dat was in oktober 1946 en ik was dus tien jaar oud.

Nogmaals mijn ouders in ons huis in Pladjoe aan de Moesi rivier.

NU KOMT  VOOR ONS,  ONS DUBBELE ONGELUK.!!! 

A.)  Van Indië komende waren wij in Nederland niet welkom.

B.)  Vanwege de confiscatie van ons huis, verloor ik mijn voogd (groot-vader ) die al in zijn tachtiger jaren was en hij was nog steeds herstellende van de laatste en vreselijke hongerwinter in Amsterdam.

C.)  Mijn Moeder was een Duitse en sprak dus met een Duits accent en in Nederland heerste een grote anti Duitse gezindheid en haat. Haar Nederlandse paspoort, was van geen consequentie.

D.)  Mijn Moeder was door de wet van de “HANDELINGSONBEKWAAMHEID VAN DE VROUW,” onbevoegd en onmachtig, om voor haar eigen belangen te zorgen, zonder een mannelijke bijstand of familielid. Mijn grootvader niet alleen mij als voogd, was maar ook mijn Moeder  ontnomen als inwonend mannelijk familielid, door die actie tegen ons.

E.)  Mijn Grootvader was vanwege zijn gezondheid ook behoeftig aan mijn moeders hulp en bijstand; een wederzijds drama.

F.)  Mijn moeders familie zag een kans in Duitsland, in de Britse bezettings-zone, mar de mogelijkheid voor ons, om daarheen te vluchten was nihil en er werd niet bemiddeld.

G.) Mijn alarmerende tekort aan educatie werd door deze situatie verzwaard. Er was voor mij geen oplossing en was ik vaak opgesloten en alleen, terwijl mijn Moeder noodgedwongen op stap was.

H.)  Mijn moeders, of liever mijn vaders reputatie, was mijn Moeder voorgegaan. Bij de B.P.M.-Shell, was mijn moeder bekend als de “Gouden weduwe Lemmens” Later ook de weduwe van de “JUNIO-MARU”.

I.)  Mijn Moeder ging voor hulp naar de B.P.M.-Shell, gesteund voor het voor-oorlogse advies van  haar man en mijn Vader, om nooit iemand te vertrouwen en zich alleen bij de B.P.M.-Shell te vervoegen. Ik was daar bij en hoorde die waarschuwing van mijn vader ook In Bandoeng, na de capitulatie.

J.)  Mijn Moeder werd naar de B.P.M.-Shell weduwen en wezen afdeling verwezen, waar een  een zekere J. den Besten zich onmiddellijk over haar ontfermde en haar omringde, met alle zo welkome attentie, die zij van de Nederlandse autoriteiten moest ontberen. Deze man had in zijn functie natuurlijk inzage in onze papieren, hij liet mijn moeder na die tijd niet meer los en ging de begeleidde haar, totdat hij mijn Moeder binnen het jaar te pakken had, met hemelse beloften, ook jegens mij en met grote vooruitzichten en alle mogelijke attenties. Het was de Heer of liever de “bandiet”, Jannes den Besten gelukt om ons in te palmen. Zijn broer NICOLAAS den Besten, zou in de latere vijftiger en zestiger jaren de Amsterdamsche Bank oplichten voor 60 miljoen gulden met de zogenaamde “SOCRATES AFFAIRE”.

Waar was de verantwoording van de B.P.M.-Shell, in deze situatie  voor een gewezen en eens “zeer” belangrijke top-employé’, zijn weduwe en zijn weeskind (hierop geef ik ook een antwoord, verderop in mijn relaas). Helaas, voor mijn Vader, in zijn hoge positie, waren er ook vijanden en die waren nu zelfs machtiger na die oorlog, die door die ons beiden individuen was overleefd. Een was de zoon van een zittend directie lid van de B.P.M.-Shell in het hoofdkantoor, nu zat hij zelf in die directie, ir. Jan Brouwer en de andere, een verrader en collaborateur met de Japanners, die daarmee zijn familie had gered, een dr.ir. in de Archeologie, H.H. Brons, Ab in de omgang. Hij was later in Nederland, de oprichter en directeur van de R.R.P., de Rotterdam Rijn Pijpleiding Maatschappij,  een dochteronderneming van de Shell, voor het transport van olieproducten naar Duitsland, die dat werd dankzij zijn vriendje de eerder genoemde directeurszoon, ir. Jan Brouwer. Beide “heren” werden door mijn Vader gecorrigeerd, uit naam en in opdracht  van de B.P.M.-Shell, vanwege hun slechte openbare gedragingen en hun onbetaalde rekeningen van voor de oorlog. Voor welke redenen ook hun  

aanvraag tot een salarisverhoging was geweigerd.

Het was niet mijn vaders keuze maar het was wel in zijn functie, deze mensen daarvoor te berispen. Wat een ongelukkige omstandigheid, dat ook in dit geval, het wederom de B.P.M.-Shell was, die ons daarmede dupeerde, vooral met de toekomst- mogelijkheden, die deze twee individuen later zouden of konden hebben.

Wij, mijn moeder en ook ik, moesten daar na die oorlog een dubbele prijs voor betalen, was dat nodig, was dat fair. Onze familie was door deze ongelooflijke samenloop van omstandigheden ernstig gedupeerd.

(tot zover het eerste deel van het levensverhaal van Adrian Lemmens, dat   hij voor deze NICC Nieuwsbrief schreef).


Reactie Jan De Keten Webmaster ICM.

In het artikel werd Ferry Schwab (ICM)  in het negatief daglicht gesteld. Ferry kennende staat voor iedereen klaar van "hoog" tot "laag"; Ik ken hem al lang van uit zijn projecten van zijn bedrijf. Een manager waar velen een voorbeeld aan kunnen nemen - desondanks de grote druk en spanningen, stond hij altijd klaar, en al bel je hem om  2 uur s'nachts uit zijn bed. Ik kan mij niet vinden in het verhaal van Adrian Lemmens, wie publiceert kosteloos een verhaal, en waarom hebben de andere leden uit New Zeeland zoals een Ivo geen problemen gehad! Adrian had drukker met zijn rijzen en moet zich afvragen of hij ook dat over heeft voor andere Indo's, behalve dat zijn eigen verhaal centraal wil plaatsen.

Deze vraag zal Adrian zich zelf moeten stellen het feit dat dit ook bij NICC is gepubiceerd zegt genoeg, lijkt mij een excuusjes wel op zijn plaats. Welke Indo runt 14 jaren een toko als ICM, met ondankbare mensen, sorry het moet er even uit!. Zonder ICM was dit verhaal niet wereldwijd verspreid. Waarom heeft Ivo geen problemen met ICM, is nu al 2 jaren abonnee van ICM, woont ook in New Zeeland.

Jan De Keten Webmaster ICM

8 juli 2013.

Lees verder…

Tante Toetie en Tante Pop door: Yvonne Keuls

10897261101?profile=originalTante  Toetie en Tante Pop door:  Yvonne Keuls

Op mijn tachtigste verjaardag mocht  ik de prestigieuze Cultuurprijs van de stad Den Haag ontvangen. Deze prijs bestaat uit een bedrag van  € 25.000 die te besteden is aan een werkgerelateerd project. Met dit geld wil ik Den Haag een mooi bronzen beeld schenken van de twee “Indische tantes”, die uit Den Haag niet weg te denken zijn. Ik heb ze Tante Toetie en Tante Pop genoemd. Voor mij is er maar één kunstenaar die dit beeld tot leven kan wekken: Loek Bos, die ook al prachtige beelden maakte van Toon Hermans  en  Paul van Vliet.  

Hij heeft inmiddels al een schitterende maquette van de tantes gemaakt. De tantes zullen een permanente plek krijgen op het oer-Haagse Frederik Hendrikplein, hart van het rustieke Statenkwartier, waar al meer dan een eeuw vele Indische mensen wonen   en gewoond hebben. Helaas echter is het bedrag van de Cultuurprijs niet voldoende om het beeld in brons te kunnen vereeuwigen.

Inmiddels hebben het Prins Bernhardfonds, de M.A.O.C. Gravin van Bylandtstichting en restaurant Didong royaal gedoneerd. Ook Fonds 1818 heeft toegezegd het bedrag van € 6000 dat door crowdfunding op “Voor De Kunst” diende te worden opgehaald, te verdubbelen. Maar we zijn er nog niet. Daarom vraag ik aan iedereen die Tante Toetie en Tante Pop een bronzen plekje gunt, te helpen door een donatie over te maken. Dit kunt u doen op de rekening van Stichting “Voor De Kunst”, de initiatiefnemer van het standbeeld van De Indische Tantes. Het Comité van Aanbeveling bestaat uit: Jan Banning, Ruud Lapré, Wendy de la Rambelje, Liselore Rugebregt, Winnie Sorgdrager en Erry Stoové.

10897261478?profile=original

Lees verder…

10897253880?profile=originalOproep - registratie Indische tijdlijn 1999 tot 2013 op Indisch Internet.

Beste ICM vrienden,   

Graag willen wij een oproep plaatsen voor het volgende:

 

Onze nieuwe abonnee Henk Harcksen 62 jaar is op dit moment bezig met het schrijven van zijn boek. Henk heeft een Nederlandse vader, en Indische moeder. Beiden verbonden zich in Batavia (Jakarta). Zijn oorspronkelijk plan was ter ere van zijn ouders dit boek uit te brengen. Bovendien op deze leeftijd, wat voor een ieder herkenbaar is, komen de "roots" boven, dus ook bij onze Henk. Henk zit nog midden in het werkzame 24 uur economisch met  turbulente dynamisch leven als consultant in Software land ( Dit was ook mijn wereld).

 

Henk werd door oud - voorzitter Herman Bussemaker naar Het ICM verwezen, gezien het ICM Netwerk met veel kennis en ervaringen. Zoals U weet heeft ICM ook het boek “Saja mengaku / ik bekend” van Elise ondersteund. En het trof doel alle leden van de Eerste – en Tweede Kamer hebben het boek gelezen. Daarom zijn deze parlementariërs nu oom meer Indisch gekleurd.

 

Inmiddels is er ICM lezers - groep van 7 man in het leven groepen om te proberen een hoog gekwalificeerd boek te realiseren. Doel om via Belanda Henk "onze geschiedenis" te ventileren. Niet, met respect, op de traditionale manier zoals 100 Indische boeken maar een boek dat door een Indisch-forum wordt ondersteund mbt technieken, kennis en historie. 10 weten meer dan 1.

 

Velen weten niet naast dat ik een automatisering onderneming heb gehad, dat ik ook verantwoordelijk ben om naast systemen en mensen, ook documentatie moet opleveren.   Ik wilde dus ook deze methodiek inzetten, waar ik voor alles werd uitgeleverd diverse “lezers groepen” inrichten. Zoals Adriaan van Dis zei citeer” nu heb je nog alles te zeggen over je boek, is bij de uitgever dan heb je er niets meer over te vertellen”, dit alles even terzijde.

 

Zoals U bekend is heeft de 'Indische geschiedenis" van 1999 tot het heden alleen op het Indische Internet afgespeeld omdat debetrokken organisaties geen geld hadden voor een eigen Informatie & Communicatie wat ICM is of laat ik maar recht voor zijn raap zeggen die 35 miljoen in andere in rook opgaande hobby’s hebben gestoken. Deze zijn met betrekking tot:

  1. Ontwikkelingen voor het Gebaar.
  2. Ontwikkelingen Tijdens Het Gebaar voor het deel Individueel, collectief 124 projecten, helaas die in rook zijn opgegaan, en na enquete /onderzoek zijn mislukt. Geen 1 bestaat nog. De visie ontbrak hier; geen eigen Indische omroep met blad is niet grealiseerd en laten wij maar over de "levensvatbaarheid" van die projecten achterwege laten.
  3. Ontwikkelingen na het Gebaar.
  4. De Graanschuur
  5. Het Indisch Huis (dat door Interim managers van VWS letterlijk is leeg geroofd, en desondanks 1,2 miljoen Het Gebaar toch failliet ging.
  6. Voorts de ontwikkelingen rond het functioneren van het oude IP, waarvan beide voorzitters met als hun broodheer de Overheid bewust de Indo's in het bos hebben gestuurd.
  7. Ontwikkelingen Nieuwe - IP met vz Herman Bussemaker, en IP delegatie eindelijk tot actie kwam en nu de zaken onder van Rijn zitten! Chapeu voor dit Team dat begon in 2008.

Door gebrek aan geldmiddelen (ook een misser bij Het Gebaar),  had dit Indisch Netwerk geen adequate Informatie & communicatie naar de achterban zoals Het ICM.

Voornamelijk werd in eerste instantie NINES Online (Nu ICM) gebruikt.

NINES Online was een webportaal met MSN – Community die werd geïmplementeerd bij de vereniging NINES, lid van het oude Indisch Platform. Deze  werd gesponsord door Fastware & Advisering. NINES/ICM waren als eerste op het Internet omdat Fastware een afspraak had met MSN - Nederland, Later ontstonden op MSN Communities (Groepen) ; IIP - Mail List van Rick v/d Broecke, deze werd geassisteerd bij de startup door NINES Online (ICM), en vele andere Indo groepen; vergelijkbaar met het Facebook - Indo Groepen nu.

Niet onbelangrijk om nadrukkelijk te vemelden Blimbing van overleden Huib Deetman, Jambatan ...... die het Oude - IP het vuur constant aan de schenen legde.

 

Onze intentie is om in dit boek ook deze Indische tijdlijn 1999 tot 2013  erin te zetten. 

Kunt U zich nog herinneren welke heftige discussies op dit Indische Internet Netwerk heeft plaatsgevonden, zeker velen niet eens waren met de koers en handelen van het Oude Indisch Platform waar toen 8 Indische organisaties in zitten. Men had toen veel over de verdeling van die "spekkoek", omdat het Oude IP andere plannen had, en dit uitlekte via Het Indisch Internet naar .....

 

U kunt Uw herinneringen delen en opsturen naar schwab@icm-online.nl. U levert een belangrijke bijdrage aan deze geschiedenis. Graag met de bronnen en feiten in de bijlagen en of naam genoemd mag worden.

 

U wilt toch ook niet dat deze periode van veel missers ook onder het tapijt wordt geveegd als die voorgaande jaren?

Naast dat dit mede een hoogtepunt vornt in de Indowereld.

 

Ik ben ook te bereiken op mob. 06 1295 52 154 

Bijvoorbaat dank voor te nemen moeite.

Editor/ redaktie ICM

& Henk Harcksen Lid ICM

 

Ferry Schwab sr.

3 juli 2013

Lees verder…

Eerste editie van Kumpulan giga succes

Eerste editie van Kumpulan giga succes

HARDERWIJKER COURANT   –   Woensdag 19 juni 2013

Door Lex Schuijl

http://www.deweekkrant.nl/files/pdfarchief/HWC/20130619/RMC_HWC-1-23_130619_1.pdf

10897259465?profile=original Afgelopen zaterdag is de eerste ‘Indische Kumpulan’ in het Sociaal Centrum ‘De Kiekmure’ metgroot succes gevierd. De vriendenclub ‘Bersama’ van de Stichting Indische Harderwijkers keek haar ogen uit tijdens de eerste 

10897260053?profile=original

 bijeenkomst van Indische Harderwijkers en overige belangstellenden. De officiële opening werd door wethouders de Kleine en Pieter den Besten verricht.  Zij feliciteerden het bestuur met het prachtige initiatief dat een positieve bijdrage levert aan de integratie van de verschillende Harderwijkse entiteiten. De beide wethouders onthulden vervolgens een prachtig getekend drieluik van kunstenaar Henk Bakker.

In dit drieluik werden Indonesië, voormalig troepentransportschip de Johan van Oldenbarnevelt en Harderwijk met elkaar verbonden. Later op de avond is deze geveild en bracht 175 euro op. De massaal toegestroomde gasten genoten van een gezellig (familie) samenzijn, een soort reünie, met vooral lekker eten en live gespeelde muziek van SoulSelexion, The Blue Tones, gitarist Alex Gurita en zanger Lion Lee uit Harderwijk. Tenslotte werden er fraaie prijzen gewonnen tijdens de middag- en avondloterij. Het bestuur en de vrijwilligers mogen terugkijken op dit zeer geslaagde evenement en kijken al uit naar de volgende Kumpulan op zaterdag 9 november. Nog even terugkijken? Zie www.indischeharderwijkers. nl of 

Lees verder…